< Terug

11. Oorlog en revoluties, 1914 tot 1919

11.9 De binnenlandse politiek van Hongarije, november 1918 tot maart 1919

Het enige bindende element dat slechts formeel nog restte van de oude monarchie, keizer en koning Karl, heeft intussen al veel eerder, op 13 november 1918, praktisch afstand gedaan van elk aandeel in een Hongaarse regering, of van de troon van Hongarije, en twee dagen eerder, op 11 nov. deed Karl al afstand van elk aandeel in de Oostenrijkse staatszaken en verliet het slot Schönbrunn bij Wenen om zich op een jachtslot, 38 km ten oosten van Wenen, in Eckartsau, te vestigen. Zijn  veiligheid in Oostenrijk is nauwelijks of niet meer te garanderen en overal gonst het van revolutie, anarchie, oproer zodat zelfs altijd ‘betrouwbare“ mensen en instellingen nu de keizer in de steek laten. Karl krijgt de schuld van alle ellende, de oorlog, de nederlaag, de honger, de enorme verliezen, enz. en zelfs de rooms-katholieke kerk en haar prelaten en de Christlich-Soziale Partei steunen hem niet meer.
Aldus wordt Oostenrijk op 12 nov. 1918 geproklameerd tot de republiek “Deutsch Österreich”, als onderdeel van de Duitse republiek die op 11 november is uitgeroepen. Vrije verkiezingen voor een nationale vergadering worden afgekondigd en een Staatsraad neemt de funkties van de keizer voorlopig over.
Zijn rechten als koning zijn per 13 nov. ook vervallen en de Hongaarse 'volksregering' bepaalt nu dat Karel IV geen heerser meer is van Hongarije. Op diezelfde dag is n.l. een Hongaarse delegatie o.l.v. baron Wlassics [de conservatieve voorzitter van het Hogerhuis], graaf Emil Széchenyi en graaf Emil Dessewffy bij de dodelijk vermoeide, totaal uitgeputte vorst verschenen en wenst over troonsafstand te praten. Na lang overleg en zware druk geeft Karl toe, en verklaart vervolgens in Eckartsau dat hij op geen enkel aandeel in Hongaarse staatszaken meer aanspraak maakt en daarmee eigenlijk afstand doet van de Hongaarse troon…... Ook in Praag wordt [pas] op 14 novem­ber formeel de "Ceskoslovenská Republika" [CSR]  uitgeroe­pen.
Tenslotte wordt in Budapest op 16 november 1918 de "Hon­gaarse Volksrepubliek" [Magyar Népköztársaság] uitgeroe­pen. De pre­mier, graaf Mihály Károlyi, wordt voorlopig president. Het parlement ont­bindt zichzelf nu formeel, en draagt alle macht over aan de Nationale Raad. Een massademonstratie van 200.000 mensen bij het parlement [méér dan ooit, b.v. in 1894 bij de dood van Kossuth, in 1896 bij het millennium en in 1916 bij de kroning van Károly IV!] maakt duidelijk dat zeer velen het ermee eens zijn. Zelfs conservatieve aristokraten passen zich nu aan de gegeven omstandigheden aan en steunen de republiek, terwijl Károlyi zelf toch voorzichtig blijft en vindt dat een toekomstig parlement over de staatsvorm moet beslissen. Toch is er geen enkel verzet tegen het uitroepen van de republiek, “as they feared that the delay would be interpreted against our neighbours”.
Als Hongarije als énige land zou vasthouden aan de monarchie, aan de Habsburgers zou dat immers kunnen worden uitgelegd als een vorm van obstruktie tegen hun nieuwe onafhankelijkheid. Hongarije heeft dus geen keus: voorlopig wordt het een republiek, en een nieuw parlement beslist later definitief over de staatsvorm. De Nationale Raad neemt voorlopig de funkties van het parlement over; en János Hock, de voorzitter der Nationale Raad, zegt tegen de vroegere Honvéds die na 70 jaar nog leven: ”Waar jullie 70 jaar geleden voor hebben gevochten is nu gewonnen: de onafhankelijkheid van Hongarije”. [Károlyi, 142/143].
Per dekreet wordt algemeen en geheim kiesrecht ingevoerd, evenals als persvrijheid, juryrechtspraak en een landverdeling. Opmerkelijk is natuurlijk, dat men in Hongarije al spreekt over een volksrepubliek: een woord dat etymologisch weliswaar niet deugt, maar dat niettemin een politiek wel zéér linkse, revolutionai­re lading in zich bergt, en……. de dagelijkse politiek van Hongarije is inderdaad bezig steeds meer naar links te glijden.
Honderden communistische agitatoren komen als voormalig krijgsgevangene terug uit Rus­land en zijn intussen geschoolde marxisten, bolsjewieken, gewor­den, die in Hongarije alleen een terrein zoeken om hun in Moskou geleerde poli­tieke ideeën in praktijk te brengen en in het steeds meer troebele water te vissen. Men schat dat er in 1917/18 een half miljoen vml. soldaten uit Rusland naar Honga­rije terugge­komen zijn. Van hen zou echter slechts een kleine minderheid tot agenten van de commu­nistische partij kunnen worden gerekend: 250 à 300 man. [Mol­nár, 5]. Er zouden 3.400 Hongaarse communisten in Rusland zijn gebleven, die geen deel hebben gehad aan de gebeurtenissen in Hongarije zelf! Vooral de solda­tenraden staan bekend als revolutionair, als extreemlinks. De teruggekeerde soldaten hebben immers hele­maal niets meer te verlie­zen, en de onderminister van oorlog, de socialist Vilmos Böhm, [1880-1949], prijst zelfs hun enthousiasme voor de revolutie... Ook de later zo bekende of beruchte communistische leider Béla Kun [1886-1939] komt op 16 nov. 1918 terug uit Rusland naar Hongarije, en wel mét een grote hoeveelheid geld om de Hongaren met revolutionaire, communistische, propaganda te beïnvloeden……

top

Chaos en verwarring hebben echter verre de overhand, en van de soldatenraden gaat geen enkele constructieve kracht uit. Het ontbreekt Hongarije aan een echt leger, en dat heeft desastreuze gevolgen. Van enig gezag van de regering kan men absoluut niet spre­ken. Naar buiten toe laat men de bezetting van 2/3 deel van het land toe, naar binnen laat men zich steeds verder meenemen in ondemokratische richting. Nu wordt een aantal van de vml. krijgsgevangenen, degenen die in staat en bereid zijn tot alles, de meest radikale en soms de meest intel­li­gente, met geld uit Lenins hand, naar Honga­rije ge­stuurd, zoals de genoemde organisator Kun en de agitator Tibor Szamuely. Kun is sinds een half jaar hoofd der "Hon­gaar­se leden van de Commu­nistische partij [bolsje­wi­ki] van Rusland". Deze Hongaarse communisten stichten op 4 november in Moskou een eigen Hongaarse communistische partij, maar de leden worden verplicht om zo snel mogelijk naar Hongarije terug te keren!
De meesten doen dat dus niet, zo blijkt hierboven. Op 24 november wordt in Budapest -door voormalige krijgsge­vangenen uit Rusland en door extreemlinkse socialisten- een "Kommunisták Magyar­országi Pártja" [Partij van Commu­nisten van Hongarije] opge­richt. Bekende leden zijn Béla Kun, László Rudas, Béla Vágó, Béla Szántó, Ottó Korvin, Mátyás Rákosi [* 1892, eig. Rosenkrantz], Tibor Szamu­ely, Gyula Hevesi en de intel­lektueel György Lukács. Het gaat echter toch om slechts een handjevol mensen, een zeer kleine groep, maar enkele dagen na de oprichting van de communis­tische partij bericht de politieprefect van Budapest al aan de minister van binnenlandse zaken dat Béla Kun een agitator is, die met een belangrijke som geld in Zwitserse francs en Zweedse kronen naar Hongarije is gekomen om hier met zijn subversie­ve propa­ganda te beginnen. De communistische agitatie en propaganda gaat inderdaad snel van start. Op 7 december ver­schijnt het eerste nummer van de "Vörös Ujság", de Rode Krant!
Dagelijks verschijnen nu de oproepen aan de arbeidersklasse om de macht over te nemen, de burger­lijke staat te verslaan, de diktatuur van het proletariaat in te voeren, via massale sta­kingen, gewapende opstanden, enz. Een oorlog samen met het internationale proletariaat is nodig tegen de bourgeoisie. Een enorme berg aan propaganda, brochu­res, pamfletten enz. wordt over de hoofden van de Honga­ren uitgestort. Scherp gaat men ook te keer tegen de roofzuchtige Entente, en men rekent op een bolsjewistische zege in Rusland: dat zal zeker op Hongarije overslaan, "en dan ligt de wereld voor ons open". De enorme propaganda wordt, zo wordt achteraf vastgesteld, gefinancierd vanuit Moskou, waar fondsen zorgen voor kranten, wapens, organisatie, etc.
 De communisten weten "de wil van het volk" dus wel te gebrui­ken. Allerlei lui treden tot deze partij toe, oppor­tunisten, onte­vredenen en gefrustreerden, mensen die over­tuigd zijn van de absolute noodzaak van een nieuwe tijd, een wereldre­volutie, van hun Messiaan­se roeping, en die bereid zijn tot aktie. Velen in Hongarije bevinden zich immers in een politieke en materiële noodsituatie. Duizenden zijn volledig gedemorali­seerd na de verloren oorlog, zijn beroofd van alles, leven als invaliden temidden van een gruwelijke misère, en gelden als "Lumpenproletariat".
Werklozen en ex-soldaten/krijgsgevan­ge­nen zijn al te gemakke­lijk bereid om aan de bourgeoisie en de aristokratie de schuld van alle ellende te geven en al hun heil te verwachten van socialisatie van het bezit aan huizen, grond, fabrieken, van de macht aan de arbeidersraden, dus aan de werkende klasse, van de diktatuur van het proleta­riaat. "Contrarevolutionaire" ambtenaren, officieren, gendar­mes worden afgezet. De situatie voor Hongarije verbetert hiermee natuurlijk niet. Het isolement wordt slechts groter, de tegenstellingen ver­scherpen zich. Zes dagen na de oprichting van de communistische partij vindt ook de oprichting van de MOVE plaats: een eerste contrarevo­lutionaire organisatie, die "de Hongaarse natie wil redden van al haar vijanden", van extreemlinks zowel als van de kant van Tsjechen, Roemenen en Serviërs. Deze organisatie kan voorlopig echter nog niet veel beginnen.
Men is in rechtse kringen uiteraard verontwaardigd over de concessies die de regering-Károlyi al te gemakkelijk doet, maar er is nog geen werkelijk alternatief gevonden. Op deze manier wordt het al geringe gezag, het prestige en de positie van Károlyi steeds verder ondermijnd, hoewel hij dat zelf niet zo ziet. Hij is in Bel­grado door de Entente al zeer unfair behan­deld als vijand en zwaar verne­derd, en er is geen sprake van, dat men met hem zal onderhandelen als partner. Hij heeft zich dus zwaar vergist in de Enten­te. Het kan niet vreemd heten dat men hem dus al gauw verant­woordelijk stelt voor alle ellende die Hongarije overkomt. Men neemt hem zeer kwalijk dat hij zich, en daarmee zijn land, zo laat behande­len, dat hij onmachtig is om er iets tegen te doen. Hierdoor is er al snel sprake van alle verlies van prestige en respekt voor hem. Károlyi heeft zich volledig vergist, heeft zich volkomen verkeken op de realiteit, en heeft toegelaten, dat Hongarije volledig van alle middelen om zich te verdedigen is beroofd.
Naïef en onervaren als hij is, heeft hij op een gevoel van rechtvaardig­heid van de kant van de Entente gerekend. Zowel voor de overwinnaars, Tsjechen, Roemenen en Serviërs, Fransen en Britten, als voor revolutionaire marxisten is Károlyi met zijn kinderlijke geloof in de Entente, een man die geen enkel gezag kan laten gelden, en alle verwachtingen die men nog zo kort geleden van hem had, worden al in enkele weken volkomen beschaamd.
Károlyi geldt dus ook als een naïeve fantast, met schone theorieën, maar met een totaal gebrek aan werkelijkheidszin. De principes van Wilson, die door Károlyi wordt vereerd, blijken al in 1918 slechts zeepbellen. Hongarije's hoop werd tot één groot fiasco. Niemand kan zeggen, wanneer en waar de wensen naar nog meer gebied van de vijanden stoppen. Voor de politiek mag hij fraaie opvattingen hebben, in de praktijk wordt hij binnen korte tijd volledig onderuit ge­haald. De dilettant graaf Károlyi, met zijn geloof in een nieuwe wereld, wordt dus verant­woordelijk geacht voor "de onder­gang van Hongarije" als grote natie, en laadt een grote blaam op zich. Al te gemakkelijk baant hij de weg ook voor extreemlinkse elementen, d.w.z. de communis­ten.  

