< Terug

12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939

12.23 De buitenlandse politiek van Hongarije, oktober 1936 
          tot de “Anschluss” maart  1938.

Na de dood van Gömbös is de Duitse regering aanvankelijk zeer kritisch en koel tegenover Hongarije want Darányi laat immers aan de Duitse ambas­sadeur meedelen dat het privé-akkoord van Gömbös met Goering niet meer geldt en het lijkt er dus wel op dat de Duitsers de invloed in en de druk op Oostenrijk weten te vergroten en tegelijk die in Hongarije verliezen... De Duitse houding ten opzichte van Hongarije verandert dan ook danig en men gaat véél meer met ontevredenen, met extreemrecht­se, fascistische groepen in dat land samenspan­nen, de moei­lijkheden met de Duitse minderheid extra aanwakke­ren, en andere subversieve aktiviteiten ondernemen. Het vertrouwen van ‘Berlijn’ in de Hongaarse regering is kortom na de dood van Gömbös sterk afgenomen.
Ook wordt het toerisme van Duitsers naar Hongarije bevor­derd, maar die duizenden Duitsers moeten vooral parallellen trekken tussen het nieuwe, progressieve en sociale Duitse rijk en de achtergebleven en feodale verhoudingen in Hongarije. Bovendien kunnen zij dan de tegenstelling zien tussen hoe Duitsland het Joodse probleem aanpakt en hoe daarentegen het hele maatschappelijke leven in Hongarije nog altijd is doortrok­ken van de aanwezigheid van Joden. [Nagy-Talavera, 124].
Toch kondigt -ondanks deze Duitse houding- Darányi geen echte wijzi­gingen aan. “De buitenlandse politiek blijft onge­wijzigd, Hongarije wil sterkere vriend­schap met Oostenrijk en Italië, meer aandacht voor de traditi­onele betrekkingen met Duitsland, en acht zich met Polen en Bulga­rije verbonden”. Darányi legt ook nadruk op de noodzaak van vriend­schap­pelijke betrekkingen met Groot-Brit­tannië en Frank­rijk en de samenwerking van Hongarije met haar vrienden is tegen niemand gericht, aldus de nieuwe pre­mier. “Hongarije koestert ten aanzien van geen enkel land vijandige bedoelin­gen en het heeft de afgelopen 16 jaar naar niets anders dan naar vrede met elk land in Europa gezocht, zelfs met de landen van de Kleine Entente”, aldus de minister van buitenlandse zaken Kánya in het parle­ment op 29 oktober 1936. [Bartalits, 169].
Wel volgt de Hongaarse regering [al sinds vele jaren] met grote aandacht het lot van de Hongaarse minderheden in de buurlanden, maar ”wij moeten constateren dat de Volkenbond op het terrein van bescherming van de minderheden niet tegen z’n nobele taak is opgewassen!” Van de 458 petities die door etnische minderheden bij de Volkenbond zijn ingediend, zijn er slechts 7 bij de Volkenbondsraad gekomen, maar toch zal de Hongaarse regering verbetering van het lot der [Hongaarse] minderheden slechts met wettige middelen nastreven”, aldus de premier volgens de “Pester Lloyd”. [KHA, 2508]. Van Darányi hoeft Hongarije dus niet de spil van een soort revisionistisch blok in Midden Europa te worden of te blij­ven, zoals Gömbös zich dat had voorgesteld.
Men is het algemeen ook wel eens over het feit dat Hongarije zich níet geheel moet vast­klampen aan één van de totalitaire grote mogendheden: Samen­werking is gebo­den maar nieuwe afhankelijk­heid wil men niet.
Met de Kleine Entente heeft Hongarije al eerder laten merken pas te willen onderhandelen op basis van volledige mili­taire en juridische gelijkwaardigheid. Hierop heeft Gömbös eerder ook aangedrongen want 15 jaar na de vrede moet er ten­slotte eens een einde komen aan de rechtsongelijkheid van Hongarije en moet dit land door z’n buren niet langer worden vernederd, maar erkend worden als gelijkwaar­dig. Ook hierover is vrijwel iedereen in het land is het met Darányi eens. Van toenadering tot b.v. de CSR kan alleen sprake zijn als de Kleine Entente de militaire rechtsongelijkheid van Honga­rije erkent en aan de Hongaarse minderheden autonomie ver­leent en dat wordt in oktober 1936 nog eens bevestigd door Kánya in een gesprek met de nieuwe Oostenrijkse staatssecretaris van buitenlandse zaken die een bezoek aan Budapest brengt. [Barta­lits, 167].
De Oostenrijkse aandrang bij Hongarije om zich met de Kleine Entente, met name met de ČSR, te verzoenen en zo de spanningen in het Donaugebied te verminderen heeft 1936/37 dus ondanks alle overleg opnieuw geen enkel resultaat. In Hongarije ziet men overigens de toenadering tussen Oosten­rijk en de ČSR vooral als een poging van Praag om ‘Wenen’ in te palmen en via intriges Oostenrijk in de sfeer van de Kleine Entente te trekken. Geruchten doen in Praag zelfs de ronde dat er een alliantie van Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Hongarije in de maak is, met het doel -zo zegt men in Budapest- om Hongarije verdacht te maken in Berlijn. Dat alles wekt con­sternatie, des temeer omdat tegelijkertijd de Duitsers binnen Hongarije aktief worden. [Baross, 14].
De aandacht van het Duitse rijk concentreert zich echter niet op Hongarije, maar op Oostenrijk, en de kleine buren van Oostenrijk [Hongarije, de ČSR] mogen dan welwillend zijn, het is voor Oostenrijk toch vervelend dat het als klein land onmogelijk is opgewassen tegen de beide grote buren, Italië en Duitsland die zich juist in oktober 1936 verzoenen! Steeds meer lijkt voor de Oostenrijkers het herstel van Habsburg de énige mogelijk­heid om aan de Duitse druk te ont­snappen, en de onaf­hankelijk­heid te bewaren……..
Dat wordt nog eens bevestigd door een conferentie van de ministers van buitenlandse zaken van de bondgenoten, Italië, Hongarije en Oostenrijk in november 1936 in Wenen. Ciano kan [wil!] dan immers geen echte hulp van Italië aan Oostenrijk beloven en hij houdt een slag om de arm waar het de toenemende Duitse invloed betreft!
Ook in Hongarije zijn overigens de legitimisten, zoals de graven Antal Sigray en István Csekonics -beiden r.-kath. groot­grondbezitters-, zeer aktief, want naarmate de invloed en macht van de over­winnaars van 1918/20 duidelijk minder wordt, meent men uiter­aard dat het herstel van het ko­ningschap [onder de nu 24-jarige Otto von Habsburg] een enorme stimulans voor een alge­meen herstel van het oude, histo­rische Hongarije, en daarmee van “a boldog békeidö”, de goede oude tijd van vóór de oorlog, kan en zal beteke­nen. Oostenrijk en Hongarije zouden m.a.w. samen weer een macht van bete­kenis kunnen vormen zonder al die hinderlijke bemoeie­nis van de Grote Mogendheden en van b.v. de Kleine Entente. Het zeer sterke gevoel van lotsverbondenheid met Oostenrijk en de diepe monar­chistische overtuiging zijn in Hongarije ook nog altijd springlevend!……

