< Terug

10. De Oostenrijks-Hongaarse monarchie, waarin Hongarije een eigen rol
       wil blijven spelen.
Deel II, 1890 tot 1914.

10.5 De troonopvolger

Uit het voorgaande blijkt al overduidelijk dat veel Hongaren omstreeks de eeuwwisseling weinig of geen prijs meer stellen op het behoud van de banden met Oostenrijk, of wel: het handhaven van de “Ausgleich” van 1867, maar voor  sommigen is de dynastie der Habsburgers zelf ook in het geding. Zelfs ziet men korte tijd na de dood van de zeer geliefde koningin Elisabeth in 1898 al weer nieuwe gevaren voor het land opdagen! Weliswaar wordt Franz Joseph [Ferencz József] I. als apostolisch koning van het land persoonlijk nog wel gerespekteerd, maar ook hij heeft voortdurend laten blijken dat b.v. de éénheid van het rijk, en met name de éénheid van zijn “keizerlijke en koninklijke [K.u.K.-] leger” hem bijzonder ter harte gaat en dat hij niet of nauwelijks bereid is tot concessies aan al die Hongaren die in dit “gemeenschappelijke leger” [a kőzős hadsereg] niets anders kunnen zien dan een vreemd, Oostenrijks leger, qua uiterlijk, onderscheidingen, uniformen, mentaliteit en commandotaal, opleidingen, etc. etc.
Hij denkt blijkbaar ook nog altijd persoonlijk “de orde” in dit leger te kunnen handhaven per dekreet, zoals zijn absolute Habsburgse voorvaderen dat maar al te vaak deden, en het blijkt dat hij voor de wensen der Hongaren tot een -althans uiterlijk- meer ‘nationaal’ leger bijzonder weinig of geen begrip heeft.
Toch is dit historisch gezien eigenlijk vreemd, omdat ‘de Hongaarse natie’ zich in het verleden altijd heeft beroepen op de constitutionele wetten die bóven de gekroonde koning staan! Tot vèr in de 19e eeuw heeft men immers nooit genoegen genomen met een koning die per dekreet iets afkondigde, en in het wettelijke proces, dat in Hongarije altijd als onaantastbaar is beschouwd, ingreep! Hoeveel rebellie en bloedige opstanden heeft men hiervoor overgehad?!…… Naarmate de keizer en koning echter ouder wordt [in 1900: 70 jaar] wordt vooral de vraag naar zijn opvolger steeds meer van belang.
Zoals bekend heeft de keizer geen zoon [meer] die hem kan opvolgen, en sinds de dood van Rudolf in 1889 is de broer van de keizer, de niet voorbereide en brave, burgerlijke, alledaagse en bekrompen dus ongeschikte maar ook ongeïnteresseerde aartshertog Karl Ludwig [*1833] troonopvolger. Deze overlijdt in mei 1896, zodat vervolgens diens oudste zoon, aartshertog Franz Ferdinand aan de beurt is, maar de posi­tie van deze kroonprins, geboren op 18 december 1863, is vanaf het begin omstreden, al is hij de troonopvolger van een Grote Mogendheid, de Oosten­rijks-Hongaarse Monarchie geworden.
In zijn jeugd is Franz Ferdinand [“Franzi”] vaak ziek, hij kan niet goed leren en heeft vaak geen zin, is moeilijk opvoedbaar en z’n jongere broertje, de levenslustige en ondeugende Otto, is de lieveling van z’n vader! Franz Ferdinand, wiens moeder al in 1871 sterft, voelt zich dus miskend, achtergesteld, onbegrepen, gefrustreerd en dat maakt hem mokkend, agressief, nukkig en bitter. Één en ander wekt in hem dan ook haat en nijd, wraaklust en weerbarstigheid. Zijn jonge stiefmoeder [v/a 1873] is echter een verstandige en voorbeeldige vrouw, middelpunt van het gezin. Maar Franz Ferdinand verandert hierdoor niet: ook leraren hebben weinig invloed op hem, wanneer ze hem b.v. wijzen op z’n plichten. Hij blijft verbitterd en wantrouwig.
