< Terug

7. Revolutie en Vrijheidsoorlog, 1848 - 1849

7.5  De ondergang in de zomer, vanaf mei 1849

Op een heel ander front wordt [is!] intussen echter koortsachtig gewerkt aan de ondergang van de soevereine Hongaarse staat. Tsaar Nikolaas I van Rusland die aan de Oostenrijkse keizer al veel eerder hulp heeft aange-boden, en door het verdrag van 1833 [Münchengrätz] zich ook hieraan verplicht voelt, is wel teleurgesteld en ook beledigd over de smadelijke aftocht van zijn troepen uit Transylvanië [op 15 maart] maar aan de andere kant blijft hij maar al te graag bereid om de revolutie van de Hongaren neer te slaan. Het zal echter niet weer gebeuren dat één of andere lokale Oostenrijkse commandant informeel aan de tsaar aller Russen vraagt om in het geheim hem te steunen! Nee, de tsaar wil geen hulp op kleine schaal bieden, maar alleen officieel en grootscheeps, en slechts op verzoek van de Oostenrijkse keizer persoonlijk! Voor hem staat bovendien vast dat, zoals de Polen voor Rusland, de Hongaren voor Oostenrijk een levensgevaarlijke bedreiging vormen! De tsaar is dus maar al te graag bereid om hulp te bieden. “Ik had vanaf het begin gevoeld dat Oostenrijk voor de heilige zaak der legitimiteit strijdt. De zaak van Oostenrijk is de mijne”, aldus Nikolaas I. Hij zegt zelfs niets over een vorm van compensatie of beloning! [Bagger, 160]. 
Naarmate de Oostenrijkers nederlagen in Hongarije lijden pleiten steeds meer Oostenrijkse generaals inderdaad voor onmiddellijke interventie van Rusland, hóe dan ook, en de Oostenrijkse commandant in Hongarije, baron Welden, spreekt op 20 april al duidelijk uit dat er geen hoop meer is tenzij een Russisch leger komt. Toch heeft de hooghartige, trotse en keiharde Streber vorst Felix von Schwarzenberg, die bekend staat om zijn ijzeren wil en altijd gewend is om met andere mensen te spelen en veeleer uit z’n intuïtie dan door kennis van zaken handelt, bezwaren tegen het vragen van Russische hulp: een Grote Mogendheid kan om oproerige onderdanen te bestrijden toch niet op vreemde hulp zijn aangewezen? [Niederhauser, 171]. Maar toch……
De slechte situatie zorgde er al eerder voor dat Oostenrijk eerst aan Pruisen hulp heeft gevraagd, maar dat land eiste in ruil daarvoor de erkenning van haar hegemonie in het hele noorden van Duitsland en de opheffing van de Duitse Bond en deze voorwaarden worden door Wenen verworpen [Bagger, 159] en dan blijft Rusland alleen over. Op 21 april verzoekt min.-pres. Schwarzenberg al aan de Russische gezant in Wenen om militaire steun, maar wéér verklaart de tsaar dat een dergelijk verzoek alleen van keizer zélf kan komen. [Deak, 289].
Daarom vindt er -al op 26 april- geheim overleg plaats tussen tsaar Nikolaas I en keizer Franz Joseph I, ter gelegenheid waarvan de tsaar ook een manifest laat verspreiden waarin o.a. staat: ”De opstand der Hongaren heeft zo’n voortgang gemaakt en heeft zulke proporties aangenomen dat Rusland niet langer een onverschillige toeschouwer kan zijn, maar verplicht is te hulp te snellen op verzoek van de Oostenrijkse keizer en het oprukken van een leger te bevelen na de hulp te hebben ingeroepen… van de God der veldslagen die alleen de overwinning kan schenken”. [Knatchbull Hugessen, II, 125 e.v.].
Pas hierna wordt op 1 mei officieel het verzoek “tot gewapende steun in de heilige strijd tegen de anarchie” door Franz Joseph I gedaan, en de tsaaar besluit na slechts twee uren al om Russische troepen op te roepen! De tsaar laat onmiddellijk de onderkoning van Polen, de 67-jarige veldmaarschalk vorst Ivan Fjodorovic Paskievic in Galicië voorbereidingen treffen voor een inval in Hongarije, en op 9 mei wordt e.e.a. officieel bekend gemaakt. Pas ongeveer vijf dagen later is dit bericht in Debrecen bij de Hongaarse regering bekend. [Deak, 289/291]. Intussen heeft de tsaar aller Russen zich dan al verzekerd van de welwillende houding van de Britse regering, en Palmerston stelt als énige voorwaarde voor Russisch ingrijpen in Hongarije dat dat dan vlot moet gebeuren….. [Niederhauser, 171].
Weliswaar gaat men er in Hongarije vanuit dat heel Europa bang is voor het grote Rusland en dat b.v. Frankrijk en Groot-Brittannië een eventueel militair ingrijpen van de Russen in Hongarije wel nooit zullen dulden, maar toch voelt men zich dan toch genoodzaakt maatregelen te nemen. In een proklamatie laat de Hongaarse regering weten dat het land plechtig protesteert bij alle naties van Europa. De Russen, zo zegt men, zullen de nationale identiteit van de Magyaren, Duitsers en Roemenen, maar ook die van [de Slavische!] Serviërs en Slowaken in Hongarije uitroeien en hun religie onderdrukken: precies zoals ze dat in Rusland zelf ook proberen te doen met hun eigen minderheden, zoals de Polen. Ook proklameert ze -opnieuw- een volksopstand [Deak, 292] en doet een dramatische oproep aan de andere volken van Europa om de strijd tegen de tirannie samen met Hongarije voort te zetten. “Over uw vrijheid zal worden beslist op de velden van Hongarije”, zo klinkt het vanuit Buda-Pest en het is het begin van een lange reeks oproepen, proklamaties, protesten, manifesten, smeekbeden, etc. om hulp voor Hongarije. Ze hebben echter geen enkel effect.