top

Tegelijk wordt echter duidelijk dat in Berlijn zoiets nooit zal worden getolereerd en dat men in Rome vindt dat “men dit niet moet forceren, omdat de samenwerking tussen Italië en Duitsland dan wordt verstoord”. [Bartalits, 180]. Aan het einde van 1936 laat Hitler tegenover de Hongaarse minister van binnenl. zaken Kozma ook zijn bezorgdheid i.v.m. een eventueel herstel van Habsburg merken: “Horthy wordt stra­ks [in 1938] 70 jaar, en wat gebeurt er in Buda­pest als hij er niet meer is?” Kozma stelt Hitler echter ge­rust: Horthy zal in zijn politiek testament twee  of drie namen noe­men, en het Hongaarse parlement zal hieruit iemand kie­zen. [Gosztony, 69]. Zie hierboven.
In Hongarije merkt men intussen dat Duitsland toch niet het land is waarvan men alleen maar hulp kan verwachten. De druk vanuit Berlijn wordt namelijk steeds meer gevoeld en overal manifesteert de Duitse “Führer” zich: zelfs Hitler dringt b.v. bij de Hongaren aan op verbetering van de betrekkingen met de buurlanden van de Kleine Entente.... en hij meent zelfs dat de Hongaarse revisionistische politiek een “potentiële aantas­ting van het anti-bolsjewistische bol­werk dat de Zuidoost-Euro­pese landen vormen, betekent”.
Daarentegen worden met name Roemenië en Joegoslavië in Berlijn gezien als belangrijker exponenten van het anticommunisme dan Hongarije! [Bartalits, 173] en deze beide landen gelden zelfs als belangrijk omdat ze méér dan Hongarije voor Duitse invloed toegan­kelijk zijn. Hongarije zal dus, aldus Hitler, haar aanspraken op herziening van de grenzen moeten opgeven, of tenminste sterk moeten matigen……
Het wordt m.a.w. de Hongaarse leiders duidelijk gemaakt dat Hitler veel meer economisch en strategisch belang heeft bij Roemenië [olie, graan] en Joegoslavië dan bij Hongarije, en ook bij Tsje­cho­slo­wakije heeft Hitler belang!
Vooral Goering laat nogal eens merken dat hij voor Hongarije weinig of geen sympathie heeft maar wèl open staat voor garan­ties voor Roemenië en voor Hitler geldt in feite hetzelfde: Het Duitse rijk is, zo verzekert de Führer, niet geïnteresseerd in de revisionistische ambities van Hongarije tegenover Roemenië, maar wèl in goede betrekkingen met Roemenië. De Duitse invloed neemt in Midden Europa nu zeer snel toe en samen met Italië treedt het Duitse rijk op als Grote Mogend­heid die nu ten koste van Franse invloed haar hegemonie wil vestigen.
Tegenover allerlei landen in het “Südostraum” zijn de Duit­sers vriendelijk en welwillend en de Kleine Entente verliest door dit alles snel haar betekenis maar het is óók duidelijk dat Italië in het Donaugebied nooit haar invloed en macht kan laten voelen en dan wordt de onderge­schikte positie van de Duce geleidelijk zichtbaar…..
Op 1 november 1936 verklaart Mussolini in Milaan zelfs dat het juist op 25 oktober gesloten verdrag van samenwerking en wederzijdse steun tussen Duitsland en Italië moet worden beschouwd als een As, waaromheen andere landen in Europa zich ook kunnen scharen, hoewel de term “As” van Gömbös afkom­stig is!
Italië zal -wat Hitler betreft- in het Middellandse Zeege­bied haar invloed kunnen uitbreiden en Duitsland kan -wat Mussolini betreft- naar het oosten van Europa in het Donaugebied en in de Baltische landen, de Oostzeelanden, haar invloed uitbreiden. Precies een maand na het verdrag met Italië sluit Duitsland ook een “Anti-Komintern-Pakt” met Japan, en op 6 november 1937 sluit Italië zich hierbij aan.
Op 17 november 1936 komt de Italiaanse minister van buiten­landse zaken, graaf Ciano, naar Budapest voor een vriendschappelijk bezoek en daarbij kan hij Hongarije geruststellen. Hij zegt b.v. tegen Kánya: “Ita­lië zal z’n goede Hongaarse vrienden nooit opoffe­ren voor Itali­aans-Joegoslavische betrekkingen”. [Weidlein, Revisions­pol., 9]. Maar nog belangrijker is het bezoek dat Horthy een week daarna aan de beide Hongaarse bondgenoten, Italië en Oosten­rijk, brengt. Van 25 november tot 1 december 1936 gaat Horthy voor de tweede maal op een officieel buitenlands bezoek, naar Italië. Hij is hier de gast van de Italiaanse koning en wordt zeer vrien­delijk en met alle eer in Rome ontvangen. Hongarije is immers een trouwe bondge­noot van Italië en bovendien spreekt Horthy goed Itali­aans, maar “het bezoek heeft geen speciale betekenis”, zo wordt officieel gezegd. [KHA 2560].
Op de terugweg doet de Hongaarse Rijksbestuurder [Regent] ook Wenen aan, uitge­nodigd door de Oostenrijkse president en, hoewel ook met Oosten­rijk al enkele jaren goede betrekkingen bestaan, is de oud-commandant van de Oostenrijks-Hongaarse vloot, admiraal Horthy toch wat weemoedig:
Helaas is Oostenrijk een republiek en de door hem zo vereerde en gerespekteerde keizer en koning Franz Joseph I leeft al 20 jaar niet meer. Horthy vraagt zich n.l. bij moeilijke problemen nog vaak af: “Wat zou Z. M. Franz Joseph hebben gedaan in dit geval?”…. In de 20e eeuw doet dit wereldvreemd aan, maar deze admiraal leeft nog in de tijd van de Habsburgse dynastie en de K.u.K.-marine. [Gosztony, 64/65].
Horthy had immers destijds geen politieke ervaring, hij was intellectueel gezien iemand met op z’n best bescheiden kwaliteiten en zijn kijk op politieke zaken en de Europese diplomatie waren buitengewoon bekrompen en eenvoudig [unsophisticated].

'Balatonmeer, Hongarije', foto van Éva Besnyö, 1931

top

De buitenlandse politiek liet hij eigenlijk aan ministers over en veel buitenlandse diplomaten en staatslieden die hem spraken waren ervan overtuigd dat hij slecht was geïnformeerd en aandoenlijk simplistisch in z’n kijk op de internationale relaties. [Sakmyster, Inl., blz.VI]. Evenwel: hij wordt in Rome als staatshoofd met koninklijke eer ontvangen!….. Toch is -door de vorming van de “As” in oktober 1936- de betekenis van het bondgenootschap van Hongarije, Oostenrijk en Italië, de “Protokollen van Rome”, ook minder geworden. Direkte oorzaken hiervan vormen de al eerder genoemde bemoeienis van de Itali­anen met Oost-Afrika [de moeizame bezetting en pacificatie van Abessynië] en de zéér sterk toegenomen Duitse handel met -en het belang van- alle landen in het Zuidoosten van Europa. Van Italië heeft Honga­rije in verband met haar revisionistische buitenlandse politiek dus niet veel meer dan morele steun te verwachten.
Ondanks allerlei verklaringen vanuit Budapest rekent ook Hongarije vanaf 1936 in het algemeen steeds meer op het Duitse rijk, vooral wanneer het om belan­gen ten opzichte van Tsje­choslowakije gaat en Honga­rije wenst de teruggave [eventueel herovering] van het verloren Slowa­kije en de Karpaten-Ukraïne, of op z’n minst de door 700.000 Hongaren bewoonde zuidelijke delen ervan. Naar buiten wordt de vriend­schap tussen Hongarije en Duitsland steeds benadrukt, maar …. het blijkt dat ook de westerse mogendheden, Engeland en Frankrijk, ten opzichte van Duitsland een vreedzame politiek wensen te voeren; géén confrontatie of oorlog, maar overleg, appeasement en verzoening is het parool in Londen en Parijs! Zelfs aan Tsjechoslowakije wordt door Hitler een non-agres­siepakt aangeboden, maar dit is, zegt men later, nooit ernstig gemeend en aan de voorwaarde dat de ČSR moet breken met Frank­rijk en met de USSR, zal ook nooit worden voldaan....

