< Terug

12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939

12.12 De internationale situatie en het ‘verminkte’ Hongarije in de
         
jaren '20 der XXe eeuw.          

"It is very hard for one not inti­mately acquainted with the history of Hungary to under­stand what revison meant to Hungarians " [J.F. Montgome­ry, 47].

Van énige verzoening tussen de voormalige overwin­naars en de verliezers uit de oorlog 1914/18, is zoals bekend in de jaren '20 geen sprake: er blijft een diepe kloof be­staan tussen de zo bevoor­rechte winnaars, de aanhan­gers van de status quo onder lei­ding van Frankrijk, en de zo vernederde verliezers, de zogenaamde revisio­nis­ten.
Ook Hongarije hoort hierbij, dit land geldt nu eenmaal als een inter­na­tionale outl­aw, een staat die bijna van het normale diplomatieke ver­keer is uitge­sloten, en m.n. de wraakzuchtige ČSR-minister van buitenlandse zaken dr. Beneš blijft Honga­rije als onstabiel, gevaarlijk en dus onbetrouw­baar beschou­wen.
Alle pogingen tot revisie moeten de kop in worden gedrukt, en vooral op militair gebied moet Hongarije blijvend gecontro­leerd worden. Nu en dan worden leugens verspreid over een "Hongarije dat troepen concentreert", en dus spanningen op­roept. Dergelijke klachten worden wel ongegrond verklaard [maart 1923] maar het beeld van een "onbetrouwbaar en onbere­kenbaar" Hongarije blijft bij velen bestaan.
Intussen is dit land economisch uitgeput, militair volkomen machteloos gemaakt, en het bankroet nabij. [Ádám, Richtung S., 54] en ook al maakt de regering in Budapest duidelijk dat men de handel wil hervatten en over de conflicten wil overleg­gen, de Kleine Entente wijst elk overleg af. Men wil Honga­rije op geen enkele manier helpen, en Beneš gaat ervan uit, dat er geen sprake van normalisatie van betrekkin­gen sprake kan zijn, omdat Hongarije volgens hem oorlogszuch­tige plannen blijft houden.
Dat land moet dus geïsoleerd blijven, er moeten geen kredie­ten worden verschaft, en Hongarije mag geen lid van de Volken­bond worden! Frankrijk is het met deze harde, compromisloze stellingname groten­deels eens, maar met name de Engelsen en de Italianen zijn veel soepeler, en wensen verzoening en veel betere onderlinge economische en politieke verhoudingen in het Donaubek­ken. Men wil de voormalige vijanden integreren in de moderne wereld van het internationale overleg via de Volkenbond. Op 18 september 1922 kan Hongarije lid worden van de Volken­bond, en officieel gebeurt dat op 31 jan. 1923. Slechts enkele weken hierna, in februari, meldt Hongarije zich al bij de westerse mogendheden met het verzoek voor een lening. Men wenst een krediet van 40 tot 50 miljoen goudkroon voor de korte termijn, en een krediet van 550 tot 650 miljoen Kr. op de lange termijn. Zie hierboven.
Daarom gaan in mei van dat jaar Bethlen en zijn minister van finan­ciën, Tibor Kállay naar Parijs, Londen en Rome met een ver­zoek om financiële hulp voor hun land. Een forse lening van de Volkenbond is absoluut noodzakelijk voor de economische opbouw van Hongarije. Men wenst ook minder herstelbetalingen. Dit laatste roept echter met name in Parijs verzet op: straks zal Duits­land wellicht hetzelfde vragen, en dan blijkt dat er een gevaar­lijk prece­dent is geschapen. Engeland is iets soepe­ler, maar wil toch vooral verzoening in het Donaugebied, en wenst ook geen conflict met Frankrijk en met de Kleine Enten­te. Men verneemt overigens dat niet alleen Hongarije, maar ook de buurlanden westerse kredieten wensen!…. Er zal dus druk op deze landen moeten worden uitgeoefend, en zij moeten zich matigen. Na enkele maanden van overleg slaagt men erin om Bethlen in Genève in september 1923 voor het eerst in contact te brengen met Beneš en Titulescu, en men zegt aan Hongarije op 30 november een lening van de  Volkenbond van 250 miljoen goud­kroon [$ 50 mln] voor 2 ½ jaar toe.
De grote mogendheden stellen slechts als voorwaarde dat het geld niet aan nationalistische propaganda of aan herbewapening wordt besteed en na onderhandelingen met Hongarije beloven de Entente en de landen van de Kleine Entente van hun kant plech­tig aan Honga­rije dat zij de territoriale integriteit van het land zullen erkennen, en de soevereiniteit en de onafhanke­lijk­heid ervan zullen respekteren.
De Hongaarse regering verplicht zich van haar kant "alle akties die tegen de geest van het vredes­ver­drag van 1920 ingaan" tegen te werken, nog­maals de grenzen van Trianon te erkennen, en geen Habsburger ooit op de Hongaarse troon te laten. [Ádám, Richtung S., 57].
Per 1 juli 1924 wordt dit akkoord van kracht. In een periode van 20 jaar zal Hongarije herstelbetalingen doen [volgens een akkoord van 21 febr./14 mrt. 1924]. Voor Hongarije is hier­mee een eerste diplomatieke sukses behaald, maar het 'sukses' is toch gering: Hongarije zit in een dwangpositie, en men heeft aller­lei voorwaarden aan de lening verbonden die nog eens duidelijk illustreren hoezeer dit land afhankelijk en zwak is. Boven­dien heeft Hongarije lang niet het bedrag gekregen, waarom het vroeg! Toch is er over het algemeen nu sprake van een zekere mate van rust en de stabilisatie dankzij het wester­se kapitaal werpt haar vruchten af.
Mede om revolutionaire gezindheid de kop in te drukken, krijgt Hongarije ook steun van de Verenigde Staten. [Berend & Ránki]. De handel leeft voorzich­tig weer op, en de internationa­le markt gaat geleidelijk aan open. Van 1924 tot 1931 lenen de regering, onder­nemingen, maat­schappijen en gemeenten in totaal 1.257 mln. pengö maar vooral in het buitenland weet premier Bethlen het vertrouwen in Honga­rije enigszins te herstellen en hij verwerft letterlijk krediet voor z'n land. De schaduwzijde hiervan is echter, dat Honga­rije in 1930 van alle Europese landen het land is met de hoogste schuld per inwoner!.... Het geleende kapitaal wordt echter, naar men zegt, door Hongarije ook niet erg produktief gebruikt. Zie hierboven. De afhankelijk­heid van de buitenlandse markten zou m.a.w. veel minder hebben kunnen worden, en de groei van de produktie zou veel groter hebben kunnen zijn. [Rothschild, 169].
Niet alleen op financieel gebied is het land afhankelijk, ook op militair gebied is dat het geval, want tot 1927 leeft Hongarije in de schaduw van de inter­nationale militaire con­trole van de Volkenbond. [Gosztony, 53]. Nauwge­zet wil men steeds nagaan, of dit land tóch niet pantservoer­tuigen, vlieg­tuigen of andere nieuwe technische uitrusting aanschaft, meer militairen op­leidt dan is toege­staan, etc. en men moet hierbij bedenken dat Hongarije -nog steeds: als verliezer- door de buurlanden met enorm wantrouwen wordt bekeken, en dat deze buurlanden van de Kleine Entente militair gesproken Honga­rije kunnen maken en breken, ieder voor zich al een enorm over­wicht bezit­ten, zelf mili­tair geheel soeverein zijn, en bovendien bindende militaire afspraken onderling hebben ge­maakt. Onderling vertrouwen tussen de kleine naties tussen Duitsland en Rusland in is er na 1918 allerminst gekomen…..
Integendeel: Na 1914­/18 is juist de overtuiging gekomen dat het gebruik van geweld in het politieke leven normaal en volkomen gerechtvaar­digd is en dat dát alleen de mogelijkheid schept om de macht te veroveren en de maatschappij om te vormen. De mensen hebben niet geaarzeld om zich van deze cultuur van geweld te bedie­nen. [naar Krzysz­tof Pomian, L'Eu­rope et ses nations].
Naar de overtuiging van zeer velen in Midden Europa heeft de vrede van 1919/20 feitelijk dus geen èchte vrede opgele­verd. De oorlog is weliswaar voorbij, maar er is, volgens de Oosten­rijk­se schrijver Joseph Roth, een tijdperk van ongehoorde politieke brutaliteit ingeluid. Formeel is het vrede, maar in werkelijkheid staat men nog altijd elkaar naar het leven, en men bereidt zich voor op een nieuwe ronde.
Miljoenen mensen zijn immers tegen hun wil -alleen via mili­taire bezetting- in een andere staat beland en vormen nu een verne­derde, gediscrimineerde minderheid. Geen enkele staat in deze regio is echt een natio­nale staat. Voor het gevoel en naar diepe overtuiging van b.v. de Hongaren, is deze vrede zeker géén 'everlas­ting peace' en de Hongaren hebben dus niet het gevoel dat de vrede van Trianon 'the final word of histo­ry' is. [Montgomery, 49]. Het militaire sukses van de Polen tegen de Russen in de zomer van 1920 en vooral de vrede in 1921, die aan Polen een enorm stuk land met overwegend Ukraïnse en Witrussische boeren in het oosten oplevert, en ook de suksessen van de nationalisti­sche Turken o.l.v. Atatürk in 1922/23 tegen b.v. de Grie­ken, die uit Klein-Azië worden gegooid, vormen volgens vele Honga­ren al een bewijs, dat Frankrijk en Engeland géén greep op de situ­atie in Midden-Europa hebben....
Belangrijk is ook dat de Volkenbond, die de garantie moet geven voor de bescherming van nationale minderheden, haar plicht in dezen verzaakt. Ze heeft immers geen enkele invloed op het binnenlandse politieke beleid van haar soevereine leden, de drie buurlanden van Hongarije incluis. Juist deze landen voelen zich heer en meester over hun [voor een groot deel pas verworven] grond­gebied, en dulden zeker geen inmen­ging, be­voogding door inter­natio­nale organisaties. De Volkenbond is in Hongaarse ogen dus het instrument van de status quo geworden, en eigenlijk altijd geweest: de winnaars van 1914/18 voeren hier immers nog altijd de boventoon, en hún orde en [machts-] principes, de door hén opgelegde, gedik­teer­de vredes­verdragen moeten blijven hoewel iedereen intussen de grove onrecht­vaardigheden wel kent. Maar ja, wanneer men, zo denken die win­naars van eens, een­maal aan de herstelbetalingen of aan de territoriale of mili­taire clausu­les van St. Germain, Trianon, Versailles iets gaat wijzigen, bestaat het risico dat het hele naoorlogse vredes­werk kapot wordt gemaakt. Vooral Hongarije is wat dit betreft een lastig land, want het wijst steeds opnieuw op dit onrecht……
Elke moge­lijkheid om iets te wijzigen [die formeel wèl be­staat!] wordt op deze manier bij voorbaat al levensgevaarlijk geacht, hoewel men aan de felle protesten van Beneš intussen wel gewend is geraakt.
Het revisionisme van de Hongaren wordt nog aangemoedigd door de Volkenbond zelf die in artikel XIX van haar handvest aan­geeft dat eventueel herziening van grenzen en andere bepalin­gen mogelijk is. Strikt formeel genomen heeft het streven naar herziening van bepalingen van het vredesverdrag dus niets met agressief gedrag te maken [zoals Beneš c.s. zo graag beweren], maar is dat streven volstrekt legitiem. In feite komt er niets van terecht.

