|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.1.5 Een annexatie met Duitse steun, en haar gevolgen.
Drie dagen nadat Molotov aan de Duitse ambassadeur in Moskou heeft meegedeeld dat “de USSR haar geduld met Roemenië begint te verliezen” is het zover: op 26 juni 1940 eist de Sovjet-Unie van Roemenië de teruggave van de in 1918 door Rusland verloren gebieden, Bessarabië en Noord-Bukovina, hoewel dit laatste gebied nooit Russisch is geweest, maar tot 1918 bij Oostenrijk behoorde, maar in Berlijn raadt men de Roemenen aan om deze eis van Moskou te accepteren.
Stalin voert immers, zo weet men in Berlijn, eigenlijk gewoon uit wat al in augustus 1939 in het geheim is overeengekomen met Hitler. Bessarabië zou bij Rusland komen, zo is afgesproken. Vervolgens worden, al twee dagen na dit ultimatum, deze gebieden bezet door het Rode Leger, maar dit vormt natuurlijk voor andere buurlanden, Bulgarije en Hongarije, de aanleiding om óók hun oude territoriale eisen in te dienen bij Roemenië. Dus komen het Hongaarse diplomatieke, het staats- en militaire apparaat in beweging en een storm van enthousiasme voor de herovering van Zevenburgen, de bevrijding van de Magyaren, ontstaat.
Al op 27 juni stelt de ministerraad in Budapest nog eens vast dat, als de Sovjets hun zin krijgen, Hongarije géén onderscheid zal verdragen: Hongaarse claims op Roemeens gebied moeten dan ook worden gehonoreerd! Precies negen maanden eerder heeft de Hongaarse minister van buitenlandse zaken, de nogal opgewonden graaf István Csáky [* 1894], dat trouwens ook al gezegd: "Hongarije kan niet rustig blijven wanneer Roemenië aan een ander land wèl territoriale concessies doet". [Nebelin, 122]. Daarom herhaalt deze spontane en loslippige Hongaarse minister nog eens: "Als Roemenië aan de Sovjet-Unie wèl grote gebieden afstaat en tegelijk weigert om met Hongarije te onderhandelen, dan kan ik niet voor de gevolgen instaan". Csáky, die de Duitsers steeds ter wille wil zijn, rekent overigens op hun steun aan de Hongaarse aanspraken, en zegt al op 28 juni aan Duitsland uitdrukkelijk alle steun op strategisch en economisch terrein toe, als het Hongarije helpt om verloren gebied terug te krijgen. [Allianz, 69]……..
Duitse troepen zullen zich o.a. ongehinderd door Hongarije heen over de weg en per trein naar het zuidoosten [!] mogen bewegen [Juhász, 172] en de agrarische export naar het Duitse rijk zal groter worden. [Nebelin, 124]. Als Hongarije van Roemenië gebieden terugkrijgt, zal het, aldus Csáky, voldoende grondgebied hebben, en definitief 'saturiert' zijn. De Hongaarse premier, graaf Teleki, stelt zich evenwel voorzichtiger en gematigder op en formeel sluit Csáky zich daar ook wel bij aan maar voor deze minister van buitenlandse zaken, de ondiplomatieke graaf Csáky, is het nu eenmaal altijd al moeilijk geweest om níet primair, op z'n gevoelens te reageren.
Hongarije wil, aldus Teleki, alleen gebieden terug, waar de meerderheid van de inwoners Hongaars is, met name langs de vroegere Noordoostelijke grens aan de Karpaten: "Hongarije wil zo weinig mogelijk Roemenen" en eventueel is men bereid tot een uitwisseling van bevolking. Men wenst in Budapest, aldus de premier, géén regeling met Roemenië die Hongaren en Roemenen voor altijd tot vijanden zal maken! Maar Csáky claimt eigenlijk al veel meer gebied voor Hongarije. [Nebelin, 123]…….
Wel vindt de premier dat het nú de gelegenheid is voor Hongarije om in te grijpen en Horthy stuurt Hitler een brief waarin hij nog eens hoogdravend zegt dat het van militair voordeel is als Hongarije de Karpaten controleert… [Sakmyster, 247]. Bulgarije krijgt, na de Sovjet-Unie, namelijk nu ook haar zin: Zuid-Dobrudzja, dat in 1918 is verloren, krijgt het terug. Met andere woorden: de Russen en Bulgaren nemen van Roemenië álle gebieden terug, die ze in 1918 na de eerste wereldoorlog aan dat land hebben moeten afstaan en voor Hongarije betekent dat uiteraard dat men op zijn minst ook één en ander van Roemenië terug wenst te zien!…
De Duitsers moeten, zo vindt de Hongaarse regering bij monde van Csáky, aan Boekarest maar te verstaan geven dat de Roemeense regering met Budapest contact opneemt over de territoriale aanspraken van Hongarije [Nebelin, 125] en de regering in Budapest dreigt nu zelfs met vijandelijkheden, want de druk van de generale staf op de regering is enorm. Men mobiliseert b.v. een legercorps en bereidt zich voor op een snelle militaire aktie, maar Hitler wil absoluut geen militaire avonturen in dit gebied en waarschuwt Hongarije voor ernstige konsekwenties: Hongarije moet geduld hebben en terughoudend zijn. Een dergelijk bericht komt overigens ook uit Londen en Rome. [Sakmyster, 248].
Roemenië weigert overigens op alle Hongaarse eisen in te gaan. Het zegt weliswaar de Britse garanties nu formeel op [1 juli 1940], maar het rekent natuurlijk wel op nieuwe, Duitse garanties voor de territoriale integriteit van het land. Een oorlog tussen de beide buurlanden hangt dus in de lucht en de ijdele en extraverte Hongaarse minister van buitenlandse zaken Csáky verklaart op 2 juli zelfs al trots [en naïef] tegenover de Duitse gezant: "Wat wij willen doen, willen we op eigen kracht doen. Als we besluiten tot handelen, dan zullen we dat in elk geval doen en we bekommeren ons dan niet om de gevolgen". [Weidlein, 22]. Ook zegt hij al dat Hongarije slechts dàn afstand neemt van militair geweld, als Duitsland de Hongaarse aanspraken op Zevenburgen honoreert [Allianz, 70]. Het is dus voor de Duitsers weer eens duidelijk: het zeer trotse maar ook zwakke Hongarije heeft onze hulp wel nodig, het kan zonder ons zelfs niets beginnen, maar weigert dat natuurlijk ooit toe te geven……..
Berlijn wenst echter absoluut geen militair conflict tussen de beide verbonden landen, die al cliënten van het grote Duitse Rijk zijn geworden. Men stelt zich dus zeer voorzichtig en terughoudend op: Roemenië en Hongarije zullen samen moeten overleggen om tot een akkoord te komen…….
Hitler pleegt namelijk in juli 1940 al geheim overleg met zijn militaire leiding over een aanval op de Sovjet-Unie, en hij wil dan beide landen, Roemenië en Hongarije, daarbij -zij het op verschillende manier- inschakelen. [Allianz, 71]. Ook heeft het Duitse rijk in verband met een naderende slag om Engeland de Roemeense olie hard nodig, en Hongarije kan bijvoorbeeld als flank dienen in een oorlog tegen de Russen….
De Duitse minister Von Ribbentrop waarschuwt dus al op 4 juli 1940 Hongarije "om alle misverstanden te voorkomen": Hongarije kan, bij een militair conflict met Roemenië, niet rekenen op enige Duitse militaire steun en Hongarije moet dus, met andere woorden, niet zo provoceren, en moet zich rustig houden! De regering in Budapest moet zelf maar de konsekwenties van haar gedrag dragen. [Nagy-Talavera, 162]. Als Hongarije op eigen gelegenheid militair tegen Roemenië wil optreden, moet het de verantwoordelijkheid daarvoor ook zelf dragen, en Von Ribbentrop waarschuwt de Hongaren dat de gevolgen van zo'n oorlog [tegen het veel grotere en sterkere Roemenië] voor hun land niet zijn te overzien! [Nebelin, 127].
In Berlijn verneemt men intussen overigens dat de Roemeense regering toch wel bereid is tot een vreedzame regeling over de aanspraken van Hongarije op delen van Roemenië. Dát biedt kansen voor Hongarije, en Duitsland belooft dan zich in te zullen zetten ten bate van Hongarije. Nu worden Teleki en Csáky naar Duitsland uitgenodigd, om één en ander uit te leggen en Duitsland belooft dat het de Hongaarse aanspraken zal steunen, mits Budapest toezegt van militair geweld tegen Roemenië af te zien. [Allianz, 70]. In feite wenst Duitsland absoluut geen Hongaarse militaire aanval op Roemenië want dat zou in scherpe tegenspraak zijn met Duitse belangen en hoewel Hongarije zich wel militair heeft voorbereid door middel van een mobilisatie van 400.000 man, onderneemt het toch ook [onder Duitse druk] diplomatieke pogingen om een deel van Zevenburgen weer in handen te krijgen: in Budapest wordt men, na de Duitse reakties, dus iets kalmer, maar de publieke opinie is allerminst gekalmeerd.
