< Terug

13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog,  1939-1945

13.1.5 Een annexatie met Duitse steun, en haar gevolgen.

Drie dagen nadat Molotov aan de Duitse ambassadeur in Moskou heeft meegedeeld dat “de USSR haar geduld met Roemenië begint te verliezen” is het zover: op 26 juni 1940 eist de Sovjet-Unie van Roemenië de terug­gave van de in 1918 door Rusland verloren gebieden, Bessarabië en Noord-Bukovi­na, hoewel dit laatste gebied nooit Russi­sch is geweest, maar tot 1918 bij Oostenrijk behoorde, maar in Berlijn raadt men de Roeme­nen aan om deze eis van Moskou te accepteren.
Stalin voert immers, zo weet men in Berlijn, eigenlijk gewoon uit wat al in augustus 1939 in het geheim is overeengekomen met Hitler. Bessarabië zou bij Rusland komen, zo is afgesproken. Vervol­gens wor­den, al twee dagen na dit ulti­matum, deze gebie­den bezet door het Rode Leger, maar dit vormt natuurlijk voor andere buurlanden, Bulgarije en Honga­rij­e, de aanlei­ding om óók hun oude territoriale eisen in te dienen bij Roemenië. Dus komen het Hongaarse diplomatie­ke, het staa­ts- en militaire apparaat in beweging en een storm van enthousiasme voor de herovering van Zevenburgen, de bevrijding van de Magyaren, ontstaat.
Al op 27 juni stelt de ministerraad in Budapest nog eens vast dat, als de Sovjets hun zin krijgen, Hongarije géén onder­scheid zal ver­dragen: Hon­gaarse claims op Roemeens gebied moeten dan ook worden gehonoreerd! Precies negen maanden eerder heeft de Hongaarse minister van buitenlandse zaken, de nogal opgewonden graaf István Csáky [* 1894], dat trouwens ook al ge­zegd: "Hongarije kan niet rustig blijven wanneer Roemenië aan een ander land wèl territoriale conces­sies doet". [Nebe­lin, 122]. Daarom herhaalt deze spontane en loslippige Hongaarse minis­ter nog eens: "Als Roeme­nië aan de Sovjet-Unie wèl grote gebieden afstaat en tegelijk weigert om met Hongarije te onderhande­len, dan kan ik niet voor de gevolgen instaan". Csáky, die de Duitsers steeds ter wille wil zijn, rekent overigens op hun steun aan de Hongaarse aanspraken, en zegt al op 28 juni aan Duitsland uitdruk­kelijk alle steun op stra­te­gisch en econo­misch terrein toe, als het Honga­rije helpt om verloren gebied terug te krijgen. [Alli­anz, 69]……..
Duitse troepen zullen zich o.a. onge­hinderd door Hongarije heen over de weg en per trein naar het zuidoosten [!] mogen bewegen [Juhász, 172] en de agrarische export naar het Duitse rijk zal groter worden. [Nebelin, 124]. Als Hongarije van Roemenië gebieden terugkrijgt, zal het, aldus Csáky, voldoen­de grondge­bied hebben, en defini­tief 'saturiert' zijn. De Hongaarse premier, graaf Teleki, stelt zich evenwel voor­zich­tiger en gematig­der op en formeel sluit Csáky zich daar ook wel bij aan maar voor deze minister van buiten­land­se zaken, de ondiplomatieke graaf Csáky, is het nu eenmaal altijd al moei­lijk geweest om níet primair, op z'n gevoelens te reage­ren.

top

Hongarije wil, aldus Teleki, alleen gebieden terug, waar de meerderheid van de inwoners Hongaars is, met name langs de vroege­re Noordoostelij­ke grens aan de Karpaten: "Hongarije wil zo weinig mogelijk Roemenen" en eventueel is men bereid tot een uitwisseling van bevol­king. Men wenst in Budapest, aldus de premier, géén rege­ling met Roemenië die Hongaren en Roeme­nen voor altijd tot vijanden zal maken! Maar Csáky claimt eigen­lijk al veel meer gebied voor Hongarije. [Nebelin, 123]…….
Wel vindt de premier dat het nú de gelegenheid is voor Hongarije om in te grijpen en Horthy stuurt Hitler een brief waarin hij nog eens hoogdravend zegt dat het van militair voordeel is als Hongarije de Karpaten controleert… [Sakmyster, 247]. Bulgarije krijgt, na de Sovjet-Unie, namelijk nu ook haar zin: Zuid-Dobrudzja, dat in 1918 is verloren, krijgt het te­rug. Met andere woorden: de Russen en Bulgaren nemen van Roeme­nië álle gebieden terug, die ze in 1918 na de eerste wereld­oorlog aan dat land hebben moeten afstaan en voor Hongarije betekent dat uiteraard dat men op zijn minst ook één en ander van Roemenië terug wenst te zien!…
De Duitsers moeten, zo vindt de Hongaarse regering bij monde van Csáky, aan Boekarest maar te verstaan geven dat de Roe­meense regering met Budapest contact opneemt over de terri­toriale aanspraken van Hongarije [Nebelin, 125] en de rege­ring in Buda­pest dreigt nu zelfs met vijandelijk­heden, want de druk van de generale staf op de regering is enorm. Men mobili­seert b.v. een legercorps en be­reidt zich voor op een snelle mili­tai­re aktie, maar Hitler wil absoluut geen militaire avonturen in dit gebied en waarschuwt Hongarije voor ernstige konsekwenties: Hongarije moet geduld hebben en terughoudend zijn. Een dergelijk bericht komt overigens ook uit Londen en Rome. [Sakmyster, 248].
Roemenië weigert overigens op alle Hongaarse eisen in te gaan. Het zegt weliswaar de Britse garanties nu formeel op [1 juli 1940], maar het rekent natuu­rlijk wel op nieuwe, Duitse garan­ties voor de terri­toriale integri­teit van het land. Een oorlog tussen de beide buurlan­den hangt dus in de lucht en de ijdele en extraverte Hongaar­se mi­nister van buitenland­se zaken Csáky verklaart op 2 juli zelfs al trots [en naïef] tegen­over de Duitse gezant: "Wat wij willen doen, willen we op eigen kracht doen. Als we be­sluiten tot handelen, dan zullen we dat in elk geval doen en we bekom­meren ons dan niet om de gevol­gen". [Weid­lein, 22]. Ook zegt hij al dat Hongarije slechts dàn afstand neemt van mili­tair geweld, als Duitsland de Hon­gaarse aanspra­ken op Zeven­burgen honoreert [Allianz, 70]. Het is dus voor de Duitsers weer eens duidelijk: het zeer trotse maar ook zwakke Hongarije heeft onze hulp wel nodig, het kan zonder ons zelfs niets beginnen, maar weigert dat natuurlijk ooit toe te geven……..
Berlijn wenst echter absoluut geen militair conflict tussen de beide verbonden landen, die al cliënten van het grote Duitse Rijk zijn geworden. Men stelt zich dus zeer voorzichtig en terughoudend op: Roemenië en Hongarije zullen samen moeten overleggen om tot een akkoord te komen…….
Hitler pleegt namelijk in juli 1940 al geheim overleg met zijn militaire leiding over een aanval op de Sovjet-Unie, en hij wil dan beide landen, Roeme­nië en Hongarij­e, daarbij -zij het op verschillende manier- inschake­len. [Alli­anz, 71]. Ook heeft het Duitse rijk in ver­band met een naderende slag om Engeland de Roe­meense olie hard nodig, en Hongarije kan bijvoorbeeld als flank dienen in een oorlog tegen de Russen….
De Duitse minister Von Rib­ben­trop waar­schuwt dus al op 4 juli 1940 Hongarij­e "om alle misver­standen te voorko­men": Honga­rije kan, bij een militair conflict met Roemenië, niet rekenen op enige Duitse mili­taire steun en Hongarije moet dus, met andere woorden, niet zo provoceren, en moet zich rustig houden! De rege­ring in Budapest moet zelf maar de konsekwen­ties van haar gedrag dragen. [Nagy-Talavera, 162]. Als Hongarije op eigen gelegenheid militair tegen Roemenië wil optreden, moet het de verantwoordelijkheid daarvoor ook zelf dragen, en Von Ribben­trop waarschuwt de Hongaren dat de gevolgen van zo'n oorlog [tegen het veel grotere en sterkere Roemenië] voor hun land niet zijn te overzien! [Nebelin, 127].
In Berlijn verneemt men intussen overigens dat de Roe­meense rege­ring toch wel bereid is tot een vreedzame regeling over de aan­spraken van Honga­rije op delen van Roemenië. Dát biedt kansen voor Hongarije, en Duitsland belooft dan zich in te zullen zetten ten bate van Hongarije. Nu worden Teleki en Csáky naar Duitsland uitgenodigd, om één en ander uit te leg­gen en Duitsland belooft dat het de Hon­gaarse aanspraken zal steunen, mits Budapest toezegt van mili­tair geweld tegen Roemenië af te zien. [Alli­anz, 70]. In feite wenst Duits­land abso­luut geen Hon­gaarse militaire aanval op Roeme­nië want dat zou in scherpe tegenspraak zijn met Duitse belangen en hoewel Honga­rije zich wel mili­tair heeft voorbe­reid door middel van een mobilisa­tie van 400.000 man, onderneemt het toch ook [onder Duitse druk] diplomatieke pogingen om een deel van Zevenburgen weer in handen te krij­gen: in Budapest wordt men, na de Duitse reakties, dus iets kal­mer, maar de publieke opinie is aller­minst gekal­meerd.
In de Hongaarse pers wordt geheel Zevenbur­gen, of grote delen er­van, en van het Banaat, opge­ëist en een groot deel van het publiek eist ook al een mili­tair optreden zonder meer tegen Roemenië, het land, dat men als de voornaamste vijand van Hongarije ziet waarbij men dan natuurlijk herinnert aan het brutale, arrogante optreden van de Roemeense soldaten als bezetters van het oosten van Hongarije, en in Budapest zelf, in 1919. Nú wil men de wraak daarvoor! Het is immers duide­lijk dat de internationale positie van Roemenië beslist niet meer gunstig is, want het land is, voor het eerst na bijna twintig jaar, volledig geïso­leerd: door de Sovjet-Unie wordt het bedreigd, door de Duitsers wordt het niet langer zonder meer ge­steund en vooral: de garanties van de weste­lijke mogendheden lijken niet meer dan vodjes papier!

