< Terug

12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939

12.18  De macht en de onmacht van Gömbös, 1935 - 1936.

Wel lijken Gömbös en de rechts-radikale "revolutionaire massa" eigenlijk aan de macht te zijn, maar achter de schermen heeft de premier met zijn aanhang niet veel invloed. Zelfs ondanks de verkiezingen [in 1935, zie hieronder] blijft de "oude school" van Horthy en Bethlen in feite aan de macht en de nadruk komt te liggen op de handhaving van de burgerlijke vrijheden, een liberaal-conservatieve geest die de traditio­nele nationa­le waarden bevestigt, en die voor Joden, sociaal-demokraten, vakbon­den, liberalen, enz. de bestaande vrij­heid en mogelijkheden wil handhaven en de banden met de westerse demokratische landen níet wenst te verbreken. De ervaren en gematigde vroegere premier István Bethlen wordt het informele hoofd van deze coalitie. Daarmee wordt hij de "elder statesman" van Hongarije. De goede naam van Hongarije in het buitenland als constitutionele, parlementaire staat moet worden gehandhaafd, terwijl binnenslands de mensenrechten gehandhaafd moeten blijven. [Rothschild, 175]. Van een zgn. "Führerprinzip" en een éénpar­tijstaat, een diktatuur onder een fascistische massapartij wil men niets weten. Hongarije moet bovendien haar neutraliteit en de vrije hand bewaren. Het blijkt ook tijdens het kabinet van Gömbös dat Horthy weliswaar naar zijn premier luistert en hem soms z’n zin geeft, maar dat hij toch ook bijna altijd de mening van Bethlen vraagt en in feite diens hoofdlijnen -de basis van het regime- wenst vast te houden!
De zich nu zo opdringende en dreigende buitenlandse voorbeelden van Italië en [vanaf begin 1933] vooral Duitsland, kunnen en mogen niet worden overgenomen want de pro-Britse houding van Bethlen en Horthy, en hun aristokratische voorzichtigheid en scepsis moeten de goede naam van Honga­rije in het buitenland -óók in Frankrijk en Groot-Brittannië- garanderen. Toch krijgt de binnenlandse politiek van Hongarije hierdoor een wat irreëel karakter want de werkelijke tegenstellingen lopen dwars door de regeringspartij heen en n.b. sociaal-demokraten, liberalen en legitimis­ten steunen de regent, terwijl rechts-radikalen binnen de regeringspartij vóór een landher­vor­ming, etc. zijn. [Polonsky]. Natuurlijk beseffen de sociaal-demokraten wel dat die con­serva­tieven van Bethlen niet identiek met hun eigen belangen zijn, maar de hoop bestaat dat het de groep-Bethlen lukt om het schip van de totalitaire fascistische ideeën te torpede­ren [Sipos, 119] en ondanks de steun tot in hoogste kringen is men op z'n hoede. In het voorjaar van 1935 is bijvoorbeeld het wetsontwerp betreffende de belangenvertegenwoordiging [van de arbeiders] van Gömbös klaar en zijn regering wil "in het belang van economische rust en orde" [KHA, 1854] een corporatief systeem in Honga­rije doorvoeren……
De vakbonden zullen dus worden ontbonden, ze worden ingebed in de nationale eenheid, en het ideaal van patriottisme komt ook op dit terrein naderbij, zegt men. Italië is hierbij het voorbeeld. Maar de sociaal-demokraten en hun vakbonden verzetten zich hevig en vastbesloten, en ze hebben sukses. [Sipos, 119/120].
Op het vakbondscongres in september 1935 verklaart Peyer nog eens dat autonome, onafhankelijke vakbonden moeten blijven en dat hij absoluut geen beperkingen, dwang, een eenheidsorgani­satie en totalitaire organisaties wenst. [Sipos, 120]. Wel zijn in de demokratische landen van West-Europa dergelijke geluiden ook te horen maar er moet op worden gewezen dat men óók in Hongarije nog steeds vrij is om te waarschuwen voor het gevaar dat vanuit bondgenoot Italië en vooral vanuit het nieuwe, bruine nazi-Duitsland dreigt.
Daarnaast kan Gömbös in veel opzichten als premier zijn gang gaan en voor hem betekent zelfs de moord op de Joegoslavische koning in oktober 1934 in Marseille, die Hongarije weer eens in een zeer ongelukkig daglicht plaatst [zie hieronder], een goede gelegenheid om vanaf begin 1935 een aantal eigen mensen, enkele rechts-radikale en pro-Duitse offi­cie­ren, op hoge posten in het leger te benoemen, en gematigd-conservatieve sympathisanten van Bethlen te ont­slaan. Hij weet bovendien de zaak van de betrokkenheid van z’n land bij de moord in Marseille -die Hongarije internationaal in een kwaad daglicht stelt- af te leiden en alle nadruk op zijn binnenlandse programma te leggen. ”De kluisters die hem bij zijn politieke manoeuvres belemmeren”, wil hij nú verbreken…
Hier­bij stelt hij Horthy voor een fait accom­pli, en voortaan worden de Hongaarse strijdkrachten bij de politiek betrokken. Hiermee vervreemdt Gömbös zich echter van Horthy die zijn taak als opperbevelheb­ber zeer serieus neemt, en nogal anglo­fiel is. [Rothschild, 175]. Maar ook Bethlen en enkele gematigde leden van het kabinet worden ongerust: ze beschuldigen Gömbös van het streven naar een fascistische diktatuur! De gematigde minister Kánya [buitenl.z.] en de ambitieuze minister Imrédy [financ., later premier] treden zelfs af en waarschuwen dat ”de duizendjarige Hongaarse constitutie in gevaar is”, maar….. Gömbös is daar n.b. blij mee want nu kan hij die ministers vervangen door eigen aanhangers!……