In de Hongaarse pers wordt geheel Zevenburgen, of grote delen ervan, en van het Banaat, opgeëist en een groot deel van het publiek eist ook al een militair optreden zonder meer tegen Roemenië, het land, dat men als de voornaamste vijand van Hongarije ziet waarbij men dan natuurlijk herinnert aan het brutale, arrogante optreden van de Roemeense soldaten als bezetters van het oosten van Hongarije, en in Budapest zelf, in 1919. Nú wil men de wraak daarvoor! Het is immers duidelijk dat de internationale positie van Roemenië beslist niet meer gunstig is, want het land is, voor het eerst na bijna twintig jaar, volledig geïsoleerd: door de Sovjet-Unie wordt het bedreigd, door de Duitsers wordt het niet langer zonder meer gesteund en vooral: de garanties van de westelijke mogendheden lijken niet meer dan vodjes papier!
Hongarije met de uitbreidingen van 1938-'41
Csáky toont zich dan ook geïnteresseerd in de Roemeense voorstellen, maar hij sluit toch een militair optreden van Hongaarse kant, onder bepaalde voorwaarden, nog steeds niet uit! Áls er bijvoorbeeld een opstand uitbreekt onder de Székler-Hongaren, en áls die dan met geweld wordt onderdrukt door de Roemenen, en wanneer de Russen aan de andere kant van de Karpaten staan, [met andere woorden: ook heel Moldavië bezetten, wat hun bedoeling totaal niet is!], tja .... dán moet Hongarije wel militair optreden. Csáky daagt als het ware de Roemenen uit: "Wij bereiden ons alleen militair voor om jullie klaar te maken voor het doen van concessies!" [Nebelin, 129].
Een dergelijke provocerende en verwaande taal van een "collega" van een klein land als Hongarije stelt Von Ribbentrop natuurlijk allerminst gerust. Wil Hongarije soms toch een oorlog? En waarom haalt men in Budapest 'de Russen' erbij? Von Ribbentrop waarschuwt op 3 juli 1940 Csáky dan ook om niet met Russisch vuur te spelen, en hij heeft gelijk: de Sovjets stellen zich immers, zeker waar het Hongarije betreft, terughoudend en correct op.
Maar Von Ribbentrop weet natuurlijk méér dan anderen: hij is immers degene, die met Molotov persoonlijk tien maanden eerder een geheim akkoord heeft bereikt over de invloedssferen in Oost-Europa, en hij weet echt wel dat de Sovjets zich daaraan zullen houden. Moskou stelt zich tevreden met Bessarabië!…….
Van enig gerucht van een Russische bezetting van Roemenië tot de Karpaten is geen sprake! Integendeel. De Hongaarse minister moet dus zulke provocerende, maar in de ogen van Von Ribbentrop ook: onnozele, taal maar niet meer gebruiken. Daar is geen enkele reden voor!
Het tegendeel is namelijk het geval: zelfs de Sovjetminister van buitenlandse zaken, Molotov, deelt aan de Hongaarse gezant Kristóffy in Moskou mee dat de Sovjet-Unie de Hongaarse claims gerechtvaardigd acht en ze op een vredesconferentie zal steunen. Molotov zegt verschillende malen zelfs dat de Sovjet-Unie de Hongaarse eisen aan Roemenië evenzeer voor gerechtvaardigd houdt als haar eigen aanspraken op Bessarabië! [Nebelin, 132]. Hongarije moet dus, van niets wetend, het geheime spel van de beide grote buren, het Duitse Rijk en de Sovjet-Unie, gewoon meespelen! De "vrede" van 23 augustus 1939, het pakt tussen Molotov en Von Ribbentrop, in feite van Hitler en Stalin, moet hier bewaard blijven. Verder wordt er van Budapest echt niets verwacht.
Volgens berichten hebben, naast Duitsland en Rusland, zelfs ook de Verenigde Staten en Groot-Brittannië begrip voor de Hongaarse houding: Roemenië vroeg van Londen immers geen garanties meer en de Hongaarse gezant in Londen, Barcza, deelt op 11 juli 1940 dan ook mee dat de Britten voor de Hongaarse eisen wel begrip hebben, maar dat ze toch hopen dat Hongarije alleen vreedzame middelen zal gebruiken. [Sütő, 47, Kertész, 50/51]. Het westen zal stilzwijgend diplomatieke mogelijkheden bekijken om op een vredesconferentie eventueel grenzen te doen wijzigen. [Juhász, 169].
Teleki en zijn minister van buitenlandse zaken vertrekken op Duitse uitnodiging vervolgens op 9 juli naar München, en overleggen hier met Hitler en graaf Ciano, de Italiaanse minister van buitenlandse zaken en schoonzoon van Mussolini. Hier in München deelt Hitler nog eens mee dat hij beslist tègen een militair [solo-] optreden van Hongarije is. Bovendien weigert Berlijn om tegenover Boekarest het door Budapest geëiste machtswoord -ofwel: een ultimatum- uit te spreken! Beide partijen moeten eerst maar eens gaan overleggen en Duitsland weigert om nú al, bij voorbaat, een bemiddelende rol te spelen.
Ook aan de Roemeense koning is door Von Ribbentrop intussen te verstaan gegeven dat hij concessies moet doen aan Hongarije en Bulgarije, en dus kunnen de Duitsers aan Teleki en Csáky meedelen dat Roemenië best bereid is tot concessies! Nu moet Hongarije nog over de brug komen, maar het kan natuurlijk niet alles nemen, wat het opeist! Hitler denkt immers, dat Roemenië nooit met de zware eisen van de Hongaren zal instemmen.
Bovenal is hij echter bang voor een oorlog op de Balkan: een echt gewapend conflict tussen Hongarije en Roemenië moet in elk geval worden vermeden! Het overleg zal dus, zo denkt de Duitse leider, wel mislukken, zodat Duitsland dàn haar diensten, haar bemiddeling kan aanbieden en dan hangt alles dus toch weer van de Duitsers af: Hitler kan bepalen welk gebied Hongarije terugkrijgt en welke prijs die Hongaren daarvoor dienen te betalen. [Allianz, 70, Sütő, 47]. Maar er gebeurt voorlopig niets……..
Minister Csáky is dan wel, zoals gebruikelijk, zeer optimistisch, maar verder is men in Hongarije -zoals dat altijd al het geval is- slechts ongeduldig èn zeer ontevreden over de houding van het buurland Roemenië. Men eist in Budapest b.v. op 30 juli al een soort 'vuistpand' van de Roemenen: zij moeten "als teken van goede wil" de stad Nagyvárad [Oradea] afstaan, en aan Hongarije een schadevergoeding voor de bezetting van Budapest en Oostelijk Hongarije in 1919 betalen, maar dat gaat zelfs de Duitsers véél te ver. [Nebelin, 134/135].
In algemene termen wordt de ontevredenheid en het ongeduld van Hongarije door een brief van het Hongaarse staatshoofd, admiraal Horthy, aan Hitler nog eens bevestigd. Hongarije, aldus Horthy, is voor Duitsland een betrouwbare bondgenoot, al sinds de vorige oorlog! De Hongaren kennen de Roemenen ook veel beter dan de Duitsers hen kennen. Hongarije moet vooral worden gezien als een bolwerk van de westerse beschaving en daarom zouden de Karpaten weer als de verdedigingslinie tegen het barbaarse Oosten moeten worden gezien, zoals dat eeuwen het geval is geweest, althans: in Hongarije bestaat dat beeld al vele eeuwen!…..
Horthy hekelt ook het Roemeense nationalisme, en legt er de nadruk op dat sommigen in Roemenië zelfs de Tisza als grens wensen. Verder schrijft het Hongaarse staatshoofd, het gevoel te hebben, dat "Uwe excellentie [Hitler] en Ribbentrop niet zo veel sympathie voor Hongarije hebben". [Confidential Papers, blz. 130/131].
Geheel buiten Hongarije om schrijft Hitler op 15 juli 1940 intussen aan de Roemeense koning Carol II in niet mis te verstane woorden dat Roemenië absoluut territoriale concessies zal moeten doen aan de Hongaren en aan de Bulgaren. Dát is de voorwaarde voor verdere -door Roemenië immers ook gewenste- nauwe samenwerking met het Duitse Rijk. Tactische manoeuvres zullen, aldus Hitler, niet helpen en als Roemenië blijft weigeren zal dat zelfs de vernietiging van het land tot gevolg kunnen hebben. [Bodea-Candea, 77].
Tien dagen erna, op 25 juli, bezoekt ook een Roemeense delegatie Hitler, en dan laat de Roemeense koning weten, dat hij eventueel tot concessies bereid is, maar dan moeten de Duitsers in ruil daarvoor verder wel de territoriale integriteit van het land garanderen. Daartoe is de Duitse leider wel bereid: hij kan immers tegenover die machteloze klanten dreigen en beloven wat hij wil.... Het enige wat de Duitsers willen is nu, dat er een snelle en vreedzame oplossing komt.
Intussen heeft Hitler overigens al verregaande Hongaarse concessies aan Duitsland op bijvoorbeeld economisch gebied toegezegd gekregen en men denkt in Berlijn dat de Hongaren wel niet meer uit de pas zullen gaan lopen. [11/20 juli 1940]. Daarom eist hij bilateraal overleg van Roemenen en Hongaren, maar dat overleg in Turnu Severin, van 16 tot 24 augustus levert niets op, zoals ook te verwachten was.