top

Het Hongaarse publiek vindt de Volkenbond en alles wat zij wenst dus uitermate negatief, men voelt zich bedrogen, is in het algemeen wanho­pig geworden, en verzet zich -zij het nog vreedzaam- tegen deze naoorlogse interna­ti­onale 'orde'. Iedereen is er immers van overtuigd, dat niet veel meer dan onrecht, absurdi­teit en imperialistische machtspolitiek ten grondslag liggen aan de vredes­ver­dragen. Men beschouwt alge­meen de vrede van Trianon als dè bron van alle kwaad. Elke regering in Hongarije, van welke politieke kleur ook, die dit zou negeren, zou zichzelf bela­chelijk en onmoge­lijk maken. Zelfs de Komintern wenst -om welke reden dan ook- niets te maken te hebben met de bepalingen van Trianon, en ook sociaal-demokraten in Hongarije steunen de revisionistische buiten­landse politiek. In Hongarije is men er dus van overtuigd, dat déze onrechtvaardige naoorlogse regeling die immers tot stand is gekomen zonder het raadplegen van de betrokkenen, en niet op geschiedenis, op logica of op eerlijkheid steunt, slechts tijde­lijk kan zijn. In Hongarije vergeet men ook niet dat de Verenigde Staten van Amerika op 29 augustus 1921 vrede met Hongarije sluiten, met weglating van alle verwijzingen naar grenzen! [Montgomery, 52].
Van Hongarije gaat evenwel, op papier tenminste, geen enkele militai­re bedrei­ging uit. Veeleer gaat er van de Kleine Enten­te een voortdu­rende numerieke bedreiging uit. Hongarije heeft een leger van 35.000 man, het bezit geen tanks en vliegtuigen enz., terwijl de leden der Kleine Enten­te afzonder­lijk al legers van 125 à 150.000 man bezitten. [La Hongrie d'hier et d'aujour d'hui, 34].
leger:                                                       bewapening:  
vredessterkte oorlogssterkte             vliegtuigen     tanks        stuks geschut
ČS       137.000        820.000               300            50             2.500
RO      205.000     1.100.000                350            60             2.300
YU      121.000     1.500.000                700            40             2.700
[volgens de in sept. 1995 aangegeven cijfers in het Hadtörténelmi Múzeum, Buda­pest]. 
Toch zitten de Hongaren niet lijdzaam af te wachten. In het geheim worden wel wapens geleverd, en men doet militaire aankopen. Geheime plannen voor het terugwinnen van de verloren gegane gebieden lekken soms uit en het leger wordt ook ster­ker dan in 1920 is toegestaan. [Gosztony, 53/54]. Hongarije zal, zo denken velen, eens genoegdoe­ning eisen voor de kolossale territoriale verliezen die men zo ten onrech­te heeft geleden. In dit land zijn dan ook allerlei organi­saties van veteranen en ex-officieren [Országos Frontharcosok Szövet­ség­e] en paramilitaire orga­nisa­ties zeer aktief.
Sport­wedstrijden worden georganiseerd door de "Magyar Királyi Honvéd Sport­ok­tatás Tanfolyam" [Kon. Hong. Leger-Sportcur­sus]. Ook de grenswacht [Magyar Királyi Vámőrség] en de rivierpolitie [M. Kir.. Foly­amőrség], die onder toezicht van het ministe­rie van finan­ciën staan, blijven paraat.
Vanaf 1921 opereert de "MALÉRT" [M. Kir. Légiforgalmi Rt.], formeel de Kon. Hong. Luchtverkeersmaatschappij. Ze houdt zich bezig met oefening en opleiding van piloten en legt de grond­slag voor een luchtmacht, zodra dat weer zal worden toege­staan. Vanaf 22 januari 1922 neemt het "Hong. Nationale Leger" [Magyar Nemzeti Hadsereg] van 1919 weer de historische naam "Magyar Királyi Honvéd­ség" [Kon. Hong. Landsverdediging] aan.
Weinigen zijn zich echter in de jaren '20 ervan bewust, dat men in het midden van Europa toch wel in een buitengewone situatie leeft. Voor het eerst in de geschiedenis domineert hier niet een Duits of een Russisch rijk, terwijl het Habs­burgse en het Ottomaanse Turkse rijk ook zijn verval­len.
"It is difficult to emphasise strongly enough how important this was, an how abnormal. Such a situation had never occured before in modern history, and was, as the world knows, hardly destined to survive. So long as it did last, the international politics of this region were like a play with the two main parts cut out: terri­torial disputes were magnified, former allies were plun­ged into bitter rivalry, and other Great Powers, new to the area, sought to gain for themselves the primacy that had belonged to the old dynasties". [Macart­ney-Palmer, VI, 244 en 250/251].
De politieke druk van buitenaf op de kleine landen van Mid­den Europa is in de jaren '20 dus betrekkelijk gering, maar o.a. de Hongaarse premier Bethlen is van de zwakke positie van Midden Europa -tussen Duitsland en Rusland in- na 1919/20 al vroeg overtuigd.
De Habsburgse monarchie, die eeuwenlang voor een soort buffer tussen beide grote machten zorgde, is weggevallen. Het 'nie­mandsland' tussen Duitsland en Rusland is ten prooi aan ver­deeldheid en nationalisme. Ondanks de Franse hegemonie, die in verdragen min of meer is vastge­legd, is hier in het centrum van Europa in feite toch sprake van een machtsvakuüm, en een land dat in deze regio werkelijk wordt bedreigd, kan immers onmoge­lijk door Franse troepen worden beveiligd! In 1926 geeft de Hongaarse premier in een toespraak ter her­den­king van graaf István Tisza zijn visie op de plaats van Hongarije in de internationale politiek.
"Vandaag de dag zullen we ons", aldus Bethlen, "wel niet goed realiseren dat de kleine staten die uit het gebied van de voormalige monar­chie zijn gevormd, mogelijk uiteindelijk vazallen van hetzij Rusland, hetzij Duitsland kunnen worden...  Er kan voor een weldenkend mens geen enkele twijfel bestaan dat de grote Russische natie vroeg of laat een factor in de wereldpolitiek wordt, en dat de grote Duitse natie zich ook van de nederlaag zal herstellen.
Wij Hongaren wensen niet een vazal van de Russen te worden, èn willen eveneens onze onafhankelijkheid van de Duitsers handhaven, zoals we dat duizend jaar hebben gedaan, ondanks alle histori­sche en culturele banden tussen ons. Wij wensen Hongaren te blijven, en ons onafhankelijke nationale leven te leiden". [Kertész, aanhaling op blz. 231]. Bethlen ziet echter geen enkele mogelijkheid voor zijn land om andere staten tegen elkaar uit te spelen en hiervan voor Hongarije ook maar enig voordeel te behalen. Het is voor hem een duidelijke zaak, dat, zodra Hongarije bijvoorbeeld met één der drie landen van de Kleine Entente tot enig akkoord zou komen, en b.v. ooit kleine territoriale concessies zou weten te verkrijgen, de beide andere partners onmiddellijk een derge­lijk akkoord met Hongarije met sukses zouden weten te torpe­deren.
Eenzijdige verzoening met deze buurlanden wordt door hem ook verworpen: zolang Hongarije bij lange na niet als militair volwaardig land mag meedoen en zolang men dit land zó duidelijk als minderwaardig, als verliezer beschouwt, kan er geen sprake van zijn "verzoening".
Voor politieke avontu­ren voelt hij ook niets. Bethlen blijft dus voorzichtig opere­ren, aanvaardt een lening van de Volken­bond, blijft onoffi­cieel het irredentisme steu­nen, en wil op den duur via vreed­zame weg toch een herziening van de voor Hongarije veel te enge grenzen. [Macartney-Palmer, 266]. Hij gaat er overigens vanuit, dat niet door 'de wil van het volk', maar door de grote mogendheden de faits accomplis van 1919/20 zijn geschapen. Deze grote mogendheden zouden dan ook volgens hem veranderingen kunnen voorschrijven.
Deze opvatting staat natuurlijk haaks op die van b.v. Tsje­choslowaakse en Roemeense politici en Britten zoals Seton- Watson die ervan uitgaan dat juist door spontane revoluties van de volken van de voormalige Donaumonarchie in oktober/no­vember 1918 de nieuwe staten tot stand zijn gekomen. "The peoples themselves were responsible for establishing the new order of things". [Seton-Watson, Treaty Revision, 20].
Met Oostenrijk, het kleinste buurland is de verhouding goed te noemen, hoewel vanuit Hongarije toch vaak met wantrouwen wordt gekeken naar dit land: hier bestaat immers een grote en machtige, invloedrijke socialistische partij en Wenen staat internationaal bekend als een rood bolwerk. Bovendien vinden hier nog altijd linkse, rode en revolutio­naire Honga­ren, die fel tegen het bewind van Horthy zijn, een toevlucht. Hier drukt men "rode" blaadjes, propaganda en boeken, die in Hongarije niet worden toegelaten.
Merkwaardig is dan des temeer het feit dat Hongarije van 1921 tot ’25 in Wenen wordt vertegenwoordigd door haar gezant Szilárd Masirevich, een zoon van ‘gemagyariseerde’ Servisch-orthodoxe ouders terwijl z’n grootvader patriarch was van de Servische-Orthodoxe kerk in Hongarije. Hij beroemde zich er altijd op “geen enkele druppel Magyaars bloed” in z’n aderen te hebben en een “wilde Raizen [Rácz, Serviër] te zijn”…….
Hoe moeilijk en irritant de verhouding tot de naaste buurlan­den ook is, de verhouding tot het bolsjewistische Rusland, vanaf 1922 de Sovjet-Unie, is buitengewoon slecht. Het felle anticommunisme is immers dè bestaansreden voor het bewind van Horthy en de overweldigende meerderheid in Hongarije ziet in Rusland de bolsjewistische en Slavische vijand. Ook anderen zien de zwakke positie van Midden Europa wel in. Volgens de Britse schrijver Ellis Ashme­ad-Bart­lett die in 1923 "The Tragedy of Central Europe" schrijft, en nogal pessi­mis­tisch is, "is er tussen Duitsland en Rusland een 14-tal staat­jes ontstaan, die vijan­dig tegenover elkaar staan, alle­maal zwak zijn, en wachten op wat er uitein­delijk in Rus­land nog eens gebeurt".....
Hij is ervan overtuigd, dat de Entente -Frankrijk en Enge­land- tenslotte in Midden Europa toch tot mach­teloosheid is gedoemd, en op deze landen geen greep hebben."Sooner or later each of these petty states will have to declare itself as the friend and ally of either Germany or Russia", zo luidt de voorspelling van Ashmead-Bartlett al in 1923, zelfs vóórdat er van een Hitler of Stalin sprake is. Hij acht zelfs al in 1923 samenwerking in de toekomst tussen Rusland en Duitsland, bijvoorbeeld gericht tegen Polen, niet denkbeeldig. Zolang Duitsland nog gebonden is aan herstelbeta­lingen zal het geen agressieve expansiepolitiek voeren, maar daarna moet men maar afwachten.
De bufferstaten in Midden Europa zijn veel te zwak om een dergelijke samenwerking te verhinderen. Samenwerking van die 15 staatjes moet uitgesloten worden geacht, en de Entente -het westen- is in Midden Europa tot machteloosheid gedoemd. Die staten liggen derhalve open voor Duitse invloed of expansie, en uitein­delijk zal de strijd hier gaan tussen Duitsland en Rusland, aldus Ashmead-Bartlett in 1923:
These two giants are temporarily bound together by the ties of mutual interest which have arisen from a common misfortune. But they cannot last forever".