Hongarije met de uitbreidingen van 1938-'41

top

Csáky toont zich dan ook geïnte­resseerd in de Roe­meense voor­stellen, maar hij sluit toch een militair optreden van Hon­gaarse kant, onder bepaalde voorwaar­den, nog steeds niet uit! Áls er bijvoorbeeld een opstand uitbreekt onder de Székler-Honga­ren, en áls die dan met geweld wordt onderdrukt door de Roemenen, en wanneer de Russen aan de andere kant van de Karpaten staan, [met andere woorden: ook heel Moldavië bezetten, wat hun bedoeling totaal niet is!], tja .... dán moet Hongarije wel militair optreden. Csáky daagt als het ware de Roemenen uit: "Wij bereiden ons alleen mili­tair voor om jullie klaar te maken voor het doen van conces­sies!" [Nebe­lin, 129].
Een dergelijke provocerende en verwaande taal van een "colle­ga" van een klein land als Hongarije stelt Von Ribben­trop natuurlijk allerminst gerust. Wil Hongarije soms toch een oorlog? En waarom haalt men in Budapest 'de Russen' erbij? Von Ribbentrop waarschuwt op 3 juli 1940 Csáky dan ook om niet met Russisch vuur te spelen, en hij heeft gelijk: de Sovjets stellen zich immers, zeker waar het Hongarije betreft, terug­houdend en correct op.
Maar Von Ribbentrop weet natuurlijk méér dan anderen: hij is immers degene, die met Molotov persoonlijk tien maanden eerder een geheim akkoord heeft be­reikt over de invloedssferen in Oost-Europa, en hij weet echt wel dat de Sovjets zich daaraan zullen houden. Moskou stelt zich tevreden met Bessa­rabië!…….
Van enig ge­rucht van een Russische bezetting van Roemenië tot de Karpa­ten is geen sprake! Inte­gendeel. De Hongaarse minister moet dus zulke provocerende, maar in de ogen van Von Ribben­trop ook: onnozele, taal maar niet meer gebruiken. Daar is geen enkele reden voor!
Het tegendeel is namelijk het geval: zelfs de Sovjetminister van buitenlandse zaken, Molotov, deelt aan de Hongaarse gezant Kristóffy in Moskou mee dat de Sovjet-Unie de Hongaarse claims gerechtvaardigd acht en ze op een vredesconferentie zal steunen. Molotov zegt verschillende malen zelfs dat de Sov­jet-Unie de Hongaarse eisen aan Roemenië evenzeer voor ge­rechtvaardigd houdt als haar eigen aanspraken op Bessarabië! [Nebelin, 132]. Hongarije moet dus, van niets wetend, het geheime spel van de beide grote buren, het Duitse Rijk en de Sovjet-Unie, gewoon meespe­len! De "vrede" van 23 augustus 1939, het pakt tussen Molotov en Von Ribbentrop, in feite van Hitler en Stalin, moet hier bewaard blijven. Verder wordt er van Budapest echt niets verwacht.
Volgens berich­ten hebben, naast Duitsland en Rusland, zelfs ook de Verenigde Staten en Groot-Brittannië begrip voor de Hon­gaarse houding: Roemenië vroeg van Londen immers geen garanties meer en de Hon­gaarse gezant in Londen, Barcza, deelt op 11 juli 1940 dan ook mee dat de Brit­ten voor de Hongaar­se eisen wel begrip hebben, maar dat ze toch hopen dat Honga­rije alleen vreedzame middelen zal gebrui­ken. [Sütő, 47, Kertész, 50/51]. Het westen zal stilzwij­gend diplomatieke mogelijkheden bekijken om op een vredescon­ferentie even­tueel grenzen te doen wijzigen. [Juhász, 169].
Teleki en zijn minister van buitenlandse zaken vertrekken op Duitse uitnodiging vervolgens op 9 juli naar München, en overleggen hier met Hitler en graaf Ciano, de Italiaanse minister van buitenlandse zaken en schoonzoon van Mussolini. Hier in München deelt Hitler nog eens mee dat hij beslist tègen een militair [solo-] optre­den van Hongarije is. Boven­dien wei­gert Berlijn om tegen­over Boekarest het door Buda­pest geëis­te machtswoord -ofwel: een ultimatum- uit te spre­ken! Beide par­tijen moeten eerst maar eens gaan overleg­gen en Duits­land weigert om nú al, bij voorbaat, een bemiddelende rol te spelen.
Ook aan de Roemeense koning is door Von Ribbentrop intussen te verstaan gegeven dat hij concessies moet doen aan Hongarije en Bul­garije, en dus kunnen de Duitsers aan Teleki en Csáky meedelen dat Roeme­nië best bereid is tot conces­sies! Nu moet Honga­rije nog over de brug komen, maar het kan natuurlijk niet alles nemen, wat het opeist! Hitler denkt immers, dat Roeme­nië nooit met de zware eisen van de Hongaren zal instem­men.
Boven­al is hij echter bang voor een oorlog op de Balkan: een echt gewa­pend conflict tussen Honga­rije en Roeme­nië moet in elk geval worden vermeden! Het overleg zal dus, zo denkt de Duitse leider, wel misluk­ken, zodat Duitsland dàn haar diensten, haar bemiddeling kan aanbieden en dan hangt alles dus toch weer van de Duit­sers af: Hitler kan bepalen welk gebied Honga­rije terugkrijgt en welke prijs die Hongaren daarvoor dienen te beta­len. [Allianz, 70, Sü­tő, 47]. Maar er gebeurt voorlopig niets……..
Minis­ter Csáky is dan wel, zoals gebruike­lijk, zeer optimistisch, maar verder is men in Honga­rije -zoals dat altijd al het geval is- slechts ongeduldig èn zeer ontevreden over de houding van het buurland Roemenië. Men eist in Buda­pest b.v. op 30 juli al een soort 'vuist­pand' van de Roemenen: zij moeten "als teken van goede wil" de stad Na­gyvárad [Oradea] afstaan, en aan Hongarije een schade­vergoe­ding voor de bezet­ting van Budapest en Oostelijk Honga­rije in 1919 betalen, maar dat gaat zelfs de Duitsers véél te ver. [Nebe­lin, 134/1­35].

