< Terug

12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939

12.20 De buitenlandse betrekkingen van Hongarije onder Gömbös, 2, 1935-’36.

Enkele dagen eerder hebben ze de landen aan de Donau n.l. al aangeraden om onderlinge akkoorden ["een Donau-pakt"] te sluiten. Inmen­ging in zaken van een ander land moet worden afgewezen en men zal geen onder­mij­nende aktiviteiten tegen andere landen ondernemen. Aan gewelddadige verande­ringen van grenzen of van de socia­le orde in een ander land zal men niet meewerken. Een non-agressiepakt moet de basis vormen voor dit Donau­pakt. Alle staten moeten dus de territoriale integriteit van de ander erkennen; een "Donaupakt" in het kader van de Volkenbond lijkt voor de landen van de Kleine Entente, Hongarije en Oostenrijk daarom de beste oplos­sing, zo vinden Rome en Parijs en op 26 juli 1935 stellen ze formeel zo'n pakt voor.
De toenadering tussen Frankrijk en Italië van januari is kort daarvoor ook nog eens bevestigd in Stresa waar op 14 april 1935 Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië een resolutie aannemen en zich tègen de Duitse diplo­matie en tègen alle agressie keren. De Engelsen steunen nu ook de plannen voor een "Donaupakt" en daarmee de Oosten­rijkse onafhankelijkheid en deze verzoening tussen Italië, Engeland en Frankrijk komt niet onverwacht:
Een maand eerder heeft Duits­land namelijk de algemene dienst­plicht afgekondigd en zich tot doel gesteld om een leger van 500.000 man uit de grond te stampen en formeel acht Berlijn zich niet meer gebonden aan de militaire bepalingen van 'Versailles'. De gevolgen zijn echter zeer beperkt: Engeland en Frankrijk zullen geen sankties toepassen……….
De voorstellen voor een Donaupakt wekken natuurlijk in Buda­pest de indruk dat Italië haar steun aan Hongarije intrekt en dat de Franse invloed n.b. zal worden uitgebreid en dat bovenal Duitse pene­tratie moet worden tegengehouden. Duitsland zal zelfs van beslissingen in Midden-Europa worden uitgesloten en ook dat is voor Budapest teleur­stellend; men wenst er niet aan mee te werken: van een verzwak­king van Duitsland èn tegelijk een versterking van de Kleine Entente is Hongarije zeker niet gediend! Een verzoe­ning tussen Italië en Duitsland, die voor Gömbös primair is, lijkt nu zelfs onmogelijk. [Allianz, 20]. De Hongaarse regering vermoedt bovendien dat ze veel meer conces­sies zal moeten doen aan de Kleine Entente dan omgekeerd.
Het blijkt verder al snel dat een onafhankelijk Oostenrijk door Engelsen en Fransen ook niet kan worden gega­randeerd en bovendien blijft de Kleine Entente bij haar uitgangspunten: Zoals te verwachten is stelt Joegoslavië b.v. onmoge­lijke voorwaarden: de kwestie-Habsburg is géén binnenlandse aange­legenheid van Oostenrijk, en alle leden van een Donaupakt moeten de Hongaarse revisio­nistische buitenlandse politiek verwerpen. [Bartalits, 118].
Het wantrouwen van Budapest m.n. wordt ook nog ver­sterkt door Benes die verklaart dat "niet-inmenging in binnenlandse zaken van een ander land" natuurlijk níet kan inhouden dat hij een Habsburgse koning in Hongarije nu wèl zou aanvaarden. Boven­dien kan erkenning van gelijke rechten op bewapening van Honga­rije er ook niet onder vallen. Opnieuw worden dus voorwaarden vóóraf aan Hongarije en Oostenrijk gesteld: Een akkoord met de Kleine Entente is alleen mogelijk wanneer Hongarije verklaart dat het land afziet van revisio­nistische propa­ganda, de restauratie van de Habsburgers af­wijst, de kwestie der nationaliteiten [minderheden] tot bin­nenlands politiek pro­bleem van de afzonderlijke landen ver­klaart en vervolgens in het kader van zo'n Donaupakt een akkoord van wederzijdse bijstand sluit. [Ádám, Richtung S., 99/100]. Dat lijkt ècht teveel gevraagd………
Hieruit blijkt dat het standpunt van de Kleine Enten­te al even star is als dat van b.v. Hongarije. Voor de Kleine Entente brengt het plan overigens ook enige onzeker­heid met zich mee: de oude vriend Frankrijk zoekt nu steun bij Italië en maakt de zaken van Midden-Europa onderge­schikt aan een akkoord met dat land! Toch lijkt de Italiaanse houding nog sterker veran­derd dan de Franse: in Rome benadrukt men ineens b.v. niet meer de noodzaak van territori­ale revisie [van de Hon­gaarse grenzen] als een soort voor­waarde voor een nieuwe orde in Europa.....
Voor de Hongaarse regering betekent dit alles dus niet minder dan een totale breuk met de tot nu toe gevoerde revisionisti­sche buiten­landse politiek en bovendien zou men deze inmen­ging in bin­nenlandse zaken en deze blijk van diep wan­trouwen bij voorbaat weer moeten slik­ken. Dít kan voor Buda­pest dus geen basis vormen voor een "Donau­pakt": een nieuwe vernedering van Honga­rije [en Oosten­rijk] kan niet worden aan­vaard. Hongarije en Oostenrijk, de landen die als het ware zullen toetreden tot de al bestaande Kleine Entente, spreken dan ook  op 9 september 1935 samen af -en ze laten de Volkenbond dat formeel en met klem weten- dat ze alleen tot een Donaupakt kunnen toe­treden op basis van mili­taire en andere gelijkwaar­digheid met de buur­landen. Het feit, dat Italië de Hongaren probeert gerust te stellen door o.a. de nadruk te leggen op vertegenwoordiging van de belangen van Hongarije en op gelijke rechten voor dat land, maakt het voor de regering in Budapest echter wel -voor korte tijd- moeilijk: Kan Hongarije zich wel tegen z'n enige bondge­noot ver­zet­ten?