Tegenover de onnoemelijke hoeveelheid Duitse kranten die nu in Hongarije verschijnen, staat n.b. nu voor het eerst zelfs een tijdelijk verbod op de zeer gerenommeerde onafhankelijke, gezaghebbende burgerlijke, liberale Duitsta­lige Hongaarse “Pester Lloyd” in Duitsland, en daardoor worden anti-Duitse gevoelens in Honga­rije aangewak­kerd. [idem]…… Ook een aantal liberale bladen levert geregeld kritiek op Duitse methoden en eisen en omgekeerd levert Berlijn ook kritiek op de regering in Budapest……Er bestaat dus enige tijd de zeer reële mogelijkheid dat Hongarije Duitsland als vriend en beschermheer van alle drie staten van de Kleine Entente zou aantreffen [Macartney, Oct. I, 193], maar daarmee in feite machteloos is…..

Hongarije gedraagt zich volgens menige nazi-leider zelfs op­drin­gerig en agressief. ”Dat land wenst de toon aan te geven voor de Duitse politiek in zuidoostelijke rich­ting, en meent op een speciale plaats in de “Deutsche Interessensphäre” te mogen rekenen”. Hongarije biedt zelfs steeds opnieuw militaire samenwerking aan het Duitse rijk tegen de Kleine Entente aan, maar in Berlijn is men alleen in de ondergang van Tsjechoslowakije geïnteresseerd. Hongarije lijkt daarentegen in het Donaugebied uitsluitend de status quo ante [van vóór 1918] te willen herstellen, m.a.w. haar eigen historische grootheid te willen restaureren en hiervan zijn de Duitsers niet gediend! “Hitler-Duitsland”, het Derde Rijk, betekent overigens in allerlei andere opzichten ook geen herstel van het vroegere “Wilhelminische” keizerrijk te willen! Maar ook Italië lijkt voor Hongarije niet meer interessant: Zelfs sluit Italië met Joegoslavië op 25 maart 1937 een vriendschapsverdrag op basis van de bestaande grenzen, ondanks het feit dat Hongarije hierover zeer beledigd en verontwaardigd is!! Mussolini heeft dus -behalve mooie woorden- niet veel te bieden en de Verdragen van Rome worden steeds minder van betekenis. De Hongaarse belangen worden door Italië blijkbaar gemakkelijk opgeofferd [Ádám, Richting S., 115/116].
Wel heeft de steun en financiële hulp van Italië veel betekend voor de aanleg van [dan] één van de grootste vliegvelden van Europa bij Budaörs ten zuidwesten van Budapest, dat op 20 juni 1937 feestelijk wordt geopend door de Italiaanse minister van luchtvaart Balbo. Maar ook dit lijkt meer op een stunt: Hongarije heeft een permanent begrotingstekort en kan een dergelijk groot vliegveld eigenlijk niet eens betalen en onderhouden. Toch zorgden de berichten over de aanleg ervan al voor opwinding in Praag waar de regering voor de zoveelste maal de beschuldigende vinger verheft tegen Hongarije. Maar ook de grote vriend van de ČSR, Frankrijk, blijkt zich niet meer tegen de herbewapening van Hongarije te verzetten en al onder Gömbös kreeg Hongarije van het Franse concern Creuzot-Schneider een lening van een half miljoen voor de aanschaf van munitie in verband met de plannen voor herbewapening…….  [Károlyi, Faith without Illusion, 278/279].
Het isolement van het weerloze Hongarije is dus bezig te verdwijnen en dat blijkt nog eens als Joegosla­vië’s beide oude bondgenoten van de Kleine Entente beledigd zijn over het Joegoslavisch-Italiaanse verdrag, en vinden dat, als Joegoslavië [hierna] een akkoord met Hongarije wil sluiten, het éérst de beide andere leden moet raadplegen.
Het lijkt erop alsof Eckhardt, de leider van de Kleine Grond­bezitters, gelijk krijgt: “Een rustige ontwikkeling van Honga­rije en andere Donaulanden kan alleen indien deze volken gezamenlijk erin zouden slagen om de steeds toenemende poli­tieke en economische in­vloed van de grote mogend­heden uit dit gebied te bannen”, aldus Eckhardt op 22 november 1936 in een rede in Mis­kolc. [Bartalits, 175]. Hiervan is echter geen sprake.
Vanaf maart 1937 doet zich dus ook de vraag voor of Honga­rije misschien door het Duitse gedrag dan tóch wordt gedwon­gen om veel aktiever toenade­ring tot en verzoening met de Kleine Entente te zoeken, in plaats van zich nog langer te verlaten op Duits­land dat immers de binnenlandse orde in het land bezig is te ondermij­nen, en b.v. de Oostenrijkse kanselier Von Schuschnigg dringt op een dergelijke verzoening ook nog eens aan tijdens zijn bezoek aan Budapest in maaart 1937. Maar ook dán wordt in Budapest herhaald dat van de Kleine Entente mag worden verwacht dat ook zíj concessies doet en dat Oostenrijk en Hongarije door de buren als gelijkberechtigde en gelijkwaardige partners moeten worden behandeld. Bovendien moet de positie van de Hongaarse minderheden in deze buurlanden wettelijk worden geregeld.....

”Het is”, aldus Kánya eind mei 1937 in het parlement in Buda­pest, ”nu aan de Kleine Entente om voorwaarden voor een vreed­zame samen­werking in het Donaugebied te scheppen... en het is niet de regering-Darányi die haar houding moet veranderen om norma­lisering van de betrekkingen mogelijk te maken!” Volgens Kánya heeft Budapest alles gedaan om normale betrekkingen met de buren aan te knopen. [Bartalits, 202]. Maar zelfs vanuit Rome en Berlijn wordt de Hongaarse regering opgewekt om de betrekkingen met Joegoslavië te verbeteren.
Het bezoek van de Oostenrijkse president Miklas en kanselier von Schuschnigg aan Budapest van 2 tot 6 mei 1937 doet echter al het andere even vergeten: hartelijke vriendschap, traditionele verbondenheid en wederzijdse steun worden nog eens bevestigd, maar de “volledige overeenstemming en de vaste wil [van beide buurlanden] om in de toekomst eendrachtig verder te gaan” kunnen niet verhullen dat Goering even later in Joegoslavië zegt dat “alleen een Zusammenschluss [met Duitsland] het Oostenrijkse probleeem definitief kan oplossen”. [Bartalits, 191/192].
Beide kleine landen hebben dus redenen genoeg om bang te zijn voor toenemende Duitse druk en ze willen hun onafhan­kelijkheid handhaven, en de Hongaarse leiders wijzen er zelfs op dat Oostenrijk……níet de Habsbur­gers moet herstel­len, want dat zou door Berlijn worden aange­grepen als “casus belli”…….
De beide landen, Hongarije en Oostenrijk, zouden ook wel toenadering tot Polen en Joegoslavië willen en de vriendschap met Italië willen uit­breiden maar dat men dit streven “naar een anti-Duits blok” [!] in Berlijn afwijst en wil tegenwerken spreekt vanzelf en in Budapest voelt men ook niets voor zo’n formeel blok.
Ook het officiële bezoek van de Italiaanse koning Victor Emanuel III samen met z’n vrouw en z’n minister van buiten­landse zaken graaf Ciano [de schoonzoon van Mussolini] aan Buda­pest vanaf 19 mei 1937 maakt duide­lijk dat Italië, ondanks de schijn van het tegendeel, nauwe­lijks meer bezwaren heeft tegen een “Ans­chluss”.