top

In algemene termen wordt de ontevredenheid en het ongeduld van Hongarije door een brief van het Hongaarse staatshoofd, admiraal Horthy, aan Hitler nog eens bevestigd. Hongarije, aldus Horthy, is voor Duitsland een betrouwbare bondgenoot, al sinds de vorige oorlog! De Hongaren kennen de Roemenen ook veel beter dan de Duitsers hen kennen. Hongarije moet vooral worden gezien als een bolwerk van de westerse bescha­ving en daarom zouden de Karpaten weer als de verdedigingsli­nie tegen het barbaarse Oosten moeten worden gezien, zoals dat eeuwen het geval is geweest, al­thans: in Hongarije bestaat dat beeld al vele eeuwen!…..
Horthy hekelt ook het Roemeense nationalisme, en legt er de nadruk op dat sommigen in Roemenië zelfs de Tisza als grens wensen. Verder schrijft het Hon­gaarse staatshoofd, het gevoel te hebben, dat "Uwe excellen­tie [Hitler] en Rib­bentrop niet zo veel sympathie voor Honga­rije hebben". [Con­fidential Papers, blz. 130/131].
Geheel buiten Hongarije om schrijft Hitler op 15 juli 1940 intussen aan de Roemeense koning Carol II in niet mis te verstane woorden dat Roemenië absoluut territoriale conces­sies zal moeten doen aan de Hongaren en aan de Bulgaren. Dát is de voorwaarde voor verdere -door Roemenië immers ook ge­wenste- nauwe samenwerking met het Duitse Rijk. Tactische man­oeuvres zullen, aldus Hitler, niet helpen en als Roeme­nië blijft weigeren zal dat zelfs de vernietiging van het land tot gevolg kunnen hebben. [Bodea-Candea, 77].
Tien dagen erna, op 25 juli, bezoekt ook een Roemeense dele­gatie Hitler, en dan laat de Roemeense koning weten, dat hij eventu­eel tot concessies bereid is, maar dan moeten de Duit­sers in ruil daarvoor verder wel de territoriale integriteit van het land garan­de­ren. Daartoe is de Duitse leider wel bereid: hij kan immers tegen­over die machteloze klanten drei­gen en belo­ven wat hij wil.... Het enige wat de Duitsers willen is nu, dat er een snelle en vreed­zame oplos­sing komt.
Intussen heeft Hitler overigens al verregaande Hongaar­se concessies aan Duitsland op bijvoorbeeld economisch gebied toegezegd gekregen en men denkt in Berlijn dat de Hongaren wel niet meer uit de pas zullen gaan lopen. [11/20 juli 1940]. Daarom eist hij bila­te­raal overleg van Roemenen en Honga­ren, maar dat overleg in Turnu Severin, van 16 tot 24 augustus levert niets op, zoals ook te verwachten was.
Honga­rije wenst toch liever uit Berlijn dan uit Boeka­rest te horen waar het op kan rekenen en het breekt de onder­hande­lingen af. Met andere woorden: Hitler moet maar beslissen, hoeveel Hongarije van voorma­lig Hongaar­s gebied terug kan krij­gen, en wat het daarvoor zal moeten betalen. [Juhász, 173/1­74]……
Voor Hongarije vormt de mislukking van het overleg met Roeme­nië ook het sein tot een algemene mobilisatie van de 450.000 man van de Honvéd en Teleki lijkt zelfs vastbesloten om dan toch maar mili­tair geweld te gebruiken. [Juhá­sz, 174]. Er is zelfs al sprake van een Hongaarse luchtaanval op Szatmár Németi [Satu Mare].
Tot een oorlog mag het echter, zo heeft Berlijn gedik­teerd, niet komen, en dan be­sluit Hitler om zich direkt met de zaak te be­moeien en om Roemenië te behoe­den voor een totale ineen­stor­ting en vooral: voor een Russi­sche inter­ven­tie. Er zijn namelijk op 25 augustus berichten over Russische troe­pen­concen­traties aan de Pruth binnengekomen. [Nebelin, 136]. Het gaat de Duitsers er nu om de zuidflank van hun "ei­gen Interessensphäre" te be­schermen en snel op te treden.
De Duitse en Itali­aanse regeringen nodi­gen daarom Roemeen­se en Hon­gaarse verte­gen­woordigers uit om naar Wenen te komen. Aan beide landen zal, zo heet dat op 29 augustus, "de vriend­schap­pelijke raad van de As" worden meegedeeld.... en beide klei­ne landen accepteren dat. De ministers Von Rib­ben­trop en Ciano zullen in Wenen in het Belvede­re-paleis arbi­trage plegen, [Kerté­sz, 51] zoals dat ook in 1938 is gebeurd toen Hongarije Zuid-Slowakije terug kreeg, door de beslissing van het zoge­naamde Eerste Scheidsge­recht van Wenen.
Op 28 augustus 1940 komen dus eerst de beide scheidsrechters, Von Ribben­trop en Ciano in Wenen bijeen en vervolgens arrive­ren hier de strijdende partijen, Teleki en Csáky, evenals de Roemeense ministers. Beide partij­en worden nu min of meer openlijk gedwongen de "Scheidsrech­terlij­ke Uitspraak" al bij voorbaat te aanvaarden: Hitler heeft de nieuwe grens namelijk al inge­tekend, en er is geen mogelijkheid om één en ander nog te bespreken, laat staan te wijzigen!
Von Ribben­trop bijvoorbeeld dreigt de Hongaren dat Duitsland anders naar de scherpste maatregelen moet grij­pen, en hij waar­schuwt Hongarije nogmaals om geen militaire aktie te onderne­men. De gevolgen zullen voor het militair zwakke Hongarije wellicht catastrofaal zijn. Toch is met name Teleki nog niet te overtui­gen. Hij wil eerst ook nog overleg plegen met de andere leden van het kabinet in Buda­pest. Maar de ministers hier stemmen met het resultaat dat in Wenen al is bereikt, in. Het gaat er hun om dat Honga­rije in ieder geval het Székler­land, met de compacte Hongaars­sprekende bevolking, en de stad Kolozsvár [Cluj] terugkrijgt, dát is voor hen het belang­rijk­ste! [Nebelin, 145].

top

Von Ribbentrop be­schul­digt de aarzelende Teleki nu zelfs van het voeren van een anti-Duitse poli­tiek. [Kert­ész, 51, Alli­anz, 72]. Die premier van Hongarije, die graaf Teleki, heeft blijk­baar niet eens in de gaten dat hij namens Hongarije gewoon de Duitse eisen moet aanvaarden! Zelfs het trotse Hongarije heeft immers eenvoudig te doen wat het Duitse Rijk dikteert. Von Ribbentrop en Ciano dwin­gen Teleki en Csáky het ak­koord dan ook on­voor­waar­delijk te teke­nen: De As is immers in oor­log, men is in een strijd op leven en dood met het Britse wereld­rijk gewik­keld, en men kan geen tijd verliezen. Er is geen tijd voor haarkloverij, voor bijzaken in het achter­land!
De andere partij, Roemenië, zal de moeilijke beslissing van de As ook slechts hebben te accep­teren en het is voor de Roemeense lei­ders duidelijk: ofwel zal hun land geheel Transilvania [Zevenburgen] verliezen en dus een nog veel grotere politieke catastrofe tegemoet gaan, of men moet in­stemmen met de rege­ling, zoals die nu wordt opge­legd door de As, maar die zeker ook zware offers vergt. [Bode­a-Candea, 77/78­].
Dat laatste is natuurlijk de enige kans voor Roemenië. Nu volgt al gauw de uitspraak van het Tweede Scheids­ge­recht van Wenen, op 30 augustus 1940. Von Ribbentrop en Ciano onder­tekenen dit ak­koord [diktaat!] namens de As en verder wordt het door de Hongaarse en Roemeense ministers namens hun rege­ringen getekend.
Het blijkt dat Hitler aan de Hongaarse wensen een behoor­lijk eind tegemoet is gekomen, volgens Jőrg Hoensch omdat Csáky in juli al zoveel [economische] concessies aan de Duit­sers deed! [Nebelin, 139]. Bovendien heeft het Duitse Rijk haast, omdat men toch het Russische gevaar op de Balkan ziet opdoe­men: Al heeft het Duitse Rijk dan precies een jaar eerder het beruchte Molotov-Ribbentrop Pakt met de Sovjets gesloten, de twee giganten blijven voor elkaar op hun hoede.
Hongarije krijgt onge­veer 2/5 deel van het in 1920 aan Roeme­nië afgestane gebied terug, n.l. ruim 40.000 km², inclusief de steden Nagyvárad [O­radea], Kolozsvár [Cluj] en Marosvásárhely [Targu Mures], en het gebied der Székler-Honga­ren. Binnen twee weken dient het Roemeense leger zich terug te trekken en dan kan de Hongaarse Honvéd het gebied, "Noord-Zevenburgen", bezet­ten. Roemeense staatsbur­gers op Hongaars gebied kunnen nog een half jaar opteren voor de Roemeense nationaliteit en ze hebben een jaar de tijd om naar Roemenië terug te gaan. Dezelfde regeling geldt voor Honga­ren in Roeme­nië. Maar dege­nen die blijven, Hongaren in Roeme­nië, en Roeme­nen in Hongarije, zullen als staatsburgers ­van het land waar ze wonen, worden behandeld.
Het gebied dat Roemenië moet afstaan telde in 1930 volgens een Roemeense telling bijna 2,4 miljoen inwoners, van wie 1,176 miljoen [bijna 50 %] Roemenen, 911.500 [37 %] Hongaren en ruim 300.000 anderen, maar [en] volgens de Hongaarse volkstelling van 1941 wonen hier 2.577.000 men­sen, van wie 1.347.000 Hongaren [ruim 50 %], 1.066.000 Roeme­nen [ongeveer 40 %] en verder nog 47.500 Duitsers, 145.600 Joden, etc.
In Roemenië, n.l. in "Zuid-Zevenburgen" en in het Banaat, blijven nog ongeveer 500.000 Hongaren wonen evenals 600.000 Duitsers. Voor Roemenië betekent één en ander een flinke aderla­ting en er zijn uiter­aard heel wat Roemenen te vinden, die zwaar bele­digd zijn over deze catastofe.
Duitsland en Italië staan nu wel garant voor de nieuwe gren­zen, maar enkele dagen na de fatale 30e augustus 1940 breekt er in Boeka­rest al een politieke crisis uit. Koning Carol II moet ver­dwijnen en wordt opge­volgd door z'n zoon Michael [Mihai] en de feitelijke macht komt in handen van een fascistische dikta­tor, maarschalk Antonescu.
In Hongarije blijft echter alles rustig: Dat is logisch, want Teleki lijkt weer een groot poli­tiek sukses te hebben behaald, al zijn er natuurlijk steeds nationalistische en dus nog onte­vreden Honga­ren die vinden, dat men àlles terug had moeten krijgen. Zij demon­streren al op 30 augustus daar­voor: "Min­dent vis­sza", àlles terug, heet het [W­ei­dlein, 23], maar men is in Hongarije over het algemeen toch zéér tevreden en opgeto­gen, uitbundig zelfs: Zonder oorlog is ook nú weer een deel van het verloren gebied 'terug­gekomen'."Keleti visszaté­r", het oosten keert terug, zo zegt men.
Hongaarse troepen bezetten Noord-Zeven­burgen [Erdély] vanaf 6 sep­tember 1940 en op 2 oktober volgt de offi­ciële annexa­tie. Vooral door de Hongaarse bevol­king wordt dit toege­juicht maar ook de [Hongaarstalige!] Joden zijn zeer tevre­den en begroe­ten de Hongaar­se soldaten hartelijk. [Nagy-Tala­ve­ra, 209]: In Roeme­nië werden ze aan discriminatie blootge­steld en onder Hon­gaars bewind verwacht men een duidelijke verbetering. Boven­dien voelen de Hongaarse Joden zich hier, óók in Noord-Zeven­burgen, al sinds twee genera­ties Hongaren.