top

Ook voordelig voor hem en z’n programma is het plotselinge aftreden van [januari 1935] 22 oudere officieren als protest tegen het Volkenbondsrapport dat Hongarije veroordeelt naar aanleiding van de moord op de Joegoslavische koning in Marseille. Een parlementair debat in Budapest over het asiel dat aan Kroatische nationalisten in Hongarije wordt verleend, leidde er immers toe dat ’men’ de Hongaarse regering niet medeplichtig acht aan de moord in Marseille. [Zie elders]. Horthy vermeldt later zelfs dat de Britse en Amerikaanse gezanten in Budapest naar Jankapuszta [dichtbij de Joegoslavische grens] zijn uitgenodigd, en zij overtuigen zich ervan dat het zogenaamde bewijsmateriaal en dus de fantastische beschuldigingen tegen Hongarije niet deugen. [Horthy, 173].
Maar Gömbös vulde intussen de lagere rangen van het officierscorps al sinds hij in 1929 min.v.defensie werd aan met zijn eigen aanhangers [van het ’Szeged-programma’] en nu kan hij dat n.b. zelfs op ’t hoogste niveau doen. Hij benoemt dus officieren die aanhangers zijn van de ”Szeged-idee” en die het Nationale Leger óók een belangrijke politieke taak toekennen! In Szolnok houdt hij tenslotte op 24 januari 1935 zelfs een provocerende rede waarin hij ‘de oude mannen’ veroordeelt die een obstakel vormen voor het hervormingsprogramma van de regering”….. [Sakmyster, 178-179]. Ook valt hij -bij monde van z’n vriend Tibor Eckhardt- Bethlen en ”de reactionaire krachten” in de regeringspartij openlijk aan en kondigt aan dat de indoktrinatie van de jeugd met radikaal-rechtse ideeën veel krachtiger zal worden door middel van de studentenorganisatie ”Turul”. Aanhangers van Gömbös willen ook geheim kiesrecht invoeren [met enige restrikties] en men verwacht dan een sukses voor de Kleine Grondbezitters maar ook voor de extreemrechtse vleugel der regeringspartij.
Bethlen keert zich in het parlement echter fel tegen geheim kiesrecht: dat betekent volgens hem onvermijdelijk een diktatuur of revolutie, en ook Horthy is ertegen en hij ziet dit voorstel van z’n premier als pure demagogie [Sakmyster, 178]. Naar buiten toe, voor het publiek, maakt Gömbös evenwel nog altijd de indruk een gematigd en standvastig staatsman te zijn, maar nu komen Bethlen c.s. opnieuw in het geweer want zij constateren dat het in Hongarije “een ware dolle boel” is en dan besluit Horthy zelf in te grijpen.
Gömbös en Bethlen worden samen voor een gemeenschappelijke audiëntie op 8/9 febr. 1935 bij Horthy geroepen, maar hij wenst eerst beiden afzonderlijk te spreken. Bekend hierover is echter alleen geworden dat Gömbös sterk op vervroegde verkiezingen aandringt en dat Horthy “hierover zal nadenken”. Dat betekent eigenlijk al een concessie maar er wordt een compromis wordt gevonden: Gömbös zal niet meer met Eckhardt en de oppositie [de Kleine Grondbezitters, maar ook extreemrechtse groepen] meedoen en ook van indoktrinatie van de jeugd afzien, en hij zal met het bestaande parlement samenwerken tot het einde van het mandaat [in 1935] en Bethlen belooft niet in alles zonder meer tegen de regering te ageren [Sakmyster, 178]. Gömbös zal dus geen openlijke steun geven aan fascistische organisaties. Het publiek verneemt in februari 1935 dus met voldoening dat Bet­hlen en Gömbös overeenstemming hebben bereikt over de doelstellingen van de Hongaarse politiek: Hongarije is en blijft een vredelievend land en zal alle pogingen tot revolu­tie de kop indrukken. [KHA, 1691/1692]. Hongarije wil een vreedzame oplossing voor de onnatuurlij­ke grensregelingen in Midden-Europa vragen en bescherming van nationale minderheden, en hiervan zal het lot van Hongarije in het Karpatenbekken en het Donaugebied afhangen, zo klinkt het [niet voor het eerst] dramatisch. [KHA, blz. 1672 en 16­91/92]. De harmonie lijkt dus compleet en de hierop volgende twee weken doet Gömbös zó verzoenend dat politieke waarnemers denken dat Bethlen heeft gewonnen, maar dán komt de onverwachte ontknoping. In febr./maart 1935 overtuigt Gömbös Horthy dan toch om nieuwe verkiezingen te laten houden, hoewel
few of the decisions Horthy made in his twenty-four-year regency had as great an impact on Hungary’s political life as this one, yet, unfortunately, almost no documentation has survived that illumines his frame of mind and motivations”.
Uiteraard deelde Horthy -in het algemeen- de mening van Bethlen en is ook tegen Gömbös’ diktatuur maar misschien was hij het ook wel eens met Gömbös, die anderen, ”de reaktionairen die alle hervormingen die de steun hebben van een breed publiek, blokkeren”, en Gömbös had toch laten zien dat hij loyaal was tegenover Horthy…. Gömbös nu wil snel handelen: hij treedt af maar binnen twee uur wordt hij herbenoemd, een ’nieuw kabinet’ komt tot stand en er komt de aankondiging van nieuwe verkiezingen! Het spreekt dan vanzelf dat Bethlen is beledigd, want hij merkt dat de afspraken met het vorige kabinet dus helemaal niet tellen….. [Sakmyster, 180].
Ook de minister van landbouw Miklós Kállay treedt af omdat hij tegen de benoeming van de minister van financiën Béla Imrédy tot president van de Hongaarse Nationale Bank [vanaf 1928 was hij direkteur van de MNB] is. Deze zou daardoor een veel te grote macht, die niet door het parle­ment wordt gecontroleerd, krijgen.
Gömbös krijgt echter zijn zin. Zijn positie lijkt nu stevig genoeg om het op een krachtmeting te laten aankomen met de conservatieve aanhangers van Bethlen. "We staan nu op de drempel van een nieuwe wereld, aan de poorten van Hongarije verschijnen nieuwe ideeën", aldus Gömbös en de strijd tussen de aanhangers van Bethlen en de rechtse radikalen wordt vanaf het midden van de jaren '30 steeds meer overschaduwd door de vraag of men vóór of tegen nazi-Duitsland is. [Rothschild, 177].…….

