|
12 Hongarije in het Interbellum, het bewind van Horthy, 1919 tot 1939
12.33 Hongarije en problemen van "de nationale minderheden"
in de jaren '30 der XXe eeuw.
Na de vrede van Trianon heeft het 'verminkte' Hongarije nog slechts kleine groepen niet-Hongaars-sprekende inwoners overgehouden en van hen vormen de "Schwaben" of Duitsers vèruit de belangrijkste groep; alle andere 'nationaliteiten' zijn te klein of wonen veel te verspreid voor enige organisatie van betekenis.
Met name de "Schwaben" [Sváb] in Hongarije kennen geen "nationaal gevoel", en zij hebben vóór 1918 vooral de kern van het ambtenarenapparaat op de drie centrale K.u.K.-ministeries, in het K.u.K.-leger, op het ministerie van financiën, in de openbare diensten, bij de spoorwegen, en met name het technische personeel gevormd. In de hogere leiding van het bestuur in Hongarije zitten vanaf 1900 vooral [gemagyariseerde] "Schwaben".
Opvallend is de grote rol die de Zwaben in het leger van de monarchie speelden. Terwijl de Hongaarstalige "Honvéd" slechts een soort Hongaarse nationale militie vormde, was het K.u.K.-leger van véél meer belang. Dit leger stond onder direkte controle van de keizer, was centralistisch en monarchistisch georganiseerd en hierin was Duits de commandotaal. Hongaren waren tot 1918 eigenlijk niet van plan om hierin hoge posten te bezetten, dat heette "niet patriottisch".
Schuw was men en schaamte had men als echte Magyaar tegenover het K.u.K.-leger, en heel ver kon men als Magyaar niet komen, want er was een groot wantrouwen van de [Oostenrijks-Duitse] top. Magyaren beschouwden het leger ook als goed voor ’iemand die ongeschikt was voor iets anders’ en die niet intelligent was. Er waren dus zeer weinig hoge Magyaarse commandanten in het K.u.K.-leger. Voor de "Schwaben" speelde de taalkwestie evenwel niet, het patriottisme evenmin. Het leger bood dan een geweldige kans voor boerenjongens met ambitie. Er waren in de oude Monarchie immers slechts twee sektoren waarin men z'n afkomst, z'n geboorte opzij kon zetten: de r.-katholieke kerk en het leger. Daardoor was de overweldigende meerderheid van "Hongaarse" officieren -óók na 1920- van Schwäbische herkomst. Andere officieren zijn vaak van Servisch-Kroatische afkomst uit de voormalige "Militaire Grenzen" of Székler.
Dit alles heeft enorme konsekwenties in het Interbellum. Men beschouwde zich in het Hongaarse Nationale leger [later de Honvéd] -de erfgenaam van het K.u.K.-leger- als een soort eigen 'res publica' en ook de laagste rang voelde zich nog vèr verheven boven de burgermaatschappij. Als soldaat had men geen bemoeienis met de nationale politiek, alleen is men loyaal tegenover de vorst, na 1920 de Regent. Gömbös is degene die al in 1919 in Szeged een 'nationaal' leger weet te scheppen, loyaal aan Horthy, maar geïsoleerd van de burgermaatschappij, en vaak onder niet-magyaarse leiding. "Zij hadden buitengewoon weinig contact met de burgerwereld: zij leefden in hun eigen clubs en casino's, en zelfs hun gezinnen gingen vooral met elkaar om. Hun afzijdigheid van de nationale politiek zette zich ook voort in de zin, dat zij het bestaande nationale politieke leven met minachting beschouwden, maar onder de nieuwe omstandigheden [na 1920/21] vertaalde zich deze vijandschap in een tendens onder officieren om zichzelf te beschouwen als een positieve politieke factor, wiens plicht het was om de staat tegen politici te beschermen. Sommigen drongen er bij Horthy zelfs op aan om "de politiek te elimineren" en zelf diktator te worden. [Macartney, Oct., I, 15/16].
Deze tendens wordt enorm versterkt door de "Joodse kwestie", want het officierencorps is praktisch 100 % 'arisch', en beschouwt alle politieke bewegingen, met uitzondering van ultra-rechts, als sterk beïnvloed door Joden, pacifisme en een gebrek aan patriottisme, en als corrupt, en wanneer Duitsland eenmaal weer een rol speelt gelooft men heilig in de onoverwinnelijkheid van het Duitse rijk. [idem, 17].
"Van weerskanten heersten de gevoelens van afkeer: politici, behalve van extreem-rechts, beschouwen legerofficieren als een vreemd lichaam, nationaal onbetrouwbaar, meer Duits dan Hongaars, en -terwijl ze verachting beantwoorden met verachting- als een stel stomme, onopgevoede lummels. Minachting, zelfs bijna haat, kwam voor. Het leger keert zich b.v. tegen liberalen en Joden maar ook tegen gematigde burgerpolitici zoals Kánya, Teleki en Kállay en "de wederzijdse vijandschap van leger en burgerij was een van de meest belangrijke en tegelijk een der meest noodlottige kenmerken van het Hongaarse leven in de periode tussen de oorlogen", aldus Macartney……...Terwijl het leger min of meer apart staat, geldt het lager onderwijs als een terrein dat bij uitstek geschikt is voor bevordering van de assimilatie. Tijdens de Donaumonarchie [vóór 1914/18] kregen ook de kerkelijke lagere scholen van o.a. de Duitse minderheid te maken met steeds meer overheidstoezicht en steeds meer verplichte uren Hongaars.
Het leek erop dat het van steeds meer beslissende betekenis was of en in hoeverre scholen het verbreiden van de Hongaarse taal als eis stelden. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 25]. Alle lagere scholen in Hongarije behoren vanaf 1907 bij te dragen tot een volledige beheersing van de Hongaarse taal en van een sterke patriottische geest.... Ook "Volksschullehrer" op Duitse dorpen behoren dan tot de instrumenten van de magyarisering, maar zij zijn meestal welwillend en oprecht Magyaars-patriottisch. Ditzelfde geldt voor veruit de meeste rooms-katholieke pastoors en kapelaans, en evang.-lutherse predikanten, ook al zijn ze vaak van Duitse afkomst, en in 1910 wordt duidelijk dat van de 2 miljoen Duitsers in [groot-] Hongarije 40 % óók Hongaars kent! Alleen de Zevenburgse Saksers hebben naast hun eigen lagere scholen nog zes Duitstalige burgerscholen, 8 gymnasia en 2 kweekscholen. [idem, 30/31].
In het kleine Hongarije na 1919/20 wijzigt zich deze situatie niet. Weliswaar is o.a. Hongarije gebonden aan Volkenbondsbepalingen ter bescherming van nationale minderheden, maar de Volkenbond heeft in dezen geen enkele machtsmiddel. Ze is niet voor haar taak berekend en álle lidstaten beschouwen deze zaak als binnenlandse aangelegenheid. De praktijk van de jaren '20 en '30 leert dan ook dat óók Hongarije wèl bescherming van de 3 miljoen Hongaren over de grenzen wenst [als een deel der "magyar nemzet"], maar uiteraard als soevereine staat geen internationale bemoeienis wenst met -en alle kritiek afwijst op- de behandeling der nationale minderheden binnenslands.
Het Vredesverdrag van Trianon geeft de Hongaren natuurlijk sterke argumenten hiervoor: jullie hebben zelf in 1919 niet geluisterd naar ‘de stem des volks’, waarom luister je ook nu niet? Immers: zéér vele 'Duitsers' in Hongarije zijn niet tegen integratie en assimilatie, mits die vreedzaam verlopen. Men is wel bereid om Hongaars te leren, voelt zich immers thuis in Hongarije, voelt zich niet of nauwelijks verbonden met het Duitse rijk of met Oostenrijk, en voelt zich geen "Duitser". In het algemeen leveren de ± 500.000 Duitssprekenden in Hongarije dus geen problemen op.
De "Duitsers" in Hongarije, Ungarndeutsche of Schwaben, leven vooral in het westen van het land [Transdanubië] en in de omgeving van Budapest en ze leven zéker niet in een gesloten territorium. O.a. om de territoriale integriteit te redden heeft men in 1920/23 wel enkele concessies gedaan: er is een wet gekomen voor minderheidsscholen in 3 typen, en er zelfs is een apart ministerie voor nationaliteiten o.l.v. prof. Jakob Bleyer gekomen. Bleyers visie dat Hongarije een voorbeeldige minderhedenpolitiek moet voeren en aan de Duitsers concessies moet doen om zo alle kwesties [incl. die van de drie miljoen Hongaren over de nieuwe grenzen!] op internationale podia veel meer geloofwaardig aan de orde te kunnen stellen, haalt het echter niet en de concessies worden al gauw teruggedraaid. Het chauvinisme is na de vernederende afloop van de oorlog in Hongarije immers veel sterker geworden. Dit toegenomen Magyaarse nationalisme zorgt ervoor dat alle nationale minderheden in Hongarije, vooral de Duitsers, worden gewantrouwd. Vooral van de kant van "de Duitsers" ziet men nogal eens gevaren komen: de assimilatie zou dus met volle kracht moeten worden voortgezet, geïntensiveerd en verhevigd! "De Duitser is de grootste vijand en de oudste vloek van de Hongaar", aldus b.v. de bekende schrijver Mihály Babits in het literaire blad Nyugat. [Weidlein, Volksbund, 99].
Ook Dezsö Szabó [1879-1945], de toonaangevende schrijver in Hongarije tussen de beide wereldoorlogen, drukt zich scherp uit wanneer het gaat over de bedreigingen die er voor de Magyaar bestaan. "Vreemdtalige vlekken uit de hoofdstad en haar omgeving moeten verdwijnen", aldus Szabó die ook voortdurend hamert op het thema van de 'dodelijke ring rondom Budapest'. In "A németség útja" [De weg van de Duitsers, 1931] beschouwt hij de Duitsers althans voor een deel als gevaarlijk, onbetrouwbaar, en anderen zijn wel betrouwbaar, goede vaderlanders, n.l. voorzover ze geassimileerd zijn.Voor de Hongaren is het duidelijk: de Duitstaligen in het land zijn bijzonder waardevolle elementen, voorzover ze zich als patriotten, als "Ungarn" gedragen!
Men wijst daarentegen allerlei akties t.b.v. een "deutschnationales Bewusstsein" als gevaarlijk en negatief af, vooral wanneer men weet dat hiervoor buitenlandse financiële hulp [vanuit het Duitse rijk] wordt of is geboden. Uit alles blijkt echter dat de overgrote meerderheid der Duitstalige "Schwaben" in Hongarije zichzelf beschouwt als Hongaar, van Duitse origine. Daarbij komen ook nog honderdduizenden mensen met een oorspronkelijk Duitse achternaam, die dat vaak niet eens beseffen, die de Duitse taal niet gebruiken of kennen, en zich van hun "Duitse" afkomst niet of nauwelijks meer bewust zijn!…..