top

Zowel de vijanden van buiten, de Fransen, de Roemenen in het oosten, de Serviërs in het zuiden, de Tsjechen in het noorden, als de vijanden van binnenuit kan hij niet de baas. Met paci­fistische en vredelievende bedoelingen kan men in oorlogstijd geen enkele natie handha­ven. "Niet principes, maar bajonetten besluiten", zo blijkt nu. [Kosáry, 380].
Op geen enkel gebied boekt Károlyi enig sukses, zoals al zeer snel blijkt. Van al zijn plannen en idealen komt niets terecht, en hij beseft dat zelf ook! Blijkbaar is hij niet in staat leiding te geven, maar het is nog zeer de vraag of iemand anders in het overrompelde en volkomen ontredderde Hongarije dat wèl had gekund………..
Alles wordt deze maanden ondermijnd, door links hetzij door rechts, en alleen de vakbonden lijken nog enige macht te hebben; de socialisten krijgen daardoor steeds meer macht, maar hoe ze hiermee om moeten gaan is steeds weer een vraagstuk; diep verdeeld zijn zij n.l. ook: steeds minder hoort men gematigde geluiden, en steeds meer klinkt de eis van een werkelijke socialistische revolutie, naar het voorbeeld van Rusland. De tegenstellingen worden dus steeds groter en dreigender, want alles wat níet ’socialistisch’ is is burgerlijk’en daarmee gevaarlijk, ondermijnend……. 
Volgens Károlyi zelf deugde de coalitie al nooit: vanaf het begin kreeg niemand z’n zin en iedereen had wel een excuus dat hij z’n programma niet kon uitvoeren omdat hij door anderen werd gehinderd. Het resultaat is dat Károlyi tenslotte niets bereikt en op geen enkele manier weet zijn zin door te drijven. Een landhervorming komt al niet van de grond omdat de socialisten die saboteren, want zij beschouwen boeren zonder meer als een conservatief, contrarevolutionair element en dreigden met ontslag als de regering ermee door zou gaan.  De basis van deze coalitie deugt dus –volgens de premier later zelf [!]- al niet omdat de twee socialistische ministers tienmaal zoveel te zeggen hadden als de rest: hun stem woog zo zwaar omdat zijn de steun hebben van de vakbonden.
Van een soort afspraak, een eis of diktaat om tot vrije en geheime verkiezingen voor een representatieve volks-vertegenwoordiging te komen hoort men overigens van de kant van graaf Károlyi ook niets, en daarmee laat hij zien dat hij geen overtuigd demokraat is waar sommigen zo van hebben gedroomd….
Vreemd is uiteraard ook dat Károlyi zelf z’n onmacht al vlot erkent en blijkbaar absoluut niet tegen de dreigingen en tegen zijn eigen ministers op kan. Blijkbaar heeft hij geen enkel binnenlands gezag, en kan zich eigenlijk nauwelijks handhaven. Elke dag doen zich weer [soms bewapende] demonstraties voor van ontevredenen die naar de Burcht van Buda komen om hun onvervulbare wensen te uiten, terwijl blijkt dat iedereen rekent op vervulling van die eisen.
Toch is dat alles niet zo vreemd omdat hij [zijn regering en zijn land] voortdurend worden getergd door m.n. de Tsjechen en Roemenen die steeds meer Hongaars gebied opeisen en van de Franse kolonel Vyx hun gang mogen gaan. Het gezag van de Hongaarse regering wordt hierdoor uiteraard volledig ondermijnd.
Károlyi wist b.v. ook wel dat na de militaire bezetting binnen 24 uur de politieke, economische en administratieve macht in handen viel van de Tsjechen en Roemenen en dat proces zet al vanaf eind oktober/ begin november 1918, hoewel volgens het bestand overal het Hongaarse gezag zou blijven. In de praktijk komt hiervan dus niets terecht. Ondanks diktaten van Vyx van de Franse missie in Budapest gaan de bezetters gewoon hun gang, en hij legt alles naast zich neer. Een strenge winter en vele duizenden vluchtelingen zorgen vervolgens voor nog meer ellende. Bovendien zien b.v. veel boeren [o.l.v. István Nagyatádi Szabó] alle plannen en maatregelen van de ‘regering’ als communistisch, als gevaarlijk en al in 1919 biedt b.v. een zekere Gyula Gömbös, hoofd van de gedemilitariseerde officieren, zich aan om Károlyi hulp te bieden, maar dat wordt geweigerd omdat hij een militaire diktatuur wenst. [Károlyi, 145/146/147].          
De Entente handhaaft bovendien tegen Hongarije nog steeds haar economische ­blokkade, zodat de aanvoer van grondstoffen en levensmid­de­len vrijwel volledig stopt. De binnenlandse economische situatie verslechtert hierdoor zienderogen. De bezetting van de randgebieden zorgt voor verbroken ver­bindingen, geringe voedselvoorraden, een economische chaos, de totale verstoring van alle normale verkeer, het ophouden van de aanvoer van grondstoffen, en vervolgens een grote werk­loos­heid en wanhoop.
De industrie kan zich op deze manier onmogelijk omschakelen naar produktie voor vredestijd, en de ex-soldaten eisen nog steeds­ zeer veel voed­sel. Veel levensmiddelen blijven nog lange tijd op de bon. Het spoorwegver­keer is een grote chaos. Minis­ter Kunfi van arbeid en welzijn kan alle plannen wel vergeten! De overvolle treinen met honderdduizen­den soldaten die naar Budapest terugkomen zijn het meest opvallend. Van 7 november tot 3 december 1918 komen 1,5 miljoen [waaronder 383.000 Hongaarse] vermoeide en totaal uitgeput­te soldaten op de stati­ons in Budapest aan.
De regering van Károlyi weet ook niet duidelijk wat ze wil. Voort­durend moet ze kiezen tussen gematigde, "burgerlijke"  en "socialisti­sche" oplossingen. Dat geldt b.v. voor de agrarische kwestie. De linkervleugel der sociaal-demokraten, die zich nauwelijks onderscheidt van de communistische revolutionairen, wenst géén bewapening van de boerenbevolking! Er moet vooral geen boerenleger komen. Hoewel alle drie partijen van de coalitie het er globaal wel over eens zijn, dat er een landhervorming moet komen, en terwijl de grootgrondbe­zit­ters, verenigd in de OMGE, zich al angstig zorgen maken over hun toekomst, komt er nog lang geen hervor­ming van het grond­bezit! De linkervleugel beschouwt immers de boeren als potentiële kapitalisten. Het grootgrondbe­zit verdelen onder de arme boeren van Hongarije, en dus het kapitalisme bevorderen, is daarmee ook uit den boze.
Geen der partijen heeft een agrarisch programma, en men is het lang niet eens. Een echte agrarische revolutie wil de regering vermijden en dus afremmen. Uitstel, eindeloze en bijzon­der heftige discus­sies, conferenties, zeer vele brochu­res, pamflet­ten over scha­deloosstelling, herverdeling, coöpe­raties, col­lectivisering, socialisatie van de grond, enz. enz. maken de boerenbevol­king intussen zeer wantrouwig en ongedul­dig. De boeren­bevolking blijft vijandig of neutraal tegenover de machtheb­bers in Budapest. De produktie daalt zienderogen.