Voor een bepaalde klasse was er de treinreis naar het Balaton!

top

De premier wordt intussen door aanhangers steeds meer vereerd als "de leider" [a vezér]. Massabijeenkomsten, grote portret­ten, gejuich voor "de leider", vaandels en banieren, en de roep om een "wisseling van de wacht" [őrségváltás] maken duide­lijk dat de ideeën van Mussolini en Hitler niet alleen aan de poorten van, maar ook ín Honga­rije vele aanhangers tellen. De druk op Joodse zakenlui neemt ook toe: het ontslaan van Joodse werknemers en het aannemen van afgestudeerde jonge 'christelijke' Magyaren wordt aangeraden. Gömbös geeft hierbij nog aan, dat hij hoopt dat dit proces geleidelijk zal gaan en zonder dwang zal plaatsvinden, maar de sfeer is toch steeds meer dreigend. Antisemitisme en fascisme nemen, met name bij jongeren, b.v. studenten, toe en allerlei al langer [vanaf 1919] bestaande organisaties verklaren zich openlijk voor de nieuwe ideeën, en worden opnieuw aktief.
Gömbös mag nu -tot verbazing van velen- van Horthy verkiezingen uitschrijven [die slechts enkele maanden worden ver­vroegd] en hiermee wil hij het nieuwe parlement aan zich binden; de afgevaardigden controle­ren. Hij voelt zich blijkbaar sterk genoeg om het politieke en admini­stratieve apparaat van Bethlen tegen hem te gebruiken en de regeringspartij wordt radikaal gezuiverd. [Rothschild, 174]……….
Op 5 maart 1935 wordt het Lagerhuis ontbonden "omdat het tegenwoordige huis ongeschikt is om Gömbös bij z'n hervormin­gen de noodzakelijke steun te geven" [KHA], op 31 maart en 11 april zullen nieuwe verkiezingen worden gehouden, maar wanneer de vroegere premier graaf Bethlen hiervan hoort, treedt hij uit de regeringspartij. Hij is het niet eens met de autoritaire manieren van Gömbös. Bethlen voegt zich bij de gematigde oppositie maar blijft wel een belangijk adviseur van Horthy. Zijn pas geleden gesloten akoord met Gömbös is daarmee ver­broken.
Toch heeft Gömbös de strijd nog lang niet verloren! In maart 1935 wordt de gematigde minister van binnenlandse zaken Keresztes-Fischer ontslagen en opgevolgd door de eveneens ’gematigde’ Miklós Kozma [1884-1941], die echter als beroepsofficier al sinds 1919 geldt als “Szeged-man” [die voor de propaganda van het Nationale Leger verantwoordelijk was], en tot minister van handel en industrie wordt de radikaal-rechtse Bornemissza benoemd. Gömbös knoopt nu ook meer contacten aan met Károly Wolff, die al vele jaren in Budapest de lokale "Christelijke Gemeentepartij" leidt. Deze partij is openlijk antisemitisch en wil de belangen van een "christelijke middenklasse" behartigen. De verkiezingen, die overigens worden gehouden volgens het systeem dat door Bethlen zelf is bedacht, leveren natuurlijk weer het door de regering gewenste resultaat op; er zijn 2,2 miljoen kiezers. Het zijn wel de meest brutaal georganiseerde verkiezingen van het Interbellum in Hongarije. [Nagy-Talavera, 98]: de gendar­merie heeft het platteland stevig onder controle, en er vallen zes doden bij schoten, afgevuurd op de kiezers! Ook komen er klachten over dwang door de politie en over de brutaliteit van gendarmes, niet alleen vanuit het anti-Gömbös kamp maar ook van de aanhangers van Tibor Eckhardt. [Sakmyster, 181]……
De "Nationale Eenheidspartij" van premier Gömbös krijgt 170 zetels [+ ± 20 zetels, 935.700 stemmen = 47,4 %], de rechtse "Chris­telijke Economische en sociale [in Budapest: Gemeente-] partij" van Károly Wolff, die de regeringspartij steunt, krijgt 14 zetels, [- 16, ruim 175.000 st., 8,8 %], de ultrarechtse zgn. "Hervor­mingsgeneratie", die eveneens de regering steunt, 2 ze­tels [14.500 st., 0,7 %].
