< Terug

12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939

12.29 Hongarije aan de vooravond van de oorlog;  premier Teleki,
          februari tot augustus 1939.

Na het ontslag van Imrédy wordt de minister van godsdienst en openbaar onderwijs, graaf dr. Pál Teleki von Szék, die veel vertrouwen in con­servatie­ve en libera­le krin­gen maar ook álle vertrouwen van Horthy zelf geniet, op 16 febru­ari 1939 door Horthy tot premier benoemd.
De 60-jarige graaf Teleki [zie ook o.a. 1920/21] heeft zich veel gezag verworven. Al vele jaren heeft hij ervaring in de Hongaarse politiek, en was zelfs al in 1919 één van de trouwe aanhangers van Bethlen in Wenen. Teleki is eerder enkele maanden lang premier geweest, in 1920­/21. Hij is een echte edelman met een groot verant­woorde­lijkheids-gevoel. Het "noblesse oblige" is voor hem veel meer van belang dan enig privilege; hij is de gentleman, de idealist. Hij is ook paternalistisch en politiek is voor hem een zaak van de hogere klassen, van de grand-seigneurs. De massa speelt voor de aristokraat, graaf Teleki, nauwelijks een rol. Het volk is de onbekende factor x: helaas gemakkelijk te beïnvloe­den en te manipuleren. Veel meer dan politicus is graaf Teleki een intellec­tueel, een geograaf, een man van de weten­schap, die wil overtui­gen, en niet bevelen wil uitdelen. Als vroom katholiek uit een vooraanstaande oude Zevenburgse adel­lijke familie en als leider van de Hongaarse padvindersbe­we­ging heeft hij maat­schappelijk veel aanzien en ook bij studenten is hij bijzon­der popu­lair; hij wil zijn mensen iets leren, opvoe­den. Teleki houdt daarom iets jongens­ach­tigs. Karl May is z'n favoriete schrijver, en de graaf eist voor zichzelf de rol van Winnetou op. [Bethlen, 27]. Hij zal dus nooit diktatoriaal of verwaand optreden!
In 1919 en 1920 heeft hij als lid van de Hongaarse delegatie naar de vredesconferentie in Parijs aan de geal­lieer­den -vergeefs- vele nota's, studies en memoranda overhan­digd om het Hongaarse standpunt te verduidelijken, maar het land had zich slechts te schikken in de nieu­we, naoor­logse ”vre­de” en orde!
Op allerlei weten­schappelijke gronden, zowel etni­sche als geo­grafische, econo­mische en historische, heeft Teleki willen aanto­nen dat de vrede van Trianon, die in 1920 het Karpaten­bekken, het eeuwen­oude koninkrijk Hongarije, in vier grote politieke stukken hakte, en daarmee m.n. grote economi­sche en politieke schade heeft veroorzaakt, onlogisch en volkomen onrechtvaardig is geweest. Het heeft evenwel allemaal geen sukses gehad. In 1923 heeft hij o.a. een boek ge­schreven met de titel "The Evolution of Hungary and its place in Europ­ean History", en is zeer aktief geweest op wetenschap­pelijk terrein. Graaf Teleki heeft eigen­lijk geen politieke ambi­ties maar Horthy wil in febru­ari 1939 met zijn benoeming een slag toe­brengen aan de 'kliek van politici met fascisti­sche allu­res'. [Ullein-Revitzky, 31]. De zgn. nazi-oplossin­gen lijken Teleki als landjonker van afkomst maar ook Horthy als admiraal van beroep níet op Hongarije van toespassing maar bovendien ook vulgair en banaal, iets van proleten… Een beroep op de massa, op de straat hebben Bethen, Teleki en Horthy dan ook nooit gedaan, integendeel; dat is voor hen ver beneden de maat van de politiek en beiden beschouwen de Hongaarse rechtsextremisten óók als iets dergelijks!
Teleki is bovendien door zijn opvoe­ding tradi­tio­neel pro-Brits geo­riën­teerd. Zijn Griek­se moeder en zijn internationale oriëntatie zijn hoeda­nighe­den die de Duitse nazi's misha­gen. Hij is ook een absoluut tegenstan­der van oorlog. Hij moet nu van het staats­hoofd, de Regent, terugkeren tot de poli­tiek van Bethl­en, de vroegere premier [1921/31], die in de jaren '20 nauwe contac­ten met de Angel­sak­sische landen, met Engeland en in mindere mate met Amerika, onderhield. [idem, 31/32]. Samen met enkele buurlan­den zoals Polen en Joegosla­vië zou Hongarije een 'onaf­hankelijk blok’ moeten vormen, en Teleki wil in het algemeen meer samenwerking tussen de kleinere landen in de kritieke zone [tussen Duitsland en Rusland in]. Maar die samenwerking kan er alleen komen als aan Honga­rije een [mili­tair] gelijkwaardige plaats wordt ingeruimd.
Als politicus en vooral als geograaf heeft graaf Teleki zijn aan­dacht al vele jaren op het Karpatenbekken geconcentreerd, en be­schouwt dit nog altijd als historische, geografische en econo­mische natuurlijke eenheid, die zo mogelijk moet worden her­steld want: "Twenty years cannot change what thousand years cannot alter". [Kosáry]. De tradi­tionele revisionistische politiek moet dus worden gehand­haafd. Honga­rije zou bij zijn politiek, gericht op her­ziening -met vreed­zame middelen- van de grenzen van Trianon van 1920, overigens niet verder afhankelijk moeten worden van Duitsland, maar dat lijkt een zeer moei­lijke, misschien wel onmogelijke, zaak……… 
Teleki wil de Duitse invloed weerstaan, en eigenlijk zo moge­lijk een onafhankelijk blok vormen, zonder een al te nauwe as­sociatie met de As en hij wil de banden met het westen, met Londen en Parijs, niet doorsnij­den. Hij moet en wil dus betere betrekkingen met het westen nastreven en zal hier de indruk willen wekken dat Hongarije niet een ordinaire bondge­noot van nazi-Duitsland is. "Hij probeert dus te geloven, wat hij wenst te geloven", n.l. dat Duitsland Hongarije en andere landen in het Donaugebied met rust zal laten, zo wordt later wel gezegd.