top

Het gevolg is dat vele boeren weigeren om voedsel aan de steden te leveren. In december 1918/januari 1919 komen de grootgrondbezitters al in aktie, maar b.v. de gematigde schrijver Móric Zsigmond, de radikale intellektueel Gy. Pikler en de extreemlinkse [communistische] econoom Jenő Varga hebben ieder hun geheel eigen opvatting in brochu­res uitgedragen, maar intussen gebeurt er niets.
Ook de minister van landbouw, Barna Búza wordt van alle kanten aangevallen, doet dus maar niets en kan ook zijn plannen wel vergeten. Zelfs zijn "onderzoekscommissies" leiden al tot ob­struk­tie. Het blijkt de boeren al gauw, dat juist de meest linkse partijen de meeste minachting voor hen hebben. Met name linkse sociaal-demokraten en bol­sjewisten hebben niets anders dan haat en minachting tegen­over de "achterlijke en domme boerenbevolking".
Op allerlei andere terreinen doen zich dezelfde moeilijkheden voor: over de invoering van inkomstenbelasting, over eventuele  nationalisa­tie van de industrie, de macht van de arbeidersra­den, de socialisatie van het land en de huizen, over de aan­staande wereldrevolutie, over de diktatuur van het proletari­aat, over het leger: men is het onderling totaal niet eens. Vooral binnen de soci­aal-demokra­ti­sche partij woedt dagelijks een hevige richtingen­strijd.
Gematigde en voorzichtige mensen worden steeds meer uitge­maakt voor contrarevolutionair, en intussen neemt de anarchie steeds meer vorm aan. Arbeiders nemen soms zelf de leiding van fabrieken en mijnen in handen. Met looneisen, met een beroep op "de wil van het volk", met stakingen wordt steeds meer gedreigd. "Neem onmiddellijk alle grond, alle fabrieken, alle banken in handen. Leve de sociale revolutie, dood aan de rij­ken", aldus zegt de communistische partij. Intus­sen verandert er niet veel. De armen blijven arm, en de rijken voelen zich steeds meer in hun bezit bedreigd. Haat en woede ontladen zich, sommige kastelen worden geplun­derd, hier en daar moeten kerken eraan geloven, op allerlei rijken, kooplieden, handelaren, rijkere boeren en aristokraten viert men zijn lusten bot:
Kortom: Ook in Hongarije heeft de "begeerte ons aange­raakt", naar de woorden van de "In­ternatio­na­le".
Demagogie en polari­satie, arbeidsonrust en stakingen zijn er aan de lopende band, ze kennen steeds minder grenzen. Het is niet vreemd, dat in deze hopeloze situatie de premier, graaf Károlyi, steeds meer wordt verweten een soort Hongaarse Keren­sky te zijn. Hij weet niet goed wat hij wil; hij beheerst de situatie allerminst, maar ook op een aantal ministers heeft hij geen enkele invloed. Hij keert zich steeds duidelijker tegen "het kapitalisme" en pleit steeds meer voor "socialisme", maar laat b.v. privé-eigendom bestaan. Hij geeft ook steeds meer toe aan de wil van de linkervleu­gel. De "bur­gerlijke radikalen" zijn ook al ten prooi aan verdeeldheid gevallen. Hun leiders, zoals Jászi en Szende, kijken ook hoe langer hoe meer naar links. Jászi treedt in januari 1919 af, omdat hij tevergeefs pleit voor een boerenle­ger, dat de re­volutie zou moeten verdedigen [!].
Károlyi en Jászi en anderen zijn het intussen erover eens dat de gevaren van het bolsjewisme lang niet zo groot zijn als wel eens wordt gedacht. Jászi verklaart b.v. "Ik was het ermee eens dat de bolsjewieken moeten worden beschouwd als pioniers van een groot, niet te verwerkelijken idee" [aange­haald door Krüger, Bandholtz, XXI], en "als er een keuze moet worden gemaakt tussen een witte en een rode contrarevolutie geef ik de voor­keur aan de rode". Károlyi zelf raakt intussen steeds meer verzeild tussen plebejers en opportunisten, radikale intellektuelen en revolu­tionairen, schreeuwers en demagogen. Gematigde ministers van zijn partij houden het, de één na de ander, voor gezien, en zijn politieke vrienden van weleer, Batthyány en Lovászy treden nog in december 1918 af.
Men merkt, dat voor een gematigde politiek in deze barre economische, wanhopige militaire en extreme politieke omstan­digheden [die aan Hongarije in de eerste plaats zijn opgelegd door de Entente] geen plaats meer is. De door de Entente bedrogen graaf Károlyi blijkt geen echte leider. Hij hinkt steeds op twee gedachten en laat zijn land achter in een politiek luchtledig, een chronische be­sluite­loosheid, eeuwige debatten en eindeloze diskus­sies. De sociaal-demokraten zijn als de enige politieke partij met macht en invloed overgebleven, maar zij zijn ook hopeloos verdeeld.
Heel anders dan in Oostenrijk en Duitsland, waar juist zíj in 1918/1919 een bolsjewistische omwenteling verhin­deren, houden ze in Hongarije voortdurend lange theoretische debatten en interne diskussies, en durven niet te kiezen voor een echte parlementaire demokratie [of juist een èchte proletarische  revolutie], o.a. omdat ze in dit land nu eenmaal geen enkele parlementaire erva­ring hebben en nooit eerder met de realiteit zijn geconfronteerd.

top

Juist in Hongarije blijft de partij in een soort "Austromarxisme" hangen. Aan de éne kant hoort men steeds de revolutionaire, oproerige en extreme leuzen, de heldhaftige slogans, de diepe haat tegen de 'burgerlijke demo­kratie' en aan de andere kant merkt men de onzekerheid, de verdeeld­heid, de halfhartigheid, de lafheid als het op daden aankomt: Men weigert in de Hongaarse sociaal-demokratie een keuze tussen communisme en bourgeoisie te maken. Velen zijn in dit uitgemergelde Hongarije uiteraard volstrekte poli­tieke analfa­beten. Voor hen is het simpelweg al genoeg dat ze temidden van de puinhoop van het heden tenminste nog énige hoop op de toekomst hebben.
Typisch voorbeeld is de 'gezaghebbende' Zsigmond Kunfi, die het nog in 1919 bestaat om te zeggen: "Als socialist keur ik de doelstel­lingen van de bolsjewiki goed, maar ik keur hun terro­ristische en anti-demokratische metho­den af". Het partijblad "Népszava" schrijft b.v. de éne week dat men het Hongaarse proletariaat niet wil leiden naar afbraak, honger of anarchie, maar de week daarop zegt het blad, dat "we veel dichter bij de bolsjewieken staan, dan de meest extreme en radikale burgerlijke partij". 
Kunfi en vele anderen lopen daarmee een generatie achter bij de rest van Europa. Het kan dan ook nauwelijks verbazing wekken, dat, wanneer eenmaal de reaktie komt, zíj communisme en socia­lisme in Hongarije op één [vuilnis-] hoop gooit, en in Hongarije blijkt helaas dat het één buitengewoon gemakkelijk in het ander overgaat.
De tweeslachtigheid binnen de sociaal-demokratische partij blijkt vervolgens ook wanneer het gaat om de invulling van het begrip "demokratie". Aan de éne kant gaat een oude wens van algemeen kiesrecht in vervulling, zoals gematigden als Garami en Manó Buchinger willen, aan de andere kant wei­gert de linkervleugel van Jenő Hamburger [1883-1936], Jenő Landler [1875-1928], József Pogány en Jenő Varga [1879-1964] echter om demokra­tische verkie­zingen toe te staan: Men is bang om de macht te verliezen via een demo­krati­sche beslissing van het volk! Bij de zgn. sociaal-demokratische leiding blijft dus een levens­grote verwar­ring bestaan. Verblind is men door het sukses van Lenin in Rus­land, maar daardoor ontstaat ook angst om de tweede viool te moeten spelen, minderwaardig te blijven tegen­over de aktie­ve commu­nisten.
Men hinkt ook op twee gedachten bij het feit dat aan de ene kant de Hongaarse sociaal-demokraten eind december 1918 bijna 1 miljoen leden hebben ingeschreven, waarvan veruit de meesten echter louter opportunisten zijn. Aan de andere kant verklaart Vilmos Böhm, de minister van oorlog, dat "het aantal overtuig­de sociaal-demokraten maximaal 50.000 be­draagt". De enorme kloof tussen de beide cijfers geeft de afstand tussen illusies en reali­teit in Hongarije aan. Ook het onge­kend hoge aantal vakbondsleden, 721.000 aan het einde van 1918, zegt niets over discipline en samenhang van de beweging. Juist van desin­tegratie is er immers sprake. Merkwaardig is in dit verband ook de houding van graaf Károlyi zelf, die zich niet ‘socialist’ noemt en ook geen partijlid is, maar die de sociaal-demokraten ook nooit heftig, principieel en in het openbaar terechtwijst of bekritiseert. Hij geldt dan ook al vele jaren als ‘links’, maar weigerde altijd enige partijdiscipline, en bleef politiek gesproken een eenling.
Het belang van socialisme en revolutie, de haat tegen de bourgeoisie en de retoriek gaan blijkbaar voor zeer velen in Hongarije aan het einde van 1918 vèr uit boven tolerantie, vrijheid en een parlemen­taire demo­kra­tie, en het bolsjewisme wordt door de linkervleugel als bond­genoot, en niet als be­dreiging gezien! Opmerkelijk is dat juist twee leidende en bekende figuren van links, die overigens geen enkele invloed op de loop der gebeurtenissen hebben, overlijden resp. in september 1918 en op 27 januari 1919, n.l. Ervin Szabó en de al jaren doodzieke dichter Endre Ady: zijn begrafe­nis in Buda­pest wordt tot een enorme demonstratie van vele duizen­den Hongaren.
De steeds scherpere tegenstellingen binnen de regering leiden vervolgens tot haar aftreden op 8 januari 1919. Allerlei beraad volgt nu, m.n. in de sociaal-demokratische partij en in de arbeiders­raad van Budapest. Men is het ook nu totaal niet eens. Garami pleit voor een oppositierol voor de partij, en de macht voor de burgerlijke partijen en Sándor Garbai [voorzitter van de arbei­dersraad van Budapest] pleit juist voor het tegen­overgestelde, en voor nationalisa­tie van mijnen en fa­brieken, terwijl Kunfi een compro­mis wil: er moet wèl een coalitie maar met meer soci­aal-demokratische invloed komen. Hij krijgt de meer­derheid achter zich. Het sociaal-demokrati­sche element wordt dus ver­sterkt en de extreme lin­kervleugel gaat samen met de commu­nisten in opposi­tie. Zonder een parlement betekent dat uiteraard: fel en scherp in verzet komen, kreten slaken en revolutionaire akties propageren, als het kan gebruik maken van gewapende groepen en alom onrust zaaien zonder ènige verantwoordelijkheid op zich te nemen!