Van de oppositiepartijen behalen de Onafh. Kleine Grondbezit­ters van Eckhardt 22 zetels [387.500 st, 19,6 %], de sociaal-demokraten van Károly Peyer en Manó Buchinger 11 zetels [132.100 st., 6,7 %], de Vrijzinnige demokraten [liberalen] van Károly Rassay 7 zetels [72.400 st., 3,7 %], partijloze onafh. 8 zetels [47.000 st., 2,4 %], extreemrechtse Nat.-socialisten 2 zetels [graaf Sándor Festetics en István Balogh jr., 75.300 st., 3,8 %], en andere partijtjes samen 9 zetels. In totaal worden bijna 2 miljoen stemmen uitgebracht en van de 245 afgevaardigden steunt ongeveer 2/3 deel de rege­ring maar weldra blijkt dat binnen de Eenheidspartij een 30 tot 40 afgevaardigden Gömbös niet steunen!……
In de 201 distrikten met openbare [en dus gemanipuleerde en gecon­troleerde!!] verkiezingen op het plat­teland behaalt de rege­ringspartij al 154 zetels maar het is o.a. voor de [gematigde] Kleine Grondbezitters al zeer moeilijk geweest of zelfs in 160 distrikten onmogelijk gemaakt [!] om kandidaten te stellen. Slechts in één derde van de kiesdistrikten kan de partij kandidaten stellen. Van de 85 kandidaten worden er 24 gekozen en de pas in 1930 opgerichte "Onafh. Partij van Kleine Grondbezitters" [Független Kisgazdapárt] krijgt -in één derde van de distrikten- volgens eigen zeggen 500.000 stemmen, d.w.z. ongeveer 22 % van het totaal.
Ze beschouwt dit als een sukses en is er terecht van over­tuigd dat ze bij echte vrije en geheime verkiezingen in Hongarije nog veel meer sukses zou behalen en nummer één zou zijn geworden, of zelfs de meerderheid zou hebben behaald! [F. Nagy, Struggle]. De secretaris van de grootste oppositiepartij, Ferenc Nagy is er dan ook van overtuigd dat de Hongaarse boer een onaf­hankelijk persoon is die alleen afhankelijk is van z'n eigen inzicht, en die zichzelf moet redden. De boeren in Hongarije zijn niet vatbaar voor diktatuur. Openlijke oppositie blijft in Hongarije echter een moeilijke, praktisch onmogelijke, zaak. De "Kisgazdapárt" is bovendien ver­deeld: de leider Eckhardt steunt n.b. Gömbös! Door de druk die van Gömbös en z'n aanhang uitgaat in recht­se rich­ting schuift de partij echter als vanzelf op naar links. Ook de sociaal-demokraten kunnen niet echt ontevreden zijn. In Budapest krijgen ze nog altijd een kwart van de stemmen [in 1922 nog 42,8 %], hoewel het tij hen zeker niet mee zit.
Ook zíj worden voortdurend verdacht gemaakt, en hebben in de meeste distrikten geen enkele kans. Alleen in enkele industriesteden en mijnwerkers­centra mogen ze immers kandidaten stellen. Toch stellen ze zich tegenover het regime loyaal op en wensen geen ander systeem. Ook de liberalen van Rassay weten zich te handhaven en ook deze partij verklaart zich duidelijk en principieel vóór handhaving van het parlementaire stelsel in Hongarije. Nooit mag dit land een kopie van b.v. het fascistische Italië worden en hervormingen mogen alleen leiden tot meer demokratie en Rassay wordt daarmee een bondgenoot van Bethlen………..De zgn. linkse oppositie blijft echter, ondanks een verkiezings [gelegenheids!-] verbond, hopeloos verdeeld.
Sommigen hebben b.v. zeer weinig of geen vertrouwen in Tibor Eckhardt, die immers in 1919 in Szeged bij de contrarevolutie betrokken was, als antisemitisch bekend staat, en een vertrouweling van Horthy en van Gömbös is! [Zs. Nagy, 49]. Andere Kleine Grond­bezitters genieten meer vertrouwen, zoals Endre Bajcsy-Zsil­inszky, maar deze toont ondanks zijn persoonlijke verleden toch minder ambitie en meer principe dan Eckhard. De linkse oppositie lijkt zich nu veel minder in te span­nen om de regering weg te krijgen dan wel om te verhinderen dat Hongarije dezelfde kant uitgaat als Italië en Oostenrijk, en m.n. Duitsland, en dat extreem-rechts aan de macht komt. Prominente politici zoals Rassay, Gratz, Apponyi en Bethlen zijn het hierin nu volledig eens. [Zs. Nagy, 111/112].

