< Terug

11. Oorlog en revoluties, 1914 tot 1919

11.7 De gretige buren, vanaf november 1918 en in 1919

Intussen heeft zich in het koninkrijk Roemenië een politieke ommezwaai voorgedaan. De pro-Duitse premier Marghi­loman wordt op 6 november ontslagen, want "hij bezit niet het vertrouwen van de Entente", en hij wordt opgevolgd door een interimrege­ring van generaal Coanda, die de steun heeft van Bratianu, de anti-Duitse en pro-Franse liberale leider, en die tot het vertrek van de Duitse troepen zal blijven.
De nieuwe regering van het koninkrijk Roemenië verklaart op 9 november 1918 alsnog de oorlog aan de Centralen, o.a. Honga­rije. Men wil vooral de terugtocht van Duitse troepen contro­leren, maar: de historische kans op verovering van Transylva­nië speelt ook een zeer belangrijke rol!
Op het­zelfde moment ontvangt de Hongaarse regering een ulti­matum van de Cen­trale Roemeense Nationale Raad uit Arad, waarin deze eist dat Budapest de macht over alle door Roemenen bewoonde gebieden in Hongarije over­draagt aan deze Raad. De Centrale Roemeense Nationale Raad, die n.b. op 31 oktober in Budapest is opgericht maar weldra naar Arad verhuist, beschouwt zichzelf n.l. als hoogste bestuursmacht, en deelt al op 9/10 november mee, dat ze zelf als "Marele Sfat al Natiunii Romana din Ungaria si Trans­ilvania" [Grote Raad der Roemeense Natie van Hongarije en Zevenburgen] de macht heeft overgenomen in 23 comitaten en delen van drie andere comitaten [Békés, Bihar, Ugocsa, Csanád] in het oosten van Hongarije, "om de openbare orde te handhaven". Militaire gardes worden gevormd evenals lokale Roemeense Nationale Raden.
De Centrale Roemeense Nationale Raad, die uit leden van de Roemeense Nationale Partij [PNR] en sociaal-demokraten be­staat, heeft al vanaf het begin een burgerlijk karakter. Ze is fel tegen elke revolutie, en wil gezag, orde en rust bescher­men. De Roemeense burgerij, die zich wel bijzonder zwak voelt, wil dus ook het Roemeense leger te hulp roepen. Tegenover een eventuele Hongaarse reaktie èn in verband met "het bolsjewis­tische gevaar" vindt men dat nodig. Enkele dagen hierna begint er op 13 november 1918 al overleg tussen Roemenen en minister Jászi in Arad, maar de Grote Nationa­le Raad van de Roemenen heeft in het geheim intussen een delegatie naar Iasi, de zetel van de Roemeense regering, laten gaan en ze roept op 11 novem­ber al "ter be­scher­ming tegen het bolsjewisme van revolutionaire boeren, die het land in bezit willen nemen", de hulp in van Roemeense troepen naar Oost-Hongarije! Het is een veeg teken... Stellig wil men vooral militaire bescherming tegen eventuele aanvallen van Hongaren! Ingrijpen van de kant van Budapest lijkt echter volkomen onmogelijk. Jászi onderhandelt nog tot 15 november 1918 met Roemeense leiders in Arad over vrij­wel volledige autonomie voor de drie miljoen Roemenen in het oosten van Hongarije, zelfs over de onafhankelijkheid van het gebied of een confederatie van kleine volken van het Donau­ge­bied, maar de Roemenen, o.a. Iuliu Maniu en Alexandru Vaida Voevod, eisen al op 14 november slechts één ding: de volle­dige soevereiniteit van "hun" ge­bied, en daarmee de afscheiding van Hongarije. Onge­twijfeld weten ze zich ten volle gesteund door Roemenië, dat de oorlog aan Hongarije heeft verklaard en klaar staat om te helpen.
Het overleg met Jászi duurt nog voort als het Roemeense leger vanaf 13 november Zevenburgen binnenvalt, en het gebied tot aan de demarcatielijn van Belgrado bezet. Deze demarcatielijn van Belgrado wordt overigens al onmiddel­lijk ver­wor­pen, zowel door de Roemeense Nationale Raad in Arad, als door de Roemeense regering. [Seton-Watson, Hist. Czechs & Slovaks, 321]. Het Roemeense leger rukt intussen op in Trans­ylvanië, en op 18/21 november publiceert de Roemeense Raad in Arad een mani­fest, waarin nog eens staat dat men demokratische hervor­min­gen, een landverdeling en gelijkheid van alle volken en talen eist. Ook roept de Raad op tot een Roemeense volksvergade­ring in Gyula­fehérvár [tgw. Alba Iulia] op 1 december 1918.
Op die datum besluit de "Nationale Vergade­ring van alle Roemenen van Transylvanië, het Banaat en Hongarije" van 600 gekozen en 628 aangewezen deelnemers, [waarbij ook vele tien­duizenden belangstellenden aanwezig zijn] tot de één­heid van alle onder haar gezag staande gebie­den met het oude ko­ninkrijk [Regat] Roeme­nië.
"We zijn door de Habs­burgse keizer bedro­gen,.... en nu kan alleen het geloof in ons­zelf, in ons Roemeense volk ons red­den. Laat ons van nu aan trouw zweren aan de Roemeense na­tie!", aldus de leider, Vasile Gol­dis.

