|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.1.8 De schone schijn en de toenemende Duitse eisen.
Ondanks de uiterlijke politieke rust aan de oppervlakte en de relatieve veiligheid in Hongarije doen zich toch herhaaldelijk zaken voor, waaruit blijkt dat [ook] dit land wordt gedwongen om rekening te houden met de oorlogsomstandigheden, met Duitse eisen en wensen, en ook wel moet men reageren op die bittere realiteit.
Het gaat er Teleki en Horthy tenslotte om dat Hongarije nog zo lang mogelijk een eigen leven mag leiden. De Hongaarse politieke leiders komen door de oorlog, die zich als het ware voor de deur afspeelt, evenwel steeds meer onder druk te staan. Toch mag men aannemen, dat, zolang de vrede in en om Hongarije nog bewaard blijft, die druk niet eens als zo ernstig wordt ervaren. In feite heeft men in Hongarije immers al meer dan vijfentwintig jaar onder grote druk geleefd en in héél wat moeilijker omstandigheden dan die van 1939/40.....
Zéér vele Hongaren hebben immers ook persoonlijk ervaren dat de druk van de eerste wereldoorlog, van de revolutie en van de buitenlandse bezetting van 1919, en van de Kleine Entente in de jaren daarna, van de inflatie, en van de economische crisis, nog véél zwaarder is geweest.
Tijdens het bewind van Teleki gaat het daarentegen in Hongarije economisch redelijk goed, de vooruitzichten zijn niet slecht, en in politiek opzicht heeft men evenzeer het gevoel dat Hongarije er eindelijk in is geslaagd om op voet van gelijkheid met haar buren te leven, dankzij de herbewapening en de gebiedsuitbreidingen. Er is dus reden tot optimisme, en er wordt als het ware voor het eerst sinds 1914 weer enig perspectief aan Hongarije geboden. Het publiek ervaart van die verre oorlog tussen Engeland en Duitsland vrijwel niets dan alleen krantenberichten. Men kan zich zelfs in het najaar van 1940 nog gelukkig wanen in een land dat dit niet hoeft mee te maken……..
Er is slechts een enkeling die onmiddellijk in aanraking komt met de grote politiek, met nieuwe Duitse wensen en eisen, maar dan geldt voor Hongaarse politici al enige tijd: Willen wij in aanvaring komen met dit almachtige Duitse Rijk, de confrontatie aangaan, en ons daarmee in een onmogelijke positie begeven en ons land uitleveren?
Of kunnen we nog iets proberen te redden van de zelfstandigheid van ons land? Het is toch alleen maar realistisch dat je het probeert uit te houden zolang het nog kan en het heeft geen enkele zin om je tegenover het buitengewoon machtige buurland Duitsland afwijzend en principieel vijandig op te stellen, als je weet wat de fatale gevolgen kunnen zijn. Bovendien heeft alleen Duitsland iets, zelfs zeer veel, ten bate van Hongarije gedaan: enorme verloren gebieden heeft men dankzij Duitse steun na twintig jaar terug kunnen nemen.
Wie garandeert het voortbestaan van Hongarije als je ziet dat buurlanden zoals het ooit veel grotere en vooral economisch en diplomatiek krachtiger Tsjechoslowakije, en het veel grotere Polen al van de kaart zijn verdwenen? Het enorme buurland Sovjet-Unie heeft zich zelfs aangepast aan de situatie en heeft het op een akkoordje met nazi-Duitsland gegooid. wat moet het kleine en weerloze Hongarije dan toch alleen beginnen?……
Zo komt men dus steeds opnieuw met Duitse wensen in aanraking. Het is dan ook niet zo verbazingwekkend dat Hongarije op 29 november 1940 tot het zogenaamde Driemogendhedenpakt toetreedt.
Dit pakt is twee maanden eerder, op 27 september 1940, tussen Duitsland, Italië en Japan gesloten als een economisch en politiek verbond en als een militaire alliantie. Wederzijds wordt de suprematie in respectievelijk Europa en Azië erkend en met alle mogelijke middelen zal men elkaar steunen als één van de landen door een ander land, dat niet in de oorlog is betrokken, mocht worden aangevallen.
