|
8. Van capitulatie tot compromis, 1849 - 1867
8.4 Het Oostenrijkse absolutisme raakt in verval, 1859.
Op 29 april 1859 vinden de eerste Oostenrijkse invallen in Piemont plaats o.l.v. de ervaren gen. Franz [Ferenc] Gyulai [Pest, 1798 - 1868], die -als geboortige Hongaar- ook al in 1848 voor de Habsburgse keizer in Italië heeft gestreden. Nu lijdt Gyulai en daarmee Oostenrijk echter enkele zeer ernstige nederlagen: vele tienduizenden doden en zwaargewonden telt men op 4 juni op het slagveld bij Magenta en op 24 juni bij Solferino.
Hierbij komt nog dat een divisie van graaf Clam-Gallas, van vooral Hongaarse regimenten, het keizerlijke hoofdkwartier in Solferino moet ontzetten, maar wanneer de Fransen hun eerste aanval doen, gaan de Hongaarse soldaten, die weinig geneigd zijn om hun bloed voor de onderdrukker van hun vaderland op te offeren er van door! [Bagger, 310]. Meerdere Oostenrijkers, en niet alleen Hongaren, juichen overigens ook over hun eigen nederlagen! [idem, 312].
Toch kan Sardinië het zwakke Oostenrijk niet verder aanpakken, want de Franse keizer Napoleon III laat merken dat hij niet de vernietiging van de Habsburgse monarchie beoogt! In Villafranca overlegt hij ineens, tot verbazing van heel Europa, in het geheim op 8 juli met de Oostenrijkse vorst Franz Joseph, aan wie op 11 juli de vredesvoorwaarden worden overhandigd.
Vele Hongaren denken nu dat ook de bevrijding van hun land aanstaande is. Generaal Klapka, de bekende aanhanger van Kossuth in exiel, gaat naar Roemenië [pas in januari 1859 ontstaan uit Moldavië en Walachije], sluit een geheim verdrag en roept Roemenen en Serviërs in Hongarije op om samen met de Magyaren in opstand te komen, en hun worden door Kossuth opnieuw nationale rechten beloofd. In Servië is men het ook met Klapka eens: de onafhankelijkheid van Hongarije moet worden hersteld, en men zal samen werken aan de bevrijding van de Balkanlanden uit handen van het desintegrerende Turkse rijk, om deze niet opnieuw in handen van een Grote Mogendheid, zoals Rusland of Oostenrijk, te laten vallen. Samen met de Hongaren wil men de Habsburgers verdrijven. [Szabad, 72].
Kossuth, Klapka en Teleki overleggen ook zelf met Napoleon III over plannen om hetzelfde te bereiken, maar: zoals bekend is deze keizer onberekenbaar en wil de vernietiging van Oostenrijk tenslotte niet! Kossuth echter is er zeker van dat Hongarije alleen vrij kan worden als Oostenrijk verder bij deze vernietigende oorlog betrokken blijft. Hij zoekt in Parijs ook een andere prominente Hongaarse balling op, graaf Gyula Andrássy, die eerder [1849] bij verstek door de Habsburgers ter dood veroordeeld is, en in Parijs is gebleven!
Een nogal vrijblijvend akkoord van Napoleon III en Kossuth komt inderdaad tot stand, maar Kossuth moet wèl beloven om, wanneer z’n land eenmaal vrij is, niet opnieuw een Republiek uit te roepen, zoals op 14 april 1849. Het commentaar van de Hongaarse leider is dat hij, hoewel in principe republikein, de monarchale traditie van z’n vaderland respekteert. ”Ik ben vooral patriot, mijn vaderland stel ik boven mijn theorieën”, [Zarek, 494] aldus zegt hij, en dat kon men ook verwachten van de Hongaarse leider. Napoleon belooft, ook vrijblijvend en voor hem bijzonder typerend, wel steun aan Hongarije, maar zal alleen samen met Groot-Brittannië optreden. Hij weet natuurlijk dat dit nooit zal gebeuren, want Palmerston is al vele jaren neutraal en welwillend tegenover Oostenrijk! Zie hierboven.