top

Genoemde Nationale Vergadering wil voorlopig autonomie hand­haven tot er een constituerende vergadering via algemeen kiesrecht zal zijn gekozen, maar ze proklameert al vast haar basisprincipes voor de nieuwe Roemeense staat. Het nieuwe, zeer vergrote Roemenië zal een echte demokrati­sche en parlementaire staat worden. Algemeen en geheim kies­recht, volledige ­vrijheid van pers, vereniging en vergadering, radikale landhervormingen, zodat de boeren zelf land zullen bezitten, een vooruit­strevende sociale wetge­ving, volledige vrijheid van alle volken van het gebied worden afgekondigd.
Ieder volk heeft recht op onder­wijs, bestuur en rechtspraak in haar eigen taal door eigen mensen, elk volk kan evenredig vertegen­woordigers sturen naar verte­genwoordigende lichamen en deelne­men aan de regering van het land. Ge­lijke rechten en volledige­ vrijheid voor alle gods­dien­sten worden gepro­kla­meerd.... De vergadering heeft de wens dat de vrede de basis zal leggen voor een gemeenschap van vrije naties, waar gerechtigheid en vrijheid door alle naties in Roemenië kan worden genoten. [Bodea, Candea, Transylvania in the History of the Romanians, appendix, blz. 166/167]. Een zgn. "Roemeense Regeringsraad" [Consiliul Dirigent Roman] van 15 leden o.l.v. Iuliu Maniu zal voorlopig in funktie blijven. De Roemeense leiders van Transylvanië zweren ook trouw aan de dynastie, maar ze zijn verder nogal voorzichtig. Van socialis­me of communisme moeten zij niets hebben. Veeleer zijn ze burgerlijk, liberaal en conservatief.
Goldis, Maniu, Vaida Voevod, de bis­schop van Caransebes, Miron Cristea, en Ciceo Pop hebben nu een ideaal werkelijkheid zien worden. Alle Roemenen zijn in één staat verenigd, hoewel er óók ruim twee miljoen Hongaren [Magyaren] in het gebied wonen! Op 11 december 1918 worden de besluiten van Alba Iulia over­gebracht naar Boekarest, en op 26 december volgt een decreet, waarin de Roemeense regering de annexatie erkent.
"Romania Mare", Groot-Roemenië, is hiermee tot stand gekomen. Weldra zal echter blijken, dat er zelfs voor de bovenstaande wensen van 1 decem­ber 1918 in het nieuwe Roemenië nog zeer vele jaren lang hard gestreden zal moeten worden! Deze princi­pes blijken voorlopig alleen op papier. De Hongaarse regering weigert de annexatie te erkennen, want ze druist in tegen de bestandsakkoorden, en men besluit zelfs tot instelling van een oppercommando in Kolozsvár [tgw. Cluj], o.l.v. prof. István Apáthy. Op 22 december wordt nog een massademon­stratie gehouden in Kolozsvár, waar men aan de Hongaarse regering om "volledige gelijke rechten, vrijheid en autonomie voor alle naties binnen een demokratisch Hongarije" vraagt. Verschillen­de steden zijn dan nog niet bezet door het Roemeen­se leger, dat zich voorbe­reidt op haar tocht naar het wes­ten...
Het Roemeen­se leger bezet geleidelijk aan ook de grotere steden van Transylvanië [op 24 december Kolozsvár/Cluj]. Budapest vindt verzet hopeloos, en wil geen bloedvergieten. Over de wensen van de twee miljoen Honga­ren, en die van de honderddui­zenden Duitsers wordt dan nauwelijks meer gesproken. De Hongaren zijn overigens verdeeld. Een Hongaarse Nationale Raad in Marosvásárhely [Targu Mures] o.l.v. dr. Endre Antalffy is nogal gematigd, maar eenzelfde soort raad in Kolozsvár [Cluj] o.l.v. prof. István Apáthy is veel meer Magyaars-natio­nalis­tisch. De Saksen in Zevenburgen [Transylva­nië] leggen zich op hun nationale vergadering op 8 januari 1919 in Medgyes bij de situa­tie neer, en ze richten zich verder vooral op het streven naar culture­le autonomie. De rooms-katholieke Schwaben in het Banaat, vooral de burgerij, zijn aanvanke­lijk meer op Honga­rije geörienteerd.
Zij voelden zich in steden als b.v. Te­mesvár met Hongarije, met het westen verbonden, en keerden zich samen met Hongaren tegen de oosterse, orthodoxe Serviërs en Roemenen. Het hele gebied van het Banaat heeft een zeer gemengde bevolking, en er is hier geen sprake van een overwicht van Serviërs of Roemenen. Het Banaat is tot 1918 georiënteerd op het westen, op Hongarije, en b.v. de stad Temesvár is in 1910 voor 40 % Duitssprekend, 39 % Hongaars­sprekend, slechts 10 % Roe­meens- en 5 % Servisch-sprekend...
Overigens hebben ook de Roemenen in het oosten van Hongarije, in Bihar, Arad, Szatmár, enz., in het verleden zeer weinig contacten gehad met de Roemenen in het koninkrijk Roemenië en in Trans­ylvanië. Ze zijn weinig nationaal bewust, en zijn economisch georiënteerd op het westen, op de Grote Hongaarse Laagvlakte.
Weldra, vanaf 14 december 1918, is Ionel Bratianu weer pre­mier van Roemenië, hij voelt zich de overwinnaar, en hij wenst nationalistisch, hard en agres­sief op te treden. [Seton-Wat­son, History of the Roumanians, 535]. Mede daardoor zal het nog vele lange jaren duren voordat de fraaie prin­cipes van 1 decem­ber 1918 in daden worden omgezet…….