'Vrede, recht en brood én een einde aan de oorlog eist de menigte voor het parlement! 1918

top

Van verschillende kanten wordt de regering ook aangemoedigd krachtig op te treden tegen de communisten. Kolonel Vyx, hoofd van de geallieerde missie in Budapest, wenst begin januari 1919 b.v. de arresta­tie van de leden van de Rode Kruis-missie uit Sovjet-Rusland in Budapest, en dat gebeurt ook: de politie levert de Russen aan de Fran­sen uit, die hen naar Szeged brengen. Ook Britten en Amerikanen in Budapest en de Oostenrijkse regering laten Károlyi weten, dat optreden tegen de bolsje­wieken goed is. In Duitsland wordt door de sociaal-demokraten immers ook tegen de communisten opgetreden: Karl Liebknecht en Rosa Luxem­burg worden in Berlijn zelfs ver­moord. Dat moedigt de Hon­gaarse sociaal-demokraten -voor een ogenblik althans- aan.
Op 18 januari 1919 komt er een nieuwe premier, maar daarmee geen echte, nieuwe leider, Dénes Berin­key, de minister van justi­tie [* 1871]. Károlyi blijft voorlopig presi­dent. De arbei­dersraad [en daarmee de linkervleugel] heeft veel meer invloed gekre­gen! De nieuwe regering is praktisch een coalitie van de linker­vleugel van de Károlyi­partij en de sociaal-demokraten. Gyula Peidl wordt minister van openbaar welzijn, Ernő Garami wordt minister van handel, Vilmos Böhm van oorlog, Kunfi van onderwijs en opvoeding. Formeel heeft de regering­ zich wel tot doel gesteld om af te rekenen met de communisten, mede door de houding van de Enten­te, die immers interventie in Rusland propageert, en Hongarije als een deel van een "Auf­marschgebiet gegen Sowjet­russland" beschouwt.
Op 28 januari worden communisten ["die een splitsing wil­len"] uit de vakbonden en arbei­dersraden gegooid, op 3 februa­ri 1919 omsingelt de politie het redaktiegebouw van de "Vörös Ujság", verricht hier huiszoekin­gen en neemt één en ander in be­slag, maar op 20 februari 1919 valt een door de communisten opgerui­de menigte het gebouw van de socialistische "Népszava" aan.
Bij gevechten met de politie komen zelfs zes politiemensen om, verscheidene mensen worden gewond. Nu neemt de regering 42 leidende communisten, die voor de rellen verantwoordelijk worden geacht, gevangen, o.a. Béla Kun, de leider. Zij worden door de poli­tie, die woedend is vanwege de dood van zes colle­ga's, gemar­teld. Een massademonstratie van 200.000 man en een staking zal het optreden van de regering kracht bijzetten, en het opbaren en de begrafenis van de zes agenten op 26 februari op het plein voor het par­lement moeten daar ook voor zorgen.  "Weg met de linkse èn de rechtse contrarevoluties", schreeuwt men. Kun wordt door de politie zelfs bewusteloos geslagen en wordt in zijn kring prompt als martelaar beschouwd.
Toch is het onderscheid tussen communisten en linkse socia­listen in Hongarije moeilijk aan te geven. De sociaal-demokra­ti­sche "Népszava" schrijft nog in februari 1919, dat "de prole­ta­riërs die Sovjet-Rusland hebben geschapen toch veel dichter bij ons staan dan wélke bourgeoisie ter wereld ook". De klas­senloze maatschappij blijft haar doel. "Er kán zich een moment voordoen waarop we verplicht zijn om gedurende een zekere tijd de diktatuur van het proletariaat uit te oefenen", aldus hetzelfde blad. [Szelpal, 68/69]. De regering wil echter om haar linkse imago te houden óók optreden tegen "contrarevolutio­naire elementen" en verricht ook huiszoekingen bij rechtse leiders. Enkele voormalige ministers en de bisschop van Szombathely worden geïnterneerd, maar dat heeft geen verdere gevolgen. Wel komt er steeds meer verzet van rechtse en nationalisti­sche groepen in Hongarije.
Ook de rechtervleugel van de partij van Károlyi o.l.v. Márton Lovászy steunt de regering nu niet meer en sluit zich aan bij de oppositie. Allerlei ontevreden rechtse groepen worden nu opgericht, zoals op 19 februari 1919 een "Nationale Eenheidspartij" van graaf István Bethlen [1874-1947], een boeren- en burgerspartij van markgraaf György Pallavicini, massaorganisaties zoals de "Ébredő Magya­rok Szövetsége" [Bond van Ontwa­kende Hongaren] en de eerder ge­noemde MOVE van Gyula Gömbös. Voormalige officieren van het K.u.K.-leger richten zelfs illegale detachementen op, die -als ze worden ontdekt- worden ontbonden. Al deze politici en organisaties zijn hevig verontwaardigd over het grote gemak waarmee Károlyi "de natie heeft uitgeleverd aan de Enten­te" en daarmee aan zijn eigen idealen en illusies, en maken zich zorgen over de steeds meer linkse koers van het regime. Voor hen allen staat vast: Károlyi is slechts een verra­der.
Met lede ogen moeten zij het verval van de Hongaarse natie aan­zien. Diep gegriefd zijn zij door de Entente, die zo over­duidelijk Hongarije en haar belangen volledig negeert, en ze sluiten zich aanéén "voor de verdediging van godsdienst en vaderland". Hongarije is volgens hen door het optreden van Károlyi tot de 'risée' onder de Europese naties geworden! Velen van de tienduizenden vluchtelingen, officieren, aristokraten, geestelijken, studenten en conservatieve -vaak aristokratische- vroegere politici, zoals graaf Gyula Andrássy, graaf Gyula Károlyi [een neef van de premier, maar met een totaal andere mening], en graaf Pál Teleki [1879-1941], baron Zsigmond Perényi, graaf Sigray en graaf Pálffy, sluiten zich hierbij aan.
Ook een aantal rooms-katholieke geestelijken zoals de bis­schop van Szombathe­ly, János Mikes, wordt aktief. De meeste rechtse, nationalis­tische Hongaren zijn uiteraard ook van mening dat het koning­schap [der Habsburgers] moet worden hersteld, en staan daarom [vooral later] bekend als "legiti­misten": aanhangers van het wettige regime.
In deze steeds meer extreme economische en sociale omstandig­heden is het uiteraard volkomen onmogelijk om nog een gematigde politie­ke lijn te propageren, en opvallend mag wel heten dat geen enkele in­vloedrijke politicus of politieke partij zijn/haar wil tot vrije en geheime verkiezingen echt weet door te zet­ten! De woorden van de regering zijn in Hongarije tot loze kreten en gebaren geworden, en de regering zèlf is tot een deba­tingclub geworden.

top

Het verzet van rechts uit zich b.v. bij de toepassing van de wet op de landverdeling. Op 16 februari komt na maandenlange heftige diskussies de nieuwe wet tot stand die een compromis is tussen sociaal-demokraten en linkse onaf­hankelijken. Bezit van boven 300 ha. van grootgrondbezitters, en boven 120 ha. van kerken kan worden onteigend tegen een schade­vergoeding, waarbij de prijzen van 1913 zullen gelden. Volgens Károlyi zelf heeft aldus iedere grondbezitter recht op 500 acres per persoon en slechts in uitzonderingsgevallen kan de staat landgoederen boven de 200 acres nationaliseren en verdelen in percelen, die groot genoeg zijn om van te leven. Het grootgrondbezit van duizenden acres wordt deels onder coöperaties verdeeld, tegen een vergoeding in de vorm van zwaar belaste staatsobligaties. Nieuwe eigenaars krijgen een aantal jaren om aan de staat voor hun grond terug te betalen.
Deze plannen zullen pas langzaam kunnen worden omgezet in de praktijk, want intussen is de animositeit van de feodale klassen, de grondbezitters, steeds heftiger geworden, en dat terwijl die had kunnen worden geneutraliseerd door de steun van de boeren aan dit regime, maar de sociaal-demokraten -die bij de boeren geen aanhangers hebben- wensen eerst zèlf een organisatie op het platteland op te zetten, dus saboteren zij de hervormingen, aldus graaf Károlyi later, in Faith without Illusion. Ook de landhonger der boerenbevolking weet Károlyi dus niet te bevredigen!
Hij gaat evenwel verder met:  “In theorie hadden ze [de soc.demokr.] gelijk, want de boer met bezit is een conservatief element, die zich niet bezig houdt met het lot van de rest van het land… ook had de rooms-katholieke kerk een sterke invloed op de boeren”, en hij laat dus merken niet veel op te hebben met een zéér groot deel der bevolking dat volgens deze edelman en premier “zich niet bezighoudt met het lot van de rest van het land”, alsof andere maatschappelijke klassen dat nu eenmaal wèl doen…. Ook ziet hij om zich heen al veel grondbezitters die luide klagen over wat hen is aangedaan, en die hem haten. [Károlyi, 148/149], zoals zijn eigen broer en andere ‘reactionaire’ edelen, de r.k. kerk, vml. officieren van het K.u.K.-leger, etc. etc. Onpartijdigheid kan men deze premier dus niet verwijten!…
Károlyi zelf geeft de aanzet tot de landhervorming op 23 februari 1919 met veel mensen erbij, … “ze konden niet geloven dat hun droom eindelijk werkelijkheid was geworden, … ze waren zó vaak bedrogen, zó vaak voor de gek gehouden”. Maar zelfs familie­leden spreken openlijk wantrouwen uit tegen van de nieuwe wet. Alleen verschijnen er foto's van graaf Károly­i, die schatrijke edelman, die n.b. zèlf als groots gebaar zijn groot­grondbezit verdeelt!....
Dit gebaar deugt echter voor linkse socialisten en communis­ten absoluut niet: het kapitalisme van kleine zelfstandige grondbe­zitters, en daarmee de contrarevolu­tie, wordt erdoor bevor­derd! Op boeren en landarbeiders heeft het kleine groep­je stedelijke sociaal-demokraten immers altijd al neergekeken vanuit haar intellektuele hoogte.
Ook op het platteland neemt de onzekerheid alleen maar toe: boeren weten in feite niet waar ze aan toe zijn, en wat de regering nu eigenlijk wil. Steeds meer agitatie en heftige propaganda in steden en dorpen vóór en fel tegen landhervor­mingen zijn het resultaat. Door de heftige linkse [communistische, revolutionaire] propaganda raken verreweg de meeste boeren echter níet overtuigd!
Toch kan men niet zeggen dat de geestelijkheid van de rooms-katholieke kerk als één blok tegen de 'burgerlijke revolutie' is. Op een kerkelijk congres in januari 1919 verklaart de uitzondering, de sociale en progressieve bisschop Prohászka, over wie al eerder is gesproken, dat de katholieke kerk wil samenwerken met de nieuwe orde, en zich van haar feodale karakter zal bevrijden. Als dat nodig is, zal de klerus "Spar­tacus van Christus" moeten worden... Een raad van priesters [met intussen ruim 5.500 leden] spreekt zich zelfs uit voor verbetering van de materiële positie van de lagere geestelij­ken, afschaffing van de censuur, keuze van bisschoppen door leken en priesters, en een deel is voor afschaffing van het celibaat! Bij een groot deel van 'links' blijven echter de bekende anti-klerikale opvattingen be­staan. "Godsdienst is opium van het volk", heet het daar nog steeds. [Szelpal, 55].
De sterk toegenomen polarisatie tussen extreemlinks en ultrarechts èn de houding van de missies der Entente in Budapest zorgen er nu voor dat Károlyi geleidelijk zich ervan bewust wordt een ongelijke strijd van zijn jonge Hongaarse republiek te voeren. Een “derde macht” [een centrumpositie tussen de twee uitersten] lijkt volledig te worden fijngemalen, maar ook bínnen zijn eigen kabinet weet Károlyi geen eenheid en daadkracht te verkrijgen, en hij kan op geen enkel sukses wijzen!
Vooral naar buiten toe, op diplomatiek terrein tegenover de Entente en de gehate buren, is de complete mislukking van de Hongaarse politiek overduidelijk: het nieuwe kabinet staat immers volstrekt machteloos tegenover de Entente en de zich sterk consoliderende macht van de Roeme­nen in het oosten, de Tsje­chen in het noorden en de Serviërs in het zuiden. Al haar protesten en pleidooien voor b.v. plebiscieten helpen totaal niets. De Entente luistert ook nu niet naar een verlie­zer.