Aartshertog Franz Ferdinand staat ook bekend als schriel, hebzuchtig, autokratisch en militaristisch, zelf­bewust en hard, klerikaal. Hij is niet sympathiek, maar ambi­tieus, achterdochtig en stug. Hij heeft ook geen talenknobbel -men zegt over hem: een “Antisprachentalent”- zodat hij zich in de vele talen van de monarchie niet of nauwelijks verstaanbaar kan maken, en zelfs Engels spreekt hij zeer slecht. Eenmaal in Praag als majoor van z’n regiment [1888] leert hij b.v. ook geen Tsjechisch, de taal van 90 % van z’n ondergeschikten! Voor de Slavische volken voelt hij niets, in tegenstelling tot z’n neef Rudolf met wie hij overigens verder wel goed kon opschieten.
Hij is ook zeer zéker niet bekend vanwege z’n begrip voor de moderne tijd en haar denkbeelden, of vanwege zijn sociale sympathieën of zijn spontaniteit, maar wèl om zijn vurige, vrome, bigotte, rooms-katholieke opvattingen, zijn trots op de roeping van het geslacht der Habsburgers, het “Gottesgnadentum” en zijn grote voorkeur, z’n passie, voor de jacht: hij doodde tijdens z’n leven méér dan 250.000 dieren, waar hij zéér trots op was [!]. Verder was hij trots op het keizerlijke en koninklijke leger, dat voor hem uiteraard een zéér belangrijke pijler van de heerschappij vormt, en hij wenste het behoud van de vorstelijke privileges en hield zijn diepe respekt voor de rooms-katholieke clerus. In 1878 krijgt hij z’n eerste militaire rang [luitenant] en is daar trots op.

top

In Hongarije staat de kroonprins echter vooral bekend als hater van de Magyaren, met een bijna ziekelijke afkeer en minachting tegenover hen. Met Hongarije heeft de aartshertog in april 1890 kennisgemaakt als overste van een huzarenregiment dat in Sopron [ődenburg] is gelegerd, maar hij merkt hier al gauw dat Hongaarse officieren uitsluitend hun eigen taal, het Hongaars, spreken, óók wanneer hij hen in het Duits iets vraagt.
Ook het karakter der Hongaarse officieren ligt hem niet: persoonlijke moed en karakter zijn voor hen heel belangrijk, ze willen geïmponeerd worden, glans en grootheid zien. Wanneer men op hen scheldt is het met hun respekt voorbij, ze zijn ernstig, streng en voor alles rechtvaardig…. Franz Ferdinand doet hier echter niets mee, en gelukkig is Wenen dichtbij, want in Sopron is niets te beleven!
Bovendien merkt hij dat de Hongaarse officieren en ook Oostenrijkse officieren [en àlle andere soldaten] die hier zijn gele­gerd, wel Duits kennen, maar dat de Hongaren die taal -uit trots en patriottisme- weigeren te spreken, die taal zelfs negeren! Dat bevalt aarts­hertog Franz Ferdinand niet, des temeer omdat hij zelf ver­geefs [!] heeft geprobeerd om Hongaars te leren... Hij wil en mag dat niet dulden, en vindt de houding van die Hongaren ongepast, een schandaal, onbehoorlijk! In deze trotse, verwaande Hongaarse officieren van het keizerlijke en konink­lijke leger ziet hij voortaan dus vooral z'n vijanden. Is Duits immers niet de commandotaal van het K.u.K.-leger en van de hele monarchie? Wordt de eenheid van de monarchie niet bedreigd door zo’n houding als van die Hongaren?
Dit wordt verder in Hongarije natuurlijk ook bekend, en de pers doet nogal eens smalend en zeer negatief over hem: men wijst hem af. Vervolgens wijst een vroegere leermeester, graaf Degenfeld, hem terecht in een lange brief van 7 juni 1890. Hij wijst de kroonprins erop dat hij niet te snel mag besluiten of eenzijdig oordelen. Het karakter van Oostenrijk [-Hongarije] is nu eenmaal veranderd, en het is een “Vielvőlkerstaat” geworden: je mag niet uitsluitend Duits, noch Tsjechisch, noch Pools noch Hongaars zijn, maar je moet tot alle volken in gelijke mate behoren! Geen enkel volk mag je haten, je mag je haat tegen de Hongaren niet bij je laten opkomen, daar moet je tegen strijden!