Die Duitse [német] of Zwabische [sváb] afkomst is immers iets uit lang vervlogen dagen, meestal uit het einde van de 17e of uit de 18e eeuw, toen Hongarije, met steun en inzet van de Habsburgers in Wenen, opnieuw werd bevolkt, gekoloniseerd met tienduizenden 'immigranten' uit het zuiden en westen van het Duitse rijk.
In romp-Hongarije zijn "de Duitsers" dan ook bijzonder zwak georganiseerd: er zijn géén Duitse middelbare scholen of kweekscholen en politieke partijen van enige betekenis, er bestaat slechts één culturele organisatie, de UDV, die n.b. onder controle van de Hongaarse overheid staat en daarmee nauw samenwerkt. Dr. Gustav Gratz [Gölniczbánya in de dan nog vnl. Duitstalige Zips [Szepes, tgw. Spis] 30 mrt 1875 – Budapest, 21 nov. 1946], een oudgediende in de Hongaarse politiek [1910 parl. lid, 1912 bestuurslid der GYOSZ, 1917 en 1921 minister, 1919 bij contra-revol. comité in Wenen, 1919-’22 gezant in Wenen, 1921 legitimist en betrokken bij de putsch van Karl IV, die in 1924 samen met Bleyer de UDV heeft opgericht en versch. boeken over economie en geschiedenis geschreven!], een vertrouweling van Bethlen, wordt nu voorzitter der "Ungarländisch-Deutscher Volksbildungsverein" en de UDV is al evenzeer politiek rechts, conservatief, klerikaal en uitgesproken vijandig tegenover b.v. sociaal-demokraten als het Hongaarse regime zelf. [Tilkovszky, 55]. Haar woordvoerder in het parlement is prof. Jakob Bleyer, die op de lijst van de regeringspartij is gekozen. Voor alle Duitstalige inwoners van Hongarije zijn er, mits ze ook Hongaars spreken, alle kansen en bestuur, leger en kerk tellen zéér velen met een Duitse achternaam op een hoge post. De Duitstalige boerenbevolking staat in het land goed bekend door hun schone dorpen en nijvere mensen, de vakkennis, de welvaart en de materieel gunstiger situatie.
De bovengenoemde pogingen tot magyarisering van het gehele openbare leven hebben m.a.w. veel sukses gehad en de volkstelling van 1930 wijst zelfs uit dat van de 8 miljoen inwoners van Hongarije n.b. 1,8 miljoen, d.w.z. meer dan 20 % der bevolking, een Duitse familienaam dragen! [Weidlein, Volksbund, 59] en het assimilatieproces is vooral in de 19e eeuw snel voortgeschreden met name in de provinciesteden en in Budapest en omgeving. Op grote schaal hebben Duitstalige inwoners voor een carrière, voor hun persoonlijke maatschappelijk welzijn, gekozen, en zijn Hongaars gaan spreken.
Hetzelfde proces heeft zich in deze tijd in Hongarije -op even grote schaal- bij Slowaken en Joden voltrokken; "assimilanten" staan dus in Hongarije zeer goed bekend maar van enige buitenlandse invloed of hulp, en van niet-Hongaars nationaal bewustzijn wenst men absoluut níet te horen! Deze chauvinistische stemming is in Hongarije na 1919 slechts sterker geworden, zoals overal op het platteland bij bestuurders, ambtenaren en geestelijken merkbaar is. Men constateert n.l. dat allerlei wetten en regeringsbesluiten geboycot worden door ultranationalistische lokale autoriteiten, door onderwijzers en door dorpspastoors!………. Zie ook hoofdstuk L.VIII.
De toch al geringe behoefte van de Duitstaligen in Hongarije aan eigen Duitse lagere scholen wordt door de Hongaarse overheid nog verder ontmoedigd. Scholen van 'type A' wil men zoveel mogelijk vermijden, 'type B' [gemengd] terugdringen, en alleen 'type C' wil men tolereren. Van de scholen der Slowaken, Kroaten en Roemenen in Hongarije is 90 % van het 'type C', d.w.z. sterk overwegend Hongaarstalig, en van de 'Duitse' scholen is 75 % van het 'type C', d.w.z. sterk overwegend Hongaarstalig. [Tilkovszky, idem, 60/61]. Wel is in Hongarije Duits op de middelbare scholen een verplicht vak, en velen van de elite, de hoger opgeleiden, de burgerij, zijn tweetalig, spreken zowel Hongaars als Duits, maar met name lokale autoriteiten doen er vaak álles aan om via het onderwijs de assimilatie verder te bevorderen. Dit proces is allang aan de gang; de Duitsers in Hongarije zijn immers al tweetalig of 'gemagyariseerd'. De Hongaarse overheid is bovendien geneigd zich te verschuilen achter het argument dat 80 % van de betreffende lagere scholen eigendom van de kerken is, waar ze dus geen invloed heeft....
Door dit alles is ook de afstand tot de goed georganiseerde en veel grotere Duitse minderheden en hun woordvoerders in Tsjechoslowakije en Roemenië veel groter geworden. De Hongaarse regering gaat nog uit van een soort eensgezindheid van Hongaarse en Duitse minderheden samen [t.b.v. het herstel van Groot-Hongarije!], maar in werkelijkheid is hiervan geen sprake! De strenge behandeling van Hongaren in de CSR en in Roemenië staat bovendien haaks op de welwillendheid die de regeringen in Praag en Boekarest tegenover "aktivistische" Duitsers betonen: tegenover de slechte behandeling van Hongaren staan dus de nieuwe Duitse middelbare, vak- en hogere scholen, zeer aktieve culturele verenigingen, Duitse kredietinstellingen, politieke partijen in Roemenië en Tsjechoslowakije. Al in 1923 verklaren Duitse politici in de buurlanden der Kleine Entente dat ze níet bereid zijn om met Hongaarse minderheden tot een akkoord te komen, mits Budapest z'n koers wijzigt en er een bevredigende verandering in de situatie volgt. [Tilkovszky, 52/53]. De positie der Duitsers in Hongarije hangt dus regelrecht samen met de positie der Hongaren in de landen der Kleine Entente, zo vindt men.
De hoge mate van assimilatie en de geringe mate van "Deutsches Nationalbewußtsein" der "Ungarndeutsche" is ook in Duitsland wel bekend maar voor Budapest is dit pijnlijk, des temeer omdat de aktiviteiten van verenigingen voor het "Deutschtum im Ausland" al in de jaren '20 toenemen..... Op deze manier bevindt de UDV, die zich énerzijds op de Duitse volksgemeenschap en het Duitse rijk richt, en anderszijds trouw aan het vaderland Hongarije is, zich in een tweeslachtige positie. Naast de 'betrouwbare' dr. Gustav Gratz, die onvoorwaardelijk steun betuigt aan de Hongaarse regering en tevreden is met de mogelijkheden van Duits onderwijs op lagere scholen, en die zich in een geleidelijke assimilatie lijkt te schikken, staat de ‘minder loyale’ prof. Bleyer die geneigd is om ten behoeve van de Duitsers in Hongarije hulp te vragen in Berlijn en die aan de "Volksgemeenschap met de Duitsers" tenslotte toch een grotere rol toekent dan aan de levensgemeenschap met Hongarije. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 63]. Maar nu!…….
Met de opkomst van het rechts-nationale denken in Duitsland vanaf 1930 verandert ook in Hongarije één en ander. Duitstalige studenten uit Hongarije worden in het Duitse rijk geaktiveerd, georganiseerd, gevormd, en eenmaal in Hongarije terug ijveren zij voor meer "deutsches Volksbewußtsein", zijn zíj de jonge, radikale strijders van de nieuwe "deutschvölkische" beweging in Hongarije, tot groot verdriet van de regering in Budapest..... De onrust onder de Duitstalige plattelandsbevolking van Hongarije wordt nog vergroot door materiële voordelen die Duitse studenten en hun "Wandergruppen" aanbieden, o.a. om tenslotte de Duitse economie te steunen.
In allerlei Duitse tijdschriften, door "völkische" verenigingen en op wetenschappelijke instituten, wordt ook al in de jaren '20 'aangetoond' dat de Slavische volken en het Hongaarse volk zéér veel -zo niet alles- hebben te danken aan de beschavende arbeid van de Duitsers, hun "Kulturleistungen".... Steeds meer worden nu Duitse 'kolonies' vanuit Berlijn beschouwd als voorposten en pionnen van de "Deutsche Kultur im Ausland" en honderdduizenden Hongaren van Duitse taal of afkomst vinden dit een merkwaardige en later ook gevaarlijke zaak! In Hongarije is geen plaats voor een Duitse "Sonderkultur", en Hongarije en Duitsland hebben samen belang bij verzwakking van "de vijand", de landen der Kleine Entente, zo stelt men in Budapest, en ”het Hongaarse revisionisme is absoluut niet tegenstrijdig met Duitse belangen”, zo staat het in een Memorandum van de Hongaars regering van maart 1931.....
Hongarije is nooit Duits territorium geweest, en de mentaliteit van de nazi's ligt de Hongaren en de "Deutschungarn" al evenmin. Toch versterkt zich op Hongaars-Duitse dorpen het Duitse nationalisme en dat levert met name in de zgn. 'Joodse pers' [burgerlijk, liberaal] van Budapest heftige reakties op.
Ook een Hongaarse premier zoals Gömbös mag dan wel veel sympathie voor de methoden, de aanpak, van het nieuwe Duitsland hebben, maar van ènige sympathie voor het "Deutschtum in Ungarn" als aparte nationale groep is geen sprake! Hij is zelf één van de zéér velen die zich, hoewel zelf van Duitse boerenafkomst, juist als Hongaars patriot beschouwt. Dat Hongarije als staat zich loyaal tegenover het Duitse rijk wil opstellen en nauw ermee wil samenwerken, is voor hem een totaal andere zaak als de loyaliteit op "völkische" [etnische] basis van Duitstalige inwoners van Hongarije tegenover het Derde [Duitse] rijk.
Weldra wordt in de Duitse pers ook de revisionistische politiek van Hongarije bekritiseerd of belachelijk gemaakt en het blijkt dat b.v. Roemenië en Joegoslavië als potentiële bondgenoten van het Duitse rijk véél meer gewicht in de schaal leggen dan het zwakke Hongarije. Ook kunnen de meeste Duitsers [Schwaben] in Hongarije met de nieuwe zgn. "völkische" ideeën van de nazi's geen kant uit: die slaan op geen enkele manier, noch op de historische, noch op de concrete situatie in Hongarije, zo vindt men. Juist velen van Duitse of gemengde afkomst beschouwen zichzelf immers als "Magyaars", zijn trouw aan het vaderland Hongarije en identificeren zich volledig met het land, en juist níet met Duitsland of Oostenrijk en vaak zijn ze zelfs op geen enkele manier aktief vóór het behoud van de Duitse taal en cultuur in Hongarije. Integendeel…….