top

Intussen is er sprake van een belangrijk verschil tussen de demarkatie­lijn van 13 november en de gebieden die de Roemeense raad als haar gebied beschouwt, maar dit verschil wordt weldra opgeheven. De Roemeense opperbevel­hebber verklaart half december 1918: "Wij gaan tot de lijn Szatmár Németi - Nagy Károly - Nagyvárad - Békéscsaba", en dat voorstel wordt door de Franse missie in Budapest o.l.v. gen. Berthelot, aanvaard.
De bestandslijn wordt dus "gewoon" ten gunste van Roemenië naar het westen verschoven, en wel met instemming van de Fransen! Roemeense troepen zijn intussen vanaf medio december 1918 op grote schaal naar Transylvanië gekomen "omdat de levens en eigendommen van Roemenen ten westen van de bestands­lijn in gevaar zijn".
In Parijs, waar men alleen meent te moeten luisteren naar overwinnaars en nieuwe bondgenoten, en niet naar b.v. Honga­ren of Duitsers of Oostenrijkers, vindt men dus een nieuwe, eerder genoemde demar­katielijn nodig.
Kolonel Vyx, hoofd van de geallieerde missie in Budapest, deelt dit op 16 december 1918 aan de Hongaarse regering mee, en verzoekt om "geen verzet te leveren, om even­tueel bloedver­gieten te vermijden". Dus ontruimt Hongarije opnieuw een groot gebied.... [Siklós, 120/121]. In januari 1919 bezetten de Roemenen Nagybánya, Zilah, Máramarosszi­get en vervolgens Bánff­y­hunyad.
Jászi en daarmee de regering in Budapest, wil nog redden wat er kan worden gered, maar in feite heeft hij, met de naïeve op­vat­tingen over een soort "Zwitserland van Midden-Europa" en autono­mie voor de nationaliteiten in Hongarije, nu slechts het nakijken. Eén derde deel van het land, ruim 100.000 km² grond­gebied, met ongeveer 5 ¼  miljoen inwoners [± 54 % Roemeens, 29 % Hon­gaars, 10 % Duits] gaat hiermee voor Honga­rije verlo­ren. Op de vredesconferentie eist Roemenië vervolgens een grens die b.v. de grote Hongaarse steden Temesvár [Timisoara], Arad, Nagyvárad [Oradea], Szatmár Németi [Satu Mare] en N­agybánya [Baia Mare], en met name de verbindende spoor­lijn noord-zuid aan Roemenië laat, hoewel in deze steden slechts een kleine min­derheid Roemeens spreekt! Men stelt het in Parijs voor alsof Roemenië een betrouwbaar land, een bondgenoot is tegen de bolsjewistische bedreiging, en alsof Hongarije slechts een willoos werktuig in Duitse en Oostenrijkse hand is geweest, dat bovendien politiek en econo­misch volkomen onbetrouwbaar is.
De Roemeense premier weet intussen op de Vredesconferentie in Parijs toch wel sukses te behalen. Vooral zijn dodelijke angst voor het bolsjewistische gevaar, dat Roemenië van uit Rusland en van uit Hongarije zou bedreigen, maakt indruk, en Clemenceau en Foch zijn ervan overtuigd dat Roemenië krachtig stand moet houden.
In februari 1919 wordt Roemenië door Foch uitgenodigd om deel te nemen aan een offensief tegen Sowjet-Rusland, maar men wil in Boekarest geen risico nemen. "Als we ons naar Rusland, naar het oosten, begeven, worden we door de wraakzuchtige Hongaren straks nog in de rug aangevallen", zo zeggen ze. Daarom besluit men in Parijs tot instelling van een 70 km. brede neutrale zone op Hongaars gebied, die Roemenië rugdek­king moet geven.... De zone zal door Franse troepen worden bezet, maar in Budapest meent men beter te weten: het is de zoveelste aantasting van ons grondgebied. Ook deze demarca­tielijn zal straks natuurlijk weer als poli­tieke grens worden beschouwd. Roemenië heeft immers steeds haar grens ten koste van Hongarije naar het westen verlegd...
Op de vredesconferentie besteedt men verder weinig aandacht aan de Roemeense eisen, die men eigenlijk gerechtvaardigd acht. Er wordt daarentegen relatief wel veel aandacht besteed aan het conflict tussen Roemenië en de Zuid-Slavische staat, de nieuwe bondgenoten van de Entente om het Banaat. Een neutrale zone moet hier de strijdende partijen uit elkaar houden, en ten­slotte wordt een 1919 een soort compromis gevonden.
Dezelfde soort ontwikkelingen doen zich, met dezelfde over­rom­pelende snelheid, voor in het zuiden van Hongarije. In Genève prokla­meert men op 9 november 1918 de unie van Servië met Kroatië-Slavo­nië en de Sloveense gebieden, op 10 november richten de Serviërs in Szabadka [Subotica] een Nationale Raad op, evenals vele lokale raden en comité's. Op 11 november neemt deze raad de macht over "de door de Serviërs bewoonde gebieden van de Bácska" tot aan de nieuwe demarca­tielijn over.