top

Bovendien gaat Károlyi door met zichzelf te bedriegen, wanneer hij in februari dreigt met herovering van verloren gebied: een bevrijdingsveldtocht "als we op basis van recht en gerechtigheid onze bestaansbasis niet terugkrijgen zullen we die eventueel met de wapens in de hand veroveren". Het zijn loze kreten…..
En op 2 maart 1919 zegt hij: "Het is mogelijk dat we het land met de wapens gaan bevrijden, als Wilsons principes van zelfbeschikkingsrecht en compromisvrede het op de Parijse Vredes­confe­rentie niet halen". Het doet er echter niet meer toe. "Als ze willen dat we een vredesverdrag ondertekenen, dat met de versnippering van Hongarije gelijkstaat, zeg ik jullie, soldaten, dat ik dat verdrag nooit zal tekenen", aldus zegt Kár­oly­i nu. Het is echter al vele maanden te laat. [Siklós, 158, Szelpal]. Véél te laat ontdekt hij dat de missies der Entente slechts perpetual intrigues tegen hem en tegen z’n land voeren en dat de jonge Hongaarse republiek dus slechts een ongelijke strijd kan voeren. De economische blokkade van Hongarije die door de Entente is opgelegd, doet uiteraard hierbij ook haar vernietigende werk! Bovendien ontdekt Károlyi -óók veel te laat- dat links en rechts het -voorjaar 1919- over één ding eens zijn, namelijk dat alles beter is dan de bestaande situatie. [Károlyi, 151].
Kunfi waarschuwt zelfs al in februari 1919 voor het tot stand­ komen van een Russisch-Duits-Hongaars blok, "omdat in Parijs de imperialistische richting de leiding heeft", en Kunfi en Károlyi zijn het er ook wel over eens dat er in Hongarije vrije verkiezingen moeten komen, omdat dan een representatieve Hongaarse rege­ring zich kan laten gelden. Op 26 februari neemt met het be­sluit tot algemene en vrije verkiezingen, op 5 maart komt een kieswet tot stand en op 17 maart worden er verkiezingen aangekon­digd, die op 13 april zullen worden gehou­den. Maar: Het nieuwe kabinet staat volledig machteloos en is -al zolang het bestaat!- zéér verdeeld, wanneer het gaat om uitvoering van haar eigen prin­cipes en plannen. In feite is er dus niets veranderd; de anarchie neemt hand over hand toe en zo langzamerhand voelt iedereen zich bedreigd, geïntimideerd.
Steeds duidelijker voeren de communisten, samen met revolu­tionaire linkse socialisten, de agitatie op. De Vörös Ujság, het communistische orgaan, roept b.v. van 3 tot 6 februari 1919 openlijk op tot een gewapende opstand tegen Károlyi en zijn zgn. ”contrarevolutionaire” regering! ”Onze voornaamste vijand is de sociaal-demokratie. Weg met de sociaal-demokraten! Weg met de Népszava! Sociaal-demokraten aan de straatlantaarns!”, heet het nu openlijk.
De communistische partij, de KMP, heeft dan -naar men zegt- ongeveer 10 à 15.000 leden in Budapest, en 20 à 25.000 leden in de provin­ciesteden en vooral door financiële steun van de bolsjewiki uit Rusland voelt men zich sterk. Door deze hulp kan het Hongaarse leger b.v. 35.000 geweren kopen van de zich terugtrekkende Duitse legers.
De communisten exploiteren aldus de steeds slechter wordende situatie, en de zwakheid van hun tegenstanders. Met felle agitatie en enorme propaganda wil men z’n eigen doel [een proletarische revolutie, naar het voorbeeld van Rusland] bereiken.
Verschillende incidenten doen zich ook voor waaruit blijkt dat de communisten hun eigen nieuwe revolutie nastreven. Boven­dien is de Hongaarse regering machte­loos waar het gaat om maatregelen ten behoeve van de honderdduizenden gede­mobili­seerde soldaten en werklo­zen. In de arbeidersraden wordt de invloed van revoluti­onaire communisten nu steeds groter. Ook op 2 maart vindt een congres van lokale arbeidersraden plaats in Szeged, en hierop klinkt het: snel en krachtig optreden tegen onbetrouwbare contrarevolutionairen, nationali­satie, onteige­ning van grootgrondbezit! In vele plaatsen nemen arbeidersra­den samen met soldatenraden het bestuur over, en burgemeesters en provincie-[comitaats-] gouverneurs worden afgezet. Groot­grondbezit wordt bezet en coöperatieve landbouwbedrijven worden opgezet door oproerige landarbeiders en knech­ten, te beginnen in Somogy onder aanvoering van Sándor Latin­ka [Arad, 1886 – Kaposvár, 17 sept. 1919]. In deze provincie wordt vanaf februari tot 21 maart 1919 op initiatief van de Arbeidersraad van Kaposvár n.b. 400.000 ha land, m.n. van de schatrijke familie Esterházy, onteigend en door de revolutionaire werkers in beslag genomen en geldt daarmee als eerste landbouwcoöperatie in het land.
Ondanks de belofte van landhervorming van de regering en het begin dat ermee wordt gemaakt, gaan ook hier de communisten al verder: géén klein particulier grondbezit in handen van boeren, maar collectief bezit! Vele sociaal-demokraten gaan hiermee zelfs akkoord: kleine boeren zullen afzonderlijk toch niet genoeg kunnen produce­ren.   Men wordt intussen gesterkt door berichten uit Rusland over de militaire suksessen van het Rode leger der bolsjewiki op de legers van de zgn. “Witte generaals”. Op 2 maart vindt een eerste congres van de Komintern in Moskou plaats. Dat alles vindt plaats, terwijl de Hongaarse regering vanuit het westen slechts vernedering, hoon en diepe minach­ting heeft ontvangen. Bovendien is voor buiten­landers de nijpende situatie in Hongarije, dat steeds verder naar extreemlinks afglijdt, vaak volledig onbegrijpe­lijk. De situatie in Hongarije blijft slechts "mis­verstanden" oproepen.

top

In Parijs en Londen en elders lijkt men allang volslagen doof voor de ellende in Hongarije die mede is veroorzaakt door de veroveringszucht van de alom gehate buren, Roemenen, Tsjechen en Serviërs. In de westerse hoofdsteden en in Praag, Boekarest en Belgrado wordt deze zaak immers voorgesteld als een onderdeel van het “natuurlijke proces van ontbinding van de oude Habsburgse monarchie”.   
Het is dan ook verre van voldoende dat in maart 1919 een secretaris van de Britse premier Lloyd George naar Budapest komt. Károlyi zegt hem dat de verbrokkeling van Hongarije en de slechte economische toestand Hongarije naar het bolsjewis­me zullen leiden, maar de Engelsman blijft er zelfs dan nog van overtuigd, dat "de regering-Károlyi de communistische dreiging als chan­tage-­mid­del gebruikt". De misverstanden zijn achteraf niet eens zo moeilijk te ver­klaren wanneer men bedenkt, dat de Entente -samen met Benes, Masa­ryk, Bratianu en Pasic- eerst aan Hongarije het mes op de keel heeft gezet, 2/3 deel van het land heeft laten bezetten en dit land in een buitengewoon kwaad dag­licht heeft gezet, en daarna verbaasd reageert op de heftige en zelfs extreme emoties die dat in Hongarije oproept. Er is, zo stelt men achteraf vast, geen Hongaarse lobby in het westen te vinden!!…..
Ondanks alle beloften gaat men immers door met de bezetting van tweede­rde deel van het Hongaarse grondgebied: niet alleen militairen maar ook ambtenaren worden door Tsjechen en Roeme­nen ingezet, en alles wijst op een definitieve annexatie door de buren van grote delen van het historische Hongarije. Daar­bij houdt een economische blokkade -hèt chantagemiddel bij uitstek van de Entente- Hongarije in de wurggreep. Alleen Amerika heeft deze blokkade nog iets weten te verzachten: op verzoek kan eventueel voedsel worden geleverd. Wanneer een beroep op internationale hulp en begrip van de kant van de Entente niet helpt, maar slechts hoon en smaad oplevert, zal men proberen om van een andere kant internatio­nale hulp te krijgen, en….het Rode Leger is al in aantocht...
Ondanks het optreden van de regering voelen de communisten zich dus steeds sterker. Een aantal van hun leiders, o.a. Béla Kun, blijft wel gevan­gen, maar… mag bezoek ontvangen en wordt zeer mild behandeld. De contacten en het overleg gaan gewoon door en de gevangen genomen communisten krijgen, zo is de indruk, een voorkeurs-behandeling. Buiten de gevangenis worden ze intus­sen als martelaren vereerd en vormen voor de commu­nistische partij een propagandawapen. Kun mag er zelfs in de "cel" een secreta­riaat op na houden. Intussen heeft hij overigens be­kend, dat hij in 1918 met 300.000 Mark uit Rusland naar Honga­rije is terug­gekomen! [Szelpal].
Sommige sociaal-demokraten steunen dit alles ook niet, maar met ”wetten” [stukken papier] komt men er niet meer in Hongarije. Deze burokra­tische partij heeft nooit geweten wat ze b.v. met de eisen van de boerenbevolking aan moet. De arme en uitgemergelde bevol­king blijkt getergd, en is blijkbaar bereid om tot het uiter­ste te gaan, wanneer een openbaar bestuur, een regering, het volkomen moeten laten afwe­ten. Alom doen zich de spanningen voelen, zo b.v. in het leger waar minister Vilmos Böhm moet verklaren: "Het leger is het meest zieke orgaan van de revolutie". Hij wil energieke maat­regelen, samen met o.a. de bekwame kolonel Aurél Stromfeld [1878-1927], maar alle pogin­gen om de binnenlandse orde te herstel­len en de invallen van Tsjechen en Roemenen af te weren, stranden.
Het proces van desintegra­tie is niet tegen te houden. Van de verwachte 70.000 vrijwil­ligers komen 5.000 opdagen, en men be­schouwt nog steeds de solda­tenraden als sterk ondermijnend, pacifistisch en anarchis­tisch. Op deze manier graven zij het graf van de revolutie, aldus Böhm. Vele officieren en anderen hebben alleen nog vertrouwen in de communisten, en in de tweede helft van maart kan de regering alleen nog rekenen op steun van de politie.
Van vrije geheime verkiezingen zóu in deze situatie alleen nog iets terecht kunnen komen, als de enige nog georganiseerde, maar zeer verdeelde, ongedul­dige en nerveuze, sociaal-demokratische partij zichzelf zou reali­seren dat haar machtsbasis veel kleiner is dan ze denkt, en haar bondgenoten zelfs bedreigt. Vrije verkiezingen beteke­nen dus slechts een groot risico! Deze zogenaamde volksrepubliek is blijkbaar bang voor het volk…. De socialistische ministers voelen ook al dat ze hun populariteit en hun greep op de massa verliezen, en intussen verspreiden zich in Hongarije geruchten dat het Russische Rode Leger van Trotzky de Galicische grens nadert…
Door revolutionaire en ongedul­dige socialisten worden fysiek geweld nu niet eens meer geschuwd. Sommige vakbonden geloven nu ook dat 'een diktatuur van het proletariaat' nog de beste oplossing is, en dat sociaal-demo­kraten en communisten moeten samengaan. Leidende uiterst linkse socialisten zoals Jenő Landler en Jenő Varga pleiten ook voor de overname van de macht door het proletariaat. De regering komt dus steeds meer onder extreemlinkse druk te staan. Tegenover eisen tot socialisatie van fabrieken en grond heeft men intussen geen enkel alternatief.