Jij wilt elk buiten dienstverband gesproken Hongaars woord met arrest bestraffen? Ik bezweer je, keizerlijke hoogheid, om zó niet op te treden. Het zou niet alleen bij het regiment, maar in heel Hongarije, ja bij alle niet-Duitse stammen, verschrikkelijk kwaad bloed zetten, en in het algemeen toch niet helpen. Men kan een mens de moedertaal niet afnemen en de huzaren al helemaal niet! Buiten dienst mag iedereen toch zo praten als hij wil?
De reaktie van Franz Ferdinand op deze brief is onbekend, maar het is wel zeker dat het ressentiment van hem tegenover de Hongaren en in het bijzonder tegenover enkele politici en ’de magnaten’ z’n wortels heeft in z’n ervaringen in Sopron [ődenburg]. Hij heeft Hongarije afgewezen, beschouwt de Hongaarse pers als ”verjoodst”, en heeft voortaan een hekel aan dit deel van de monar­chie, dat zichzelf n.b. als soevereine staat beschouwt...
Hij is bovendien bijzonder geïrriteerd door het zware gewicht van Hongarije in de buitenlandse politiek van de monarchie, en hij geeft de Magyaren van heel wat zaken, b.v. van het toegenomen natio­nalisme, de schuld.
Men zegt al dat hij, wanneer hij eenmaal zal opvolgen, de eed die hij bij de kroning tot apostolisch koning van Honga­rije binnen zes maan­den moet afleg­gen, zou willen uit­stellen tot aan een reor­ganisatie van de monar­chie als geheel. Hoe dat ooit zal of kan gebeuren weet niemand….
Over de leidende klassen in de oostelijke helft der monarchie, Hongarije is z’n mening in elk geval duidelijk: "Het was een daad van slechte smaak van de kant van deze [Magyaar­se] heren dat ze ooit naar Europa kwa­men", merkte aartshertog Franz Ferdinand eens op:
Die Magyaren sollen zum Teufel gehen mit ihren Vorrechten1 Sie sind ein Volk wie die Andern. Warum sollen sie mehr Rechte haben als die Tschechen, die Kroaten, die Polen, die Rumänen und die Slowenen?"
zo vroeg hij zich ook af. ”Dat canaille, die verraders, de onverbeterlijke Hunnen”, waarmee de Magyaren door de troonopvolger ook wel zijn aange­duid, beschouwen dit echter als een duidelijke ondermijning van de Aus­gleich, het compromis dat in 1867 is gesloten.....
Al snel na de affaire in Sopron, wordt de kroonprins naar elders gestuurd, en gaat naar o.a. Berlijn en St. Petersburg, waardoor hij een nogal open en welwillende houding t.o. Rusland krijgt en waardoor hij voortaan dat land toch als een soort autokratische [!] bondgenoot ziet, en vervolgens maakt hij een wereldreis naar o.a. Oost- Azië en Amerika, maar z’n verslag hiervan getuigt vooral van de liefde voor… Oostenrijk! De Amerikanen met hun vrijheid en demokratie vindt hij niks, en hij klampt zich nog meer vast aan de monarchie en de autokratische idealen.
Vanaf mei 1896 is hij formeel kroonprins, maar met de keizer en koning kan hij slecht overweg. Zelfs voor z’n toekomstige opvolger is Franz Joseph ontoegankelijk, strikt formeel, doet alleen het noodzakelijke, is kortaf, geeft slechts bevelen, regelt alles, en bruskeert óf negeert je; hij kan niet tegen enige kritiek, en gedraagt zich zonder meer als de baas. Van overleg tussen beiden is dus geen sprake, en Franz Ferdinand wordt overal buiten gehouden!
Intussen is Franz Ferdinand veel ziek of/en trekt zich vaak terug in het slot Konopiste in Bohemen, en ….. zijn levenslustige en populaire broer Otto krijgt -ondanks z’n escapades en affaires- n.b. representatieve opdrachten van ZM, laat zich in Wenen zien en heeft hier zelfs een eigen hofhouding.
Het is alles een belediging voor de kroonprins, maar ja… die “is toch maar ziek” en wordt zelfs door sommigen aan het hof en in de pers van Hongarije [!] al “totgesagt”. De beledigingen beschouwt hij als gemene intriges van de keizer, maar is intussen gedoemd tot een nutteloos en leeg bestaan, terwijl Otto die troon n.b. helemaal niet wenst en alleen dient als pion van bepaalde kringen aan het hof!  