'Afscheidslied op de dood van de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie', [1919, Mihály Biró]

top

 Intussen bezetten Servische troepen vanaf 13 november het gebied. Ook een zgn. "Volksvergadering" in Újvidék [Novi Sad] spreekt zich op 25 november met grote [Servische] meer­derheid uit voor aan­­sluiting bij Groot-Servië. [Siklós, 135]. De bezetting door troepen van de Entente en van de Serviërs vanaf het moment van de wapenstilstand op 13 november 1918 geeft echter de doorslag. Op 24 november spreekt een Congres van Serviërs in de Bácska en het westelijke Banaat zich uit vóór de eenheid met Servië. Van de 453 gemeenten zijn er overigens slechts 211 vertegen­woor­digd, door 628 Serviërs en 122 andere Slaven, w.o. 62 Slowaken 34 Bunyevci en 21 Ruthenen, 6 Duitsers en n.b. slechts één Hongaar! "The Congress was only a nominal justification for a situation already created".
Er is dus geen sprake van een eerlijke en demokratische uit­spraak van de bevolking in dit gebied. De ± 500.000  Magyaren worden niet gehoord, de vele tienduizenden Duitsers, de Sokácen en Bunyevácen al evenmin. Zij vormen samen de meerderheid der bevolking, maar van zelfbeschikkingsrecht is geen sprake. Zoals men alom moet vaststellen, worden alleen wensen en territoriale eisen van de nieuwe vrienden van de Entente, de Serviërs, Tsjechen en Roemenen gehonoreerd…..
Op 1 december 1918 wordt het "Konink­rijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen" officieel uitgeroepen, maar de situatie blijft hierna nog onzeker. In februari 1919 doen zich al grote stakingen voor in Pécs en Temesvár, en vervolgens in Szabadka en Nagyki­kinda: protesten tegen de Grootservische politiek en maatrege­len van de Servische bezet­ters zijn de redenen, maar de nieuwe meesters treden hard op, en tegen 'het bolsjewistische gevaar' lijkt alles geoorloofd. Zogenaamde "spontane demonstraties" van Roemenen en Serviërs in de bezette gebieden van het historische Hongarije zor­gen er al snel voor dat van de be­stands­bepaling, dat "het Hongaarse bestuursapparaat kan blij­ven" geen spaan heel blij­ft. De nieuwe bezetters beschouwen zich eenvoudig als de definitieve heer­sers, en nemen de posten over; vervolgens eist men van Hongaarse ambtena­ren die in funktie willen blijven een eed van trouw aan het nieuwe Servische regi­me.