top

Verder zal Hongarje geduld moeten hebben en terughoudend moeten zijn, aldus zegt men niet alleen in Berlijn, maar ook in Rome en in Londen. [Sakmyster, 248], maar ook het Westen accepteert dat Duitse troepen in gesloten wagons via Hongarije naar Roemenië gaan en de Britse premier Churchill beschouwt Hongarije [aldus Barcza, de Hongaarse gezant] als vriend. Persoonlijk zei hij: ”Ik heb deze soort behandeling niet gewenst, zoals Hongarije na de 1e wereldoorlog werd behandeld. Sinds deze oorlog is uitgebroken hebben wij ons nooit vastgelegd op het principe dat de territoriale opbouw van allerlei staten onveranderlijk is. Maar we hebben ook geen plannen om de territoriale veranderingen te erkennen zoals die in de oorlog zijn gekomen, als ze niet op akkoorden en op de wil van betreffende partijen zijn gebaseerd [naar aanleiding van 30 aug. 1940].
Teleki is dan zeer gedeprimeerd, hoewel Hongarije in een overwinningsroes leefde! Aan een vriend deelde de Hongaarse premier mee: ”Na de oorlog verliezen we Zevenburgen toch weer; de hele zaak dient alleen maar om in de buurt vijanden te krijgen”. [István Csicsery-Rónay, in de Neue Pester Lloyd, 10 nov. 1999].
Het Hongaarse staatshoofd dankt Hitler in z'n brief van 10 september 1940, die door de Hongaarse gezant Sztójay wordt overhandigd, voor de teruggave van het gebied, en op 15 sep­tember houdt admiraal Horthy, weer op zijn witte paard, zijn intocht, onder bege­lei­ding van de Honvéd, in Kolozsvár [Cluj], de 'hoofd­stad' van het gebied, waar hij alom door de menigte wordt toege­juicht, en met vreugde wordt begroet: Er is immers een einde gekomen aan de twintigjarige Roemeense bezetting. En opnieuw is een deel van het onrecht van Trianon goedgemaakt: Hongarije is in 1920 dan wel verne­derd, maar nu neemt men wraak: nu, in 1940, wordt Roemenië vernederd. Korte tijd hierna houdt Horthy op z’n witte paard ook een feestelijke intocht in de stad Szatmár Németi.
Toch zijn beide landen, zowel Roemenië als Hongarije, zo­als vermeld, niet geheel tevreden en de enigen die wel tevreden zijn, zijn Ribben­trop en Ciano. [Horthy, 222]. Hongarije had graag meer teruggehad, en in Roemenië is men verbitterd omdat het land voor de derde keer binnen enkele weken, op commando, een groot gebied, zonder slag of stoot, aan een buurland heeft moeten afstaan. Bovendien is het noorden van "Transilva­nia" als een vreemde hoek uit Roemenië gesneden.
Roemenië heeft dan wel de economisch meest waarde­volle stuk­ken van Transylvanië [Zeven­burgen, Erdély] behouden, maar Hongarije heeft nu de strategi­sche Karpaten­passen in bezit. Beide landen houden ook grote 'natio­nale minderheden' op hun gebied: in Hongarije wonen 'voortaan' ruim 1 miljoen Roemenen, en in Roemenië wonen nog ongeveer een ½ miljoen Hongaren. Het eigenlijke probleem, dat van de nationa­liteiten, is dus be­paald niet opgelost, maar een zuiver etnische grens is in dit gebied onmoge­lijk, en: Duitsland heeft beide partijen min of meer tevreden willen stellen, zonder dat het tot een oorlog is gekomen.
Door de annexatie van Noord-Zevenburgen is Hongarije aanzien­lijk groter geworden, en in september 1940 telt het land 13.25­1.000 inwoners op een gebied van 160.165 km². Ook in het nieuwverworven gebied van 1940 wordt overigens nooit een eerlijke uitspraak van de bevolking gevraagd. Algemene, vrije en geheime verkiezingen voor afge­vaar­digden naar het Hongaarse parle­ment worden er nooit gehou­den. Er worden eerst 63 afge­vaardig­den benoemd, níet gekozen, en later komen er nog 7 bij. Van de zetels voor het nieuwe gebied worden er 48 [later 54] door Magyaren bezet, 3 [later 7] door Duit­sers en 12 door Roemenen. De Magyaar­se afgevaardigden sluiten zich overi­gens niet aan bij de rege­ringspartij. Ze blijven vanaf septem­ber 1940 een aparte frak­tie vormen van uiterst conservatieve en zeer anti-Roemeense nationa­listen, maar ze steunen Teleki wanneer het erop aan­komt. Overigens komt de familie van de premier zoals bekend van oorsprong ook uit dit gebied!
Voor Teleki betekent de steun van ongeveer 50 parle­mentariërs extra trouwens heel wat: met veel meer gemak kan hij nu tegen de vele [nogal extreem-] rechtse aanhangers van Imrédy zeggen dat ze dan maar uit de regerings­partij moeten stappen. [Nagy-Talave­ra, 166]. Voor de Roeme­nen blijven er slechts 12 zetels gere­ser­veerd maar de Hon­gaarse regering regelt dat deze zetels pas mogen worden ingeno­men, wanneer een even­re­dig [!] aantal Hongaren in het Roemeense parlement zitting zal krij­gen: Ze blijven dus va­kant! Van evenredigheid in het Hongaar­se parle­ment is trou­wens geen sprake: De Roemenen blijven ook met 12 zetels zwaar onder­vertegenwoordigd.
Precies als in Zuid-Slowa­kije komen nu ook in Noord-Zevenbur­gen ambtenaren uit het oude land om het bestuur weer 'op te bouwen', maar ook hier wordt dat als vernederend ervaren. Wantrouwen en discriminatie blijven bestaan. [Gosztony, 85] want ongeduldige, opgewonden en nationalistische Hongaren en lagere ambte­naren laten de meeste Roemeense ambtenaren ontslag nemen en men ziet ze graag vertrekken.
50 à 60.000 Roemenen, vooral ambte­naren, vluchten [vertrekken] al gauw na de Hon­gaarse bezetting en later spreekt men zelfs van 200.000 Roemeen­se vluchtelin­gen. [Bodea-Cande­a, 80/81]. Het is wel duidelijk dat de Hongaarse overheid ook híer de klok eenvoudig twintig jaar terug wil zetten en alle sporen van de Roemeense heerschappij [1919-1940] wil uitwissen.
Zeer vele Hongaren laten dan ook overduidelijk merken dat men het gevoel heeft dat men zich voor 20 jaar Roemeense bezetting, onrecht, verne­dering, lijden en onderdruk­king, nu moet wreken en van enige verzoening tussen Hongaren en Roeme­nen is geen sprake: geen enkel probleem is dus in feite opgelost. Het nationalisme blijft aan beide kanten in verhevigde mate be­staan en uiteraard blijven er veel Hongaren die hopen of zelfs ver­wachten dat nu het allemaal zo gemakkelijk, zonder één schot te lossen, gaat, dat de rest van het in 1920 verloren gebied ook wel terug zal komen... Vrijwel niemand beseft dat "men uit de hand van Hitler eet".

Hongarije gaat akkoord met de 2e Weense Uitspraak, 1940

top

In Roemenië legt men zich ook niet definitief bij de feiten neer: Roemenië erkent formeel wel de Scheidsrechter­lijke Uit­spraak van Wenen, maar het bekrachtigt die nooit! "Hongarije is alleen voortaan beter in staat om, gelijkwaardig aan Roemenië, de wedloop om de gunsten van Hitler te lo­pen", aldus cynici. Hitler zelf blijft overigens ook de indruk wekken dat de grens van augustus 1940 beslist niet de definitieve is: De Duitse belan­gen kunnen best nog wel eens wisse­len! Tenslotte is het de enige Duitse wens om beide landen aan zich te binden en ze tegen elkaar uit te spelen en verder wenst Berlijn -zoals gebrui­kelijk- vooral  vele slagen om de arm te houden. Roemenië zowel als Hongarije kunnen dus best nog wel eens hetzij beloond of bestraft worden, naar believen van de nazi’s!…….
De koele, zelfs vijandige verhouding tussen de beide buur­landen [nota bene: bondgenoten!] blijft dan ook de hele oor­logs­tijd door bestaan. De betrekkingen verslechteren zelfs en de spanningen worden steeds groter. Hongarije begint ook onmid­dellijk om allerlei maatregelen uit de periode van het Roe­meense bestuur, 1919/40, ongedaan te maken; zo worden bijvoorbeeld alle landerijen, huizen en gebouwen weer aan de vroegere Hon­gaarse bezitters teruggegeven, en er komt een anti-Roe­meense propagandacampagne op gang.
Heel wat Honga­ren koes­teren alleen haat tegen de Roemenen en kennen "geen genade voor die vervloekte Walachen", maar alleen de dood of het zwaard. Ook een aantal paramilitaire Hongaarse nationa­listi­sche organisa­ties is zeer aktief, als het maar tegen de gehate Roemenen gaat.
De geschiedenis moet worden terugge­draaid. Roemeense op­schriften worden verwijderd, een aantal Roemeense scholen moet sluiten, Roemeense publikaties worden beperkt, en volgens Roemeense berichten worden ook honderden personen geïnter­neerd, gevangen gezet of zelfs vermoord. [Bodea-Cande­a, 80/81]. Men wil kortom de draad van 1919/20 weer oppak­ken, en alle invloed 'van de Roemeense bezetters', uit de jaren '20 en '30 weer verwijderen.
In Kolozsvár wordt zelfs opnieuw een "Ko­nink­lijke Hongaarse Ferenc József-Uni­ver­si­teit" gesticht. Toch heeft de Hongaarse regeringscom­missaris voor Noord-Zeven­bur­gen, graaf Béla Bethlen, persoon­lijk ook bij de Roeme­nen wel res­pekt verworven. Het lot, en de situatie van de Roeme­nen is hem wel ter harte gegaan. 
In Roemenië zijn, omgekeerd, nu anti-Hongaarse campagnes aan de orde van de dag. Men is in Roemenië natuurlijk alleen maar in z'n mening beves­tigd dat Hongaren wel nooit loyale Roe­meense staatsbur­gers kunnen worden. Vooral in Zuid-Transylva­nië, dat Roemeens is gebleven, vinden uitbar­stingen van geweld en ernstige wanda­den tegen de Hongaren plaats, met instemming van de Roemeen­se over­heid. In Roemenië is ook alom sprake van veront­waardi­ging, verzet en afwijzing, massa­demonstraties en felle protes­ten tegen een overheid die een deel van het Vader­land, van Roemeense bodem, heeft uitge­leverd. [Bodea-Candea, 79]. Voorlopig is men in Honga­rije echter zeer dank­baar met het terugge­kregen gebied. Teleki vindt zelfs, dat "Hongarije aan niemand dankbaar­heid is verschul­digd of nu morele ver­plichtin­gen tegenover iemand heeft, maar dat Honga­rije slechts haar histo­rische recht heeft verkregen".
Helaas, aldus de Hongaarse premier, is één en ander alleen dankzij Duitsland zo gelopen. [Rothschi­ld, 183]. Liever had hij via de diploma­tie­ke weg en door militaire druk de proble­men met Roemenië willen oplossen.
Hij had beter kunnen weten, maar dergelijke naïeve gedachten van Tele­ki komen voort uit een histo­risch gefundeerd nationa­lisme. Men ziet in z'n dromen en z'n idealisme het duizendja­rige konink­rijk Hongarije nog altijd als een soort machtig rijk, heersend over het gehele Karpaten­bekken, en alleen over zijn eigen lot beslissend. Dat is echter een gevaarlijke illu­sie of fantasie en een Hon­gaar met een echt histo­risch besef moet eigenlijk toch weten dat al sinds de 16e eeuw Hongarije -helaas- nooit meer geheel baas in eigen huis is geweest, hoe bitter die waarheid ook is.
Natio­nalisme is echter -óók in Hongarije- een vorm van collectieve blind­heid en ook in 1940 wordt in "het 1000-jarige koninkrijk" Hongarije dat nationalis­me nog zéér algemeen gekoesterd, evenals overigens in aller­lei andere landen in de regio.
Het spreekt vanzelf dat admiraal Horthy nu ook zeer populair is en wordt vereerd als degene die het land uitbreidt, maar ”so poor was the appearance and discipline of the Hungarian troops in Szatmár Németi that Horthy publicly upbraided Werth and other officers on the reviewing stand”, aldus kolonel Gyula Kádár, officier van de generale staf, die anti-Duits en anti-oorlog was en later, in 1943 bij het overleg met de geallieerden was betrokken, in 1944 in Sopronkőhida gevangen zat maar overleefde en zijn herinneringen schreef. [Sakmyster, 248]. 