Van Teleki verwacht men dus een meer behoedzame politiek tegen­over de As. Voor de methoden van nazi's en fascisten kan de idealistische edelman Teleki inderdaad niet veel begrip opbrengen: Musso­lini en vooral Hitler zijn voor hem demagogen van de straat en hij ziet, net als Horthy, bij een eventueel conflict tussen de grote mogend­heden, Duitsland en Italië al bij voorbaat níet als winnaars. Daarin verschilt hij dus principieel van Imrédy. Hij beseft echter heel goed, dat de Duitsers in Midden-Europa het nu voor het zeggen hebben! Teleki wil echter het vertrouwen van de Britten houden en legt grote nadruk op steun en begrip vanuit Londen.
Teleki en Horthy kennen elkaar goed, vertrouwen elkaar volko­men en waarderen elkaar! Beiden hebben dezelfde skeptische en achterdochtige houding tegenover Berlijn [Gosztony, 79], maar graaf Teleki is door z'n politieke ervaring ook somber geworden. Hij beseft immers dat enige samenwerking met de As of de schijn ervan wel nodig, onvermijdelijk is omdat de manoeuvreerruimte van Hongarije zeer klein is terwijl hijzelf niet gelooft in een uiteindelijke overwinning van de As! [Sakmyster, 229].
Gezien het voorafgaande spreekt het vanzelf dat Horthy het hiermee volledig eens is. Hij is zelf ook anti-Duits en verdenkt nu de Duitsers ervan met de Slowaken tègen Hongarije te heulen. Hij heeft ook een persoonlijk gesprek met de Britse en Amerikaanse ambassadeurs en verklaart hen zelfs dat hij Hitler een gek vindt die de wereld tot een chaos brengt. Op hun vraag wat hij dan zal doen als Hitler een oorlog uitlokt verklaart hij ’zo lang als hij leeft’ de neutraliteit van het land te zullen verdedigen, en op de vraag wat hij dan zal doen als Hitler Hongarije binnenvalt verklaart Horthy zo lang mogelijk verzet te bieden, maar de beide ambassadeurs zijn -evenals Horthy zelf in wezen- uiterst sceptisch over de kansen voor het land… [naar Sakmyster, 230].
Gezien dit alles verbaast het niet dat de Duitse reakties op de benoeming van Teleki negatief zijn, maar dat was bij de benoe­mingen van Darányi en Imrédy niet anders! Teleki heeft, anders dan z'n voorgangers, een lange loop­baan in de politiek, en men kan van hem verwachten dat hij de lijn van Bethlen zal probe­ren voort te zetten. Hij heeft ook, zo lijkt het, meer standvastige principes en veel minder of eigenlijk in het geheel geen persoonlijke ambities vergeleken met b.v. Imrédy, hoewel hij wel ver­klaart het programma van Imrédy ongewijzigd over te nemen. Als concessie aan 'rec­hts' wordt de histo­ricus prof. Bálint Hóman [opnieuw] tot minister van gods­dienst en openbaar onder­wijs be­noemd. Op binnenlands politiek gebied zal Teleki moeten proberen de extreemrechtse onrust te beteugelen en een aantal maatrege­len van z'n voorganger zal hij zeker annu­leren. Dit laatste is al snel duidelijk wanneer, op 22 februari 1939 [één dag vóór de toetreding tot het Driemogendhedenpakt, zie hieronder!], de nieuwe MÉM, Imrédy's creatie, wordt ontbonden. De MÉM wordt op­genomen in de regeringspartij, die voortaan -vanaf 7 maart- "Magyar Élet Pártja" [MÉP, Partij van Hongaars Leven] heet, en de samenwerking van de "Chris­telijke Gemeentepartij", de al jaren met de regeringspartij samenwer­ken­de rechtse lokale partij van Károly Wolff in Buda­pest, zal nog beter worden.
De hierop volgende dag wordt de "Hongaarse Nat.-Social. Partij/Hun­ga­rista Mozgalom", kortweg "Hungarista Párt", van de gevangen Szálasi en de luidruchtige en onbekwame Hubay ontbonden en verbo­den en haar geld en lektuur wordt in beslag genomen. De politie doet vervolgens huiszoekingen bij pijlkruisers [of "Hungaristen"] in het hele land [KHA, 3674], de daders van de aanslag op de syna­goge worden zelfs tot gevan­genis­straffen veroordeeld, maar verschei­dene veroor­deel­den worden al gauw vrijge­laten! [Lacz­kó, 62]. 47 leiders van de "Hunga­risten", o.a. journalis­ten, ambtenaren en reser­ve-officieren, worden gearresteerd en naar kampen overge­bracht. [KHA, 3678]. Hun extreemrechte partij is volgens de autoriteiten een ondermijnen­de faktor, en is toevluchtsoord voor allerlei politieke despe­rado's, fanatici, criminelen en avonturiers, geworden. Zelfs communisten hebben ­zich erbij aangesloten, zo zegt men!
Ook is er sprake van een complot o.l.v. Hubay, gericht tegen de gematigde minister Ferenc Keresztes-Fischer en diens broer, de voormalige staf­chef. [Nagy Talave­ra, 151]. Men zou Szálasi aan de macht willen brengen. [Macartney, Oct. I, 330/331]. De extreme beweging begon dus buiten controle te raken, terwijl Szá­lasi intussen nog steeds gevangen zit. Na dit verbod treedt extreemrechts in Hongarije echter al zeer snel onder een andere naam toch weer op: Op 9 maart 1939 wordt door Károly Hubay en enkele voormalige hoge militairen, officieren -"dus respectabele mensen"- de zgn. "Pijl­kruiserspartij" [NK of Nyilas­keresztes Párt] opge­richt en op 15 maart 1939 verkondigt ze haar, niet eens zo gevaarlijke, programma. [Laczkó, 62].
Geen woord wordt meer gewijd aan het eens zo geprezen "Hunga­risme", in de buitenlandse politiek is men het eens met de rege­ring, de regent Horthy kan blijven, men wil de werkloos­heid uitbannen, belangrijke energiebronnen nationaliseren, een soort autonomie voor de 'nationaliteiten', vage agra­rische hervormingen en een klassenloze maatschappij op "christe­lijke basis" invoeren. Dit laatste wordt ook duidelijk door het zinne­tje "de Hon­gaarse staat moet vrij worden van Joden". Alleen betreffende dit laatste punt is men extreem te noemen maar voor de rest is men om taktische redenen meer gematigd geworden. Het lijkt erop dat Teleki zelfs het vertrou­wen van extreemrechts krijgt, en een consoli­datie kan bewer­ken. [Laczkó, 63]. Toch is dit slechts schijn want nog altijd is ultrarechts in Hongarije duidelijk aanwe­zig.