top

Eerder al bleek dat de oorlogsmoeheid in het land steeds groter is geworden en dat boeren, landarbeiders, burgers en adel langzaam maar zeker de zaak van de revolutie verlaten. Steeds groter is de wanhoop over het lot van het land geworden: een wet van 22 april om 50.000 man extra voor het leger te krijgen, wordt b.v. een misklukking en de rekrutering blijft vèr beneden de plannen. Er is ook geen sprake van een ‘volksopstand’. Het enthousiasme is verdwenen. Wel doen allerlei verwarrende geruchten de ronde b.v. over een staatsgreep, intriges en een complot om Kossuth af te zetten en Gőrgey aan de macht te brengen, terwijl men in het parlement n.b. de aandacht vooral  besteedt aan de corruptiezaak in verband met László Madarász [zie hierboven, Deak, 282].
Er is ook geen sprake van èchte sociale hervormingen ten bate van de boeren die nu wel vrij maar nog steeds zeer arm zijn. Hun positie wordt niet verbeterd. De boeren zijn dan ook niet bereid om risiko’s te nemen voor een ‘revolutie’. Kreten over Vaderland en natie zijn voor hen irreëel. Na april 1848 kwam het er voor hen op aan om de nieuwe vrijheid gestalte te geven maar er zijn zeer grote problemen in verband met eigendomsrechten tussen boeren en [groot-] grondbezitters ontstaan, en ambtenaren negéren vrijwel de bepalingen ten bate van  de boeren. [Deak, 281]. In het voorjaar kwam het al tot grote onrust bij boeren in het westen van het land, en de boeren nemen dan weidegrond etc. in bezit en elders, op de bezittingen van de rijke landheren, verbreken ze de akkoorden over hun loonarbeid in het komende jaar. Op één van die landgoederen komt het in eind juni zelfs tot een oogststaking. [Niederhauser, 171/172]. Wel neemt Szemere maatregelen om de radikalen uit te schakelen: de omstreden revolutionaire tribunalen die in de zomer van 1848 werden ingesteld om ‘rebellen en verraders’ te berechten en die nogal eens een hard oordeel uitspraken over boeren, terwijl de adel milder werd behandeld, worden opgeheven en de politie wordt gezuiverd van linkse, radikale elementen. De regeringscommissarissen worden teruggeroepen.
Het standrecht wordt in juni afgeschaft en min.v. justitie Vukovics probeert iets te doen aan verbetering van de rechtspraak. Op dit ministerie werken veel linkse radikalen en die hebben meer oog voor de vele sociale problemen; ze bereiden dus een nieuwe landbouwwet voor die het aantal vrije boeren verder zal uitbreiden. Weer is Mihály Táncsics degene die de meest radikale voorstellen doet: de grond van de kerk [de r.k. kerk is de rijkste grootgrondbezitter van het land!] en van de staat moet dan ook onder de arme boeren worden verdeeld, evenals de landgoederen van grootgrondbezitters boven 2000 juk [iets minder dan 1.000 ha]! De minister wil evenwel zover niet gaan: hij wil de boeren al heel wat grond geven en van al hun lasten bevrijden en het doel is uiteraard om de vechtlust voor de oorlog te doen stijgen! [Niederhauser, 172].
Op 5 mei wordt bepaald dat iedereen recht heeft op een advokaat, maar in werkelijkheid verbetert er niet veel. Ook worden nieuwe afgevaardigden gekozen voor degenen die niet meer kwamen opdagen, en het blijkt dat de “Vredespartij” bijna overal wint! Wel duurt de vete tussen Kossuth en Gőrgey nog voort, en Kossuth benoemt Gőrgey tot min.v.oorlog, om hem uit de dagelijkse oorlogsleiding weg te houden. Damjanich wordt z’n opvolger, maar die breekt een been en kan dus z’n taak niet vervullen. [Niederhauser, 171].
Zelfs wordt nu [op 16 juni] met de Serviërs een akkoord gesloten nadat ”hun buitengewoon verregaande territoriale eisen zelfs door de Oostenrijkers waren verworpen”. [Kosáry, 230]. De Serviërs krijgen nu officieel het recht op eigen scholen en kerkelijke autonomie.
Ook wordt Kossuth op 5 juni in Pest-Buda waar regering en parlement [landdag] nu weer hun intrek nemen, alom met gejuich begroet, met bloemen en onder begeleiding van een schitterend uitgedost regiment huzaren. [Zarek, 487], met lovende toespraken en in een jubelstemming, maar het kan toch niet verhelen dat Hongarije zich in een hopeloze situatie bevindt, geïsoleerd blijft en geheel op zichzelf is aangewezen. [Deak, 293]. Men hoopt soms tegen beter weten in op overleg, één of ander akkoord of een compromis met Oostenrijk, maar dat alles is, al zo lang immers, een illusie! De “vredespartij” in Hongarije ziet nu niet meer in Oostenrijk maar in Kossuth het voornaamste obstakel op de weg naar een oplossing, een bestand of i.d. om uit de impasse te komen, maar van onderhandelingen is geen sprake!   
Oostenrijk voelt zich steeds sterker, want het wordt gesteund door Rusland, hoewel het in mei/juni 1849 zo goed als geheel Hongarije is kwijtgeraakt. Maar nu klampt het zich geheel vast aan Rusland. Na de formele afspraken [zie hierboven] gaat keizer Franz Joseph I op 21 mei 1849 naar Warschau en ontmoet daar de tsaar, valt hem voor de voeten en kust z’n handen! Nu worden de plannen gemaakt voor het gemeenschappelijke optreden van keizer en tsaar tegen de rebelse Hongaren, en de 18-jarige [soldaten-] keizer van Oostenrijk doet ook nog een oproep aan “de op een dwaalspoor gebrachte bewoners van Hongarije die door een troep misdadige, gewetenloze en gruwelijke revolutionairen zijn opgeruid”. De Russen zullen overigens alleen helpen om Hongarije te bezetten maar ze zullen zich zo spoedig mogelijk daarna terugtrekken, zo wordt overeengekomen.
Volgens sommigen lijkt de Oostenrijkse paniek en het zich totaal vastklampen aan Rusland echter overdreven en ongerechtvaardigd: de Hongaarse Honvéd is eigenlijk uitgeput en men heeft steeds meer gebrek aan munitie en ook aan geld, en Gőrgey of enig ander generaal is zeker niet meer in staat om b.v. Wenen te bedreigen! Het aantal Polen in het Hongaarse leger is ook door Oostenrijk stelselmatig overdreven: het is door Schwarzenberg op 20.000 geschat, en door Metternich [op 14 juni] zelfs op 40.000 [Andics, 305], maar in werkelijkheid waren het er niet meer dan 5.000. De overdreven angst voor de Polen kan evenwel alleen maar helpen om de interventie van de Russen te bespoedigen, en Metternich brengt al op 24 mei zijn grote dank uit aan de Russische tsaar. [Andics, 307]. 

De wapenstilstand bij Világos, 13 aug. 1849

top

Vanaf 17 juni overschrijden de Russische troepen o.l.v. Paskievic de Hongaarse grens op drie plaatsen in de Karpaten in het noorden en ze begeven zich via het dal van de Hernád naar het zuidwesten. In een proklamatie laat Paskievic weten dat hij ”de koning van de oproerige inwoners van Pannonië [!] wil helpen”, maar Metternich reageert alleen maar dat de Russische hulp volgens hem al veel eerder had moeten komen! [Andics, 306]. Anderen in Oostenrijk schamen zich echter en sommigen stellen het zelfs voor alsof de tsaar zich opdringt!
Ook buiten Oostenrijk zijn er velen, ook conservatieven, die verontwaardigd zijn over de houding van de jonge Oostenrijkse keizer, die het niet alleen af kan, maar b.v. de Britse minister Palmerston wijzigt zijn standpunt niet. Op 21 juni, vier dagen na het begin van de Russische inval, verklaart hij in het parlement in Londen nog eens: ”Oostenrijk is een zeer belangrijk element in het Europese machtsevenwicht. De politieke onafhankelijkheid en de vrijheden van Europa zijn naar mijn mening verbonden met het handhaven en de integriteit van Oostenrijk als Europese Grote Mogendheid. Alles wat erop uit is om Oostenrijk schade toe te brengen en te verzwakken, bertekent een grote ramp voor Europa en iedere Engelsman zal dat afkeuren of proberen te verhinderen”. [Kosáry, 372].  
Intussen trekken de Russische legers o.l.v. Paskievic en Rüdiger langzaam in Hongarije op, ook vanuit Transylvanië [Zevenburgen]. De plannen van de Hongaarse opperbevelhebber Gőrgey zijn nu om alle troepen samen te trekken bij Komárom, en dan de Oostenrijkers definitief te verslaan vóórdat de Russische hoofdmacht  aankomt, en dan wil men met de Russen onderhandelen en de Hongaarse kroon aanbieden aan een familielid van de tsaar. [Knatchbull Hugessen, II], maar hiervoor wil Gőrgey dan eerst wel toestemming van het kabinet! Het gevolg is dat van deze plannen niets terecht komt.
Gőrgey weet, zo zegt hij later zelf in zijn memoires [Deak, 307], dán al dat Hongarije verloren is, maar toch neemt hij maatregelen tegen b.v. Kossuth. Plannen o.a. om naar het westen [de Oostenrijkse grens] door te dringen en dan vergiffenis te vragen aan de keizer kunnen ook niet doorgaan. De Oostenrijkers zijn nu ook overal in de aanval; eind mei wordt Pozsony [Pressburg] en eind juni Győr [Raab] heroverd. Bij Komárom [Komorn, Komárno] wordt op 11 juli de overwinning behaald.
De keizerlijke Oostenrijkse troepen staan vanaf 30 mei 1849 overigens onder bevel van weer een nieuwe commandant, luit.-veldmaarschalk baron Julius Jakob von Haynau [1786-1853], een “voortreffelijk soldaat”…. Hij is de natuurlijke zoon van een landgraaf van Hessen, en moet zich dus bewijzen! Als officier streed hij 1805/15 tegen Napoleon en in 1844 werd hij luit.-veldmaarschalk. In 1847 was hij Oostenrijks commandant in Temesvár, maar werd vanwege z’n onverdraagzaamheid ontslagen!
Nu weten de Hongaren tenminste wat ze kunnen verwachten: Haynau, die onbeperke volmachten heeft, beveelt al op 5 juni de executie van twee gevangen genomen Hongaarse officieren wegens verraad en rebellie. Zo moet aan alle andere Hongaren een voorbeeld worden gesteld! De voormalige Habsburgse en nu Honvéd-officieren kunnen dus op zeer zware straffen rekenen, en iedereen die het bevel van de keizer van oktober 1848 enz. heeft genegeerd komt ervoor in aanmerking!
Haynau laat niet met zich spotten: hij staat bekend [en is al in Europa berucht] als een arrogant, bloeddorstig, wraakzuchtig, wellicht sadistisch heerschap. Hij wordt ”de hyena van Brescia”, genoemd naar het Italiaanse stadje waar op zijn bevel in juli 1848 ook tegen dames uit de gegoede burgerij en kinderen gruwelijke repressailles zijn genomen omdat “ze steun gaven aan Italiaanse rebellen”: hij liet b.v. vrouwen afranselen!
Zijn naam is dus al met bloed bevlekt, en zijn opperbevelhebber Radetzky vond hem al eerder “een scheermes dat je na gebruik onmiddellijk in het foedraal moet steken” [O.a. Bagger, 161, Niederhauser, 173]..… Dat Hongarije nooit Oostenrijkse officieren die niet trouw bleken en overliepen heeft veroordeeld of zelfs gevangen gezet, speelt voor iemand zoals Haynau uiteraard geen enkele rol. ”Hij voelt zich aan de wereld en aan het Oostenrijkse leger schuldig om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen”. [Bagger, idem]. 
De nieuwe commandant Haynau heeft overigens de volle steun van de minister-president vorst Schwarzenberg, die ook bekend staat om zijn minachting voor anderen, die het volk zonder meer beschouwt als slecht, als gepeupel, dat [desnoods met de sabel] eronder moet worden gehouden, en die bij onrust al snel klaar staat met executies, standrecht, etc. Wat hem niet zint moet uit de weg worden geruimd. Hij is een macchiavellist, die geen medelijden kent en de autokratie vanzelfsprekend vindt. [Bagger, 137-139].
Overigens is de nieuwe Oostenrijkse keizer, al is hij pas 18 jaar, uit ongeveer hetzelfde hout gesneden: hij is de geboren heerser, hij imponeert, is de majesteit, houdt van het leger, schept behagen in parades en manoeuvres, wil gehoorzaamheid en hulde, verlangt eerbied, en het uitdelen van bevelen bevalt hem zeer.
Bovendien neemt hij al vanaf het begin zijn grootvader keizer Franz I als voorbeeld en, zoals diens leven en regering is bepaald door de Franse Revolutie van 1789 en alle gevolgen vandien, zo ziet hijzelf de revolutie van 1848 als bepalend voor zijn leven. “Hij won zijn revolutie, ík zal de mijne winnen”, aldus Franz Joseph I. [Bagger, 137-140]. Een absolutistisch regime dat uitsluitend steunt op de macht van de wapens, van het keizerlijke en koninklijke leger,  is hem dus zéker niet vreemd; het ligt hem eerder na aan het hart. 

