< Terug

5. Hongarije in de XVIII eeuw, 1703 tot 1792

5.5  Keizer en koning Leopold II, 1790 – 1792

De nieuwe keizer van het Duitse rijk en koning van Hongarije, Leopold II, die zijn broer opvolgt is op 6 mei 1747 geboren in Wenen, en is als hertog van Toscane bekend geworden. Hij was de lieveling van z’n moeder die hem “een voorbeeld voor alle heersers” vond. Ook Leopold is wel beïnvloed door de nieuwe ideeën van z’n tijd, maar in tegenstelling tot z’n oudere broer Josef is hij veel meer flegmatiek, bedachtzaam, en wil vooral bemiddelen. Ook is hij een slimme tacticus, en wenst geen absolute heerschappij maar is hervormingsgezind, verstandig, en geneigd om aan het volk vrijheden te geven: in de vele jaren in Toscane heeft hij dat al overduidelijk bewezen! In 1790 wordt hij door de plotselinge dood van z’n broer ineens naar Wenen geroepen….
Al direkt in 1790 wordt hij met grote moeilijkheden geconfronteerd, die z’n voorganger voor een groot deel zichzelf op de hals heeft gehaald, maar hij probeert ze door een verzoenend en gematigd beleid op te lossen. Hij hoort en ziet overal ontevredenheid en onzekerheid, en heeft al onmiddellijk de indruk dat alle provincies in oproer zijn en dat iedereen z’n rechten en privileges terug wil hebben….
De Franse revolutie, waarvan de principes eerst door Leopold II waren verwelkomd, wordt langzaam maar zeker ook een bedreiging voor de Habsburgse monarchie: zelfs maken -naar men zegt- “jakobijnen” het ook in Oostenrijk moeilijk om vast te houden aan constitutionele waarden! Vandaar dat er nu voor het eerst in de Habsburgse monarchie een geheime politie tot stand komt, die werkt met anonieme verdachtmaking en spionnen en andere bedenkelijke methoden. Op den duur wordt dit in de monarchie zelfs tot een almachtig apparaat, een gevestigde instelling…...
Ook in Hongarije is het onrustig: Hier hebben adellijke tegenstanders van Josef II al eerder uit ergernis over het optreden van deze vorst zelfs in het geheim contact gezocht met Pruisen en hebben de kroon willen aanbieden aan de hertog van Saksen-Weimar. Men bereidde in het geheim ook een opstand voor en de adel wilde geen geld, graan en rekruten meer leveren aan de gehate koning. Voor Leopold II is dit vooral een wijze les: je kunt het overleg met de Hongaarse standen beter aanpakken zoals je moeder het deed dan hen negeren zoals je broer, die later -veel te laat- nog spijt kreeg van bijna alles, dat deed.
Verder is de oorlog tegen de Turken niet beëindigd en kan evenmin worden gewonnen, ook al omdat Pruisen vanwege deze oorlog [opnieuw!] een vijand van Oostenrijk is geworden. Ook de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden is tegen het bewind van Jozef II in opstand gekomen. Maar door zijn voorzichtige optreden bereikt Leopold II in korte tijd weer een zekere rust en consolidatie!
Al in juli 1790 wordt de Hongaarse landdag in Buda bijeengeroepen om overleg te plegen over de a.s. kroning, en de Hongaarse heilige kroon is dan al, op 21 februari, feestelijk uit Wenen naar Buda teruggebracht. Hoewel een klein groepje radikale revolutionairen onder invloed van de Franse revolutie tegen de Habsburgers als wettige vorsten ageert, omdat volgens hen Josef II “het contract met de Hongaarse natie heeft verbroken”, naar de opvattingen van Rousseau [al ziet men dan geheel over het hoofd dat deze filosoof geen standenmaatschappij zoals Hongarije nog bestaat, heeft gewenst] is de overgrote meerderheid op de landdag toch geneigd om, na belangrijke concessies van de kant van de nieuwe koning, hem als koning te aanvaarden.
De meerderheid der afgevaardigden wenst b.v. erkenning van de onafhankelijkheid van Hongarije en een duidelijker vaststellen van de rechten van de landdag en van de koning, een eigen leger en eigen financiën, Hongaars in plaats van Latijn [of, zoals Josef II bepaalde: Duits], het herstel van de oude grenzen d.w.z. de annexatie van Zevenburgen en een vrije handel met de Oostenrijkse erflanden. Concessies die verder gaan dan de “Pragmatieke Sanktie” weigert Leopold eerst echter vastbesloten te accepteren, maar een duidelijk programma met dergelijke Hongaarse eisen is er niet.
Omdat Leopold II zich in een moeilijke binnenlandse en buitenlandse positie bevindt, probeert hij in eerste instantie tegenkrachten tegen de Hongaarse adel [natie] op de landdag te verzamelen, door o.a. een beroep te doen op de latente nationalistische gevoelens bij de zelfbewuste en welvarende Serviërs in het zuiden van het land. Er komt n.b. een Servisch nationaal Congres in Temesvár bijeen, en men eist hier autonomie voor het gebied, een eigen Hofkanzlei in Wenen en een Oostenrijkse aartshertog als “bán van Illyrië”. Die Hofkanselarij  zal zich alleen bezig mogen houden met de zaken van de [Servische] orthodoxe kerk, maar na protesten van de Hongaarse landdag wordt ze al snel [in 1792] weer opgeheven.