Kostuum- ontwerpen voor de 'Háry János-suite van Zoltán Kodály, 1926

top

Op de nationale feestdag, 15 maart 1939, klinkt er bij een voorstelling in de Koninklijke Opera b.v. ineens geschreeuw van een groepje jongelui: "Gerechtigheid voor S­zálasi", en dat lijkt regelrecht tegen Horthy zelf gericht. [Mont­gome­ry, 34]. Horthy is duidelijk geïrriteerd en staat op, slaat enkele jongelui in het gezicht en zegt dat ze verraders van het vaderland zijn! Prompt klapt het publiek voor hem en geeft de Regent een luide ovatie… Eens te meer is Horthy verontwaardigd over Szálasi, die blijkt nog steeds aandacht te krijgen! [Sakmyster, 232]. Misschien is er m.a.w. niet eens zoveel veranderd met het aan de macht komen van Teleki.....
Naar aanleiding van de aanslag op de synagoge in Budapest werden op 5 februari 1939 ook al bepalingen m.b.t. het standrecht en de krijgswet van kracht. Bij moorden en pogingen ertoe, gewapende overval­len, het gebruik van vuurwapens, ontplofbare stoffen, bommen en handgranaten, bij verstoring van de openba­re orde met wapen­geweld of door illegale bijeenkomsten, en bij geweldda­den tegen particulieren kan men voor de krijgsraad komen [KHA, 3646] en de regering is vastbesloten op te treden tegen derge­lij­ke misdrijven, zo heet het. Korte tijd hierna komen er ook bepalingen m.b.t. uitgebreide bevoegdheden voor de regering in geval van oorlog en dreiging hiervan [11 maart 1939]. Toch zal Teleki, zo verklaart hij, de binnenlandse én de buiten­landse politiek van Imrédy ongewij­zigd voortzetten: In allerlei opzichten verandert de Hongaarse politiek dus niet of nauwelijks. De zgn. 2e Jodenwet wordt op 5 mei 1939 van kracht, nadat hij eerder door een overgrote meerderheid in het lagerhuis [in maart] en in het hogerhuis [met enkele amendementen ten bate van een aantal categorieën Joden “die een bijdrage aan het Vaderland leverden”, eind april] is aan­vaard. In de komende vier jaren zal de "Joodse in­vloed" op het openbare leven in Hongarije zienderogen sterk vermin­deren. Allerlei beroepen en opleidingen zijn voortaan voor Joodse Hongaren niet meer mogelijk.
Tot in de hoogste kring is men er [à la Imrédy!] blijkbaar van overtuigd is dat men wel maatregelen móet nemen om de ex­treem-rechtse partij­en de wind uit de zeilen te nemen, en de overheid is aldus bezig om [via discriminatie van een half miljoen men­sen, n.b. Hongaarse staatsburgers] langzaam maar zeker de hele financiële en economi­sche basis van de Hongaarse samenleving omvèr te gooien. Men schept immers voor een buitengewoon kapitaalkrachtig, crea­tief, ontwikkeld en aktief deel van de Hongaarse maatschappij [de Joden n.l.] steeds meer onzeker­heid! Allerlei berekeningen wijzen n.b. erop dat Hongaarse Joden ongeveer een vierde deel van het economische en finan­ci­ële leven in het land 'beheersen'. De gevolgen kunnen welhaast niet uitblijven, want zeer vele niet-Joodse [“christelijke”] Hongaren zullen maar al te gemakkelijk nieuw bezit kunnen verwerven op kosten van anderen, en een oproerige, revolutio­naire en ontevreden geest, die snakt naar nog meer veranderin­gen, is waarschijnlijk niet meer te temmen. Bethlen waarschuwt 1938/39 zelfs al voor paniek onder de Joden in Hongarij­e, verval van het zakenleven, en massale werkloosheid onder honderddui­zenden christenen door de liqui­datie van Joodse zaken.... [Mendelsohn, 121]. Het klimaat in Hongarije wordt er dus zeker niet beter op, integendeel. Onverantwoordelijke elementen, baantjesjagers, vuile propa­gan­da, hysterie, laster, lagere instinkten, het egoïsme en de emoties, kortom: een fascistische mentaliteit, krijgen steeds meer de overhand, zo lijkt het, en óók de Hongaarse poli­tiek lijkt geobsedeerd door de zgn. "Joodse kwestie". Men probeert blijkbaar in de eerste plaats bij nazi-Duitsland in het gevlei te komen en heeft zelfs geen oog meer voor de ooit zo geroemde eigen nationale geest van vrij­heid en onafhankelijkheid!………
Typerend voor Hongarije is wel dat de wet lang niet overal zonder meer wordt toegepast. Op het platteland is alles afhan­kelijk van lokale autoriteiten die soms onwillig, maar vaak ineffi­ciënt of eenvoudigweg te non­chalant zijn om het al zo lang bestaande te veran­deren. Het leven van zeer vele Joodse burgers in Hongarije blijft dus z'n normale gang gaan. Gevolg van de beide antisemiti­sche wetten is wel, dat op den duur duizenden Joden, van de lagere en middenklassen veelal, zullen worden ontslagen enz. en tot armoede kunnen geraken [Mendelsohn, 122], en een gevolg is ook dat Joodse Hongaarse leiders, zoals Samu Stern, zich steeds weer buitengewoon loyaal vastklampen aan het bestaande bewind van Horthy, dat in elk geval nog gematigd is, en dat de pijlkruisers de baas blijft. Men blijft Hongarije als het eigen dierbare vaderland beschouwen. "We dienen God zelfs als hij zijn liefde van ons lijkt af keren, en we dienen onze aardse god, ons vaderland, wat ook ons lot mag zijn in dit vaderland", aldus de Hongaarse patriot en Joodse leider Samu Stern. [Mendelsohn, 123].....
Andere Hongaarse Joden proberen op hun manier een persoon­lijk antwoord te vinden op de antisemitische wetgeving van 1938/39. In deze beide jaren bekeren 14.000 Joden in Hongarije zich tot het christendom, een aantal dat véél hoger is dan waar ook elders in Oost-Europa, maar een dergelijke bekering zon­dert Joden niet meer uit van allerlei ongemakken die hun worden opgelegd. [Mendelsohn, 123]. Er is ook een psychische verandering merkbaar: Het publiek in Hongarije moet de overtuiging krijgen dat het "Joodse pro­bleem" eenvoudigweg bestaat, dat een snelle oplos­sing is gebo­den, dat zaken van ras en bloed allemaal zeer be­langrijk zijn, en dat er nu eenmaal een 'duidelijke', aantoon­ba­re tegen­stel­ling bestaat tussen [goede, echte] Hongaren en [veel minder goede, of zelfs slechte] vreemde elementen zoals de Joden. "The fact that Teleki agreed to see the second Jewish law through parliament demonstrates to what extent the old ruling classes had become the captive, whether willingly or not, and for whatever reason, of the radical anti-Semitism of the extreme-right". [Mendelsohn, 122].
Op den duur kan nu, door de zgn. “Jodenwetten”, ook de hele sociaal-economische struktuur op de helling komen want in rechts-radikale kring [en elders!] leeft allang de eis tot een radikale landhervorming, en ook de positie van de half miljoen Duitstalige inwoners kan gemakkelijk steeds meer in het geding komen, evenals de traditionele feodale [aristokratische] samenleving die in gevaar kan komen..... Voorlopig is het echter nog niet zover. Teleki wenst immers de indruk te geven dat er eigenlijk niets verandert: bijna alle ministers worden gehandhaafd want de nieuwe premier wil zich in Berlijn niet verdacht maken. De pro-fascistische leden van het kabinet blijven dus gewoon zitten onder Teleki, want ze achten het tijd­stip nog niet gunstig om open­lijk in verzet te gaan tegen de gematigde premier Teleki. [Ullein-Revitzky, 32]………
Tegelijk weigert de minister van binnen­landse zaken, Ferenc K­eresztes-Fi­scher, pertinent om maatregelen in tota­litaire rich­ting te nemen, en b.v. de linkse oppositie aan te pakken, en haar pers te verbieden. Daarom blijven de Duit­sers toch ook zeer wantrouwend tegenover Hongarije! Ook de minister van buitenlandse zaken, graaf Csáky, die de toetreding van Hongarije tot het Anti-Komintern­pakt al heeft voorbereid, blijft en op 23 februari 1939 wordt Honga­rije lid van het Pakt, maar volgens Csáky is dit geheel in de geest van de 20 jaar anti-bolsjewistische tradi­tie van het bewind van Horthy. [Allianz, 47]. De angst voor de Sov­jet-Unie en voor het bol­sje­wisme zitten zeer diep veran­kerd bij het Hon­gaarse publiek en er is ook sprake van een anti-bolsjewistisch wensdenken in Hongarije: men beschouwt het communisme als een dodelijk gevaar, maar dat is in Europa, van Spanje tot Finland, in de jaren dertig volstrekt niet ongewoon. Men legt nu dus níet de nadruk op de al vijf jaar bestaande correcte betrekkingen met de Sovjet-Unie, maar op de anti-bolsjewistische koers van het land sinds augustus 1919. Horthy zegt privé overigens al dat Hongarije nooit in oorlog gaan ten bate van andere ondertekenaars van het Pakt en Teleki verzekert Londen dat hij nooit iets zal doen dat de belangen van Groot-Brittannië schaadt!! [Sakmyster, 230].
Het spreekt ook vanzelf dat de westerse mogendheden geen maatrege­len nemen naar aanleiding van deze Hongaarse stap en het feit dat Hongarije op 11 april 1939 uit de Volkenbond treedt is voor het westen evenmin aanleiding tot een breuk met dat land. Eigenlijk moet en wil hij, Teleki, Duitslands in­vloed en macht ge­bruiken om de gevolgen van de vernedering van Trianon weg te werken, èn tegelijk in het westen de indruk geven dat Honga­rije geen bondgenoot van Duitsland is. Men vindt het prachtig wanneer Duitsland de Hongaren steunt, en wanneer men hiervan kan profiteren, maar men wenst de risico's zo beperkt mogelijk te houden. De komende twee jaar zal Hongarije vooral de kat uit de boom kijken en een afwachtende houding aannemen, hoewel men de revisionistische politiek uiteraard niet vaarwel kan zeggen….. Teleki lijkt hierbij een der weinige prominente Hongaren die zich wel realiseert dat de belangen op lange termijn toch wel eens een zekere matiging vergen of zelfs tijdelijk uitstel van de campagne voor revisie van de grenzen. Voor hem blijft fundamenteel dat Hongarije zo weinig mogelijk moet samenwerken met  Duitsland en minstens de welwillende houding der westerse geallieerden moet blijven houden. [Sakmyster, 230/231].