In 1894 maakt de kroonprins kennis met een gravin Sophie Chotek, uit een oude Tsjechische [maar geheel verduitste] familie, maar hij moet en wil die relatie geheim houden. Toch wordt het ontdekt en de verontwaardiging is groot! Een gravinnetje is immers veel te laag voor een Habsburgse troonopvolger! Ook de keizer onderneemt alle pogingen om de twee uit elkander te drijven, via bemiddeling, laaghartige manieren, bedreigingen, maar niets helpt.

top

De verbittering neemt dus sterk toe, evenals de vijandschap en de roddel en laster. Zelfs de Hongaarse min.-pres. Széll probeert er politiek kapitaal uit te slaan, en men zegt [in Wenen] dat “de Hongaren weer hun separatistische soepje willen koken” want het Hongaarse staatsrecht kent geen vorstelijk huwelijk ‘beneden de stand’ en eventuele politieke gevolgen ervan. Het zal dus wel worden: óf een huwelijk [en afstand doen van de troon], óf  toch de troon!
Een audiëntie van Franz Ferdinand bij de keizer maakt tenslotte een eind aan de onzekerheid: de aartshertog kan opvolgen, maar onder bijzonder vernederende en strenge voorwaarden!
Op 28 juni 1900 moet, in aanwezigheid van alle mannelijke Habsburgse aartshertogen, de beide kabinetten, enz., enz., Franz Ferdinand erin toestemmen dat hij afziet van alle rechten van z’n vrouw en eventuele kinderen! Die tellen voor de familie en voor de staat volstrekt niet mee! Op 1 juli trouwt de kroonprins dan ook in diepe afzondering met Sophie Chotek [voortaan: vorstin van Hohenberg] en niemand van het Huis Habsburg is hier aanwezig; hij blijft tot het bittere einde toe volledig door alle familieleden genegeerd. Het [zeer goede] huwelijk van aartshertog Franz Ferdinand en Sophie geeft overigens in Wenen geen enkele aanleiding tot roddels of schandalen, en dát is ook al iets bijzonders!!
Opnieuw roept de Hongaarse oppositie, de Onafhankelijkheidspartij, dan trouwens weer eens luid om de volle­dige onaf­hankelijk­heid van Hongarije, want voortdurend is men in de ooste­lijke helft van de monarchie, in Transleithanië [Honga­rije] bezig om te schop­pen tegen Oostenrijk.
Maar niet alleen is Franz Ferdinand -weer eens- diep beledigd, ook de keizer en koning is diep teleurgesteld! Hem is “doch gar nichts erspart geblieben auf dieser Welt” [zoals hij in sept. 1898 na de moord op Elisabeth al zei]: z’n vrouw vermoord, z’n zoon dood, een totaal niet gewenst huwelijk van de nieuwe kroonprins, etc. ”ősterreich befindet sich im Zustand latenter Revolution” hoort men de vorst zeggen, maar hij is [en voelt zich] te oud om nog iets te veranderen; hij heeft er de zin en kracht niet meer voor, is te moe en niet vastbesloten. ”Seine Majestät liess die Dinge treiben” wordt er gezegd, terwijl alleen zijn persoon voor veel mensen nog het symbool van de eenheidvan het rijk en het voortduren ervan is! Hij genoot n.l. overal nog gezag, autoriteit en is populair…. Velen zien overigens ook de feiten als een soort onveranderlijk lot, en de toekomst van de monarchie is bijzonder onzeker!
Duidelijk is al dat Franz Ferdinand als keizer en koning zéker een andere koers zal willen varen, maar dat hij zich ook al volledig heeft vervreemd van o.a. al degenen die in Hongarije aan het bewind zijn! Hij als  constitutioneel koning van Hongarije lijkt al volstrekt onmogelijk! Ook wijst alles erop dat hij b.v. de rechten en eisen van de Tsjechen [het meest ontwikkelde volk der hele monarchie!] niet zal erkennen: al woont hij in Bohemen, hij wenst hen niet eens te leren kennen of hun taal te leren!
"Tout le régime de François Joseph n'était autre chose qu'un sursis; l'empereur lui-même devait se rendre compte que l' Autriche-Hongrie était malade, donc -en bon médecin- il fai­sait tout pour prolonger son existence en gagner du temps".