Het Magyaarse chauvinisme wordt bovendien in het algemeen als zeer sterk beschouwd, óók door prof. Jakob Bleyer, al stelt deze toch gematigde leider zich nu wel meer "nationalbewußt" op: hij vindt b.v. dat Budapest, maar óók Berlijn, meer kan en moet doen voor de grote Duitse minderheid in Hongarije! Vele jaren lang strijdt Bleyer dus voor meer Duitse scholen; hij bekritiseert dan ook de lokale Magyaarse autoriteiten, krijgt allerlei moeilijkheden en wordt uitgescholden en belasterd. Hij heeft vele jaren lang ook intensieve contacten met het Duitse rijk en hoopt -zeker niet tevergeefs- dat men vanuit Berlijn met b.v. financiële middelen de Duitse minderheid in Hongarije steunt. Algemeen bestaat echter in Hongarije de vrees voor de niet-Magyaarse elementen, zoals de Duitsers, die een diepgaande invloed op Hongarije zouden kunnen hebben. Het is ook de instinctieve afweerreaktie van de zwakkere. [Weidlein, Volksbund, 42].
Vele Hongaarse nationalisten gaan er na 100 jaar -precies als in de jaren '40 van de 19e eeuw- vanuit dat, wie zich niet aanpast, wie niet de Hongaarse taal wenst te spreken, maar moet verdwijnen uit dit Magyaarse land, uit Hongarije. Een "Aussiedlung der Schwaben" wordt regelmatig voorgesteld en Duitsers zowel als Joden worden dan toch als 'vreemd element' beschouwd. Men vindt in deze kringen ook dat assimilatie van deze elementen blijkbaar toch nooit volledig kan zijn, hoewel ze voor het oog van de buitenwereld perfect geslaagd is. Ook in de jaren na 1930 worden n.b. 100.000 Duitstalige Schwaben in Hongarije tot Magyaren!.... Voor dergelijke mensen van Duitse afkomst is in Hongarije [als ze -ook- Hongaars spreken!] immers alles bereikbaar en wie zich assimileert kan tot in de hoogste kringen en tot op de hoogste posten in Hongarije komen.
De prominente en gematigde Duitse leiders in Hongarije in het Interbellum, de legitimist dr. Gratz en prof. Bleyer leven in feite in beide culturen, de Hongaarse en de Duitse, en Gratz voelt zich wel meer Hongaar dan Duits terwijl Bleyer meer 'nationalbewußt' is, maar ook hij wenst b.v. geen culturele autonomie etc. Beiden wensen echter primair "Hongaar" te zijn en zijn zéér loyaal t.o. het regime van Horthy. Deze beide vroegere ministers brengen alleen op zeer waardige en rustige wijze hun grieven naar voren en vooral prof. Bleyer is een evenwichtig en gematigd man, die een groot persoonlijk gezag heeft.
In de jaren ’30 neemt het aantal radikale jongeren dat onder ideologische invloed der nazi's staat, met Duitse stipendia en/of in Duitsland is opgeleid, echter toe; de meest bekende van hen is Franz Anton Basch [Zürich, 1901 – Budapest, 1946] en ook op het platteland worden geheime cellen gesticht en het aantal provocaties neemt toe.
Vanaf de "Machtübernahme" door Hitler in januari 1933 stellen vele Duitsers in Hongarije hun hoop en verwachtingen meer dan ooit op het Duitse rijk. Zelfs Bleyer hoopt dan op de steun van het nieuwe nazi-regime in Duitsland, dat een nieuwe wereld zal scheppen en hij keert zich nu juist tègen de Magyaarse of zgn. "Turaanse" rassenwaanzin zoals die nu ook in Hongarije door sommigen wordt verkondigd. De Hongaarse regering van Gömbös wil van het nieuwe Duitsland ook duidelijkheid, waarbij ze de stille hoop heeft, dat de zaak van de Duitse minderheid in Hongarije door haarzelf, maar vooral door de Duitse overheid, genegeerd kan worden!….
Al op 18 maart 1933 stelt Gömbös op een zitting van de Kroonraad, het hoogste advieslichaam van de Hongaarse regering, voor, om alléén samen te werken met het Duitse Rijk, als op het terrein van het zgn."Volkstum" [de nationaliteiten] politieke concessies van Duitsland worden verkregen: Hitler moet m.a.w. afzien van maatregelen die de Hongaarse nationale politiek in de weg staan, aldus de Hongaarse premier, en dat gebeurt inderdaad. [Weidlein, Volksbund, 49].
In het voorjaar van 1933 worden ook de gegevens van de jongste volkstelling van 1930 gepubliceerd en die duiden o.a. op een toegenomen assimilatie van de Duitsers, Slowaken en andere minderheden in Hongarije. Het aantal niet-Magyaren [niet Hongaars als moedertaal sprekenden] nam in 10 jaar nota bene af met 140.000!….. en het aantal Duitstaligen zakte van 6,9 % naar 5,5 %. Hun aantal bedraagt in 1930 nog 479.000 [d.w.z. - 73.000].
Kleinere groepen vormen de 104.000 [- 37.000] Slowaken, de 28.000 [- 8.000] Kroaten, de 16.000 [- 8.000] Roemenen, de 7.000 [- 10.000] Serviërs, etc. [Macartney, Hung & Succ., 452/453].
Van de 687.200 niet-Hongaars-sprekenden in 1930 beschouwen ook nog eens 510.000 Hongaars als hun tweede taal: Hongarije lijkt dus snel op weg naar een homogene Magyaarse staat want intussen spreekt ongeveer 93 % der bevolking [ook] Hongaars!..... Bij de leiders der Duitse minderheid in Hongarije brengen deze cijfers echter grote ongerustheid te weeg: wat moet er van ons terecht komen? Als de regering in Budapest haar politiek voortzet [en niets wijst op het tegendeel!] is er over een aantal jaren immers geen ‘Duitser’ meer in dit land over!…..
Alom is men dan ook zeer aktief geweest. Nationalistische, chauvinistische studenten, jongeren en schrijvers, in de jaren '30 b.v. de "Turuljeugd", o.l.v. de bioloog en zoöloog prof. Lajos Méhely [Kisfaludszögi, 1862 – Budapest, 1953], die al in de Eerste Wereldoorlog met woord en geschrift ijvert voor rassenleer en -bescherming, en voor wie de leer van Darwin tenslotte uitloopt op de ultra-rechtse ideologie en op fajvédelem [rasbescherming] tegen de ‘Schwaben’. Prof. Méhely is al in 1910 lid van de Academie van Wetenschappen en het spreekt vanzelf dat hij z’n rassentheorieën over mensen afleidt uit de dierenwereld. Hij geldt in de jaren ’30 als een belangrijk Hongaarse ideoloog der fascisten en zegt in 1930 n.b. z’n lidmaatschap van de Academie op!….
Ook vele zgn. "Kleine Grondbezitters" houden er eerst [± 1930] dergelijke opvattingen op na en sommige bekende schrijvers hebben elkaar beloofd om inspanningen te leveren om de "Ungarndeutsche" te verdrijven. In 1933 klinkt hier en daar al de kreet van een nieuwe "Honfoglalás", een tweede ‘verovering’ van het land………..
Maar vèr ten westen van Hongarije klinkt vanuit het Duitse rijk vanaf 1933, zoals men weet, een totaal ander geluid: Het "Deutschtum" en het "deutschvölkische" worden vanuit Berlijn bewust gecultiveerd en allen die buiten het Duitse rijk wonen en Duits spreken worden beschouwd als behorend tot het éne grote Duitse volk. Bleyer blijft echter voorzichtig: hij heeft begrip voor de nationaal-Hongaarse revisionistische campagne en heeft steeds b.v. verwijten aan de Volkenbond gemaakt die niets doet voor de Hongaarse nationale minderheden in de buurlanden, hoewel hij steeds [de behandeling van] deze Hongaarse minderheden óók in verband gebracht met de behandeling der Duitse minderheid in Hongarije zelf!……….
Hongarije zet eveneens de traditionele politiek voort. Men kan wel aannemen dat slechts een enkeling het eens is met het liberale en onafhankelijke dagblad "Pester Lloyd", dat in 1931 schrijft: "Wie een Groot-Hongarije wil, moet ook willen dat de ons afgenomen nationaliteiten de aanhechting aan hun vroegere vaderland [Hongarije n.l.] uit eigen vrije beweging verlangen" [Weidlein, Volksbund, 25] en juist dit laatste gaat in tègen de eis van de vaak zo luidruchtige en bijzonder kortzichtige Magyaarse chauvinisten…….
Een ervaren en 'gematigd' politicus als graaf Bethlen laat in 1933 dan wel weten: "Wij voeren nu nog wel een assimilatiepolitiek, maar wanneer eenmaal de grenzen zijn herzien, zullen we internationale garanties accepteren, en volledige autonomie toekennen aan alle nationaliteiten", maar het kán haast niet anders of voor vrijwel alle Roemenen, Serviërs, Kroaten, Slowaken en Roethenen die ooit, tot 1919, onder Magyaarse hegemonie leefden moet dit wel als volstrekt ongeloofwaardig overkomen. In verscheidene Hongaarse dagbladen is men immers al vele jaren veel duidelijker: chauvinistisch, heftig nationalistisch en soms extreem –zoals de publieke opinie.....
Hierbij kan men nog de enorme uitwerking voegen van de boeken van b.v. Gyula Illyés die immers de naderende ondergang van de 'magyarság', het Hongarendom, op het platteland van Transdanubië al voor zich ziet, en hiervoor ernstig wil waarschuwen. Ook andere schrijvers zijn juist in deze jaren uitermate bezorgd over het lot van hun eigen Hongaarse volk. Zie hieronder.