top

Italië heeft buurland en bondgenoot Oosten­rijk immers al ruim een half jaar geleden laten vallen en kan voor het nog verderop gelegen Hongarije in feite helemaal niets betekenen! Ook hier geldt dus: ondanks de schitterende ontvangst, de pracht en de praal, de adel [de magnaten] in de historische feodale kledij en vele andere plechtigheden ter ere van het koninklijke bezoek uit het land dat de eerste bondgenoot van Hongarije was, vermindert de Italiaanse invloed in dit land duidelijk!.........
Toch wenst Hongarije de vriendschap met Duitsland te handha­ven, ondanks alle ondermijnende aktiviteiten van rechts-radi­kalen, want beide landen vormen, aldus de sceptische min.v.buitenl.zaken Kálmán Kánya in mei 1937 “een belan­gengemeenschap van politie­ke en economische aard”, maar er wordt tegelijk ook op gewe­zen dat Honga­rije de banden met àlle grote mogendheden wil en moet hand­haven. [Barta­lits, 204].
Intussen krijgt men o.a. in Budapest vanaf het voorjaar van 1937 helaas de stellige overtuiging dat van Franse en Britse kant geen enkele hulp voor een onafhankelijk Oostenrijk is te verwachten: beide westerse mogendheden willen nu vooral de vrede in Europa handhaven, wensen een compromis met Hitler, en vinden een “Anschluss” en Duitse invloed in Tsjechoslowa­kije [met z’n drie miljoen Duitsers] eigenlijk goed te begrijpen.
Intussen heeft Hitler [wat men niet weet] overigens al besloten tot de Anschluss van Oos­tenrijk en tot de liquidatie van Tsjechoslowakije en gewapend verzet of zelfs een oorlog zal dat alles niet meer oproepen, zo meent men in Berlijn zeker te wete­n. Ook de Italia­nen hebben van de Führer te horen gekregen dat zij zich zullen moeten neerleggen bij de Anschluss en in juli 1937 is de Duitse Wehrmacht al klaar met de plannen voor vernietiging van de ČSR. Aan Hongarije heeft men hierbij zelfs een belangrijke rol toegedacht: ‘De Duitse regering wil het Hongaarse revisionisme gebruiken voor het realiseren van de eigen imperialistische doelstellingen’ [Allianz, 26], en daarom dringt men in Budapest al aan op overleg tussen de generale staven, maar men vindt tenslotte het risiko toch nog te groot…. 
In juni 1937 bezoeken ook de Duitse ministers Von Neurath, buit.z., en Von Blomberg, defensie, Budapest, en voeren met de Hongaarse regering overleg en “de vasthoudendheid en oprechtheid van de Duits-Hongaarse vriendschap is slechts bevestigd, en zal ook in de toekomst een belangrijk bestanddeel van de arbeid tot wederopbouw van het Donaubekken zijn”, aldus het officiële communiqué dat ook spreekt van wederzijds vertrou­wen. “Beide landen willen geen blok vormen maar de opvattin­gen van beide regeringen stemmen volledig overeen, en men wil een verdere ontwikkeling van de vriendschap ten bate van vreedzame doeleinden”.... [KHA 2826/2827]. Toch bereikt, ondanks deze fraaie woorden, het wantrouwen van de Hongaren tegen de Duitsers in juni 1937 een hoogtepunt. Voor het Duitse rijk is men intussen in Budapest n.l. toch huiverig geworden want  Hitler blijkt het Hongaarse revisionisme immers niet te steunen, hoogstens te willen gebruiken, maar wil vooral dat Hongarije toenadering tot Roemenië en Joegoslavië zoekt!….
De Hongaarse regering wil dan inderdaad de betrekkingen met Joego­sla­vië wel verbeteren. Dit land heeft onder Duitse druk in 1937 n.l. de be­trekkingen met b.v. Bulgarije en Italië al sterk verbe­terd, akkoorden met deze landen gesloten en zich ermee ver­zoend. Alle problemen zal men vreedzaam oplossen.
Hongarije is tot zo’n soort akkoord ook wel bereid. Het heeft in 1935 alle steun aan de Kroatische Ustasa’s gestaakt, en men beschouwt in Budapest de situatie van de 500.000 Hongaren in de Vojvodina toch als heel anders dan b.v. die van de 1,6 miljoen Hongaren in Roemenië. Zevenburgen [Erdély] waar de Hongaren zwaar onder druk staan van de nationalistische Roemeense overheid, en dit gebied neemt in het historische besef der Hongaren een héél andere plaats in dan de Vojvodina en voor de Serviërs heeft men in Hongarije ook wel enig respekt.
Voor Roemenië heeft men al jaren daarentegen niet veel meer dan verach­ting: dat land heeft in 1916 z’n bondgenoten verraden, en heeft n.b. in 1919/20 méér Hongaars territorium bezet en verworven dan Hongarije zelf overhield en met name het volk en het gebied der Székelyek in Zevenburgen [Erdély] wordt als authentiek Hongaars beschouwd. Toch wordt in dit land alom het Hongaarse onderwijs gehinderd, scholen zijn gesloten, grote orthodoxe kerken zijn prominent soms naast katholieke [Hongaarse] kerken neergezet met een íets hogere toren om duidelijk aan te geven dat Roemenië hier voor altijd de scepter zwaait en men schildert de meer dan 1,5 miljoen Hongaren af als barbaren, die dit Ţara Romȃneasca [Roemeense gebied] gewapenderhand hebben veroverd en vele eeuwenlang hebben bezet. Om historische feiten hoeft een nationalist zich immers nooit te bekommeren….
Iedere Hongaar heeft daarentegen de overgeërfde [soms onbewuste] overtuiging dat de Karpaten nu eenmaal al 1000 jaar de door God gegeven muur tegen het oosten, tegen die barbaren, tegen Azië, Europa’s eeuwige bedreiging, vormen. [Montgomery, 54]. Beide Balkan-buren van Hongarije zijn overigens intussen streeds meer in Duits vaarwater terecht gekomen en hebben een rechts, autokratisch regime en met name de Joegoslavische premier Stojadinovic doet er alles aan om bij de Duitsers in de gunst te komen. Duitsland wil zelfs op den duur beide grote Balkanlanden gebruiken in een oorlog tegen de Sovjet-Unie en daarom geeft men vanuit Berlijn aan Budapest meerdere malen de raad: geef de aanspraken tegenover Roemenië en Joegoslavië op, en streef naar verzoening met deze landen.
Dan zal de Kleine Entente vanzelf vervallen: Tsjechoslowakije staat dan geïso­leerd en Roemenië en Joegoslavië zullen bij een conflict hun voormalige bondgenoot de ČSR niet helpen [Allianz, 26], maar ook met Tsjecho-slowakije vindt wel overleg plaats en Oostenrijk probeert hierbij zelfs te bemiddelen tussen Budapest en Praag om zodoende verzoening en daarmee rust in Midden-Europa te krijgen.
Hongarije wijst echter deze voorstellen af: vóór er van verzoening en normale, zelfs vriendschappelijke betrekkingen met de buurlanden van de Kleine Entente ècht sprake kan zijn moet eerst de formele erkenning van Hongarije’s recht op militaire gelijkwaardigheid en bewapening komen! Bovendien houdt men in Budapest vast aan de rechten van de drie miljoen Hongaren die als minderheden in deze landen leven: zij moeten het recht krijgen op een eigen bestaan.
Voor de Kleine Entente betekent dit nog altijd: inmenging in binnenlandse aangelegenheden van andere landen en dus wijst men de Hongaarse eisen opnieuw af, en vooral de Tsjechoslowaakse president Benes, al twintig jaar een fervent bestrijder van Hongarije, wijst alle concessies aan dat ’achterlijke, ondemokratische en feodale regime’ in Budapest volstrekt en principieel altijd af. Dat blijkt nog eens in januari 1937 wanneer de Tsjechoslowaakse en Roemeense gezanten in Budapest minister Kánya opzoeken en de normalisering van de onderlinge betrekkingen voorstellen. Ze bieden erkenning van gelijke rechten op militair gebied van Hongarije door hun landen aan, als Hongarije bereid is een non-agressiepakt te sluiten.