top
 
Voor de Hongaarse legers, in totaal ruim 170.000 man met o.a. 450 kanonnen [Kosáry, 245 etc.] zal het nu een zeer moeilijke, zo niet onmogelijke taak zijn om de vijand tegen de houden. Het keizerlijke Oostenrijkse leger telt eerst ruim 80.000 man, later ook 175.000 man [die voor Hongarije beschikbaar zijn] en de Russen zijn van plan om met ruim 200.000 man te komen. Samen beschikken deze legers im mei/juni 1849 over ruim 1.200 kanonnen en dus meer dan tweemaal zoveel soldaten als de Hongaren. Er is dus sprake van een duidelijk overwicht van ‘de vijand’.
Die rukt evenwel slechts langzaam op en daardoor heeft de Hongaarse legerleiding nog tijd om een strategie uit te stippelen. Er bestaan zelfs plannen om Russen en Oostenrijkers tegen elkaar uit te spelen [zie hierboven] maar dat lukt niet. Wel is duidelijk dat de Hongaarse generaals steeds de Russen ontwijken en geen gevechten met hen aangaan Ze doen alles om zich tegenover de Russen min of meer voorbeeldig te gedragen. Wel worden duizenden [later blijkt 11.000, volgens Nicole Avril zelfs 30.000, boek blz. 27] Russen in Hongarije getroffen door een cholera-epidemie, maar bij gevechten in Hongarije komen slechts ruim 500 Russische soldaten om. 
Het lijkt zelfs of Hongarije zich -gelaten- schikt in zijn lot. De Russen gedragen zich in Hongarije ook voorbeeldig en waardig [Deak, 306], ze zijn fair tegenover gevangen genomen Hongaren en van roof of moord is geen sprake. Wèl is er sprake van Russische uitingen van sympathie voor de Hongaarse slachtoffers. [idem].
Het is dus niet onbegrijpelijk dat de trotse veldmaarschalk Haynau de Russische bondgenoten ervan verdenkt misschien toch nog de zaak te willen verraden. De persoonlijke verhouding tussen beide bevelhebbers, Haynau en Paskievic, is overigens ook slecht. Haynau eist voor zichzelf alle eer op van de overwinningen en gedraagt zich arrogant en achterdochtig. [Deak, 318]. 
Maar ook bij de Hongaren is weer sprake van onenigheid, achterdocht en jaloezie. Eind juni besluit de regering [Kossuth] om alle troepen te concentreren bij de Maros in het zuidoosten in de omgeving van Szeged en Arad, maar Gőrgey weigert daaraan mee te werken. Prompt wordt hij op 1/2 juli ontslagen en vervangen door de vml. min.v.oorlog Lázár Mészáros, een alleen aan het verzoek van z’n officieren die protesteren, is het te danken dat Gőrgey’s ontslag toch weer door Kossuth moet worden herroepen. [Deak, 308]. Wel gaat Gőrgey met een brede omtrekkende beweging naar het zuidoosten. Hij laat de vesting Komárom over aan gen. Klapka en trekt via Opper-Hongarije naar het gebied van de Tisza. Bij Ács, dicht bij Komárom, wordt nog een onbesliste veldslag geleverd tegen de Oostenrijkers, waarbij Gőrgey zelf gewond raakt. [Deak, 309].
Ook de regering en de landdag ontruimen nu Buda en Pest, en trekken zich op 8 juli terug naar Szeged. waar de “algemene oorlog“ wordt geproklameerd. “Het Vaderland is in gevaar! Burgers van het Vaderland! Te wapen! Te wapen!” aldus wordt er afgekondigd, maar de reaktie is nihil. De boeren en burgers zijn onverschillig en blijven dat ook nu, als Haynau en de Russen respektievelijk Buda en Pest op 11 en 13 juli bezetten…..
Ook de herroeping van de benoeming van enkele [aarts-] bisschoppen in Hongarije in juli door de regering in Wenen, zoals János Hám, Mihály Horváth, Lonovics en Jekelfalussy [in Szepes, Spis] laat de mensen volkomen koud, evenals het standpunt van Rome dat de vrijheidsstrijd in Hongarije toch een godsdienstoorlog, van de Heilige Moederkerk tegen de protestanten, is geweest…... [Habsb. Monarchie,  IV, II, 259].
Intussen heeft aartsbisschop Hám, de primaat, na de Oostenrijkse verovering van Pest, al openlijk in een herderlijke brief de Hongaarse bevolking al aangespoord om trouw en gehoorzaam te zijn aan de [Oostenrijkse] keizer en kiest dus tègen de [nog altijd wettige] regering en haar strijd tegen de Habsburgers. Dat komt hem echter duur te staan: de regering brandmerkt hem als verrader en zijn landgoed wordt afgegrendeld! Hij treedt dan af, en kan -als de rust eenmaal is hersteld- terugkeren naar z’n oude bisdom Szatmár, waar hij o.a. nog kan zorgen voor de bouw van een aantal kerken, zoals een schitterende kathedraal..…   
Elders in het land moet ook terrein worden opgegeven; gen. Bem probeert nog een opstand in Moldavië uit te lokken, maar hij wordt door de Russen verslagen. In Zevenburgen is hij nu geheel op zichzelf aangewezen, maar moet na enkele weken van gevechten in juli het hele gebied aan de vijand [de Russen] overlaten. Op 29/31 juli verliest hij nog een veldslag bij Segesvár [Sighisoara, Schässburg]. Hier komt ook een der meest beroemde Hongaren, de vurige 26-jarige dichter Sándor Petőfi, een trouwe bewonderaar van generaal Bem, om [Kosáry, 238]. Dat neemt men in elk geval aan want men verneemt naderhand niets meer over hem! Hij is spoorloos verdwenen en allerlei verhalen en geruchten doen daarna de ronde, o.a. dat hij door de Russen zelfs naar Siberië zou zijn weggevoerd….
In het westen van het land kunnen de Oostenrijkers intussen zonder veel moeite hun veldtocht in Hongarije voortzetten, en ook de Russen rukken steeds verder op. Op 17 juli verslaat gen. Gőrgey de Russen nog wel bij Vác, maar hij moet zich dan toch terugtrekken. Ook hij geeft zich overigens liever over aan de Russen dan aan Haynau, en overlegt vanaf 20 juli ook verscheidene malen met de Russen. [Deak, 317]. Intussen worden ook hele dorpen door de Oostenrijkse soldaten geplunderd en in brand gestoken. 
Naarmate de militaire situatie verslechtert neemt de spanning tussen enkele Hongaarse leiders, met name Kossuth en Gőrgey, sterk toe. Kossuth, de goeverneur, blijft wel populair en men krijgt de indruk dat de Hongaarse natie achter hem blijft staan, maar sommigen vragen zich toch steeds meer af of hij niet beter kan worden vervangen. Laat [liet] Kossuth zich leiden door het landsbelang of toch door zijn persoonlijke ambities?  
Stort[te] híj Hongarije niet in het verderf? Gaat het land onder leiding van Kossuth nu de ondergang tegemoet? Men verwijt hem ook als diktator op te treden en alle belangrijke beslissingen zélf te willen nemen. Sommigen, met name in kringen van het leger, overwegen ook de macht in handen van de feitelijke opperbevelhebber èn rivaal van Kossuth, Artúr Gőrgey, te leggen, maar men durft deze stap nog niet aan omdat het volk in Kossuth nog steeds de leider ziet, en hem vereert, zelfs aanbidt b.v. als “apánk” [onze vader]. [Deak, 280 etc.]
Anderen wijzen erop dat Kossuth, als hij echt zo ambitieus was geweest, en op eigen roem en eer gesteld was geweest, in 1848 wel eerder een hogere post had geambieerd, zijn tegenstanders had kunnen uitschakelen, als diktator had kunnen optreden met de steun van brede lagen der bevolking en bovendien later, na 1867, terug had kunnen komen als de populaire held en leider! [Knatchbull Hugessen, II, 120-122].
Steeds heeft Kossuth, tot het einde toe, ook de parlementaire en constitutionele weg willen bewandelen, ook wanneer het ging om zijn eigen positie! Zelfs in Szeged gaat het ‘normale’ parlementaire leven in juli 1849 nog door! Onder druk van de omstandigheden probeert men ook nog tot een akkoord te komen met b.v de Roemenen: op 14 juni wordt een “Pacificatie-projekt” [opgesteld in het Frans als Project de Pacification], ondertekend door Kossuth en door twee radikaal-liberale Roemeense émigrés Nicolae Balcescu en Ghica, intellektuelen uit Walachije die na de onderdrukking van het voorlopige revolutionaire bewind in dit Donauvorstendom door de Russen en Turken in september naar Hongarije, naar Zevenburgen, zijn gevlucht. In mei verschijnt Balcescu in Debrecen en op de 28e mei begon hij de onderhandelingen met Kossuth. 
Balcescu [1819-52], een historicus, ziet in Hongarije een bondgenoot in de strijd om de vrijheid der Roemenen. Hij is zelf lid van de voorlopige revolutionaire regering in Walachije geweest, en gelooft ook dat Hongaren en Roemenen als liberale bondgenoten sámen tegen Rusland en het despotisme moeten optreden. [Hitchins, 270]. Hij vraagt Kossuth nu zelfs om Walachije te bevrijden van de Russische bezetting, maar daartoe is Hongarije niet meer in staat. Wel erkent het de Roemeense nationaliteit in Hongarije [m.n. Zevenburgen].