Wanneer Franse en Sardijnse troepen eenmaal op Hongaarse bodem zijn aangekomen [!] zal Kossuth een algemene opstand tegen Oostenrijk in Hongarije proklameren. Maar: zoals bekend deze troepen zijn bij lange na niet in Hongarije, en zijn helemaal niet van plan om dat land te bevrijden!! Hongarije speelt ook nu slechts een marginale rol. [Zarek, 494/495].
Een prent die in véél huizen was te vinden! 'De martelaren vanArad'. [vanaf 1849]
De Hongaarse ballingen, die nationalisten met hun illusies, zien desondanks de bevrijding van hun vaderland als een reële mogelijkheid en slechts enkele dagen na ’t uitbreken van de oorlog met Sardinië op 5 mei 1859 in Parijs [of in Genua] een “Hongaars Nationaal Direktoraat” [Magyar Nemzeti Igazgatóság] wordt opgericht als een soort voorlopige regering in ballingschap door Kossuth, Teleki en Klapka. Men maakt ook plannen voor het werven van Hongaarse vrijwilligers voor een Hongaars Legioen in Italië.
Alles doet Kossuth dus om nu z’n plannen te verwezenlijken voor de bevrijding van het Vaderland, juist 10 jaar na de proklamatie in Debrecen dat de gehate Habsburgers ”voor eeuwig van de troon van Hongarije zijn uitgesloten”. De vrijheid van alle nationaliteiten en religies in het land wordt geproklameerd, en er volgt een oproep tot verzoening en samenwerking met Roemenen en Serviërs en een verbond met Kroatië-Slavonië, het nieuwe Roemenië en Servië. Zelfs roept men de Hongaarse soldaten in het keizerlijke Oostenrijkse leger op om te weigeren te vechten tegen Sardinië en de Fransen, en om over te lopen naar hen, en in hun leger Hongaarse legerafdelingen te vormen…..
Voor de door Kossuth beoogde plannen loopt evenwel in Hongarije zelf niemand warm, en de belangen van vrijwel elke Hongaar zijn toch in feite veel meer met Oostenrijk verbonden. Wanneer het ècht gaat om het ontketenen van een revolutie is zelfs Kossuth zeer voorzichtig: hij roept híer niet toe op, en beseft kennelijk wel dat hij voor dergelijke fantastische plannen in het huidige Hongarije zelf geen enkele steun zal krijgen! Reële mogelijkheden heeft hij niet, en de financiële en andere middelen hiervoor ontbreken hem bovendien ook totaal. Bovendien is de Franse keizer Napoleon III voor alles en in alle opzichten een opportunist, die Hongarije eventueel alleen zal gebruiken als pion voor z’n eigen hoogste doeleinden. Overigens heeft ook Kossuth z’n twijfels aan Napoleon, en vertrouwt hem nauwelijks. [Szabad, 74]: hij onderhandelt immers vrijwel tegelijk met hèm, Kossuth, èn met z’n meest gehate vijand, de Oostenrijkse keizer!…..
Voor zowel Italianen als Hongaren betekent het geheime overleg in Villafranca een bittere pil, een diepe teleurstelling en vernedering, maar de vrede laat niet lang op zich wachten, en het machtsevenwicht in Europa verschuift hierdoor slechts langzaam en voorzichtig. Voor de Oostenrijkse machthebbers is dit wel bijzonder gunstig: een nog grotere nederlaag in Noord-Italië zou alleen maar kunnen betekenen dat de Hongaren een nog veel grotere uitdaging krijgen om aan een opstand, een nieuwe nationale revolutie te beginnen.
In de zomer van 1859 laat echter niet alleen Kossuth van zich horen: ook de nu 67 jaar oude graaf István Széchenyi laat vanuit Londen, voor het eerst na 10 jaar, in juli 1859 een anoniem pamflet verschijnen met de titel: “Ein Blick auf den anonymen Rückblick von einem Ungarn” van zijn hand, een duidelijk antwoord op het pamflet van Bach. Het geschrift is uit Dőbling bij Wenen gesmokkeld, en moet illegaal worden gedrukt.
