Inleiding:

> Ruiternomaden

> Grensland van het Westen

> Klimaat

> Invloeden

> Buurvolken

> Grenzen

> Politieke vrijheid

Een inleiding tot de Hongaarse geschiedenis.

Sinds ruim elf eeuwen speelt de Hongaarse geschiedenis zich af in het bekken van de Karpaten in Centraal Europa, in het stroomgebied van de Donau. Binnen de boog van de genoemde bergen is vooral de Grote Hongaarse Laagvlakte kenmerkend, terwijl de Karpaten zelf een opmerkelijk voorbeeld van een ideale natuurlijke grens vormen.
Zoals bekend kwamen de voorvaderen der Magyaren [Hongaren] naar men wel algemeen aanneemt, ooit uit het huidige Rusland, uit het uiterste Noordoosten van Europa, uit het stroomgebied van de Wolga, haar zijrivier de Kama, en het gebied bij het Oeral gebergte, aan de grens met Siberië. Hier wonen ook vandaag de dag nog –wat de taal betreft- in de verte verwante “Fins-Ugrische” volken, in een groot gebied verspreid, ten Westen van de Oeral, en met name ten Oosten van de Oeral, in het uiterste Westen van Siberië, bij de rivier de Ob. Enkele andere volken, die eveneens wat de struktuur betreft een aan het Hongaars enigszins ‘verwante’ taal spreken hebben het oorspronkelijke woongebied bij de Ural ook al enkele millennia geleden verlaten en zijn naar het Noordwesten getrokken: de Finnen, Kareliërs, Lappen en Esten.

Ruiternomaden

Op hun langdurige en verre reizen naar het Zuidwesten, richting Zwarte Zee, hebben de Hongaren als ruiternomaden, in de 9e eeuw ook enige tijd onder invloed en heerschappij van andere volken gestaan, maar als een van de weinige nomadische ruitervolken die vanuit het Oosten van Europa naar het westen trokken, hebben ze hun eigen karakter min of meer kunnen bewaren.
Tot deze tijd beschikt men niet over schriftelijke bronnen, maar vanaf ongeveer 860 wordt voor het eerst in het Oosten van Europa, Byzantium, notitie van deze Magyaren genomen.
Naar men algemeen aanneemt zijn de Magyaarse stammen aan het einde der 9e eeuw, in 895/896, onder leiding van hun vorst Árpád, het huidige woongebied, het bekken van de Karpaten, of Pannonische vlakte, via enkele passen in de Noordoostelijke Karpaten binnengevallen, toen ze naar het Westen opgejaagd werden door andere stammen: een andere richting was er voor hen niet.


Maar zij hebben in de eerste helft der 10e eeuw ook als krijgshaftige strijders door hun strooptochten schrik en verderf in het Westen van Europa, van Spanje en Italië tot in het Noorden van Duitsland en Frankrijk, verspreid, waarbij velen in Europa hen onwillekeurig vergeleken met de woeste Aziatische Hunnen.

Na een zware nederlaag in Beieren in 955 komen de Hongaren als het ware tot inkeer. Het is dan een kwestie van verder leven op een veel meer vreedzame manier óf dood door zelfmoord: óf men past zich aan het christelijke feodale Europese statensysteem aan, óf men gaat de ondergang tegemoet door een verder zinloze strijd tegen gevestigde Europese staten.


Hongarije als grensland van het Westen

De meeste belangrijke vorst der Hongaren, Géza [Geysa], een afstammeling van Arpád, kiest dan logischerwijs vanaf ± 970 voor het voortbestaan van zijn volk en dus voor aanpassing aan de bestaande [christelijke] Europese cultuur, en de rivier de Donau zorgt van nature vanaf dat moment al voor een goede verbinding met Beieren en Oostenrijk.
Zijn zoon Vajk of Stefanus [István] krijgt zelfs van de paus uit Rome in 1000 de koningskroon, waardoor de banden met de Latijnse kerk van het Westen, van Rome, definitief worden. Dat betekent dat Hongarije als christelijk koninkrijk vrijwel vanaf het begin een soort grensland van het Westen wordt: het keert zich af van, of staat met de rug naar, de Byzantijnse, orthodoxe kerk van het Oosten en de Balkan, en vooral breekt men voorgoed met het heidense en nomadische verleden.
Toch blijven via mondelinge overlevering de verhalen en sagen over dit heidense verleden der voorvaderen altijd leven, en de nieuwe godsdienst met de christelijke zeden en gewoonten, dringt ook vooral via een sterk koninklijk en centraal gezag pas geleidelijk en langzaam door.
Eeuwenlang, vanaf het einde van de 9e eeuw tot in de 20e eeuw werd Hongarije als staat begrensd door de Karpaten: vanaf de voormalige “Hongaarse Poort” bij het huidige Bratislava [Hongaars: Pozsony, Duits: Pressburg] tot aan de ”IJzeren Poort” bij Orsova in Roemenië, en verder door de Donau en haar zijrivieren, de Drau [Dráva, Drave] en de Save [Száva]. In het Westen wordt het bekken der Karpaten begrensd door de uitlopers van de Alpen.