top

Gömbös stelt nu ook zijn ‘onmoge­lijke’ voor­waarden voor toetreding van z'n land, die maken dat Hongarije in feite van z'n pakt afziet. [Ádám, Richtung S., 100]. De Oostenrijkse kanselier Von Schuschnigg heeft overigens zijn eigen reden om niet tot een Donaupakt toe te treden: de nog vage plannen om Habsburg in Oosten­rijk te herstel­len worden n.b. van buiten af en bij voorbaat al gedwarsboomd! Hij verklaart daarom dat Oosten­rijk solidair is met Honga­rije en Italië, en nooit zal toetre­den tot een anti-Duits verbond. Daarmee is een "Donaupakt" van de baan. Eigenlijk blijkt hieruit ook dat elk land op een eigen opportunistische politiek wordt teruggeworpen!
Hitler beschouwt overigens een eventu­eel herstel van Habsburg als een casus belli en ook Gömbös is nooit voor een dergelijk herstel geweest. Daarmee staat óók de Oostenrijkse kanselier met zijn pro-Habsburgse gevoelens eigenlijk alleen en zelfs de bondge­noten van Oostenrijk, de Hongaren en de Itali­a­nen, voelen zich ge­dwongen om Wenen te waarschuwen voor een ontwik­ke­ling in de richting Habsburg. Door de Hongaarse rege­ring wordt Oostenrijk nu vooral gewezen op de noodzaak tot een vergelijk met het Duitse rijk.
Gömbös heeft overigens geleidelijk aan in de gaten gekregen dat men het in Berlijn en Rome over de toekomst van Oostenrijk níet eens is en steeds meer on­enigheid hierover krijgt. De pogin­gen van hem om te bemiddelen lopen op niets uit. Hitler is van Hon­gaarse bemid­deling niet gediend en ook voor Mussolini gelden andere belangen: hij bereidt intus­sen een aanvalsoorlog in Oost-Afrika voor en dat maakt hem steeds meer onverschillig voor het lot van Midden-Europa. Tenslotte laat hij zich niet door grootmoe­digheid maar door het 'sacro egoismo' lei­den!
Dat geldt ook voor Hongarije waar men na de Italiaanse inval en bezetting van Abessynië in oktober 1935 laat weten dat "Hongarije Italië in Abessy­nië volledig steunt" en dat is cynisch, des temeer wanneer men bedenkt dat de Hongaarse gedelegeerde in de Vol­kenbond altijd weer pleitte voor het recht op zelfbe­schikking van Hongaarse minderheden in de buurlanden. [Nagy-Talavera, 103]. De Volkenbond legt aan Italië vervolgens sankties op wegens deze agressie, maar… -zoals men kan verwachten- de Hongaarse premier Gömbös wil dat Hongarije trouw blijft aan Italië, de enige vriend onder de grote mogendheden. In feite wordt de Italiaanse agressie overigens door niemand werkelijk aangepakt en Hongarije is dus niet het énige land dat zich bij de situatie neerlegt!
Toch doen zich in Hongarije hierdoor problemen voor want de meer gematigde min.v.buitenl.z. Kánya laat openlijk weten dat steun aan Italië beslist de goodwill van de Britten tegenover Hongarije zal vernietigen! Alle andere ministers steunen echter Gömbös en ‘men’ vindt dan de regent maar moet beslissen! Kánya biedt zijn ontslag al aan omdat hij immers geen enkele steun in het kabinet kreeg maar Horthy besluit dan: Hongarije stemt tègen de sankties, maar Kánya móet blijven! Dat lijkt een verstandige beslissing! Des temeer omdat ook Groot-Brittannië naar een oplossing zoekt en geen zware sankties wenst!
Voor Hongarije en de hele regio is het vooral van belang dat Italië nu toenadering tot Duitsland zoekt, dat zéér voor de Italianen is [Sakmyster, 185] en tegen het einde van 1935 lijkt Mussolini dan ook helemaal verzoend met de houding van Hitler: zijn militaire avontuur in Oost-Afrika is zelfs de reden voor nieuwe vijandschap van de Fransen en Engel­sen. Bovendien is het avontuur geen sukses en daardoor moet Italië alle plannen in Midden-Europa opgeven. Frankrijk ziet intussen met lede ogen aan dat de Duitsers zich van hun nederlaag eindelijk, na 15 jaar, herstellen en ze zijn van plan om hoe dan ook hen in toom te houden; de steun van Mussolini is tegengevallen en daarom zoekt Parijs het in andere richting: Op 2 mei 1935 wordt onverwacht een Pakt van Wederzijdse Bij­stand gesloten tussen Frankrijk en de Sovjet-Unie en twee weken erna komt ook een verdrag tussen Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie tot stand: het zijn duidelijke bewijzen dat na Duits­land nu ook de Sovjet-Unie weer op het Europese diploma­tieke toneel verschijnt.
De USSR is in september 1934 lid van de Volkenbond geworden en Moskou ver­klaart zich hiermee voor [enige] collec­tieve veiligheid en knoopt daarna banden aan met andere landen. "De enige manier om het Duitse gevaar te keren, is een bond­genootschap met Frankrijk en de Sovjet-Unie", aldus Beneš. De bondgenoten van de ČSR, Roemenië en Joegoslavië, zien dat overigens duidelijk anders: voor hen betekent de Sovjet-Unie een groot gevaar en Duitsland betekent in ieder geval een goede afzet­markt.
Een bewijs van het sterk toegenomen belang van Duitsland is wel het Brits-Duitse akkoord van 18 juni 1935 waarbij wordt bepaald dat een nieuwe Duitse vloot 35 % van de Britse zal mogen omvatten. Het verdrag van Ver­sailles is hiermee onder­mijnd en verbro­ken. Ondanks de grote onzekerheid die deze nieuwe maar wèl belangrijke akkoorden tussen de Grote Mogendheden met zich meebrengen is wel duidelijk dat de oude orde in Europa, die van de vredesverdragen van 1919/20, ten einde loopt. Revisie van die verdragen komt nu mogelijk op de agenda, zo denkt menigeen in Berlijn en in Rome, in Parijs, in Londen, maar ook in Buda­pest! Het blijkt echter nog in 1935 dat de werkelijke invloed van Italië gering is en bovendien distantiëren Frankrijk en Engeland zich duide­lijk van pogingen van Mussolini om in Afrika militair tussen beide te komen: na een zeer korte periode van toenadering tot Italië zijn de westerse mogendheden hiervan al weer teruggeko­men.
Anders dan Italië weet Duitsland echter haar invloed en macht ge­staag uit te breiden, duurzaam te vestigen, en zonder agressie op economisch gebied in korte tijd grote suksessen te boeken en alle landen ten zuidoosten van het Duitse Rijk profiteren hiervan. In korte tijd vindt er een nieuwe economische opleving en een enorme uitbreiding van de handel plaats. Duitsland pene­treert in de Donaulanden en de Balkan....
Ook Hongarije profiteert hiervan, dankzij de goede betrekkin­gen met het Duitse Rijk. Toenadering tot de Kleine Entente en een Donaupakt acht men in Budapest immers niet mogelijk en daarom haalt men de betrekkingen met Duitsland aan, maar dat wil niet zeggen dat men in nazi-Duitsland onder de indruk is van de Hongaarse politiek.
In mei 1935 bezoekt Goering Budapest en dan wordt hem de Hon­gaarse revisionistische buitenlandse politiek [nog eens] duidelijk ge­maakt maar de Duitse houding is niets anders dan Gömbös al in 1933 heeft begrepen: Hongarije moet zich met alle middelen tegen de ČSR keren en zich met Joegosla­vië verzoe­nen, aldus Goering. [Barta­lits, 121/122]. De vriendschappelijke verhoudingen blijven echter bestaan en ook b.v. de Hongaarse stafchef Somkuthy bezoekt Duitsland en laat hier weten dat "Hongarije zich nooit zal aansluiten bij een anti-Duits blok".