De Entente en met name de regering in Budapest worden dus opnieuw voor een voldongen feit ge­steld, en dat is typerend voor de gang van zaken rond de nieuwe gren­zen in wording op het hele grondgebied van het histori­sche konink­rijk Hongarije! De regering-Károlyi kan ook geen [militaire] stappen ondernemen tegen de bezetting van grote delen van het land door de buren. Integen­deel: terugkerende Hongaarse solda­ten worden ontwapend en hun regimenten worden zonder meer ontbonden. Men troost zich in Buda­pest met de gedachte, dat demarcatielijnen slechts voorlopig zijn, slechts een militaire en geen politie­ke betekenis [zullen] hebben, en dat er toch pas op een vredes­conferentie definitie­ve besluiten kunnen worden genomen..... Met deze visie staat men in Budapest overigens hopeloos alleen in het Karpatenbek­ken in 1918/1919, maar tot het nemen van effectieve maatregelen komt men niet of beter: is men niet in staat. 
In oktober/november 1918 overleggen afgevaardigden van de Slowaakse Nationale Raad ook met de optimistische Károlyi en Jászi, die nog altijd denken dat "Opper-Hongarije" [Slowakije] bij Honga­rije zal blij­ven, maar intussen maakt de nieuwe “Tsjechoslowaakse” regering in Praag -bondgenoot en vriend van de zege­vierende Entente- allang aanspraken op het gebied, en zij be­schouwt de Hongaren -die het gezag in "Opper-Hongarije" [Hong. Fel­vidék] nog steeds uitoe­fenen- zelfs als onge­wenste vreemde­lingen en bezet­ters.
Benes verzoekt de Entente dan ook op 4 november 1918 om de geallieerde bezetting van Opper-Hongarije, inclusief Pozsony [Pressburg, tgw. Bratislava], Komárom [Komárno], Esztergom, Vác, Rimaszombat, Kassa [Kaschau, tgw. Kosice], Csap [tgw. Cop], en zelfs Márama­rossziget, maar hij merkt weldra dat de geallieerden dit niet doen, en vervolgens gooit Benes [de nieuwe min.v.buitenl.z. in Praag] het over een andere boeg: De Tsjechen zullen, "als geallieerde bondgenoot", zelf deze klus wel kla­ren!
Tsjechische eenheden bereiken intussen op 4 november de Hongaarse grens, maar van een bevrijding van "Slowakije" komt nog niets terecht. Integendeel: reakties op de Slowaakse verklaringen [zie o.a. blz. 53 en 56] komen nu los: velen in het gebied betuigen hun instemming met Hongarije, protesteren tegen de claims van de nieuwe staat Tsjechoslowakije, en willen loyaal aan Honga­rije blijven. De stad Pozsony [Pres­sburg], waar slechts 1/5 der inwoners Slowaaks spreekt [is], vraagt zelfs om troepen aan de regering ter bescher­ming van de stad, en op 11 november hebben Hongaarse troepen de Tsjechen uit Noordwest-Hongarije verdre­ven. Daarmee is echter het gevaar niet geweken! Op dezelfde dag immers proklameert de Tsjechoslowaakse rege­ring in Praag dat "alle in de revolutionaire periode door Masaryk gesloten en ondertekende overeenkomsten geldig zijn". Dit kan op verschillende manieren worden uitgelegd, maar vast staat wèl dat de regering in Praag haar aanspraken op Slowa­kije onverkort zal handhaven!