Klimaat

Het Karpatenbekken is naar het westen veel meer open dan naar het noorden en oosten. O.a. de Hoge Tatra [> 2.660 m] in het noorden en de Zuidelijke Karpaten [> 2.550 m] in het oosten zorgden voor een zekere afsluiting van Hongarije naar het noorden en oosten, en de Donau en de geografische opening naar het westen zorgden voor contacten met Oostenrijk en Duitsland, m.n. Beieren. Ook op economisch en cultureel gebied had het westen van Europa altijd veel meer te betekenen dan het oosten. Het bekken der Karpaten vormt ook het overgangsgebied tussen de Poolse Laagvlakte en de zuidelijke gebieden van de Balkan, en ook tussen de Alpenlanden in het westen en de zuidelijke Russische vlakte aan de Zwarte Zee, de Ukraïne. Dit bekken heeft een landklimaat, maar er is ook sprake van invloed van zeewinden uit het westen.
Hongarije grenst weliswaar nergens aan de zee, maar wel is en blijft de Donau, als een van de grootste rivieren van Europa, van groot belang voor de verbindingen naar Oostenrijk en Duitsland in het noordwesten en naar het zuidoosten, de Balkanlanden en Zwarte Zee.


Invloeden

Eeuwenlang heeft Hongarije invloeden ondergaan van de grote en machtige rijken in Europa: vooral van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en het Byzantijnse rijk in de Middeleeuwen, van het Ottomaanse rijk der Turken en van Oostenrijk, het Habsburgse rijk in de nieuwere geschiedenis, en van Duitsland en Rusland gedurende een groot deel der 20e eeuw. Ook vanuit Italië en Frankrijk dringen al vanaf de middeleeuwen soms sterke culturele invloeden in Hongarije door via bijvoorbeeld een koninklijk huwelijk.
Toch heeft het kleine Hongaarse volk, van tegenwoordig ongeveer 13 miljoen mensen, zonder verwanten in de wijde omgeving en met name door de taal bijzonder geïsoleerd, zich de eeuwen door weten te handhaven, door een relatief grote strijdbaarheid en zelfbewustzijn als natie.
Het land der Hongaren, of Magyaren zoals zij zichzelf noemen, is in de loop der tijden echter wel verschillende malen veroverd, bezet, verwoest, leeggeplunderd, verdeeld, met alle middelen onderdrukt, geterroriseerd, verslagen, maar het volk is nooit ten onder gegaan. Dat mag een wonder heten, gezien ook het feit dat van alle rijken van vroegere bewoners van dit gebied, vóór de komst der Hongaren aan het einde der 9e eeuw, niets is overgebleven dan uit opgravingen kon worden gevonden.
Men heeft al in de 13 eeuw de Tataren niet kunnen tegenhouden, in de 16e en 17e eeuw min of meer lijdelijk moeten toezien dat Turken en Habsburgers het land verdeelden en onderwierpen en in een vrijwel constante oorlog met elkaar waren verwikkeld, en in de 20e eeuw kon men na de nederlaag van de 1e Wereldoorlog geen weerstand bieden aan Tsjechen, Roemenen en Serviërs, die definitief grote delen van het eeuwenoude koninkrijk bezetten, evenmin als aan de Duitsers in en de Russen aan het einde van de 2e Wereldoorlog.
Vele decennia lang konden de Hongaren op hun bankbiljetten weliswaar de grote helden der vaderlandse historie zien, maar al die helden waren in ballingschap vèr buiten het vaderland gestorven, in de strijd gesneuveld, het land uitgevlucht of het slachtoffer geworden van een verloren vrijheidsstrijd, etc. Maar toch: deze kleine natie bleef trots op haar verleden en putte daaruit een soort natuurlijke kracht en weerstand…..