Intussen beschouwt Franz Ferdinand dit alles niet als ’noodlot’ maar vindt zichzelf veeleer de aangewezen persoon om de onvrede vorm te geven. Hem hangt de politiek van het eeuwige “fortwursteln” [zoals Taaffe eens zei] de keel uit, en ‘men’ zegt nu dat hij “ZM’s meest trouwe oppositie” is. Hij houdt overigens zijn grote ergernis over de Hongaren maar ook híj ziet de toekomst van de monarchie met angst en beven tegemoet.
Tegenover de keizer en koning heeft hij nog altijd niets te vertellen, maar wel neemt hij de funktie van beschermheer aan voor de Katholieke Schoolvereniging. Uiteraard valt dat bij velen niet in goede aarde, want nu verwijt men hem partijdigheid en beschuldigt hem van klerikalisme en eenzijdigheid, en zelfs de keizer wijst hem op 18 april 1901 terecht! Voortaan kan zoiets alleen als ZM van tevoren toestemming ervoor geeft! Franz Ferdinand blijft dus een machteloze man, of zoals hij zelf zegt: een nul in de politiek. Hij lijkt dan ook weinig vertrouwen te wekken of krediet te hebben….
Toch is hij hiermee niet tevreden en op het Belvedere [-paleis] in Wenen vestigt hij [in 1899] zelf een kanselarij, zodat b.v. ministers voortaan ook rekening met hem moeten houden. Hier op zijn kanselarij proberen ook allerlei personen zich al de gunst van de aartshertog, de toekomstige keizer en koning, te verwerven, maar het blijkt dat in het "politisches Laboratorium" van de troonopvolger vooral Roemeense en Slavische politici eneen aantal hoge Oostenrijkse militai­ren en politici, als een soort schaduwkabinet, plannen smeden om de monarchie ”uit de impasse te helpen”. Magyaarse politici, liberalen en nationalisten zijn in de nabije omgeving van Franz Ferdi­nand overigens nooit te vin­den.
Hij beschouwt de Magyaren n.l. vooral als degenen die de monarchie juist ernstig in gevaar brengen en [b.v. in 1903 bij de kwestie van de rekruten, etc.] z’n toorn opwekken! Franz Ferdinand is ook degene die absoluut geen concessies aan de Hongaren wenst te doen, en de keizer en koning  reageert dan [1903] zelfs op een brief van de kroonprins! Hij zal inderdaad níet toegeven!
Al vier dagen na ‘de legerorder uit Chlopy’ [van 17 sept. ’03, zie hierboven] zwakt de koning in een brief aan de Hongaarse premier Khuen evenwel [tot verbijstering van Franz Ferdinand] dat tóch al af, en na een jaar worden de Hongaarse eisen voor een groot deel vervuld. De kroonprins is er dan uiteraard eens te meer van overtuigd dat de Hongaren toch nooit tevreden zijn en altijd weer op nieuwe concessies zinnen! Hiermee is de keizer het wel eens, maar dat is van korte duur: de keizer zelf wenst immers eigenlijk geen akties te ondernemen, en z’n opvolger wil juist aktie en verandering.
Merkwaardig is hierbij dat de militaire autoriteiten in Wenen Franz Ferdinand eigenlijk links laten liggen en dat het ministerie van oorlog en de generale staf hem boycotten…….. tot 1905!

Munt van 5 korona [Kronen] uit 1908, met de Hongaarse symbolen

top

Dán krijgt hij een vleugeladjudant in de persoon van de officier Brosch von Aarenau, die hem voortaan goed op de hoogte houdt van alles. De militaire kanselarij van Belvedere wordt uitgebouwd tot een soort rivale van het hof. Hier ontvangt de kroonprins allerlei vooraanstaande militaire en politieke leiders, zoals de militaristische en zéér anti-Servische Conrad von Hőtzendorf, graaf von Aerenthal, maar ook enkele Hongaarse leiders, en m.n. enkele  Roemeense Hongaren. [zie hieronder]. Toch is duidelijk dat aartshertog Franz Ferdinand dan wellicht eens keizer zal worden maar dat men óók kan zeggen hij voor die taak toch niet serieus wordt voorbereid! Tevoren is in juni 1900 al duidelijk geworden dat hij, mócht hij aan het bewind komen, slechts als een ”tussenpaus” zal worden beschouwd. Bovendien lijkt absoluut niets erop dat hij ooit b.v. een verstandig, wijs en gezaghebbend en gematigd vorst zal worden! Wél blijkt hij kort voor 1914 al goed te kunnen  opschieten met de trotse, protserige, eigenzinnige en duidelijk óndemokratische Duitse keizer Wilhelm II…..  