top

Zij hebben achter de schermen ook wel de steun van Horthy maar tegenover Gömbös kunnen ze geen macht vormen. Geruchtmakend is dan ook de omwenteling ten gunste van de premier die, dankzij deze ver­kiezin­gen, toch stilaan heeft plaats­gevonden! De regeringspartij is in de tijd vóór de verkiezingen al gezuiverd van allerlei elementen die Gömbös niet zo welgezind zijn. Verschillende conservatieve, gematigde en voorzichtige, soms oudere aristokraten zijn hun post kwijtgeraakt. Zij konden zich niet kandidaat stellen en moesten wijken voor nieuwe, jongere, fanatieke, radikale, enthousiaste aanhangers van Gömbös.
"De politiek meer bezadigde en rijpe elementen van de provin­ciale en lokale middenklassen, de zgn. "csáklyások" [enterha­ken] zoals ze worden genoemd door ultra-rechtse tegenstanders, worden nu geëlimineerd. Daarvoor in de plaats komen nu turbu­lente elementen, bekend als de "viharsarok" [stormhoek], ongeoefende recruten van extreem-rechtse organisaties zoals de MOVE en de Etelközi Szövetség", aldus de oud-premier Bethlen. [Treatise, 22]. Het meest belangrijk voor Gömbös is nu de grote parlementaire meerderheid om radikale hervormingen door te voeren met de [nieuwe] ambtenaren en het officierskader.
Men kan Gömbös echter niet kwalijk nemen dat hij voortbouwt op het stelsel van Bethlen die zelf, in de tijd dat hij premier was, een systeem heeft geschapen dat dit alles mogelijk maakte! Manipulatie, een machtswoord, open en door een elite gecon­troleer­de 'verkiezingen' waren ook tijdens Bethlens bewind in de jaren '20 immers normaal!
Slechts 25 afgevaardigden van de regeringspartij zijn nu n.b. herkozen en alle andere leden van de fraktie zijn nieuwe, oner­varen mensen. [Rothschild, 174]. "Tot mijn droefenis verloren vele waardevolle politici hun mandaat", aldus Horthy later. De regent gelooft echter dat Gömbös met deze verkiezingen meer een kwantitatieve dan een kwalitatieve overwin­ning heeft geboekt. [Horthy, 171]. Hiermee vindt een radikale ommekeer in de binnenlandse poli­tiek plaats. De invloed van de conservatieve, feodale adel, van de rijkere grondbeziters in de Hongaarse politiek is sterk verminderd en er is dus zéker sprake van een wisseling van de wacht.
In de fraktie van de "Nationale Eenheidspartij" vormt de "Agrárcsoport" [agrarische groep] van Tasnádi-Nagy en Barcsay de grootste met ongeveer 100 leden, verder is er sprake van een centrumgroep van 20 rechtse radikalen van o.a. Béla Marton en van ongeveer 50 gematigde burgerlijke liberalen en conservatieven, die enige sympa­thie voor de Britten -en voor Bethlen- hebben, en die de parlementaire instel­lingen willen houden zoals ze nu zijn, maar 3/4 deel van de fraktie steunt Gömbös. [Nagy-Talavera, 98].
De verkiezingen leveren aldus een gehoorzaam parlement op terwijl de premier al de controle in handen heeft over leger en bestuur, onder­wijs, propaganda en jeugd. "A complete con­servative fascist take-over and his personal dictatorship seemed within his reach". [Nagy-Talavera, 99]. Bij deze "verkiezingen" blijkt overigens het zeer geringe aandeel van extreem-rechts in Hongarije, wanneer men althans de aanhang van Gömbös zelf niet als "extreem-rechts" wil zien! Afge­zien van de druk van Gömbös, van de autoriteiten zelf dus, heeft extreem-rechts nauwelijks aan­hang. Slechts de excentrieke Graaf Sándor Festetics en de onbelangrijke István Balogh worden voor de Pijl­kruisers geko­zen.