top

In de "Népszava" heet het nu eens dat de politieke rechten van de mens worden gerespek­teerd, en dan weer dreigt men met burgeroorlog als de verkie­zingen geen socialistische meerder­heid opleveren! Hoe de partij en haar leden tegenover het bolsjewisme staan is ook zeer onduidelijk! "De verkiezingen gaan alleen over de vraag of het socialisme in Hongarije op een vreedzame of niet vreedzame wijze gereali­seerd zal worden.... Als de arbeidersklasse haar gerechtvaar­digde eisen niet legaal kan doorzetten, dan zal ze andere wegen zoeken", aldus de Népszava! [Siklós, 197]. Op deze manier worden zogenaamde verkiezingen tot een farce, en het is te begrijpen dat zéér velen hiervan niets mogen verwachten! Zelfs de burgerlijke radikalen, partner van de sociaal-demo­kraten, voelen zich nu ontmoedigd, en worden geïntimi­deerd. "Het land is in latente toestand van bur­geroor­log die het toepassen van parlementaire methoden tot een illusie maakt". De èchte oppo­sitie wordt onophoudelijk be­dreigd en geint­imi­deerd.
Graaf Károlyi is er zelfs ook achteraf van overtuigd dat deze reactionaire rechtse oppositie, van b.v. graaf István Bethlen en markies Pallavicini, vriendschappelijke contacten heeft met de Franse missie en met de Entente in Budapest, terwijl  men intussen de wettige regering van Károlyi bij de Entente verdacht maakt! Volgens hem zijn vooral de socialisten, reactionairen en Entente [m.n. de Franse generaals] ‘gewoon’ tegen hem en drijven het land in de armen der bolsjewieken. [Károlyi, 152]. 
”Alleen een zuivere socialistische regering kan de maat­schap­pelijke problemen oplossen, en het land nog redden van de fatale ondergang en de chaos”, aldus de radikalen in maart 1919. Het blijkt dat de terreur van de straat, van de raden, het land -d.w.z. met name de hoofdstad- beheerst. De eindeloze demonstra­ties, proklamaties, looneisen, politieke eisen en stakingen zullen deze maatschappij tot een kookpunt, een explosie brengen. De gemoederen worden steeds meer verhit, de massa's worden steeds meer opgehitst, de eisen worden steeds verder opge­schroefd. ”De diktatuur van het proletariaat, onmiddellijke nationali­sa­ties, onteigening van de grond en van fabrieken”.
Over de direkte oorzaak voor deze gang van zaken kan worden getwist maar duidelijk is dat al vanaf  begin november 1918 de Entente en de bezetters van 2/3 van het land onder één hoedje spelen, de Hongaren tot collectieve wanhoop brengen en tot het uiterste provoceren, dit land boycotten en economisch blokkeren, weigeren om ook maar één maat­regel ten bate van dit getergde land te nemen, de schaarste aan voedsel, brandstof en kleding allerminst ernstig vinden, maar juist in stand houden, en Hongarije uitsluitend als jachtter­rein en prooi be­schouwen en daarnaar handelen…………
Eindelijk blijkt men in Parijs intussen bovendien gevoelig voor argumen­ten zoals ”noodzakelijke maatregelen tegen de bolsjewisering van heel Mid­den-Europa”, en ”de bezetting van heel Hongarije om het bolsjewisme de kop in te drukken” enz., maar het is de vraag of het land híer beter van zal worden…..
Hongarije zou echter nooit bolsjewistisch zijn geworden als de geallieerden de "successor states" ervan hadden weerhouden om hun zgn. rechten uit te oefenen op kosten van Hongarije ofwel: als niet in enkele maanden bijna tweederde deel van het land –vrijwel geheel ná de wapenstilstand- was veroverd door begerige buren…...
Dit onheil is met name veroorzaakt door de enorme propagan­da en de buitengewoon grote invloed van Benes en Masaryk in Parijs. Al maanden vóór een vredesverdrag kan men ongestoord met territoriale eisen komen, en enorme gebieden zelfs 'gewoon' inlijven. Roemenen en Serviërs bereiken hetzelfde [naar Horthy, 116/117].
Hierover zijn vrijwel allen in Hongarije het wel eens. Kunfi verklaarde al maanden eerder: "In Hongarije zal geen bolsje­wis­me mogelijk zijn tenzij de Entente zijn houding níet wij­zigt". Garami: "Ik ben sociaal-demokraat, maar ik nòch mijn partij zullen ooit ook maar een stukje van Hongarije afstaan". Ook Károlyi heeft meermalen gewaarschuwd: "Hongarije zal geen dorp, dat deel uitmaakt van de landen van de kroon van St. Stefanus, ooit afstaan", en in januari 1919 zegt hij tegen­over een correspondent van United Press: “Men heeft een demar­katie­lijn vastgesteld, die zuiver militair en niet politiek is. On­danks deze overeenkomst zijn naburige volken ons gebied bin­nengeval­len om zich definitief op Hongaarse bodem te in­stalle­ren... Budapest gaat met reu­zenschreden naar het bol­sjewisme, de grootste catastrofe. De openbare mening begint te geloven, dat dat zelfs de wens is van de Entente, die ons haar hulp wei­gert.. Als de Entente Hongarije laat vallen, dan zal dit land opnieuw de prooi van Duitsland worden". [Szelpal, 81/82]. Op 20 januari 1919 verklaart Károlyi tegenover een Franse krant: "Ik heb gedacht dat de enige steun waarop men kon rekenen om deze smartelijke periode die we voor ons hebben door te komen, de welwillendheid van de mogendheden was. Ongelukkiger­wijs heb ik rondom mij heen nooit iets anders gehoord dan klachten sinds ik aan het bewind ben". Op een vraag of hij erop rekent, de territoriale integri­teit van Hongarije te kunnen bewaren, antwoordt hij: "Als Europa in de toekomst vrede wil hebben, lijkt me dat nodig. Frankrijk en Engeland hebben gestreden om een "Mitteleuropa" te verhinde­ren. Maar als men verder gaat zoals men sinds de wapenstil­stand heeft gedaan, gaat men regelrecht op een herstel van dit "Mitteleuropa" af.