top

Nog belangrijker is het bezoek van premier Gömbös van 26 tot 30 september 1935 aan Berlijn maar ook hierbij geldt dat een zeer groot deel van het bespro­kene absoluut níet bekend wordt bij het pu­bliek en pas veel later wordt gepubliceerd. De Hongaarse premier sluit zelfs persoonlijk een geheim akkoord met Goe­ring: In Hon­garije zal op den duur een éénpartijsysteem, gebaseerd op radikaal-rechtse en totalitaire principes [volgens Sakmyster, 182: binnen 2 jaar] worden inge­voerd en de Hon­gaarse Honvéd zal ten dienste staan van de Duitse strijd­krach­ten!
Opnieuw sluit men een -geheim- akkoord over weder­zijdse steun inzake herziening van de gren­zen van Tsjechoslowakije maar door de Duitsers wordt opnieuw aan Gömbös duidelijk ge­maakt dat hij [Hongarije] van Joegoslavië en Roemenië moet afblijven! Aan deze landen hecht Duitsland veel belang. [In­dep. Eastern Europe, 334], maar de [altijd al] optimistische, idealistische, ijdele [en naïeve] Gömbös trekt al weer z’n conclusie: hoewel Hitler alleen revisie t.o.v. Tsjechoslowakije heeft beloofd, zal zijn land, Hongarije, pas ’ophouden’ als het álles terugkrijgt met Duitsland’s  hulp”……….. Is die conclusie geen illusie? Het zal nog blijken!
Gömbös is ook diep onder de indruk van ’de dynamiek en vitaliteit’ van het nazi-regime, hij vindt de nazi-leiders ”een groep buitengewoon begaafde, bekwame en resolute mannen” [in juni 1933 vonden Gömbös en Hitler elkaar bij de eerste kennismaking al sympathiek!] en hij zegt Goering ook toe dat hij zich met “de Joodse kwestie” zal bezighouden: het blijkt dus, dat wat hij in het openbaar zei wel degelijk een basis had: hij wilde binnen korte tijd een fascistische diktatuur invoeren. Weldra gaan er dus geruchten bij z’n vijanden dat hij vèrreikende beloften had gedaan aan de nazi-leiders en dat voedt de achterdocht van Bethlen en zijn vrienden. [Sakmyster, 182]…Wel maakt men bekend dat Hongarije en het Duitse rijk een handelsakkoord hebben gesloten dat m.n. voor Hongarije van groot voordeel zal zijn. 
In verschillende toespraken waarschuwde Bethlen al voor de diktatoriale ambities van Gömbös, voor zijn flirten met de principes van de nazi’s en voor zijn klaarblijkelijke bedoelingen om gevaarlijke groepen zoals SA en SS- eenheden te vormen. Bethlen en andere meer voorzichtige conservatieven waren overigens niet afkerig van samenwerking met Nazi-Duitsland ten bate van territoriale revisie maar zij voelen wèl een sterk verzet tegen een soort totalitair regime in Hongarije, zoals Gömbös dus wenst. Ook de gematigde Ferenc Keresztes-Fischer [die eerder uit protest was afgetreden als minister] spreekt namens velen als hij zegt dat Gömbös -dus- een voorstander is van een autoritair systeem en een tegenstander van sociale en liberale tendensen.
Vervolgens denkt Bethlen dan opnieuw [!] dat het staatshoofd -en daarmee het land- alleen tegen Gömbös kan worden ’beschermd’ door deze premier de toegang tot hem te ontzeggen. Horthy’s vertrouwen in Gömbös moet verdwijnen maar tot eind 1935 blijft Horthy ‘neutraal’, op een afstand, en vindt zichzelf waarschijnlijk meer geschikt in z’n ”natuurlijke rol” als scheidsrechter ten bate van het evenwicht als ”the vital link between extreme and conservative right”. [Sakmyster, 183].
Ook de meeste familieleden van Horthy zijn tegen Gömbös en hebben sympathie voor Bethlen, en z’n broer István, generaal der cavallerie, die door Horthy is benoemd tot lid van het Hogerhuis, houdt in de zomer van 1935 verscheidene toespraken die regelrecht gericht zijn tegen de premier en hij heeft geen vertrouwen in Gömbös, maar prijst Bethlen aan! Ook gen. Lajos Keresztes-Fischer [hoofd van het Milit. Bureau van de Regent] en diens broer Ferenc [de minister] en Horthy’s vrouw Magda waarschuwen in de herfst van 1935 de regent voor Gömbös. “Gömbös zal nooit tevreden zijn met “Leider” [Vezér] te zijn; hij zal ”Fővezér” [de opperste leider] willen zijn, m.a.w. de macht van Horthy willen overnemen, aldus al deze tegenstanders van Gömbös! In een krantenartikel suggereert Eckhardt zelfs dat, als de regent [nu 67] plotseling zou sterven, Gömbös zichzelf tot regent èn premier met onbeperkte macht zal proklameren, naar het voorbeeld van Hitler [na de dood van Hindenburg in 1934]!…
Ook blijven de geruchten aanhouden dat Gömbös in mei 1935 met Goering [die door Horthy wordt veracht] heeft gesproken over radikale maatregelen in de regering van Hongarije en dan wenst Horthy toch wel verzoening met Bethlen, die een half jaar eerder fel protesteerde tegen de nieuwe verkiezingen. ’Men’ zei toen zelfs dat Bethlen  Horthy bittere verwijten maakte en tegen de regent zei: ”Ik zei U dat Gömbös geen gentleman was. U zult zien dat U dezelfde kant uitgaat als koning Karl” [dus in ballingschap zult worden gestuurd]…….
In december 1935 wordt Bethlen vervolgens door Horthy uitgenodigd voor een gezamenlijke jachtpartij, zoals dat vele malen gebeurde sinds de ’20er jaren; de vroegere sfeer van vertrouwen tussen Bethlen en Horthy wordt dan hersteld en Bethlen overtuigt Horthy ervan dat Gömbös naar de diktatoriale macht streefde! Toch maakt Horthy nog geen haast met zijn ontslag want hij hoort al vroeg in 1936 dat Gömbös een nierziekte heeft. [Sakmyster, 184-185].
Ondanks deze ‘binnenlandse’ verzoening van Horthy met de voorzichtige en gematigde vroegere premier gr. Bethlen, spelen ook de zeer belangrijke ‘buitenlandse’ machtsfaktoren een grote rol en al in een vroeg stadium lijkt het erop dat  Hongarije toch wordt gedwongen om de Duitsers te volgen. Steeds meer blijkt het Duitse rijk n.l. opnieuw [na nog geen 20 jaar] de centrale machtsfaktor in het centrum van Europa te willen en zelfs te kunnen worden…. Hongarije moet m.a.w. haar revisionistische politiek voor een groot deel maar vergeten en het land is of wordt afhanke­lijk van Duitse gunsten! Bovendien is al duidelijk dat Hongarije voor ’Berlijn’ slechts één van al die staatjes in het zuidoosten van Europa is en dat dit land geen speciale voorkeur geniet.... Goering heeft dat nog eens duidelijk gemaakt door -buiten Gömbös om- in een lang gesprek een opmerking tegen­over de Joegoslavische regent Prins Paul te maken, waarin hij laat merken dat de Duitsers in Joegoslavië en Roemenië toch maar veel beter worden behandeld dan de Duitsers in Hongarije…….
Hongarije mag dan woedend zijn en om uitleg vragen aan Ber­lijn en zelfs dreigen met een Donau-confederatie samen met Oosten­rijk en Tsjechoslowakije, als Duitsland niet de vriendschappe­lijke betrekkingen met Joegoslavië opzegt [Indep. Eastern Eur. 337], maar dat zijn in feite slechts loze gebaren van een machteloos en klein land, dat al snel moet inbinden. Toch vergeet men zowel in Budapest als in Berlijn dit ‘incident’ nooit! "Germany was not interested in Hungary's actual revisionist aims and had never negotiated with her over the realisation of them". [Indep. Eastern Eur., 337] Dit staat in 1934/35 al vast!
Een ander voor Hongarije ‘vervelend’ voorbeeld is het feit dat Hitler en Goering in december 1936 tegenover resp. Brȃtianu en de Roemeense gezant verklaren dat Duit­sland géén verbond met Hongarije heeft en dat het zelfs de territoriale integriteit van Roeme­nië wel wil garanderen. Duitsland is, zo wordt door Hitler verzekerd, niet in Hongarijes irredentistische ambities tegenover Roemenië geïnteresseerd. [Indep. East Eur. 360]…..Toch beseft men dit in Hongarije in het algemeen niet.
Het volk ervaart voorlopig immers alleen de enorme voordelen van de oriëntatie op Duitsland en van de economische opleving. De handel van Hongarije met Duitsland neemt nu sterk toe. De Hongaarse export naar Duitsland bedraagt in 1934 het dubbele van die van 1933: 90 miljoen pengő i.pl.v. 46 mln. pengö en het aandeel van Duitsland in de Hongaarse export stijgt hier­mee van 11,2 % tot 23,2 % in één jaar en vele tienduizenden runderen, duizenden ton varkensvlees, dierlijke vetten, spek, tarwe en maïs gaan naar Duitsland. De import vanuit Duitsland blijft echter voorlopig nog ach­ter. Ze stijgt 1933 tot 1934 slechts van 62 mln. pengő naar 63 mln. pengő.
Door de toenemende handel met het Duitse rijk is er al snel sprake van een economisch herstel van Honga­rije maar ook van alle andere landen in de buurt. "Duitsland is het enige industrieland dat bereid is om de agrarische landen van Zuidoost-Europa te steunen, door vrijgevig voorrang te geven aan hun produkten en dus hun export te vergroten". Het bindt hiermee alle landen in Zuidoost-Europa aan zich. [Berend & Ránki, 272].
"It was precisely because the smaller countries did derive important economic benefits from Germany's system that they accepted it gladly, and even competed for admission to it, in the full knowledge of its political implications". [Indep. Eastern Europe, 314].
Oostenrijk en Tsjechoslowakij­e, landen die vanouds nog veel meer in de nabijheid van het Duitse Rijk liggen, worden op economisch gebied nog veel meer van het nieuwe Duitse rijk afhankelijk en ermee verbonden. De handel van Tsjechos­lowakije met Duitsland is al in de jaren '20 zeer belangrijk. De prijs van het Hongaarse graan stijgt nu ook weer: wanneer men 1929 stelt op 100, is ze in 1933 gedaald tot 63 en in 1935 weer gestegen tot 75 en de agrarische produktie van Hongarije stijgt van 1933 tot 1935 van 860 mln. pengő tot 1.110 mln. pengő. [Macartney, Hungary & Successors, 37].

top

Het percentage van de export naar Duitsland [in 1939 inclu­sief Oostenrijk!] bedraagt:

                       1929    1933  1937   1938    1939
Hongarije        11,7     11,2     24,1     40,0    52,4
Roemenië        27,6     16,6    19,2     26,5     43,1
Joegoslavië        8,5     13,9    21,7    42,0      45,9
Bulgarije          29,9     31,0    43,1    59,0      71,1
Griekenland     23,2                40,3        
Turkije                                  43,9 

Het percentage van de import uit Duitsland [in 1939 inclusief Oostenrijk!] bedraagt:

                        1929    1933   1937   1938   1939
Hongarije          20,0    19,6     26,2   40,9     52,5
Roemenië          24,1    18,6     28,9   40,0     56,1
Joegoslavië        15,6    13,2     32,4   39,4     53,2
Bulgarije           22,2    38,2      54,8   52,0     69,5
Griekenland        9,4                          29,5        
Turkije                                             47,5        