Ook de behoefte aan niet-Hongaarstalig lager onderwijs lijkt overigens sterk af te nemen. Van 1928 tot 1933 neemt het aantal Duitse lagere scholen van 'type A' af van 49 tot 40. Het aantal b-scholen stijgt van 98 tot 191 en het aantal c-scholen [grotendeels Hongaarstalige] daalt van 316 tot 265 en men trekt de conclusie: de behoefte aan Duitstalig lager onderwijs in Hongarije zal op deze manier zienderogen verminderen. Er moet dus iets gebeuren. Wanneer de resultaten van de volkstelling van 1930 eenmaal bekend worden, verheft de zeer gematigde en loyale, eerbiedwaardige conservatieve prof. Bleyer op 9 mei 1933 zijn stem in het parlement. Hij wil dat b.v. volkstellinggegevens, en níet de wens van de [goedwillende, onderdanige, loyale] ouders voortaan bepalend zullen zijn voor Duitstalig onderwijs en wenst dus -op een uiterst correcte wijze- voor de Duitse minderheid in het land o.a. meer scholen, maar hij hekelt ook het nationalisme van Hongaarse studenten die van hun sympathie voor Hitler hebben blijk gegeven. Daarentegen wijst hij erop dat de "Ungarndeutsche" trouwe zonen van het Hongaarse vaderland zijn....
Pál Pátzay, 'Szent István Király', in het gedenkjaar 1938 [Székesfehérvár]
Hij erkent zelfs het 'eerstgeboorterecht van de Magyaren', die deze staat hebben gesticht en in stand hielden, maar hij constateert toch dat in Hongarije nu steeds meer en feller dan ooit racisme heerst, en deze nieuwe ideologie vindt hij gevaarlijk! "Het Deutschtum kunnen we niet loochenen, het is geen zonde èn geen schande. "Ungarndeutsche" zijn er trots op zonen van het 1000-jarige vaderland te zijn... ze zijn trots op grote Hongaarse mannen, maar ze zijn er ook trots op, dat ze tot de taal- en cultuurgemeenschap van Goethe, Kant en Beethoven behoren”, aldus Bleyer in het Hongaarse parlement op 9 mei 1933. Hij wil dus niets weten van racisme of van één of andere [nieuwerwetse, racistische] ”Turaanse ideologie". [Weidlein, Revisionspolitik, 87/88], maar pers en publiek in Hongarije gaan dan heftig te keer tegen prof. Bleyer.
De verontwaardiging barst los boven het hoofd van de eerbiedwaardige hoogleraar: Bleyer is ineens een verrader, een afvallige. Hij wordt bedreigd, en -typisch voor de ouderwetse mentaliteit in het vroeg 20e eeuwse Hongarije- uitgedaagd tot een duel! Studentendemonstraties en tegendemonstraties vinden plaats en heftige scheldpartijen tegen Bleyer zijn niet van de lucht. Ook eerder is hij al eens aangevallen als "verrader van het vaderland", en van "aanhanger van het pangermanisme". Geschrokken en in zekere zin ook angstig voor Duitse reakties biedt Gömbös zelf overleg aan en hoewel men spreekt van een "betere atmosfeer" is er van echte concessies geen sprake. Kort hierna sterft op 5 december 1933 de oude en loyale professor en vertrouwenspersoon, dr. Bleyer.
De 'affaire-Bleyer' eindigt dus met de dood van hem, nog in 1933. Van de diepe teleurstelling en verontwaardiging na zijn rede in het parlement in mei kon hij zich persoonlijk niet losmaken. Als zijn gematigde en loyale optreden al zoveel commotie van de kant van verblinde Magyaarse chauvinisten met zich meebrengt, ziet het er slecht uit.
Het ligt voor de hand dat jongere, radikale Duitsers in Hongarije zich verbitterd tègen al die Magyaarse nationalistische verontwaardiging en ontladen spanning, èn tegen een dergelijke onverdraagzaamheid keren. Na 1933 neemt hun zelfbewustzijn snel toe, niet in het minst aangewakkerd door de gebeurtenissen in het Duitse "Reich" zelf [Macartney, Hung & Succ, 454], door de affaire-Bleyer en door het feit dat zelfs Hitler geen concessies van Gömbös weet los te krijgen..... Dit alles brengt de pers van het nieuwe Duitse rijk tot bemoeienis met de Hongaarse kwesties. In vele vijandige artikelen wordt in het najaar van 1933 de behandeling van de zgn. Schwaben in Hongarije aangevallen. Men begint dus van "Groot-Duitse" [nazi-] zijde het regime in Hongarije en het politieke bestel hier met 'völkische' leuzen fel te bekritiseren, en heftige reakties aan beide zijden worden vanaf 1933 de regel.
Na het aan de macht komen van Hitler, maar ook ten gevolge van het optreden van prof. Bleyer in het parlement in Budapest in mei 1933 worden jongere Duitsers in Hongarije meer radikaal, meer nationaal bewust. Ze komen in verzet tegen de geruisloze Magyarisering en vanuit het Duitse rijk krijgen ze veel steun.
Regelmatig wijst men in de Duitse propaganda op de Duitse minderheden in West-Hongarije, publiceert kaarten met systematisch b.v. zonder meer [alleen] de talloze Duitse historische namen van Hongaarse steden zoals Güns, Ödenburg, Ungarisch Altenburg, Raab, Gran, Ofen, Stuhlweissenburg, Steinamanger, Komorn, Waitzen, Fünfkirchen, de Plattensee [Balaton] en Branau [Baranya] die de indruk moeten vestigen dat het hier duidelijk om een stuk oude, historische 'Deutsche Kultur' gaat..…….
Zelfs wordt het zuiden van Transdanubië [Dunántúl] beschouwd als “deutscher Volksboden” en de westgrens van Hongarije [met Burgenland] wordt absoluut níet als permanent beschouwd. Zogenaamde ‘pangermanische’ kaarten worden in Duitsland geproduceerd en ook in Hongarije verspreid waarop als produkt van de Duitse Volks- und Kulturboden-forschung wordt aangegeven hoe groot de Duitse culturele invloed in het hele westen van Hongarije wel niet is [geweest] en dat alles maakt Hongaarse nationalisten slechts duidelijk dat de natie nog altijd wordt bedreigd, juist vanuit het westen, waar een oppermachtig, bijzonder expansief en totalitair regime zich heeft gevestigd… [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 80].
In Hongarije heeft dit uiteraard een buitengewoon negatieve werking: het Duitse rijk streeft kennelijk naar expansie. ’Oostenrijk is eerst aan de beurt, daarna volgt het westen van ons land en sinds het fatale "Trianon" is Hongarije niet meer veilig, maar open voor elke vijand, ten dode opgeschreven....’
Juist hiertegen keert zich ook Gyula Illyés en hij ziet de ondergang van het Hongaarse volk al komen….: in september 1933 publiceert hij het artikel ”Pusztulás” [Ondergang] naar aanleiding van z’n reis in het noorden van de provincie Baranya waar de Magyaren worden bedreigd en waar de Duitse expansie, agitatie en het uitbreidingsproces goed merkbaar is. [Tilkovszky, 80]. Illyés baseert zich echter op economische gegevens en onderzoek en is eigenlijk geen racist of nationalist, maar hij schrijft wèl dat Transdanubië “geleidelijk volledig is gegermaniseerd” en van het al zo ingekrompen land afgenomen zal worden, terwijl de staten van de Kleine Entente dan de rest van het land kunnen verscheuren, zodat er voor ‘het Magyarendom’ dan geen kans meer zal zijn op een opstanding. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 80].
Het proces lijkt ook verder te gaan: er infiltreren vanaf ± 1936 honderden Duitse agitatoren in Hongarije in opdracht van de "Volksbund für das Deutschtum im Ausland" [VDA] om de zgn. Volksduitsers [Schwaben] in nazi-geest tègen de regeringen van Darányi en Imrédy te indoktrineren. De opgehitste "Volksduitsers" in Hongarije vormen zodoende samen met rechts-radikalen een ernstige bedreiging van het conservatieve Horthy-regime. [Bartalits, 206]. Meerdere malen heeft de Hongaarse regering aan Berlijn gevraagd om de nazistische propagandacampagne in Hongarije te doen stopzetten maar de nazi's veranderen hun doelstellingen nu eenmaal níet op de wens van Budapest. Toch kan het Duitse rijk geen druk meer op de regering in Budapest uitoefenen ten bate van de "Ungarndeutsche", zo deelt de Duitse ambassade in Hongarije nog in augustus 1933 aan de leider der "Ungarndeutsche", prof. Bleyer, mee. [Weidlein, Ungarns Revis. Pol., 5].
Al in de zomer van 1933 blijkt dat Hitler de belangen van de Duitsers in Hongarije aan Gömbös uitlevert en dat Gömbös daartegenover dan de buitenlandse politiek van Berlijn steunt. "Met de basisstelling van Gömbös, dat de gesloten eenheid van een land, een natie, de eerste en voornaamste voorwaarde is voor z'n nieuwe "Aufschwung", is Duitsland het geheel eens". [Weidlein, Revisionspol., 5]. Dit betekent in feite dat Duitsland -althans op korte termijn- afziet van een aktieve bemoeienis met de Duitstalige inwoners van Hongarije. Toch is dit slechts één kant van het verhaal.
De Duitse pers en propaganda zijn immers openlijk gekant tègen de Hongaarse politiek, en men laat dat duidelijk merken. Het standpunt van de nazi's blijft, dat óók de 480.000 Schwaben in Hongarije behoren tot het "Auslandsdeutschtum" en dus onvoorwaardelijk loyaal tegenover het Deutschtum en "das Reich" behoren te zijn en pas daarná loyaal t.o.v. de staat waarin ze leven. Geen der nazi-leiders is tegen inmenging in zaken van enig ander land, zeker wanneer het lot der "Deutschen im Ausland" in het geding is, en men is bereid en voelt zich steeds verplicht om dergelijke minderheden ook financieel te steunen.
Het blijkt overigens dat de Hongaarse regering allerminst onder de indruk is van deze [onofficiële] houding van het Duitse rijk en m.n. van het optreden van jonge radikale nazi-gezinde 'Ungarndeutsche'. Het nationalisme neemt verder toe, uit angst voor het grote Duitsland en voor de Duitsers, en de nationalistische en autoritaire Hongaarse premier Gömbös lanceert zelfs een nieuwe aktie om tot magyarisering van familienamen van met name officieren en ambtenaren te komen. [Macartney, Oct. I, 169]….. De stormklokken worden dus opnieuw geluid omdat er groot gevaar voor de ‘magyar nemzet’ dreigt!…’Trianon is nog niet eens verwerkt, en daar begint waarachtig al een nieuwe, dodelijke bedreiging’!
Dergelijke dramatische onheilsprofetieën zijn in de Hongaarse geschiedenis [XIXe eeuw!] niet zo zeldzaam, maar de snel groeiende uitdaging in de jaren ’30 is er niet minder om! Gevolg van de artikelen, ontboezemingen en ervaringen van Illyés en anderen is dat ook in Hongarije héél wat mensen met angst en beven zien hoe hun land zich steeds meer oriënteert op [of: uitlevert aan] het Duitse rijk en bovendien dat men de < 500.000 Duitstalige inwoners van het land meer als toenemend gevaar dan als verrijking ziet! Vooral sinds 1938 [het zonder één schot verdwijnen van twee belangrijke buurlanden van de kaart!] is die dreiging meer dan ooit zeer reëel, en de diskussie over Illyés’ publikatie duurt nog vele jaren en de kwestie heeft uiteraard ook politieke gevolgen.