Op 2/3 juni 1935 worden ook [geheime] verkiezingen voor de 108 zetels der gemeente­raad [Közgyűlés] van Budapest gehouden. Hier krijgt de partij van Wolff [de rechtse Chr. gemeentepar­tij] 33 zetels, de rechtse rege­rings [Nat. Éénheids-] partij 29, terwijl de oppositie van liberalen 18 en sociaal-demokraten 21 zetels behalen. Andere partijen krijgen samen 7 zetels. [Zs. Nagy, 112]. De beide partijen die de regering steunen krijgen bijna 115.000 stemmen en de "Verenigde Burgerlijke Oppositie" ruim 91.000 stemmen. De raad mag zich overigens -tegen haar zin- niet meer bezig houden met politieke zaken, sinds invoering van wet XII in juni 1934 en ook wordt nu een "Opperburgemeester" ook door de regering benoemd.
Velen verwachtten nu eigenlijk wel dat Hongarije zich geleidelijk in de armen van het machtige Duitse rijk zou laten drijven maar dat gebeurt toch níet: de aarzeling blijft, waarschijnlijk vooral omdat Hitler géén herstel van het grote, historische Hongarije wenst en het gevolg is dat Horthy en anderen dus tòch nog zolang mogelijk wensen vast te houden aan een eigen, onafhankelijke politiek van Hongarije. Zeer opmerkelijk en typerend voor de verhoudingen in Honga­rije is overigens dat Gömbös óók na 1935 aan handen en voeten is gebonden, en géén maatregelen kan nemen zoals hij ooit be­doelde toen hij premier werd……
Anti-joodse maatregelen blijven volledig uit, en van wetten die b.v. op Duitse of Itali­aanse wijze een einde aan het bestaan van oppositiepar­tijen of vakbonden zouden moeten maken, is geen sprake! Het blijkt dat Gömbös bij lange na niet de leider is, die hij -en velen met hem- dacht te zijn. Sommigen troosten zich ermee dat hij de strukturen van de Hon­gaarse politiek toch niet kan wijzigen, maar anderen menen duidelijk te zien dat een echte wijziging niet eens nodig is om van Hongarije tòch een autori­taire, fascisti­sche staat te maken.....
In de herfst van 1935 komt Gömbös b.v. alsnog met een nieuw pro­gramma waarin hij de schepping van "één natie", een een­par­tijstaat en een corporatieve staat belooft, en de arbeiders zullen hiervan -zo zegt hij- ook profiteren, mits ze het mar­xisme verwerpen! Tussen het bekendma­ken van de plannen van Gömbös èn het reali­seren ervan gaapt evenwel nog een diepe kloof maar duidelijk is wèl dat het de zgn. 'linkse oppositie' in toenemen­de mate moeilijk gemaakt kan worden. Het lot van de sociaal-demokratische partij en de vakbonden in Hongarije lijkt zelfs zeer onzeker. Het economische herstel in 1936 en de ongestrafte mili­taire operaties van Italië en Duitsland in resp. Abessynië en het Rijnland brengen m.a.w. ook in Hongarije onzeker­heid en ver­deeldheid teweeg.
Binnen de partij van Kleine Grondbezitters is dat ook te zien, b.v. in de verdeeldheid tussen een [extreme] rechter­vleugel van Mátyás Matolcsy, Tibor Eckhardt en [nog] Endre Bajcsy Zsil­inszky en een demokratische linkervleugel van o.a. Ferenc Nagy. Door het optreden van Gömbös in Hongarije en dat van Hitler in Duitsland ontstaat er in korte tijd wèl een verandering, een soort polarisatie: Bajcsy-Zsilinszky "bekeert" zich juist dan tot demokratie en patriottisme, omdat hij ziet dat de vrijheid die in Honga­rije nog aanwezig is, steeds meer wordt bedreigd, zowel van binnen­uit als van buitenaf! Eckhardt blijft voorzichtig, en de agrarische expert Mátyás Matolcsy [1905-1953] is min of meer een rechtse opportunist die nogal eens wisselt van partij maar feitelijk nooit vol­doende steun voor z'n ideeën -b.v. over radikale landhervor­mingen- krijgt, en dan kwaad wegloopt. [Borbándi, 82].