Buurvolken

Het oosten van Centraal Europa is het domein van kleine volken. Tussen de Germaanse Duitsers en de Oost-Slavische Russen waren de relatief kleine volken, naties, evenwel niet opgewassen, wanneer de invloed of macht van Berlijn en St. Petersburg of Moskou werkelijk groot werd!
Deze kleine volken hebben in de geschiedenis zelden of nooit een eenheid, een federatie, of een verbond kunnen of willen sluiten. Het gebied vormt geen geheel, men voelt weinig of geen onderlinge banden, hoogstens tijdelijk eenzelfde lot, en de verschillen in cultuur, taal, geschiedenis, zijn te groot, men werd nooit samen bedreigd; de belangen van deze volken liepen vrijwel altijd uiteen. Met een zekere trots weet men te melden dat de Hongaren slechts met één buurvolk en –staat in al die 10 eeuwen nooit strijd hebben gevoerd: n.l. met Polen!  
Wel waren o.a. de Polen, Tsjechen, Hongaren en relatief korte tijd ook Serviërs en Bulgaren in staat om een min of meer onafhankelijke staat, een koninkrijk te vormen, maar de imperia van de Habsburgers vanuit Wenen, de Ottomanen vanuit Constantinopel, en later [20e eeuw] de Duitsers vanuit Berlijn en de Russen vanuit Moskou hebben aan de vrijheid en onafhankelijkheid van de genoemde veel kleinere landen meer dan eens op hardhandige wijze een einde gemaakt.


Grenzen

Zelfs in de jaren ’20 der 20e eeuw, toen als door een toeval de invloed en macht van zowel Duitsland als Rusland tegelijkertijd nihil was, bestonden er veel te grote tegenstellingen, die vooral aangewakkerd zijn door de vredesverdragen van 1919/1920, tussen de zeer bevoorrechte ”overwinnaars” en de vernederde landen zoals Hongarije, zodat ook toen geen voorwaarden voor een vorm van samenwerking bestonden.  
Veel grenzen zijn juist in dit deel van Europa in de loop der eeuwen verschoven, maar juist de Hongaarse grenzen bleven vanaf de 10e tot in de 20e eeuw vrijwel onveranderd bestaan, of liever: werden hersteld. Maar ook déze grenzen waren, naar het oordeel van de genadeloze, harde, overwinnaars der 1e Wereldoorlog aan een definitieve en wel zeer grondige wijziging toe.
Zo wordt de Hongaarse geschiedenis aan de éne kant gekenmerkt door buitenlandse invloeden en penetratie, die vaak -vanaf de 16e tot in de 20e eeuw- een beslissende wending gaf, en aan de andere kant de zeer sterke wil van de Hongaarse natie om zichzelf te midden van voor haar “vreemde“ volken te handhaven en te overleven.
Hierbij spelen, naar men wel mag aannemen, de voor alle anderen zeer moeilijke taal en de ‘vreemde’ afkomst en cultuur van dit kleine volk een grote rol: voor alle buurvolken, zowel Germanen als Slavische als Romaanse buren zijn de Magyaren volstrekt onverstaanbaar, en volkomen geïsoleerd, totaal anders, niet Europees.Nu aan de heerschappij en invloed van de laatste buitenlandse bezetters in heel Midden en Oost-Europa een einde is gekomen, en de parlementaire demokratie is ingevoerd, is eindelijk de tijd rijp voor een algemeen Europees veiligheidssysteem en voor open grenzen, vrijheid en samenwerking in een sfeer van internationaal overleg, waarin ook kleine landen zoals Hongarije een eigen plaats kunnen innemen. Pas nu is het vooruitzicht hierop reëel!

Politieke vrijheid

Men heeft sinds het einde van de 20e eeuw dus het gevoel, zelfs de overtuiging, dat men alle politieke drama’s, oorlogen, revoluties van extreemrechts tot en met extreemlinks, alle opstanden en terreur definitief heeft overwonnen en achter zich heeft gelaten. Het denken in termen van ‘vijanden’ is daarmee evenwel nog niet direkt uit de hoofden en harten verdwenen, maar het lidmaatschap van NATO en EU biedt toch een grote mate van politieke vrijheid, enige stabiliteit en mogelijkheden tot verdere economische groei.