Op dezelfde dag moeten Hongaarse gezanten in Berlijn en Rome informeren of de Duitsers en Italianen het wenselijk vinden dat ook Hongarije tot dit Pakt toetreedt. [Nebelin, 151]. De Hongaarse gezant in Berlijn, Sztójay, altijd al een man die van de Duitse eindoverwinning, de Endsieg, overtuigd is, biedt zelfs op eigen houtje al de toetreding van Hongarije aan! [Allianz, 73]. Toch wordt hij niet ontslagen! Integendeel, op 30 september wordt het Duitse verzoek aan Hongarije om toetreding al formeel ingewilligd waarmee Teleki in principe zijn politiek van 'gewapende neutraliteit' opgeeft. [Allianz, 73]……….
Toch blijkt uit eerdere uitlatingen van Teleki, Horthy en anderen, dat Hongarije als formeel "onafhankelijk land", en dus geheel op eigen initiatief best wil toetreden tot een soort ideologisch verbond, en daarmee nota bene als gelijkwaardige partner van Duitsland en Italië wil optreden. Zolang geen der partners zelf wordt aangevallen zijn er overigens, zo wordt in Berlijn verzekerd, geen militaire verplichtingen voor een land als Hongarije, en men kan zelfs beweren dat, àls de Duitsers nu eens goed van vertrouwen waren, het Pakt op zichzelf niet eens zoveel inhield. [Laczkó, 97, Ullein-Revitzky, 67]. Horthy vergoelijkt de Hongaarse toetreding dan ook.
De altijd zeer breedsprakige en zelfvoldane minister van buitenlandse zaken, graaf Csáky gaat echter veel verder, is zelfs trots, en meent dat Hongarije de zeer vooraanstaande rol van primus inter pares kan spelen in de "Nieuwe Orde" in Europa: na de genoemde drie grote landen is Hongarije de vierde ondertekenaar!
Csáky hoort in Wenen van Von Ribbentrop dat de ondertekenaars uitdrukkelijk de volledige vrijheid houden om zèlf te beslissen over de vorm van eventuele bijstand en de samenwerking waartoe ze zich wederzijds hebben verplicht [Gosztony, 85, Ullein-Revitzky, 69, Horthy, 224] en Von Ribbentrop voegt er, om Hongarije te vleien, nog aan toe dat het een bijzondere eer is om als 'eerste land', als vierde macht, erbij te horen. [Ullein-Revitzky, 67].
Het lijkt er dus veel op, dat Hongarije zich tot weinig concreets heeft verplicht maar wèl weer in de Duitse gunst is gestegen. Dit laatste acht men van grote betekenis: Horthy kent de Duitsers en hun bedreigingen immers wel en hij weet dat zij steeds het voor hen zeer gewillige Roemenië vergelijken met Hongarije. Met andere woorden: als Hongarije aarzelt om toe te treden, dan valt Roemenië die bijzondere eer toe! [Horthy, 223].
Hij beseft derhalve ook dat het de Duitsers beslist niet speciaal om Hongarije is begonnen, maar dat zij steeds erop uit zijn om het vaak aarzelende en voorzichtige Hongarije te vergelijken met het meer enthousiaste Roemenië. Toch neemt Hongarije nu [voortaan] deel aan het Nieuwe Europa van de As en deze stap wordt dan ook scherp bekritiseerd door de ‘linkse’ oppositie van Bethlen e.a. “Het is een fatele blunder en het is de eerste stap op weg naar een ruïne”, aldus deze afgevaardigden. [Sakmyster, 250].