top

Toch kan men wel vaststellen dat Hongarije steeds verder de kant van Duitsland is opgegaan en dat zich in het voorjaar van 1939 een steeds verdere polarisatie in Europa voordoet. In maart 1939 wordt, n.b. één dag na Bohemen en Moravië, het Memel-gebied door Duitsland bezet, de Spaanse burgeroorlog eindigt met de zege van de fascistische diktator Franco, en Albanië wordt door Italië bezet. Daartegenover sluiten Polen en Groot-Brittannië een verdrag van wederzijdse hulp, en Engelsen en Fransen geven aan Grie­kenland en Roemenië -beide n.b. rechts-autoritair geregeerde lan­den- garanties voor handhaving van hun grenzen.
Hongarije houdt zich echter vooral met eigen, "binnenlandse" zaken bezig en zodra Teleki premier werd legde hij ook veel nadruk op de 'kwes­tie-Ruthenië', want Hongarije zou dit min of meer geïsoleerde gebied terug moeten krijgen! Dan krijgt het een gemeenschappe­lijke grens met Polen, en het gebied [formeel tot maart ’39 nog een deel van de CSR] kan toch niet op eigen benen staan…. Hitler bepaalt tenslotte ook dat Honga­rije de Karpa­ten-Ukraï­ne mag bezetten en eind februari krijgt het een fiat ervoor van Berlijn; de Duitse plannen met de rest van Tsjecho-Slowakije zijn immers allang klaar: Bohemen en Mora­vië zullen bij het Duitse rijk komen en Slowakije zal onder Duitse 'bescherming' komen. Overleg in Budapest tussen Duitsers en Hongaren op 13 maart 1939 leidt ertoe dat men z'n beleid t.o.v. Tsjecho-Slowakije op elkaar zal afstem­men, maar dat betekent in feite dat Hongarije in alles de Duitsers ter wille zal zijn. Op 11 maart [Macartney, Oct. I, 332] wordt een akkoord tussen Budapest en Berlijn gesloten: "In het geval dat zekere Hon­gaar­se akties in het gebied van de Karpaten-Ukraïne nodig zijn, zal Honga­rije o.a. de Duitse eisen met betrekking tot het vervoer in acht nemen, de economi­sche belan­gen van het Reich beschermen en de rechten van de "Volksdeut­sche" hier erkennen".
Hitler wil de eigenwijze Teleki, die zo z'n eigen gang gaat, trouwens ook bewijzen dat híj alleen de sleutel voor de politiek tegen­over de rest van de CSR in handen heeft. Wanneer de Slowaken nog weifelen, laat Hitler [11 maart 1939] de Hongaren de vrije hand in Karpaten-Ukraïne. Ze mogen het gebied bezetten, mits geen Duitse belangen worden geschaad en Horthy is daarover zeer enthousiast. Bij voorbaat is hij al zéér dankbaar en blij met de ver­groting van z'n land, en dat laat hij op 13 maart merken in een brief aan Hitler. Hij deelt mee dat er een grensincident zal komen en dan zal Hongarije het gebied bezetten. “Ik zal dit bewijs van vriendschap nooit vergeten en uwe excelentie kan te allen tijde op mijn dankbaarheid rekenen”, aldus de Hongaarse regent aan Hitler….[Sakmyster, 231].
Toch had Teleki graag het gebied mèt instemming van het westen en zonder al te nadrukkelijke hulp van Duitsland inge­lijfd en hij houdt dus bij zijn vreugde ook steeds een zekere be­zorgd­heid: dat blijkt b.v. uit de telegrammen die hij naar Rome en naar Warschau stuurt. Een grote Duitse invloed in Slowakije betekent voor Hongarije volgens Teleki een risico. [Ádám, Richtung S., 163/1­64].
Hongarije probeert intussen dus zo weinig mogelijk in de open­baarheid te brengen over Duitse invloed op de gang van zaken in Karpaten-Ukraïne: Men doet alsof het een geheel nationale, binnenlandse zaak van Hongarije is en ook probeert men zich te verzekeren van de instemming van landen zoals Italië, Roemenië en Polen met een bezetting van het gebied. Wanneer men dan verneemt dat de Duitsers Bohemen en Moravië op 15 maart zullen bezetten, besluit men tot bezetting van het meest oostelijk gebied van de CSR, de Karpaten-Ukraïne [Hongaars: Ruthenföld of Kárpátalja] op dezelfde dag. Ook Duitsland zal -als het níet met de Hongaarse operatie instemt- voor een fait accom­pli worden gesteld.... Dit gebied was vanaf oktober 1938 een autonoom gebied, maar wanneer Slowakije 'onafhanke­lijk' onder Duitse protectie wordt, op 14 maart 1939, is de positie van het gebied min of meer hopeloos. Slowakije moet n.l. onafhankelijk worden onder Duitse be­scher­ming, want anders zal het onder de buren worden verdeeld, zo dreigt Hitler... [Macar­tney, Oct. I, 336].
Vervolgens verklaart Slowakije zich op 14 maart, van tevoren door de Duitsers op de hoogte gebracht èn bedreigd, onafhanke­lijk en stelt zich onder Duitse bescherming, en aan Hitler biedt men op 16 maart het protektor­schap aan. Hongaarse troepenversterkingen, vrijwilligers en grensinciden­ten doen vervolgens hun werk en op 14 maart is "de chaos in en rond de Karpaten-Ukraïne compleet". Volo­syn heeft op 14 maart de onafhankelijkheid uitgeroepen en Duitse bescherming ingeroepen, maar het gebied, dat nòch politiek nòch economisch op eigen benen kan staan, wordt de volgende dag na een militaire order van Horthy [“Óp naar onze 1000-jarige grens, naar de toppen der Karpaten, om uw handen uit te strekken naar uw Poolse kameraden”] door Hongaarse troepen bezet. [o.a. Sakmyster, 231]. Eerder hebben zich aan de Hongaarse grens al incidenten voorgedaan, er zijn provocaties geweest, en nu kan Hongarije "niet langer aanzien dat onverantwoordelijke elementen de veiligheid van de grenzen in gevaar brengen". [Horthy, 209]. Op 15 maart wordt de Karpaten-Ukraïne door Hongaarse troe­pen bezet, na een ultimatum, waarin alleen voor de Hongaren alle vrijheid wordt opgeëist! Tot het laatste moment blijft men echter bezorgd over Pools en eventueel Roemeens optreden: het gebied moet zeer snel worden bezet....!
Toch verloopt de bezetting van dit vroegere Hongaarse gebied niet zonder geweld: 72 doden en 144 gewonden vallen bij mili­taire akties van de Honvéd tegen Cic-gardisten, maar dit bergland is in twee dagen volledig bezet; Hongarije grenst daar­mee aan Polen! Een lang gekoesterde wens gaat hiermee in vervulling, maar tot een bondgenootschap tussen beide landen -een soort blok, dat n.b. tegen Duits­land zou zijn gericht- komt het niet: Er is geen sprake van dat Hongarije iets tegen Duitsland kan onder­nemen, zo het dat al zou willen! Hoewel men in Budapest van nu af hoog opgeeft over de gemeen­schappelijke Pools-Hongaar­se grens, en zegt dat men een Duitse omsingeling heeft weten tegen te houden, is het aan de andere kant duidelijk dat alle kleine landen tussen het bijna al­machtige Duitsland en het enorme Rusland nog slechts één ding kunnen doen: in machteloosheid afwach­ten. De politieke ontwik­ke­lingen beïnvloe­den kan ook Hongarije niet………….
Men doet overigens alles om het volk de indruk te geven dat Hongarije, onafhankelijk van ieder ander, aktie heeft ondernomen en de pers prijst de regent voor zijn geweldige leiderschap als “Vermeerderaar van het Rijk” en velen denken dat de gemeenschappelijke grens met Polen eigenlijk tegen Duitsland is gericht. Één en ander berust natuurlijk op een valse voorstelling van zaken, op illusies, maar in het al jaren bestaande nationalistische klimaat is men dat gewend, of nog erger: men weet niet beter… [naar Sakmyster, 231].
In Roemenië en elders neemt zelfs de vrees voor “het zich herstellende” Hongarije, grote vormen aan, en zeer overdreven spreekt men al van 200 tot 300.000 Hongaarse soldaten, terwijl er in werke­lijkheid niet meer dan 70.000 zijn. [Macartney, Oct. I, 340]. Begrijpelijk is ook dat de onzekerheid over het verdere lot van Midden-Europese staten toeneemt: Men kent de plannen van Hitler immers niet. Wèl weet men overal dat hij een onverza­digbare machtshonger heeft en dat niemand tegen hem is opge­wassen! Bovendien stoort Hitler zich blijkbaar niet aan schriftelijke akkoorden: het Akkoord van München van september 1938, gesloten met Italië, Engeland en Frank­rijk, is immers na nog geen half jaar door gewapend optreden van Hitler zèlf al te niet gedaan. De Tsjechen zijn nu het kind van de rekening. Wie volgt?……….