Dracht van Hongaarse mannen, 18e eeuw

top

Ook moedigt de koning de stedelijke burgerij aan om een ruimere vertegenwoordiging op de landdag te krijgen, maar ook hiertegen protesteert de adel: rechten voor nog meer Duitstalige burgers wenst men niet!
De koning probeert ook voorzichtig iets te doen voor de boeren tegen hun adellijke heren, en hij verzoent zich met Pruisen: op 27 juli 1790 sluiten Oostenrijk en Pruisen de “Conventie van Reichenbach”, en op 4 aug. 1791 volgt de vrede met Turkije: Oostenrijk geeft de veroverde gebieden in Walachije en het latere Servië terug aan de Turken. De Hongaarse opposanten moeten hun hoop op Pruisen opgeven……..
In de herfst van 1790 wordt de landdag weer naar Pozsony [Pressburg/Bratislava] overgebracht en op 17 november 1791 volgt de kroning van Leopold [Lipót] II tot apostolisch koning van Hongarije, waarbij hij zoals gebruikelijk de eed op de constitutionele wetten van het land aflegt en zweert de vijanden uit alle richtingen tegen te houden….’s Konings vierde zoon Leopold [Lipót, 1772-1795] wordt door de landdag tot paladijn aangewezen, hoewel sommigen het wèl vreemd vinden dat voor het eerst in de geschiedenis een Habsburgse aartshertog tot paladijn [nádor], een soort onderkoning, van Hongarije wordt aangewezen [gekozen].
Daarna blijkt op de zittingen van de landdag dat beide partners, zowel de vorst als de natie [de landdag], tot een compromis bereid zijn: o.a. de snelle en onvoorspelbare - maar wel angstaanjagende - ontwikkelingen in Frankrijk brengen beide partijen tot elkaar. De landdag wenst vooral een einde aan de methoden van de vorige koning Josef II; aan het zgn. ”jozefinisme” en men wenst een terugkeer tot de status quo ante van1780. Formeel heeft Josef II op zijn sterfbed dan wel de vroegere situatie hersteld, maar garanties tegen een herhaling ervan heeft men uit Wenen niet gehoord! Mede daarom neemt deze landdag de later vele malen aangehaalde wetten van 1790/91 aan, waaronder Wetsartikel X 1791:
“Hongarije vormt samen met de partes adnexae [Kroatië en Slavonië] een vrij koninkrijk en is onafhankelijk met betrekking tot de hele wettige regeringsvorm, in welke term is begrepen elk onderdeel van de regering, d.w.z. het is van geen ander koninkrijk of vorst afhankelijk, maar het heeft zijn eigen afzonderlijk bestaan en eigen constitutie, en het behoort daarom geregeerd en bestuurd te woorden door zijn erfelijke koning, gekroond volgens de wet, n.l. door zijne Allerheiligste Majesteit en zijn opvolgers, de koningen van Hongarije in overeenstemming met zijn eigen wetten en gewoonten, en niet op de manier van de andere provincies, zoals is voorgeschreven in artikel III van 1713 en VIII en XI van 1741”.   
Na de ervaringen met Josef II, die zich immers nooit liet kronen, neemt men ook wetsartikel III aan:
“Toekomstige koningen moeten worden gekroond zonder uitstel binnen zes maanden na de dood van hun onmiddellijke voorgangers, en tot deze plechtigheid van de kroning zal hebben plaatsgevonden, wordt het koninklijke recht van het toekennen van titels en privileges opgeschort”…. en…. “Zijne Majesteit erkent vrijwillig het fundamentele principe dat de macht om wetten aan te nemen, te herroepen en uit te leggen, gemeenschappelijk uitgeoefend moet worden door de koning en de landdag. Zijne Majesteit zal de wetgevende macht van de Standen in volle kracht ongeschonden handhaven. De Standen en de Orden [d.w.z de delegaties der comitaten op de landdag] van het rijk wordt verzekerd dat het koninkrijk en de partes adnexae nooit bestuurd zullen worden door middel van edikten of zogenaamde patenten, die in ieder geval nooit zullen worden aanvaard in enig onderdeel van het bestuur”. 
De landdag zal volgens art. 13, ieder derde jaar bijeenkomen of vaker als dat nodig is in het algemeen belang, de “Stadhouderlijke Raad” [in Wenen] is het opperste uitvoerende orgaan, los van alle andere departementen [art. 14] en in geen enkel geval zal in het bestuur van welke soort ook, een vreemde taal worden gebruikt [art. 16]. Ambtenaren leggen geen eed van trouw aan de koning af maar aan de wetten van het koninkrijk [art. 18] en door de koning kunnen geen subsidies in geld of natura en evenmin rekruten worden gevraagd [opgeëist] te leveren, zelfs niet in de vorm van vrije giften of onder welk voorwendsel dan ook, buiten de Hongaarse landdag om, behalve in gevallen voorzien bij art. XXII van 1741. Alleen de landdag [országgyűlés, Ordines, de standen] heeft dus het recht belasting te heffen en rekruten voor het keizerlijke [en koninklijke leger] op te roepen!
Aan de boeren [lijfeigenen] wordt wel vrije beweging [reizen] toegestaan en ook enkele andere bepalingen betr. de lijfeigenschap blijven van kracht, maar voorlopig blijft het Urbariaal Patent van Maria Theresia van kracht, waarbij dus de lijfeigenschap met herendiensten enz. blijft bestaan of weer wordt ingevoerd!
Voor het eerst blijkt op deze landdag van 1790/91 dat een aantal edelen weer in het openbaar Hongaars spreekt, hoewel Latijn formeel weer is hersteld als de officiële taal van het land. 