Wat Hongarije betreft stelt de regering in Berlijn zelfs voor om alle overschotten op te kopen en de hele handel en het economische leven onder [overheids-] controle te brengen. Hierop gaat men in Budapest echter niet in. Wel neemt het bedrag aan Duitse investeringen toe; Duitsland levert de helft der buitenlandse investeringen, ter waarde van 900 mln. pengö, en deze leveren een winst op van 13 tot 14 % [Pengö 125 mln]. 1/4 van het buitenlandse aandelenkapitaal in de Hongaarse industrie is uit Duitsland afkomstig.
Toch blijft Hongarije als Middeneuropees land in de Duitse "Interessensphäre" nog op allerlei gebieden achter bij b.v. Oostenrijk en Tsjechoslowakije. Als vanouds vormt Hongarije een overgangsgebied naar de Balkan; er zijn weinig auto's, trucks, traktoren, radio's en tele­foons, er is nog weinig gemotoriseerd verkeer, de mechanisatie op het platteland blijft nog achter, het gebruik van kunstmest en de agrarische produktie per hektare zijn gering. Wanneer men de Europese landbouwproduktie per inwoner in 1931 op 100 stelt bedraagt de Hongaarse: 78 en de industriële pro­duktie per hoofd is 43 % van de gemiddelde West-Europese. In allerlei opzichten is Hongarije bezig een gemengd agra­risch-industrieel land te worden. De agrarische beroepsbevol­king daalt van 1920 tot 1941 van 56 naar 51 % en het percentage van het nationaal inkomen uit de agrarische sektor daalt van 1920 tot 1938 van 41,8 tot 36,5 %. Het aandeel van de industriële sektor stijgt in deze periode van 29,8 tot 35,7 %.
Hiermee blijft Hongarije achter bij meer ontwikkelde West-Eu­ropese industrielanden zoals Engeland en Frankrijk, Duits­land, Oostenrijk en Tsjechoslowakije, maar het blijft vèr voor op buurlanden zoals Roemenië en Joegoslavië en de andere landen op de Balkan en op Polen. In 1937 bedraagt het nationale inkomen per hoofd van de bevolking in Hongarije $ 120 [per jaar!] en ook hiermee neemt het land een positie in tussen West-Europa en de Balkanlanden. In Groot-Brittannië verdient men gem. in 1937 $ 440, Duitsland $ 340, Nederland $ 306, België $ 330, Frankrijk $ 265. In Oostenrijk $ 190, in Tsje­choslowakije $ 170. Daarente­gen verdient men in Roemenië $ 81 en in Joegoslavië $ 80. Het feit dat verschillende kleinere landen in het gebied van Donau en Balkan door de sterk toegenomen Duitse druk bezig zijn om zich te heroriënteren en in 1935­/36 onderling zoeken naar toenadering, is voor de Hongaarse regering echter geen reden om van haar traditionele koers af te wijken.
Honga­rije is pas bereid tot samenwerking in b.v. een Donaufe­dera­tie wanneer het op b.v. militair gebied een gelijkwaardi­ge plaats kan innemen en nadat men aan de Hon­gaarse minderhe­den -drie miljoen mensen!- en zekere zelfbe­schik­king of auto­nomie heeft toegekend. Met andere woorden: voor eventuele herziening van de [Hongaarse] grenzen volgens b.v. etnische principes zouden de buurlanden moeten open­staan. Hiervan is echter geen spra­ke!
Botte afwijzing door de Tsjechoslowaakse minister van buiten­landse zaken [vanaf 1935 president] Benes, van de Roemeense minister Titulescu en van Joegoslavië vormen nog altijd het antwoord op alle voorstellen van Hongaarse kant. De Kleine Entente blijft vasthouden aan de status quo. "Met alle Europese krachten van law & order is men solidair" wordt nog in mei 1936 verklaard en "r­evisie betekent oorlog", aldus heeft Titulescu al eerder verklaard. [Indep. Eastern Europe, 307].
De mogelijkheid tot verzoening, een vreedzame samenwerking, met de Kleine Entente is er dus niet want: "Het revisionisme bepaalde èn verlamde de Hongaarse buitenlandse politiek", zo zegt men buiten Hongarije vaak. Maar óók de landen der Kleine Entente wensen niets te horen over een compromis, concessies, autonomie voor etnische minderheden, enig overleg over een grensherziening o.i.d. Men blijft dus vasthouden aan de -in Hongaarse ogen- onrechtvaardige grenzen van 1920, die Hongarije vermink­ten en tot machteloosheid veroordeelden. 
Het blijkt nu echter dat het Duitse rijk een zéér stevige en krachtige positie in het midden van Europa ver­werft, waar álle andere landen, m.n. de kleine landen in het gebied van de Donau niet meer omheen kunnen. Wel doet Oostenrijk intussen alle moeite om zich te beschermen en zoekt enige toenadering tot de CSR en de Kleine Entente [in jan. 1936 bezoekt Von Schuschnigg Praag] maar beide kleine landen kunnen niet uit de bestaande allianties breken. Op een Oostenrijkse verklaring van april 1936, dat dit land zich militair gelijkberechtigd acht, en de zaak van de Habs­burgers als een binnenlandse aangelegenheid beschouwt, rea­geert men in de Kleine Entente-landen negatief: Stel n.l. voor dat Hongarije hetzelfde verklaart!
De oude posities liggen dus nog altijd vast. Van een nieuw plan van de Tsjechoslowaakse minister-presi­dent Hodza voor economische en politieke samenwerking van de Donau­landen [vgl. het ”Donaupakt”] komt dus opnieuw niets terecht: de Duitse invloed wordt merkbaar sterker en het wordt steeds meer duidelijk dat men zich hiertegen niet daadwerkelijk kan ver­zetten. Zelfs Italië volgt Hitler nu definitief en Mussolini steunt Hitler stilzwijgend op 7 maart 1936 als Duitse troepen het gedemilitariseerde Rijnland veroveren. Met deze bezetting, waartegen ook Frankrijk en Engeland niets ondernemen, wijzigt zich de balans in Centraal Europa dus definitief!

De Hongaarse hoofdstad blijft ondanks de armoede óók in het Interbellum een fraaie stad!