In de hele Duitse pers en bij de Ungarndeutsche is men zeer opgewonden en wapentmen zich voor de strijd met statistieken en tegenargumenten. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 82]. De hele atmosfeer raakt verhit, het nationalisme en de radikalisering nemen steeds meer toe en het wantrouwen en de antipathie tegen de Duitsers in Hongarije worden aangewakkerd, en tenslotte komt dat alles degenen die uiteindelijk willen werken aan een radikalisering van de ‘Volksduitse’ beweging in Hongarije en aan meer bescherming door het Duitse rijk, wel goed uit! [naar Tilkovszky, idem, 82].
Allerlei leidinggevende hoge ambtenaren en bedrijfsleiders worden sterk aangespoord hun werknemers -met uitzondering van Joden!!- ertoe te bewegen "als een patriottische daad" een Hongaarsklinkende familienaam aan te nemen. In het Duitse rijk spreekt men van de zgn. "Namensmadjarisierungsaktion".
Hieraan kan men de naam van de politicus Zoltán Meskó [Baja, 1883 – Nagybaracska, 1959] verbinden. Hij is al in 1917 parlementslid en in 1919 in Szeged aktief als staatssecr. van de contrarevolutionaire regering. In 1932 stapt hij uit de Eenheidpartij en wordt dan een bekend [later berucht] extreemrechts politicus. In juni 1932 richt hij de eerste nazi-partij [Magyar Nemzeti Szocialista Földmüves és Munkás Párt, Hongaarse Nationaal-socialistische Landarbeiders- en Arbeiderspartij] in het land op met een eigen blad Nemzet Szava [De stem van de Natie] en hij is de stichter van de "Vereniging voor Naamsmagyarisering" [Névmagyarosítás Társaság], en hij beroemt zich er zelfs op als eerste [van afkomst Duitse!] Hongaar in Hongarije te zijn begonnen met nazi-aktiviteiten en agitatie! [1934]. [Weidlein, Volksbund, 35].
De ervaren politicus Meskó is ook degene die in 1931 voor het eerst met het “Pijlkruis” [nyilaskereszt] in een groene ring als symbool komt. Meskó en andere Hongaarse fascisten en nazi's beschouwen overigens nazi-Duitsland zeker niet als een gevaar en hechten geen enkele waarde aan al dat gepraat over een zgn. "pangermaans gevaar" van Duitse kant. Z’n campagne heeft overigens wel sukses: in 1933 laten 11.000 personen hun achternaam 'magyariseren' en in 1934 bijna 80.000! Onder hen zijn vooral vroegere Duitse namen. [Tilkovszky, 81].
Wie zich ertegen verzet wordt uitgescholden voor 'onvaderlandslievend', en 'tegen de belangen van de Hongaarse natie handelend', enz., maar deze psychose moet mede gezien worden tegen de achtergrond van de voortdurende anti-Hongaarse campagnes in Tsjechoslowakije, Roemenië en Joegoslavië waar men van overheidswege altijd z'n twijfels heeft, wanneer mensen zeggen "Magyaren" te zijn, ondanks een groot aantal vreemd klinkende, niet van origine Hongaarse achternamen. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 83].
Allerlei incidenten doen zich overigens bij deze "naamsmagyarisering" voor. Duitsers worden in elkaar geslagen, en b.v. dr. Franz A. Basch [zie hierboven], sinds 1925 de [jonge] alg.-secretaris van de "Ungarländisch Deutscher Volksbildungsverein" UDV [of: Magyarországi Német Népművelődési Egyesület], wordt in 1934 wegens “smaad van de Hongaarse natie” [a magyar nemzet megsértése] gearresteerd en in hoger beroep tot vijf maanden hechtenis en 3 jaar verlies van politieke rechten [o.a. Macartney, Oct. I, 170] veroordeeld..... Basch had n.l. kritiek op de vrijwel gedwongen 'magyariseringsaktie'.
Hij zet zijn agitatie echter gewoon voort en stelt zich in 1935 zelfs kandidaat voor de oppositionele 'Kleine Grondbezitters', waarvan hij tenminste nog íets verwachtte, voor het Hongaarse parlement, maar hij wordt evenmin als andere Duitse radikalen gekozen: de provokatie van Basch is mislukt…
Het doet er ook weinig toe dat zelfs de Duitse gezant in Budapest hem op de vingers tikt omdat hij toch eigenlijk "Gömbös en diens Duitsvriendelijke politiek behoort te steunen"! De UDV wordt er nu zelfs van beschuldigd zich "in de binnenlandse politiek van Hongarije te hebben gemengd" en Basch blijkt al snel een trouw, gelovig nationaal-socialist [een ‘nácibarát’] te zijn, die de 500.000 Duitsers in Hongarije slechts kan zien als voorpost van het Deutsches Reich!……. Basch wordt hierna door de gematigde UDV-voorzitter Gratz ontslagen. Enkele [Duitstalige] bladen worden verboden, in de pers worden de Schwaben aangevallen, etc. Volgens de anti-nazi Rauschning heeft Hitler overigens in 1934 al tegenover vertegenwoordigers van de "Auslandsdeutschen" verklaard het een goed idee te vinden dat er in elke land twee organisaties bestaan, een officiële, loyale en een andere, revolutionaire, radikale, en het resultaat hiervan is inderdaad in Hongarije weldra merkbaar: In 1934 wordt er door aanhangers van de veroordeelde Franz Basch een nieuwe [radikale en weldra pro-nazi-] organisatie opgericht, de "Volksdeutsche Kameradschaft" [VK], als een soort radikale oppositie tegen de UDV, waarin ook dr. Basch zelf zitting heeft. Hiermee worden de tegenstellingen zeer verscherpt.
De nieuwe leider van de UDV, de liberale dr. Gusztáv Gratz, evenals Bleyer oud-minister en vroeger legitimist, wil n.l. nauwer samenwerken met de autoriteiten. Hij is tevreden met de overheidsmaatregelen van de Hongaren en is eigenlijk niet tegen een geleidelijke assimilatie. Door een aantal nationaal bewuste, radikaal-rechtse Duitsers wordt Grátz daarom -overigens al jaren- als een renegaat, een verrader, beschouwd!…… Zij vinden dat de UDV geheel onder invloed van de Hongaarse autoriteiten is gekomen door het slappe optreden van Gratz en ze willen de strijd aanbinden met de loyaal gebleven UDV. De liberale en gematigde 'ungarndeutsche' dr. Gratz heeft zich n.l. al enige malen duidelijk uitgesproken tegen buitenlandse inmenging [van nazi-Duitsland!], tegen het antisemitisme, tegen een eventuele "Anschluss" van Oostenrijk bij Duitsland en tegen nazi-aktiviteiten in Hongarije. Hij beschouwt de leer van de nazi’s zelfs als 'het nieuwe heidendom' en hij heeft hierbij de volledige steun van de regering in Budapest en van de Hongaarse kerken, maar ook in Oostenrijk ondervindt hij veel sympathie! [Tilkovszky, 76/78].
Ook één der bekende leiders van de oppositie der "Onafh. Kleine Grondbezitters", dr. Endre Bajcsy Zsilinszky [Szarvas, 1886 – Sopronköhida, dec. 1944; evang.] en vanaf nov. 1936 anti-nazi, steunt Gratz bij z'n verzet tegen de nieuwe, zgn. "Volksdeutsche Richtung", in de UDV. De jurist Bajcsy Zsilinszky [die n.b. in Leipzig en Heidelberg heeft gestudeerd] komt overigens al in juni 1933 met een zeer ernstige waarschuwing m.b.t. de Hongaars-Duitse betrekkingen: “Nooit in 1000 jaar heeft Duitsland de scepter gezwaaid in dit land en het zál hier ook niet heersen. Omdat te voorkómen zullen we kogel en galg onder ogen zien”……….
Gratz weet nu ook met bewijzen [eigenlijk onthullingen] te komen n.l. dat Basch en zijn "Volksdeutsche Kameradschaft" financiële steun uit Duitsland ontvangen: allerlei personen, bladen en instellingen kregen n.b. 121.000 Reichsmark -onder de naam van toelagen, onkostenvergoedingen, enz.- vanuit het Duitse rijk, aldus Gratz! [Tilkovszky, 84/85], en de Hongaarse regering wil aan deze zaken eigenlijk geen ruchtbaarheid geven, maar steunt in feite de gematigde Gratz. Het blijkt dat het optreden van Hitler aldus verdeeldheid heeft gezaaid onder de Duitsers [Schwaben] in Hongarije, waar de extremistische, radikale VK eigenlijk tegenover de gematigde UDV staat. Dit optreden verstoort ook de verhouding tussen Hongarije en Duitsland.
Tegenover het Hongaarse streven naar assimilatie staat het Duitse streven om de Duitse cultuur en alle Duitsers, waar ze ook wonen, zoveel mogelijk als eenheid te zien. In Hongarije ziet men alles dat zich richt op nationale bewustwording van het "Deutschtum in Ungarn" als ondermijnend voor de eenheid van het eigen vaderland. Al erkent men de prestaties van het Duitse rijk, toch wenst men een eigen binnenlandse politiek te blijven voeren. Met Hitler wil Gömbös eigenlijk best zaken doen, maar de "Volksduitsers" worden hierbij door hem -en door zeer velen in Hongarije- niet als een factor van enige betekenis gezien, en zéker niet als "Auslandsdeutsche". Het Duitse Rijk dient hen te beschouwen als [nog] Duitssprekende "Ungarn".
Enige tijd later [dec. 1935] wordt een nieuwe schoolregeling, die met ingang van 1938/39 ook van vnl. Duitse scholen tweetalige Hongaars-Duitse scholen maakt: "scholen van het type C worden nu type B" en Gratz en ook de Duitse regering zijn hiermee tevreden, maar de "Volksdeutsche Kameradschaft" niet! Deze radikale minderheid [de VK] eist o.a. geheel Duitse scholen, zonder b.v. inspraak van de [meestal loyale] ouders. ……..
Daartegenover stelt Gratz nu zelfs aan de regering voor om veel hardere maatregelen te nemen tegen Basch c.s., die met hun radikale agitatie de vreedzame samenleving in Hongarije ernstig verstoren, en bovendien illegale contacten hebben met nazi-Duitsland, en uit het Duitse rijk financiële hulp en hun instrukties krijgen!..... [Tilkovszky, 86].