De verovering van Buda door de Hongaren, 21 mei 1849

top

De Roemenen krijgen het recht op het gebruik van hun moedertaal in bestuur en wetgeving, voor de rechtbank en in kerken, scholen en gemeenteraden. De Roemeense orthodoxe kerk kan zich eventueel formeel afscheiden van de Servische kerk. Er zal ook een Roemeense Nationale Garde in de Hongaarse Honvéd worden gevormd. [Weber, 65/67]. Van een autonoom Roemeens territorium ín de Hongaarse staat [in deze tijd zou dat in Europa iets zeer uitzonderlijks zijn!] is ook nu geen sprake en de Roemeense rebellenleider Avram Iancu is ook niet tevreden. Hij reageert -pas op 3 augustus- op de voorstellen van Kossuth dat hij weliswaar nog steeds veel respekt heeft voor de Hongaarse cultuur en de liberale ideëen [Hitchins, 273], maar dat het nu te laat is om de Hongaarse broeders te helpen. De Russen zijn in aantocht, de Hongaren zijn op de terugtocht… het beste is nu om neutraal te zijn. De Roemenen wensen niet meer slachtoffer van de strijd te zijn want ze hebben intussen in 1849, aldus Iancu, al 40.000 doden en 100 dorpen opgeofferd voor de keizer [Deak, 313/314]. Balcescu is evenwel in een buitengewoon enthousiaste stemming, en denkt zelfs dat met het akkoord op papier de Roemeense revolutie en de vrijheid in Walachije is gered…! [Niederhauser, 174].
Van 21 tot 28 juli debatteert de Hongaarse landdag in Szeged, waar dan nog ongeveer 200 afgevaardigden aanwezig zijn, ook over de rechten van de [tot voor kort levensgevaarlijk geachte!] Roemenen en van de nationaliteiten in het algemeen. Hoewel er veel tegenstanders van allerlei concessies aan de niet-Magyaarse ‘nationaliteiten’ zijn, is toch het prestige van Kossuth belangrijker! Zíjn voorstellen worden dan ook anoniem door de landdag aanvaard!
“De vrije nationale onwikkeling van alle in Hongarije woonachtige nationaliteiten wordt gegarandeerd: [Wetsartikel VIII, 1849]. Hongaars blijft de taal van regering, wetgeving, diplomatie, openbaar bestuur en leger, maar in de comitaatsvergaderingen [van de provincies] en in de gemeenteraden kan men z’n moedertaal vrij gebruiken. In comitaten waar de absolute meerderheid één taal spreekt zullen de verslagen van de debatten in díe taal [naast de Hongaarse] worden opgesteld. Correspondentie met de centrale overheid vindt wel in het Hongaars plaats. In gemeenteraden kan iedereen zijn eigen moedertaal gebruiken. Een officieel verslag wordt gegeven in de taal die door de meerderheid wordt goedgekeurd, men kan zich dus als persoon ook in elke gewenste taal tot de autoriteiten wenden! De niet-Magyaren kunnen hun talen ook in scholen en voor het gerecht gebruiken in distrikten waar ze de meerderheid vormen. [Weber, 66/67]. Roemeense en andere ambtenaren en officieren staan op voet van gelijkheid met de Magyaren. Lokale “Nationale Gardes”, lokale scholen van kerken en gemeenten kiezen hun eigen taal. Voor de benoeming van ambtenaren tellen alleen bekwaameid en verdiensten: men kijkt niet naar de moedertaal [nationaliteit] of godsdienst. [Deak, 314].
Men heeft geen tijd om deze voorstellen uitvoerig te bespreken en in een definitieve wet te gieten, maar aan alle nationaliteiten van het land worden toch rechten verleend die hun onbelemmerde nationale ontwikkeling  garanderen. Ook wordt amnestie verleend aan alle opstandelingen, mits ze de eed op onafhankelijkheid willen afleggen. De Roemeense orthodoxen kunnen hun eigen patriarchaat in Hongarije oprichten, dat los staat van het Servische patriarchaat, en hun kerk wordt officieel erkend. Duidelijk is dat alle rechten die het Project de Pacification aan de Roemenen verleent, ook van toepassing zijn op alle andere volken [nationaliteiten] van Hongarije! [Niederhauser, 174]. Hongarije verleent hierbij aan de miljoenen inwoners die niet de Hongaarse taal spreken een ruime gelegendheid om hun nationale cultuur en taal verder te ontwikkelen, maar de militaire situatie is nu toch hoofdzaak, en van de prachtige plannen komt voorlopig absoluut niets terecht! Bovendien verwijt men ‘de Hongaren’ nogal eens onder druk van de ernstige, zelfs hopeloze situatie te hebben gehandeld, en het zal [later!] nog moeten blijken hoever men in werkelijkheid wil gaan!
Wel moet deze wet als iets bijzonders in heel Europa worden beschouwd [Szekfü, II, 191/224]. In vergelijking met de houding die men eerder aannam en die men na 1867 aanneemt is de wet van 1849 ook relatief verlicht [Deak, 315] en zeer edelmoedig. [Weber, 66]. Maar met het oog op de zeer ernstige crisissituatie van de zomer van 1849 en ook op de latere ontwikkelingen zegen sommigen ook dat deze wet niet serieus bedoeld kan [kon] zijn. [Deak, 315].
Men moet hierbij bedenken dat de Landen der Hongaarse Kroon een etnisch zeer gemengde bevolking hebben: naast de 5,5 miljoen Magyaren in het midden van het land wonen er ook ± 2,3 miljoen Roemenen in het oosten, 1,5 miljoen Slowaken in het noorden, 1,3 miljoen Kroaten en 1 miljoen Serviërs in het zuiden, ruim 1 miljoen Duitsers [Schwaben] verspreid in het land, en o.a. ± 400.000 “Roethenen” in het noordoosten.
De Hongaarse landdag in Szeged verleent nu ook, op 28 juli bij Wetsartikel IX, 1849, per akklamatie aan de meer dan 300.000 Joden gelijke rechten. Hun godsdienst wordt officieel erkend en zij mogen vrij een beroep uitoefenen. Hiermee kan de emancipatie van de Hongaarse Joden, die een belangrijk deel van de stedelijke middenklasse vormen en bekend staan om hun initiatief als het gaat om de oprichting van fabrieken en andere ondernemingen [geldhandel!], beginnen…
“De Joden hadden bewezen meer trouw aan de revolutie te zijn dan de christelijke Magyaren zelf waren geweest” [Deak, 314], en zij hadden ook hun bloed en vermogen en hun geest opgeofferd voor de Hongaarse natie [Zarek, 489/490]. Veel Joden dienden n.l. trouw het Hongaare vaderland in de Nationale Garde en in het leger: 10 tot 20.000 Joden dienden in de Honvéd en dat is relatief veel! Onder hen bevonden zich vele enthousiaste Hongaarse patriotten. Premier Szemere verklaart zelfs, wat bombastisch, [Zarek, 490] dat een schuld van eeuwen nu is goedgemaakt, en dat het Vaderland aan zijn Joodse zonen een grote schuld heeft af te dragen. Die schuld is nu voldaan….    Maar helaas!
Wet en recht hebben in het Hongarije van de zomer van 1849 niet langer de overhand! De landdag komt door oorlogsomstandigheden na 28 juli niet meer bijeen en de crisis neemt steeds duidelijker vormen aan. De minister van financiën verklaart b.v. dat er geen geld meer beschikbaar is, en de handel accepteert geen Hongaars [papier] geld, de zgn. Kossuth-bankók meer. [Deak, 315/316]. De verwarring en het aantal nederlagen neemt dan ook snel toe! Één dag na de belangrijke landdagzitting van 28 juli in Szeged staat Haynau met zijn leger al voor de stad! Dan vlucht de regering naar Arad, dat pas is ingenomen, maar hiervandaan gaat het in de richting van de Turkse grens met Walachije. Slechts tien afgevaardigden begeleiden de leden der regering nog……
In dit stadium van de oorlog doen zich ook nog wel merkwaardige zaken voor: op 20 juli raken twee Russische officieren in handen van Gőrgey, en zij vertellen dat ze afgezanten zijn van Paskievic en een wapenstilstand willen aanbieden aan Gőrgey! De officieren van de Honvéd zullen n.b. in die rang in het Russische leger kunnen worden opgenomen als ze hun wapens neerleggen. Gőrgey neemt dit serieus en stuurt de officieren terug, waarop de stafchef van Paskievic, gen. Fjodor Vasiljevic Rüdiger, zich voor de zaak begint te interessseren, en beide commandanten Gőrgey en Rüdiger zijn geïnteresseerd in elkaars voorstellen……..[Niederhauser, 175].  
In Szeged weet men hiervan nog niets, maar duidelijk is dat de “vredespartij” van Kossuth af wil en aan Gőrgey voorstellen om diktator te worden [27 juli]. Min.-pres. Szemere is evenwel hiertegen. 
Toch ontvangt Gőrgey op 1 augustus nog een delegatie van de  “vredespartij” en deelt mee dat hij bereid is om de wapens neer te leggen, maar alleen aan de Russen. Prompt wordt de befaamde maar eigenzinnige bevelhebber gen. Gőrgey door Szemere en min.v.buit.z. Kázmér Batthyány persoonlijk ter verantwoording geroepen omdat hij met de vijand, de Russen heeft overlegd….. [Niederhauser, 175].
Ook Kossuth is ontevreden over het opperbevel van de Honvéd en benoemt uiteindelijk zelfs op 3 augustus gen. Bem nog tot opperbevelhebber. Toch lijdt de eens zo beroemde generaal Bem nu ook slechts nederlagen.
Op 2 augustus wordt gen. Nagysándor bij Debrecen verslagen, en gen. Dembinski moet op 3 augustus Szeged overlaten aan Haynau. Hij vlucht dan naar Arad en vervolgens naar de buurt van Temesvár met 60.000 soldaten [Kosáry, 247] maar op 9 augustus wordt generaal Bem met 50.000 man hier door Haynau [die met 28.000 man is] verslagen. Dan trekt Bem zich naar het zuidoosten terug en vlucht bij Orsova de grens over naar Walachije, dat formeel Turks gebied is.    