Hongarije wenst toch liever uit Berlijn dan uit Boekarest te horen waar het op kan rekenen en het breekt de onderhandelingen af. Met andere woorden: Hitler moet maar beslissen, hoeveel Hongarije van voormalig Hongaars gebied terug kan krijgen, en wat het daarvoor zal moeten betalen. [Juhász, 173/174]……
Voor Hongarije vormt de mislukking van het overleg met Roemenië ook het sein tot een algemene mobilisatie van de 450.000 man van de Honvéd en Teleki lijkt zelfs vastbesloten om dan toch maar militair geweld te gebruiken. [Juhász, 174]. Er is zelfs al sprake van een Hongaarse luchtaanval op Szatmár Németi [Satu Mare].
Tot een oorlog mag het echter, zo heeft Berlijn gedikteerd, niet komen, en dan besluit Hitler om zich direkt met de zaak te bemoeien en om Roemenië te behoeden voor een totale ineenstorting en vooral: voor een Russische interventie. Er zijn namelijk op 25 augustus berichten over Russische troepenconcentraties aan de Pruth binnengekomen. [Nebelin, 136]. Het gaat de Duitsers er nu om de zuidflank van hun "eigen Interessensphäre" te beschermen en snel op te treden.
De Duitse en Italiaanse regeringen nodigen daarom Roemeense en Hongaarse vertegenwoordigers uit om naar Wenen te komen. Aan beide landen zal, zo heet dat op 29 augustus, "de vriendschappelijke raad van de As" worden meegedeeld.... en beide kleine landen accepteren dat. De ministers Von Ribbentrop en Ciano zullen in Wenen in het Belvedere-paleis arbitrage plegen, [Kertész, 51] zoals dat ook in 1938 is gebeurd toen Hongarije Zuid-Slowakije terug kreeg, door de beslissing van het zogenaamde Eerste Scheidsgerecht van Wenen.
Op 28 augustus 1940 komen dus eerst de beide scheidsrechters, Von Ribbentrop en Ciano in Wenen bijeen en vervolgens arriveren hier de strijdende partijen, Teleki en Csáky, evenals de Roemeense ministers. Beide partijen worden nu min of meer openlijk gedwongen de "Scheidsrechterlijke Uitspraak" al bij voorbaat te aanvaarden: Hitler heeft de nieuwe grens namelijk al ingetekend, en er is geen mogelijkheid om één en ander nog te bespreken, laat staan te wijzigen!
Von Ribbentrop bijvoorbeeld dreigt de Hongaren dat Duitsland anders naar de scherpste maatregelen moet grijpen, en hij waarschuwt Hongarije nogmaals om geen militaire aktie te ondernemen. De gevolgen zullen voor het militair zwakke Hongarije wellicht catastrofaal zijn. Toch is met name Teleki nog niet te overtuigen. Hij wil eerst ook nog overleg plegen met de andere leden van het kabinet in Budapest. Maar de ministers hier stemmen met het resultaat dat in Wenen al is bereikt, in. Het gaat er hun om dat Hongarije in ieder geval het Széklerland, met de compacte Hongaarssprekende bevolking, en de stad Kolozsvár [Cluj] terugkrijgt, dát is voor hen het belangrijkste! [Nebelin, 145].
Von Ribbentrop beschuldigt de aarzelende Teleki nu zelfs van het voeren van een anti-Duitse politiek. [Kertész, 51, Allianz, 72]. Die premier van Hongarije, die graaf Teleki, heeft blijkbaar niet eens in de gaten dat hij namens Hongarije gewoon de Duitse eisen moet aanvaarden! Zelfs het trotse Hongarije heeft immers eenvoudig te doen wat het Duitse Rijk dikteert. Von Ribbentrop en Ciano dwingen Teleki en Csáky het akkoord dan ook onvoorwaardelijk te tekenen: De As is immers in oorlog, men is in een strijd op leven en dood met het Britse wereldrijk gewikkeld, en men kan geen tijd verliezen. Er is geen tijd voor haarkloverij, voor bijzaken in het achterland!
De andere partij, Roemenië, zal de moeilijke beslissing van de As ook slechts hebben te accepteren en het is voor de Roemeense leiders duidelijk: ofwel zal hun land geheel Transilvania [Zevenburgen] verliezen en dus een nog veel grotere politieke catastrofe tegemoet gaan, of men moet instemmen met de regeling, zoals die nu wordt opgelegd door de As, maar die zeker ook zware offers vergt. [Bodea-Candea, 77/78].
Dat laatste is natuurlijk de enige kans voor Roemenië. Nu volgt al gauw de uitspraak van het Tweede Scheidsgerecht van Wenen, op 30 augustus 1940. Von Ribbentrop en Ciano ondertekenen dit akkoord [diktaat!] namens de As en verder wordt het door de Hongaarse en Roemeense ministers namens hun regeringen getekend.
Het blijkt dat Hitler aan de Hongaarse wensen een behoorlijk eind tegemoet is gekomen, volgens Jőrg Hoensch omdat Csáky in juli al zoveel [economische] concessies aan de Duitsers deed! [Nebelin, 139]. Bovendien heeft het Duitse Rijk haast, omdat men toch het Russische gevaar op de Balkan ziet opdoemen: Al heeft het Duitse Rijk dan precies een jaar eerder het beruchte Molotov-Ribbentrop Pakt met de Sovjets gesloten, de twee giganten blijven voor elkaar op hun hoede.
Hongarije krijgt ongeveer 2/5 deel van het in 1920 aan Roemenië afgestane gebied terug, n.l. ruim 40.000 km², inclusief de steden Nagyvárad [Oradea], Kolozsvár [Cluj] en Marosvásárhely [Targu Mures], en het gebied der Székler-Hongaren. Binnen twee weken dient het Roemeense leger zich terug te trekken en dan kan de Hongaarse Honvéd het gebied, "Noord-Zevenburgen", bezetten. Roemeense staatsburgers op Hongaars gebied kunnen nog een half jaar opteren voor de Roemeense nationaliteit en ze hebben een jaar de tijd om naar Roemenië terug te gaan. Dezelfde regeling geldt voor Hongaren in Roemenië. Maar degenen die blijven, Hongaren in Roemenië, en Roemenen in Hongarije, zullen als staatsburgers van het land waar ze wonen, worden behandeld.
Het gebied dat Roemenië moet afstaan telde in 1930 volgens een Roemeense telling bijna 2,4 miljoen inwoners, van wie 1,176 miljoen [bijna 50 %] Roemenen, 911.500 [37 %] Hongaren en ruim 300.000 anderen, maar [en] volgens de Hongaarse volkstelling van 1941 wonen hier 2.577.000 mensen, van wie 1.347.000 Hongaren [ruim 50 %], 1.066.000 Roemenen [ongeveer 40 %] en verder nog 47.500 Duitsers, 145.600 Joden, etc.
In Roemenië, n.l. in "Zuid-Zevenburgen" en in het Banaat, blijven nog ongeveer 500.000 Hongaren wonen evenals 600.000 Duitsers. Voor Roemenië betekent één en ander een flinke aderlating en er zijn uiteraard heel wat Roemenen te vinden, die zwaar beledigd zijn over deze catastofe.
Duitsland en Italië staan nu wel garant voor de nieuwe grenzen, maar enkele dagen na de fatale 30e augustus 1940 breekt er in Boekarest al een politieke crisis uit. Koning Carol II moet verdwijnen en wordt opgevolgd door z'n zoon Michael [Mihai] en de feitelijke macht komt in handen van een fascistische diktator, maarschalk Antonescu.
In Hongarije blijft echter alles rustig: Dat is logisch, want Teleki lijkt weer een groot politiek sukses te hebben behaald, al zijn er natuurlijk steeds nationalistische en dus nog ontevreden Hongaren die vinden, dat men àlles terug had moeten krijgen. Zij demonstreren al op 30 augustus daarvoor: "Mindent vissza", àlles terug, heet het [Weidlein, 23], maar men is in Hongarije over het algemeen toch zéér tevreden en opgetogen, uitbundig zelfs: Zonder oorlog is ook nú weer een deel van het verloren gebied 'teruggekomen'."Keleti visszatér", het oosten keert terug, zo zegt men.
Hongaarse troepen bezetten Noord-Zevenburgen [Erdély] vanaf 6 september 1940 en op 2 oktober volgt de officiële annexatie. Vooral door de Hongaarse bevolking wordt dit toegejuicht maar ook de [Hongaarstalige!] Joden zijn zeer tevreden en begroeten de Hongaarse soldaten hartelijk. [Nagy-Talavera, 209]: In Roemenië werden ze aan discriminatie blootgesteld en onder Hongaars bewind verwacht men een duidelijke verbetering. Bovendien voelen de Hongaarse Joden zich hier, óók in Noord-Zevenburgen, al sinds twee generaties Hongaren.
Verder zal Hongarje geduld moeten hebben en terughoudend moeten zijn, aldus zegt men niet alleen in Berlijn, maar ook in Rome en in Londen. [Sakmyster, 248], maar ook het Westen accepteert dat Duitse troepen in gesloten wagons via Hongarije naar Roemenië gaan en de Britse premier Churchill beschouwt Hongarije [aldus Barcza, de Hongaarse gezant] als vriend. Persoonlijk zei hij: ”Ik heb deze soort behandeling niet gewenst, zoals Hongarije na de 1e wereldoorlog werd behandeld. Sinds deze oorlog is uitgebroken hebben wij ons nooit vastgelegd op het principe dat de territoriale opbouw van allerlei staten onveranderlijk is. Maar we hebben ook geen plannen om de territoriale veranderingen te erkennen zoals die in de oorlog zijn gekomen, als ze niet op akkoorden en op de wil van betreffende partijen zijn gebaseerd [naar aanleiding van 30 aug. 1940].