Hierna wordt Gratz door de VK voortdurend zeer scherp aangevallen. Hij wordt ervan beschuldigd een vertegenwoordiger van Hongaarse en níet van Duitse belangen te zijn en bovenal wordt hij openlijk gebrandmerkt als niet anti-semitisch... "Gustav Gratz kan dus niet langer aan de top van een Duitse organisatie staan", zo verklaart men. Een andere gematigde topman van de "Ungarndeutsche", die overigens tot voor kort radikaal was, de vice-voorzitter van de UDV Kussbach, wordt in het voorjaar van 1936 ook gedwongen zijn ontslag te nemen.
Hij wordt opgevolgd door prof. dr. Richárd Huss [Beszterce /Bistritz/ 1885 - Debrecen 1941], die in Debrecen aan het Geref. Collegium al vanaf 1918 Duitse taal en letterkunde doceert en pro-nazi is. Voortaan zijn Basch en Huss dus de leiders der radikale, "nationalbewusste" Volksduitsers in Hongarije, die overigens als minderheid nog altijd binnen de UDV kunnen opereren. Uit niets blijkt trouwens dat de Duitssprekenden in Hongarije in het algemeen zich als pionnen in Hitlers politieke spel willen laten gebruiken: ze zijn in overgrote meerderheid nog altijd loyaal tegenover Hongarije, hun "Heimat" en hèt voorbeeld is natuurlijk de Hongaarse premier zelf, die wel van Duitse boerenafkomst is, maar zich beschouwt als voor 100 % Hongaar.
Het vonnis van Basch wordt nu door een hogere rechtbank bevestigd en Basch belandt in september 1936 in de gevangenis. Na Duitse interventie bij [= overleg met] de Hongaarse min. van binnenl. zaken Kozma komt hij in januari 1937 al weer vrij, maar de "Volksdeutsche Kameradschaft" is hierdoor uiteraard aangemoedigd, en treedt hierna nog meer agressief op. Daarbij krijgt men vanuit het Duitse rijk steun: de VDA heeft b.v. met een enorme campagne voor de vrijlating van “de martelaaar” Basch gesteund, tegen de Hongaarse regering in, en ook maanden nadat hij in vrijheid is gesteld wordt Basch nog afgeschilderd als een moedig man, een martelaar! Deze [Duitse] campagne tegen de Hongaarse autoriteiten in Budapest heeft natuurlijk ook haar effecten in Joegoslavië, Roemenië en [Tsjecho]-Slowakije, waar de Duitse minderheden verklaren "nooit meer onder Hongaarse heerschappij" te willen staan……
Dit lokt weer hevige chauvinistische reakties in Hongarije uit, en verscheidene Hongaren pleiten voortdurend voor assimilatie, en wanneer dat niet gaat, eventueel vertrek van de Duitsers. "Er moet een rein Magyaars Hongarije komen", "Hongaarse grond moet aan Hongaarse [Magyaarse] boeren komen", enz. zijn hierbij de leuzen.
Een nieuwe Magyaarse kolonisatie van Duitstalige gebieden b.v. rondom Budapest en in het Bakonywoud wordt bepleit. Dezsö Szabó, de beroemde schrijver, die zichzelf als het geweten van de Magyaarse natie beschouwt, is hierbij zeer aktief. Steeds opnieuw klinken dramatische kreten als: "We moeten het Hongarendom redden van de ondergang". Dit alles klinkt inderdaad dramatisch maar het assimilatie-thema is in de voorbije eeuw al zeer regelmatig aan de orde geweest en de Magyaren zien nu eenmaal zichzelf steeds weer als bedreigde natie, als een klein eilandje temidden van een grote Germaanse en Slavische zee.
Aan de ene kant is er formeel geen sprake van nazi-aktiviteit of druk vanuit Berlijn, maar aan de andere kant wordt de nieuwe organisatie [de VK], wanneer ze eenmaal bestaat, wèl gesteund door de Duitse autoriteiten, n.l. door de bekende "Verein für das Deutschtum im Ausland" [VDA]. Huss is b.v. helemaal niet bereid om van financiële steun uit Duitsland af te zien, terwijl Gratz door het officiële Duitsland wordt geboycot!
Vanaf de herfst van 1936 geeft Duitsland nog meer steun aan de Kameradschaft, krachtig steunt ze de Schwaben in Hongarije, en bedrijft in overvloed propaganda -compleet met pangermaanse landkaarten met een steeds grotere "Deutscher Volksboden", en de UDV lijdt nog een noodlijdend bestaan, is eigenlijk uitgeteld. Een oproep van één der gematigde UDV-leiders, László Pintér [Binder], in 1936 om "aan de minderheden in Hongarije alles te garanderen, wat wij [!] voor de buiten onze grenzen levende Hongaren verlangen omdat we anders nauwelijks meer kunnen hopen op het terugkrijgen van de territoriale integriteit van ons land", heeft dan ook geen enkel effect. In het zeer nationalistische klimaat in Hongarije valt zo'n kritische toon in het niet.…….
Voor gematigde "Ungarndeutsche", niet-nazi-gezinde "Schwaben" in Hongarije lijkt er alleen nog plaats in [de gematigde, oppositionele] Hongaarse partijen en organisaties. [Macartney, Oct. I, 178/179] terwijl men in Berlijn aan de andere kant vanaf juni 1937 formeel zelfs de "Volksdeutsche Kameradschaft" als de enige ware vertegenwoordiging van de half miljoen Duitstaligen in Hongarije erkent! Deze meer "deutschnationalbewußte" leiders zijn echter nog bescheiden wat hun wensen betreft. Culturele autonomie, erkenning als afzonderlijke natie of een eigen politieke partij vragen ze niet eens. [Macartney, Hung & Succ., 455].
Men wil alleen, dat de wet ook op lokaal niveau wordt gehandhaafd, en dat men Duitstalig lager onderwijs kan ontvangen, maar dát is vaak al moeilijk. Enkele Duitstalige kandidaten van de Kleine Grondbezitters hebben bij de verkiezingen in 1935 b.v. met allerlei schandalige methoden en enorme druk te maken gehad. Men heeft toen van hogerhand in feite hun verkiezing onmogelijk willen maken! Van hogerhand klinkt wel dat "Hongarije z'n Duitsers of anderstalige staatsburgers ten minste zo goed wil behandelen als van de kant van Hongarije wordt verwacht door staten met Hongaarse minderheden", zoals de minister van binnenl. zaken József Széll op 15 juli 1937 verklaart, maar in feite is dit niet het geval. Wel maakt premier Darányi een einde aan de 'naamsmagyariseringscampagne'.
Hongarije [min. Széll] belooft nu respekt voor de rechten van de Duitse minderheid, en de Duitse regering [Hess] verklaart zich niet te zullen mengen in zaken van de Duitstalige Hongaren. Men erkent in juli 1937 dat de Duitse minderheid in Hongarije trouw is aan de Hongaarse staat. Deze verzoenende taal heeft echter weinig effect.
Ondanks de vaak fraaie woorden van met name regeringspersonen, wordt de sfeer harder, agressiever tegenover de "Schwaben". Angst en haat grijpen om zich heen. [Macartney, Hung. & Succ., 456]. De ’Joodse pers van Budapest’ laat zich wat dit betreft duidelijk horen: de angst voor een machtige Duitsland wordt groter, ondanks de woorden en daden van Gömbös. Zelfs de trouw van de "Schwaben" aan de Hongaarse staat, hun patriottime en hun eerlijke plichtsvervulling worden openlijk en algemeen in twijfel getrokken! [Tilkovszky, 92].
Als groep wenst men aan de Duitsers geen rechtspersoonlijkheid te geven, en de Duitsers wenst men ook niet als 'volksgemeenschap' te erkennen. Het nationalisme houdt de Hongaren in de ban, ondanks de vriendschappelijke betrekkingen met het Duitse rijk. In feite is er sinds 1933 niets veranderd..... Duidelijk is dat in Hongarije haar nationalistische politiek niet wijzigt. De meest fervente voorstanders van een maatschappelijke en taal-magyarisering zijn tegelijk de meest aktieve revisionisten. Juist zij blijven hartstochtelijk pleiten voor herstel van de 1000-jarige, historische grenzen van het koninkrijk. Hierbij gaan ze ook nog in de jaren '30 rigoureus te werk. Van de wensen van Roemenen, Slowaken, Serviërs en Kroaten wenst men geen kennis te nemen, voor het beschermen van nationale minderheden in Hongarije heeft men geen interesse. Het idee dat het kleine, geschonden Hongarije met een nieuwe en voorbeeldige politiek zou moeten komen, om alleen maar van de buren eenzelfde, gematigde, en meer verstandige politiek te vragen, komt niet in hen op. Men onderscheidt nog steeds de Magyaren, die natuurlijk het eerst in het Karpatenbekken waren, hier hun staat stichtten, een hogere cultuur bezitten, en dus alle rechten hier hebben, en al die anderen, die minder zijn, en later gekomen, die zich dus moeten aanpassen, assimileren, in de eerste plaats voor hun eigen bestwil.
Met hart en ziel zijn ze ervan overtuigd dat Hongarije als Magyaarse staat weer zal opstaan, zich zal herstellen binnen de oude, historische grenzen. "Igy volt, igy lesz": zoals het was [vóór 1918], zo zal het zijn"... Slechts tot een enkeling dringt het door, dat Hongarije zelf dan toch met een meer voorbeeldige nationaliteitenpolitiek zal moeten komen, en dat b.v. Roemenen en Slowaken, Kroaten en Serviërs tot heden zeker níet op een "bevrijding" door de Magyaren zitten te wachten.