Dame uit de hogere kringen met privé-auto...

top

De eeuwige strijd om de supre­matie tussen Teutonen [Duitsers] en Slaven [Russen] zal zéker opnieuw uitbreken. De vooruitzichten op een "eeuwige vrede" daarentegen zijn even ver verwijderd als ooit. Hoewel de Volkenbond de enige organisatie is die de grenzen kan herzien en rechtvaardiger maken, de grenzen en barrières kan afbreken, verzuimt zij die taak. Vooral de Balkan, waar in dezen een vruchtbaar werkterrein ligt, acht Ashmead-Bartlett al in 1923 toch veel meer de plek waar de aanleiding voor de volgende oorlog wordt gevonden. In dit verband is het verdrag van Rapallo van 1922 waarbij zeer onverwacht Duitsland en Rusland elkaar erkennen en weder­zijde vriendschappelijke betrekkingen aanknopen van groot belang.
De Kleine Entente ziet er zelfs een onheilspellende werking van uitgaan voor Hongarije. Dit land zou b.v. in de Volkenbond met sukses het memorandum over de minderheden­kwestie aan de orde kunnen stellen, en vragen om uitstel of zelfs verminde­ring van de betaling van de verplichte herstelbetalingen. Zelfs is men bang dat Hongarije, hoezeer ook anticommunis­tisch, toch neigingen tot Rusland gaat vertonen, en daarmee "opnieuw onrust in het Donaugebied gaat brengen". Het valt allemaal echter erg mee, want -hoewel men dat in de buur­landen nooit in het openbaar zal willen erkennen- Honga­rije is uitgeput, machteloos en weerloos gemaakt, en kan geen eigen politiek voeren! Één ding heeft het verdrag van Rapallo intussen wèl geleerd: Men kan niet "nach Lust und Laune" staten in een politiek en econo­misch isolement houden………..
Het voorbeeld van Duitsland werkt zelfs: allerlei staten in Europa erkennen vanaf 1924 de Sov­jet-Unie, zoals Groot-Brittannië, Italië, Oostenrijk en Frank­rijk. [Ádám, Richtung S., 68/69]. Evenals "Rapallo" roept ook het Verdrag van Locarno in 1926 bij de landen van de Kleine Entente onrust op: Duitsland geeft namelijk, ondanks de vrede van Versailles, openlijk aan, dat het de westelijke grens wèl, maar die in het oosten niet erkent! Hongarije zou wel eens iets dergelijks kunnen aange­ven! Een "Locarno voor het oosten" van Europa vindt men dus gewenst, maar het enige land dat hiervoor garant zou [moeten] staan, Frankrijk, aarzelt. Italië onder Mussolini meent nu een rol als grote mogendheid te kunnen spelen en garanties voor "een Locarno-Balkan-Pakt" te kunnen geven. Zie verder hieronder.
Het diepe wantrouwen van de buurlanden tegenover Hongarije blijft, gezien het voorgaande, groot en dit wantrouwen wordt nogal eens versterkt door inci­den­ten.
Op 14 december 1925 komt b.v. de zgn. "Valse Franken-Affaire" [a frankhamistás főszervezője] aan het licht. De Hongaarse ex-officier Jankovich wordt in Nederland, in Den Haag, samen met enkele andere hooggeplaatste Hongaarse notabe­len betrapt bij de handel in vals geld. Ze worden gearres­teerd, terwijl Jankovich in het bezit is van 1000 Franse frank-biljetten, die vals, op het vermaarde Cartografisch In­stituut in Budapest [van graaf Teleki] na­gemaakt, blijken te zijn. Het doel is weldra duidelijk: met het -overigens zéér goed nage­maakte- valse geld zal irredentis­tische propaganda worden gefinancierd. [Macartney-Palmer, 267]. Al eerder zijn in Hongarije zelf valse Tsjechoslowaakse kronenbiljetten gedrukt, waarmee Slowaakse autonomistische propaganda zou moeten worden gefinancierd. De daders van de "Valse Franken-Affaire" worden nooit ont­dekt, maar men vermoedt algemeen, dat zij moeten worden ge­zocht in kringen die nauwe relaties met de regering in Buda­pest hebben! Persoonlijk hebben ze zich niet verrijkt. Premier Bethlen wordt hierdoor in een interna­tionaal verve­lende positie gebracht, en in het parlement raakt de oppositie verhit. [Kovrig, 100]. Men meent te weten dat niet alleen Bethlen, maar ook de vroegere premiers Teleki en Friedrich, Gömbös en verscheidene andere hooggeplaatsten ervan hebben geweten.
In oktober 1926 vindt er in Budapest een proces plaats tegen de gearresteer­de Jankovich, en tegen de rijke landheer en ijdele edelman prins Lajos Windischgrätz, c.s. Het Hooggerechtshof bevestigt hun vonnissen tenslotte. Het blijkt nu wel dat er ook enkele hoogge­plaatste ambte­naren en officieren bij de zaak zijn betrokken.
Voor de regering heeft de zaak uiteindelijk geen ernstige gevolgen, hoewel de publieke opinie over het algemeen zeer veel begrip heeft voor dergelijke "patriottische akties", met een vaderlands doel ["hazafias célból"]. De belangrijkste be­trokkenen blijven vrijuit gaan. Internationaal slaat Hongarije uiteraard hiermee zeker niet een goed figuur, maar van akties tegen Hongarije, zoals Benes, de Tsjechoslo­waakse minister van buitenlandse zaken die wenst, komt niets terecht. Joegoslavië blijkt nogal gematigd, en Bethlen en Horthy gaan dus hierop in: Moet men nog steeds de Kroaten steunen tegen de Serviërs, en dus de ontbinding van Joegoslavië nastreven?
Of moet men p­roberen de Zuidslaven los te weken uit de Kleine Entente? Sommigen in Hongarije willen nu ook wel erkennen dat Kroatië vroeger geen integraal deel uitmaakte van Honga­rije, en dat het in 1918 uit vrije wil voor het SHS-koninkrijk koos. [Rothschild, 164/165]. Gyula Gömbös, die vanaf 1923 buiten de politieke macht in Hongarije staat, geeft n.b. als eerste in augus­tus 1925 in een artikel zijn visie op de verhouding met Joegoslavië.
Hij pleit voor toenadering en een akkoord tussen Hongarije en het SHS-ko­ninkrijk. Tenslotte is het Zuid-Slavische koninkrijk het land waaraan men toch veel minder gebied is 'kwijtgeraakt' dan aan Tsjechoslowakije en aan Roemenië, n.l. de Vojvodina [Vajdaság] en voor eeuwenoude historische monumenten van waarde als tekenen van een authentieke Hon­gaarse cultuur hoeft men híer zeker niet heen te gaan: men bekijkt vanuit Hongarije dit gebied dus heel anders dan het nu Roemeense Erdély [Zevenburgen] of Felföld [Opper-Hongarije, Slowakije].
In augustus 1926 houdt Horthy ter gelegenheid van de herden­king van de Slag bij Mohács tegen de Turken in augustus 1526 ook een toespraak, waarin hij o.a. wijst op het gemeenschappe­lijke verleden van b.v. Serviërs en Hongaren. Hij roept ook op tot samenwerking. "In 1526 trof ons het lot dat de Serviërs al 150 jaar eerder had getroffen... Ongelukkigerwijs zijn we heden door diepge­wortel­de tegenstellingen van degenen gescheiden, die in het verleden, verenigd met ons, de zuidelijke grens van dit land hebben verdedigd", aldus Horthy. Voor de Zuid-Sla­ven heeft Horthy zelfs wel enige sympathie en begrip, dat hij heeft gekregen als vlootcommandant der K.u.K.-marine!
"Omdat wij de ijzeren ring die ons omgaf, wilden afbreken, probeerde ik om de Serviërs te benaderen. Zij horen binnen de Kleine Entente tot die tegenstanders, die wij zonder te blozen de hand kunnen reiken. In onze moeilijke situatie heb ik getracht een modus vivendi te vinden om onszelf lucht te verschaffen." [Ádám, Richtung S., 73], aldus Horthy. Aan het SHS-koninkrijk wordt door Hongarije een vriendschaps- en niet-aan­valsverdrag aangeboden!
In de Zuid-Slavische pers gaat men hierop uitvoerig in, maar men is het erover eens dat de Kleine Entente moet blijven bestaan. Na maandenlange aarzeling in Belgrado, gaat men dan toch níet op het Hongaarse aanbod in! Men is in Bel­grado te zeer beducht voor Honga­rije, dat mis­schien voordelen zou willen halen uit het nationalistische Kroati­sche separa­tisme van Radic. Tenslotte wordt in Belgrado verklaard, dat men alleen wil onderhandelen samen met de partners van de Kleine Entente. Men is dus terug bij af. Intussen is de verhouding tussen het SHS-koninkrijk [vanaf 1929: Joegoslavië] en Italië veel slechter geworden, want het blijkt ook dat Joegoslavië toch níet de goede betrekkingen met Frankrijk wil inruilen voor die met Italië. Mussolini is daardoor geïrriteerd geraakt.
Ook Bethlen is teleurgesteld in Joegoslavië, en wendt zich nu tot Italië, waar Mussolini al vanaf 1925 zich openlijk voor revisie van de vredesverdragen uitspreekt..... Nu biedt Ital­ië, in de herfst van 1926, aan Honga­rije ineens een politiek akkoord en handelsfa­cilitei­ten aan: het lijkt een duidelij­ke zet tegen Joegoslavië. Voor de buitenwereld onverwacht nodigt Mussolini vervolgens de Hongaarse premier uit voor een bezoek aan Rome. In het begin van april 1927 vertrekt Bethlen naar Rome, waarmee het diplo­matieke isolement van Hongarije voor het eerst sinds 1919/20 is door­bro­ken. Italië verklaart zich hiermee dus dui­delijk tegen het starre antirevisionis­me van de Kleine Enten­te en Frankrijk. Van een eventuele toenadering tussen Joegoslavië en Hongarije moet Musso­lini eigenlijk ook niets hebben.
Protesten van de Kleine Entente doen er voor Budapest niet toe. Een Verdrag van vriendschap en samen­werking tussen Italië en Hongarije [5 april 1927] is het resultaat en dat betekent voor Hongarije een doorbraak!
Een geheime militaire clausule bepaalt, dat Hongarije bij een conflict tussen Italië en Joegoslavië géén [hulp-] transport vanuit Tsjechoslowakije naar het SHS-koninkrijk zal doorlaten! [Ádám, Richtung S., 75]. Bij haar revisionisme zal Italië Hongarije tegenover Tsjechos­lowakije steunen. Het gevolg is echter wel dat de Kleine Entente in mei 1927 nog eens benadrukt dat een akkoord van Hongarije met het SHS-koninkrijk alleen mogelijk is als Hongarije ook dergelijke akkoorden sluit met de beide andere partners van de Kleine Entente.
Op 27 mei 1927 verklaart Bethlen in een rede te Zalaegerszeg: "Tot nu toe concentreerden we ons op de interne versterking van het land, om de schade van 1914/18 en 1919 uit de weg te ruimen. Maar van nu af aan moeten we ons meer concentreren op de buitenlandse politiek. We moeten krachten buiten Hongarije zoeken, die "met Hongarije meevoelen". [Gosztony, 56/57]. Op kleine schaal, gezien vanuit het totale isolement van na 1920, betekent dit toch een keerpunt. Eén der overwinnaars is althans voor Hongarije "gewonnen". Italië is óók voor een zekere herziening van de grenzen in Europa. Bethlen kan nu ook b.v. Londen bezoeken, ten tijde van de campagne van Lord Rothermere….. Zie hieronder.