top

Vooral Roemenië voelt zich bedreigd, terwijl ook Slowakije bang is voor Hongarije. Daarom krijgt Roemenië -behalve de vriendschap van Duitsland- ook garanties van Engelsen en Fransen op 13 april 1939 en niet voor niets heeft Slowakije Duitse bescherming aan­vaard: Na een aantal incidenten aan de nieuwe Hongaarse grens sluit men onder zware Duitse druk met Hongarije een akkoord op 4 april 1939. De Slowaakse rege­ring verklaart echter hierbij, dat ze de zuide­lijke en ooste­lijke grenzen met Hongarije nooit zal erken­nen! [Macart­ney, Oct. I, 342]. Hongarije krijgt nu nog enkele kleine gebie­den, samen 1.700 km ² met 64.000 Ru­theense en Slowaakse inwo­ners……. Teleki's doel, om alleen met vreedzame, diplomatieke middelen zoveel mogelijk gebied terug te krijgen en de grens van 1920 te doen herzien, is hiermee eigenlijk -al snel!- ten einde. Immers Hongarije past, wanneer het uitkomt, óók militaire middelen toe, zo blijkt nu! Met handen en voeten is Hongarije toch aan Duits­land gebonden. Bovendien is de korte fase van een revisionisme in etnische ['völkische'] zin blijkbaar al weer voorbij: Hongarije bezet namelijk een terri­torium dat door een overgrote meerderheid van niet-Magyaren, n.l. Ukraïners, wordt bewoond!
Het op 15/17 maart bezette Karpatengebied -11.000 km ²- telt 550.000 inwo­ners. Hoewel aan het gebied autonomie wordt be­loofd, komt hiervan nooit iets terecht: strategisch is het immers als grensgebied van grote waarde. "Kárpátalja" komt onder een reg. commissaris, de bekende en gere­nommeerde ‘kroonwachter’ [koronaőr] baron Zsigmond Perényi [Pest, 1870 – Budapest, 1945], wiens familie al sinds de 16e eeuw belangrijke funkties bekeedde, en die hiervan­daan kwam. Het strategisch zo be­lang­rijke gebied dat nu de zo lang gewenste­ verbinding van Honga­rije met Polen vormt, blijft 'voorlopig' onder militair be­stuur [tot aan het einde van de oorlog!] ”wegens oorlogsom­standigheden”. [Pamlényi, 521].
Op economisch terrein zullen Hongarije en Duitsland gezamenlijk het gebied exploiteren en op 6 mei 1939 verklaart Hongarije zich hiertoe bereid. [Nebelin, 33]. Alle uitingen van Ukraïns nationa­lisme, en van sympa­thie voor Tsjechoslowakije worden onder­drukt, en Hongarije wil o.a. via Hongaarstalig onderwijs de vroegere situatie [van voor 1918/19] blijkbaar weer her­stel­len.
Volgens een CSR-telling van 1930 woonden er in het gebied toen 413.500 [= bijna 80 %] Roethenen [Ukraïners], van wie een grote meerder­heid [3/4] Grieks-katho­liek en een minderheid orthodox is, 66.000 Joden [12 %], 26.000 Hongaren [5 %, r.k. en prot.], 8.700 Duitsers en ruim 30.000 anderen. Voor het nieuwe gebied worden 10 lagerhuis­leden benoemd en Hongarije telt nu 10,86 miljoen inwo­ners, en heeft een opper­vlakte van 117.146 km ².
De bevolking van "Kár­pát­alja", voor­namelijk Ukraï­ners of "Roet­he­nen", in het Hongaars ook Ruszinok genoemd, protesteert niet naar aanlei­ding van de Hongaarse bezet­ting en voor de Hongaren lijkt het erop dat, na twintig jaar, opnieuw ’een deel van het onrecht dat Hongarije in 1919/20 is aangedaan wordt goedgemaakt’. Algemeen is de vreugde over de bezetting van het Karpaten­land. De [wan-]­'orde' van na de eerste we­reldoor­log, van Ver­sail­les, van Trianon en van de Volkenbond, maakt nu plaats voor een 'meer rechtvaardi­ge', nieuwe "orde", zo denken ve­len... Overigens reageert men in Londen koel op de bezetting van Ruthenië: het is beter dat het gebied in Hongaars bezit komt dan in Duitse handen. [Baross, 24]. Men gaat er in Buda­pest trouwens ook vanuit dat, nu de eerste domino­steen, Tsje­choslowa­kije, is gevallen, weldra ook wel grens­correcties t.o.v. Joegoslavië en Roemenië zullen volgen! Deze [nationalistische] politiek van whishful thinking van Teleki is mede [vooral!] door de internationa­le situatie populair want ”twintig jaar revisionistische politiek heeft dan toch iets opgeleverd”. Aan de Hongaarse parlementsverkiezingen van mei 1939 mogen de inwoners van het nieuwverworven gebied echter níet deelnemen en er worden ook Hongaarse ambtenaren heen ge­stuurd, hetgeen vaak als vernedering wordt ervaren.
Er zijn ook Hongaren in 'Felvidék', het geannexeerde voorma­lige Zuid-Slowakije, ontevreden, wanneer eenmaal blijkt dat het Hongaarse bestuur helemaal niet demokratisch is en de sociaal-economi­sche toestand in Hongarije nog feodaal is te noemen. De gun­stige agrarische tarieven door het protektionisme van de Tsje­choslowaakse staat vallen nu weg en men moet concurre­ren met de Hongaarse laagvlakte, de Alföld. De betrekkingen met Slowakije, die zgn. onafhankelijke staat onder Duitse protektie, blijven zeer koel, en ze worden ver­stoord door allerlei provokaties en incidenten.
Terwijl Andor Jaross, de ultra-rechtse leider van de Hongaren in het voormalige zuiden van Slowakije dat land waarschuwt en dreigt: "Hongarije is nu een andere staat dan in 1920, want het steunt nu op een sterk leger", spreekt Horthy meer verzoe­nende woor­den: "De nationale rechten van de Slowaken in Honga­rije zijn gegarandeerd en Hongarije wil een vreedzaam en werkzaam leven leiden in het Donaubekken" [KHA 3775]. Hij acht overi­gens Slowakije verantwoordelijk voor de incidenten aan de grens. Evenals na oktober/november 1938 zijn er ook nu slechts weinigen die zich ervan bewust zijn dat Hongarije het nieuw­verworven gebied aan Duitse gunsten te danken zou hebben. Men krijgt zelfs algemeen de indruk dat Teleki, resp. Honga­rije, een gerespek­teerde vriend en bondgenoot van de As is, maar dat dit land blijkbaar er óók in slaagt om de handen nog voldoende vrij te houden.
Vooral na de bezoeken van Teleki en Csáky aan Rome en Berlijn in april/mei 1939 staat -voor de buitenwereld- alles weer in het teken van hartelijke vriendschap, samenwerking, wederzijds vertrou­wen, nauwe betrekkingen, gemeenschappelijke belangen, etc. [KHA 3762]. Het aanvankelijke wantrouwen en de koele vijandigheid van de Duitse leiders en de pers tegenover Teleki lijken vanaf het bezoek van de Hongaarse premier aan Berlijn zelfs volledig vergeten en vergeven. Hongarije heeft het vertrouwen van de Duitsers volledig teruggewonnen, zo lijkt het wel. Het publiek in Hongarije verneemt niets over de gesprekken tussen Duitse en Hongaarse politici in verband met de dreigende crisis rondom Polen. Na het bezoek van Teleki aan Duitsland doet men normaal tegen hem, en praat weer over 'geme­enschappe­lijke belangen'. [Ul­lein-Re­vitzky, 30].
"Hongarije zal", aldus minister Csáky op 14 mei 1939, "zijn onaf­han­kelijkheid handhaven, het beschouwt Duitsland en Italië als voornaamste vrienden, maar ook Polen wordt als vriend gewaar­deerd". Men hoopt op vriendschappelijke betrekkingen met Joego­slavië en op ontspanning en begrip met betrekking tot Roeme­nië. Met de westerse grote mogendheden wil men vooral economische en culturele betrekkingen handhaven, aldus graaf Csáky. [KHA]. Ook in zijn binnenlandse politiek wil Teleki voor Hongarije de handen vrijhouden. Hongarije mag geen totalitaire staat worden, en zal zijn traditionele parlementaire leven moeten behouden. Aan de [rassen-] waan van de dag willen Teleki en Horthy ook niet enthousiast meedoen. Toch laat ook deze premier zich als antisemitisch kennen, zoals hij vele jaren geleden al deed, en hij wijst op "sukses­sen" van de regering, zoals de tweede Jodenwet, waarmee ook hij heeft ingestemd. Het wantrouwen van de Duitsers probeert hij te verminderen door heftige aanvallen op de vakbonden en de belofte van maatregelen tegen de sociaal-demokraten: het is een spel van Teleki om de Duitsers gerust te stellen. [Laczkó, 66/67].
Blijkbaar rekent men in Budapest erop dat de vrede blijft gehandhaafd en dat een eigen min of meer ongebonden buiten­landse politiek eveneens mogelijk zal blijven. Deze politiek van Teleki is populair in Hongarije, vooral na de bezetting van "Kárpátalja". Toch geniet deze premier niet veel parle­men­taire steun en daarom besluit hij op 5 mei 1939 het parlement te ontbinden, en voor eind mei ver­kiezingen uit te schrijven. Hij wenst een bredere steun in het Lager­huis. De binnenlandse rust is hersteld, de extreem-rechtse opposi­tie roert zich veel minder, en Teleki kan inspelen op het toenemende internationale [westerse] verzet tegen Hitler na de bezetting van Praag door een meer onafhankelijke houding tegenover nazi-Duitsland aan te nemen. [Laczkó, 64].
Hoewel de verkiezingen worden gehouden volgens de nieuwe kies­wet van 1938, en dus voor het eerst geheim zijn, zijn ze toch nog altijd niet vrij te noemen: ook nu nog is de kandi­daatstelling aan allerlei beperkingen onderhevig en nog altijd moet men als kiezer b.v. aan verschillende voorwaarden voldoen, 26 jaar oud zijn, en zes jaar in de huidige woon­plaats hebben gewoond. Toch vinden sommige aristokraten zelfs deze geheime verkie­zingen al "een sprong in het duister". [Laczkó, 65]………