top
  
Men [ook de regering en Kossuth zelf] ziet nu wel de noodzaak in om overleg te plegen over een wapenstilstand met de Russen, en besluit op 10 augustus in de vesting Arad om gen. Ernő Pőltenberg naar Paskievic te sturen en deze komt al snel met een belangrijke boodschap terug: de Russische bevelhebber is bereid om met de militaire leiding van Hongarije te onderhandelen over een overgave, maar de politici tellen voor hem niet: dát zijn oproerlingen! [Niederhauser, 176].
Er zijn dan nog slechts twee Hongaarse legers over, n.l. dat van gen. Klapka in Komárom, dat echter helemaal is omsingeld [de generaal moet zich na een veldslag op 11 juli in de vesting terugtrekken], en het leger van gen. Gőrgey in Arad en omstreken. Gőrgey zelf komt hier op 10 augustus aan, oververmoeid en ziek. Hij neemt hier ook contact op met minister-president Bertalan Szemere, en deze deelt hem mee dat de Russen weigeren te onderhandelen. Ook Kossuth heeft in Arad een onderhoud met Gőrgey. Hij probeert de generaal te overreden om stand te houden en de strijd toch voort te zetten, maar het is begrijpelijk dat Gőrgey daarvoor, gezien de hopeloze militaire situatie, niets voelt!
Alle andere generaals van de Honvéd hebben zich al overgegeven, er is geen voedsel en geen munitie meer, militair gesproken is Hongarije verloren, het volk wil vrede! De volgende dag, 11 augustus, doet Kossuth in Arad onder zéér zware druk van de omstandigheden en van Gőrgey persoonlijk dan afstand van al zijn funkties en hij draagt de volledige politieke en militaire macht over aan Gőrgey, waarbij hij in een laatste proklamatie nog zegt dat dat de redding van Hongarije alleen nog kan komen van de strijdkrachten. Kossuth verwacht dan ook ”dat Gőrgey zijn macht zal gebruiken naar vermogen om het onafhankelijke bestaan van onze arme natie te redden en haar welzijn en toekomst te verzekeren”. Moge hij, aldus Kossuth, meer geluk hebben dan ik had. [Deak, 321]. Gőrgey moet van Kossuth gaan onderhandelen over een bestand, want “na de ongelukkige strijd waarmee God in de laatste dagen onze natie heeft beproefd is er geen hoop meer, dat we de strijd om zelfverdediging tegen de geweldige, verenigde macht van de Oostenrijkers en Russen met sukses zullen kunnen voortzetten.
In deze omstandigheden is de redding van het leven van de natie, het verzekeren van haar toekomst, alleen te verwachten van de legerleiding en het is de zuivere overtuiging van mijn ziel, dat het verdere bestaan van de huidige regering niet alleen overbodig is maar ook schadelijk. Om deze redenen laat ik de natie weten dat ik, geleid door het zuivere vaderlandse gevoel, waarmeee ik al mijn schreden en mijn hele leven alleen mijn vaderland heb gewijd ….. hiermee uit de regering terugtreed en, tot nationale autoriteiten kunnen beslissen, de hoogste burgerlijke en militaire regeringsmacht overdraag aan de heer generaal Artúr Gőrgey. Ik verwacht van hem, en ik stel hem voor God, de natie en de geschiedenis ervoor verantwoordelijk dat hij deze macht naar zijn eigen beste kunnen tot reddding van het nationale bestaan van ons arme vaderland, tot het welzijn van het leven en tot de veiligheid van de toekomst ervan gebruikt”. [Niederhauser, 176]. 
Blijkbaar vermoedt Kossuth [terecht] dat Gőrgey betere bestandsvoorwaarden zal weten te verkrijgen dan hijzelf. Vanaf dat moment is generaal Artúr Gőrgey de diktator van Hongarije of wat daar nog van over is…. Hij belooft op 11 augustus alles te doen om het lijden voor het vaderland te verzachten en een einde te maken aan de vervolging, de wreedheden en de moorden, en aan de Russische generaal Rüdiger deelt hij nog op 11 augustus mee dat Hongarije bereid is tot onvoorwaardelijke capitulatie, om “mijn medeburgers te bevrijden van de ellende van de oorlog”. Gőrgey roept ook de grootmoedigheid en de hulp van de tsaar in, vraagt bescherming voor zijn officieren en biedt zichzelf aan als enige slachtoffer. Hij wil blijkbaar dat de Russen hem tegen de Oostenrijkers en hun wrede, wraakzuchtige commandant Haynau beschermen.
Maar de Russen zeggen hem niets concreets toe. Wel is duidelijk dat Gőrgey met een ordelijke en volledige capitulatie de Russen nog een genoegen wil doen en de levens van soldaten en officieren, en nu ook van de burgerbevolking wil sparen. [Deak, 322]. Van de Russen ondervinden de Hongaren eigenlijk slechts correct optreden en het blijkt dat sommige Russische officieren en ook soldaten heel wat meer sympathie voor de Hongaarse ‘vijand’ hebben dan voor hun Oostenrijkse ‘bondgenoot’. 
Het is in de gegeven situatie niet meer mogelijk om anders te handelen! Dan begint op 13 augustus 1849 de mars van de Hongaarse troepen naar een voor hen onbekende plek, de vlakte bij Világos. Het waarom wordt hen pas op 13 augustus duidelijk, als ze zich overal omsingeld weten door Russische troepen en hun wapens moeten neerleggen.
Hier vindt dan de onvoorwaardelijke capitulatie van alle Hongaarse legers [met nog 32.000 man, 1.426 officieren en 11 generaals] aan de Russische bevelhebbers Paskievic en Rüdiger plaats, in Világos ten noordoosten van Arad. Naar de traditie vindt hier ook nog een laatste inspektietocht van Gőrgey en Rüdiger samen langs de troepen plaats…. Paskievic schenkt persoonlijk vergiffenis aan de Hongaarse opperbevelhebber en hij vraagt aan de Oostenrijkse keizer hetzelfde te doen. Aan tsaar Nikolaas I wordt trots bericht: “Hongarije ligt aan de voeten van Uwe [!] majesteit”. [Deak, 328], en de tsaar laat vervolgens weten dat Rusland wederom zijn heiligste roeping heeft vervuld., want … onderwerping van het oproer is een goddelijk gebod. De goddelijke genade van de absolute monarchen moest de onchristelijke aanmatiging van het volk ook wel de zege behalen…. Tegenover andere Europeanen laat de tsaar nog weten: “Buigt u, o volken, want God is met ons”.  [Zarek, 489].
Toch behandelen de Russen de gevangen genomen Hongaren fair, zelfs “als beroemdheden”. [Deak, 324]. Ook vraagt de tsaar om een grootmoedige houding tegenover Hongarije: “Laten we God danken dat Hij het kostbare bloed van onze onderdanen niet langer laat vergieten, en de gelegenheid geeft om van het mooiste van onze soevereine rechten gebruik te maken, n.l. dat van een welgemeende mildheid”. [Bagger, 160].
Er worden toasts uitgebracht op de Hongaarse dapperheid, en men spot samen op de Oostenrijkse lafhartigheid en het Russische enthousiasme voor Hongarije is niet eens onbegrijpelijk: Nooit in de geschiedenis heeft men enig probleem met Hongarije gehad en Hongaarse officieren, meestal van de lage adel, leken meer op de Russische dan op de Oostenrijkse “bürgerliche” officieren. Het Russische ”toezicht” is ook nogal lauw en duizenden Hongaren weten eraan te ontsnappen. Rusland heeft ook geen eigen, nationaal doel in Hongarije voor ogen, het werpt zich [zeer opmerkelijk] niet eens op als bevrijder van de Slavische volken in Hongarije [Slowaken, Serviërs, Kroaten en Ukraïners/Roethenen] en het levert ook geen grote veldslagen in dit land. Russische generaals bewonderen daarentegen Gőrgey en zijn Honvéd. [Deak, 324/325]. Paskievic en de tsaar pleiten zelfs bij de Oostenrijkse keizer voor amnestie voor alle Hongaarse soldaten! De Hongaren hopen dan ook op concesssies van Russische zijde.