Teleki is dan zeer gedeprimeerd, hoewel Hongarije in een overwinningsroes leefde! Aan een vriend deelde de Hongaarse premier mee: ”Na de oorlog verliezen we Zevenburgen toch weer; de hele zaak dient alleen maar om in de buurt vijanden te krijgen”. [István Csicsery-Rónay, in de Neue Pester Lloyd, 10 nov. 1999].
Het Hongaarse staatshoofd dankt Hitler in z'n brief van 10 september 1940, die door de Hongaarse gezant Sztójay wordt overhandigd, voor de teruggave van het gebied, en op 15 september houdt admiraal Horthy, weer op zijn witte paard, zijn intocht, onder begeleiding van de Honvéd, in Kolozsvár [Cluj], de 'hoofdstad' van het gebied, waar hij alom door de menigte wordt toegejuicht, en met vreugde wordt begroet: Er is immers een einde gekomen aan de twintigjarige Roemeense bezetting. En opnieuw is een deel van het onrecht van Trianon goedgemaakt: Hongarije is in 1920 dan wel vernederd, maar nu neemt men wraak: nu, in 1940, wordt Roemenië vernederd. Korte tijd hierna houdt Horthy op z’n witte paard ook een feestelijke intocht in de stad Szatmár Németi.
Toch zijn beide landen, zowel Roemenië als Hongarije, zoals vermeld, niet geheel tevreden en de enigen die wel tevreden zijn, zijn Ribbentrop en Ciano. [Horthy, 222]. Hongarije had graag meer teruggehad, en in Roemenië is men verbitterd omdat het land voor de derde keer binnen enkele weken, op commando, een groot gebied, zonder slag of stoot, aan een buurland heeft moeten afstaan. Bovendien is het noorden van "Transilvania" als een vreemde hoek uit Roemenië gesneden.
Roemenië heeft dan wel de economisch meest waardevolle stukken van Transylvanië [Zevenburgen, Erdély] behouden, maar Hongarije heeft nu de strategische Karpatenpassen in bezit. Beide landen houden ook grote 'nationale minderheden' op hun gebied: in Hongarije wonen 'voortaan' ruim 1 miljoen Roemenen, en in Roemenië wonen nog ongeveer een ½ miljoen Hongaren. Het eigenlijke probleem, dat van de nationaliteiten, is dus bepaald niet opgelost, maar een zuiver etnische grens is in dit gebied onmogelijk, en: Duitsland heeft beide partijen min of meer tevreden willen stellen, zonder dat het tot een oorlog is gekomen.
Door de annexatie van Noord-Zevenburgen is Hongarije aanzienlijk groter geworden, en in september 1940 telt het land 13.251.000 inwoners op een gebied van 160.165 km². Ook in het nieuwverworven gebied van 1940 wordt overigens nooit een eerlijke uitspraak van de bevolking gevraagd. Algemene, vrije en geheime verkiezingen voor afgevaardigden naar het Hongaarse parlement worden er nooit gehouden. Er worden eerst 63 afgevaardigden benoemd, níet gekozen, en later komen er nog 7 bij. Van de zetels voor het nieuwe gebied worden er 48 [later 54] door Magyaren bezet, 3 [later 7] door Duitsers en 12 door Roemenen. De Magyaarse afgevaardigden sluiten zich overigens niet aan bij de regeringspartij. Ze blijven vanaf september 1940 een aparte fraktie vormen van uiterst conservatieve en zeer anti-Roemeense nationalisten, maar ze steunen Teleki wanneer het erop aankomt. Overigens komt de familie van de premier zoals bekend van oorsprong ook uit dit gebied!
Voor Teleki betekent de steun van ongeveer 50 parlementariërs extra trouwens heel wat: met veel meer gemak kan hij nu tegen de vele [nogal extreem-] rechtse aanhangers van Imrédy zeggen dat ze dan maar uit de regeringspartij moeten stappen. [Nagy-Talavera, 166]. Voor de Roemenen blijven er slechts 12 zetels gereserveerd maar de Hongaarse regering regelt dat deze zetels pas mogen worden ingenomen, wanneer een evenredig [!] aantal Hongaren in het Roemeense parlement zitting zal krijgen: Ze blijven dus vakant! Van evenredigheid in het Hongaarse parlement is trouwens geen sprake: De Roemenen blijven ook met 12 zetels zwaar ondervertegenwoordigd.
Precies als in Zuid-Slowakije komen nu ook in Noord-Zevenburgen ambtenaren uit het oude land om het bestuur weer 'op te bouwen', maar ook hier wordt dat als vernederend ervaren. Wantrouwen en discriminatie blijven bestaan. [Gosztony, 85] want ongeduldige, opgewonden en nationalistische Hongaren en lagere ambtenaren laten de meeste Roemeense ambtenaren ontslag nemen en men ziet ze graag vertrekken.
50 à 60.000 Roemenen, vooral ambtenaren, vluchten [vertrekken] al gauw na de Hongaarse bezetting en later spreekt men zelfs van 200.000 Roemeense vluchtelingen. [Bodea-Candea, 80/81]. Het is wel duidelijk dat de Hongaarse overheid ook híer de klok eenvoudig twintig jaar terug wil zetten en alle sporen van de Roemeense heerschappij [1919-1940] wil uitwissen.
Zeer vele Hongaren laten dan ook overduidelijk merken dat men het gevoel heeft dat men zich voor 20 jaar Roemeense bezetting, onrecht, vernedering, lijden en onderdrukking, nu moet wreken en van enige verzoening tussen Hongaren en Roemenen is geen sprake: geen enkel probleem is dus in feite opgelost. Het nationalisme blijft aan beide kanten in verhevigde mate bestaan en uiteraard blijven er veel Hongaren die hopen of zelfs verwachten dat nu het allemaal zo gemakkelijk, zonder één schot te lossen, gaat, dat de rest van het in 1920 verloren gebied ook wel terug zal komen... Vrijwel niemand beseft dat "men uit de hand van Hitler eet".
Hongarije gaat akkoord met de 2e Weense Uitspraak, 1940
In Roemenië legt men zich ook niet definitief bij de feiten neer: Roemenië erkent formeel wel de Scheidsrechterlijke Uitspraak van Wenen, maar het bekrachtigt die nooit! "Hongarije is alleen voortaan beter in staat om, gelijkwaardig aan Roemenië, de wedloop om de gunsten van Hitler te lopen", aldus cynici. Hitler zelf blijft overigens ook de indruk wekken dat de grens van augustus 1940 beslist niet de definitieve is: De Duitse belangen kunnen best nog wel eens wisselen! Tenslotte is het de enige Duitse wens om beide landen aan zich te binden en ze tegen elkaar uit te spelen en verder wenst Berlijn -zoals gebruikelijk- vooral vele slagen om de arm te houden. Roemenië zowel als Hongarije kunnen dus best nog wel eens hetzij beloond of bestraft worden, naar believen van de nazi’s!…….
De koele, zelfs vijandige verhouding tussen de beide buurlanden [nota bene: bondgenoten!] blijft dan ook de hele oorlogstijd door bestaan. De betrekkingen verslechteren zelfs en de spanningen worden steeds groter. Hongarije begint ook onmiddellijk om allerlei maatregelen uit de periode van het Roemeense bestuur, 1919/40, ongedaan te maken; zo worden bijvoorbeeld alle landerijen, huizen en gebouwen weer aan de vroegere Hongaarse bezitters teruggegeven, en er komt een anti-Roemeense propagandacampagne op gang.
Heel wat Hongaren koesteren alleen haat tegen de Roemenen en kennen "geen genade voor die vervloekte Walachen", maar alleen de dood of het zwaard. Ook een aantal paramilitaire Hongaarse nationalistische organisaties is zeer aktief, als het maar tegen de gehate Roemenen gaat.
De geschiedenis moet worden teruggedraaid. Roemeense opschriften worden verwijderd, een aantal Roemeense scholen moet sluiten, Roemeense publikaties worden beperkt, en volgens Roemeense berichten worden ook honderden personen geïnterneerd, gevangen gezet of zelfs vermoord. [Bodea-Candea, 80/81]. Men wil kortom de draad van 1919/20 weer oppakken, en alle invloed 'van de Roemeense bezetters', uit de jaren '20 en '30 weer verwijderen.
In Kolozsvár wordt zelfs opnieuw een "Koninklijke Hongaarse Ferenc József-Universiteit" gesticht. Toch heeft de Hongaarse regeringscommissaris voor Noord-Zevenburgen, graaf Béla Bethlen, persoonlijk ook bij de Roemenen wel respekt verworven. Het lot, en de situatie van de Roemenen is hem wel ter harte gegaan.
In Roemenië zijn, omgekeerd, nu anti-Hongaarse campagnes aan de orde van de dag. Men is in Roemenië natuurlijk alleen maar in z'n mening bevestigd dat Hongaren wel nooit loyale Roemeense staatsburgers kunnen worden. Vooral in Zuid-Transylvanië, dat Roemeens is gebleven, vinden uitbarstingen van geweld en ernstige wandaden tegen de Hongaren plaats, met instemming van de Roemeense overheid. In Roemenië is ook alom sprake van verontwaardiging, verzet en afwijzing, massademonstraties en felle protesten tegen een overheid die een deel van het Vaderland, van Roemeense bodem, heeft uitgeleverd. [Bodea-Candea, 79]. Voorlopig is men in Hongarije echter zeer dankbaar met het teruggekregen gebied. Teleki vindt zelfs, dat "Hongarije aan niemand dankbaarheid is verschuldigd of nu morele verplichtingen tegenover iemand heeft, maar dat Hongarije slechts haar historische recht heeft verkregen".