top

Op 28/29 mei 1939 worden er dus voor het eerst gehei­me parle­mentsverkiezingen gehouden die weer een grote meer­der­heid voor de rege­rings- "Par­tij van het Hongaarse Leven" MÉP ople­ver­en, dankzij o.a. de steun van het overheids­apparaat [amb­tena­ren, gendarmerrie] en van het econo­mische en financiële esta­blish­ment, de meer welvarende boeren en grond­be­zit­ters. Deze partij, die nu 181 [170] van de 260 zetels in het parle­ment bezet, en  50,8 % [1.871.400 stemmen] krijgt, telt verschil­lende stromingen maar is toch zeer sterk overwegend rechts, conserva­tief, tradi­tioneel. Vele burgers van de middenklasse, die eigenlijk onverschillig en passief zijn en niet politiek bewust steunen toch de rechtse, nationale, regeringspartij van de gevestigde orde. Wel heeft een groot deel [2/3] van de fraktie ook duide­lijke sympathie voor zgn. "moderne", autoritai­re methoden en voor de As- mo­gendhe­den, b.v. de groep van 25 à 30 leden o.l.v. de gefrustreerde en ambitieuze ex-premier Imrédy. Men kijkt dan met name naar het Itali­aanse fascis­me en zoals gebruikelijk hebben 'fellow travelers', carrière-makers en oppor­tunisten de overhand. Slechts 1/3 deel steunt de veel meer gematigde premier Teleki [en Horthy en Bethlen] volledig. Sommigen willen ook meer sociale hervor­min­gen, b.v. een landverdeling, en meer staats­invloed op het economische leven.
Ook de 36 benoemde afge­vaar­digden voor de in 1938/39 verwor­ven gebieden, "Felvidék" [26 zetels] en "Kárpá­t-al­ja" [10 zetels] steunen Teleki. Voor een Hongaars premier geldt overi­gens zoals bekend in de praktijk dat hij in de eerste plaats het ver­trouwen van Horthy, en pas in tweede instantie het fiat van het parle­ment moet heb­ben.
Voor het eerst wordt nu dè oppositie vooral gevormd door aller­lei [zes!] extreem-rechtse, fascistische en nationaal-socialistische groepen, die o.a. dankzij enorme subsidies uit Duitsland, samen 24,24 % der stemmen [894.000] en 48 van de 260 zetels be­halen…….. Deze partijen treden samen op als "Pijl­kruisersfront" [Nyi­laskeresztesfront] en men benadrukt sterk de nauwe verbondenheid met de As, met Italië en Duitsland.
Hongarije zal, zo wordt be­weerd, naast deze beide landen een grote rol in het nieuwe, autoritaire Europa kunnen vervullen. De ultra-rechtse partijen be­strijden elkaar nu niet, maar in elk dis­trikt is slechts één kandidaat van het NK-front en de nog steeds gevangen Szálasi wordt nu beschouwd als de martelaar van de arme klassen, van het volk...... Een agitatie van ongekende vorm en vooral een radikaal soci­aal programma ten bate van de lagere klassen, de belofte van een radikale en onmiddellijke land­hervorming doen het bij vele kiezers goed. De plannen voor radika­le landhervormingen ten bate van de arme boeren en landarbei­ders leiden overigens niet tot een "bruin platteland": het extreem-rechtse blok heeft haar over­winning zeker niet aan de Hongaar­se boeren te danken!
Veel arbeiders stemmen echter wel op dit 'NK-front'. Zelfs het zgn. Rode Csepel, het bolwerk der arbeiders ten zuiden van Budapest, stuurt 2 ex­treem-rechtse afgevaardig­den naar het parlement. De Hongaarse nazi's en fascisten krijgen daarmee de steun van middenklassen, de kleine burgerij, veel Duitsspre­kenden en ook arbei­ders. [Laczkó, 72]. Het gevolg is zelfs dat de pijlkrui­sers weige­ren om 'rechts' in het parlement plaats te nemen: ze vinden dat ze de arbei­ders, de lagere klassen, de lijdenden, de honge­rigen en de armen, en daarmee 'links' vertegen­woordi­gen!
De controle over de NK-partij is nu in handen van mensen die geen bezwaar hebben om geld uit Duitsland aan te nemen. Duitse agenten kopen de hele voorraad Hongaars geld op, een bedrag tussen de 5 en 6 miljoen Pengő, dat in Zürich beschikbaar is, Duitse banken in Hongarije geven enorme leningen en Duitse firma's geven hulp in geld en in natura. [Macartney, Oct. I, 350].
Andere berichten luiden dat via Zwit­serse banken [vanuit het Duitse rijk] een half miljoen Pengő zou zijn overgemaakt. [Laczkó, 67]..... Ook worden de pijlkruisers worden hier en daar door de lokale autoritei­ten op het platteland gesteund. Hier hebben vele főispáns [prov. gouverneurs] nog altijd belangrijke invloed, zij zijn veelal politiek uiterst rech­ts, ge­bruiken hun invloed tegen de 'link­se opposi­tie', en zijn vaak zeer soepel t.o. rechts-radikalen [Macart­ney, Oct. I, 350, Lacz­kó, 67]. Men be­weert ook algemeen, dat de illegale commu­nistische partij haar mensen heeft opgeroepen om op ex­treem-rechts, op de Pijlkruisers, te stemmen: dat is de nieuwe taktiek van de Hongaarse commu­nisten………..
De nieuwe "Pijlkruiserspartij" van Szálasi, Hubay en Rátz krijgt 31 zetels, de "Verenigde Hongaarse nationaal-socialis­tische partij/NK Front" [EMNSZP] van Pálffy en Baky 11 ze­tels, de "Hong. nat-.s­oc. Landarbei­ders- en Arbei­derspar­tij/Hong. Pijlkruiserspartij" van Meskó 3 z., het "Christelijk-natio­naal-socialistisch front" [KNSZF] van Maróthy 2 z., de "Partij van de Nationale Wil" [NAP] van Lajos Csóor 1 z., en de "on­afh. nat.-soc." van Jenö Szöllösi 1 z. De extreem-rechtse Hongaarse leiders Hubay en Baky hebben vóór de verkiezingen wel moeten garanderen dat ze alleen met rustige, legale en con­stitu­tionale methoden zullen proberen aan de macht te komen.
Eerder waren vooral de bombastische, chauvinistische en demagogische geluiden van deze extreem-rechtse partijen opval­lend en sleepten velen mee. Alle vurige, scherpe en vaak buiten­gewoon heftige emoties en de vaak zeer grootse, over­spannen verwach­tingen moeten verhullen dat ook het kleine Honga­rije in wezen slechts één van de ongeluk­ki­ge Donau­staten is, die met name vanaf de zomer van 1939 zijn als "puppets of fate in the hands of unscrupu­lous and overwhelming outside forces". [Kert­ész, 47].
De invoering van geheime verkiezingen heeft dus vooral geleid tot een zeer sterke verrechtsing van het Hongaarse politieke leven, en deze verrecht­sing vindt vooral z'n oorzaak in het feit dat de dikta­tors in het midden van Europa de wind in de zeilen hebben. Een gematigde politiek van overleg en tolerantie, van parle­mentaire methoden, lijkt het onderspit te delven. Zelfs Engel­sen en Fransen zijn immers, zij het noodgedwongen, bereid geweest om met de Führer en de Duce te praten.
In heel Midden-Europa is, vanaf de Oostzee tot de Middelland­se zee, vrijwel geen enkele parlementaire demokratie meer te vin­den. De uitzondering is Zwitserland, en het is al bijzonder dat b.v. sociaal-demokra­ten en liberalen in Budapest nog altijd in het parlement zijn vertegenwoordigd! Maar ook in Hongarije zijn de sterke tendensen naar extreem-rechts nu duide­lijk merkbaar. De zogenaamde linkse oppositie, die voorzichtige her­vormin­gen binnen het bestaan­de systeem wenst, heeft minder aan­hang en zetels dan ooit tijdens het regent­schap van admi­raal Horthy sinds 1919/20. De verliezen van de traditionele "linkse oppositie" zijn vergeleken bij het sukses van ex­treem-rechts wel heel duidelijk. Met name in Budapest en de nabije omgeving is de tendens naar extreem-rechts duidelijk: in de hoofdstad zelf krijgt de regerings­partij MÉP 95.500 stem­men [47 %], de NKP 72.000 [36 %] en de sociaal-demokratische partij nog maar 34.500 stemmen [13 %] in plaats van 22 % in 1935. [Nagy Talavera, 153, Rothschild, 181, Laczkó, 70]. In de voorsteden van de hoofdstad, net als in Frankrijk ook in Hongarije bekend als een 'rode gor­del', krijgen de pijl­kruisers 65.000 stemmen, de sociaal-demokraten 40.000 stemmen [een verlies van 10.000, 16 %]. Ook de regerings­par­tij MÉP boekt hier een verlies van 15 %. [Laczkó, 70].
De eenheid van extreem-rechts is wel heel pijnlijk vergeleken met de verdeeldheid van de "linkse oppositie'. De FKgP is b.v. zeer verdeeld over de konings­kwestie en sommi­gen [protestanten, "szabadválasztók"] hebben zich b.v. zeer geërgerd aan Eckhardt's pleidooi voor het legitimisme. [Macar­tney, Oct. I, 350]. De "Onaf­h. Partij van Kleine Grondbe­zit­ters" [FKgP] o.l.v. Tibor Eckhardt, met 14 zetels [23] en < 570.0­00 stem­men, 15,4 %, de Soci­aal-demo­kra­ten, o.l.v. Károly Peyer met 126.000 stemmen [3,4 %] en met 5 [11] zetels en de Libera­len of Burger­lijke Vrijheids­partij o.l.v. Károly Rassay, met even­eens 5 [7] zetels en 58.000 [1,6 %] stem­men leggen in het parle­ment nauwe­lijks nog gewicht in de schaal, zo zou men denken. [Lacz­kó, 70]. Deze cijfers zijn voor een belangrijk deel ontleend aan Wikipédia, Magyarországi országgyűlési választások a Horthy-rendszerben, pag. 11 en 12. 