top

Ze voelt zich al bij voorbaat overwinnaar van de oorlog, meent recht te hebben op een deel van de buit, en weet zich gesteund en allang erkend door Londen en vooral door Parijs. Protesten van Károlyi op 14 november 1918 tegen de Tsjechi­sche agressie, de invallen op Hongaars territorium, helpen dan ook niets. Het verzoek van Károlyi om contact met de Entente, en om bescherming door middel van het sturen van een geallieerde missie naar Buda­pest, mislukt totaal. Deze Hongaarse premier heeft zijn vijanden totaal verkeerd ingeschat en daarmee zwaar onder­schat! Hij kán overigens in de gegeven situatie niet anders doen….. Hongarije geldt immers voor de overwinnaars als een verslagen vijand, en het was nooit veel anders dan “een aanhangsel van Oostenrijk”.
De oprichting van drie Ukraïnse [Rutheense] nationale raden in ver­schil­lende plaatsen in hun woongebied in de bergen in Noordoost-Hongarije op 8 en 9 november, betekent in de ogen van Károlyi ook geen enkel gevaar. Ook hier eist men autonomie binnen Hongarije.
Intussen maakt de "Tsjechoslowaakse" regering zich bij de Entente sterk voor een inval in Hongarije, of tenminste onder­handelingen die moeten leiden tot de overdracht van Slowakije door Hongarije aan het gezag van Praag. Opnieuw worden gewapende invallen gedaan maar ook dat heeft geen effect. In "Opper-Hongarije" blijft alles bij het oude. Wel nemen Nationale Raden op lokaal niveau het gezag hier en daar over. Ook slaan soms Hongaren, met name ambtenaren van het oude regime, op de vlucht.
Enkele Slowaken gaan wel naar Praag, om hun wensen kracht bij te zetten, en willen vanuit Moravië de bezetting [of wat zij noemen: de bevrijding] van "Slowa­kije" zogenaamd vanwege de chaotische toestanden, de plunde­ringen, enz. en de Tsjechoslowaakse regering is het hiermee na­tuur­lijk eens. Uit vrijwilligers, Sokol-leden, vroegere solda­ten, enz. worden nu korpsen samengesteld, die opnieuw in het noordwes­ten van Hongarije invallen doen.
De Hongaarse minister van oorlog Bartha geeft intussen op 11 november bekend: "De regering zal de grenzen van het land tegen elke aanval die tegen het internationale recht ingaat, met wapengeweld verdedigen", en inderdaad slagen Hongaarse troepen er opnieuw in om de Tsjechen tegen te houden, maar dan volgen felle protesten uit Praag. Door de Tsjechische minis­ter Benes [buit.z.] wordt vervolgens ook met de vrienden, o.a. gen. Foch in Parijs over­legd over wat er moet worden gedaan om het gezag van de door de Entente allang erkende bondgenoot Tsjechoslowa­kije ook daadwerkelijk in Slowakije te laten gelden, en welke grenzen het gebied precies moet krijgen. Kramar [de premier] verklaart op 19 november wel: "Hongarije kan niet voor Slowakije een bestand kan sluiten, want dat gebied is een onderdeel van de CSR, de Entente heeft de CSR erkend", maar enig gezag heeft hij in "Slowakije" niet. Tenslotte gaat op 23 november 1918 namens de CS-regering dr. Milan Hodza [Slowaaks leider en Hongaars parl. lid] naar Budapest om hier te onderhandelen, "om het conflict met Hongarije uit de wereld te helpen". In feite gaat het er natuurlijk om dat Hongarije afstand doet van het hele gebied ten gunste van de nieuwe Tsjechoslowaakse Republiek. Het Hongaarse gezag moet worden geliquideerd en Hongaarse soldaten moeten verdwijnen. Twee dagen hierna, op 25 nov. 1918, verzoekt de vertegenwoor­diger van de opper­ste geallieerde raad in Parijs, de Franse kolonel Vyx, aan Károlyi om ten bate van Tsjechoslowakije "de Slowaakse gebie­den te laten ontruimen door Hongaarse troepen".
Károlyi weigert aanvankelijk wel, met de woorden: "Er is geen Slowaaks land­", maar in Parijs heeft Benes de Entente allang weten te overtuigen van de noodzaak tot ontruiming door Honga­rije van "Slowakije". De Entente heeft immers de regering van de CSR al in een eerder stadium erkend!
Benes en Masaryk hebben ook al een duidelijke grens tussen hun eigen nieuwe staat en ‘romp’-Hongarije getrokken n.l. langs de Donau en de Ipoly, waarmee ze dus op geen enkele manier rekening wensen te houden met een etnische grens. Zij eisen ook het gebied der Ruthenen [in het Noordoosten, in de Karpaten] voor Tsjechoslo­wakije op, en de Franse leiders [de Entente] zijn het hiermee eens [27 novem­ber 1918].
Het overleg van Jászi met Hodza in Budapest heeft dan ook eigenlijk geen zin, maar toch bereikt men op 6 december 1918 wel een voorlo­pig akkoord over een demarkatielijn, een eigen Slowaakse militie en de autonome status van Slowakije. "Alle Slowaakse gebied zal autonoom worden", aldus Jászi.
Vergeleken met de definitieve [huidige] grens van 1920 blij­ven dus o.a. Pozsony, het Koreneiland [Csallóköz] en Kassa [alle drie inderdaad niet etnisch Slowaaks!] nog Hongaars. De afbake­ning vindt plaats door een akkoord tussen Hodza als afgezant van de CS-premier Kramár, en Bartha als Hongaars minister van oorlog.
Nu ineens is de regering in Praag hier fel op tegen, en Hodza wordt ontslagen met het verhaal, dat hij "geen volmacht had om een akkoord te sluiten", en men beschuldigt hem in Praag al van verraad tegenover de CSR….. Benes heeft zich n.l. ervan gedistantieerd [21 dec.], en hij heeft hierbij alweer de volledige steun van Frankrijk.