top

De Hongaarse min.v.buitenl.z. Kánya wijst echter ook dit af:  Duitsland en Oostenrijk hebben zich ook ‘militair gelijk­berechtigd’ verklaard zónder een tegenprestatie te leveren en Hongarije wenst hierbij dus ook niet aan bepaalde voorwaarden te vol­doen.
In Budapest vindt men bovendien nog altijd dat de Kleine Entente zelf een hindernis vormt voor een nonagressiepakt; éérst moet de Kleine Entente, het militaire verbond van de buren tègen Hongarije, worden opgeheven! Alle drie landen verzetten zich ook nog altijd fel tegen de pogingen van Budapest om de situatie van de drie miljoen Hongaren [Magyaren] over de grenzen te verbeteren.
De buurlanden beschouwen die kwestie van de nationale minderheden als een zuiver binnenlandse aangelegenheid en beschuldigen Budapest van inmenging en van irredentistisch streven. Het zou dus een wonder zijn als de bepalingen van de Volkenbond om etnische minderheden te beschermen na vele jaren van ontkenning nú ineens door deze landen wordt geaccepteerd.
Toch zit er nu enige beweging in de zaak want voor het eerst spant de regering in Praag zich in 1936/37 in om de betrekkingen met Hongarije te verbeteren “om alle krachten tegen de Duitse expansie te concentreren”, maar volgens de regering in Budapest doet de ČSR echter nog steeds veel te weinig voor de 700.000 Hongaren in dit land en Hongarije wil nu serieus onderhandelen over de ‘onrechtvaardige grenzen’ en zal dus wel het zelfbeschikkingsrecht voor hen  opeisen, vermoedt men in Praag…. 
Hierop zal men ‘dus’ nooit ingaan en de starre posities van beide landen blijven gehandhaafd. Het lijkt er trouwens langzamerhand ook op dat Buda­pest zich spiegelt aan de Duitse houding: Waarom zouden b.v. de drie miljoen Duitsers in de ČSR wèl, en de 700.000 Hongaren niet het recht mogen hebben zich bij de moedernatie te voegen?
Het Duitse rijk raadt de Hongaren in 1937 dan ook opnieuw aan om van alles tegen de Tsje­choslowaakse republiek te ondernemen, maar met de Roemenen een modus vivendi te zoeken want de Duitsers gunnen aan Hongarije zoals bekend slechts een gedeeltelijke revisie van de grenzen van Trianon. Ook de Italianen raden Budapest aan zich m.n. op Joegoslavië te richten want ook hier zijn hun eigen belangen primair!
Intussen overweegt de Hongaarse regering in mei 1937 ook de invoering van de militaire dienstplicht, maar dat is een zaak die ook de buurlanden van de Kleine Entente aangaat. Deze landen hebben al meerdere malen laten weten dat men bereid is tot over­leg, maar als Hongarije eenzijdig, zonder overleg, de dienstplicht invoert wordt dat anders: men kan dan niet onver­schillig blijven en zal waar­schijnlijk weer onderling overleg plegen over eventuele tegen­maatregelen op economisch en mili­tair terrein tegen Hongarije. [KHA 2790]. Hongarije is overigens niet bereid om aan de Duitse eisen toe te geven en de aanspraken op Roemeens en Joegoslavisch gebied op te geven. Toch moet men zich op den duur wel voegen naar de Duitse eisen [Allianz, 27] want Hongarije alleen is vol­strekt machteloos, hoewel enig sabelgekletter wel zal blijven….
Pogingen van Oostenrijk om samen met Tsjechoslowakije en Hongarije, en eventueel met andere landen, een verbond te sluiten, dat mede bedoeld is om de Duitse druk en een Anschluss af te wenden mislukken dan ook. 

Het overleg tussen Hongarije en de Kleine Entente heeft, volgens Kánya op 19 november 1937, tot nu toe geen positief resultaat gehad, maar hij blijft toch hopen op een akkoord en over het principe van militaire gelijk-waardigheid van Hongarije is men het intussen eens geworden!
Op 30 augustus 1937 aanvaardde Hongarije n.l. het aanbod van de Kleine Entente om de gelijkwaardige bewapening van Hongarije toe te staan en Bárdossy, de Hongaarse gezant in Boekarest, woont voor het eerst een conferentie van de drie buurlanden in Sinaia bij! Het belang moet men echter niet overdrijven want op eigen initiatief heeft Hongarije zich al enige tijd bewapend. [Ádám, Richtung S., 117] en ook de kwestie van bescherming van de [Hongaarse] minderheden blijft een twistpunt. Hongarije eist n.l. administratieve maatregelen ter verbetering van het lot van de Hongaren, wederzijdse verklaringen van non-agressie [alleen het gebruik van vreedzame middelen] en onderhandelingen van leiders der Hongaarse minderheden met verantwoordelijke politici der drie buurlanden. Joegoslavië blijkt nu het meest verzoenend maar veel verder dan beloften om in gesprek te blijven komt men niet. [Ádám, Richtung S., 118/119]. De Kleine Entente wil n.l. geen nieuwe verplichtingen aangaan en Kánya deelt dan aan de vertegenwoordigers der drie buurlanden in Budapest mee dat Hongarije wel oprecht streeft naar verbetering van de sfeer, maar ook dat een akkoord alleen mogelijk is op basis van wederzijdse concessies. De buurlanden moeten volgens Kánya de minderhedenkwestie nog maar eens heroverwegen, en Budapest is zelfs bereid om de kwestie op basis van wederkerigheid te regelen…
Kánya kan dus vaststellen dat er zich geen echte wijzigingen in de Hongaarse buitenlandse politiek zullen voordoen: De vriendschap met Italië, Oostenrijk en Duitsland vormt de basis, evenals goede betrekkingen met Polen.Maar intussen komen er in Budapest allerlei verwijten uit Berlijn binnen: Hongarije moet níet met Tsjechoslowakije onderhandelen, want Duitsland heeft zo z’n plannen met dat land en daarbij kan Hongarije een belangrijke rol spelen, zo wordt gezegd.………”Terwijl Duitsland toch aan Hongarije in ruil voor samenwerking met het Duitse rijk tegen de ČSR de teruggave van heel Slowakije en de Karpaten-Ukraïne in het vooruitzicht heeft gesteld, onderhandelt Hongarije n.b. met de ČSR”, aldus krijgen de ondankbare Hongaren te horen.
In Berlijn is men blijkbaar nog steeds geïrriteerd over het gedrag van de Hongaren die “teveel met hun eigen nationalistische illusies rondlopen en die zich uitsluitend laten leiden door hun eigen revisionistische politiek”.
In Budapest krijgt men uit Berlijn evenwel níet te horen hoe het kleine Hongarije dan toch de landen der Kleine Entente uit elkaar moet drijven…… Men is in leidende kringen in Berlijn vooral geïrriteerd door de Hongaren en is niet gediend van waarschuwende of zelfs ultimatieve opmerkingen zoals die van de Hongaarse gezant [de pro-Duitse!] Sztójay die eerder, op 2 februari 1937 tegenover Von Neurath b.v. verklaarde: ”Hongarije kan, als het door Duitsland niet voldoende wordt gesteund, óók een andere weg inslaan; als Hongarije helemaal niet meer op begrip van Duitse kant kan rekenen kan het zich te allen tijde b.v. nog verzoenen met z’n buurlanden”.