Het luxueuze Palota hotel in Lillafüred, jaren '30

top

De grote regeringspartij wordt sinds jaren ook nog door de kleine "Christelijke-Economische partij", met 2 % van de stem­men en 8 zetels [14], gesteund. [Macartney, Oct. I, 350]. In totaal hebben ongekend veel Hongaren een geldige stem uitgebracht, n.l. 3.686.600. Maar de zgn. linkse oppositie-partijen hebben samen dus nog geen 10 % van het aantal zetels in het nieuwe Lagerhuis en voor Bethlen is het duidelijk: dít is niet de manier om extreem-rechts te bestrijden! [Nagy Talavera, 153]. Deze libe­rale en gematigde [ soc.-demokr.] oppositiepartijen met 24 zetels leggen vooral de nadruk op de Hongaarse constitutionele tradi­ties en op de vrijheid en onafhankelijkheid van het land. Wat dit laatste betreft zijn ze het dan ook geheel eens met pre­mier Teleki! 
Ze vinden hun aanhang vooral in de steden bij de midden­klas­se, de burgerij en de intellectuelen [Zs. Nagy, 123], maar ook bij de meer welgestelde boeren, de zogenaamde kleine grondbe­zitters [kis­gazda]. De -zeer gematigde- sociaal-demo­kraten vinden hun aanhang vooral bij de meer geschoolde arbei­ders, de leden van de vakbonden in de grote industriële be­drijven. De meest bekende en belangrijke leiders van de burgerlijke partijen zijn Tibor Eckhardt, Endre Bajcsy-Zsilinszky, Béla Varga en Béla Kovács van de FKgP, Peyer van de sociaal-d­emo­kraten en Rassay van de liberale "Burgerlijke Vrij­heidspartij". Zij steunen Teleki in z'n buitenlandse politiek van "zelf­standigheid en onafhan­kelijkheid" [önállóság és függetlenség] tegenover Duitsland en Ital­ië, en in z'n binnen­land­se poli­tiek voorzover hij de be­staande orde niet wil inruilen voor een totalitair regime in Hongarij­e. De premier belooft nu bescheiden sociale hervormingen binnen de bestaande instellingen en verder laat hij alleen die punten van het programma van Imrédy uit Kaposvár bestaan, die geen tegenstellingen oproepen.
Één van de mensen die duidelijk zien dat Hongarije nu niet meer door 'links' maar juist door 'rechts' wordt bedreigd, is Endre Bajcsy-Zsilinszky [Szarvas, 6 juni 1886 – Sopronköhida, 24 dec. 1944]. Ooit behoorde hij, o.a. als parlementslid vanaf 1922, tot de aanhangers van Gömbös en z'n "Fajvédőpárt", maar hij heeft zijn fout ± 1928 ingezien, en merkt nu dat Hongarije veel meer door Duitse, fas­cisti­sche, invloeden wordt bedreigd. Deste vuriger strijdt hij b.v. in artikelen vóór het behoud van de parlementai­re instellingen, en naarmate de druk op Honga­rije toeneemt, ontwikkelt zich bij hem een haat tegen alles wat met het Duitse nazidom heeft te maken.
Demokratische ontwikkelingen en de noodzaak van een vreedzaam samenleven van alle volken in het Donaubekken worden voor hem de politieke strijdpunten. Bajcsy-Zsilinszky verwerft daarmee veel respekt en voor velen is hij "Bandi bácsi" [ome Bandi]. Toch is het nog wel een enkele keer gebeurd dat hem z'n verleden wordt aangewreven. Al jong is hij, samen met z'n broer, bekend gewor­den door het dodelijke schot van z’n broer Gábor -in een duel- op de boerenleider András Áchim [1911]. Een jury heeft de beide broers toen vrijgesproken maar de schaduw van de vermoorde boerenleider Áchim achter­volgt de latere politicus Bajcsy-Zsilinszky nog lang. Zelfs op bijeenkomsten van de Kleine Grondbezitters wordt hem nog wel eens het bebloede hemd van Áchim voorgehouden!………
Bajcsy-Zsilinszky is ook om een andere reden merkwaardig en typerend voor de Hongaarse omstandigheden: na het verkrijgen van de gouden medaille voor dapperheid, omdat hij zich in de oorlog 1914/18 als officier der huzaren heeft onderscheiden, vult hij z’n Slavische ach­ternaam Zsil­inszky aan met de naam van z’n Magy­aarse moeder Bajcsy. [Imre Kovács, Im Schatten der Sowjets, 75/76].... Bajcsy-Zsilinszky gaat er ook vanuit dat alleen de Hongaarse boer het typische Hongaarse wezen en de onafhankelijkheid van de staat kan redden.
In publikaties zoals "Nemzeti Radikáliz­mus" [nationaal radikalisme] uit 1930 en "Egyetlen út: a magyar paraszt" [Slechts één weg: de Hongaarse boer]  uit 1938 laat hij zien dat hij eerst op het platteland grondige hervormingen wenst, daarna volgt de stad, maar het antisemitisme is geen oplos­sing en het inwisselen van Joden door christenen is volgens hem onzinnig! Het gaat er volgens Bajcsy-Zsilinszky veel meer om de enorme macht van de baronnen van industrie en banken, de kapitalis­ten, aan te pakken. [Borbán­di, 80].
Ook bij de partijen van 'links' is wel eens sprake van oppor­tunisme. Károly Peyer mag dan zijn zeer gematigde sociaal-demokratische opvattingen behouden en er als strenge school­meester op toezien dat er vooral geen lieden met een in 1918 ­en m.n. in 1919 belast [communistisch] verleden aan bod komen, en vooral weerstand bieden aan communistische pogingen tot infiltratie, de partij ziet zich in 1939 wel gedwon­gen om b.v. Joden uit leidende posten hun ontslag te laten nemen. Dat geeft toch een kans aan opportunisten, zoals b.v. Árpád Szaka­sits [1888-1965]. Deze vroegere steenhouwer, later vakbondsman, is vanaf 1938 hoofdred. van het sociaal-demo­kratische dag­blad ”Népszava”, en wordt in 1939 secretaris-gene­raal van de partij, maar ook híj wordt door z'n verleden achter­volgd: in 1919 is hij als ambtenaar van een ziekenfonds, via b.v. het inbe­slag­nemen van goederen, van die hele revolutie alleen maar persoon­lijk rijker geworden.... Zijn vrouw nam de schuld op zich, en Árpád Szakasits kon zelf vrijuit gaan. [Kovács, Im Schatten der Sowjets, 233/2­34]. ……..
Ook een leider der kleine grondbezitters, zoals de geref. predikant ds. Zoltán Tildy [1889-1961], wordt nog wel eens door z'n verleden achter­volgd: z'n schoonvader Antal Gyenis liet tijdens de radenrepubliek in 1919 als secretaris van het plaatstelijke "Direktorium" heel wat mensen [boeren] ophangen en is daarom in augustus 1919 ter dood veroordeeld. Beiden zwijgen erover. [Kovács, idem, 234/235]. Wiens persoonlijke verleden is immers brandschoon in een land dat al 25 jaar door oorlog, armoede en andere ellende is besmeurd en gekweld?
Maar het gaat nu om andere zaken: De bestaande parlementaire en constitutionele orde èn de contacten met het westen moeten gehand­haafd blijven [naast de officiële politiek van vriendschap met de As], en ook de beide kleine "linkse" oppositiepartijen zijn, zoals al­tijd, zeer behoedzaam om maar niet de heersende kringen van zich te vervreemden. Ze voelen, met Teleki, Bethlen [die nu samen met de vml. premier gr. Károlyi alleen door benoeming door Horthy lid van het Hogerhuis wordt!] en Horthy zelf, dat de Hongaarse natie in dodelijk gevaar kan worden gebracht door een buitenlandse totalitaire ideologie, die zeer waar­schijnlijk aan de grenzen van het vaderland géén halt zal houden..... Het leidende principe van dit parlement moet, aldus Teleki bij de opening van het nieuwe Lagerhuis op 14 juni 1939, eenheid, werk, binnenlandse consolidatie en vrijheid en onaf­hankelijkheid naar buiten zijn. [Macartney, Oct. I, 352]. Ook de officiële toespraak van Horthy bij de opening van het nieuwe Lagerhuis op 20 juni spreekt hiervan: Hongarije blijft trouw aan z'n vrienden en vooral de traditionele, historische vriendschap met Polen wordt geroemd, en "Hongarije zal met alle middelen bijdragen aan de vrede, het land zal steeds de zelf­standigheid en onafhankelijkheid hand­haven, binnen het kader van de constitutie die voldoende ruimte biedt voor het nemen van de noodzakelijke maatregelen", aldus het staatshoofd. [KHA 3840].