top

Voor de CSR is er slechts één oplos­sing: de Tsje­choslowaakse Repu­bliek! Onder het voorwend­sel dat men geen verdere onder­han­de­lingen met een door de Entente niet erkende regering [in Budapest n.l.] kan voeren, en dat de beslissing toch op de vredesconferentie zal vallen, breekt men alle over­leg met Hongarije af. Praag zal de Entente in Parijs voor een fait accompli stellen, en Benes zal kol. Vyx instrueren! Van groot belang is uiteraard dat Hodza 1e bereid was tot onderhandelingen met Budapest, en 2e dat hij het bovengenoemde gebied [met Pozsony en Kassa!!] niet eens opeiste voor de “Tsjechoslowaakse republiek”.
Maar als eenmaal in nov./dec. 1918 het verzet van de Duitsers in de randgebieden van Bohemen en Moravië met geweld is gebroken, en nu steeds meer Tsjechische legioensoldaten uit Italië en Frankrijk naar huis teruggaan, kan men zich op "Slowakije" concentreren. Op 3 december 1918 heeft kol. Vyx namens de Entente al aan de Hongaarse regering verzocht, om het Slowaakse gebied onmiddel­lijk te ontruimen. Hij deelt dan ook mee, dat de Entente de nieuwe staat Tsjecho­slowakije erkent, en dat deze staat dus recht heeft op het gebied.
Budapest wordt ook nog gewaarschuwd dat Tsjecho­slowaakse troepen een onderdeel vormen van de zegevierende geal­lieerde troepen, en een Franse nota van 5 december 1918 bevestigt de historische grenzen van de Tsjechische landen, en een nieuwe demarkatie­lijn in ”Slowakije”. Op 22/23 december wordt de nota dus, op instruktie van Benes, nog aangevuld; er wordt nu ook bepaald welk gebied Hongarije moet ontruimen. Ten noorden van de Donau en de Ipoly, tot Rimaszombat en Ungvár [Uzhorod] moet het gebied aan Tsjechoslowakije worden overgedragen.
Praag eist immers "de historische grenzen van Slowakije" op, hoewel dat begrip een historische blunder en een leugen van de eerste orde is, maar de Hongaarse regering protesteert dan ook heftig, maar ze kan slechts gehoorzamen.. In Budapest ziet men zich immers absoluut niet opgewassen tegen de eisen van de Entente, terwijl die de beschikking heeft over vele tientallen divisies soldaten, artillerie en alle mogelijk ander materieel.
De Hongaren ontruimen vervolgens een groot gebied van Opper-Hongarije ongeveer tot de lijn Pozsony, Komárom, Donau, Ipoly, Balassagyarmat, Losonc, Salgótarján, Rimaszombat, Rozsnyó, Kassa, Csap, Ungvár. Eperjes wordt op 28 december door de Tsjechen bezet, Kassa op 29 december 1918, Pozsony op 4 janua­ri 1919, Ungvár op 13 januari 1919. Door slechts een handvol Slowaken wordt het gezag overgenomen en het gezag van de Tsjechoslowaakse regering wordt vaak pas na enkele weken merkbaar. In Zilina [H. Zsolna] komt de voorlopige zetel van een be­stuur, vanaf februari 1919 in Bratislava [Pressburg, Pozsony]. Toch is in het gehele bezette gebied slechts 60 % der inwoners naar moedertaal Slowaaks, bijna 30 % Hongaars, de rest spreekt Duits of Ukraïns. Deze cijfers zeggen echter nog niets over de mening van de inwo­ners! Menigeen vermoedt b.v. dat de grote meerderheid der Slowaken wel met autonomie binnen Hongarije zou hebben inge­stemd!
In alle genoemde steden is de overgrote meerderheid der inwoners Hongaars- of Duitssprekend. Pozsony [Pressburg] is b.v. in 1910 voor 42 % Duits, 40 % Hongaars en 17 % Slowaaks, en deze Donaustad is nooit de hoofd­stad van "Slowakije" geweest, maar heeft historisch en cultureel een Duits-Oostenrijks karak­ter en was meer dan twee eeuwen de kroningsstad van Hongarije! Zelfs Slowaken spreken tot 1919 over "Prespurk" of "Poz­un", en het is een bewust gecreëerde leugen om te spreken van “historisch Slowaaks gebied”. Een ”Slowakije” heeft immers nooit als staat bestaan…. Zelfs bijna tien weken na de Tsjechische bezetting, op 15 maart 1919 komen op de Hongaarse nationale feestdag nog duizenden burgers samen bij het standbeeld van Sándor Petőfi in Pozsony, en protesteren -ondanks het verbod- fel tegen deze bezetting. Ze demonstreren door 35.000 rode paddestoelen, witte stelen en daarbij groene bladeren [dus in de Hongaarse natio­nale kleuren] te dragen en vervolgens bij het beeld te depone­ren.
Kassa [Kaschau] is ook een oude middeleeuwse Hongaarse stad, met een enorme en beroemde kathedraal, gewijd aan St. Elisabeth van Hongarije. Ook deze stad heeft nooit "een Slowaakse karakter" gehad, en b.v. in 1910 spreekt 70 % der inwo­ners Hongaars, en minder dan 20 % Slowaaks.