Het gaat de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins voorlopig echter alleen om het beteugelen van de dwarse Magyaren en van Hongarije, hun ambities in te dammen. Hier moet algemeen kiesrecht komen om de heerschappij van de Magyaren en hun oligarchie van graven en gentry te breken. Alleen al ten bate van het breken van de macht der Magyaren in Hongarije is hij vóór de invoering van algemeen kiesrecht in Hongarije, terwijl hij zich in Oostenrijk n.b. heftig hiertegen verzet: hij acht dat een gevaarlijke stap naar radika­le demokratie. Volksinvloed acht de kroonprins een gevaar, voor hervormingen vanaf de basis voelt hij niets. Franz Ferdi­nand is dus uitgesproken anti-demokratisch. Het gaat hem ook allerminst om het behoud van of het invoeren van parlementaire instellingen in de monarchie: terwijl hij voor Hongarije verregaande demokratische hervormingen bepleit, is hij zoals gezegd tègen b.v. algemeen kiesrecht in Oostenrijk!
Van een verzoening tussen Tsjechen en Duitsers in Bohemen, die ten koste van de kerk en de kroon, en de conservatieve grootgrondbezitters zal gaan, wil hij ook niet weten, maar over alle belangrijke volken van de monarchie heeft hij wèl een uitgesproken, duidelijke mening, emotioneel en diepgeworteld, een sterke voorkeur en sympathie [voor de Duitsers en de Roemenen b.v.] òf een sterke afkeur en minachting [b.v. voor Italianen en m.n. Hongaren, maar ook voor de meeste Slavische volken]. Toch heeft hij zich ”vooral in de breedte” willen [en moeten!] oriënteren.
Geliefd of popu­lair is deze troonopvolger nooit maar in bepaalde krin­gen wordt hij wèl diep gehaat! Hoe hij z'n plannen ooit denkt te verwezenlijken is echter onbekend. Wellicht acht hij militair geweld niet uitgesloten, en het is in elk geval duidelijk dat Hongarije, althans het politieke en maatschappelijke establishment in dit land, niet veel anders dan onheil van deze troonopvolger kan verwachten.
Bekend zijn n.l. de kontakten die de aartshertog onderhoudt met zonder meer oppositionele, b.v. Roemeense, politici uit Hongarije, zoals Alexandru Vaida Voe­vod, Iuliu Maniu, Theodor Mihali en Aurel Popovici. Laatstge­noemde Roemeen werkt in 1906 juist zijn plannen uit voor [de totale herindeling van] "De Verenigde Staten van Groot-Oostenrijk". Ook een aantal Tsjechi­sche aristokraten, de burgemeester van Wenen, Karl Lueger, de Duitse Hongaar Steinacker, en de conservatieve minister van binnenl. zaken Kristóffy, baron Rauch en de Kroaat Frank zijn in de omgeving van Franz Ferdinand te vinden. Hij beseft overigens wel dat Kristóffy een politieke desperado is, die met alle andere politici in z’n land overhoop ligt en wordt gehaat en gewantrouwd.
Vage plannen van Franz Ferdinand wijzen in de rich­ting van één Duitstalige monarchie met een sterk centraal en autoritair gezag, of even­tueel een federatie van kroonlanden. Van enig begrip voor Hongarije is bij Franz Ferdinand nooit iets gebleken, wèl van het tegen­deel. Zo nodig lijkt hij wel met hulp van het leger tegen die bijzonder eigenzinnige, trotse en dwarse Hongaren, de doodgravers van de monarchie, te willen optreden.