top

top

Van binnenlandse eenheid en consolidatie is echter geen sprake. Helaas is het nieuwe parlement niet meer een wachtpost voor de vrijheid van de natie en de burgers, integendeel: per dag komen er nieuwe beperkingen en beroving van rechten. ”De éne afgevaardigde komt met nog meer radikale slogans dan de ándere, en menigeen put zich uit in antisemitische slo­gans” [Bethlen, 27], het niveau van de debatten daalt en de felheid van de vele ultra-rechtse leden neemt toe: de radi­kaal-rechtse partijen van het Pijlkruisersfront vallen in het parlement het kabinet scherp aan. Men zegt b.v. dat de buitenland­se politiek van Teleki te weinig pro-Duits is omdat Teleki juist een bericht aan Hitler heeft gestuurd waarin hij meedeelt dat de Duitsers bij een aanval op Polen níet op militaire steun van Honga­rije kunnen rekenen. Teleki vertraagt, zo beweert men, ook de invoering van de tweede anti-Joodse wet van december 1938, en is veel te soepel tegenover de linkse oppositie. Daarom opent men de aanval met bombastische en demagogische taal, schreeuwend en uitdagend, radikaal en scherp. [Laczkó, 73/74].
Door de gunstige uitslag van de verkie­zingen is men in extreem-rechtse kringen immers, hoe kan het anders, zeer zelfbewust geworden, en minachtend tegenover anderen, en men voelt zich uiteraard steeds meer ge­sterkt door de ontwikke­lingen in Duits­land en Italië, de twee machtige vrienden van Hongarije.
Na de verkiezingen van mei 1939 neemt het Duitse rijk zich overigens voor om níet meer alleen te steunen op 'extreem-rechts' in Hongarije. Omdat de Hongaarse autoriteiten voor Duitsland toch wel als betrouwbaar gelden moet -aldus Von Ribbentrop op 27 mei 1939, één dag voor de Hongaarse verkie­zingen- de enorme financiële steun aan extreem-rechts stop­pen: "derge­lijke onzin moet in de toekomst niet meer voorko­men, omdat de be­trekkingen tussen beide landen daardoor belast worden". [Nebe­lin, 34]. Het is duidelijk dat de partijen van ex­treem-rechts ook in Honga­rije zijn aangestoken door de sukses­sen van Nazi-Duits­land, en vooral na de Anschluss van Oostenrijk [maart 1938] zijn ze "élec­trisés par le voisi­nage du régime Hitlérie­n". Ook de 500.­000 Duitsers in Hongarije beginnen zich meer te organi­seren en druk op de Hongaarse regering uit te oefe­nen. [Bol­dizsár, 60].
Toch is, ondanks alles, de binnenlandse politieke vrijheid in Honga­rije -vergeleken bij menig ander Europees land- [en alle buurlanden!] nog aanzien­lijk. Dat bewijst de oprichting van de "Nationale Boerenpar­tij" [Nemzeti Paraszt Párt, NPP] op 29 juni 1939, het typische plattelandsfeest van St. Petrus en Paulus aan het begin van de oogst, in de kleine en zeer afgelegen provinciestad Makó. Deze partij onderscheidt zich van bijna alle bestaande par­tijen door haar principiële keuze vóór demokratie. Speciaal voor landarbeiders en arme boeren heeft men de nieuwe partij opgericht want in de gematigde en onderling zo verdeelde "Kleine Grondbezitters" herkent men zich niet: die partij minacht immers de landarbeiders, en zíet hen niet eens.
Na veel diskussies is het eindelijk zover gekomen: een dozijn popu­listische schrijvers en een vijftigtal linkse boeren-politici hebben elkaar gevon­den, en men kiest n.b. voor de naam "Boerenpartij", hoewel men zeer goed beseft dat dat woord een enorme afkeer oproept bij de gevestigde middenklassen en de hogere lagen van de Hon­gaarse bevolking! "Boer" [paraszt] klinkt zelfs in het agrarische Hongarije nog altijd verach­telijk. Je moet je ervoor schamen als je jezelf zo wilt laten noe­men......... [Borbándi, 213 etc.]. Héél typisch is immers dat paraszt ook pion betekent en historisch gezien was de Hongaarse boer eeuwenlang niet veel meer dan een pion!!….
Sommigen hebben niets in een nieuwe politie­ke partij gezien, maar anderen zijn zich ervan bewust dat men alleen zó tot aktie kan komen. Vooral nadat men het blad "Szabad Szó" [het Vrije Woord] heeft opgekocht denkt men te kunnen starten met een nieuwe partij. De NPP spreekt zich uit tègen het Horthy-regime en vóór moder­nisering en radikale hervormingen, m.n. van het platte­land. Alge­meen kiesrecht, sociale voorzieningen, agrarische coöpera­ties, vrij onderwijs [los van de kerkelijke scholen], een vrije boerenstand, socia­le gerechtigheid en een echte moderne, parlementaire demokra­tie moeten in Hongarije komen.
Een -voor Hongarije- nieuw geluid is ook dat het binnenlandse bestuur er ten dienste van het volk moet zijn! Grondbezit zou maximaal 500 juk [ruim 360 ha] mogen zijn; vakbonden moeten geheel vrij zijn, monopolies en kartels moeten worden opgehe­ven, industrialisatie en volksonderwijs moeten worden bevor­derd. M.a.w. het is duidelijk dat het "Maartfront" van 1938 en de in Makó opgestelde XII punten de basis voor de NPP vormen en in de partij is sprake van allerlei buitenlandse invloeden, van marxisme en socialisme, van het revisionisme der sociaal-demokratie, van positivisme, natio­na­lisme en romantiek.
De NPP spreekt zich uit 'tegen externe vijanden en tegen binnenlandse verraders' [Kovrig, 131]: men wil geen associatie van Hongarije met Duitsland en Italië, maar men wil ook geen banden met de Duitse minderheid en de Joodse middenklassen in een vrij en onafhankelijk Hongarije! Het land behoort aan de Magyaarse boerenstand, zo vindt de nieuwe "Natio­nale Boeren­par­tij". Terug naar het platteland, erop uit naar het dorp ["ki a faluba"] is de leuze [zie ook L. XIV], en men wil véél meer mogelijkheden schep­pen voor de arme Hongaarse boerenbevolking, in de geest van Mihály Kerék, van andere "dorpsonderzoekers" en schrijvers en ook van b.v. componisten zoals Kodály en Bartók die hun inspiratie al veel eerder voor een zeer belangrijke deel op het platteland hebben gevonden. [Held, 335].
Sommigen binnen de progressieve NPP zijn ook niet afkerig van banden met extreem-links, met de -illegale- communisten, zoals József Darvas en Ferenc Erdei, maar anderen zijn veel voorzichti­ger, zoals de leider Imre Kovács en Péter Veres. Het spreekt overigens vanzelf dat de nieuwe partij aan de vooravond van de oorlog, zomer 1939, nog geen vuist kan maken, maar geleide­lijk aan wint ze aan kracht, o.a. door de oorlogsom­standighe­den.
Een ander -en veel minder bekend- initiatief ten bate van land­arbeiders en arbeiders wordt in 1939 genomen door profes­sor Györffy van de Pázmány-universiteit in Budapest. Hij richt een speciaal 'college' op t.b.v. de studie van studenten uit kringen van arme landarbei­ders en industriearbeiders in de hoofdstad. [Borbándi, 215/2­16].
In tegenstelling tot de massale bewegingen van ultra-rechtse fascisten en anderen nemen de Boerenpartij en andere al langer bestaande 'linkse' politieke [oppositie-] partijen en groepen in Hongarije slechts een gerin­ge plaats in, maar hun volkomen legale bestaan is op zichzelf al een bijzonderheid in Midden-Europa in de latere jaren '30.....
Tot 1938/39 bestaat er in Honga­rije geen censuur, maar vanaf dat moment komt men met wetten, die "opruiïng en oproeri­ge daden tegen de staat, aansporing tot majesteitsschennis, hoogverraad, misdaden en overtredingen, agitatie, aanvallen op de instelling van het koningschap, het omverwerpen van de staat, anti-religieuze uitingen en ontucht" strafbaar stellen. [Borbándi, 196]. Allerlei -ook kritische- schrijvers kunnen echter nog jaren lang rustig hun gang gaan, en ondervinden bij het publiceren van artikelen, boeken, bladen, romans, studies, enz. vaak weinig of geen hinder van de autori­teiten [maar soms ook wèl!]. Er bestaat overigens, dat moet ook worden gezegd, weinig of geen begrip tussen de verschillende 'li­nkse' politieke partij­en onderling: met name de Hongaarse sociaal-demokraten hebben b.v. vrijwel nooit enige waardering of begrip getoond voor plattelandsbe­wegin­gen, en tonen vanouds al weinig of geen interesse voor agrari­sche zaken!
Ook de burgerlijke [en voor een deel Joodse] pers en de kleine burgerlijke oppositie in het kosmopolitische Buda­pest toont vaak haar afkeer en onbegrip voor de noden van het 'achterlij­ke' Hongaarse platteland.
Vermeldenswaard is tenslotte wellicht ook de aanvankelij­ke interesse, maar weldra de scherpe veroordeling door leiden­de Hongaarse commu­nisten vanuit het buitenland [in Moskou!] van de populisten, het "Maartfront" en de "Nationale Boerenpartij". De later zo beruchte, dogmatische en stalinistische partij-ideo­loog József Révai [1898-1959], die in 1919 na omverwerping van de radenrepubliek uit het land is gevlucht, is degene die al in 193­8/39 zware beschuldi­gingen richt aan hun adres: "Ze schieten tekort, de typische patriotti­sche trekken zijn fout, de leidende rol van de arbeidersklas­se wordt niet er­kend, evenmin als het inter­nationalis­me". [Borbándi, 193/195].

top