top

De consolidatiepolitiek van Bethlen heeft sukses opgeleverd, het regime heeft zich gevestigd, economisch gaat het bergop­waarts, de Hongaarse munt is stabiel. In de zomer van 1926 wordt de financiële controle van de Volkenbond beëindigd, en in 1927 de militaire controle. Hongarije is daarmee weer een soevereine natie, met niet slechte vooruitzichten. De economische betrekkingen met Duits­land ontwikkelen zich ook weer en  Duitsland is eigenlijk het enige land dat een markt voor het Hongaarse graan en de maïs biedt. [Horthy, 163/165]. In Duitsland merken de Hongaren, die met vreedzame midde­len een revisie van de vrede van Trianon willen bereiken, ook een bijzonder sterke echo van hun eigen 'Nem nem soha'. Voor veel Duitsers zijn de zeer kwalijke gevolgen van "Versailles" immers identiek met die van "Trianon". Met andere landen, zoals Tur­kije, Bulgarije en Polen onder­houdt Hongarije ook goede be­trekkingen. Voor Polen met name koestert men een diepe sympathie. Dat het bestaan van Polen o.a. berust op de ondergang van de Oosten­rijkse monarchie ziet men in Hongarije niet als wrang.
De betrekkingen met -in de jaren '20- zo verafgelegen landen zoals Nederland en België worden gekenmerkt door hartelijkheid en veel begrip. Tienduizenden Hongaarse kinderen zijn immers in de jaren na 1920 voor korte of langere tijd in deze landen opgevangen [in Nederland: 28.563 [?], in België 21.542 en in Zwitserland ruim 10.000] door gast­vrije pleegouders, die de arme en soms uitge­mergelde Hongaar­tjes maandenlang en vaak vele jaren lang verzorgen. Met name op initiatief van de Nederlandse consul-generaal in Budapest van 1912 tot ’41, J.P.Ph. Clinge Fledderus, hebben de protestantse en katholieke kerken en vele anderen met hem zich hiervoor moeite gegeven.
Al tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft Clinge Fledderus vanuit Budapest contacten met Nederlanders, zoals met de calvinistische [gereformeerde] leider dr. Abraham Kuyper, die sympathie voor de Centralen heeft [!] en Hongarije in april 1916 bezoekt. Twee dochters van hem werken n.l. hier van januari tot juli 1916 in Budapest als lid van de Nederlandse Ambulance voor Oostenrijk-Hongarije en verzorgen b.v. zieken en oorlogsgewonden. Kuyper wordt zelfs op het hoogste niveau [door b.v. de calvinistische min.-pres. István Tisza] in Budapest ontvangen en na deze oorlog moet en kan hij z’n bezoek verdedigen met een beroep op ‘de eeuwenoude banden tussen Hongarije en Nederland’. Zijn dochter Henriëtte S. S. Kuyper heeft overigens over haar inspanningen, indrukken, ontmoetingen en over de oorlogsellende in Hongarije al snel [in 1917] een boek geschreven “Hongarije. Herinneringen van een Hollandsche vrouw” [2e druk, Baarn, 1919] en op haar initiatief worden in 1920 nog twee weeshuizen in Hongarije geopend.……..
Het is de bedoeling van de "Országos Gyermekvédő Liga" [Lan­delijke Liga voor de Kinderbescherming] dat de Hongaarse kinde­ren, die met speciale ‘kindertreinen’ uit Hongarije vertrekken, wanneer ze eenmaal na een aantal maanden zijn aange­sterkt, weer terugkomen, maar duizenden Hongaren keren, op den duur volledig geassimi­leerd in de Nederlandse of Belgische samenle­ving, soms [vaak, op den duur] hun moedertaal niet meer spre­kend en dus ver­vreemd van hun vader­land, nooit meer voorgoed terug....
Aan de andere kant herin­nert o.a. een Vilma királyné utca [konin­gin Wilhelminastraat] en een Juliana school in Budapest de Hongaren blijvend aan de Neder­landse vor­stin en haar gulle onderdanen…… Ook op ander gebied blijven er vaak intensieve en persoonlij­ke contac­ten bestaan, b.v. tussen de hervormde en gereformeer­de kerken van Hongarije en die van Nederland, en tussen Hongaarse en Vlaamse of Waalse rooms-katholieken. Hongarije gebruikt ook haar zetel in de Volkenbond vooral revisio­nistische propaganda, die door de buren steevast wordt afge­daan als "ontoelaatbare inmenging in binnenlandse aangele­genhe­den van soeve­reine staten", en als schending van internationale verdra­gen, maar de Volkenbond liet zelf moge­lijkheden tot vreedzame herziening van grenzen open….
Tot 1927 staat Hongarije echter op interna­ti­o­naal diploma­tiek terrein bijzonder zwak, en hopeloos alleen! Tot dan toe voelt men zich uitslui­tend in het defensief gedrongen, maar vanaf 1927 ziet men ineens een bondgenoot, n.l. Italië. Van­af dat moment is er dus sprake van een opening in de bui­ten­landse politiek van Hongarije. Bovendien wordt per 31 maart 1927 de permanente militaire controle van Hongarije door de Volkenbond opgeheven. Zolang echter de Kleine Entente een groot militair overwicht bezit, is er niets aan de hand. Het verbond met Italië van 5 april 1927 betekent echter wel een door­braak en de diplomatieke strijd tegen de onrechtvaar­dig opge­legde vrede van 1920 gaat door met het aktief zoeken naar bondge­noten tègen de Kleine Entente.
Bethlen verklaart op 2 juli 1927 in het Hogerhuis dat het na de opheffing van de militaire controle door de Volken-bond voor Hongarije mogelijk is geworden om een einde aan de pas­sie­ve politiek te maken, en dat men nu meer aktief kan worden ten bate van een revisionis­tische politiek, gericht op het terug­krijgen van de in 1919/20 verloren gebieden, maar in feite verandert er ook dan niets. Ook bondgenoot Italië kan aan Hongarije immers -ondanks de buitenge­woon vele en bijzonder fraaie woorden- behalve veel begrip geen reële hulp bie­den.
Men wil in Budapest daarom niet alleen met Italië in zee gaan, en wil nu ook de betrekkingen met Groot-Britan­nië en Frank­rijk verbeteren, want men heeft ook hun steun voor een revisi­onis­tische politiek nodig. Wat Frankrijk betreft lukt dat niet, want in Parijs blijft men onvoorwaardelijk de Kleine Entente steunen, en wat de Britten betreft, lukt dat soms tijde­lijk, en slechts in bescheiden mate.
Intussen houdt de affaire-Rothermere [zie hieronder] de gemoederen in Hongarije buitengewoon bezig. Het meest concreet en hoopgevend ten aanzien van Hongarije is echter toch de Italiaanse leider. Musso­lini wil immers zijn invloed in Mid­den- en Zuidoost Europa graag verster­ken, maar hiermee worden alleen de Itali­aanse eigen belangen gediend. Het gaat Mussoli­ni immers alleen om de invloed van zijn eigen land te vergro­ten, en die van concur­renten zoals Frank­rijk, te scha­den. Divide et impera [verdeel en heers], en het "sacro egois­mo" vormen de basis van de buitenlandse politiek van de Duce. Vanaf 1927 tot 1929 sluit Italië daarom vriendschapsverdragen met achtereenvolgens Albanië, Turkije, Bulgarije en Grieken­land. [Macartney-Palmer, VI]. Het is duidelijk, dat Mussolini op deze manier vooral een tegenwicht tegen de Franse macht in ooste­lijk Centraal Europa wenst te scheppen.
De Duitsers kunnen in deze jaren voor Honga­rije ook niets doen. Slechts een leerstoel in Berlijn [Hon­gaarse taal- en letterkun­de] en de uitgave van de "Ungarische Jahrbüc­her" onder leiding van de literatuur-historicus prof. Gyula [Julius von] Farkas [1894-1958] in Berlijn vanaf 1928 kunnen in het Duitse rijk, dat immers in een ongeveer vergelijkbare positie verkeert als Hongarije, enige interesse voor het lot van Hongarije wekken. Farkas is ook direkteur van het "Ungarisches Institut" en van het Collegium Hungaricum in Berlijn. De kleine doorbraak van 1927 betekent niet dat de betrekkin­gen met de andere "Nachfol­gestaaten" van de oude monarchie, met de Kleine Enten­te, nu ook worden genor­mali­seerd……
Budapest kan en wil dat niet op basis van de eigen onderworpen­heid, en de buurlan­den tonen ook allerminst begrip voor Honga­rije: Er verschijnt in Praag, in Boekarest of Belgrado immers nauwe­lijks één publikatie over Hongarije, waarin niet wordt gewaar­schuwd voor het revisionisme, en waarin Hongarije niet wordt zwart gemaakt als feodaal, reaktionair, achtergebleven, chau­vinis­tisch, en uitermate gevaarlijk, wraakzuchtig, oorlogs­zuchtig en 'van nature' agres­sief. Tsjechoslowakije, Roemenië en het SHS-koninkrijk zijn nog lang niet bereid om aan Hongarije b.v. een militair ge­lijk­waardige plaats toe te kennen, door bewapening, een gene­rale staf, een luchtmacht, enz.
De Kleine Entente raakt ook hevig opgewonden, zelfs veront­rust door een andere "geslaagde" poging van buitenaf om aan­dacht te vragen voor het lot van Honga­rije. Een serie artike­len van de Engelsman Harold Sidney Harms­worth, viscount Rotherme­re [1868-1940], eigenaar van de Daily Mail, beginnend met "Hungary's Place in the Sun" op 21 juni 1927, over de desas­treuze gevol­gen van de 'vrede' van Trianon van 1920 voor Hongarije, dat volko­men ontredderd, zijn eigen weg geheel alleen, en omringd door vijandige buren, moet zien te vinden, betekent de start van een campagne vóór revisie, maar levert felle pro­testen op van Tsjechoslowakije en z'n bondge­no­ten. "Justice for Hungary", herziening van de vrede van Trianon wordt door Rothermere geëist, en hij twij­felt sterk of de iets rusti­ger ver­houding tussen Hongarije en de buren na de Vol­ken­bondslening echt iets betekent.
"Trianon" betekent immers niets anders dan ondragelijk on­recht, en Rothermere en anderen vinden het ongelofelijk, dat de beschaafde staten destijds [1920] aan een christelijk volk als het Hongaar­se zo'n lot hebben opgelegd.
Men beroofde het land van alle minerale hulpbronnen, van hout en zout, van z'n handelsbetrekkingen en z'n communicatielij­nen. Vervolgens heeft men geen aandacht meer geschonken aan dit schreeuwende onrecht in het hart van Europa, "dat tot vandaag een potentiële oorzaak van een internationaal conflict bleef", aldus Rothermere. [blz. 43]. Overgebleven is een geschonden land met een enorme schulden­last, verarmd en met duizenden vluchtelingen.