top

Op de vraag wat Károlyi van het bolsjewisme vindt, zegt hij: "Het beste middel tegen het bolsjewisme is economische wel­vaart. Mensen hebben dan geen tijd om na te denken hóe ze een chaos kunnen organiseren, als ze iets hebben om voor te leven bij behoor­lijk werk..... Als ze ons een vredesverdrag laten tekenen dat het in stukken snijden van Hongarije bete­kent, zal ik zal dat nooit tekenen. De regering van Hongarije heeft wel de gewapende strijd om de territoriale integriteit van Honga­rije te handha­ven overwogen, maar vond toch, dat die niet te rea­lise­ren is, vanwege broe­derstrijd binnen de arbeidersklas­se. Voor een nationaal verzet is in ieder geval eenheid no­dig". Het vaderland is in gevaar. Het meest ernstige uur in de geschiedenis heeft geslagen. Onze politiek van vertrouwen in de beloften van Wilson heeft gefaald! Nu moet de Hongaarse arbeidersklasse, de enige georganiseerde macht in het land, het land redden uit anarchie en verbrokkeling. Ik stel een homogene sociaal-demokratische regering voor, die de strijd tegen de imperialisten [de Entente] levert. Nodig is dat de arbeidersklas­se eenheid vindt, en dat de agitatie en de wanorde van de extre­misten op­houden. De soci­aal-demokraten moeten tot een verbond met de communisten komen. Als dat komt zal ik morgen aan kolo­nel Vyx onze weige­ring mededelen. De regering wordt ont­slagen, en ik zal de voorzitter van de sociaal-demokraten Garami als leider van een nieuwe regering benoemen".
Opmerkelijk is dat graaf Károlyi zelf dus ook ver naar links is uitgegleden, alleen "de arbeidersklasse" als reddende macht nog ziet, zelfs nú nog geen onder­scheid weet te maken tussen sociaal-demo­kraten en commu­nis­ten, alleen op "links" ver­trouwt, en "rechts" nog steeds volle­dig negeert. Hij ziet de socialisten -óók jaren nadien- zelfs als énige macht om de produktie te controleren en een chaos te voorkómen, en hij is het zelfs ook met hen eens dat het scheppen van een nieuwe klasse van ‘kleine bezitters’ [b.v. boeren] schadelijk is voor een progressieve, collectieve en geleide economie, die volgens hem ”onvermijdelijk is voor een gezonde agrarische politiek”…….[Károlyi, 156]. Daarmee distantieert hij zich uiteraard van een grote massa kleine Hongaarse boeren en landarbeiders, en eigenlijk van het hele Hongaarse platteland.
Hij heeft blijkbaar zijn oude illusie alleen inge­ruild voor een nieuwe. Eerder vertrouwde hij blindelings op de Entente, nu vertrouwt hij blindelings op "de arbeiders­klasse", het internationale proletariaat. Het idee, ja zelfs de vaste plannen, voor eerlijke, vrije en geheime verkie­zin­gen, spre­ken zelfs hém niet eens meer aan! Het is begrijpelijk, dat de ruimte die Károlyi aan "het prole­tariaat" overlaat, in deze wanhopige situatie opgevuld zal worden, en wel door keiharde revolutionairen, die weten hoe ze agita­tie en propaganda moeten bedrijven, die in Rusland hebben geleerd om een beroep te doen op fana­tieke strijders, het neerslaan van een buitenlandse invasie en van binnenlandse contrarevo­lu­tie, en die bovendien rekenen op Russische steun.
Als een donderslag komt vervolgens op 20 maart 1919 een telegram van kol. Vyx bij de Hongaarse leiding binnen. Vyx over­handigt een nota, waarin staat dat Hongaarse troepen binnen 48 uur zich moeten terugtrekken achter een lijn van Arad via Szent Anna, Nagys­zal­on­ta, Na­gyvárad en Nagy Károly naar Szat­már Németi. Er zal ten westen hiervan een brede neutrale zone komen die ook b.v. Szeged en Debrecen zal omvatten. De westelijke grens wordt gevormd door de lijn Szeged, Hódmezővásárhely, Orosháza, Gyoma, Debrecen, Vásárosnamény. Op deze manier zullen, zo zegt de Entente, Hon­gaarse en Roemeense troepen worden gescheiden.
The French government conceived the bright idea of presenting us with their famous ultimatum, thus definitely stabbing Hungarian democracy in the back”. [Károlyi, 151].
Ongeveer vier weken eerder heeft het comité voor Roemeense aangelegenheden op 21 februari de Parijse vredesconferentie n.l. "na enkele incidenten" al een gewapend conflict zien aanko­men tussen Hongaren en Roemenen. Daarom heeft ze het voor­stel op tafel gelegd om de neu­trale zone in te stellen, en troepen van de Enten­te hier te legeren, "om verdere versprei­ding van het bolsjewis­me te voorkomen". Ook wil men Roemenië belonen voor z'n anti-bolsje­wistische houding...... De Opper­ste Oor­logsraad der Entente heeft het voorstel aangenomen op 26 februari. Hongaarse troepen moeten zich binnen 10 dagen uit de neutrale zone terugtrekken...
Roemenië mag het gebied ten oosten van de zone bezetten. Dat betekent voor Károlyi c.s., die al volledig onderuit zijn gehaald door de Entente in Parijs, een nieuwe klap in het gezicht. Hongarije wordt immers gedwongen om zich opnieuw terug te trekken en Roemeense troepen kunnen opnieuw een enorm stuk Hongaars gebied bezetten. Binnen 24 uur moet Budapest het ultimatum aanvaarden, binnen 48 uur de evacuatie van het gebied beginnen en binnen 10 dagen voltooien. Op de vraag van Károlyi of dit een militaire of politieke grens betekent antwoordt men hem: een politieke [d.w.z. definitieve!] grens…. [Károlyi, 152].

top

Men heeft in Parijs blijkbaar opnieuw zijn oor uitsluitend en alleen te luisteren ­gelegd bij de Roemenen, die zich bedreigd voelen door "het bolsjewisme" dat hen zowel vanuit Rusland als Hon­garije bedreigt. Geruchten over een inval van het Russische Rode Leger in Bessarabië worden maar al te graag geloofd, niet alleen in Boekarest maar ook in Parijs. Roemenië lijkt voor de Entente nu een ge­schikt bol­werk tegen het bolsjewisme, en de neutrale zone is een mooie rug­dekking.
Dat de inwoners van deze zone vrijwel uitsluitend Hongaren zijn, die dus nu door de Entente, en in haar kielzog onmiddel­lijk door Roe­meense troepen [zo denkt men algemeen] zullen worden bezet, en dat de Roemenen hiermee de demarcatielijn opnieuw over­schrijden, speelt opnieuw geen enkele rol. De Hongaren mogen dan onderling twisten over de vraag of de nieuwe lijn een militai­re of politieke beteke­nis heeft, het is allang duidelijk, dat Roemenië nooit heeft getwij­feld, en het gebied zal willen annexeren, getrouw aan Bratia­nu's gebral: "1916, en niets anders!". Bovendien heeft de Entente Roe­menië als bond­genoot aanvaard.
Budapest moet op 21 maart vóór 18.00 uur beslissen, maar de rege­ring is opnieuw wanhopig. Wanneer men in het openbaar zegt deze beslissing te aanvaarden, wordt de regering weggevaagd door een woedende publieke opinie, maar aan de andere kant is Honga­rije volslagen machteloos [gemaakt] door de Entente. Károlyi is hiermee opnieuw een stap verder in zijn al hopelo­ze positie gedrukt. Hij protesteert: "Maar dit is onmoge­lijk!" Hij wil uitstel van de beslissing die voor hem, voor Hongarije fataal is, en zal in Parijs uitleggen, dat de konsekwenties fataal zijn.
Maar de arrogante kolonel Vyx maakt hem duidelijk: "Het gaat niet om een discussie over de inhoud van de nota. U hebt alleen maar te tekenen! Als u niet tekent gaat de missie van de Entente weg uit Buda­pest". [Szelpal, 81/82].
Károlyi verweert zich met: "Ik zal nooit deze onzinnige verbrokkeling van ons grondgebied aanvaarden, en u zult nooit een Hongaarse regering, die deze naam nog waardig is, vinden die het wel zal aanvaarden", maar het is eigenlijk niet eens meer ver­meldens­waard, dat ook deze woorden van Károlyi slechts loze kreten zijn.
Károlyi stelt voor om de nota te verwerpen, de nota laat immers zien dat de vredesconferentie de principes van Wilson volledig verwerpt. Daarom is "een nieuwe oriëntatie van de binnen- en buitenlandse politiek noodzakelijk". Het is duidelijk dat Károlyi de nota van Vyx heeft opgevat als een beslissing van de Entente om de militaire demarcatie­lijnen dwars door Hongarije als defi­nitieve politieke grenzen te beschouwen. Dat is, gezien het héle recente verleden van enkele fatale maan­den, niet vreemd. Vyx heeft één en ander later wel ontkend, maar het kwaad is dan -en was ook- vooral mede door hém allang geschied…..
Duidelijk is ook, dat er lang wordt beraadslaagd, dat de burger­lijke partijen geen verantwoordelijkheid wensen en de beslis­sing "tot nationale en politieke zelfmoord" willen over­laten aan de sociaal-demokra­ten, de arbei­dersklasse.
Ook Károlyi is er niet meer tegen, om "een beroep op het volk", op het proletariaat, te doen. De arbeidersklasse moet de macht dan maar overnemen, en Hongarije uit deze situatie redden. Nu Wilson heeft gefaald en omdat zijn politiek van oriëntatie op het westen eveneens is mislukt, en omdat het bestand van Belgrado [van nov. 1918!] definitief is geschonden, vindt Károlyi dat er nieuwe regering van socialisten en communisten  moet komen, en dit voorstel wordt algemeen aanvaard. [Károlyi, 154].
Hij zegt zelfs tegen de gematigde soci­aal-demokraat Garami, die fel tegen zo'n machtsovername is: "U bent socia­list, een stap verder naar het communisme moet u toch niet teveel kos­ten?" Maar Garami wijst de blijkbaar nog altijd naïeve graaf Károlyi vervol­gens terecht: "Wat u een stap verder noemt, is een weg, die tegenover de weg ligt die ík heb ge­volgd!"
Zelfs terwijl vele communistische leiders nog gevangen zit­ten, is men het wel eens: zonder hén gaat het niet! De commu­nisten hebben ook nog weer eens een staking bevolen, zodat het publiek niets verneemt. De publieke opinie in Hongarije roept echter al: "Het bolsjewisme is dan nog beter dan de Entente, die ons heeft verraden!"
Een sociaal-demokraat als Garbai verklaart dan ook op 21 maart: "We kregen van het westen niet, wat we vanuit het oosten [van Rusland] krijgen". "Duizend maal liever het bol­sje­wisme dan deze nota", denken velen in Hongarije! [Szelpal, 82]. Overleg van soc.-dem. leiders leidt ertoe dat ze een akkoord met de communisten willen. Er zal één partij komen, een dikta­tuur van het proletariaat, een nieuw revolutionair Rode Leger, een allian­tie met Rusland.  Defaitisme heeft zich van de Hongaarse sociaal-demokraten meester gemaakt. Kunfi, Weltner, Landler, Pogány, enz. zijn de wanhoop nabij. Gematigde sociaal-demokraten zagen het al helemaal niet meer zit­ten. Böhm, Weltner, Garami, Kunfi en Peidl vrezen voor een trage­die en voor hun eigen politieke lot.
Weltner, de voorzit­ter van het uitvoerend orgaan van de arbeidersraad van Buda­pest, stelt zelfs onomwonden vast dat men uit twee vormen van zelf­moord [n.l. door de Entente of door het bolsjewisme] heeft te kie­zen, en de gematigde Garami stelt vast, dat de sociaal-demokraten hebben niet de kracht om de situatie te redden, zij hebben het vertrouwen van de massa's verloren. ”We kunnen ons slechts terugtrekken uit de regering en die overlaten aan deze heren communisten, die verantwoordelijk zijn voor de verzwakking van de sociaal-demokratische partij, om zich er alleen door te slaan. We hoeven niet lang te wachten op hun complete misluk­king. Dan, maar alleen dan, als deze verschoppelingen opge­ruimd zijn, zullen we een homogene regering kunnen vormen".