top

”De westerse demokratieën doen niets en daarmee laten ze "in een voor ons verbluffende onenigheid en zwakheid het herstel van de Duitse militaire macht en de remilitarise­ring van het Rijnland toe". [Horthy, 168]. Men kan ook niet anders concluderen dan dat de Duitse invloed zeker voorlopig zal blijven en dat misschien zelfs de ”Drang nach Osten” wel herleeft….[Sakmyster, 185].
Italië houdt zich nu geheel bezig met de oorlog in Afrika; het bemoeit zich niet meer met Oostenrijk en Hongarije en garanties van Rome voor de onafhankelijkheid van Oostenrijk hoort men in Wenen niet meer…..
Blijkbaar kan nazi-Duitsland nu zelfs ongestraft z'n gang gaan. Niet meer de invloed en macht van Frankrijk, maar die van Duitsland heeft de landen in Midden-Europa in de greep. Vlak vóór de verkie­zingen [mei 1936] in Frankrijk kan overigens geen enkele politicus het zich veroor­loven om op te roepen tot mobilisatie, maar de gevolgen van deze machtsverschuiving zijn voor de kleinere landen op de Balkan en aan de Donau van enorme betekenis.
Hitler bood overigens op diezelfde 7e maart 1936 [de bezetting van het Rijnland] aan alle buurlanden een bilateraal non-agressiepakt aan, óók n.b. aan de ČSR die volgens eerdere verklaringen van Hitler n.b. vernietigd zou moeten worden! Dit aanbod aan Tsjechoslowa­kije lokt overigens op 15 april een fel Hongaars protest uit [Weidlein, Ungarns Revisionspo­litik, 7] want Budapest is kwaad en beledigd, omdat, wanneer Duitsland met de Kleine Entente dergelijke akkoorden zou sluiten, revisie voor Honga­rije nóg onwaarschijnlijker wordt….. Voor Budapest geldt zelfs: een Kleine Enten­te onder Duitse invloed lijkt nog veel gevaarlijker dan een 'westerse' Kleine Entente! Een dergelijk akkoord tussen Berlijn en Praag zal in Buda­pest dus een slechte indruk maken en zal zelfs Duitsgezinde Hon­gaarse politici dwingen om plaats te maken voor mensen die dán in een ori­ëntatie op het westen nog een beter middel zien voor hun land. [Ádám, Richtung S., 113].
Uit Berlijn komt echter al gauw het bericht dat Duitsland het aanbod aan de ČSR zélf niet eens serieus neemt: "de ČSR is niet levens­vatbaar en een opdeling staat binnen afzienbare tijd voor de deur" wordt gezegd en aan de nieuwe Hongaarse gezant in Berlijn, generaal Döme Sztójay, de opvol­ger van de anti-Duitse Masirevich, die naar Londen is overge­plaatst, laat men weten dat die pakten er nooit zullen komen, en dat de Dui­tse eisen aan de ČSR toch onvervulbaar zijn. [idem].
Döme Sztójay [Versec, 1883 - Budapest, 1946] was kolonel van het K.u.K.-leger in de Eerste Wereldoorlog, in 1918 sluit hij zich aan bij het nieuwe Zuidslavi­sche leger, maar treedt ver­volgens als beroepsofficier in Hon­gaarse dien­st. In 1919 is hij al bij de afdeling contraspionage van het Nationale Leger van Horthy. Hij wordt in 1925 militair attaché in Berlijn en in 1927 generaal. Aanvankelijk [tot 1935!] heet hij Sztojak­ovich [Sztojákovits] want hij is van Servische af­komst. Hij spre­ekt niet eens goed Hon­gaars maar hij heeft door zijn ervaringen in Berlijn grote bewondering voor het Duitse militaire apparaat gekregen en heeft ook het ver­trouwen van Ribben­trop en Goering en anderen. In 1935 wordt hij onder-veldmaarschalk! "A berlini éveiben lett a Hitleri Németország feltétlen híve [In de Berlijnse jaren werd hij een onvoorwaardelijk gelovige in Hitler-Duitsland] en hij is een loyale tolk van de Duitse belangen in Budapest" [Baross, 10], die vindt dat Hongarije met Duitsland zéér nauw moet samenwer­ken! Men zegt zelfs over hem dat hij fysiek weliswaar Hongaars is, maar dat zijn ziel Duits is….
Men zal later nog veel over hem horen.... maar in het algemeen kan men wel zeggen dat het Duitse gevoel van on­overwinne­lijk­heid zéér duidelijke sporen nalaat en een enorme indruk maakt op militai­re krin­gen in Honga­rije. De woorden en daden van de andere grote mogendheden, Italië, Engeland en Frankrijk zijn daarentegen steeds minder indruk­wekkend… Fransen en Engelsen trekken hun handen van het gebied af en nu laten zelfs ook de Italianen hun onver­schilligheid blijken, althans hun onvermogen om hier iets te bereiken of te verande­ren. Onderlinge pogingen van kleine landen om toenadering te zoeken gaan wel door, maar die pogingen worden onmiddellijk vergezeld van kritische geluiden uit buurlanden die zich bedreigd voelen. Ook Frankrijk en Engeland zullen, zo blijkt in 1936/37, de onaf­han­kelijkheid van Oostenrijk niet steunen. [Allianz, 22].
Beide westerse grote mogendheden worden door de minister van buitenlandse zaken Kánya in januari 1936 ook nog eens inge­licht over de motieven van Hongarije die evenwel onveranderd zijn gebleven, en men moet nu ook in Budapest constateren dat Engeland en Frank­rijk "geen nieuwe verplichtingen t.b.v. Mid­den-Europa willen en kunnen aangaan"….. Hieruit volgt dat zónder Italië en Duitsland de geschillen hier niet zijn op te lossen. Hongarije houdt dus vast aan de bestaande politiek. Daarom verklaart Kánya op 25 februari 1936 b.v. dat Honga­rije er álles aan doet om plannen voor verzoening met de Kleine Enten­te tegen te werken.
Het is hiermee nóg eens duidelijk dat de revisionistische [traditionele] buitenlandse poli­tiek van Hongarije allesbepalend is en dat men nooit een verdrag met een ander land zal sluiten op basis van de terri­toriale status quo. Van mogelijkheden om díe grenzen te veran­deren -en die zijn of komen er [wellicht] alleen door toedoen van Duitsland- zal men zich nooit willen distantiëren. Ook verklaren al in 1935/36 verscheidene landen, zelfs Polen en Joegoslavië, dat ze nooit aan een anti-Duitse coalitie zullen deel­nemen! Dit is van groot belang want het blijkt steeds meer dat landen zoals Duitsland en Italië niet alleen krijgs­haftige taal gebrui­ken, maar ook daadwerke­lijk agres­sie ple­gen. Met Polen onderhoudt Hongarije overigens zeer vriendschappe­lijke contacten. Er is nooit van conflicten sprake geweest en de liefde voor de vrijheid heeft de Polen en Hongaren steeds samen doen optrekken, zo wordt steeds benadrukt, b.v. bij een bezoek van de Poolse premier aan Budapest in april 1936. Ook wensen beide landen een gemeenschappelijke Pools-Hongaarse grens, maar de situatie van Hongarije verandert hierdoor niet.
Wel verandert na de Duitse bezetting van het Rijnland in maart ’36 de situatie voor de Kleine Entente want volgens de Roemeense minister van buitenlandse zaken Titules­cu betekent deze bezetting voor Honga­rije een aanmoediging. [Ádám, Richtung S., 108] maar het lijkt er intussen veel op dat de landen van de Kleine Entente steeds meer geïsoleerd komen te staan. Zelfs in het westen reageert men immers niet op de bezet­ting van het Rijnland.
Bekend wordt dan ook in heel Europa de Londense taxichauffeur die vaststelt: "I suppose Jerry can do what he likes in his own back garden, can't he?" Maar ook Hongarije is met talloze andere Euro­pese landen niet erg verontrust over deze inbreuk op de on­rechtvaardige en vernederende 'vrede' van 1919/20 en Horthy vertelt in maart 1936 de Britse gezant in Budapest dat hij grote bewondering heeft voor Hitler die het verdrag van Locarno opblies, maar ook dat hij zéker geen ‘germanofiel’ is.
Ook krijgt de Regent nog eens de indruk -door zijn contacten met o.a. Austen Chamberlain., de Britse min.v.buit.z., dat de Britten de Hongaarse territoriale aanspraken steunen en Chamberlain benadrukt ook dat Hongarije weerstand moet bieden aan de Duitse druk en een geduldige en gematigde politiek moet voeren “tot het juiste moment”, en dan zal Engeland Hongarije steun geven. [Sakmyster, 186]. Maar ook de Joegoslavische vertegenwoordiger bij de Volkenbond vindt het nu "onzinnig om te hopen dat Frankrijk en Groot-Brit­tan­nië, die niets voor hun eigen verdediging in het Rijn­land doen, wèl iets zouden doen voor de veiligheid van Midden-Europa". [Ádám, Richtung S., 108/109]. Joegoslavië beschouwt het traditionele verbond met Frankrijk als niet meer bestaande en wenst nu n.b. een verbond met Duits­land, als bescherming tegen Italië en Hongarije! Ook voor Joegoslavië, de oude Franse bondgenoot, de schep­ping van de geallieerden uit 1918, staat vast: sankties tegen Duitsland nemen we niet, de handelsbestrekkingen met Duitsland zijn voor ons nummer één, de traditionele vriendschap met Frankrijk bestaat niet meer, we zoeken nu een verbond met Duitsland. [Ádám, Richtung S., 108]. Dat lijkt op een nieuwe "omkering van bondgenootschappen". Er wordt zelfs voor het eerst door de vertegenwoor­diger van Joegoslavië bij de Volkenbond onthuld, dat "de Kleine Entente vanaf het begin een bond van staten is geweest, die zich tegen een irreëel gevaar wilden verdedigen". Geen van de staten kon serieus aannemen dat Hongarije alleen één van hen zou aanval­len. [idem]. Het is uiteraard koren op de molen van Hongaarse politici, die immers slechts in hun mening worden beves­tigd....

top
.