top

In 1927 worden naar men zegt, aldus de Britse schrijver, in Budapest door wanhopige mensen nog 50 zelfmoorden per week gepleegd. Toch roemt Rothermere ondanks alles ook de trotse en onafhankelijke geest van de Hongaren. Ook hun geschiedenis getuigt zijns inziens van heldendaden, van enorme sportieve prestaties, en vooral van een houding van anglofilie. Rothermere doet nu een beroep op het Britse gevoel voor fairness en objectiviteit. Hij is er n.l. van overtuigd ge­raakt, dat "so much suffering, so much des­pair, so deep and rankling a sense of oppression constituted a mass of bitter­ness in the centre of Europe, which, if allowed to continue, would inevi­tably find its ultimate expression in violate action". [Rot­hermere, 54].
De schrijver haalt de voorbereidingen voor de vrede van Tria­non nog eens uitvoerig naar voren en klaagt de overwinnaars aan: In Roemenië wonen n.b. 600.000 Hongaren nèt over de nieuwe grens, die alleen maar dankzij een strategische spoor­lijn zó is vastgesteld. In Tsjechoslowakije wonen ook een miljoen Hongaren vlak over de grens, en in Joegoslavië wonen nog eens 400­.000 Hongaren dicht bij de nieuwe grens van 1920.
De zaak van de revisie der grenzen lijkt Rothermere dus nogal simpel: twee van de 3,3 miljoen Hongaren wonen vlak over de grens, welnu: laat deze Hongaren via vreedzame plebiscie­ten herenigd worden met hun moederland, terug-keren tot de eigen natie, door middel van vreedzame en rela­tief simpele grenswij­zigingen.
"Ease would thus replace friction, with no alteration of the main lines of the peace settlement and without appreci­able change to the balance of power in Central Europa", aldus de Britse kranten­magnaat. [Rothermere, 63].
Het Britse publiek, dat geen interesse heeft voor het conti­nent ten oosten van de Rijn, laat intussen niets merken. De Britse regering zwijgt ook in alle talen en alleen in het Britse Hoger­huis laten enkele Lords iets van hun sympa­thie voor Hongarije horen. Frankrijk en de Kleine Entente houden de adem in, zo kort na de "Valse Franken-affaire" vermoedt men zelfs opnieuw Britse steun voor Hongarije! Een gespannen atmosfeer wordt hierdoor gescha­pen, mede door open­bare brieven vol spot van de kant van Rothermere aan Benes, en met name Benes eist harde maatre­gelen tegen "het Hongaarse ge­vaar". [Adám, 76].
Rothermere en anderen zijn er echter van overtuigd dat Honga­rije helaas voor de Kleine Entente niet meer is dan "a captive coun­try upon whom they could at any time impose their will". Met andere woorden: Niet van het machteloze Hongarije gaat de werkelijke dreiging uit, maar van de buurlanden! De betrekkingen met de landen der Kleine Entente komen nu zelfs in gevaar, en daarom spreekt Londen zich officieel uit vóór handhaving van de grenzen van Trianon. De Britse regering heeft met de akties van Rothermere niets te maken, en nu verklaart ook premier Bethlen, dat hij zich van de akties distantieer­t.
In Hongarije zelf reageren velen intussen hysterisch op de Britse aktie. De pers is hierbij zeer aktief, en verscheidene patriottische massademon­stra­ties vinden plaats in Budapest. De woorden "Justice for Hungary" worden tot symbool, dat tot ver buiten Hongarije bekend is geworden. Een "Adres van Dank­baarheid" wordt naar Rother­mere gestuurd, met 1,2 miljoen handtekeningen, die in enkele dagen zijn opgehaald... [Horthy, 165, Rothermere, 9] Door een Hongaarse delegatie worden vervolgens de handtekeningen overhandigd, en de dank van de hele Hongaarse natie aan de Britse lord wordt overgebracht. "He restored to Hungary her faith in earthly justice, ... and he rescued the Hungarian nation from a mood of despair unnatural to it", aldus de prominente schrijver Ferenc Herczeg vele jaren later. In één klap wordt de Britse lord met de voor Hongaren onuit­sprekelijke naam beroemd en buitengewoon vereerd. Straten, monumenten, pleinen, lanen, parken worden naar hem genoemd.
Één en ander zorgt dus voor een enorme opwinding. Een eerste concreet resultaat is de oprichting van de "Hon­gaarse Revisionistische Liga" [Magyar Reviziós Liga], die al gauw twee miljoen leden telt! Uitsluitend met vreedzame middelen zal steun worden gegeven aan het doel: "Justice for Hungary". Een onvoorstelbare hoeveelheid geschenken en talloze andere tekenen van dankbaarheid worden Rothermere gestuurd. Van talloze gemeenten, steden, personen en universiteiten krijgt hij een stroom van uitnodigingen om naar Hongarije te komen. Hon­derdduizenden brieven, kaarten en telegrammen worden bij lord Rothermere bezorgd. De "Daily Mail" heeft overigens in juli 1927 ook voor een andere zeer geruchtmakende affaire gezorgd door publikatie van een zgn. nota van Paléologue uit 1920 waaruit zou moeten blij­ken dat Frankrijk toch wel vóór revisie van Trianon was. Zelfs een kaart met een "meer rechtvaardige", etnografische grens in Opper-Hongarije [Slowakije] wordt erbij gevoegd.
Het geheel blijkt een vervalsing maar het levert aan revisi­onistische kringen in Hongarije, de Kleine Entente en enkele Franse politici uiter­aard veel stof tot diepe verontwaardi­ging, provokaties, etc. Het blijkt eens te meer dat Frankrijk in 1920 op geen enkele wijze concrete zaken aan Hongarije heeft toegezegd of énige garantie heeft gegeven. Uit discussies in de pers wordt echter ook opnieuw duide­lijk dat de Entente in 1919/20 geen enkele bedoeling heeft gehad om van de oorspronkelijke demarkatielijnen af te wijken: met andere woor­den: men keurde de bezetting en de annexaties door Roeme­nen, Tsjechen en Serviërs eigenlijk zonder meer goed.