top

Van Oostenrijk verwachten ze niets goeds, maar de Oostenrijkse legerleiding heeft uiteraard goed begrepen waarom Gőrgey níet voor de Oostenrijkers maar voor de Russen de wapens neerlegde! De belediging was duidelijk en Schwarzenberg is nu nog meer woedend dan ooit op die verachtelijke en rebelse Hongaren. Op de verzoeken tot matiging [van Russische kant] antwoordt hij: “Dat is heel goed, maar zuerst wollen wir ein Bischen hängen”. [o.a. Niederhauser, 177].
De Oostenrijkse opperbevelhebber Haynau die toch al door wraakgevoelens wordt beheerst, is ook woedend over de houding van de Russische bondgenoten en van de Hongaarse rebellen! Voor hem telt nu maar één ding: Oostenrijkse legers hebben de Hongaarse rebellie tot een einde gebracht, en de Russen zullen toch zo spoedig mogelijk dit land verlaten. Alle Hongaarse soldaten en officieren, politici en burgers bevinden zich in zíjn handen. Op 18 augustus laat de Oostenijkse commandant in een proklamatie weten: “De triomferende keizerlijke-koninklijke [Habsburgse] legers hebben de 1000-koppige slang van de Hongaarse revolutie neergeslagen… Geheel Hongarije is nu door het keizerlijke en koninklijke leger bezet”.
De Russen worden door Haynau dus niet eens genoemd! [Deak, 328]. Gőrgey deed overigens op 13 augustus ook nog een oproep aan Klapka in Komárom om zich over te geven want ”het land heeft vrede nodig”. Toch talmt Klapka nog enkele weken, hoewel ook Haynau hem verzekert: hoe eerder de laatste Hongaarse troepen zich overgeven, deste eerder zal er een einde komen aan de vervolging van de andere rebellenleiders”. [idem, 328]. Kossuth zelf is intussen op 12 augustus, de dag na zijn aftreden, naar Orsova gegaan, aan de grens en …. hij beschuldigt Gőrgey nu n.b. nog van verraad van de nationale zaak, van de vrijheid. en van tirannieke ambities. Overgave is, aldus Kossuth vanuit zijn veilige schuilhoek, verraad en hij waarschuwt Gőrgey hiervoor maar deze beschuldigingen zijn natuurlijk onzinnig! [o.a. Kosáry, 244].
Gőrgey heeft het énige gedaan dat nog mogelijk is: de onvoorwaardelijke capitulatie aanvaarden! Ook Kossuth heeft moeten en kunnen weten dat Hongarije militair gesproken verloren is maar hij blijft zelfs nog vele jaren volhouden dat Gőrgey een verrader was, een onverantwoordelijk demagoog… de Judas van Hongarije. Hij verwijt zichzelf later zelfs dat hij in Arad op 11 augustus 1849 Gőrgey níet heeft gearresteerd en geëxecuteerd! [Deak, 321].
Alsof daarmee ook maar iets of iemand gered zou zijn. Kossuth laat hier merken dat hij nog steeds meer in zijn eigen illusies en naïeve dromen gelooft dan dat hij besef heeft van de barre realiteit, die mede door hem is ontstaan. Ook de beschuldigingen aan het adres van Gőrgey dat deze alleen maar zichzelf heeft gered en het vaderland heeft verraden, zijn vals. Kosssuth zelf weet immers ook niets anders te doen dan zichzelf in veiligheid te brengen!
Op 17/18 augustus gaat hij de grens naar Walachije over, nadat hij en premier Szemere c.s. de Hongaarse kroon van St. Stefanus, de rijksappel en de skepter, de eeuwenoude symbolen van de Hongaarse soevereiniteit, nog hebben begraven bij Orsova. Eenmaal buiten het land verklaart Kossuth ook nog op 18 augustus; “Ik wens een vrije natie, vrij zoals God alleen de mens kan scheppen. Mijn grondregels waren die van George Washington. Ik houd van je, meest trouwe natie van Europa”. [Zarek, 491]. Veel minder begrijpelijk echter [naast de zware beschuldigingen aan het adres van Gőrgey] is, dat de afgetreden Kossuth, zodra hij buiten Hongarije is, zich prompt weer goeverneur-president laat noemen, en de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van de [nu: émigré-] natie verwacht! [Deak, 327].
Kossuth en met hem ongeveer 4.000 gevluchte Hongaren, o.a. Szemere en Bem, worden door de Turken naar Vidin, een vestingstad aan de Donau in het huidige Bulgarije, overgebracht. Later kunnen de meesten van hen naar West-Europa of de Verenigde Staten vertrekken, want de sultan heeft aan het Oostenrijks-Russische verzoek tot uitlevering van de Hongaarse rebellen, met steun van de Britse en Franse ambassadeurs nooit willen voldoen. Generaal József Bem blijft in Turkije, wordt zelfs islamiet en krijgt een funktie in het Turkse leger in de buurt van Aleppo, waar hij in 1850 sterft
Aan Artúr Gőrgey wordt als enige door keizer Franz Joseph I wel amnestie verleend, maar hij wordt desondanks toch geïnterneerd in de vesting van Klagenfurt. Door Kossuth is hij verder geheel genegeerd en vernederd, maar pas veel later, in 1884, verklaren 208 voormalige Honvéd-officieren dan toch dat Gőrgey géén verrader is geweest, en onschuldig was!
De voortzetting van het verzet heeft nog een klein voordeel opgeleverd, n.l. voor de 3.000 soldaten in de vesting Komárom. Ook voor generaal Klapka, hun commandant is het onmogelijk nog iets te ondernemen, omdat hij door 50.000 man Oostenrijkse troepen volledig is ingesloten. Hij besluit daarom op 27 september om zich over te geven, maar voor zichzelf en voor zijn soldaten weet hij wel amnestie te bewerkstelligen. Ook zullen de persoonlijke eigendommen van de garniezoenssoldaten niet worden gekonfiskeerd, en hun wordt de vrije aftocht toegezegd. Ook hierbij zijn de woorden van Kossuth tekenend voor zijn illusies en zijn totaal overdreven verwachtingen! Nog op 2 oktober 1849 roept hij gen. Klapka op zich niet over te geven. “Als Komárom het uithoudt, is het leger nog gered”, aldus de fantast die Kossuth nu blijkbaar is geworden. Men verwijt Klapka later ook dat hij amnestie had moeten vragen voor heel Hongarije of voor meerdere revolutionaire leiders, maar “vanuit een geïsoleerd fort meer te verwachten was irreëel”. [Deak, 228].
Aan Klapka c.s. wordt een eervolle aftocht beloofd en op 4 en 5 oktober is deze voltooid. Daarmee ligt het verslagen Hongarije machteloos aan de voeten van de Oostenrijkse keizer… “In plaats van de door de opstand en de revolutie rechtens verloren gegane constitutionele instellingen van het koninkrijke Hongarije zullen”, aldus de Oostenrijkse minister v.binnenl. zaken Alexander Bach, “door des Keizers genade en Zijne absolute macht voor de vijf bestuurseenheden van Hongarije vertegenwoordigende lichamen in het leven worden geroepen”. [Zarek, 491/492]. Maar zover is het nog lang niet!
Ook de tsaar roept dan nog eens op tot een zekere mildheid: ”Een rechtvaardige strengheid tegen de leiders en vergiffenis voor degenen die op een dwaalspoor zijn gebracht lijken mij de enige praktische middelen om tot permanente rust te komen”, aldus tsaar Nikolaas I, terwijl de Russische kroonprins en Paskievic ook moeite doen voor verlichting van het lot der gevangenen, maar het allemaal tevergeefs. [Bagger, 160/161]. Zelfs het vermelden van het Russische aandeel aan de onderwerping van Hongarije wordt door de Oostenrijkers zoveel mogelijk beperkt! [Bagger, 166]. 