Nog in 1939 wordt door de officiële en min of meer verplichte landelijke nationalistische jeugdorganisatie, de "Levente" als credo gesteld: "Nincs kegyelem!" [geen genade!].De hoofdtaak van de Magyaarse jeugd is en blijft, zo heet het, de verdrijving en uitroeiïng van alle niet-Magyaren uit het Karpatenbekken. Een herstel van het grote Hongarije, en wel een zuiver Magyaars land, en de genadeloze vernietiging van alles wat dat in de toekomst zou kunnen bedreigen is dus het doel. "Voor Daco-Roemenen, pan-Slaven en pan-Germanen is bij ons geen plaats" en Hongarije moet geheel Magyaars worden; allen die het hiermee niet eens zijn moeten dan maar verdwijnen. Wie zich verzet tegen de druk om "Magyaar" te worden, krijgt al te gemakkelijk het verwijt over zich heen een verrader van het vaderland te zijn, een onbetrouwbaar element……
Het zijn [dus] niet zozeer de Duitsers als minderheid in Hongarije maar veel meer nationalistische, chauvinistische Hongaren [studenten m.n.] die Hitler en zijn methoden aanbidden, en hun sympathie voor de nazi's tot uitdrukking brengen, aldus Johannes Weidlein, inspecteur van een aantal Duitse scholen in Hongarije in de jaren '30! Er is geen sprake van dat de 500.000 Duitsers in Hongarije een soort 'vijfde colonne' van de nazi's hebben gevormd. Integendeel: juist bij Magyaarse chauvinisten, rechtse extremisten en radikale racisten vinden de ideeën van de Duitse nazi's en de Italiaanse fascisten grif gehoor. ”Wie nationale instellingen voor de Duitsers als groep wenst, heet bij onze tegen-standers al Pangermaans", aldus het Duitstalige parlementslid dr. Mühl in 1939, maar "wij allen eisen slechts die instellingen, die elke volksgroep nodig heeft voor instandhouding van haar taal, cultuur, economische, kerkelijke en politieke leven", aldus Mühl. [Weidlein, Volksbund, 30], maar typisch voor een klein volk met een minder-waardigheidsgevoel is ook het idee, dat men zelfs ondanks alle geslaagde assimilatiepogingen zich toch nog alom bedreigd voelt. Ondanks het feit dat met name honderdduizenden Slowaken, Joden en Duitsers in Hongarije de Hongaarse taal volledig hebben aanvaard en spreken als hun eigen moedertaal, en zich met Hongarije identificeren, blijft er dan toch iets hangen van een gevoel van isolement, bedreiging, onzekerheid, die uiteraard vooral voorkomt uit de historische ervaringen als natie, zowel in de 16e, 17e en 18e eeuw als na WO I [1918/19].
Hoewel men alom weet en kan zien dat de Duitsers op het platteland in het westen van Hongarije steeds minder hun eigen taal spreken, en steeds meer assimileren [Hongaars spreken], gaat men tóch met een zekere felheid, hartstocht en gedrevenheid, verbeten te keer tegen een minderheid die al geheel in het defensief in gedrukt.....
Hongarije is echter niet het enige land in Midden-Europa, dat deze nationalistische politieke lijn volgt. De buurlanden van de Kleine Entente voeren met name tegenover hun Hongaarse 'minderheden' nog een veel stringenter beleid. Op alle manieren probeert men de Hongaren in b.v. Roemenië en Tsjechoslowakije dwars te zitten, te kleineren en zich te laten aanpassen en vanaf 1920 houdt men bovendien Hongarije steeds voor een revisionistisch, agressief en gevaarlijk land, dat zich zodra dat kan zal willen 'herstellen'. De Duitsers in Hongarije vormen ook z'n nationale minderheid, die zich aanpast of moet aanpassen. Nog in 1939 is er in Hongarije geen enkele geheel Duitstalige [of andere niet-Hongaarstalige] middelbare school te vinden en slechts op 30 % der lagere scholen op Duitstalige dorpen wordt Duits
[n.l. 2 uur per week!] of tweetalig onderwijs gegeven, de rest is volledig Hongaars.
De autoriteiten op de dorpen wensen n.l. geen Duitse of andere niet-Hongaarse ["onpatriottische"] uitingen. In verscheidene comitaten ontbreekt elke Duitstalige organisatie, alleen omdat de lokale ambtenaren ertegen zijn.
"Die führerlose deutsche Dorfbevölkerung brachte meist nicht den Mut auf... um den Kampf gegen die Beamtete Intelligenz aufzunehmen, und gab sich meist mit der ungarischen Unterrichtssprache zufrieden". [Weidlein, Volksbund, 45].
Toch blijven de "Schwaben" maatschappelijk prominent aanwezig, óók als zgn. "Magyaren". Onder hen telt men ook veel entrepreneurs, industriëlen, lagere middenklassen, vaklui, technici, geschoolde arbeiders en handwerkslieden, en vooral welvarende en rijkere boeren.
Deze gemagyariseerde Schwaben zijn vaak zelfs intolerant tegenover anderen, die dat níet zijn. Met dezelfde minachting als eens, één generatie terug, de [verarmde!] adel keek naar de burgerij, de boeren en arbeiders, enz., zo kijkt men nu -als nieuwe rijken- neer op lagere klassen, arbeiders, arme boeren en landarbeiders. Dat geldt in het algemeen ook voor het Hongaarse Jodendom en voor 'gemagyariseerde' Slowaken. Men volgt dus ook in de visie op de maatschappij de traditionele patronen en denkwijzen van de Magyaren.
Niettemin is er in Hongarije steeds meer sprake van een emotionele sfeer, een eng, bekrompen nationalisme, dat heftig te keer gaat tegen "de vijand": de Duitse minderheid [èn.... tegen de Joden]. Slechts weinigen blijven zo nuchter dat ze erkennen dat de 500.000 "Ungarndeutsche" -en de 500.000 Joden- helemaal niet de vijanden van de Hongaarse natie zijn [naar Tilkovszky, Zeitgeschichte], terwijl men er n.b. algemeen trots op is dat er altijd en overal in Hongarije mensen van Joodse, Slavische en Duitse origine zijn te vinden, die zichzelf beschouwen als 'volbloed-Magyaar' en als vurig Hongaars patriot..... Toch moet ook Gratz in september 1937 erkennen dat onder de "Ungarndeutsche" de agitatie van de VK is toegenomen.
Wanneer er niet snel maatregelen worden genomen, bestaat er, volgens Gratz, het gevaar dat de "Ungarndeutsche" met steun van nazi-Duitsland in handen van de groep van Basch en Huss [de VK] vallen". [Tilkovszky, 94]. Van die maatregelen komt echter niets terecht! Bekend is immers dat Basch c.s. regelmatig veel geld voor b.v. studenten-organisaties, een Kulturverlag en persorganen ontvangen uit Berlijn, alle steun van nazi-Duitsland krijgen en sympa-thiseren met de nazi’s. Deze kringen geven ook aan Berlijn door dat Gratz “altijd al vijandig stond tegenover het Duitse rijk”. Van een harmonische verhouding tussen de “Ungarndeutsche” en Hongarije, maar ook binnen de Duitse minderheid hier, is door de ophitsing, de financiering, de agitatie en propaganda, etc. vanuit Berlijn, dus geen sprake meer. [Tilkovszky, Zeitgeschichte, 86/87]. Al vanaf 1935/36 is er sprake van een harde strijd tussen de nazxi-gezinden [zoals Basch] en de veel meer gematigde UDV van Gratz en vanaf juni 1937 erkent men in Berlijn openlijk de VK van Franz Basch als énige organisatie van de Duitsers in Hongarije.
De Hongaren blijven al evenzeer aan hun nationalisme vasthouden. Wie [Duits] nationaal-bewust is, en níet geassimileerd wenst te worden, wordt als vijand, onpatriottisch, of nog erger gezien en vooral op het platteland, bij de oppositiepartij van Kleine Grondbezitters en bij een aantal 'populistische' schrijvers, leeft deze zaak, die voor de Hongaarse natie van levensbelang wordt geacht. Juist de FKgP wordt door menigeen als "völkisch" [Hong. népi, in dit geval: authentiek Magyaars] beschouwd.
Tibor Eckhardt en Imre Kovács pleiten, in navolging van o.a. Dezsö Szabó, vurig voor "het Magyarendom", de Hongaarse plattelandsbevolking, en men vindt Duitsers, Schwaben, als groep ongewenst. Szabó, die in het Hongarije van de jaren '20 en '30 een gezaghebbende stem heeft, zegt b.v. op 17 april 1938: "Iedere burger moet zich in de natie -als eenheid van de Hongaarse taal en cultuur en van de organische Hongaarse historische doelstellingen- opgenomen weten, en alleen voor zo'n burger kunnen er brood, een arbeidsplaats, levensmogelijkheden en bescherming in Hongarije [= het land der Magyaren] zijn.
Wie aan die eenheid níet deel wil hebben is een vreemde natie, stelt zich onder leidng van een vreemde staat, voor hem kan er in Hongarije geen grond, geen brood zijn". [Weidlein, Volksbund, 50]. Het zijn typerende uitspraken, die door zeer velen in Hongarije, van hoog tot laag, algemeen -al een eeuw lang- worden beaamd. Anderen gaan nog een stap verder, en leggen de nadruk op het mythische "Turaanse" ras, waar de Magyaren vanaf zouden stammen.
De eenheid van de Hongaarse natie staat voorop. Ook gematigde Duitsers zoals Gustav Gratz erkennen dit. Grátz, de voorzitter van de UDV, legt er bij zijn bezoek aan Berlijn nog in de zomer van 1937, waarbij hij n.b. door Hitler wordt ontvangen, b.v. de nadruk op dat men in Berlijn de 500.000 Duitsers in Hongarije níet moet zien als "Auslandsdeutsche" maar als "Deutschungarn"; zij horen bij de Hongaarse natie.....
Maar typerend voor de Hongaarse nationalisten is óók de houding die men aanneemt ten aanzien van de Magyaren over de grenzen: ook zíj worden altijd als organisch deel van de Hongaarse natie gezien, en voelen zich dat ook. Ondanks de politieke grenzen ziet men de éénheid van de Hongaarse natie dus als een gegeven! "Een sterke band verbindt ons met onze broeders, een gemeenschap van bloed, taal, afstamming en cultuur", aldus de minister van cultuur, de historicus prof. Bálint Hóman op 14 november 1937.
Slechts een week later wordt door Goering, de Hongaarse premier Darányi en z'n minister van buitenl. zaken Kánya in Berlijn over de Duitse minderheid in Hongarije gesproken en de Hongaren klagen hier over toenemende radikale agitatie en ondermijnende aktiviteiten tegen het regime. Bovendien krijgt men in Hongarije vaak de indruk, zo verklaren ze, dat men het in Berlijn doet voorkomen, dat de positie van de Duitsers in Joegoslavië en Roemenië beter is dan in Hongarije. [Bartalits, 223]. Jonge Duitse nazi-agitatoren bezoeken Hongarije, laken de verhoudingen in dat land, en publiceren t.b.v. de nazi-indoktrinatie van de "Volksduitsers" in Hongarije, ze slaan een zeer onvriendelijke toon aan, en Duitstalige kranten in de landen van de Kleine Entente doen zeer hatelijk tegenover Hongarije.... Men krijgt in die landen de indruk dat de betrekkingen van Hongarije met Duitsland verslechterd zijn, en verkondigt luid dat de Hongaren van Duitsland geen enkele hulp kunnen verwachten. De Grootduitse of pangermaanse agitatie onder de "Ungarndeutsche" neemt ook in Hongarije toe, aldus minister Kánya in Berlijn. [Bartalits, 225]. Het negatieve beeld dat men in Duitsland schept staat dus, aldus Kánya, in scherp contrast met de vriendschappelijke, zelfs uitstekende betrekkingen van Hongarije met het Duitse rijk! [idem, 226]..... De Duitsers eisen echter dat Gratz wordt ontslagen en dat de groep Basch-Huss [de Kameradschaft] wordt erkend, en bovendien wordt tegen de Hongaren gezegd dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over de Duitse plannen met Oostenrijk en de CSR. [Tikovszky, 95].