Intussen lijdt het geen twijfel of de Hongaren keuren alge­meen het vredesver­drag van Trianon af, dat de Hongaarse belan­gen op de meest grove wijze schond. [Ádám, Richtung S., 78]. Alle kerken, parlementsleden, professoren, studenten, ambtenaren, kunstenaars, militairen, grondbezitters, boeren, hande­laren, arbeiders, bankiers, wetenschappers, specialisten, landarbeiders, ingenieurs, leraren enz. lijken eensgezind  in hun mening: het verdrag van 1920 is een wreed, onmenselijk en ondragelijk diktaat, de Europese beschaving onwaardig. Men is verheugd dat voor het eerst na 1920 de aandacht in West-Europa is gevestigd op een zaak die al hopeloos en verlo­ren leek.... [Rothermere, 76]. Maar het lijkt er nu op, dat er voor de van hun vaderland en van hun mensenrechten beroofde Hongaren eindelijk aandacht komt.
Al deze stormachtige en enthousiaste reakties vormen voor Rothermere de aanleiding tot publikatie van een tweede artikel op 30 augus­tus 1927. Hierin vraagt hij vooral aandacht voor de schen­ding van het "zelfbeschikkingsrecht der volken" zoals dat vanaf 1918 bekend of zelfs beroemd is geworden. De grenzen van 1920 van Hongarije vormen volgens de schrijver echter een flagrante schending hiervan! "Men heeft met Trianon twee Elzas-Lotharingens gecreëerd", aldus Rothermere, die het voor merkwaardig houdt, dat b.v. de Tsjechen, die -afgezien van een handjevol legionairs- tot het laatste toe aan de kant van de Oostenrijkers hebben gevochten, dan ineens de rol van overwinnende veroveraar konden spelen tegenover Hongarije als slachtoffer dat zich niet kan verdedi­gen. [Rothermere, 85]. De ČSR dankt haar onafhankelijkheid in feite alleen aan de filantropie van Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten, en dit land heeft helemaal niet zo'n veilige positie. De verschillende volken kunnen best door desintegra­tie deze staat nog eens opblazen.....
"Czechoslovakia constitutes the powder-magazine of Europe", aldus lord Rothermere in 1927. Hij moet echter ook toegeven dat de ČSR tot stand is gekomen o.a. dankzij vele artikelen in zijn eigen "Daily Mail"......[Rothermere, 87]. Hij zelf ver­welkomde de ČSR als onafhankelijke staat, en bovendien blijkt dat hij de situatie van vóór 1914 níet weer terug wenst! "Hongarije moet", aldus Lord Rothermere, "de straf voor de nederlaag van 1918 betalen, maar dat is geen reden om dat land zulke slechte zaken op te leggen, die we via deze oorlog nu juist wilden afschaffen. Hij acht de claims van Hongarije daarom toch "perfectly righteous and reasonable", n.l. "to reco­ver the territory preponderantly inhabited by Hungarians just across the frontiers".
Hongarije kan misschien ook wel enige moed putten uit de houding van Lloyd George, die ook in 1919/20 als Brits premier een belangrijke rol speelde, en die nu ook toegeeft, dat hij enige revisie van de vrede met Honga­rije altijd al wense­lijk achtte. "De auteurs van de vredesverdragen hebben nooit zo'n graad van perfectie voor zichzelf opgeëist, dat ze die verdragen voor onveranderlijk hielden", aldus Lloyd George in 1927 in een brief aan een Hongaarse bankier, George Földiák. [Montgo­mery, 52].
Formeel is Italië echter het meest duidelijk, en Hongarije richt zich daarom toch vooral op dat land, dat immers als enige land openlijk het streven naar herziening van de vredes­ver­dragen en de grenzen van 1919/20 steunt. "Geen enkel ver­drag is ooit eeuwig geldig geweest" aldus Mussolini. De heiligheid van verdragen wordt door hem in het algemeen wel erkend, maar in details kan men best iets wijzigen, wan­neer de ervaring en onderzoek uitwijzen dat het onbevredigend is, aldus Mussolini o.a. tegenover lord Rothermere, die hem in maart 1928 bezoekt. [Rothermere, 95].
Dit interview veroorzaakt natuurlijk enorme opschudding in de pers in Frankrijk, Tsjechoslowakije en Roemenië. "Italië is nota bene ontrouw aan eenmaal gesloten verdragen", zo luiden de felle reakties.....
In Hongarije is de reaktie echter positief. De al vele jaren toonaangevende journalist en schrijver, de meer dan 80 jaar oude Jenő Rákosi [┼ 1928], vindt dit interview juist de groot­ste ge­beur­tenis in de Hongaarse geschiedenis sinds lange tijd, "omdat de Duce duide­lijk heeft gemaakt dat het verdrag van Trianon absurd is en moet worden veranderd". Hongarije kan, volgens Mussolini op 5 juni 1928, rekenen op de vriendschap van Ital­ië, dat loyaal de hand uitsteekt naar Hongarije. Intussen verblijft een Hongaarse delegatie, die de inhuldi­ging van een standbeeld van Kossuth in New York heeft bijge­woond, op de terugreis in Engeland. Uiteraard brengt men een bezoek aan Rothermere, die toezegt dat zijn zoon weldra Honga­rije zal bezoeken. Hij acht het namelijk niet verstandig om nu, te midden van zoveel opwin­ding, zelf naar Hongarije te gaan! Rotherme­re's zoon [Esmond Harmsworth] wordt in mei 1928 in Budapest met zeer veel eer ontvan­gen. Overal is er sprake van zeeën van bloemen, triomfbogen, vlaggen, enorme en enthousias­te menig­ten, offici­ële co­mités van ontvangst, diners, ont­vangsten, etc. etc.
Door talloze prominente Hongaarse politici en anderen, o.a. graaf Zsigmond Perényi, Ferenc Herczeg, Horthy en zijn echtge­note, aartshertog József, in de Kamer van Koophandel, in het Nationale Casino en in het parlement wordt hij ontvan­gen.
De 83-jarige graaf Apponyi houdt hier zelfs een rede in perfekt Engels, waarin hij nog eens uiteenzet waarom het Hongaarse volk zo enthousiast en spontaan, impulsief en bijna explo­sief, reageert. "A ray fell into the darkness of our dunge­on... hope came to our souls... It was the elementary force of human nature in a brave race which exploded when thus brought into contact of the precious blessing of hope", aldus Apponyi. [Rothermere, 116].