top

Maar men ziet nu vooral dat de nationalistische politiek steeds meer sukses heeft: In 1938, 1939 en 1940 heeft men steeds stukken gebied van het vroegere Hongarije teruggekre­gen en vele Hongaren zijn ervan overtuigd dat deze eigen, klei­ne, nationale strijd tegen de buren véél meer van wezenlijke betekenis is, dan die hele [verre] wereldoorlog, waarbij het vaderland immers nog niet eens is betrokken…..
Meer reëel is Hitler zelf, die al op 28 augustus 1940, twee dagen voor de "Uitspraak van Wenen", tegen de Italiaanse minis­ter Ciano zegt dat Hongarije in 't geheel niets heeft ver­diend door eigen inspanningen. Hongarije's revisionistische overwin­ningen zijn uitsluitend te danken aan het fascisme en het nationaal-socialisme. Dát is de bittere, keiharde reali­teit. [Bo­dea-Candea, 77] en ook Horthy is wat dit betreft meer realist dan Tele­ki.
Hij schri­jft, nog vóór de bezetting van Noord-Zeven­burgen plaats­vindt, op 2 september 1940 aan Hitler: "Als dat al mogelijk is heeft het Tweede Scheidsgerecht van Wenen Honga­rije nog verder in de overtuiging gesterkt, dat het natio­naal-socialis­tische Duitse Rijk en het fascistische Italië -zich bewust van de ware belangen van de Europese gemeenschap- zich hebben voorbe­reid om ... het continent van Europa te pacifi­ceren en te reorganiseren...". Maar ook Horthy geeft toe, dat de uitspraak van de As voor Hongarije niet betekent dat het reden zou hebben om met de nieuwe grens tevreden te zijn. [Goszto­ny,­ 84]……
Een feit is in ieder geval dat Duitsland bij machte is om Hongarije en Roemenië méér dan ooit aan zich te verplichten. Beide landen zijn toch met handen en voeten aan de As gebon­den, hoewel men dat in Hongarije niet zo ziet. Duits­land kan ook de beide landen weer tegen elkaar uitspelen, hoewel dat niet de opzet van de zaak is geweest. [Rothschild, 183]. Laat die beide landen maar met elkaar strijden om de gunste van het Duitse rijk, aldus denkt men in Berlijn. [Sakmyster, 248].
Men heeft in rechts-radi­ka­le kringen overigens al enige tijd de over­tui­ging, dat Roeme­nië wat dit betreft zelfs voorligt op Hongarij­e en velen in Honga­rije zijn ook bang dat Roemenië op den duur zich toch veel meer in de gunst van de Duitsers zal kunnen verheu­gen dan Hongarije zelf, en dat gunt men de Roeme­nen nu ook weer niet.
Roemenië is vanaf september 1940 inderdaad meer dan ooit in de richting van de As opgeschoven.
Veel meer en sneller dan het buurland Hongarije is het een totalitaire diktatuur gewor­den waarin alle oppositie is uitgeschakeld. Openlijk steunt de diktator, Anto­nescu, Hitler-D­uitsland in alle opzichten en vanaf 8 oktober 1940 worden er Duitse troepen gele­gerd, om de nieuwe grenzen die zijn opge­legd te garanderen [Rothschild, 184], zo wordt nu gezegd. Ook dienen de Duitse militairen voor training en reorgani­satie en voor vervoer van materieel van het Roemeense leger, zoals dat zo fraai heet, maar in feite komt Roemenië nu volle­dig onder Duitse militaire controle, en het is meer dan ooit duidelijk dat de Duitsers de ogen hebben laten vallen op de Roemeense olievel­den.
De Hongaarse premier Teleki is overigens op 30 sep­tember 1940 bereid, om aan de Duitse troepen toe te staan om voor de verbindin­gen met de olievelden van Roeme­nië van enkele Hon­gaarse stati­ons langs de Donau en via Szol­nok gebruik te maken met eigen Duits personeel. [Kertész, 52]: geblindeerde treinen mogen 's nachts de Duitse troepen door Hongarije vervoeren! Zo is het territorium van Hongarije dus een effectieve mili­taire springplank voor de Duitse oorlogsmachine geworden [Juhász, 176] en dit land heeft een deel van z'n soevereini­teit vrij­willig opgegeven. [Nebelin, 152]. Wat heeft Honga­rije nu gewon­nen, behalve land en men­sen, want Groot-Brit­tannië en ook de Sovjet-Unie zijn het niet eens met de Uitspraak van Wenen van 30 augustus 1940 en dat zou voor iemand als Teleki al een veeg teken moeten zijn. In Moskou zegt men zelfs: Duitsland had ons eerst moeten raadple­gen, volgens het Molo­tov-Ribbentrop-Pakt. Het Duitse Rijk heeft dus dit Pakt ge­schonden. [Kertész, 52].
In Londen is het weer eens overduidelijk dat Hongarije eet uit de handen van Hitler: aan Hongarije is een Diktaat van de As opgelegd, [Sütő, 49] en in Budapest geniet men kennelijk hiervan. De Britse premier Churchill verklaart dan ook op 5 en 7 september 1940 in het Lagerhuis: "De Britse regering heeft geen bedoelingen om territoriale veranderingen, gemaakt tij­dens de oorlog, te erkennen". Ook de minister van buiten­landse zaken van de nog neutrale Verenigde Staten, Cordell Hull, laat weten dat het opsplitsen van Roeme­nië behoort tot de daden van agressie van de fascis­tische machten tegen de Europese landen. [Bodea-Candea, 79]. En toch blijft premier Teleki hopen dat Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zullen begrijpen dat Hongarije in het door Duitsland overheerste Europa slechts weinig speelruimte heeft voor manoeuvres….[ Sakmyster, 249].