Gaarkeuken-barak bij het Westelijk Station in Budapest1917-'18

top

Met de bezetting van "Slowakije" gaat nog eens ruim 45.000 km² Hongaars grondgebied verloren, met bijna 3 miljoen inwo­ners. Van hen zijn nota bene 200.000 Duitsers en 900.000 Hongaren! Op Hongaarse wensen gaan de nieuwe bezetters, Serviërs, Roemenen en Tsjechen echter totaal niet in, en niemand heeft het over volksstemming of iets van dien aard. Duidelijk is dat ”Hongarije” als historische eenheid, als staat, voor de Entente en haar nieuwe bondgenoten [van het laatste uur] voorgoed heeft afgedaan, en vanaf het begin, november 1918 worden alle oproepen, wensen, nota’s, protesten vanuit Budapest volledig genegeerd.
Dat de Tsjechoslowaakse regering in Praag tegen alle regels van oorlog en wapenstilstand in en vèr voor een vredesverdrag, de nieuwe bezette gebieden al direkt beschouwt als definitief 'haar eigendom' blijkt b.v. uit de instelling van een Regeringsbureau in Bratislava [Pozsony] in janua­ri 19­19, o.l.v. dr. Vavro Srobár.
Deze krijgt speciale vol­machten om "Slowakije" te besturen, en wel buiten verkiezingen om! Dertien referenten worden als een soort ministers aangesteld, belast met het bestuur in over­gangstijd, en in januari 1919 worden, kort na de Tsjechische bezetting, ook nieuwe provinciale gouverneurs [zupans] aangesteld.
Dat Frankrijk, en daarmee de Entente, de Tsjechische bezet­ting volledig goedkeurt, en de annexatie, al vóór het vredes­verdrag steunt, blijkt uit een verklaring van het hoofd van de geal­lieerde missie in Budapest, kol. Vyx, die op 10 januari 1919 al terug komt van een eerder gedane verklaring dat "het bestand van Belgrado van 13 november 1918 niet gold voor andere fron­ten". "De Tsjechoslowaakse staat is erkend door de geallieerden, en heeft het recht van absolute soevereiniteit op de gebieden die het heeft bezet". [Macartney, Hung. & Succ., 108].
Wanneer eenmaal het tekort aan goedgeschoolde ambtenaren in "Slowakije" zal zijn opgeheven kan, aldus Praag, dit eigen voorlopige bestuur worden opgeheven, maar zover is het nog lang niet: zelfs de fel anti-Hongaarse Seton-Watson moet toegeven, dat er in 1918 slechts 750 à 1000 ontwikkelde en nationaal bewuste Slowaken zijn te vinden... De leraren, ambtenaren, notarissen, rechters en advokaten, enz. enz. zijn n.l. bijna allen Magyaren! Zeer vele Hongaren gaan weldra, verbitterd door het nieuwe Tsjechische regime, op de vlucht. Zij weigeren b.v. om [terwijl inderdaad de vrede nog niet eens is gesloten!] een eed van trouw aan de regering der CSR af te leggen!
Vele duizenden Tsjechen worden vanaf 1919 op deze wijze gemakkelijk in Slowakije aan een goede baan geholpen, om de leeggevallen, door Magyaren verlaten, plaatsen in te nemen, maar deze Tsjechische nieuwkomers worden door menig Slowaak al in 1919 be­schouwd als indringers! Al vanaf het begin in 1919 voelen heel wat Slowa­ken zich opnieuw gekoloniseerd, maar nu door de Tsje­chen. Uit eigenlijk niets blijkt dus dat het einde van de Hon­gaar­se heer­schappij in Opper-Hongarije, nu "Slowakije", in het begin van 1919 een natuur­lijk, spontaan proces is geweest, waar­naar een natie zoals de Slowaak­se vurig naar zou hebben ver­langd! Hetzelfde kan men overigens ook zeggen van de andere gebieden die Hongarije door dwang heeft moeten afstaan aan de Roemenen in het oosten en de Serviërs in het zuiden. Men wil slechts zo snel mogelijk de Entente voor voldongen feiten stellen.
Vanaf 1919 blijft de regering der CSR in Praag overigens vele jaren lang ontken­nen dat er sprake zou zijn van een "Slowaakse natie": alle streven naar autonomie voor Slowakije wordt tegen­gewerkt want men is veel te bang voor de oeroude neigingen naar het natuur­lijke en historische Karpatenbekken, dus naar Hongarij­e....
Bovendien acht men in Praag het gevaar groot, dat, wanneer men eenmaal erkent dat de "Slowaken" een natie vormen met recht op een eigen gebied, dat dan onmiddellijk de nog veel meer talrijke en ontwikkelde, krachtige en goed geschoolde Duitsers in de rand­gebieden van Bohemen en Moravië dezelfde status zullen opei­sen, en dat vervolgens de honderdduizenden Hongaren in het zuiden van "Slowakije" óók als [deel van de Hongaarse] 'natie' terug zullen willen naar het moederland Hongarije. Neen, voor de verslagen Duitsers, Oostenrijkers en Hongaren geldt het veelbelovende en veelgeprezen “zelfbeschikkingsrecht der naties” nog lang niet.
Als dat in 1918 en 1919 namelijk wèl zou gelden, dan stond de totale desin­tegratie van de nieuwe "Tsjechoslowaakse Repu­bliek", de lieve­ling van het westen, vooral van Frankrijk, waarschijnlijk al onmiddellijk voor de deur....De CSR blijft dus een eenheids­staat onder leiding van de Tsjechen, die slechts de helft van de bevolking uitmaken: merkwaardigerwijs is dat ongeveer hetzelfde percentage als die verfoeide Magyaren ooit in het histo­rische Hongarije vormden.

top