top

Voor­stellen zoals van Tardieu en van Hodža, n.l. een compromis met de Kleine Entente, zoals men dat in Londen en Parijs graag ziet, kunnen met andere woorden altijd nog worden aanvaard als Berlijn aan de Hongaren hun zin niet geeft. Men zegt immers al dat de Hongaarse publieke opinie teleur­ge­steld raakt in de nieuwe vriendschap met Duitsland. [Weid­lein, Ungarns Revisi­ons­po­litik, 8].
Het is duidelijk dat de Hongaren eigenlijk aan Berlijn wel wensen voor te schrijven hoe hun politiek ten opzichte van de ‘vijanden van Hongarije’, n.l. Roemenië, Joegoslavië en Tsjechoslowakije moet zijn: men gaat er in z’n nationalisme m.a.w. ook na bijna 20 jaar van uit dat de Kleine Entente als bedreiging en als knellende band voor het verminkte Hongarije toch ook voor het Duitse rijk niet veel anders kan betekenen…. Alleen formeel is er niets aan de hand; de Duits-Hongaarse vriendschap blijft primair en Hongarije blijft een betrouwbare bondgenoot, één van de landen waarop men kan rekenen… Sztójay wordt dan ook op de hoogte gesteld van de Duitse plannen: op 5 november 1937 maakt Hitler n.l. op de -besloten- confe­rentie van Hossbach zijn plannen voor de “Ans­chluss” van Oostenrijk en de inlij­ving van [delen van] Tsjecho­slowakije bekend, en hij verwacht hiertegen eigenlijk geen ernstig verzet. Ook gaan op 22 november 1937 de Hongaarse premier en z’n minister van buitenlandse zaken, min.v. defensie Röder en stafchef Rátz naar Berlijn maar hun wordt, hoewel de besluiten al zijn genomen, niets verteld. Alleen zegt men de Hongaren ”dat ze Slowakije kunnen krijgen”.
Goe­ring zegt nu zelfs: “Hongarije mag tegenover de Kleine Enten­te slechts de door de Duitsers aan­gegeven lijn volgen! Alleen in de richting ČSR mag Hongarije agressief optreden, dàn kan het gebieden van de ČSR terugkrij­gen en daarmee moet het tegen­woordige Hongarije tevreden zijn!” [Ádám, Richtung S., 119]. Wat Berlijn betreft moet Hongarije zich dus uitslui­tend concentreren op de ČSR en de rest is taboe. Dat maken Hitler, Goering en Von Neurath aan de Hongaren duidelijk, en deze beloften gaan, zoals gewoonlijk bij de nazi-leiders, ook met dreigingen gepaard.
Hierbij insinueert Goering allerlei duistere plannen en intriges van de kant van Hongarije, b.v. als zou dat land met Oostenrijk een geheim verdrag hebben gesloten en dat buurland moeten helpen tegen Duitsland en ook dat beide landen zelfs samen met de ČSR hebben besloten om de Habsburgse monarchie te herstellen! [Bartalits, 221/222].
De positie van Joegoslavië komt ook ter sprake en het is de Hongaarse politici duidelijk dat Goering vooral in de regent prins Paul en premier Stojadinović van Joegoslavië betrouwbare bondgenoten heeft gevonden! Hongarije is echter terughoudend tegenover Joegoslavië want op Hongaarse voorstellen heeft dat land niet of nauwelijks gereageerd. Met Joegoslavië moet Hongarije, aldus krijgt men in Berlijn te horen, op basis van de huidige grenzen een akkoord sluiten en met Roemenië moet men een modus vivendi zoeken. Joegoslavië zal echter, zo weet men in Budapest, geen enkel akkoord met Hongarije sluiten zonder de beide bondgenoten erin te kennen….
De sceptische en ervaren Hongaarse min.v.buitenl.z. Kánya laat echter tegenover de Duitsers ook al merken dat toenadering van Hongarije tot Roemenië of Joegoslavië moeilijk is omdat deze staten op steun van Duitsland kunnen rekenen! Bovendien maakt hij duidelijk dat Hongarije alleen met vreedzame middelen de revisie van grenzen wil bereiken. Toch biedt hij hier namens z’n land aan een akkoord met Joegoslavië te sluiten wanneer dat land belooft om neutraal te blijven bij een conflict van Hongarije met Tsjechoslowakije.
De positie van de Duitse minderheid in Hongarije komt ook ter sprake maar de Hongaarse politici wijzen er hierbij vooral op dat de Duitse regering wel eens de indruk geeft Roemenië ten volle te steunen en Hongarije als minder belangrijk te beschouwen en kritisch te volgen. [Bartalits, 224].
Van belang is voor Goering in november 1937 echter vooral te weten dat Hongarije zich niet zal verzetten tegen een “An­schluss” van Oostenrijk bij het Duitse rijk, en van de kant van Hongarije heeft het Duitse rijk niets te vrezen: Hongarije zal met Duitsland samenwerken en overleg plegen….
Teleurgesteld hoeven de Duitsers niet te zijn want hun Hongaarse gasten stellen hen gerust: ze nemen hetzelfde stand­punt in. Men zal n.l. overleggen over militaire samenwerking tegen Tsjechoslowakije en de aktiviteiten van de Duitse en Hongaar­se minderheden in de ČSR coördineren. [Allianz, 27] Het “Berliner Tageblatt” zegt dan zelfs dat “Hongarije moet kiezen tussen Duitsland, dat zal helpen om het evenwicht in Midden-Europa te herstellen én de Kleine Entente, die Hongarije alleen de eeuwige ‘oorlogsinvalide’ zal laten. [Macartney, Oct. I., 204]. Gevolg van dit alles is dat premier Darányi de pogingen lijkt óp te geven om meer contacten met Engeland te krijgen, hoewel Bethlen en anderen blijven vinden dat “het nationale zelfmoord zou betekenen als Honga­rije als buurland van het expansieve Duitsland in een tegen­stel­ling tot de westelijke mogendheden zou raken”. [Alli­anz, 31]. De een­zijdige oriëntatie van Hongarije op Duitsland [en Italië] wordt door Bethlen c.s. ver­wor­pen en in nota’s van Britse en Franse gezanten is hierop ook al gewezen: Hongarije kan beter verzoening met z’n buren van de Kleine Entente zoeken………                    
Als Horthy hoort over het overleg in november 1937 spreekt hij Rátz, [Sakmyster, 201] en suggereert e.e.a. over Slowakije: hij vond immers altijd al dat de ČSR geen recht heeft op bestaan en zegt ook dat o.a. Oostenrijk ook voordeel zou kunnen hebben van de ontbinding der ČSR en Rátz denkt al over een gemeenschappelijke opmars van Oostenrijk, Hongarije en Duitsland tegen Tsjechoslowakije. Oostenrijk gaat hier niet op in…..
Dit onderhoud lekt echter uit en ambtenaren van het Ministerie van Buitenl. zaken zijn geschrokken dat de regent en de stafchef n.b. samen al plannen hebben die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie vallen en zeggen prompt in Wenen dat het idee over een gemeenschappelijke inval van Oostenrijk, Hongarije en Duitsland in de ČSR níet conform de officiële Hongaarse politiek is! Horthy is dus buiten z’n boekje gegaan!…..Maar Horthy’s exuberance over the prospect of a dismemberment of Czechoslovakia was, for the moment, sweeping away the inhibitions he had felt about full cooperation with Nazi Germany. Hij is er ook van overtuigd dat Oostenrijk weldra niet meer onafhankelijk zal zijn, hoewel hij dat niet zegt tegen b.v. de Oostenrijkse militaire attaché in Budapest! Wel zegt Horthy een maand later privé tegen de direkteur van de Duitse Auslandsorganisation dat hij de Fransen haat en dat hij [Sakmyster, 202] vastbesloten is om naast Duitsland te staan in alle omstandigheden, ”door dik en dun”. [Sakmyster, 203].
Toch raakt zelfs Horthy er nu van over­tuigd dat Darányi -die ‘vanaf nov. 1937 geheel op Duitsland vertrouwt’- weg moet en dat Hongarije ook naar het westen de deur open moet houden. [Alli­anz, 32]. Voor Darányi -en velen in Europa met hem- is echter al duide­lijk dat Engeland b.v. niet bereid is om Oosten­rijk of de ČSR te helpen en dat Italië doet wat Hitler wil. Wanneer Hongarije dus niet langer met Duitsland wil samenwer­ken staat het helemaal alleen! Het is daarbij ook duidelijk dat de Kleine Entente eigenlijk alleen nog op papier bestaat: twee van de drie landen kijken nu vooral naar Duitsland en verwachten hiervan steun, terwijl alleen de geïsoleerde ČSR nog vasthoudt aan het bondgenoot­schap met Frank­rijk.
Vooral met Joegoslavië lijkt een overeenkomst nu wel mogelijk maar Roemenië wil steeds opnieuw uitstel wegens binnenlandse problemen. Tegenover Tsjechoslowakije is men in Budapest echter zeer terughoudend; Benes was tegenover Hongarije immers altijd, 20 jaren lang, vanuit een positie van kracht opgetreden, en had altijd, elke gelegenheid te baat genomen om de moeilijkheden met Hongarije te vergroten om zijn eigen voorstellen door te zetten.