top

Of Hongarije en Roemenië dan misschien enig krediet hebben verworven in Duits­land en Italië? Het zal ongetwijfeld niet het geval zijn. De klanten van het oppermachtige Duitse Rijk hebben in wezen natuurlijk niets in te brengen en men kan zich in Berlijn kostelijk vermaken met de gedachte dat die landen, hoe trots en nationalistisch ze ook mogen zijn, hoe­zeer ze ook hechten aan de eigen nationale veiligheid, ze "toch uit onze hand eten", en zeer gemakkelijk tegen elkaar zijn uit te spelen en aan al die historische sentimenten heeft het Groot­duitse Rijk eigenlijk slechts geen boodschap. Het ligt natuurlijk voor de hand dat degenen die nu, na 30 augus­tus 1940, in Hongarije oproepen tot volledige solidariteit met het Duitse Rijk -b.v. stafchef Werth of gezant Sztójay in Berlijn- nog méér dan ooit overtuigd zijn van hun gelijk want zij kunnen er immers op wijzen dat alleen volledige samen­wer­king met de Duitsers sukses heeft en dat Hongarije aan het Duitse Rijk, en in mindere mate ook aan Italië toch wel veel dank verschuldigd is vanwege de terugkeer van Zeven­burgen.
Maar evenzeer ligt het voor de hand dat de Duitsers niet wachten tot Hongarije haar dankbaarheid toont. Men kan zelfs constateren dat de Duitsers al onmiddellijk na de onderteke­ning van de Tweede Scheidsrechterlijke Uitspraak van Wenen concessies van Hongarije gedaan krijgen, die de soevereiniteit van dat land opnieuw beperken. Hier en daar, bijvoorbeeld in kringen van de zogenaamde linkse oppositiepartijen, is er al voor gewaarschuwd, dat Hongarije na het geweldige cadeau van Duitsland [Zevenburgen, d.w.z. 40.000 km² grondgebied] wel verplicht zal worden om hier iets tegenover te stellen: "Zelfs de beste bondgenoten, de Duitsers, geven immers niets voor niets".
Het blijkt al zeer snel dat deze "linkse oppositie" volko­men gelijk krijgt. Al op 30 augustus 1940, nota bene enkele uren na het "Diktaat van Wenen" moet Hongarije in een verdrag beloven dat het de "Vo­lks­bund der Deutschen in Ungarn" als ènige organisa­tie van de Duitse minder­heid [meer dan een half miljoen mensen!] in Honga­rije zal erken­nen: Von Ribbentrop biedt al op 30 augustus in Wenen een nota hierover aan de Hongaren aan en na dat mooie cadeau­tje van de heer Von Ribbentrop persoonlijk kan Honga­rije toch niet negatief reage­ren? [Ul­lein-Revitzky, 67].
Een akkoord met Duitsland dat officieel in oktober 1940 wordt getekend over de behande­ling van minder­heden verplicht Hongarije tot het verle­nen van allerlei rech­ten, zeg maar: een "Sonderstellung", aan deze Duitse minder­heid en haar [nazi-] or­ganisatie. Zo moet men de Duitsers, de zgn. "Volksdeutsche", die met ongeveer 600.­000 mensen na de Roemenen de grootste natio­nale minderheid in Hongarije vormen, naar evenre­digheid in het Hon­gaarse staats­appa­raat opne­men. [Allianz, 72].
Het 'Deutschtum' in Hongarije moet zich onbeperkt kunnen handha­ven en de Duitstaligen in Hongarije mogen geen enkel nadeel ondervinden van het behoren tot de Duitse "Volksgrup­pe" en ook aan de natio­naal- socialistische overtuiging van de Duitse minderheid mogen geen beperkingen worden opgelegd.
Dat zet echter de deuren in Hongarije wijd open voor nazi-agitatie en propaganda. [Nebe­lin, 149]. De Duitsers in Honga­rije zullen voortaan ook eigen coőperatieve instellingen mogen stichten, en dus op economisch terrein zelfstandig opereren. [Weidlein, Volksbund, 69]. In de praktijk zal dit nog heel wat moei­lijkheden kunnen opleveren, omdat zeer vele [verreweg de meeste!] 'Ungarndeutsche' zich helemaal niet zo bewust Duits-nationaal voelen, geen nazi zijn, en altijd al trouw waren aan hun Hongaarse Vader­land, waar ze zich volledig thuis voelen.
Hongaars-patriottisch en gematigd hebben zij zich altijd opgesteld.
Het zijn vooral Duitstalige of tweeta­lige intel­lec­tuelen, leraren, professo­ren, priesters en pas­toors, en bur­gers, maar vooral ook vele boeren op het platte­land van het westen en zuiden van het land. Het zijn vaak ook de mensen die nog wel Duits spreken, maar zich­zelf uit overtuiging en volledig rekenen tot de Hon­gaarse [Magy­aarse] natio­naliteit. Duizenden Hongaren hebben een oorspronkelijk-Duitse achternaam, en stammen af van kolonisten die vanaf de 18e eeuw in het op de Turken veroverde en lege land gemakkelijk ruimte, grondbezit, konden krijgen, maar ze voelen zich ‘gewoon’ Hongaren. Van akties om de Duitse taal en cultuur in Hongarije te handhaven is slechts op zeer beperkte schaal ooit sprake geweest, kort vóór de eerste wereldoorlog, maar van enig sukses kon men niet spreken.
Zeer vele Duitstalige inwoners van Hongarije hebben zich daarentegen vlot en gemak­kelijk aangepast en zijn in de loop van de tijd bijna als vanzelf Hongaars gaan spreken.Velen in Hongarije zijn trou­wens ook tweetalig, vooral de hoger opge­leiden in de steden. Een bekend voorbeeld van hen is de latere bisschop van Ve­szpr­ém en latere kardi­naal Mind­szen­ty, wiens familie­naam tot 1942 Pehm luidde. Ook Horthy zelf spre­ekt -naar men algemeen be­weert- beter Duits dan Hon­gaars, omdat hij nu eenmaal ooit is opgeleid bij de Kaiserliche und Kőnigliche Marine, en zijn thuishaven was het Oostenrijkse Pola, dè basis van de K.u.K.-marine....
In de steden is het proces van magya­rise­ring vaak al ver voort­ge­schre­den. Voor de vorming van een Duitse poli­tieke partij of zelfs van een Duitstalig terri­tori­um heeft in Honga­rije dan ook nooit enige belangstelling bestaan. Zelfs de oprichting van Duitse scholen, ten behoeve van de ruim 500.000 Duitstaligen in Hongarije, is de eis van slechts een kleine groep bewust-Duits-nationaal gezinden.

top

Juist zo'n gezind­heid wordt door nationalistische Hongaren scherp veroordeeld: als inwoner van dit land behoor je je, ongeacht je moeder­taal, te richten op dit land waar je je brood verdient, leeft en ster­ft! Bovendien is Duits in Hongarije allang een soort tweede taal die in de Hongaarse cultuur en wetenschap eigenlijk al eeuwen een grote rol speelt. Bijna vier eeuwen, van 1526 tot 1918, hebben immers Habsburgse keizers vanuit Wenen als koningen over Hongarije gere­geerd en het oude ressentiment tegen de Duitse taal en cultuur is in Hongarije wel nooit geheel verdwenen, maar het speelde toch vanaf de beroemde Ausgleich, het Compromis met Oostenrijk in 1867, niet meer een grote, overheersende rol. Sinds het optreden van Hitler is hierin echter wel verande­ring gekomen want sindsdien steunt Berlijn met financiële middelen zeer bewust en aktief de Duitse cultuur in het buitenland en men beschouwt nu het zogenaamde "Deutschtum im Ausland" ook in Honga­rije als een soort voorpost van het Reich. De posi­tie van de zgn. Volks­bund moet nu dus, volgens Ber­lijn tenminste, opnieuw worden bekeken. Deze "Volksbund der Deut­schen in Ungarn" is in 1938 min of meer in de plaats gekomen van de al jaren bestaande en zeer gematigde "U­ngarländisch-deutsche Volksbil­dungsve­rein", en is toen ook min of meer in nationaal-socia­lis­tisch vaar­water terecht gekomen. Ook krijgt de Duitse minderheid [de Volksbund] vanaf oktober 1939 meer vrijheid om zich te organiseren, een dagblad uit te geven en eigen scholen te stichten, w.o. een gymnasium. [Tilkovszky, 114].
Toch blijven beide organisaties van de Duitstalige Hongaren tot in 1940 naast elkaar bestaan en in mei 1940 heeft het blad der Volksbund een oplage van 16.000 exemplaren en dat van de [gematigder] Volksbildungsverein slechts 7.000! [Tilkovszky, 111]. Maar zelfs de leider van de Volksbund, dr. Franz Basch, stelt zich eerst steeds welwillend en gematigd jegens het Hongaarse vader­land op al moet hij na de oorlog toegeven dat [ook] aan zijn Volks­bund de politieke lijn van de nazi-ideologie is opgedron­gen. Hij­zelf kan daar echter vrijwel niets tegen doen maar hij heeft wel bijvoorbeeld het hijsen van de hakenkruisvlag in Honga­rije -bij zijn eigen mensen, de "Ungarndeutsche"- verbo­den. Al eerder is overigens door de Hon­gaarse overheid -en níet alleen door haar- het uitdragen van buitenlandse politieke symbolen zoals een hakenkruis, nazi-uniformen en andere dan Hongaarse vlaggen, verboden.
Dr. Basch is ook te veel een voorzichtig intel­lektueel dan dat hij zich ooit als een soort "Führ­er" zou willen voordoen en zijn organi­satie blijft dus voor een groot deel wat ze was: cultu­reel, en niet politiek. De latere pre­mier Káll­ay [1942-’44] moet ook aan C.A. Macartney toegeven dat Basch tegenover hem nooit onloyaal of agressief is ge­weest. [aangehaald uit "Octo­ber Fifteenth" door Weidlein, Volksbund, 83].
De trouw aan het Hongaarse vaderland heeft steeds bij de "Volksdeutsche" voorop gestaan, en in het parle­ment verklaart genoemde premier Kállay in 1942 bijvoorbeeld oprecht, dat "het Un­garländische Deutschtum in dit land altijd als één van onze belangrijkste en meest nuttige medewerkers is opgetreden bij het streven om dit land Europees, sterk en machtig te maken". [Weidlein, Volksbund, 82].
In een eerder stadium, toen het Duitse rijk plannen uitvoerde om de Duitse minderheden uit b.v. de Baltische landen en uit delen van de Sovjet-Unie en Bessarabië te laten overbrengen naar het “Reich” [1939/40] bracht de Hongaarse pers regelmatig berichten en geruchten erover, maar er was in Hongarije duidelijk nooit sprake van de wens om ook hiervandaan de Duitsers te laten vertrekken. Eerder is er sprake van de tendens om de Heimattreue te versterken en op te roepen om te blijven, en alleen degenen die ècht weg willen die mogelijkheid te geven. [naar Weidlein, Volksbund, 50/51]. De twijfels blijven dus, en ook Horthy speelt hier wel op in. Op 3 november 1939 schrijft hij aan Hitler dat hij een "Umsiedlung der Deutschen aus Ungarn in dem Reich" wel aanbe­veelt, hoewel hij hen aan de andere kant ook wel graag mag, omdat ze zulke ijverige boeren zijn...! Al die geruchten wekken bij de "Ungarndeutsche" boeren uiteraard veel on­rust, want één ding staat wel vast: wanneer het onverhoopt tot een Umsied­lung komt kan men slechts bitter weinig uit de "Heimat Ungarn" meene­men….
De Duitsers in Hongarije wensen zich overigens ook niet samen met de Pijlkruisers enz. in de hoek van de extreemrechtse opposi­tie te laten druk­ken. [Roth­schild, 182] en er is geen sprake van een soort "vijfde colonne" van de Duitse minder­heid in Hongarije. Johannes Weidlein, zelf Ungarndeutscher, toont ook aan dat wat het fascisme en de nazi-ideo­logie betreft een aantal Hongaren zelf beslist niet onder­doen voor de Duitsers maar dat de Duitse minderheid in Honga­rije eigenlijk geen enkele rol speelt. In allerlei opzichten is men ook mede- slachtoffer, en niet alleen dader. Toch worden de Ungarndeutsche die in Hongarije willen blijven, maar de Duitse moedertaal en hun nationale bewustzijn willen houden in de pers en in allerlei bladen nog vaak maar ál te vlot als onverdragelijk en oproerig beschouwd en aldus lijkt het er veel op dat ‘men’ dan toch hoopt op een soort ‘magyarisering’. [naar: Tilkovszky, 108/109]. 