top

In Szeged, waar de zoon van Rothermere een eredoktoraat van de universiteit voor z'n vader in ontvangst zal nemen, is de ontvangst wel helemaal overweldigend. Juist in deze stad is echter het lijden en onrecht van 1920 voelbaar.
Handel en vervoer staan stil, de weg naar de zee is afgeslo­ten, werkloosheid groeit, duizenden hongeren hier, het toenemend aantal zelfmoorden is alarmerend, aldus de burgemeester. De r.k. bisschop Glattfelder, zelf slachtoffer van Roemeense maatregelen, wijst ook op het onrecht dat het land is aange­daan.
Een bezoek aan Debrecen is voor de menigte van 100.000 mensen alleen al onvergetelijk, omdat de Britse edelman in het Hon­gaars de beroemde en hoopgevende woorden van graaf István Széchenyi aanhaalt: "Magy­arország nem volt, hanem lesz! Éljen Magyarország! Éljen De­bre­cen!" [Hongarije wás er niet, maar zal er zíjn! Leve Hongarije! Leve Debrecen!].
Tenslotte wordt Harmsworth naar de Roemeense grens ge­bracht, waar hij slechts Roemeense machinegeweren en een bataljon solda­ten te zien krijgt......, en naar een vluchtelingen­kamp bij Budapest waar nog altijd duizenden vluchtelingen wonen in miserabele, ellendige omstandigheden. De jonge Rothermere wijst er overigens op dat men van z'n onofficiële, persoonlijke bezoek niet teveel moet verwachten! Toch willen sommige impulsieve Hongaren Lord Rothermere tot koning van Honga­rije maken... Hij wijst dit als buitenlan­der natuurlijk volstrekt af, in de eerste plaats omdat hij Horthy voor een buitengewoon bekwaam, wijs, ver­standig en moedig man houdt..... Talloze geschenken kan de Brit tenslot­te naar huis mee terug nemen. [Rothermere, 129/138]. Ondanks dit alles levert het enorme enthousiasme van de honderdduizenden in Hongarije tenslotte toch weer niets con­creets op...
Een inter­view van de Tsjechische krant "Právo Lidu" met de Britse premier MacDonald brengt rust in de zaak: de Britse regering steunt Lord Rothermere niet, en ze is ervan over­tuigd, dat zijn 'geïsoleerde' akties niet de steun van het Britse pu­bliek hebben. [Ádám, 78]. Deze houding betekent, dat er geen akuut gevaar voor de buurlanden bestaat, want de realist Bethlen houdt militante krin­gen wel in be­dwang. De Kleine Entente gebruikt echter alles om te bewijzen dat "Hongarije" nog steeds een oorlogsge­vaar betekent. [Ádám, 78]. De politieke tegenstellingen blijven dus volop bestaan, en worden zelfs door allerlei bilaterale verdragen nog verdiept. Op 12 november 1927 sluiten b.v. Frankrijk en Joegoslavië een vriend­schapsverdrag, dat "niet tegen Italië is bedoeld", maar waarvan iedereen kan vermoeden dat dát niet waar is. De be­trek­kingen tussen Joegoslavië en Italië zijn n.l., ondanks alle overleg en het zgn. "Verdrag van Nettuno", nooit goed geworden.
Het ressentiment tegen Hongarije wordt in de landen van de Kleine Entente zoals eerder al gezegd ook springlevend gehou­den door een aantal andere inciden­ten. In januari 1928 wordt b.v. aan de Oostenrijks-Hongaarse grens bij Szentgotthárd ontdekt dat er vanuit Italië geweren via Oostenrijk naar Hongarije worden gesmokkeld. Hiermee wordt het vermoeden beves­tigd dat Mussolini achter de Hongaarse revisio­nistische poli­tiek staat en dat wellicht Oostenrijk ook stilzwijgend op de hand van Hongarije is.
In april 1928 heeft een geheime ontmoeting plaats tussen Mussolini en Bethlen, en men spreekt hier af dat men samen het aan de macht komen van een rechtse regering in Oostenrijk zal steunen, zelfs met oorlogsmaterieel.
Opnieuw blijkt echter ook dat Londen gematigder tegenover Hongarije is dan Parijs. Zoals gebruikelijk worden door Parijs "maat­regelen tegen Hongarije" geëist, maar Londen krijgt haar zin en er gebeurt verder niets.  
In dezelfde maanden protesteert Budapest opnieuw hevig tegen onteigening van grondbezit van Hongaarse staatsburgers, enz. in Roemenië. Al eerder is er sprake geweest van heftige con­flicten in deze zgn. "Optanten-controverse". [Macartney-Pal­mer, 269]. De Kleine Entente versterkt zich intussen, en in 1929 besluit men tot "het automatisch ver­lengen van de bestaande verdragen na elke vijfjarige perio­de", en ook tot een begin van onder­ling mili­tair overleg. Steeds opnieuw heeft men met de diepe tegenstellingen en de wijde kloof tussen Hongarije en haar buurlanden te maken. Na alle affaires verandert er echter niets wezenlijks.
De betrekkingen van Honga­rije met de landen van de Kleine Entente zijn en blijven bijzonder slecht. Haat en een enorm wantrou­wen overheersen. Mede door de 'binnenlandse situatie' in deze buurlanden omstreeks 1927/29 wordt het ongeduld en het revisionisme in Hongarije echter verder ge­voed. Zie o.a. L.VIII.
De Slowaakse r.k. geestelijke Hlinka [Volkspartij] [zie hierboven] geldt eerst nog wel als pro-Hon­gaars, en beschouwt de 'atheïstische en Hussi­ti­sche' Tsjechen véél meer als een morele en materiële be­drei­ging voor zijn eigen Slowaakse volk dan de Hongaren. In een verbond met een hersteld Honga­rije en met het katholieke Polen ziet hij wel een kans voor de Slowaken en in 1919 laat Hlinka nog zeer duide­lijk merken tegen de la­ïcistische en demokratische "Tsjecho-slowaakse Republie­k" te zijn. De eeuwenoude woorden "extra Hungariam non est vita, si est vita, non est ita" komen zelfs over zijn lippen, en hij verklaart n.b. dat die woorden ook voor de Slowaken gelden! Zelfs bijna tien jaren later zegt Hlinka nog altijd: "De Slowa­ken moeten zich afwenden van het Tsjechische, hussiti­sche, atheïstische, socialistische en erotische materialisme". Een terugkeer naar Hongarije wenst hij echter evenmin!