Helaas, aldus de Hongaarse premier, is één en ander alleen dankzij Duitsland zo gelopen. [Rothschild, 183]. Liever had hij via de diplomatieke weg en door militaire druk de problemen met Roemenië willen oplossen.
Hij had beter kunnen weten, maar dergelijke naïeve gedachten van Teleki komen voort uit een historisch gefundeerd nationalisme. Men ziet in z'n dromen en z'n idealisme het duizendjarige koninkrijk Hongarije nog altijd als een soort machtig rijk, heersend over het gehele Karpatenbekken, en alleen over zijn eigen lot beslissend. Dat is echter een gevaarlijke illusie of fantasie en een Hongaar met een echt historisch besef moet eigenlijk toch weten dat al sinds de 16e eeuw Hongarije -helaas- nooit meer geheel baas in eigen huis is geweest, hoe bitter die waarheid ook is.
Nationalisme is echter -óók in Hongarije- een vorm van collectieve blindheid en ook in 1940 wordt in "het 1000-jarige koninkrijk" Hongarije dat nationalisme nog zéér algemeen gekoesterd, evenals overigens in allerlei andere landen in de regio.
Het spreekt vanzelf dat admiraal Horthy nu ook zeer populair is en wordt vereerd als degene die het land uitbreidt, maar ”so poor was the appearance and discipline of the Hungarian troops in Szatmár Németi that Horthy publicly upbraided Werth and other officers on the reviewing stand”, aldus kolonel Gyula Kádár, officier van de generale staf, die anti-Duits en anti-oorlog was en later, in 1943 bij het overleg met de geallieerden was betrokken, in 1944 in Sopronkőhida gevangen zat maar overleefde en zijn herinneringen schreef. [Sakmyster, 248].
Maar men ziet nu vooral dat de nationalistische politiek steeds meer sukses heeft: In 1938, 1939 en 1940 heeft men steeds stukken gebied van het vroegere Hongarije teruggekregen en vele Hongaren zijn ervan overtuigd dat deze eigen, kleine, nationale strijd tegen de buren véél meer van wezenlijke betekenis is, dan die hele [verre] wereldoorlog, waarbij het vaderland immers nog niet eens is betrokken…..
Meer reëel is Hitler zelf, die al op 28 augustus 1940, twee dagen voor de "Uitspraak van Wenen", tegen de Italiaanse minister Ciano zegt dat Hongarije in 't geheel niets heeft verdiend door eigen inspanningen. Hongarije's revisionistische overwinningen zijn uitsluitend te danken aan het fascisme en het nationaal-socialisme. Dát is de bittere, keiharde realiteit. [Bodea-Candea, 77] en ook Horthy is wat dit betreft meer realist dan Teleki.
Hij schrijft, nog vóór de bezetting van Noord-Zevenburgen plaatsvindt, op 2 september 1940 aan Hitler: "Als dat al mogelijk is heeft het Tweede Scheidsgerecht van Wenen Hongarije nog verder in de overtuiging gesterkt, dat het nationaal-socialistische Duitse Rijk en het fascistische Italië -zich bewust van de ware belangen van de Europese gemeenschap- zich hebben voorbereid om ... het continent van Europa te pacificeren en te reorganiseren...". Maar ook Horthy geeft toe, dat de uitspraak van de As voor Hongarije niet betekent dat het reden zou hebben om met de nieuwe grens tevreden te zijn. [Gosztony, 84]……
Een feit is in ieder geval dat Duitsland bij machte is om Hongarije en Roemenië méér dan ooit aan zich te verplichten. Beide landen zijn toch met handen en voeten aan de As gebonden, hoewel men dat in Hongarije niet zo ziet. Duitsland kan ook de beide landen weer tegen elkaar uitspelen, hoewel dat niet de opzet van de zaak is geweest. [Rothschild, 183]. Laat die beide landen maar met elkaar strijden om de gunste van het Duitse rijk, aldus denkt men in Berlijn. [Sakmyster, 248].
Men heeft in rechts-radikale kringen overigens al enige tijd de overtuiging, dat Roemenië wat dit betreft zelfs voorligt op Hongarije en velen in Hongarije zijn ook bang dat Roemenië op den duur zich toch veel meer in de gunst van de Duitsers zal kunnen verheugen dan Hongarije zelf, en dat gunt men de Roemenen nu ook weer niet.
Roemenië is vanaf september 1940 inderdaad meer dan ooit in de richting van de As opgeschoven.
Veel meer en sneller dan het buurland Hongarije is het een totalitaire diktatuur geworden waarin alle oppositie is uitgeschakeld. Openlijk steunt de diktator, Antonescu, Hitler-Duitsland in alle opzichten en vanaf 8 oktober 1940 worden er Duitse troepen gelegerd, om de nieuwe grenzen die zijn opgelegd te garanderen [Rothschild, 184], zo wordt nu gezegd. Ook dienen de Duitse militairen voor training en reorganisatie en voor vervoer van materieel van het Roemeense leger, zoals dat zo fraai heet, maar in feite komt Roemenië nu volledig onder Duitse militaire controle, en het is meer dan ooit duidelijk dat de Duitsers de ogen hebben laten vallen op de Roemeense olievelden.
De Hongaarse premier Teleki is overigens op 30 september 1940 bereid, om aan de Duitse troepen toe te staan om voor de verbindingen met de olievelden van Roemenië van enkele Hongaarse stations langs de Donau en via Szolnok gebruik te maken met eigen Duits personeel. [Kertész, 52]: geblindeerde treinen mogen 's nachts de Duitse troepen door Hongarije vervoeren! Zo is het territorium van Hongarije dus een effectieve militaire springplank voor de Duitse oorlogsmachine geworden [Juhász, 176] en dit land heeft een deel van z'n soevereiniteit vrijwillig opgegeven. [Nebelin, 152]. Wat heeft Hongarije nu gewonnen, behalve land en mensen, want Groot-Brittannië en ook de Sovjet-Unie zijn het niet eens met de Uitspraak van Wenen van 30 augustus 1940 en dat zou voor iemand als Teleki al een veeg teken moeten zijn. In Moskou zegt men zelfs: Duitsland had ons eerst moeten raadplegen, volgens het Molotov-Ribbentrop-Pakt. Het Duitse Rijk heeft dus dit Pakt geschonden. [Kertész, 52].
In Londen is het weer eens overduidelijk dat Hongarije eet uit de handen van Hitler: aan Hongarije is een Diktaat van de As opgelegd, [Sütő, 49] en in Budapest geniet men kennelijk hiervan. De Britse premier Churchill verklaart dan ook op 5 en 7 september 1940 in het Lagerhuis: "De Britse regering heeft geen bedoelingen om territoriale veranderingen, gemaakt tijdens de oorlog, te erkennen". Ook de minister van buitenlandse zaken van de nog neutrale Verenigde Staten, Cordell Hull, laat weten dat het opsplitsen van Roemenië behoort tot de daden van agressie van de fascistische machten tegen de Europese landen. [Bodea-Candea, 79]. En toch blijft premier Teleki hopen dat Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zullen begrijpen dat Hongarije in het door Duitsland overheerste Europa slechts weinig speelruimte heeft voor manoeuvres….[ Sakmyster, 249].
Of Hongarije en Roemenië dan misschien enig krediet hebben verworven in Duitsland en Italië? Het zal ongetwijfeld niet het geval zijn. De klanten van het oppermachtige Duitse Rijk hebben in wezen natuurlijk niets in te brengen en men kan zich in Berlijn kostelijk vermaken met de gedachte dat die landen, hoe trots en nationalistisch ze ook mogen zijn, hoezeer ze ook hechten aan de eigen nationale veiligheid, ze "toch uit onze hand eten", en zeer gemakkelijk tegen elkaar zijn uit te spelen en aan al die historische sentimenten heeft het Grootduitse Rijk eigenlijk slechts geen boodschap. Het ligt natuurlijk voor de hand dat degenen die nu, na 30 augustus 1940, in Hongarije oproepen tot volledige solidariteit met het Duitse Rijk -b.v. stafchef Werth of gezant Sztójay in Berlijn- nog méér dan ooit overtuigd zijn van hun gelijk want zij kunnen er immers op wijzen dat alleen volledige samenwerking met de Duitsers sukses heeft en dat Hongarije aan het Duitse Rijk, en in mindere mate ook aan Italië toch wel veel dank verschuldigd is vanwege de terugkeer van Zevenburgen.
Maar evenzeer ligt het voor de hand dat de Duitsers niet wachten tot Hongarije haar dankbaarheid toont. Men kan zelfs constateren dat de Duitsers al onmiddellijk na de ondertekening van de Tweede Scheidsrechterlijke Uitspraak van Wenen concessies van Hongarije gedaan krijgen, die de soevereiniteit van dat land opnieuw beperken. Hier en daar, bijvoorbeeld in kringen van de zogenaamde linkse oppositiepartijen, is er al voor gewaarschuwd, dat Hongarije na het geweldige cadeau van Duitsland [Zevenburgen, d.w.z. 40.000 km² grondgebied] wel verplicht zal worden om hier iets tegenover te stellen: "Zelfs de beste bondgenoten, de Duitsers, geven immers niets voor niets".