top

In juni 1940 lijkt er echter een oplossing te komen want Kálmán Hubay, de leider der extreemrechtse Pijlkruisers in het parlement komt [na overleg met o.a. Basch en andere Hongaarse Duitse leiders] met zijn wetsontwerp inz. de erkenning van autonomie [b.v. eigen belastingen en politie, een eigen gekozen leider, een evenredige vertegen- woordiging in het parlement en een aparte minister!] van de verschillende ‘volksgroepen’, zoals de Duitsers, ”in overeenstemming met de nationaal-socialistische Duitse volksgroep”. Men gaat er eigenlijk vanuit dat óók het Karpatenbekken behoort tot het “Lebensraum” van het Duitse rijk en dat het recht van volksgroepen de basis vormt voor de oplossing van de nationaliteitenkwestie in Hongarije. Premier Teleki en zéér velen met hem zien hierin [een soort onafhankelijk bestaan van aparte volksgroepen!] uiteraard slechts een opsplitsing van het land, dus een verval van de Hongaarse staat, het hele plan wordt dus  verworpen en Hubay wordt beschouwd als een soort landverrader, die het eeuwenoude vaderland n.b. wil opdelen! [Tilkovszky, 112/113]. Zie hierboven….
Al snel hierna werkt men in Berlijn echter een akkoord met Hongarije uit over de positie van de Duitse minderheid in dit land en dat wordt als diktaat aan Hongarije aangeboden op 30 augustus 1940. Zie hierboven.
Aan iedereen die vindt dat hij tot de Deutsche Volksgruppe behoort [en door de leiding van de Volksbund wordt erkend!] moet alle politieke, maatschappelijke, economische en culturele vrijheid worden verleend om de taal overal, openbaar en privé, te gebruiken en aan Duitstalige publikaties mag geen enkele beperking worden opgelegd. De Hongaarse overheid moet ook ophouden met de zgn. “naamsmagyarisering” en andere soorten assimilatie en iedereen kan z’n oude Duitse familienaam weer aannemen. Ook kunnen speciaal Duitsers uit vml. Roemeens gebied vrij naar het Duitse rijk vertrekken. Hiermee is, erkent ook premier Teleki, een soort diskriminatie van de Duitse bóven alle andere etnische minderheden, gecreëerd en ook is de zaak van de nationaliteiten in dit land voor het eerst níet meer een uitsluitend Hongaarse aangelegenheid, maar óók die van een  buitenlandse mogendheid! [Tilkovszky, 118]. 
Men vermoedt trouwens ook dat het Duitse rijk ongetwijfeld haar macht zal gebruiken om haar eigen uitleg aan het akkoord te geven en voortaan staat de Duitstalige minderheid in Hongarije [vanaf sept. 1940: 800.000 mensen] onder bescherming van het Reich…. De leiding ervan geeft dat ook wel toe, want ze verklaart: ”Vanaf 30 augustus 1940 is Adolf Hitler, de Führer van alle Duitsers op de wereld, ook zichtbaar beschermer van de Duitse volksgroep in Hongarije geworden. Het Ungarndeutschtum is ten diepste vervuld met gevoelens van dank en geluk dat de Führer zelf in de zorgelijke dagen van de oorlog de tijd heeft genomen om de rechten van de meer dan 800.000 Duitsers in Hongarije op elke manier te garanderen en te verzekeren”. [Tilkovszky, 119].
Toch voelen veel "Ungarndeutsche" zich vanaf september 1940, min of meer bedreigd: aan de ene kant wil men hen een nieuwe nazi-ideologie opdringen en aan de andere kant wil men hen liefst zo snel en geruisloos mogelijk verder assimileren, maar wat de Hongaarse overheid betreft mag de "Volksbund" vooral geen [Duitse, nazi-] staat in de staat worden. Maar hoe is dat nog te voorkó­men, wanneer de "Volksbund" als dè vertegen­woordigster van de Duitse volksge­meenschap, met zware subsi­dies en een enorm propaganda-appa­raat, met de -ook aan háár opgedrongen!- nazi-ideo­lo­gie, en onder direkte con­trole van Berlijn, dè enige organi­sa­tie van de Duitsers mag zijn? Het gevaar is levensgroot dat de Duitsers in Hongarije een soort ‘vijfde colonne’ gaan vormen en onder een eigen Duits gezag komen. Het is immers overal in Europa duidelijk dat de Duit­sers buiten het "Rijk" worden beschouwd als een zeer goed middel om de nazi-ideologie alom te verbreiden, en ze vallen voor de nazi's eigenlijk ook onder Duitse jurisdictie. Men kan dan ook wel zeggen dat het Duitse Rijk zich hiermee officieel in Honga­rije in­stalleert. [Ullein-Revitzky, 67]……….
Enkele dagen na 30 augustus 1940 wordt Basch al door Himmler gevraagd te komen en hij deelt dr. Basch mee dat de Volksbund opgevat moet worden als een partij van -voor het Reich- betrouwbare Duitsers en dat er snel vrouwen-, jeugd-, sport-, culturele en economische organisaties moeten worden opgebouwd, evenals een soort economisch bureau, en alles zal worden gefinancierd vanuit Duitsland. Ook moet ieder kind van Volksdeutsche ouders in Duitse nazi-geest worden opgevoed en er moet een aparte Duitse jeugdbond in Hongarije komen. Het lijkt er dan op dat Basch enthousiast is, maar in Hongarije is men toch wel geïrriteerd over dit gedrag. Weldra mag de Volksbund bijvoorbeeld ook 'vrijwilligers' voor de Waffen-SS werven! Welke jongeman wil dan de solidariteit met zijn groep, met zijn dorpsgemeenschap en kerk bewust verbre­ken? Men staat dus onder zware druk, want Hongarije levert per verdrag met het Duitse Rijk de "Volksdeutsche" mannen van 17 tot 62 jaar min of meer uit!
De problemen heeft men in officiële kring ook wel in de gaten, want Horthy schrijft later in zijn memoires b.v.: "Was het werkelijk nood­zakelijk dat Ribbentrop met de rechterhand de Arbitrage-uit­spraak en met de linkerhand een verdrag presen­teerde, dat ons praktisch ertoe verplichtte een soort staat in de staat toe te staan? Wat een gebrek aan takt en politieke psychologie open­baarde zich in de eis om de Duitse volksgroep in Hongarije een auto­nome organisatie toe te staan, die, hoewel dat niet uit­drukke­lijk werd gezegd, aan de aanwijzingen van Berlijn onder­ge­schikt was". [Horthy, 223].