‘1867’ is voor hem zelfs een kankergezwel, dat dus moet worden verwijderd! Hij ziet de Magyaren niet anders dan als een buitengewoon groot gevaar, en de zeer slechte verhouding tot de Magyaren is zelfs de sleutel tot het denken van Franz Ferdinand, en het vijandbeeld der Hongaren is de grote constante van z’n politieke overtuiging, aldus Friedrich Weissensteiner in “Franz Ferdinand, der verhinderte Herrscher” [Wenen, 1983], die het leven van de omstreden kroonprins uitvoerig belicht. 
Toch is hij, wat de buitenlandse politiek betreft, voorlopig nog erg voorzich­tig en hij wil niet weten van agressieve plannen ten opzichte van Servië of Ital­ië. Een preventieve oorlog acht hij zelfs uit den boze! Ook vindt de troonopvolger dat de Oostenrijks-Hongaarse monarchie zich niet door het machti­ge Duitse Rijk op sleeptouw moet laten nemen, maar met de Duitse keizer Wilhelm II kan hij goed opschieten: hij steunt hem en het Duitse rijk van harte en gelooft wèl in de onvermijdelijke, uiteindelijke afrekening met Rusland….
De generatiegenoot en goede vriend van Franz Ferdinand, de autoritaire Kaiser Wilhelm II [*1859], laat immers vanaf 1890 ook zien wat een krachtige, dynami­sche en expansionistische politiek van een groot rijk vermag. Bij het machtige Duitse Rijk vergeleken is de politiek van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie van de oude keizer en koning Franz Joseph I er een van uitstel en van zwakte, van verdeeld­heid. Hij ziet overigens achter elke misstand in de monarchie al snel hoogverraad, de vijanden van de monarchie, Joden, Vrijmetselaars, socialisten en Hongaren bezig, en díe maken het leger ontevreden en bederven het; de hele monarchie ziet hij hierdoor bedreigd!

top

Zelf vindt hij overigens dat hij ”alleen de anti-dynastieke en hoogverraderlijke elementen haat, maar verder van het land [Hongarije] houdt zoals van alle andere”. Omdat hij als troonopvolger zijn plicht kent en voor het land moet zorgen, voelt hij het ook als z’n plicht om zijn land en z’n dynastie voor ongelukken te bewaren…. “alleen de chauvinisten en judaeo-Magyaren [!] die hun beroep erin zien om onophoudelijk tegen de gemeenschappelijke zaken met Oostenrijk en tegen het gezamenlijke leger op te hitsen, díe brengen me tot woede”. 
Franz Ferdinand is ook fel gekeerd tegen de Magyaarse heersende klasse die alleen maar aan het behoud van z’n privileges denkt, tegen de oligarchie en de adel, en de Onafhankelijkheidspartij, die als doel heeft om Hongarije steeds losser van Oostenrijk en geheel onafhankelijk te maken. Hij heeft daarom altijd een zeer diepe haat ertegen, en altijd weer zijn ‘die Hongaren’ aan alles schuldig: ”Ceterum censeo Magyarien esse delendam” [= Overigens ben ik van mening dat het rijk der Magyaren verwoest moet worden], want die Heren werken aan de ondergang van de monarchie en de dynastie en van zichzelf!
Vooral graaf István Tisza is voor hem de personificatie van ‘het Magyarendom’; een chauvinist, een belangrijk staatsman, vastbesloten en onbuigzaam, moedig, en iemand die de Hongaarse invloed steeds wil uitbreiden. Hij ontmoette hem overigens nooit want hij was nota bene bang om een persoonlijkheid te ontmoeten tegenover wie het moeilijk zou zijn om sterk te blijven. Franz Ferdinand blijft aldus Hongarije zeer vijandig gezind, blijft wantrouwig maar is ook niet konsekwent. Hij wil zelfs Hongarije binnenmarcheren en via algemeen kiesrecht de privileges van de adel breken. Dát is z’n axioma!
Merkwaardig is dan dat hij voor zichzelf en de dynastie [en de aristokratie] juist wel de privileges wil handhaven en het liefst een autokratisch regime zou willen vestigen…. Ook wenst hij geen landhervorming, alleen al omdat die ten koste van de r.k. kerk zou gaan! Hij blijft bovendien de Duitse taal en cultuur als bindend element in de hele monarchie zien, en van het leger, de ambtenarij, de hogere klassen en de intellektuele elite, en…..Duits is zoals bekend de énige taal die hij kent!