Het blijkt al zeer snel dat deze "linkse oppositie" volkomen gelijk krijgt. Al op 30 augustus 1940, nota bene enkele uren na het "Diktaat van Wenen" moet Hongarije in een verdrag beloven dat het de "Volksbund der Deutschen in Ungarn" als ènige organisatie van de Duitse minderheid [meer dan een half miljoen mensen!] in Hongarije zal erkennen: Von Ribbentrop biedt al op 30 augustus in Wenen een nota hierover aan de Hongaren aan en na dat mooie cadeautje van de heer Von Ribbentrop persoonlijk kan Hongarije toch niet negatief reageren? [Ullein-Revitzky, 67].
Een akkoord met Duitsland dat officieel in oktober 1940 wordt getekend over de behandeling van minderheden verplicht Hongarije tot het verlenen van allerlei rechten, zeg maar: een "Sonderstellung", aan deze Duitse minderheid en haar [nazi-] organisatie. Zo moet men de Duitsers, de zgn. "Volksdeutsche", die met ongeveer 600.000 mensen na de Roemenen de grootste nationale minderheid in Hongarije vormen, naar evenredigheid in het Hongaarse staatsapparaat opnemen. [Allianz, 72].
Het 'Deutschtum' in Hongarije moet zich onbeperkt kunnen handhaven en de Duitstaligen in Hongarije mogen geen enkel nadeel ondervinden van het behoren tot de Duitse "Volksgruppe" en ook aan de nationaal- socialistische overtuiging van de Duitse minderheid mogen geen beperkingen worden opgelegd.
Dat zet echter de deuren in Hongarije wijd open voor nazi-agitatie en propaganda. [Nebelin, 149]. De Duitsers in Hongarije zullen voortaan ook eigen coőperatieve instellingen mogen stichten, en dus op economisch terrein zelfstandig opereren. [Weidlein, Volksbund, 69]. In de praktijk zal dit nog heel wat moeilijkheden kunnen opleveren, omdat zeer vele [verreweg de meeste!] 'Ungarndeutsche' zich helemaal niet zo bewust Duits-nationaal voelen, geen nazi zijn, en altijd al trouw waren aan hun Hongaarse Vaderland, waar ze zich volledig thuis voelen.
Hongaars-patriottisch en gematigd hebben zij zich altijd opgesteld.
Het zijn vooral Duitstalige of tweetalige intellectuelen, leraren, professoren, priesters en pastoors, en burgers, maar vooral ook vele boeren op het platteland van het westen en zuiden van het land. Het zijn vaak ook de mensen die nog wel Duits spreken, maar zichzelf uit overtuiging en volledig rekenen tot de Hongaarse [Magyaarse] nationaliteit. Duizenden Hongaren hebben een oorspronkelijk-Duitse achternaam, en stammen af van kolonisten die vanaf de 18e eeuw in het op de Turken veroverde en lege land gemakkelijk ruimte, grondbezit, konden krijgen, maar ze voelen zich ‘gewoon’ Hongaren. Van akties om de Duitse taal en cultuur in Hongarije te handhaven is slechts op zeer beperkte schaal ooit sprake geweest, kort vóór de eerste wereldoorlog, maar van enig sukses kon men niet spreken.
Zeer vele Duitstalige inwoners van Hongarije hebben zich daarentegen vlot en gemakkelijk aangepast en zijn in de loop van de tijd bijna als vanzelf Hongaars gaan spreken.Velen in Hongarije zijn trouwens ook tweetalig, vooral de hoger opgeleiden in de steden. Een bekend voorbeeld van hen is de latere bisschop van Veszprém en latere kardinaal Mindszenty, wiens familienaam tot 1942 Pehm luidde. Ook Horthy zelf spreekt -naar men algemeen beweert- beter Duits dan Hongaars, omdat hij nu eenmaal ooit is opgeleid bij de Kaiserliche und Kőnigliche Marine, en zijn thuishaven was het Oostenrijkse Pola, dè basis van de K.u.K.-marine....
In de steden is het proces van magyarisering vaak al ver voortgeschreden. Voor de vorming van een Duitse politieke partij of zelfs van een Duitstalig territorium heeft in Hongarije dan ook nooit enige belangstelling bestaan. Zelfs de oprichting van Duitse scholen, ten behoeve van de ruim 500.000 Duitstaligen in Hongarije, is de eis van slechts een kleine groep bewust-Duits-nationaal gezinden.
Juist zo'n gezindheid wordt door nationalistische Hongaren scherp veroordeeld: als inwoner van dit land behoor je je, ongeacht je moedertaal, te richten op dit land waar je je brood verdient, leeft en sterft! Bovendien is Duits in Hongarije allang een soort tweede taal die in de Hongaarse cultuur en wetenschap eigenlijk al eeuwen een grote rol speelt. Bijna vier eeuwen, van 1526 tot 1918, hebben immers Habsburgse keizers vanuit Wenen als koningen over Hongarije geregeerd en het oude ressentiment tegen de Duitse taal en cultuur is in Hongarije wel nooit geheel verdwenen, maar het speelde toch vanaf de beroemde Ausgleich, het Compromis met Oostenrijk in 1867, niet meer een grote, overheersende rol. Sinds het optreden van Hitler is hierin echter wel verandering gekomen want sindsdien steunt Berlijn met financiële middelen zeer bewust en aktief de Duitse cultuur in het buitenland en men beschouwt nu het zogenaamde "Deutschtum im Ausland" ook in Hongarije als een soort voorpost van het Reich. De positie van de zgn. Volksbund moet nu dus, volgens Berlijn tenminste, opnieuw worden bekeken. Deze "Volksbund der Deutschen in Ungarn" is in 1938 min of meer in de plaats gekomen van de al jaren bestaande en zeer gematigde "Ungarländisch-deutsche Volksbildungsverein", en is toen ook min of meer in nationaal-socialistisch vaarwater terecht gekomen. Ook krijgt de Duitse minderheid [de Volksbund] vanaf oktober 1939 meer vrijheid om zich te organiseren, een dagblad uit te geven en eigen scholen te stichten, w.o. een gymnasium. [Tilkovszky, 114].
Toch blijven beide organisaties van de Duitstalige Hongaren tot in 1940 naast elkaar bestaan en in mei 1940 heeft het blad der Volksbund een oplage van 16.000 exemplaren en dat van de [gematigder] Volksbildungsverein slechts 7.000! [Tilkovszky, 111]. Maar zelfs de leider van de Volksbund, dr. Franz Basch, stelt zich eerst steeds welwillend en gematigd jegens het Hongaarse vaderland op al moet hij na de oorlog toegeven dat [ook] aan zijn Volksbund de politieke lijn van de nazi-ideologie is opgedrongen. Hijzelf kan daar echter vrijwel niets tegen doen maar hij heeft wel bijvoorbeeld het hijsen van de hakenkruisvlag in Hongarije -bij zijn eigen mensen, de "Ungarndeutsche"- verboden. Al eerder is overigens door de Hongaarse overheid -en níet alleen door haar- het uitdragen van buitenlandse politieke symbolen zoals een hakenkruis, nazi-uniformen en andere dan Hongaarse vlaggen, verboden.
Dr. Basch is ook te veel een voorzichtig intellektueel dan dat hij zich ooit als een soort "Führer" zou willen voordoen en zijn organisatie blijft dus voor een groot deel wat ze was: cultureel, en niet politiek. De latere premier Kállay [1942-’44] moet ook aan C.A. Macartney toegeven dat Basch tegenover hem nooit onloyaal of agressief is geweest. [aangehaald uit "October Fifteenth" door Weidlein, Volksbund, 83].
De trouw aan het Hongaarse vaderland heeft steeds bij de "Volksdeutsche" voorop gestaan, en in het parlement verklaart genoemde premier Kállay in 1942 bijvoorbeeld oprecht, dat "het Ungarländische Deutschtum in dit land altijd als één van onze belangrijkste en meest nuttige medewerkers is opgetreden bij het streven om dit land Europees, sterk en machtig te maken". [Weidlein, Volksbund, 82].
In een eerder stadium, toen het Duitse rijk plannen uitvoerde om de Duitse minderheden uit b.v. de Baltische landen en uit delen van de Sovjet-Unie en Bessarabië te laten overbrengen naar het “Reich” [1939/40] bracht de Hongaarse pers regelmatig berichten en geruchten erover, maar er was in Hongarije duidelijk nooit sprake van de wens om ook hiervandaan de Duitsers te laten vertrekken. Eerder is er sprake van de tendens om de Heimattreue te versterken en op te roepen om te blijven, en alleen degenen die ècht weg willen die mogelijkheid te geven. [naar Weidlein, Volksbund, 50/51]. De twijfels blijven dus, en ook Horthy speelt hier wel op in. Op 3 november 1939 schrijft hij aan Hitler dat hij een "Umsiedlung der Deutschen aus Ungarn in dem Reich" wel aanbeveelt, hoewel hij hen aan de andere kant ook wel graag mag, omdat ze zulke ijverige boeren zijn...! Al die geruchten wekken bij de "Ungarndeutsche" boeren uiteraard veel onrust, want één ding staat wel vast: wanneer het onverhoopt tot een Umsiedlung komt kan men slechts bitter weinig uit de "Heimat Ungarn" meenemen….