Het blijkt weldra dat ook op dit terrein de Hongaarse premier Darányi zijn oor veel meer te luisteren legt bij nazi-Duitsland dan bij de voorzichtige liberale Dr. Gratz. Hongarije en Duitsland maken wederzijds allerlei verzoenende gebaren. Zo wordt Huss al gauw vrijgesproken terwijl er nog een onderzoek tegen hem loopt, en verklaart de "Auslandsorganisation" der NSDAP in januari 1938 dat de "Deutschungarn" als Hongaarse staatsburgers niet onder haar vallen..... Vooral na de "Anschluss" neemt de Duitse invloed in Hongarije zoals bekend zienderogen toe. De Duitse minderheid in Hongarije komt steeds meer tussen twee molenstenen terecht....
Intussen is ook bij de Duitsers is een radikalisering opgetreden. Niet alleen heeft de "Volksdeutsche Kameradschaft" alle steun van Hitler-Duitsland, maar ook profiteren extreem-rechtse Hongaarse partijen [o.a. financieel!] hiervan: bij die partijen melden zich steeds meer "Ungarndeutsche", hoewel anderen wel goed beseffen dat het Hongaarse nationalisme, het Hungarisme met haar leidende rol voor de Magyaren, etc. etc., niet goed te verenigen zijn met de leer van de nazi's! "Het extreme Hongaarse nationalisme vormt zelfs een bedreiging voor de belangen van het Duitse "Volkstum", en wil ons ook doen assimileren", aldus Franz Basch na zijn persoonlijke onderhoud met Szálasi in mei 1938. Anderen, zoals de nazi-leiders, vinden dat ook de excentrieke Szálasi nog lang niet ver genoeg gaat. Duidelijk is wel dat van aparte "Volksgruppen" met autonomie ook bij Szálasi geen sprake kan zijn, laat staan van territoria die met het Duitse rijk verbonden zouden zijn! Voor Basch staat evenwel vast dat ‘zijn’ Duitsers nu eenmaal nooit Hongaren mogen en kunnen worden! [Tilkovszky, 98]. Intussen raakt de VK steeds meer onder radikale nazi-invloed en ze stelt haar hoop niet meer op de Hongaarse overheid of op onderhandelingen, maar op het Duitse rijk, dat wordt gezien als dè grote steunpilaar voor [volks-] Duitse belangen en Franz Basch staat hier volkomen achter….
Hoofdzaak voor Szálasi en voor Basch blijft evenwel de ”Duits-Hongaarse vriendschap” en Basch is ervan overtuigd dat vooral na de Sudetenduitse crisis en de Conferentie van München alles gericht moet zijn op de steeds steviger wordende "Duits-Hongaarse Interessengemeinschaft". Het zgn. "Volksprogramma" van Basch krijgt vanaf mei 1938 steeds meer aandacht: eigen scholen, kerkelijke organisatie, een politieke partij, pers, jeugd-, economische en welzijnsorganisaties en zelfs eigen belastingen voor de Duitse "Volksgruppe" worden opgeëist.
Het spreekt helaas vanzelf dat er voor Gratz en zijn liberale, gematigde opvattingen over assimilatie als natuurlijk proces en harmonische verhoudingen tussen minderheid en meerderheid, zijn afkeer van een isolement en bovenal van de Jodenwet in 1938, nauwelijks nog plaats is. Gratz gaat in tegen de "deutsche Auffassung" in de politiek, zo zegt men. [Tilkovszky, 97]. Grátz past zich echter geleidelijk aan, en ook hij komt onder indruk van de verbazing-wekkende suksessen van Hitlers beweging en zijn buitenlandse politiek…………. In nov. 1937 eiste Duitsland tijdens het bezoek van Darányi en Kánya aan Berlijn al zijn ontslag.
Steeds meer komen immers overal 'Volksduitse' bewegingen onder Rijksduitse invloed, vooral na de suksessen der "Sudetenduitsers" in september 1938. O.a. daarom stelt Basch het nieuwe Slowakije aan de Hongaarse regering ten voorbeeld: hier hebben de Duitsers volledige autonomie en zelfs een eigen staatssecretaris [Karmasin] gekregen, die zijn eigen gang kan gaan en de 134.000 Slowaakse Duitsers in nazi-geest kan organiseren! [Tilkovszky, 98/99].
Uit andere hoofdstukken is al eerder gebleken dat de Hongaarse premier Béla Imrédy in alles het Duitse rijk terwille wil zijn, maar soms overmoedig is: het gevolg is b.v. een ernstige crisis in de regering in november 1938, en van deze zwakheid maakt Basch gebruik: Imrédy moet toestaan dat in november 1938 de "Volksbund der Deutschen in Ungarn" [VDU] tot standkomt, een veel bredere organisatie dan de "Kameradschaft". Tegelijk treedt UDV-voorz. Gratz af. Een verklaring van premier Imrédy in december 1938 maakt duidelijk dat hij aan vele eisen van Basch c.s. [en daarmee aan nazi-Duitsland!!] heeft toegegeven. De Duitse "Volksgruppe" moet zich in Hongarije thuisvoelen, aldus de premier in zijn kerstboodschap [dec. 1938], en de Hongaarse regering zal voor haar welzijn en voor vervulling van haar verlangens, zoals eigen scholen, autonomie, kerkdiensten, pers en allerlei instellingen, zorgen. Aan bijna alle punten van het "Volksprogramm" wil Imrédy wel voldoen en eventueel kan er een Duitse partij komen en een regeringscommissaris voor Duitse aangelegenheden.
De Hongaarse 'linkse' oppositie heeft [januari 1939] echter wel kritiek op Imrédy's toegevende houding betreffende de minderhedenpolitiek: Imrédy heeft veel te veel concessies gedaan en toegelaten dat de leiding van de "Ungarndeutsche" niet meer in handen is van loyale, staatsgetrouwe mensen. De VDU staat immers onder leiding van lui die al een proces achter de rug hebben wegens hun staatsvijandige houding, financiële middelen uit het buitenland ontvangt en onder buitenlandse politieke leiding staat! Ze wil een staat in de staat vormen, en met Duitse steun het Hongaarse leven onder haar invloed brengen. "Ze manoeuvreert, als een soort Henleinpartij, ons land "in eine gegnerische Position zum Deutschen Reich", zegt men hier. [Tilkovszky, 100]. Inderdaad is de VDU veel meer nazi-gezind en radicaal dan haar loyale voorgangster de UDV. Ze zal "de culturele en eventueel politieke leiding van de Duitsers in Hongarije op zich nemen".
Men wil de erkenning als Duitse "Volksgruppe", culturele autonomie met eigen Volksduitse leiding, de stichting van Duitse scholen in alle gemeenten waar Duitsers meer dan 50 % der inwoners vormen, en in andere plaatsen wil men uit eigen middelen scholen stichten. [KHA, 3562]. Al deze eisen komen overeen met die van Duitsers in b.v. Slowakije en Roemenië. De VDU wenst geen enkele bevoogding van de Hongaarse autoriteiten en Franz Basch wordt voorzitter.
Toch worden van hogerhand nog steeds allerlei beperkingen gesteld. De Hongaarse overheid wenst b.v. een flinke invloed te houden: Verscheidene personen in de leiding worden door de regering in Budapest benoemd, o.a. 2/3 van de leden van het uitvoerend orgaan! Nazi's hebben intussen steeds meer invloed gekregen, en de 500.000 Duitsers in Hongarije worden vanuit Berlijn steeds meer aangemoedigd om zich van hun Duitse identiteit bewust te worden en politiek aktief te zijn; ze worden tot een [Hongaars] onderdeel van het "Deutschtum" gemaakt, maar ook de oude UDV blijft bestaan en wordt nooit een zuivere nazi-organisatie want lang niet alle "Ungarndeutsche" zijn het met de koers van Berlijn eens.
Hoewel agitatie en propaganda, en allerlei subversieve akties wel toenemen blijven de meeste "Ungarndeutsche" aan het Hongaarse vaderland trouw. Zij voelen zich niet "deutschnational" maar beschouwen "Ungarn" als hun "Heimatland" en het blijkt overigens al snel dat Basch zich op Imrédy heeft verkeken: de Duitsers in Hongarije worden ook door hém niet beschouwd als "deel van het éne Duitse volk", en de Hongaarse regering houdt zèlf het initiatief! De "Volksgruppe" wordt zelfs niet eens als rechtspersoon in Hongarije erkend, de VDU wordt niet met name genoemd, en van het geëiste alleenvertegenwoordigingsrecht is geen sprake!
Concreet is alleen de toestemming voor een Duits weekblad, de "Deutsche Volksbote", dat vanaf 1939 verschijnt. De opvolger van Imrédy, graaf Teleki, sanktioneert op 13 april 1939 officieel de statuten van de nieuwe "Volksbund der Deutschen in Ungarn", maar níet als de enige organisatie van de Duitse volksgroep in Hongarije. De VDU wordt dus wel officieel erkend en krijgt ook meer vrijheden [Macartney, Oct. I, 349] maar ook onder Teleki blijft de oude -en meer gematigde- "Ungarländisch-Deutsche Volksbildungsverein" bestaan, en krijgt van hem zelfs meer geld! Ook steunt Teleki de katholieke jongemannenbond en wil proberen Duitse jongeren hierbij te krijgen, zodat hij een sterk tegenwicht schept tegen de nieuwe nazi-organisatie VDU. Hoezeer de VDU ook mogelijkheden krijgt om de culturele belangen van de Duitsers in Hongarije te bevorderen: ze kan alleen binnen de wet opereren, en blijft aan de controle van de Hongaarse overheid onderworpen! [Tilkovszky, 104]……….
Vilmos Aba-Novák, 'Markt in Szolnok', 1935. Deze schilder hield zich vooral bezig met de leuke kanten van het vertrouwde leven....
Basch probeert zelfs, gedwongen door de publieke opinie in Hongarije, de Duitse eisen als 'minimaal' voor te stellen, en in het openbaar vooral de trouw tegenover Hongarije te benadrukken. Op langere termijn blijft hij echter bij zijn eisen, die conform zijn aan de Duitse nazi-ideologie. [idem, 109]. In de bestaande situatie van de Duitse "Schwaben" in Hongarije verandert echter voorlopig zeer weinig en nog in september 1939 heeft de traditionele UDV meer dan 200 lokale organisaties, terwijl de nieuwe, meer radikale Volksbund [VDU] slechts 21 lokale groepen telt.....[Tilkovszky, 110].
|