Het spreekt vanzelf dat Hlinka en zijn "Volkspartij" door de regering in Praag als onbetrouwbaar, en buitengewoon gevaar­lijk en ondermij­nend voor de ČSR worden gevonden. In Praag blijft men bang voor een afscheiding van Slowakije en ook wordt een alliantie van Polen en Honga­ren gevreesd: beide buurlanden zouden samen het oosten van de jonge repu­bliek [Slowakije] kunnen bezetten! Dit spook­beeld blijft in Praag nog vele jaren bestaan. [Per­man, The Shaping of the Czechoslovak State 1914-'20] en m.n. Beneš ziet in Hongarije niet alleen een minderwaardig, achtergeble­ven, feodaal en anti-demokratisch land, maar vooral een zéér belangrijke en trotse vijand, die slechts uit is op revan­che. Nog tot ver in de jaren '30 [tot 1938!] acht hij m.n. het herstel van het Huis Habsburg een casus belli! Ongeveer 70 % van de Hongaren in de ČSR stemt ‘altijd’ op de eigen partijen [die ‘terug naar Hongarije’ willen] en de meest bekende leiders zijn graaf János Esterházy, Géza Szűllő en József Szentiványi.
Maar reeds Ashmead-Bartlett beschouwde [1923] de nieuwe Tsjechoslowaakse repu­bliek, het troetelkind van Frank­rijk en in zekere zin ook van Engeland, als "het ernstigste gevaar voor de toekomstige vrede in Europa”. De schepping van de ČSR in haar tegenwoordige vorm had weer alle nadelen van de oude Dubbelmonarchie. ”Zeven verschillende volke­ren leven hier, en onder de opper­vlakte leeft de onderlinge haat. Aan de niet-Tsjechen heeft men hun eigendommen ontnomen, en er is sprake van een schij­nwelvaart. De Tsjechoslowaakse republiek is een eiland van wel­vaart temidden van jaloerse buren en vijanden. Alleen door­dat Beneš en Masaryk zich in Parijs konden laten horen, is deze staat op kosten van de buren voortijdig geboren door Amerikaans goud en onder bescherming van Franse bajonetten". Vooral Tsjechoslowa­kije wenst geen economische Donau-unie, maar wil op eigen benen staan. De ČSR voert een vijandige, en dus gevaarlijke, poli­tiek tegenover de buurlanden. De Hongaarse opvattingen zijn echter niet helemaal belache­lijk te noemen, en door de openlijke twijfel van een aantal vooraan­staande Slowaken t.o.v. de Tsjechen worden ze gevoed.
In 1929 wordt in Tsjechoslowakije b.v. een proces gevoerd tegen de Slowaakse r.k. theoloog professor Vojtěch [of: Béla, Adalbert] Tuka, n.b. vice-voorzitter van de "Volkspartij", die nu regeringspartij is! Tuka beweerde n.l. dat de akkoorden van 30 oktober 1918 tussen Slowaken en Tsjechen slechts voor tien jaar geldig waren [geweest]. Daarna zou het Slowaakse volk opnieuw de keuze hebben om zelf haar toekomst te bepalen. Er ontstaat m.a.w. volgens Tuka weldra een rechtsvakuüm: alle wetten der ČSR worden dan ongeldig, en het staat Slowakije dan vrij om te doen wat het wil….  Hij bewijst echter niets, heeft het over een zgn. "geheime verzwegen clausule" uit 1918, en in Praag wordt dit uiteraard fel bestreden en men beschouwt Tuka's opvatting als ondermij­nend en provoce­rend. "Tuka is niet alleen een grote bedrei­ging maar ook een leugenaar". Tot aan de uitspraak van het proces in juli 1929 wordt hij door de Slo­waakse Volkspartij n.b. gesteund! Pas dan treedt de partij weer uit het kabinet.
Tuka zou financi­ële steun voor zijn tegen de Tsjechoslowaakse staat gerichte separatistische akties in Slowakije vanuit Hongarije hebben ontvangen, en dát wordt nu wèl bewezen. Hij heeft ook contac­ten met de Slowaakse, pro-Hongaarse pater Fr. Jehlička. Tuka wordt in juli 1929 tot 15 jaar veroordeeld wegens spio­nage, verraad, plan­nen voor afscheiding van Slowakije, etc. Wat dus eerst koren op de molen van de Hongaren lijkt te worden, blijkt opnieuw een blamage voor Hongarije, en voor Bethlen persoon­lijk, maar ook nu gebeurt er verder weinig.
Na het proces kruipen de Hongaren in hun schu­lp maar ze weten dat ze niet meer geheel alleen staan. Sommigen menen wellicht, dat zelfs in Slowakije de tijd vóór de Hongaarse zaak ["Justice for Hungary"] werkt. Het zal de Hongaren echter nooit lukken om een wig tussen Tsjechen en Slowaken te drijven. De slechte historische ervaringen van de Slowaken met de Hongaren zijn niet vergeten, en hetzelfde geldt voor Roemenen, Serviërs en Kroaten!
Hongarije zal daarom het verdrag van Trianon wèl loyaal uitvoe­ren, maar het blijft hopen op meer rechtvaardige en betere grenzen. Hoewel Bethlen zeer terughoudend is waar het gaat om aktieve overheidssteun aan revisionistische organisaties, b.v. aan de "Reviziós Liga", wordt later, in de loop der jaren, aan deze Liga een semi-officiële status toegekend. O.a. via Hon­gaarse diplomatieke vertegenwoordigingen is ze dan aktief. Men wil ook de openbare mening in het land zelf tot rust brengen, na de turbulente jaren 1918/21, maar dat valt niet mee.
Naast de volledig getraumatiseerde visie heeft men in Buda­pest echter wel degelijk ook een genuanceerde visie op de ver­schillende buurlanden. Men wil in Budapest de buren op hun plichten t.o. de minder­heden en op de Volkenbonds-verdragen hiervoor wijzen, maar heeft geen enkel machts­middel. Geleidelijk komt ook de idee om niet meer een herstel van de vroegere grenzen te verlangen maar veel meer nadruk te leggen op beperkte grenscorrecties, en volksstemmingen in een strook langs de grens van 1920.
Een etnische grens lijkt toch meer voor de hand te liggen dan steeds maar opnieuw op het historische recht te wijzen, maar toch neemt men in Budapest nooit formeel afstand van dit laatste. Zevenburgen blijft overigens een zeer bijzondere plaats innemen in de Hongaarse belevingswereld, het is een historisch zeer waarde­vol en authentiek stuk van Hongarije geweest. De slechte verhoudingen tussen de Kleine Entente en Hongarije worden aldus steeds opnieuw door allerlei kleine incidenten aangewakkerd………
Hongarije wenst in het algemeen een veel betere behandeling van de Hongaarse minderheden in de buurlanden. Men is er zelfs van overtuigd, dat hun recht op zelf­beschikking ooit zal resulteren in een aansluiting bij het moederland en men is nog altijd verontwaardigd over het feit dat geen enkele inwo­ner van het ”duizendjarige koninkrijk” Hongarije in 1919/20 is geraadpleegd over z'n eventuele wens tot opdeling van het vaderland. Dát blijft bij de Hongaren de hoofdrol spelen. Verzoening met de buren is best, maar dan moet het principe waarvoor de vijand in 1914/18 zei te    strijden, nl. het zelfbe­schikkingrecht der naties, algemeen worden toegepast en niet exclusief tegen de Magyaren worden gebruikt!

top