De Duitsers in Hongarije wensen zich overigens ook niet samen met de Pijlkruisers enz. in de hoek van de extreemrechtse oppositie te laten drukken. [Rothschild, 182] en er is geen sprake van een soort "vijfde colonne" van de Duitse minderheid in Hongarije. Johannes Weidlein, zelf Ungarndeutscher, toont ook aan dat wat het fascisme en de nazi-ideologie betreft een aantal Hongaren zelf beslist niet onderdoen voor de Duitsers maar dat de Duitse minderheid in Hongarije eigenlijk geen enkele rol speelt. In allerlei opzichten is men ook mede- slachtoffer, en niet alleen dader. Toch worden de Ungarndeutsche die in Hongarije willen blijven, maar de Duitse moedertaal en hun nationale bewustzijn willen houden in de pers en in allerlei bladen nog vaak maar ál te vlot als onverdragelijk en oproerig beschouwd en aldus lijkt het er veel op dat ‘men’ dan toch hoopt op een soort ‘magyarisering’. [naar: Tilkovszky, 108/109].
In juni 1940 lijkt er echter een oplossing te komen want Kálmán Hubay, de leider der extreemrechtse Pijlkruisers in het parlement komt [na overleg met o.a. Basch en andere Hongaarse Duitse leiders] met zijn wetsontwerp inz. de erkenning van autonomie [b.v. eigen belastingen en politie, een eigen gekozen leider, een evenredige vertegen- woordiging in het parlement en een aparte minister!] van de verschillende ‘volksgroepen’, zoals de Duitsers, ”in overeenstemming met de nationaal-socialistische Duitse volksgroep”. Men gaat er eigenlijk vanuit dat óók het Karpatenbekken behoort tot het “Lebensraum” van het Duitse rijk en dat het recht van volksgroepen de basis vormt voor de oplossing van de nationaliteitenkwestie in Hongarije. Premier Teleki en zéér velen met hem zien hierin [een soort onafhankelijk bestaan van aparte volksgroepen!] uiteraard slechts een opsplitsing van het land, dus een verval van de Hongaarse staat, het hele plan wordt dus verworpen en Hubay wordt beschouwd als een soort landverrader, die het eeuwenoude vaderland n.b. wil opdelen! [Tilkovszky, 112/113]. Zie hierboven….
Al snel hierna werkt men in Berlijn echter een akkoord met Hongarije uit over de positie van de Duitse minderheid in dit land en dat wordt als diktaat aan Hongarije aangeboden op 30 augustus 1940. Zie hierboven.
Aan iedereen die vindt dat hij tot de Deutsche Volksgruppe behoort [en door de leiding van de Volksbund wordt erkend!] moet alle politieke, maatschappelijke, economische en culturele vrijheid worden verleend om de taal overal, openbaar en privé, te gebruiken en aan Duitstalige publikaties mag geen enkele beperking worden opgelegd. De Hongaarse overheid moet ook ophouden met de zgn. “naamsmagyarisering” en andere soorten assimilatie en iedereen kan z’n oude Duitse familienaam weer aannemen. Ook kunnen speciaal Duitsers uit vml. Roemeens gebied vrij naar het Duitse rijk vertrekken. Hiermee is, erkent ook premier Teleki, een soort diskriminatie van de Duitse bóven alle andere etnische minderheden, gecreëerd en ook is de zaak van de nationaliteiten in dit land voor het eerst níet meer een uitsluitend Hongaarse aangelegenheid, maar óók die van een buitenlandse mogendheid! [Tilkovszky, 118].
Men vermoedt trouwens ook dat het Duitse rijk ongetwijfeld haar macht zal gebruiken om haar eigen uitleg aan het akkoord te geven en voortaan staat de Duitstalige minderheid in Hongarije [vanaf sept. 1940: 800.000 mensen] onder bescherming van het Reich…. De leiding ervan geeft dat ook wel toe, want ze verklaart: ”Vanaf 30 augustus 1940 is Adolf Hitler, de Führer van alle Duitsers op de wereld, ook zichtbaar beschermer van de Duitse volksgroep in Hongarije geworden. Het Ungarndeutschtum is ten diepste vervuld met gevoelens van dank en geluk dat de Führer zelf in de zorgelijke dagen van de oorlog de tijd heeft genomen om de rechten van de meer dan 800.000 Duitsers in Hongarije op elke manier te garanderen en te verzekeren”. [Tilkovszky, 119].
Toch voelen veel "Ungarndeutsche" zich vanaf september 1940, min of meer bedreigd: aan de ene kant wil men hen een nieuwe nazi-ideologie opdringen en aan de andere kant wil men hen liefst zo snel en geruisloos mogelijk verder assimileren, maar wat de Hongaarse overheid betreft mag de "Volksbund" vooral geen [Duitse, nazi-] staat in de staat worden. Maar hoe is dat nog te voorkómen, wanneer de "Volksbund" als dè vertegenwoordigster van de Duitse volksgemeenschap, met zware subsidies en een enorm propaganda-apparaat, met de -ook aan háár opgedrongen!- nazi-ideologie, en onder direkte controle van Berlijn, dè enige organisatie van de Duitsers mag zijn? Het gevaar is levensgroot dat de Duitsers in Hongarije een soort ‘vijfde colonne’ gaan vormen en onder een eigen Duits gezag komen. Het is immers overal in Europa duidelijk dat de Duitsers buiten het "Rijk" worden beschouwd als een zeer goed middel om de nazi-ideologie alom te verbreiden, en ze vallen voor de nazi's eigenlijk ook onder Duitse jurisdictie. Men kan dan ook wel zeggen dat het Duitse Rijk zich hiermee officieel in Hongarije installeert. [Ullein-Revitzky, 67]……….
Enkele dagen na 30 augustus 1940 wordt Basch al door Himmler gevraagd te komen en hij deelt dr. Basch mee dat de Volksbund opgevat moet worden als een partij van -voor het Reich- betrouwbare Duitsers en dat er snel vrouwen-, jeugd-, sport-, culturele en economische organisaties moeten worden opgebouwd, evenals een soort economisch bureau, en alles zal worden gefinancierd vanuit Duitsland. Ook moet ieder kind van Volksdeutsche ouders in Duitse nazi-geest worden opgevoed en er moet een aparte Duitse jeugdbond in Hongarije komen. Het lijkt er dan op dat Basch enthousiast is, maar in Hongarije is men toch wel geïrriteerd over dit gedrag. Weldra mag de Volksbund bijvoorbeeld ook 'vrijwilligers' voor de Waffen-SS werven! Welke jongeman wil dan de solidariteit met zijn groep, met zijn dorpsgemeenschap en kerk bewust verbreken? Men staat dus onder zware druk, want Hongarije levert per verdrag met het Duitse Rijk de "Volksdeutsche" mannen van 17 tot 62 jaar min of meer uit!
De problemen heeft men in officiële kring ook wel in de gaten, want Horthy schrijft later in zijn memoires b.v.: "Was het werkelijk noodzakelijk dat Ribbentrop met de rechterhand de Arbitrage-uitspraak en met de linkerhand een verdrag presenteerde, dat ons praktisch ertoe verplichtte een soort staat in de staat toe te staan? Wat een gebrek aan takt en politieke psychologie openbaarde zich in de eis om de Duitse volksgroep in Hongarije een autonome organisatie toe te staan, die, hoewel dat niet uitdrukkelijk werd gezegd, aan de aanwijzingen van Berlijn ondergeschikt was". [Horthy, 223].
Dat is echter nog loyaal tegenover de nazi-potentaten geformuleerd. In feite draagt de Hongaarse Regent [maar ook premier graaf Teleki] een heel andere politieke cultuur in zich dan die van de nazi's. Bovendien lijkt Horthy niet in de gaten te hebben dat deze nazi's maar één taal verstaan, die van de macht, het geweld en van de dreiging ermee. De belangen van het Reich staan bij hen ook altijd voorop. Daaraan wordt immers alles en iedereen opgeofferd!
Ook die zogenaamde bondgenoten zijn er immers alleen om ze tegen elkaar uit te spelen, en ze te gebruiken. Horthy en vele anderen in Hongarije -en elders- lijken dan ook absoluut niet opgewassen tegen die totalitaire supermacht voor de deur van Hongarije! Van een echte ideologische omvorming onder de Duitstalige boeren, burgers en mijnwerkers in Hongarije is echter nog lang geen sprake. De "Volksbund" telt tenslotte niet meer dan 35 à 40.000 leden. Er bestaat uiteraard ook weinig of geen enthousiasme voor de mogelijkheid om in de Wehrmacht of in andere militaire Duitse organisaties -vèr buiten het vaderland Hongarije dus- dienst te doen en uit alles blijkt overigens dat de Duitsers in Hongarije eigenlijk zwak georganiseerd zijn. Zij voelen zich duidelijk in de eerste plaats Hongaren, al zitten er leden van de "Volksbund der Deutschen in Ungarn" in het parlement als leden der regeringspartij. Van de bepaling dat voortaan de Duitsers in Hongarije evenredig vertegenwoordigd moeten zijn in het bestuur, enz. komt dan ook niets terecht. Na enige tijd blijkt zelfs dat de premier, ondanks deze akkoorden met Duitsland, hieraan tòch zijn eigen uitleg blijft geven en de teugels stevig in handen houdt. Van een eerder zo gevreesde [Duitse] ‘staat in de staat’ komt niets terecht, en b.v. Duitstalige kinderen die verplicht lid worden van een Duitse organisatie blijven toch onder enige controle van de algemene “Levente”, de nationalistische Hongaarse jeugdorganisatie en onder toezicht van het Hongaarse ministerie van godsdienst en onderwijs!….. [Tilkovszky, o.a. 125]. Wel slaagt de Volksbund erin om een aantal scholen in eigen beheer te krijgen en hier geheel in de geest van de nazi’s onderwijs te laten geven, maar het gaat dan toch om een klein aantal, en van de plannen der nazi’s voor een geheel eigen nazi-Duits schoolsysteem voor alle Volksdeutsche in Hongarije komt dus relatief niet veel terecht.