Elke stap van Duitsland zorgt nu voor verde­re verwijdering tussen Joegoslavië en haar Kleine Entente-partners, ondanks b.v. de conferentie in mei 1936 in Belgrado waar men naar het publiek toe spreekt van "iden­tieke inzichten". Van de wil van Beneš om de Kleine Entente om te vormen zodat b.v. Roemenië en Joegoslavië verplicht zouden zijn om de ČSR te helpen tegen een eventuele Duitse inval en om een pakt met Frankrijk te sluiten komt niets terecht. In Parijs wenst men geen samenhang te zien tussen de Kleine Entente èn de verdragen van 1935 tussen Frankrijk met de USSR en met Tsje­choslowakij­e. [Ádám, Richtung S., 110].
Eerst krijgt Beneš nog steun van Titulescu [juni 1936] maar deze Roe­meense minister komt weldra ten val. Ook Roemenië legt voortaan de nadruk op de eigen veiligheid, n.l. tegenover de Sovjet-Unie! Alleen de angst dat Hongarije, na Duitsland en Oosten­rijk militaire gelijkberechtiging zou afkondigen en eventueel samen met Duitsland zou werken aan revisie van de grenzen houdt de Kleine Entente nog in stand. Het feit dat Oostenrijk en Duitsland een verklaring van militaire gelijkberechtiging hebben afgelegd zonder één enkele tegenprestatie of garantie te geven, sterkt uiteraard de Hongaren: Hongarije is dan ook niet tot enige garantie bereid.
Over de verklaring van Beneš dat een dergelijke eenzijdige stap van Budapest door de Kleine Entente "met energieke pre­ventieve militaire maatregelen zal worden beantwoord", kan men in Budapest zijn schouders ophalen. Voor veel Hongaren staat vast: Na jaren van veel geduld is ons vaderland niet langer volledig geïsoleerd, maar nu wordt Tsjechoslowa­kije gelei­delijk aan in de steek gela­ten, zelfs door z'n trouwste bond­genoten. Ook Oostenrijk bevindt zich in een veel moeilijker positie dan Hongarije en Duitsland weet nu van de ontwikkelingen als geen ander gebruik te maken.
Toenadering tot en overleg met dat land, de handel met het Duitse rijk, en een goede verstandhou­ding met de Duitse lei­ders worden gelei­delijk aan in 1935 en 1936 tot een soort norm van goede, verstandi­ge en realisti­sche poli­tiek. Met een anti-Duitse poli­tiek begint men dus niets meer, tenzij men een doodlopende weg wenst te volgen. "Zodra de landen in Oost-Europa weten dat Frankrijk niet naar believen Duits gebied kan binnenvallen, zullen deze landen zich anders voelen in de nieuwe situatie in hun buitenlandse politiek", aldus de Duitse minister van buitenlandse zaken Von Neurath. [Ádám, Richtung S., 108].
Ondanks het feit dat het jaar 1936 zorgt voor een steeds duide­lijker polarisatie in Europa, kan Honga­rije in de schaduw van de grote mogendheden haar oude politiek nog rustig voort­zet­ten, en hierin zelfs meer geloven dan vroeger: men voelt dat men nu de steun heeft van een machtig land in de nabijheid.
Toch is die Duitse steun niet veel meer dan schone schijn. De pro-Duitse houding van Hongarije is dus aan de éne kant wel begrijpelijk, maar in feite kan men er weinig van verwachten: Hongarije kan naar believen door het Duitse rijk zonder veel moeite tegen Roeme­nië en Joegoslavië worden ingewisseld en uitgespeeld…….
”Het is -echter- een gevolg van de traditionele houding van de Honga­ren dat ze hun eigen kracht, invloed en rol in zaken van wereldpo­litiek sterk overschatten. Ze kunnen zich heel moei­lijk voor­stellen dat Hitler niet pro-Hongaars zou zijn wat betreft hún revisionis­me of dat de Duitse leider niet aan­knoopte bij hun eigen plannen van vrij­heid en integriteit van Hongarije. [Macartney, October Fif­teenth, I, 152, aangehaald door Nagy-Talavera, 104] Ook Gömbös zelf kan zich dat ook niet voorstellen en overschat zijn rol en die van z'n land, dus op enorme wijze. "Mijn volk [ras!] stelt fantasie op zeer hoge prijs, omdat een histori­sche natie en een historisch ras geen waarde hebben zonder fantasie" aldus de gezwollen taal van de Hongaarse premier, al in okto­ber 1932. [Nagy-Talavera, 104]…….
Hij staat hierbij zeker niet alleen. Integendeel: hij spreekt uit, wat er aan romantische dromen en mythen, en vooral aan ressentiment bij het volk, bij de pers, verscheidene maat­schappelijke organisa­ties, in de kerken, in het parlement en in het onderwijs leeft. Verklaarbaar is dit wel: Hongarije heeft 1918-’20 een enorm stuk van z'n grandeur verloren. Ooit was het koninkrijk Hongarije groot en belangrijk, voor de Habsburgse monarchie als Grote Mogendheid zelfs onmisbaar en men spreekt in Hongarije zelfs nog altijd graag over het eigen 1000-jarige koninkrijk, dat de eeuwen door zich tegen de stormen van Tataren, Turken, Oostenrijkers heeft weten te handhaven, en altijd als voorpost aan de Karpaten het christe­lijke Westen van Europa 'tegen het oosten' heeft verde­digd. Dat is in feite nu allemaal voorbij maar de dromen en illu­sies over vergane èn… komende glorie zijn het gevolg hiervan en de economi­sche depressie versterkt dat alles...
Voor het eerst na vele jaren ziet men echter nú naast zich een machtig rijk waarvan men denkt dat het zal helpen om de vroegere grootheid weer te herstellen en er is al gauw sprake van een gevoel van lotsverbon­denheid, van een Hongaars-Duitse gemeenschappelijke lotsbestemming [Magyar-német sorsközösség].
Toch is er in Honga­rije b.v. in de pers vanaf het begin in 1933 ook wel kri­tiek op de nazi’s geweest, vooral over de geweld­daden en dus over de Duitse [nazi-] opvat­tingen over recht en gerechtigheid. [Gosztony, 62/63], maar onlangs [in november 1934] heeft Hitler aan Horthy ook een vriendelijk telegram gestuurd n.a.v. de 15e verjaardag van de intocht van Horthy in Budapest in november 1919.……..
De Duitse invloed in het hele gebied van Donau en Balkan neemt intussen langzaam maar zeker toe. Het gaat er nu om welke prijs Hongarije zal willen betalen en wat het zal moeten inleveren. Dát is echter een zaak voor de politici, en zelfs zij weten dat niet. Belangrijker is ook dat Duitsland met haar anti-commu­nisti­sche politiek aansluit bij de Hongaarse politiek vanaf 1919 en wel enig sukses boekt. "De Kruistocht tegen het bolsjewisme" heeft effekt en zelfs in Polen [!] is men nu geneigd om veel meer op Duits­land dan op Rusland te vertrouwen. Ook hier­door wordt Tsje­choslo­wa­kije [bondgenoot van Sovjet-Rusland sinds 1935!] geleidelijk geïsoleerd want haar bondgenoten van de Kleine Entente wensen geen enkele toenadering tot Rusland.