top
       
Het Edikt van Tolerantie, dat door Josef II niet is herroepen wordt bevestigd, waarbij als historische basis de godsdienstvrede van Wenen uit 1608 en die van Linz uit 1647 worden vastgesteld. Hoewel de rooms-katholieke bisschoppen, die ook leden van de Magnatentafel [het Hogerhuis] zijn, samen met de hoogste adel [magnaten] en de főispáns [de gouverneurs der comitaten] de zaak weer willen terugdraaien, achten toch de protestantse leden van de landdag en de katholieke leken de nationale eenheid en de vrijheid van godsdienst van meer belang dan de strakke standpunten van het episcopaat! Dat is een opmerkelijke maar verheugende zaak!
De vrijheid van godsdienst wordt ook bevestigd voor de al erkende kerken, terwijl voortaan ook de orthodoxe kerk in Hongarije in feite wordt erkend [art. XXVII]. Verder mogen protestantse kerken voortaan ook kerktorens met klokken hebben [en die luiden] en het verschil tussen openbare en privé-kerkdiensten vervalt. De evang.-luthersen en de calvinisten mogen voortaan zoveel kerken laten bouwen als ze wensen!
Aan joden wordt ook meer vrijheid gegeven: voortaan kunnen ze zich in de steden vrij vestigen en krijgen de vrijheid om handel te drijven of zich met de nijverheid bezig te houden.
Wel blijft in Kroatië-Slavonië de aankoop van land door niet-katholieken [dus protestanten, die hier een zeer kleine minderheid vormen], verboden, maar de rooms-katholieke kerk in Hongarije moet toch een flink aantal concessies doen: de bisschoppen zien nu eindelijk af van hun formele jurisdiktie over alle inwoners van het land, dus van hun politieke almacht, en voor de kinderen uit een kerkelijk gemengd huwelijk wordt een rechtvaardiger regeling getroffen, hoewel er in de praktijk niet veel verandert: kinderen uit zo’n huwelijk worden door de kerk van Rome immers zonder meer beschouwd als r. katholiek en moeten dus ook zó worden opgevoed, ondanks de wil van de ouders. De seminaries van de staat [door Josef II opgericht] worden opgeheven en  de religieuze ordes worden weer toegelaten of hersteld.
De godsdienstvrijheid zoals die van nu af in Hongarije bestaat acht men ook van belang voor een toekomstige eenheid met Zevenburgen, waar immers de vrijheid voor protestanten allang bestaat en is erkend.
Overigens wordt ook in het grootvorstendom Zevenburgen in 1790/91 een landdag geopend, en hier is voor het eerst sprake van de positie van de Roemenen in dit gebied: zij vormen immers de numerieke meerderheid hier, maar hebben geen enkel recht: hun taal en kerken en zijzelf worden als “historische natie” niet erkend! Toch zijn ook enkele Roemeense geestelijken en andere geletterden zich bewust geworden van deze ongelijkheid en willen erkenning als “vierde natie” van Zevenburgen. Na de dood van Josef II worden ook in dit gebied bijna alle hervormingen teruggedraaid en de landdag kan ook hier weer bijeenkomen. Twee Roemeense geünieerde bisschoppen dienen hier zelfs een officieel verzoekschrift in, de zgn. “Supplex Libellus Valachorum”!