Wel ziet Teleki zich in 1938/40 gedwongen om scholen van andere nationaal bewuste ”volksgroepen”, zoals Slowaken, Ruthenen en Roemenen te laten voortbestaan, omdat hij wel inziet dat deze groepen anders in fel verzet tegen de regering zouden komen: ze zijn immers sinds 1919 / 1920 hieraan gewend, en ouders, kinderen en leerkrachten kennen vaak al geen Hongaars meer. De vroegere wet, die wat taalgebruik betreft, drie typen scholen kende wordt dan ook weer ingevoerd., hoewel er wel enige druk bestaat om ook Hongaars te leren. [Tilkovszky, 125,126].
Toch hebben de talloze Duitstalige bewoners van Hongarije die nóch van de nazi-ideologie, nóch van pogingen om hen als Magyaren te beschouwen, zijn gediend, het moeilijk. Eerder in de jaren '30 voelden zij zich al bedreigd door allerlei pogingen van de Hongaarse autoriteiten om hen te 'magyariseren', maar nu worden ze ook nog van een andere kant bedreigd en hun wordt een politieke en ideologisch zeer strakke, harde lijn van de nazi’s opgedrongen en het lijkt alsof de Hongaarse en de Duitse regering nu zelfs samen over en zonder deze Duitse minderheid handelen. Van Hongaarse kant hebben de zgn. "Volksduitsers" immers alle jaren door al een steeds toenemend nationalisme, dat geen enkel begrip heeft voor alles wat niet Magyaars is, niet die taal spreekt, en dus "niet patriottisch denkt", kunnen merken en er zijn allerlei pogingen gedaan om de Duitse minderheid in Hongarije te bewegen om haar taal en identiteit óp te geven, om een Magyaarse naam aan te nemen en om zich volledig met de Hongaarse natie te identificeren. Ook hebben verscheidene schrijvers en zelfs een politieke partij wel regelmatig aangedrongen op b.v. het vertrek van degenen die "hier niet thuishoren", die "hier in Hongarije niet passen". [o.a. Tilkovszky]: de later om haar antifascistische en demokratische idealen bekende "Onafhan- kelijke Partij van Kleine Grondbezitters" [Független Kisgazda Párt] is immers in de jaren '30 vooral een nationalistische, zelfs "vőlkische" partij, die van Duitsers, Schwaben, niets moet hebben en zoveel mogelijk boerenland in Magyaarse hand wil houden. [Weidlein, Volksbund].
Toch heeft de "Volksbund der Deutschen in Ungarn" of haar voorganger zich zelden of nooit met de binnenlandse politiek in Hongarije bemoeid, en ze hebben zich binnen de Hongaarse wet bescheiden opgesteld, hoewel ze nú allerlei instrukties krijgen vanuit Berlijn. De Duitssprekende Hongaren hebben ook nooit als "typische vertegenwoordigers van het Duitse Rijk in Hongarije" of iets van dien aard gegolden. Veeleer zijn zij trouwe staatsburgers die hun vaderland Hongarije, en ook de regering en het staatshoofd, alleen met respekt en loyaliteit hebben gediend. Zeer velen van hen hebben ook nooit de behoefe gevoeld om zich apart, als Duitsers [Ungarndeutsche] te organiseren. Er zijn in Hongarije dan ook maar weinig Duitstalige scholen, en geen Duitse culturele instellingen, jeugdorganisaties, theaters en bioscopen, financiële instellingen, politieke partijen, enz.
'De Duitstalige dorpsbevolking die zonder echte leiding was, bracht meestal niet de moed op om de strijd tegen de ambtenaren en de intellectuelen op te nemen, en was meestal wel tevreden met het Hongaars als onderwijstaal'. [Weidlein, Volksbund, 45]. Er bestaat slechts één gemengd Hongaars-Duitse lerarenopleiding. Hierbij moet men echter steeds bedenken dat voor zeer vele Hongaren van jongsaf aan de Duitse taal als tweede taal geldt.
De grootste krant van Budapest, de Duitstalige "Pester Lloyd" kan ook niet een "typisch Duits" blad worden genoemd. Over Duitse culturele prestaties in Hongarije mag men echter niets zeggen en op allerlei terreinen is sprake van een zeer Magyaars-nationalistische toon: maar al te vaak denken vooraanstaande personen in het Hongarije van het Interbellum zelfs dat hun natie nog veel méér moet [en had moeten] doen om alle minderheden te 'magyariseren' en de oorzaak van de opdeling van Hongarije na de eerste Wereldoorlog wordt dan n.b. gezocht in het 'feit' dat Hongarije niet genoeg heeft gedaan om de 'nationaliteiten' helemaal voor zich te winnen, dat wil zeggen: te assimileren……
Er moet dus nog veel harder worden opgetreden tegen alle vormen van zogenaamd onpatriottisch gedrag, en de Hongaarse natie moet op haar hoede zijn voor allerlei vormen van 'verraad' en 'smaad'. Het proces van geleidelijke magyarisering is dus ook in de jaren '30 verder gegaan en vele duizenden Duitstalige inwoners van dit land kozen een Hongaarse [of dubbele, Hongaars-Duitse] naam en voelden zich slechts trouwe Hongaarse staatsburgers, zelfs vurige Magyaarse patriotten. Maar voor het nazi-rijk speelt dit alles geen enkele rol, men weet in het Duitse Rijk immers weinig over het typisch eigene van Hongarije en beschouwt de Duitsers in Hongarije -maar niet alleen daar- slechts als voorpost van het Deutschtum.
Toch is Teleki wel op zijn hoede en de “Maatschappelijke Politieke Dienst” van het bureau van de minister- president, die voor geheime informatie en propaganda dient, wordt door hem omgevormd tot Nationale Politieke Dienst [Nemzetpolitikai Szolgálat] en verder uitgebreid. Allerlei maatschappelijke organisaties van nationalisten, katholieke jonge boeren, frontstrijders, rasbeschermers [!], etc. vallen eronder en de Dienst houdt ook de aktiviteiten van de Volksbund der Deutschen in Ungarn in de gaten. [Tilkovszky, 123].
Naar buiten lijken de betrekkingen tussen het Duitse rijk en Hongarije min of meer vlekkeloos, maar er is dus wèl meer aan de hand. Vanaf november 1940 heeft de Duitse "Volksbund" zelfs o.l.v. Franz Basch een monopoliepositie gekregen door de [gedwongen] ontbinding van de [Hongaars-Duitse] Volksbildungsverein, en de "Volksbund" organiseert zich ook steeds meer in Hongarije. Ze wenst de controle over alle Duitsers in Hongarije, en wil [móet] zich als een soort nazi-partij installeren. Overal vindt men al Ortsgruppen, Kreise, Gebiete, met eigen scholen, en een pers onder eigen Duitse controle. Steeds duidelijker is dat de "Volksdeutsche" ook in Hongarije zich primair als nazi en als Duitser moeten [!] gaan voelen. Er zijn zelfs "Ungarndeutsche", wier grootouders b.v. ooit een Hongaarse naam hebben aangenomen, die nu weer een Duitse naam aannemen en de leiding van de Volksbund staat ook regelmatig in contact met b.v. de SS, de Wehrmacht, de Gestapo.
Wanneer Basch eenmaal duidelijk maakt dat ook Pijlkruisers van Hongaars-Duitse origine in zijn "Volksbund" zeer welkom zijn, breken er overigens scherpe conflicten uit met Szálasi, want deze Hongaarse leider is dan toch teveel nationalist: Hongaren van Duitse origine [Ungarndeutsche] zijn voor hem in de eerste plaats Hongaren, en die moeten zich maar melden bij de Pijlkruisers!……
Hij weigert dan ook aan Basch te beloven dat de recrutering van "Schwaben" of "Ungarndeutsche" voor zijn eigen Pijlkruiserspartij zal ophouden. Op het Hongaarse platteland, waar veel "Volksduitsers" wonen, vooral in de mijngebieden in bijvoorbeeld Baranya, en in een aantal dorpen rond Budapest, doen zich allerlei lokale conflicten voor. Pijkruisers en Volksbund schieten hier onder elkaars duiven. [Laczkó, 105/106, Nagy-Talavera, 165]. De Volksbund echter is geen politieke partij, en de Pijlkruisers vormen wèl een massapartij, die in 1939 ook de stemmen van vele Duitsers in Hongarije trekt. Toch is dr. Franz [Ferenc] Basch geen nazi te noemen, hij is en blijft in de eerst plaats trouw aan het Hongaarse vaderland, de Heimat.
|