top

Een “kruistocht tegen het bolsjewisme” is ook nog altijd koren op de molen van Horthy zoals hij nog eens in een brief van 16 mei 1936 laat weten. Deze brief verschaft een belangrijk inzicht in z’n denken, vooral over de crisis der Volkenbond, want ”slechte vredesverdragen zijn altijd de fundamentele oorzaken van nieuwe oorlogen”, aldus Horthy, die ook een nieuwe Europese conferentie voorstelt om de vredesverdragen te herzien en het onderscheid tussen ‘satisfied’ en ‘desperate’-landen [de winnaars en de verliezers van toen] moet opheffen. Evenals de Duitse leiders ziet ook Horthy in de Tsjechoslowaakse republiek niet veel meer dan een kankergezwel dat vernietigd moet worden…. Als tweede belangrijk doel ziet hij de taak om een eind aan het bolsjewisme te maken, en die taak wordt onderschat, aldus Horthy. Maar dat moet gebeuren o.l.v. Engeland”, aldus Horthy, die nog enig [naiëf en irreëel] vertrouwen heeft in de Britten. Premier Gömbös heeft echter nog weinig vertrouwen in de westelijke mogendheden! [Sakmyster, 186-188].
Ook Gömbös wenst echter níet geheel in de Duitse sfeer terecht te komen maar hij wil nog altijd in de eerste plaats de banden met Oostenrijk en Italië nauwer aanhalen. Von Schuschnigg komt 13/14 maart 1936 naar Buda­pest, en kort hierna overleggen de drie rege­ringsleiders, Mussolini, Gömbös en de Oostenrijkse kanselier. Op 23 maart 1936 sluit men in Rome nieuwe akkoor­den die een uitbrei­ding en versteviging van de Protokollen van Rome bete­ke­nen. Men zal regelmatig overleg plegen, en elkaar raad­ple­gen. Men zal geen politieke onderhan­delingen met andere landen voeren, alvorens eerst de bondgenoten te hebben ge­raad­pleegd. Men zal alleen bilaterale economische akkoorden slui­ten. Het "Hodza-plan" is daar­mee voorgoed van de baan.
De tegenstellingen in Europa worden nog versterkt door de Spaanse en vooral daarna door de Franse verkiezingen in het voor­jaar van 1936, die een "Volks­front" met sterke linkse neigingen en zelfs met commu­nisten, aan de macht brengen. Vooral de ontwikkeling in Frankrijk is opzienbarend, want hiermee worden voor het eerst ook communisten aanvaard als bondgenoten in de strijd tegen het fascisme, dat 'overal in Europa om zich heen grijpt'. Dat heeft enorme gevolgen voor Midden-Europa, en zorgt ervoor dat alle staten van Mid­den-Europa alleen nog op Duitse initia­tie­ven reageren. Zelfs in landen als Joegoslavië en Roemenië kan men de linkse Franse regering niet of nauwelijks meer als bondge­noot beschouwen.
Maar toch… De Communistische Internationale [Komintern] heeft op haar 7e congres in juli/augustus 1935 haar koers ineens drastisch gewijzigd. Sociaal-demokraten en hun vakbonden zijn nu ineens voor communisten géén verwerpelijke, verachtelijke 'sociaal-fascis­ten' meer, maar zij moeten worden beschouwd als bondgenoten. In alle landen moet een "Volks­front" van alle progressieve krach­ten komen, om de strijd aan te gaan tegen het spook van het fascis­me, zo wordt door Moskou nu gedikteerd. In Hongarije heeft dit geen direkte gevolgen en zowel de Hongaarse sociaal-demokraten als haar vakbonden zijn vastbesloten tegen een “volksfrontpolitiek”. [Kovrig, 117/118]. Het 30e partijcongres der Hongaarse sociaal-demokraten ver­klaart zich in september 1935 zowel tegen corporatieve tenden­sen van de rechtse regering als tegen samenwerking met commu­nisten. [Kovrig, 119] maar het verzet tegen een volksfrontpolitiek en de afschuw en skepsis tegenover de Sovjet-Unie en haar leider [diktator] Stalin speelt Hitler in de kaart. Allerlei rechtse en autori­tai­re regimes in Midden-Europa, vanaf de Baltische staten tot en met Griekenland zijn huiverig voor de Russen en hun regime. ……
The dominant influence exercised by Germany thus gives the history of Eastern Europe over the next three years a certain over-all coherence, and also differentiates its phases to correspond with those of Hitler's own policy". [Indep. Eastern Europe, 346]. Intussen is het Duitse rijk van alle kleine landen op econo­misch en ander gebied partner no. één geworden en het is nu zelfs de wens van Gömbös en Kánya om Duitsland en Polen bij het pakt van Rome te be­trekken! Maar deze wens vindt bij Italië en Oostenrijk -en ook in Duitsland- geen gehoor. De Duitsers willen wel nauwer samenwerken met Italië, maar ze willen zich niet verplichten om b.v. de onafhankelijkheid van Oos­tenrijk te garanderen. Bovendien zien de Duitse leiders in Oostenrijk en Hongarije en eventuele andere landen, en zelfs in Italië, geen gelijkwaardige part­ners.
Deste meer is het verrassend dat er vanaf april 1936 onder­handelingen plaatsvinden over een akkoord tussen Oostenrijk en Duitsland. Een "Anschluss" wordt vermeden, maar het verdrag dat tenslot­te op 11 juli 1936 wordt getekend, is voor Duits­land zeer gunstig. Oostenrijk heet nog wel een onafhankelijke staat maar de nazi's geven hun doel, de inlijving van Oos­tenrijk bij het Duitse rijk in feite niet op. Het akkoord van 11 juli 1936 wordt zelfs gezien als een instrument ter bespoediging van een "Anschluss". [Bartalits, 149]. De Hongaarse regering is tevreden en regeringsgezinde bladen zijn optimistisch. Zij juichen vooral over de duidelijk ver­minderde Franse invloed. Andere kranten zijn echter skeptisch en voorzichtiger over de 'verzoening' tussen beide staten.
Het lijkt er evenwel op dat het politieke doel van Gömbös nu pas enige vorm kan krijgen: Oostenrijk en Duitsland en daarmee ook Italië zijn met elkaar verzoend en er zou nu toch een Centraal Europees blok tot stand kunnen komen tussen deze landen en Hongarij­e met misschien ook Polen. Dit blok zou krachtig genoeg zijn om de grenzen in het Donau­bekken te herzien in overeenstemming met Hongaarse belan­gen, zo mag men aannemen. [Bartalits, 161]. De revisionistische politiek van Hongarije, gericht op her­stel van het onrecht, lijkt na meer dan 15 jaren eindelijk vruchten af te werpen. Hierop zinspeelt ook graaf Bethlen in een uitvoerig artikel in de 'Pesti Napló' van 20 augustus 1936. [Bartalits, 157]. Voor alle Hongaarse politici staat evenwel vast dat de Sov­jet-Unie, die zich in 1935 heeft verbonden met Frankrijk en Tsjechoslowakije, nooit invloed op de gebeurtenissen in Midden-Europa mag uitoefenen.
Het optimisme van Gömbös en Von Schuschnigg is na juli 1936 echter veel te groot en te vroeg. Aan de ene kant gaan Oosten­rijkse nazi's door met hun agitatie, en worden de betrekkingen tussen Wenen en Berlijn zelfs slechter, en aan de andere kant komen heel wat Oostenrijkers steeds meer tot de overtuiging, dat alleen de monarchie o.l.v. een Habsburger het land kan redden. Bovendien heeft Italië zich in feite uit Midden-Europa terug­getrokken, slechts enkele maanden nadat Frank­rijk en Engeland hun invloed hier hebben opgegeven.
Het is overigens een zoveelste illusie van Gömbös wanneer hij meent dat het fascistische Italië en nazi-Duitsland alleen al vanwe­ge hun gemeenschappelijke ideologie "natuurlijk" wel nauw zullen samenwerken op alle mogelijke terreinen; het is eveneens een illusie van hem om te den­ken dat zowel de Duce als de Führer Hongarije als een belang­rijke factor zien en het is óók een illusie om te denken dat 'bondgenoot' Oos­tenrijk t.o. Hongarije alle begrip heeft: herhaal­delijk maakt men elkaar verwijten en allerlei toenaderingspo­gingen van Wenen tot Praag worden door Hongarije met groot wantrouwen bekeken. Ook de toenemende kracht van de monarchis­ten in Oostenrijk wordt door Gömbös en anderen in Hongarije beslist niet toegejuicht.
Voor de r.k. hiërarchie en aristokratie, voor vele ondernemers en burgers zou het herstel van de monarchie in Hongarije welkom zijn, maar de positie van de regent Horthy is dan in het geding, en de dreiging van interventie door de buren is zeker niet uitgesloten. De hele kwestie van Hongarije's binnenland­se stabiliteit zou hiermee zelfs ongewild opnieuw naar voren komen, juist terwijl Horthy zo verheerlijkt wordt als de enige sta­biele factor te­midden van de politieke onzekerheid. [Bartalits, 155]. Minis­ter Kánya ziet zich dus gedwongen om Von Schuschnigg te waarschuwen [augustus 1936]. Wel probeert men zelf in juli 1936 de betrekkingen met Joegoslavië te verbeteren, vooral nadat is gebleken dat de Itali­aan­se invloed in Midden-Europa sterk is verminderd.