Franz Ferdinand vindt overigens wel dat de sympathie van Wilhelm II voor de Magyaren niet past: volgens hem is de keizer vele jaren ‘eenzijdig voorgelicht’ door de gezant van Oostenrijk-Hongarije in Berlijn van 1892 tot 4 juli 1914 [!], de conservatieve Hongaarse graaf László Szőgyényi-Marich de Magyarszőgyén et Szolgaegyháza [Wenen, 1842 – Csór, West-Hongarije, 1916], die een vertrouweling en goede vriend is van de keizer zelf. Alle voorstellen van de Duitse keizer hebben dus weinig of geen zin want de aartshertog blijft erbij: de enige redding voor de monarchie is het breken van het overwicht der Magyaren!
Ten opzichte van het buitenland zijn de opvattingen van Franz Ferdinand ook wel ongeveer duidelijk: hij is zich ervan bewust dat Oostenrijk tegen Duitsland niet opkan en min of meer machteloos is. Rusland, dat allerminst pro-Oostenrijk is, is voor hem toch een soort bondgenoot als het gaat om het behoud van de monarchie en de conservatieve principes, en voor Frankrijk maar vooral Italië heeft hij geen enkele sympathie. Dit laatste land ziet hij als erfvijand, die het op Oostenrijks gebied heeft gemunt…. Hijzelf zou daarentegen Lombardije en Venetië wel willen heroveren, wat belachelijk lijkt en wel nooit een kans van slagen zal hebben!
Naarmate de keizer-koning zelf ouder wordt zal de troonopvol­ger wel meer politiek gewicht krijgen, maar een aandeel in de regering wordt hem nooit gegeven. In 1906 wordt hij wel hoofd van de Militaire Kanselarij op het Slot Belvedere in Wenen, en voert daar zo’n beetje z’n eigen hofhouding, en later [1913] wordt hij inspekteur-generaal van het K.u.K.-leger. Het blijkt overigens dat de aartshertog zeer reaktio­naire opvat­tingen heeft over versterking van de monar­chie. Het vorstelijk gezag moet worden versterkt, keizerlijke dekreten, militaris­tische, pangermaanse en autoritaire maatre­gelen moeten de monarchie herstellen. Overigens heeft hij ook een afkeer van Tsjechen die hun eigen taal spreken, en de Polen vindt hij evenmin sympathiek. Ook de lagere klassen kent hij niet, gaat niet met ze om en heeft geen enkel contact ermee en bekommert zich hierom allerminst. 
Wel moet de invloed van de rooms-katholieke kerk, als het aan de klerikale troonopvolger Franz Ferdi­nand ligt, worden ver­sterkt. Alleen zo kan de monarchie naar buiten en naar binnen weer krachtig worden, denkt hij…..
Hij blijft echter altijd weerstanden oproepen, is onstuimig, heftig, ongeremd, eigenzinnig, en droomt van macht en grootheid, is scherp, brutaal, beledigend, afwijzend, onverzoenlijk en hatelijk, terwijl Hongarije maar ook het hof en de keizer hem al hebben afgeschreven, zoals al bleek op z’n trouwdag, 28 juni 1900!....
 Hij is ook wantrouwig en gaat er b.v. vanuit dat iedereen in eerste instantie een gemene kerel is, wat dan later vaak meevalt. “Al 700 jaar komen mensen bij ons [aan het hof] die achter complimenten iets van ons willen, bevordering in rang, eer, een titel, geld”!
Naar populariteit streeft hij niet en hij schuift onaangename beslissingen graag voor zich uit. Hij geldt ook als iemand die duidelijk voor bepaalde terreinen geen enkele interesse heeft, zoals de literatuur, de filosofie, wetenschap en muziek, en is tenslotte toch wat burgerlijk, bekrompen, simpel. Wel is hij een hartstochtelijk jager die op alles schiet wat beweegt…Hij schoot in de loop de jaren zelfs meer dan 270.000 stuks wild af!

In zijn opvattingen is hij in zekere zin ook on-Oostenrijks: hij is niet verdraagzaam in de godsdienst, kent geen tolerantie in z’n levensbeschouwing, is dan wel ‘gewoon’ traditioneel katholiek, maar heeft toch een duidelijke politieke voorkeur voor de antisemitische en klerikale “Chr.- Sociale partij” van Karl Lueger.

top