top

Men kan dus níet zeggen dat Hongarije -en de andere landen in het gebied van Donau en Balkan- zonder een enkel bezwaar, of zelfs enthousiast, de toenemende Duitse economische invloed en politieke macht aanzien. Alleen de dood van de premier in 1936 zorgt er uiteindelijk voor dat de zaak, het conflict, nog niet op de spits wordt gedreven en in feite heeft Gömbös zó kort geregeerd dat men van enig politiek sukses van hem niet kan spreken. Eénmaal aan de macht blijkt Gömbös veel zwakker dan hij eerst lijkt………...
Hij is echter wel populair: discipline, een vast omlijnd doel, sociale rechtvaardigheid, nationale trots en de magyarisering van de "Schwaben" in Hongarije zijn zaken waarvoor menig Hongaar warm loopt. Zónder en vóór Gömbös was hiervan voor een deel echter ook al sprake en in feite heeft Gömbös niet veel meer toegevoegd dan een flinke dosis enthousiasme en zelfoverschatting. De druk van de sociaal-economische machten van aristokratie, kerk, en kapitaal is evenwel zeer groot geble­ven. Door de krachten van het oude Hongarije, met name van de door en door conservatieve regent Horthy, wordt hij van z'n plannen afgehou­den. Ook is de mili­taire en economische positie van Hongarije nu eenmaal veel zwakker dan Gömbös ooit heeft toegegeven.
De antiparlementaire plannen en de anti-Joodse houding heeft Gömbös in feite moeten laten varen. Joden heeft hij vriende­lijk de hand toegestoken en de oppositie is blijven bestaan. Ook Gömbös heeft, zowel bij de plannen voor een nieuwe kies­wet als inz. de persvrijheid, "de grote nationale idealen van het Hongaarse volk veilig willen stellen", en de belangen van de natie voorop gesteld en past daarmee geheel in de lijn van het bewind van Hort­hy.
Echte hervormingen zijn door Gömbös niet doorgevoerd maar de politieke atmosfeer is wel sterk veranderd. "Het aristokratische bewind is vervangen door een meer demagogisch bewind". [Eur. Right, Deak, 379].
In zijn enthousiasme ziet Gömbös al een Midden-Europa dat is verdeeld door Duitsland, Italië en Hongarije, maar dat is voorbarig en blijkt al in 1936 irreëel. Het blijkt ook dat Hongarije in Berlijn zeker geen voorrang geniet en  Gömbös wordt zelfs door Horthy ontslagen. "Hij is geen gentleman”, aldus Horthy, maar alleen omdat Gömbös al vanaf 1935 ziek is [een nieraandoening] kan hij nog aanblijven……. 

Veel meer kan Gömbös echter niet meer doen, hoewel hij wel meer stoutmoedig wordt in z’n uitspraken over het totalitaire fascisme en over de nazi’s die hij bewonderde. Hij spreekt ook over een één-partijsysteem en een corporatieve staat maar hij komt zelf niet met betreffende wetgeving! Gömbös komt zelfs ook met kritiek op de financiële wereld die hij nodig heeft voor de kosten van zijn herbewapeningsprogramma en hij gaat dus verder dan de afspraken betr. de Joden en met Horthy. Er zijn in 1935 zelfs al sterke aanwijzingen dat hij dramatische stappen wil nemen op weg naar de uitvoering van het ”Szeged-programma”. [Sakmyster, 182].