Intussen was Széchenyi al in 1849, na de zoveelste depresssie, psychische inzinking en zelfmoordpoging naar Dőbling, een psychiatrische inrichting bij Wenen, overgebracht, maar vanaf 1854/56 is zijn geestelijke toestand toch weer veel beter geworden, hoewel hij hier blijft wonen. De eens zo beroemde, maar altijd al twijfelende en pessimistische Hongaarse graaf laat nu merken dat hij het totaal niet eens is met de optimistische visie van Alexander Bach, en een groot vraagteken zet bij de suksessen van diens absolutistische regime.
Volgens Széchenyi gaat absolutisme samen met stupiditeit, domheid [Szabad, 78/80] en ook over de keizer zelf is Széchenyi bijzonder negatief. Hij is een tiran, een Nero, die verantwoordelijk is voor de morele en politieke degeneratie van het rijk en voor de stagnatie. Scherpe kritiek heeft hij ook op de onderdrukking en de assimilatiepolitiek van de Oostenrijkers in het bezette Hongarije. Hij gaat hiermee dus veel verder dan ooit in het verleden met z’n kritiek op Oostenrijk! Toch blijft Széchenyi, opgesloten in Dőbling, een eenzaam en ziekelijk man, een menselijk wrak.
Het al geringe vertrouwen in de Habsburgse monarchie dat in Hongarije nog bestond, wordt nu snel nóg minder. De absolute macht in de Oostenrijkse monarchie stort in elkaar, het absolutisme is failliet, en nu blijkt dat de monarchie een schuld heeft van 2.360 mln gulden, en dat er al vele jaren sprake is van grote tekorten op de begroting van ruim 200 mln gld. [Kosáry, 277]. Hongaarse en Italiaanse soldaten in het keizerlijke Habsburgse leger blijken in de zomer van 1859 ineens wel zeer onbetrouwbaar, en leveren via massale desertie van duizenden van hen hun aandeel in de nederlaag van Oostenrijk. Juist veel Hongaarse soldaten zijn naar Noord-Italië gestuurd en zijn hier gelegerd, evenals er veel Tsjechische [Boheemse] en Oostenrijkse soldaten in Hongarije zijn gelegerd, als onderdeel van de oude Habsburgse politiek van divide et impera! De 19e en de 34e Hongaarse infanteriedivisies van het k.u.k. Habsburgse leger in Noord-Italië lopen zelfs vrijwel als één man over naar de vijand.
Beslissend is evenwel het akkoord tussen Napoleon III en de Oostenrijkse keizer op 8 juli in Villafranca, en bij de voorlopige vrede wordt bepaald dat Oostenrijk Lombardije [Milaan en wijde omgeving] aan Sardinië afstaat. Venetië blijft bij Oostenrijk en ook de Italiaanse vorstendommen Toscane en Modena krijgen hun Habsburgse vorsten terug. Aldus is de Habsburgse keizer en daarmee z’n monarchie gered, alleen dankzij de afspraken met een opportunistische, onberekenbare Franse keizer. Toch is aan het machtige Oostenrijk een bijzonder gevoelige militaire slag is toegebracht, de monarchie is nog meer geïsoleerd en heeft weinig of geen prestige meer.. Franz Joseph is nu wel gedwongen, en kan nu gemakkelijk ”moderne verbeteringen” aan zijn onderdanen beloven…..[Szabad, 75]. De regering van Bach moet haar ontslag indienen [22 aug. 1859] en daarmee is het absolutisme in de Habsburgse monarchie ten einde. De onvrede en het politieke zowel als kerkelijke verzet in Hongarije worden hierdoor slechts aangewakkerd, hoewel niemand weet hoe het verder zal gaan.
Het bezoek van Franz Joseph en Elisabeth aan Buda, 1857
|