De 13 op bevel van de Oostenrijkse keizer ter dood gebrachte Hongaarse generaals, 6 okt. 1849

top

De Oostenrijkse opperbevelhebber in Hongarije, baron Julius von Haynau, die per 20 augustus per keizerlijk dekreet met volmachten wordt benoemd, kan in dit land zijn gang gaan, en hij voert een waar schrikbewind. Hij wil de Hongaarse rebellie voorgoed uitroeien en zegt b.v. tegen generaal Radetzky: “Ik zal de orde hier herstellen en ik zal honderden mensen laten doodschieten… met een zuiver geweten”. Vooral haat hij de Hongaarse adel die hij onverbeterlijk acht. Hun “Lumpen” [de gedegenereerde adel etc.]  heeft de ellende over de onschuldige massa’s gebracht, aldus Haynau. Zo zal het verzet worden gebroken, en “in Hongarije moet men in geen 100 jaar weer een revolutie proberen”. Ook wordt aan de Joodse gemeente van Pest n.b. een schatting opgelegd vanwege de steun aan de Hongaarse vrijheidsstrijd.
Met name generaals en officieren der Honvéd moeten streng worden bestraft, voor hun insubordinatie, hun ongehoorzaamheid aan het Oostenrijkse militaire gezag [en hun overlopen naar een eigen Hongaars leger], terwijl alle gewone soldaten [± 25 tot 30 % van het totaal!] van dit Hongaarse leger per dekreet worden ingelijfd bij het keizerlijke Oostenrijkse leger, zodat ze vele jaren [max. zeven jaren dienstplicht!] hun vaderland niet meer terugzien. In september 1849 wordt al een proces tegen een aantal Hongaarse officieren geopend.
Wie het keizerlijke manifest van 3 oktober 1848 heeft genegeerd is al een rebel, een verrader. Dat was allang duidelijk. Zo verschijnen bijna 500 voormalige Hongaarse officieren voor één der 18 Oostenrijkse krijgsraden, en 231 van hen worden ter dood veroordeeld en 40 geëxecuteerd. Het meest berucht is wel de executie van dertien Hongaarse generaals in Arad op 6 oktober 1849, [bewust] precies één jaar na de rebellie in Wenen en één dag na de capitulatie van de vesting Komárom.
Het betreft de generaals Lajos Aulich, János Damjanich, Arisztid Dessewffy, Ernő Kiss, Károly Knézics, Győrgy Lahner, Vilmos Lázár, graaf Karl Leininger-Westerburg, József Nagysándor, Ernő Pőltenberg, József Schweidel, Ignác Tőrők en graaf Károly Vécsey. Zij allen, de “Dertien martelaren van Arad” worden opgehangen, resp. geëxecuteerd.
Opmerkelijk is uiteraard ook hier het grote aantal niet specifiek Hongaarse namen: ook Duitse, Oostenrijkse generaals liepen immers over naar de Hongaren en hadden voor de vrijheid van dit land hun leven over, zelfs al kenden ze geen Hongaars. Opmerkelijk is ook hetgeen b.v. generaal Lajos Aulich op de beruchte dag nog voor de krijgsraad aanvoert als verdediging: “De koning beval mij als soldaat de eed op de constitutie af te leggen. Ik deed dat. De koning hield zijn eed niet. Ik heb mijn eed gehouden”. Het mag allemaal niet baten. [Bagger, 161. 
Deze executie van krijgsgevangenen gaat -ook al in 1849- volkomen in tegen de regels van militaire zeden en geciviliseerde oorlogsvoering, maar de Oostenrijkse regering rechtvaardigt zich wel: de dertien generaals zijn als Oostenrijkse deserteurs aan hoogverraad schuldig! Toch is er uiteraard ook sprake van wraak bij het vonnis! [Bagger, 161/162]. Ook de keizer verwierp elk verzoek tot gratie!
Ook een 230-tal burgers wordt ter dood veroordeeld, o.a. een aantal van hen bij verstek. In Pest worden 49 mensen opgehangen en 65 gefusilleerd. Onder deze laatsten bevindt zich ook de vroegere premier graaf Lajos Batthyány, die in augustus 1848 in Ollmütz, als lid van de Hongaarse delegatie om een compromis verzocht en toen is gearresteerd en veroordeeld. Het proces begin oktober is een farce, o.a. omdat uit Wenen de order komt: schuldig of niet: hij moet hangen! Op de avond van de 5e oktober lukt het zijn vrouw, Antónia gravin Batthyány, geb. Zichy, een dolk in zijn cel te smokkelen en hij snijdt zichzelf de keel door om de smaad van de galg te ontlopen… Wèl wordt hij geëxecuteerd in de grote kazerne in Pest, het ‘Neugebäude’.  
Ondanks verzoeken tot gratie is het doodvonnis n.l. tóch door Haynau bevestigd en op 6 oktober in Pest voltrokken; de verschrikkelijke wond bij zijn keel is verbonden, en het is onmogelijk hem op te hangen. Vandaar dat men hem executeert, op hetzelfde moment als de generaals in Arad…... De schuld van de gematigde edelman graaf Batthyány is dan wel nooit aangetoond, maar dat is voor de nieuwe machthebber van nul en geen waarde. Zelfs von Metternich is is zeer ontdaan over de executie -de gerechtelijke moord- van graaf Batthyány “zonder dat er één enkele reden is opgegeven”. [Bagger, 162]. Indukwekkend en ontroerend is nog altijd de afscheids-brief die gravin Batthyány-Zichy van haar ter dood veroordeelde echtgenoot ontving… 
Ondanks allerlei protesten uit verscheidene landen. zoals Frankrijk en Groot-Brittannië, gaat “de slachter” Haynau, het werktuig van Schwarzenberg en uiteraard in naam van de Oostenrijkse keizer, nog een tijd lang vergenoegd door met zinloze en bloedige wraakoefening in het onderworpen en machteloze Hongarije.
Van de publieke opinie in Groot-Brittannië en Frankrijk die, tègen de officiële regeringspolitiek van welwillende neutraliteit ten opzichte van Oostenrijk in, toch wel pro-Hongaars was en is, trekt men zich in het geheel niets aan, en b.v. massale anti-Oostenrijkse demonstraties in Londen en Parijs al in juli 1849, doen voor Wenen niet terzake! In augustus 1849 stuurde de Franse gezant in opdracht van z’n regering al een boodschap en riep de Oostenrijkse regering op om grootmoedigheid te tonen tegenover de overwonnenen om geen brandstof voor nieuwe moeilijkheden te leveren. Hij wees hierbij ook op de vele blijken van sympathie die de strijd der Hongaren bij de publieke opinie in de West-Europese landen heeft opgewekt en erkent dat Oosternijk dan wel een noodzakelijke factor voor het evenwicht in Europa is, maar juist daarom is het zo belangrijk dat Hongarije niet als rebel wordt behandeld en bestraft. [Niederhauser, 180]. Iets dergelijks doet Palmerston in Londen ook: hij heeft wel kritiek op Oostenrijk maar heeft toch veel begrip voor de positie van de monarchie. 
Zoals eerder gezegd zijn ook de pleidooien van de Russische tsaar Nikolaas I bij de Oostenrijkse keizer ten gunste van Hongaren die zich aan de Russen hadden overgeven, vergeefs. De tsaar neemt het persoonlijk ook op voor Gőrgey, en keurt de executies in Arad absoluut af, pleit voor genade en acht terreur alleen maar schadelijk. [Andics, 230].