top

Maar nu is het de beurt aan Hongarije, dat zich eindelijk in een internatio­naal betere positie bevindt, om de onderhandelingen met het geïsoleerde Tsjechoslowakije te vertragen... [Ádám, Richtung S., 121/122].
In Budapest wenst men echter vooral aan de traditionele revisionisti­sche politiek vast te houden en men wil niet geheel aan de lei­band van het nieuwe en machtige Duitse rijk lopen; zelfs de Hongaarse gezant in Berlijn, Sztójay, die overigens zéér pro-Duits is, verklaart op 12 februari 1938 tegenover Kánya: “Ik heb Von Neurath uitdrukkelijk gezegd welke katastrofale gevolgen het voor de Duits-Hongaarse ver­hou­dingen kan hebben, als de [territoriale] status quo van Roemenië in enige vorm door Duitsland wordt erkend”. [Weid­lein, Ung. Revisionspolitik, 9]. Ook de Hongaarse premier wees er zelfs in zijn nieuwjaarstoespraak op 4 januari 1938 voor de radio nog eens op “dat de Hongaarse regering de grote mogendheden ervan wenst te overtuigen dat ze nog altijd op vreedzame wijze haar gerechtvaardigde aanspraken handhaaft” [Baross, 16]. 
Dat Hongarije voor het Duitse rijk echter slechts een ondergeschikte positie inneemt blijkt nog eens bij een bezoek van de Joego­slavische premier aan Berlijn in januari 1938. Híj wordt -in tegenstelling tot de Hongaarse leiders in november 1937- wèl met alle eer door Hitler zèlf ontvangen: Joegoslavië neemt n.l. een sleutelpositie in op de Balkan en in dit deel van Midden-Europa maar ook Joegoslavië zal zich allerminst tegen een “Anschluss” van het buurland Oostenrijk verzetten.
Toch heeft Budapest weinig keus en het blijft Duitsland steunen inz. het lot van de ČSR. Vertegenwoordigers van de Sudetendeutsche Partei komen in februari 1938 naar Budapest en hier wordt hen door Darányi duidelijk gemaakt dat Hongarije volledig achter Hitler staat wat betreft het lot van de ČSR. Dat land moet van de kaart verdwijnen, aldus de Hongaarse staatssecr. van nationaliteiten tegenover de vertegenwoordigers der SdP.
Nog in februari 1938 maakt de Hongaarse generale staf ook gedetailleerde geheime plannen voor een militaire aanval op [Tsjecho-] Slowakije in samenwerking met Duitsland en met medewerking van Polen. [Allianz, 28]. Een bezoek van de vml. minister Gusztáv Gratz aan Praag in maart 1938 bevestigt ook nog eens dat van samenwerking tussen de ČSR en Hongarije geen sprake kan zijn [Indep. Eastern Europe, 353]. Hongarije kan nooit een versterking van Tsjechoslowakije steunen; dat zou immers verzwakking van de eigen belangen betekenen, zolang de Tsjechoslowaakse leiders zich ondubbelzinnig en herhaaldelijk uitspreken tegen enige territoriale concessies aan Hongarije. Wel is in 1937 een handelsverdrag tusen beide landen gesloten. Opvallend is hierbij overigens dat president Beneš het gevaar van een Habsburgse restauratie óók na bijna 20 jaar nog steeds als vèrreweg het belangrijkste ziet, en daarbij het gevaar van het nieuwe Duitsland der nazi’s steeds bagatelliseert en onderschat.
Met de bondgenoten Oostenrijk en Italië onderhoudt Hongarije goede, correcte betrek­kin­gen. Op 12 januari 1938 komen de Italiaanse minister van buit. z. graaf Ciano en de Oostenrijk­se kanselier Schusch­nigg [in z’n funktie als min. van buiten­landse zaken] opnieuw naar Buda­pest en Ciano adviseert Oostenrijk en Hongarije nu om vriendelijk tegenover de As te staan, toe te treden tot het Anti-Kominternpakt, de Volkenbond te verlaten en de regering van Franco in Spanje te erkennen… De beide landen weigeren echter om tot het pakt toe te treden en uit de Volkenbond te stappen en opmerkelijk is dat Kánya aan z’n collega Ciano zelfs duidelijk maakt ‘dat de Volkenbond de énige organisatie is waarbij Hongarije de belangen van Hongaarse minderheden in de buurlanden van de Kleine Entente nog kan behartigen’. [Bartalits, 233].
Ciano raadt ook de vorming van een blok van landen in Centraal Europa, dat tegen Duitsland gericht zou kunnen zijn, af en hij weigert zelfs ”de wens tot handhaving van de onafhankelijkheid van Oostenrijk” in de notulen op te nemen! Oostenrijk en Hongarije verklaren zich nu “tegen het communisme”en ”voor de As” maar dat betekent geen enkele verandering. Van iets meer belang is wel dat de regeringen in Wenen en Rome het met Budapest eens zijn dat Hongarije zich tegenover de buren evenredig moet kunnen bewapenen.
Toch wil men in Budapest z’n onafhanke­lijkheid behou­den en een gezag­hebbend iemand als oud-premier Bethlen maakt meer dan eens duidelijk dat Hongarije niet aan een oorlog moet deelnemen want hij gelooft niet in een zege van de As. Van alle plannen voor samenwerking tussen Oostenrijk, Hongarije, Italië, Joegoslavië en Polen kan dus niets terecht komen omdat Italië [Mussolini] en met name Hitler er niets voor voelen.
Ook de Hongaarse minister Kánya [1869-1945] blijft er, ondanks zijn scepsis en pessimisme, toch van overtuigd dat Hongarije in dit stadium zo lang mogelijk de handen moet proberen vrij te houden maar hij beseft ook al dat voor nazi-Duitsland slechts één recht geldt: het recht van de sterkste! Als koel diplomaat heeft hij jarenlang ervaring met Duitsland opgedaan want hij was van 1925 tot 1933 Hongaars gezant in Berlijn….