Toch moet hij al op 14 mei 1936 zijn taak voorlopig uit handen geven aan de minister van landbouw, Kálmán Darányi [1886-1939] en deze wordt voorlopig -vanaf 1 september 1936 definitief- waar­ne­mend premier. Begin september heeft Gömbös zijn funktie als minister van verdediging al moeten overdragen aan de chef van het militaire bureau van Horthy en stafchef vanaf jan. 1935, gen. József Somkuthy [* Folt, 1883]. Gömbös sterft op 1 oktober 1936 in München waarheen hij was overgebracht in verband met zijn nierziekte.
Vergeleken met de hoge verwachtingen die Gömbös aanvankelijk heeft opgeroepen en gewekt, is zijn premierschap tenslotte toch slechts een bittere teleurstelling geworden. Van zijn plannen heeft hij nauwelijks iets in daden kunnen omzetten. Wel is er in Hongarije, "hoewel het nooit publiekelijk is erkend, als reaktie op de lijn van Gömbös, een nieuwe front tot stand gekomen van de [gematigde] Bethlen-vleugel van de regeringspartij, de christelijke partij met haar legitimis­tische tendens, de herstelde partij van kleine grondbezitters [FKgP], de sociaal-demokratische partij [MSZDP] en verschillende liberaal-demokratische elementen" en dit is inderdaad een vreemd conglomeraat, maar wel duur­zaam………. In de eerste plaats moeten vrede en orde en de historische waarden behouden blijven en de vrees voor Duitse expansie en voor een binnenlandse dikta­tuur [van Gömbös, enz.] houdt aristokraten, nationalisten, Joodse financiers, demokra­tische intellektuelen, politiek bewuste boeren, vertegenwoordigers van de georganiseerde arbeiders, inclusief de meest reaktionaire alsook de meest verlichte en progressieve groepen bijeen! [Eur. Right, Deak, 380], en die vrees voor Duits­land neemt alleen maar toe, dus de genoemde 'nieuwe coalitie' houdt ook stand.
De Duitse expansie is evenwel zó krachtig dat de pro-Duitse, ultrarechtse krachten naar het lijkt de tijd mee hebben en dat alle argumenten daartegen steeds moeilijker naar buiten kunnen worden gebracht. Een ommekeer zit er vanaf 1936 niet meer in, en economisch gaat het beter. Hongarije heeft nu voordelen van z'n herbewapening met Duitse technische en financiële steun, en steeds meer stemmen pleiten ervoor dat Hongarije zich -óók in de binnenlandse politiek- conformeert aan het Duitse model.
Alleen zó kan het immers rekenen op de gunst van nazi-Duits­land en alleen zó kan het dus -zegt men- rekenen op revisie van de grenzen van 1920. Duitsland is het enige land dat voor Hongarije iets kan bereiken. De geest van "integration by imitation" van het Duitse model wordt dus steeds sterker. De ideologie van het Italiaanse fascisme en van het Duitse natio­naal-socialis­me dringen ook in Hongarije door en maken hier evenals elders in Europa tot in de hoogste kring veel indruk. Men gaat er bovendien in Hongarije vanuit dat het nieuwe Duitsland en bondgenoot Italië veel meer voor het Hongaarse revisionisme kunnen en willen doen dan Engeland en Frankrijk, die -wat dit betreft- sinds 1919 niets dan enkele aardige woorden en enige suggesties ten gunste van het verne­derde Hongarije hebben kunnen bereiken.
Ook Gömbös ["Gömbölini", zegt menigeen in Hongarije omdat deze premier in de Italiaanse diktator immers vanaf het begin in 1922 z’n grote voorbeeld ziet!] behoort tot degenen die van zeer nabij meemaakt dat de totalitaire ideologie van Italië en Duitsland al vanaf het begin op velen een diepe indruk maken terwijl de demokratische wester­se landen slechts hun zwakheden en desin­teresse, hun verdeeld­heid en angst tonen. Maar de fronten tussen de grote mogendheden in Europa liggen nog lang niet vast.
Zelfs déze Hongaarse premier is nog voorzichtig tegenover Duitsland! Voor Gömbös en ook voor Bethlen is het echter wel  duidelijk, dat zonder aktieve Duitse medewerking de Midden-Eu­ropese kwes­ties niet zijn op te lossen. [Allianz, 20]. Steeds heeft men in Hongarije voor ogen: als we níet gebruik maken van de gelegenheid die ons vooral door Italië en nu ook door Duitsland wordt geboden moeten we ons alsnog wenden tot de Kleine Entente die tegenover ons in 15 jaar niets dan bitter­heid, een totaal onoverbrugbaar wantrouwen en een volstrekt doodlopende weg heeft laten blijken……

top