top

“Ik heb slechts de wens om middelen te vinden om de verschrikkelijke wonden te helen die over het ongelukkige Hongarije zijn gekomen als het resultaat van een misdadige rebellie. Maar ik mag niet vergeten dat ik heilige plichten heb te vervullen tegenover mijn andere volken en ik mag de verplichtingen die mij zijn opgelegd met betrekking tot het algemeen welzijn van mijn bezittingen niet uit het oog verliezen”, aldus de jonge Oostenrijkse keizer. [Knatchbull Hugessen, II], die ook laat weten: “Ik zou graag genadig zijn zoals mijn persoonlijke gevoel me ingeeft, maar het welzijn van de staat maakt uiterste gestrengheid tot de heiligste plicht”. [Bagger, 161].
Toch hebben met name vele ultra-conservatieve magnaten in Hongarije volledig begrip voor de Oostenrijkse politiek en ze zijn het helemaal eens met het uitroeien der rebellie. Ook Metternich bewondert slechts Haynau. Één van deze Hongaarse magnaten is graaf Antal Széchen die door de Oostenrijkse regering als attaché naar Londen wordt gestuurd om hier de publieke opinie te bewerken, tegen de propaganda van Ferenc Pulszky, graaf László Teleki en bisschop Mihály Horváth en anderen die ook in Londen zijn aangekomen, in.
Veel sukses heeft de Oostenrijkse propaganda overigens niet, want allerlei geluiden vanuit Wenen als zouden nú vrede en welzijn weer terug kunnen komen en als zouden nú gelijkheid van alle volken der Habsburgse monarchie en burgerrechten voor alle onderdanen komen, als zou de keizer, “zoals altijd” de zwakken, de boeren, en de onderdrukte nationaliteiten steunen tegen de adel en tegen het nationalisme van de Magyaren, vinden toch nog zeer weinig geloof, mede omdat Haynau zijn terreurregime nog maandenlang in Hongarije kan voortzetten.
Vele honderden personen worden ook gevangen genomen en kwijnen, soms in ketenen vastgebonden, 10 of 20 jaar weg in de beruchte kerkers van Kufstein, Olmütz, de Spielberg in Brünn [Brno], in Komárom, Munkács of in Wenen. Ook zelfs vier bisschoppen, priesters en monniken, en protestantse predikanten wordt gevangen gezet. [Deak, 335]. Twee bisschoppen worden tot 20 jaar gevangenis veroordeeld en twee anderen in Oostenrijk geïnterneerd. Zelfs vrouwen worden “getuchtigd” en afgeranseld. [Bagger, 163], b.v. omdat ze ”rebellen op de vlucht onderdak hebben verleend”. . 
Het totale aantal slachtoffers van de Vrijheidsoorlog in 1848/49 in Hongarije wordt op 100.000 geschat, o.a. 50.000 Oostenrijkers [soldaten] en ook 50.000 inwoners van het land zelf, w.v. 24.000 Magyaren. [Knatchbull Hugessen, II, 130, Deak, 329], en volgens een Oostenrijks rapport uit 1851 zijn er tussen 1 november 1848 en eind 1850 4.628 rechtszaken van Hongaarse ‘rebellen’ door rechtbanken in de monarchie behandeld. In totaal worden 114 doodvonnissen voltrokken: politici, Honvéd-officieren [m.n. degenen die ooit Oostenrijks officier of generaal waren!] en generaals, ambtenaren, geestelijken, en gewone burgers. 1.765 personen zijn tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld. 75 Hongaren worden bij verstek ter dood veroordeeld en hun portretten worden opgehangen…..
Van het vrijheidsstreven der Hongaarse natie blijft dus niet veel over dan de herinnering, maar het is duidelijk dat men absoluut níet overtuigd is van ènige goede wil of bedoeling van Oostenrijkse kant. Vooral de minister-president vorst von Schwarzenberg haalt z’n neus op voor allerlei suggesties die gaan in de richting van enige clementie. Toch houden de duizenden emigranten en velen in Hongarije zelf de dierbare herinnering aan de vrijheid nog decennia lang zeer hoog.
Vele Hongaren houden ook altijd de gedachte levend dat [immers] bewezen is dat een onafhankelijke staat, los van Oostenrijk, tóch mogelijk is, en tallozen verbergen hun portretten van b.v. Kossuth, van de leden der eerste eigen verantwoordelijke regering en van die vele andere helden diep weg, om ze ooit eens terug te halen! Aldus blijven ‘de revolutie van 1848’ en ‘de vrijheidsstrijd van 1849’ zéér belangrijke mijlpalen in de Hongaarse historie. Ooit zal men de idealen van deze jaren in één of andere vorm tóch weer proberen te realiseren! Van verzoening of zelfs pogingen ertoe is voorlopig geen sprake; ook de keizer laat eigenlijk merken van geen enkel vonnis de uitvoering ècht te willen verhinderen! Hij laat Haynau immers z’n gang gaan, ondanks het feit dat Zijne Majesteit inderdaad in september al doodvonnissen heeft verboden……..
Onder gunstiger internationale omstandigheden kan de strijdbare Hongaarse natie wellicht ooit nog eens haar recht op zelfbeschikking verwerkelijken en voor iedereen [óók buiten Hongarije] is duidelijk dat de Habsburgse monarchie zéker niet onaantastbaar is…….. Ook b.v. progressieve dichters zoals Victor Hugo en Heinrich Heine betreuren het verlies van de vrijheid in Hongarije in hun gedichten duidelijk!
Één der weinige verworvenheden van de revolutie die toch blijft is de afschaffing van de lijfeigenschap. Het feodalisme is na de revolutie en de oorlog in 1848/49 nooit meer volledig hersteld, en een burgerlijke maatschappij komt na 1848 tot ontwikkeling. Ook de belastingplicht voor de adel en de gelijkheid voor de wet blijven. 
Nog in 1849 wordt duidelijk dat ook voor de niet-Magyaarse inwoners van het onderworpen land geen rechten gelden en dat van een of andere vorm van beloning voor hun “Kaisertreue” geen sprake is! Ook van autonomie of iets dergelijks is geen sprake, en b.v. de Slowaken Stur en Hurban blijven jarenlang gevangen of zijn geïnterneerd. [Bagger, 165].
“Wat de Hongaren van Wenen krijgen als straf krijgen de niet-Magyaren als beloning”, zo wordt wel gezegd, en deze woorden uit een gesprek tussen een Kroatische en een Hongaarse grondbezitter gelden al snel als gevleugelde woorden. Geen enkele wens, van welke inwoner van Hongarije, wordt immers vervuld. De rust en de vrede van het kerkhof  heersen nu …..Galgen, troosteloze gevangenissen, angstig zwijgen en hopeloosheid heersen nog een tijd in Hongarije, maar ook in een aantal andere gebieden der monarchie.

top