Hierin vragen ze om erkenning als 4e natie van Zevenburgen [Transylvanië] en een officiële erkenning van de beide Roemeense kerken [orthodox en geünieerd]; de Roemenen zouden als numeriek de grootste natie ook evenredig vertegenwoordigd moeten zijn, aldus de petitie. De bisschoppen verwerpen ook het pakt van 1438 van de drie heersende naties, de Hongaren, de Saksen en de Székler-Magyaren. Maar…. de landdag verwerpt dit verzoek, en de reden is voor iedereen duidelijk: men wil de bestaande verhoudingen handhaven! Overigens wordt formeel gezegd dat de landdag nu eenmaal geen nationaliteiten erkent, alleen adellijke nationes, van welke etnische afkomst men dan ook is! Wel is dit voor de Magyaren en Székler een sein: zij hebben -om hun posities te behouden- belang bij een eenheid met Hongarije! Vanaf 1810/11 komt de landdag van Zevenburgen overigens helemaal niet meer bijeen.
Op het gebied van de taal is de Hongaarse landdag van 1790/91 ook van belang: door middel van art. VII neemt men verder stappen op weg naar erkenning van de Hongaarse taal: voortaan is de studie van deze taal een onderdeel van het onderwijs [en van bijzondere studie in Kroatië], en niet-Magyaarse studenten aan academies en universiteiten zullen dispensatie krijgen als ze niet de bedoeling hebben om in het land te blijven. Voortaan zal kennis van de Hongaarse taal een voorwaarde zijn voor een benoeming in een openbaar ambt, en vakatures zullen worden opgevuld met mensen die de Hongaarse taal machtig zijn!

Duizenden Serviërs vluchtten ook in de 18e eeuw naar Hongarije

Helaas is het koning en keizer Leopold II niet gegund om de resultaten van zijn maatregelen, die bedoeld zijn om de rust herstellen en de ontevredenheid weg te nemen, ook zelf te zien: hij sterft op 1 maart 1792, kort nadat hij op 7 februari nog een verdrag met Pruisen heeft gesloten dat de oorlog tegen het revolutionaire Frankrijk inluidt! De vorst heeft dan intussen ook al vrede met Turkije gesloten, evenals een bondgenootschap met Rusland, Pruisen en Engeland tegen het revolutionaire en onberekenbare Frankrijk, dat zelfs zijn koning en koningin [de zuster van de Oostenrijkse keizer!] onder de guillotine brengt. In de Zuidelijke Nederlanden heeft Leopold II ook laten zien dat hij weliswaar met zijn Oostenrijkse leger de orde herstelt, maar daarna toch ook amnestie aan oproerlingen aanbiedt…

top