top

Nu alleen Duitsland als machtige factor in Midden-Europa is overgebleven, wil de ene na de andere politieke leider in het midden van Europa zich op z'n minst wel eens op de hoogte [laten] stellen van deze nieuwe situa­tie.
Aldus brengt het Hongaarse staatshoofd Horthy van 21 tot 26 augus­tus 1936 zijn eerste buitenlandse bezoek sinds z'n regentschap [!] aan Oosten­rijk en Duitsland en het [privé-] bezoek aan Oostenrijk staat uiteraard in het teken van hartelijke en vertrouwelijke betrekkingen die op een eeuwen­lange traditie en een gemeenschappelijke bestemming berusten. [Bartalits, 159]. Onmiddellijk daarna wil de Regent dan ook eindelijk eens kennismaken met Hitler op de Obersalzberg in Berchtesgaden, vlak over de grens in Duitsland.
Kritische nieuwsgierigheid en zeker geen sympathie is hier­bij de voor­naamste reden en stellig is hij op de hoogte van de inhoud van de brief die z’n gezant Sztójay kort daarvoor schreef aan min.v.buitenl.zaken Kánya: “Naar Hitlers opvatting is het voor Hongarije niet doelmatig om de revisie van de grenzen zo uitdrukkelijk te benadrukken, want dan keren de landen der Kleine Entente, etc. zich tegen ons en blijven waakzaam. Hij [Hitler] sympathiseert met ons maar hij vindt het vastleggen van de Hongaars-Duitse betrekkingen in concrete vorm nu niet doelmatig”.
De Hongaarse rijksbestuurder Miklós Horthy moet Hitler er maar van overtuigen dat de Hongaren hun geduld niet verliezen en zich niet in ’avontuurlijke ondernemingen’ storten en ook de gemeenschappelijke belangen in antibolsjewistische richting steeds voor ogen houden”. [Budapester Zeitung, 1000 Jahre Ungarn, deel 22, 18 febr. 2002]…… Het bezoek aan Hitler -een gesprek van drie en een half uur- draagt nog meer een privé-karakter en staat in het teken van ”de ontwikkeling van de Europese contacten”, terwijl Hitler o.a. meent dat een conflict tussen het bolsjewistische èn de burgerlijke-autoritair geregeerde staten onvermijdelijk is. Horthy raakt er hier ook van overtuigd dat een “Anschluss” van Oostenrijk er ”op den duur vanzelf zal komen zodra de oude generatie uitsterft”. [idem]. Uiteraard legt Horthy ook hier alle nadruk op z’n revisionisme en antibolsjewisme en hij beschouwt [zegt hij] Roemenen en Serviërs als verraderlijk en minderwaardig: over de relaties met de buurlanden is hij dus zeer pessimistisch. Hij denkt ook dat Duitsland en Hongarije [eventueel samen met Polen en Oostenrijk] de ČSR wel kunnen vernietigen en hij rekent daarbij op een stilzwijgen van Britten en Fransen en van de USSR die volgens hem geen interventie aandurven…. Dit overleg heeft onder vier ogen plaats. Hitler maakt op Horthy overigens de indruk van ”ein sehr liebenswürdiger Gastgeber", [Horthy, 179] die geïnteresseerd is en vragen stelt.
Hij overvalt -de hier en daar toch argeloze- Horthy b.v. met de vraag: ”Wat zou u doen als u de politieke koers van Duitsland kon bepalen?” waarop Horthy -de vroegere admiraal- antwoordt: ”Ik zou alles op alles zetten om tot nauwe vriendschap met Engeland te komen”. Hij legt Hitler dan uit waarom volgens hem de Engelsen met zulke geringe middelen de wereld tot orde konden brengen: De Engelsen hebben altijd begrepen dat ze waardering van de lokale bevol­king moeten zien te krijgen, welstand moeten brengen, lokale conflicten beëindigen, een niet corrupt bestuur moeten bren­gen, geen politiemethoden om de inheemse bevolking naar hun eigen model te vormen! "Ik had de indruk dat Hitler een "Massvoller und kluger Staatsmann" was en ik was hierin niet de enige", aldus Horthy bijna twintig jaar later....
Horthy laat van zijn kant Hitler iets weten over de situatie in het Donaubekken en maakt hem duidelijk dat hij een fel tegenstander is van de Sovjet-Unie, maar voor een oorlog voelt Horthy ook niets, hoewel hij ervan overtuigd is, dat het vroeg of laat tot een krachtmeting zal komen, "en wij moeten ons allen op dat moment voorbereiden".
"Er is geen rust, veiligheid en geluk voor de mensheid, zo­lang we de Sovjets niet hebben verslagen", aldus schrijft de Hon­gaar­se re­gent Hitler [Horthys Geheimschriften, aangehaald door Weidlein, Gosztony, 64], die zelf immers na de ondergang van het commu­nisme in z'n land aan de macht is gekomen. Wat Horthy betreft moet ook "het kankergezwel Tsjechoslowa­kije" door Duitsland en Hongarije samen worden vernietigd. [Weid­lein, Ung. Revisionspolitik, 7].
Horthy raadt Hitler ook aan om geen conflict met Groot-Brittannië te zoeken; want de Britse vloot is oppermachtig… “Men moet behoedzaam zijn en een land als Engeland, dat over een enorme reserve aan kracht beschikt, niet onderschatten of provoceren”, aldus Horthy tegen Hitler en later komen ook von Neurath [buit.z.] en von Blomberg [def.] hier ook bij. Men kan [later] zeggen dat deze ontmoeting de meest hartelijke en plezierige van de zes tussen Horthy en Hitler is. Beiden hebben wel respekt voor elkaar en Horthy vindt Hitler een gematigd en wijs staatsman:…”hij lijkt welgemanierd en redelijk”…. en zelfs een vertegenwoordiger van de oude conservatieve Duitse militaire traditie zoals de voor Horthy bekende en betrouwbare von Blomberg heeft immers geen tegenwerpingen tegen samenwerking met de nazi’s”. [o.a. Sakmyster, 190-192].
Vooral in Westerse en Tsjechische kring kent men evenwel veel meer betekenis aan dit bezoek toe dan in werkelijkheid het geval is. Men vraagt zich b.v. af of er in Midden-Europa een krachtig, nieuw antibolsjewistisch blok van Italië en Duitsland, Polen, Hongarije en Oostenrijk tot stand komt als tegenhan­ger van het verbond tussen Frankrijk, de ČSR en de USSR..… Wat Rusland betreft neemt het Hongarije van Horthy zeker geen uitzonderings­positie in: ook Polen en Roemenië, Duitsland en Italië, Bulga­rije en Finland, en allerlei andere landen in Centraal-Europa zijn zeer beducht voor de potentiële macht van het enorme Rusland en zijn diktator Stalin.
De gebeurtenissen in Europa nemen met het hernieuwde optreden van Duitsland en Rusland een soort onafwendbare loop en de vrijheid van handelen van de kleine staten, zoals Hongarije, die gelegen zijn tussen de beide kolossen, Duitsland en Sovjet-Rusland, wordt steeds meer beperkt. [Horthy, 167]. ”Toch heeft Hongarije meer en energieker dan anderen gepro­beerd om haar vrijheid van handelen te houden”, aldus Horthy, hoewel het land alle redenen had om een andere "orde" te wensen en hoewel Hongarije heeft geprobeerd om een stabiliseren­de factor in het Donaugebied te zijn, heeft men met ons geen verzoening geprobeerd te bereiken. [idem, 168].
Maar het kan niet worden ontkend dat óók in Hongarije -vooral door de internationale politieke ontwikkelingen en hiermee in verband door het optreden van Gömbös- sprake is van een zekere polari­satie in de binnenlandse politiek en onzekerheid in de buitenlandse politiek, b.v. ten opzichte van het énige vriendschappelijke buurland en de bondgenoot Oostenrijk, waarvan het Duitse rijk nauwelijks of niet de onafhankelijkheid erkent!! Maar intussen ziet men vanuit Buadapest -óver Oostenrijk heen- ook de voordelen van een nauwere politieke en economische samenwerking met Duitsland.
Mede door de snelle opvoering van de oorlogsproduktie is in het Derde Rijk het probleem van de werkloosheid geleidelijk verdwenen, hetgeen voldoende is om de in politiek opzicht vrijwel ongeschoolde massa in Oosten­rijk voor de gedachte van een “Anschluss” en in Honga­rije voor een pro-Duitse politiek te winnen. [Bartalits, 156/157].
Merkwaardig is overigens dat juist in de tijd van Horthy’s eerste bezoek aan Hitler, augustus 1936, de Hongaarse regent ervan overtuigd lijkt dat de would be dictator Gömbös moet verdwijnen. Steeds meer groeide het wantrouwen en tenslotte concludeerde Horthy wat Bethlen ook al zei: “Gömbös is geen echte gentleman”. Hij raadt deze ernstig zieke premier uiteindelijk aan om [na een Duitse uitnodiging] voor z’n herstel naar een nierkliniek in München te gaan, in plaats dat hij hem moet ontslaan…
Na een maandenlange [nier-] ziekte overlijdt Gömbös op 6 oktober 1936 in München en hiermee begint een nieuwe fase in de Hongaarse politiek. Niemand bij extreem-rechts kan déze premier n.l. opvolgen: hij was erg populair en had prestige, wat anderen niet hadden! [Sakmyster, 192-193]. Toch blijft er veel onvrede over de mislukkingen van Gömbös bestaan en heel wat mannen lopen er vervolgens rond met plannen voor een rechtse coup of iets dergelijks. [Sakmyster, 196]. Zie hierboven.
Bij de begrafenis van Gömbös op 11 oktober in Budapest is ook Goering aanwezig die nota bene vol trots verkondigt: ”Wij willen de interne situatie in Oostenrijk niet verstoren, hoewel twee divisies genoeg zouden zijn om het land in korte tijd te overrompelen” en….”Wij zullen niet dulden dat het Duitse Sudetenland onder Tsjechische heerschappij verkommert” en het is duidelijk dat deze woorden ervan getuigen dat de oorlogsplannen van het Duitse rijk zich al in een vergevorderd stadium bevinden en de houding van Hitler -die níet voor 100 % achter de Hongaarse plannen voor grensrevisie  staat- brengt bij de Hongaarse politici ontgoocheling teweeg…..[Budapester Zeitung, 1000 Jahre Ungarn, deel 22, 18 febr. 2002] maar zelfs de begrafenis van Gömbös als burger, en níet als soldaat, zet al kwaad bloed bij Goering, die hierna nooit meer Hongaarse bodem betreedt. [Macartney, Oct. I, 177]. In 1936 blijkt ook dat zowel Oostenrijk als Hongarije moeilijkheden met de Duitsers krijgt.

top