'De Rode dag', Sándor Bortnyik, 1918

top

Anderen vinden echter dat de weigering om nu verantwoorde­lijkheid op zich te nemen verraad tegenover het land en tegen­over de arbeidersklasse betekent. "Hen en het land over te laten aan de bolsjewieken zou een onvergeeflijke fout zijn. Hongarije is al opgeofferd aan de westelijke imperialisten, van die kant heeft het niets meer te verwachten. Waarom dan niet een laatste kans geprobeerd om het land te redden door de grote macht van de internationale arbeidersklasse? Waarom voortaan niet hopen op Sovjet-Rusland, waarvan het Rode Leger de ene na de andere overwinning boekt? In deze anarchie is een diktatuur toch onvermijdelijk, zegt men.
Bij de politieke keuze van extreemlinks speelt dus een vurig patriottisme [nog!] een zeer belangrijke en niet te onderschatten rol, en voor zeer velen in de provincie speelt het zelfs de hoofdrol! Men hoopt nu op de redding van het Hongaarse vader­land -dat door het westen is verraden- door het oosten. Vele eenvoudige mensen worden juist door hun patriottisme, en níet door "hun" bolsjewisme aange­spoord. "Het imperi­alisme van de Entente" vormt het sein tot aktie voor velen in Hongarije.
Met de nog gevangen, maar ineens opgetogen communistische leider Béla Kun onderhandelt men vervolgens. Hij krijgt de macht dus zomaar in handen! Het doel is ineens be­reikt! "De bergen zijn naar Mohammed toegekomen", aldus Kun. Zonder één schot is in Hongarije n.b. de revolutie geko­men!... Een delegatie met o.a. Kunfi en Pogány is naar de gevangenis, waar de communist Béla Kun nog steeds zit, gestapt, en men legt hem een compromisoplossing voor, die nog op 21 maart 1919 een dikta­tuur van het proletariaat in Hongarije zal vesti­gen, evenals een alliantie met Sovjet-Rus­land. Béla Kun is uiteraard zeer tevreden: de mensen die hem kort geleden hebben opgesloten, komen hem nu nota bene vragen om samenwerking! 
Van de plannen tot een geheel sociaal-demokratische rege­ring komt dus niets terecht. Arbeiders- en de uiterst linkse solda­tenraden zijn hierte­gen. Eigenlijk heeft de sociaal-demokrati­sche partij van Kunfi, Landler, Pogány, Weltner en Haubrich hiermee de communistische doelstellingen overgenomen. "Het leidende comité van de sociaal-demokratische partij [MSZDP] heeft onvoorwaardelijk de hoofdpunten van het program­ma der communistische partij [KMP] aanvaard. Samen hebben de partij­en een resolutie getekend, die de eenmaking van beide partijen vast­stelt. De [nu gefuseerde] "Socialistische Partij van Hongarij­e" neemt in naam van het proletariaat onmiddellijk de macht over. De diktatuur van het proletariaat wordt in Hongarije geves­tigd, de produktiemiddelen zullen worden genationaliseerd. De naam van het land wordt "Magyar Tanácsköztársaság", d.i. Hongaarse Raden- of Sovjet-Republiek. Raden van arbeiders, boeren en soldaten, en als hoogste een "revolutionai­re regeringsraad" [Forradalmi Kormányzótanács] zullen het bestuur op zich nemen.
Onmiddellijk wordt een leger [het Hongaarse Rode Leger] gevormd, het proletariaat wordt dus bewapend en de bourgeoisie ontwapend, de oorlog aan het impe­rialisme van de Entente wordt verklaard. "Het meest volledige en meest nauwe militaire en geestelijke verbond met Sovjet-Rusland" wordt geprokla­meerd. Het ultimatum van Vyx wordt verworpen, de communisti­sche gevangenen worden vrijgela­ten, strategische punten in Budapest worden bezet door commu­nisten, massale demonstra­ties vinden plaats.
 De vakbondsleider Sándor Garbai [1879-1947] verklaart aan de arbeidersra­den: "De imperialisten van de Entente hebben in hun vaandel demokratie en recht op zelfbeschikking van alle volken ge­schreven, maar na de overwinning gedragen zij zich anders.  De hoop op een rechtvaardige vrede is na de nota van Vyx verdwenen. De heren in Parijs willen ons een imperialistische vrede laten tekenen.... We verwachten van het oosten, wat het westen ons heeft geweigerd" [Szelpal, 92]. Graaf Károlyi, de voorlopige president, wordt voor de zoveel­ste maal voor een voldongen feit geplaatst. Aanvankelijk weigert hij de macht over te dragen, maar dan doet men een beroep op de onvermijde­lijk­heid van de nieuwe omwente­ling. "De wereldrevo­lutie staat voor de deur! Iedereen is ervóór! Het is een historisch mo­ment, en ú wilt dat verhinde­ren? Neen, dát wilt u niet! Tekent u dan om uw historische rol te vervul­len!"
Door de ministerraad wordt die avond van 21 maart 1919 nog de Diktatuur van het Proletariaat afgekondigd, maar volgens Károlyi zelf [later] wordt zonder zijn medeweten door zijn eigen secretaris vanuit de Burcht van Buda een verklaring van de machtsoverdracht uitgegeven, die hij zelf als absurd en als een produkt van hysterie en paniek kenschetst, en die hij uiteraard weigert te tekenen. Toch wordt díe verklaring of proclamatie, die intussen in handen van het socialistische partijblad  Népszava is gekomen,verspreid, en het is [volgens Károlyi] duidelijk dat men met voorbedachten rade heeft gehandeld!…..Men heeft hem er niet in gekend en zijn handtekening is in werkelijkheid nooit eronder gezet… In de verklaring is te lezen: 
"Aan het volk van Hongarije! [Magyarország népéhez!]. De regering heeft haar ontslag aangeboden, degenen die tot dusver hebben geregeerd op basis van de wil van het volk en met de steun van het proletariaat hebben zich rekenschap gegeven, dat de drang der omstandigheden hen dwong een andere richting te volgen. De produktie kan slechts verzekerd zijn, als het proleta­riaat de macht overneemt. Niet alleen bevinden we ons aan de rand van een anarchie die ons economische leven bedreigt, maar de situatie naar buiten is ook kritiek. De conferentie van Parijs heeft in het geheim besloten tot de bijna totale bezetting van ons land. De missie van de Entente heeft verklaard, dat zij de demar­katielijnen beschouwt als politieke grens.
De militaire bezetting van het land heeft verder tot doel van Hongarije een terrein van militaire operaties tegen de Sowjet-russische troepen aan de Roemeense grens te maken.
De van ons geroofde gebieden zullen de soldij vormen van de Roemeense en Tsjechische troepen, waarmee men de troepen van Sowjet-Rusland wil verslaan. Als voorlopig president van de Hongaarse Volksrepubliek keer ik mij tegen deze beslissing van de vredesconferentie van Parijs, en ik roep het proletariaat van de hele wereld op om steun, naar haar gevoel voor rechtvaardigheid. Ik bied mijn ontslag aan, en ik draag de macht over aan het proletariaat van de volkeren van Hongarije [átadom a hatalmat Magyarország népei proletáriusának]".  Mihály Károlyi.
Hiermee komt na vier en een halve maand een roemloos maar óók geweldloos [!] einde aan een buitengewoon eerloze revolutionaire periode in de Hongaarse geschie­denis. Begeleid door nieuwe massademonstraties wordt de macht over­gedra­gen aan vaak jonge mensen, simpele ongeschoolde mannen van even in de dertig vaak, die nog veel minder erva­ring hebben met be­stuur en maatschap­pij, met oplos­singen van socia­le en economi­sche problemen en met het buitenland, n.l. aan verblin­de fanatici en dogmatici.
Ze zijn echter wel bezeten van hun eigen ideolo­gie, hun revolutie, van haat, van wraak en van strijd, en ze zijn bedreven in geweld en terreur en kennen geen skrupules. Revolutionaire discipline en de klassenstrijd zijn hun leu­zen. Velen van hen hebben een ongelukkige jeugd gekend, en moeten als bezetenen, gedreven door haat, en in een geest van wraak, hun frustra­ties afreageren op een onweten­de massa.
In Oostenrijk wordt al snel gewaarschuwd door de socialisti­sche regering en door de arbeidersraad van Wenen: "De Entente moet eens goed nadenken over wat ze doet met de grenzen in Midden-Europa", en de Oostenrijkse socialistische staatssecre­taris van oorlog Julius Deutsch laat weten: "Een volk dat tot wanhoop wordt gebracht kent geen maat meer bij haar beslis­singen".
En het Franse blad "Le Temps" meldt de wanhoop van een volk, conservatief van aard, dat slechts en rechtvaardige vrede wilde, maar dat door recente beslissingen, n.l. de bezetting van vitale delen van z'n grondgebied door buitenlandse troe­pen, op een extreme weg is meegesleept. Alleen om deze reden en hebben de boeren en zelfs de burgers de bolsjewieken, die een minderheid in Hongarije vormen, gevolgd!
L'Heure constateert nog eens dat graaf Károlyi zich met de Entente in verbinding heeft willen stellen, dat hij dat tot drie­maal toe heeft geprobeerd, maar dat hij niets dan een botte afwijzing heeft geoogst. Het is óók door een krant in Parijs slechts ten overvloede aan de dove­mansoren van de nabije vredesconferentie gezegd. "De Entente speelt met het bolsjewisme", aldus het sociaal-demokratische Duitse blad "Vorwärts".
Uit alles blijkt, dat deze ontwikkeling in Hongarije spontaan en geweldloos verloopt, en dat er vooral sprake is van een gevoel van gekrenkte trots van een natie. Zéér velen sluiten zich bij deze bolsjewistische omwenteling aan omdat ze denken dat alleen op deze manier nog iets van de natie is te redden! Aan echte klassenbelangen of aan een keiharde strijd tegen de bin­nen­landse klassenvijand, de bourgeoisie, enz. denken nog slechts weinigen. Veruit de meeste Hongaren zien in het nieuwe bolsjewistische regime slecht een laatste middel om hun natie, het Hongaarse vaderland, uit deze vloek, die door de Entente is opgelegd, te redden!

top