top

Dat is echter nog loyaal tegenover de nazi-potentaten geformuleerd. In feite draagt de Hongaarse Regent [maar ook premier graaf Teleki] een heel andere politieke cultuur in zich dan die van de nazi's. Bovendien lijkt Horthy niet in de gaten te hebben dat deze nazi's maar één taal verstaan, die van de macht, het geweld en van de dreiging ermee. De belangen van het Reich staan bij hen ook altijd voorop. Daaraan wordt immers alles en ieder­een opge­offerd!
Ook die zogenaamde bond­genoten zijn er immers alleen om ze tegen elkaar uit te spe­len, en ze te gebrui­ken. Horthy en vele anderen in Hongarije -en elders- lijken dan ook absoluut niet opgewas­sen tegen die totalitaire supermacht voor de deur van Honga­rije! Van een echte ideologische omvorming onder de Duits­talige boeren, burgers en mijnwerkers in Hongarije is echter nog lang geen sprake. De "Volksbund" telt tenslotte niet meer dan 35 à 40.000 leden. Er bestaat uiter­aard ook weinig of geen en­thou­sias­me voor de mogelijkheid om in de Wehrmacht of in andere mili­taire Duitse organisaties -vèr buiten het vaderland Honga­rije dus- dienst te doen en uit alles blijkt overigens dat de Duitsers in Honga­rije eigenlijk zwak georganiseerd zijn. Zij voelen zich duide­lijk in de eerste plaats Hongaren, al zitten er leden van de "Volks­bund der Deutschen in Ungarn" in het parle­ment als leden der regeringspartij. Van de bepa­ling dat voort­aan de Duitsers in Hongarije evenredig vertegen­woor­digd moeten zijn in het be­stuur, enz. komt dan ook niets terecht. Na enige tijd blijkt zelfs dat de premier, ondanks deze akkoorden met Duitsland, hieraan tòch zijn eigen uitleg blijft geven en de teugels stevig in handen houdt. Van een eerder zo gevreesde [Duitse] ‘staat in de staat’ komt niets terecht, en b.v. Duitstalige kinderen die verplicht lid worden van een Duitse organisatie blijven toch onder enige controle van de algemene “Levente”, de nationalistische Hongaarse jeugdorganisatie en onder toezicht van het Hongaarse ministerie van godsdienst en onderwijs!….. [Tilkovszky, o.a. 125]. Wel slaagt de Volksbund erin om een aantal scholen in eigen beheer te krijgen en hier geheel in de geest van de nazi’s onderwijs te laten geven, maar het gaat dan toch om een klein aantal, en van de plannen der nazi’s voor een geheel eigen nazi-Duits schoolsysteem voor alle Volksdeutsche in Hongarije komt dus relatief niet veel terecht.
Wel ziet Teleki zich in 1938/40 gedwongen om scholen van andere nationaal bewuste ”volksgroepen”, zoals Slowaken, Ruthenen en Roemenen te laten voortbestaan, omdat hij wel inziet dat deze groepen anders in fel verzet tegen de regering zouden komen: ze zijn immers sinds 1919 / 1920 hieraan gewend, en ouders, kinderen en leerkrachten kennen vaak al geen Hongaars meer. De vroegere wet, die wat taalgebruik betreft, drie typen scholen kende wordt dan ook weer ingevoerd., hoewel er wel enige druk bestaat om ook Hongaars te leren. [Tilkovszky, 125,126].     
Toch hebben de talloze Duitstalige bewoners van Hongarije die nóch van de nazi-ideolo­gie, nóch van pogingen om hen als Magyaren te beschou­wen, zijn gediend, het moeilijk. Eerder in de jaren '30 voelden zij zich al bedreigd door allerlei pogingen van de Hongaarse autoriteiten om hen te 'magyarise­ren', maar nu worden ze ook nog van een andere kant bedreigd en hun wordt een politieke en ideologisch zeer strakke, harde lijn van de nazi’s opgedrongen en het lijkt alsof de Hongaarse en de Duitse regering nu zelfs samen over en zonder deze Duitse minderheid handelen. Van Hongaarse kant hebben de zgn. "Volksduitsers" immers alle jaren door al een steeds toenemend nationa­lis­me, dat geen enkel begrip heeft voor alles wat niet Magy­aars is, niet die taal spreekt, en dus "niet patriottisch denkt", kunnen merken en er zijn allerlei pogingen gedaan om de Duitse minderheid in Hongarije te bewegen om haar taal en identiteit óp te geven, om een Magyaarse naam aan te nemen en om zich volledig met de Hongaarse natie te identificeren. Ook hebben verscheidene schrij­vers en zelfs een politieke partij wel regelmatig aangedrongen op b.v. het vertrek van degenen die "hier niet thuishoren", die "hier in Hongarije niet pas­sen". [o.a. Tilkovszky]: de later om haar antifascistische en demokrati­sche idealen bekende "Onafhan- kelijke Partij van Kleine Grond­be­zitters" [Független Kisgazda Párt] is immers in de jaren '30 vooral een nationa­listische, zelfs "vőlkische" partij, die van Duitsers, Schwa­ben, niets moet hebben en zoveel mogelijk boerenland in Magy­aarse hand wil houden. [Weidlein, Volksbund].
Toch heeft de "Volksbund der Deutschen in Ungarn" of haar voorganger zich zelden of nooit met de binnenlandse politiek in Hongarije bemoeid, en ze hebben zich binnen de Hongaarse wet beschei­den opgesteld, hoewel ze nú allerlei instrukties krijgen vanuit Berlijn. De Duitssprekende Hongaren hebben ook nooit als "typi­sche vertegenwoordigers van het Duitse Rijk in Hongarije" of iets van dien aard gegolden. Veeleer zijn zij trouwe staatsburgers die hun vader­land Honga­rije, en ook de regering en het staatshoofd, alleen met respekt en loyali­teit hebben gediend. Zeer velen van hen hebben ook nooit de behoefe gevoeld om zich apart, als Duit­sers [Ungarndeutsche] te organiseren. Er zijn in Hongarije dan ook maar weinig Duitstalige scholen, en geen Duitse culturele instellingen, jeugdorganisaties, theaters en bioscopen, finan­ciële instellingen, politieke partijen, enz.

top

'De Duitstalige dorpsbe­volking die zonder echte leiding was, bracht meestal niet de moed op om de strijd tegen de ambtena­ren en de intel­lectuelen op te nemen, en was meest­al wel tevreden met het Hongaars als onder­wijstaal'. [Weid­lein, Volksbund, 45]. Er bestaat slechts één gemengd Hongaars-Duitse lerarenoplei­ding. Hierbij moet men echter steeds bedenken dat voor zeer vele Hongaren van jongsaf aan de Duitse taal als tweede taal geldt.
De grootste krant van Budapest, de Duitsta­lige "Pester Lloyd" kan ook niet een "typisch Duits" blad worden ge­noemd. Over Duitse culturele prestaties in Hongarije mag men echter niets zeggen en op allerlei terreinen is sprake van een zeer Magyaars-nationalistische toon: maar al te vaak denken vooraan­staande perso­nen in het Hongarije van het Interbellum zelfs dat hun natie nog veel méér moet [en had moeten] doen om alle minderhe­den te 'magyariseren' en de oorzaak van de opdeling van Honga­rije na de eerste We­reld­oor­log wordt dan n.b. gezocht in het 'feit' dat Hongarije niet genoeg heeft gedaan om de 'nationaliteiten' helemaal voor zich te winnen, dat wil zeggen: te assimileren……
Er moet dus nog veel harder worden opgetreden tegen alle vormen van zogenaamd onpatriot­tisch gedrag, en de Hongaarse natie moet op haar hoede zijn voor allerlei vormen van 'ver­raad' en 'smaad'. Het proces van geleidelijke magyarisering is dus ook in de jaren '30 verder gegaan en vele duizenden Duitsta­lige inwo­ners van dit land kozen een Hongaarse [of dubbele, Hongaars-Duitse] naam en voelden zich slechts trouwe Hongaarse staatsburgers, zelfs vurige Magyaarse patri­otten. Maar voor het nazi-rijk speelt dit alles geen enkele rol, men weet in het Duitse Rijk immers weinig over het typisch eigene van Hongarije en beschouwt de Duitsers in Hongarije -maar niet alleen daar- slechts als voorpost van het Deutschtum.
Toch is Teleki wel op zijn hoede en de “Maatschappelijke Politieke Dienst” van het bureau van de minister- president, die voor geheime informatie en propaganda dient, wordt door hem omgevormd tot Nationale Politieke Dienst [Nemzetpolitikai Szolgálat] en verder uitgebreid. Allerlei maatschappelijke organisaties van nationalisten, katholieke jonge boeren, frontstrijders, rasbeschermers [!], etc. vallen eronder en de Dienst houdt ook de aktiviteiten van de Volksbund der Deutschen in Ungarn in de gaten. [Tilkovszky, 123].
Naar buiten lijken de betrekkingen tussen het Duitse rijk en Hongarije min of meer vlekkeloos, maar er is dus wèl meer aan de hand. Vanaf november 1940 heeft de Duitse "Volksbund" zelfs o.l.v. Franz Basch een monopoliepositie gekregen door de [gedwongen] ontbinding van de [Hongaars-Duitse] Volksbildungsverein, en de "Volksbund" organiseert zich ook steeds meer in Hongarij­e. Ze wenst de controle over alle Duitsers in Honga­rije, en wil [móet] zich als een soort nazi-partij in­stalle­ren. Overal vindt men al Ortsgrup­pen, Kreise, Gebiete, met eigen scholen, en een pers onder eigen Duitse controle. Steeds duidelijker is dat de "Volks­deutsche" ook in Hongarije zich primair als nazi en als Duit­ser moeten [!] gaan voelen. Er zijn zelfs "Ungarn­deutsche", wier grootou­ders b.v. ooit een Hon­gaarse naam hebben aangeno­men, die nu weer een Duitse naam aannemen en de leiding van de Volksbund staat ook regelmatig in contact met b.v. de SS, de Wehrmacht, de Gestapo.
Wanneer Basch eenmaal duidelijk maakt dat ook Pijlkruisers van Hongaars-Duitse origine in zijn "Volksbund" zeer welkom zijn, breken er overigens scherpe conflicten uit met Szálasi, want deze Hongaarse leider is dan toch teveel nationalist: Hongaren van Duitse origine [Ungarndeutsche] zijn voor hem in de eerste plaats Hongaren, en die moeten zich maar melden bij de Pijlkruisers!……

Hij weigert dan ook aan Basch te beloven dat de recrutering van "Schwaben" of "Ungarndeutsche" voor zijn eigen Pijl­krui­serspartij zal ophou­den. Op het Hongaarse platte­land, waar veel "Volk­sduit­sers" wonen, vooral in de mijngebieden in bijvoorbeeld Baranya, en in een aantal dorpen rond Budapest, doen zich aller­lei lokale con­flicten voor. Pij­krui­sers en Volksbund schieten hier onder elkaars duiven. [Lacz­kó, 105/1­06, Nagy-Talavera, 165]. De Volksbund echter is geen politieke partij, en de Pijlkrui­sers vormen wèl een massapar­tij, die in 1939 ook de stem­men van vele Duitsers in Hongarije trekt. Toch is dr. Franz [Ferenc] Basch geen nazi te noemen, hij is en blijft in de eerst plaats trouw aan het Hongaarse vader­land, de Heimat.

top