Hij vindt dus dat z’n land vooral realistisch moet zijn, maar is tegelijk bang voor de Duitse expansiepolitiek. Honga­rije moet echter aan alle kanten zolang mogelijk de zaak open houden. “De Hongaarse regering hecht grote waarde aan continuïteit en stabiliteit van haar buitenlandse politiek”, aldus Kánya in het parlement in Budapest op 22 januari 1938. [Bartalits, 238]. Men is er, aldus de minister, op de conferentie met de bondgenoten  in Budapest, zelfs in geslaagd “om konsekwent alles te vermijden dat de redelijke belangen van de andere staten zou kunnen schaden”. [Bartalits, 240]. Van een sukses is dus geen sprake en niemand is hier veel mee opgeschoten.
Een vriendschappelijk bezoek aan Polen van admiraal Horthy, minister Kánya en Csáky in februari 1938 aan Polen onderstreept deze politiek om vrije handen te houden nog eens. Bij dit bezoek aan Polen, het land waarmee Hongarije traditioneel altijd [“al 1000 jaar”] goede betrekkingen heeft onderhouden, dringt Horthy bij de Poolse leiders erop aan om het Duitse Rijk serieus te nemen en de goede betrekkingen voort te zetten. Hongarije heeft overigens wel begrip voor de Duitse wensen inz. de vrije stad Danzig en de zgn. Korridor, maar toch wordt de vriendschap met Polen vooral geroemd als een element van kostbare stabiliteit, evenwicht en vrede in dit deel van Europa.
Intussen streeft Polen overigens, alleen uit eigenbe­lang [het kán ook niet anders!], ernaar via niet-aanvals­verdra­gen met de grote buurlan­den, Duitsland en Rus­land, z’n eigen vei­ligheid te garanderen maar toch zal blijken dat zowel Hongarije als Polen niet zijn opgewassen tegen b.v. het agressieve en expansieve Duitse rijk dat haar invloed in Europa steeds verder wenst uit te breiden, en het beklemtonen van de Pools-Hongaarse vriendschap is tenslotte van even groot [gering!] belang als het benadrukken van de vriendschap met Albanië ter gelegenheid van het huwelijk van de Albanese koning Zog I met een Hongaarse gravin uit een roemruchte familie, n.l. Geraldine Apponyi, begin 1938….…..Van deste meer gewicht is de snel toenemende Duitse druk op Oostenrijk in februari 1938. Ook in Hongarije is dit al snel bekend en de extreem-rechtse groepen voelen zich hierdoor gesterkt. Binnen de regeringspartij neemt de druk en invloed van rechtse radikalen toe en er vinden in Hongarije demon­straties en ordeversto­ringen plaats, niet alleen in Budapest maar zelfs ook op het platteland. [Bartalits, 247]. Toch blijven sommigen geneigd tot optimisme, en hopen zelfs nog op voortzet­ting van een “nor­male samenwerking tussen Hongarije, Oosten­rijk en Duitsland”. De Hongaarse stafchef Rátz, die zich al enkele malen duidelijk uitsprak vóór de herbewapening van Hongarije meent nu dat de generale staf zich dus dient voor te bereiden op een groot conflict of zelfs oorlog in Europa. [Sakmyster, 206].
Anderen zijn echter ontsteld na de rede van Hitler van 20 februari 1938, waarin hij o.a. zegt dat hij “niet wenst toe te zien dat tien miljoen Duitsers buiten het Derde Rijk onderdrukt wor­den”. Deze woorden vormen niet alleen een bedreiging voor Oostenrijk, maar ook voor de grenzen van Polen, Tsjechoslowa­kije en Hongarije! Er staan “Mitteleuropa”, met andere woor­den, nog heel wat veranderingen te wachten....……
Ook zijn er al Hongaren die in Duitsland toch een onbetrouwbare partner zien en dat land gevaarlijk achten en die zich ongemakkelijk voelen en angst voor zo‘n gevaarlijke bondgenoot krijgen of al hebben!! In februari 1938 is ook Horthy bang geworden, vooral omdat de Duitse minister van defensie, Von Blomberg [die hij had leren kennen en die hij zag als degene die het extremisme der nazi’s wel kon tegenhouden] wordt ontslagen en ook spreekt graaf Bethlen, de bekende raadgever van hem, begin februari het parlement waarschuwend toe: “Als ons politieke systeem aan Gleichschaltung wordt onderworpen in de vorm van de rechtse ideeën zullen we slaven van Duitsland worden, en niet haar vrienden, en in dat geval zal het met een onafhankelijke Hongaarse buitenlandse politiek voorgoed zijn gedaan”. [Sakmyster, 206]. Ook de minister van buitenl.zaken Kánya lijkt niet zo gelukkig met de jongste spanningen die door Duitsland worden opgewekt, want “een “Anschluss” van Oostenrijk is wellicht onvermijdelijk maar daarom nog niet gewenst”. Toch blijven de spanningen rondom Oostenrijk in maart 1938 snel toenemen, en o.a. het zwakke Hongarije kan niets ondernemen….. Nauwelijks is men in Hongarije door de ‘zeer belangrijke’ rede van premier Darányi op 5 maart in Győr en de wijzigingen in het kabinet op 9 maart op de hoogte gebracht van de grote veranderingen in de binnenlandse politiek of een nog véél belangrijker, dramatisch, bericht komt binnen: Hitler heeft Oostenrijk bezet, de “Anschluss” is een feit, op 12 maart 1938…

top