Na Hongarije treden ook Bulgarije, Roemenië en Slowakije tot het pakt toe en ze worden hiermee dus satellieten van de As. [Ullein-Revitzky, 68]. Wanneer Teleki eenmaal weer in Hongarije terug is krijgt hij overigens voor het eerst te maken met kritiek uit eigen conservatieve kringen, en ook van de "linkse" oppositie. In een parlementair debat blijkt namelijk dat deze oppositie fel tegen Hongarije's toetreding tot het Driemogend- hedenpakt is. Hongarije heeft, aldus Endre Bajcsy-Zsilinszky, de leider der Kleine Grondbezitters, veel te veel concessies aan Duitsland gedaan en haar neutrale politiek opgegeven en haar lot verbonden met landen wier overwinning lang niet zeker is. Een klein land als Hongarije heeft geen enkele mogelijkheid meer om de eigen belangen te laten gelden, integendeel: Hongarije loopt het gevaar dat haar belangen aan een grotere partner worden opgeofferd…….
Hongarije wint hiermee dus niets, en riskeert alles! Dat is een zeer gevaarlijke weg, aldus ook de mening van de leider van de sociaal-demokraten, Károly Peyer [1881-1956], van Tibor Eckhardt [Kleine Grondbezitter], en van de liberale leider Károly Rassay.
De nog altijd invloedrijke graaf István Bethlen [1874-1947], de vroegere premier, een calvinist en afkomstig uit Zevenburgen, die intussen legitimist -aanhanger van de Habsburgers- is geworden, verzet zich eveneens tegen deze nieuwe koers van Teleki. Graaf Bethlen heeft zich overigens vanwege de Jodenwet van 1938 al uit het openbare leven teruggetrokken. Bethlen vraagt nu aan Csáky of deze hem kan verzekeren dat Hongarije, als het níet zou toetreden, aan ernstiger en onmiddellijk gevaar blootstaat. Als dát zo is, dan zal ik me, aldus Bethlen, pas bij de feiten neerleggen, hoewel hij het er niet mee eens is! [Ullein-Revitzky,70]. Toch moet Bethlen wel toegeven, dat de koers van de regering nog "het beste is van twee kwaden".
De oppositie biedt echter, ondanks haar protesten, geen duidelijk alternatief en Teleki houdt toch het gevoel dat, wanneer hij zich tegen de Duitse wensen verzet, de bezetting van het land voor de deur staat, hoewel hij de wensen van de "linkse" oppositie wel begrijpt. Dat de Hongaarse regering het op korte termijn nog niet echt nodig vindt om aktief op te treden tegen de zgn. linkse oppositie, is in Berlijn natuurlijk ook wel bekend, maar toch heeft Hitler geen reden om over Hongarije ongerust te zijn.
Bovendien moet Teleki ook altijd in de gaten houden dat, naarmate Hongarije achterblijft, Roemenië bij de Duitsers zeer beslist meer in de gunst zal komen en dat Hongarije wellicht Noord-Zevenburgen weer moet afstaan! Men weet in Budapest natuurlijk ook dat Roemenië voor de Duitsers al van essentieel belang is, véél meer dan Hongarije zelf. Csáky kan daarom de stap van de regering in het parlement wel verdedigen: als Hongarije niet was toegetreden, had het de vriendschap van de As verloren. Von Ribbentrop heeft hem in Wenen nog verzekerd, dat Hongarije haar andere verplichtingen gewoon kan uitvoeren. Bovendien denken velen dat Hongarije, door als eerste land toe te treden, een soort bevoorrechte positie zal kunnen innemen. [o.a. Allianz, 73].....
In Hongarije denkt men dus, dat men de relatieve "onafhankelijkheid" in het Europa van de As juist door middel van het Driemogendhedenpakt beter kan handhaven. Door de Hongaarse ondertekening van het Driemogendhedenpakt is er voor Duitsland ook geen reden meer om zich zorgen te maken over de koers van de regering in Budapest, althans zo lijkt het. Hitler verklaart op 20 november 1940 tegenover Teleki en Csáky dan ook: "Hongarije bevindt zich nu definitief aan boord van het schip waar niemand meer kan afstappen" [Nebelin, 153] en in december 1940 wordt, na herhaalde Duitse druk, ook het Poolse gezantschap in Budapest gesloten.
Het doet de Hongaarse premier Teleki dan ook goed dat men hem in Wenen vertelt, dat Duitsland geen steun meer zal geven aan de Pijlkruisers, en dat Hitler ook geen verandering in de Hongaarse binnenlandse politiek meer wenst. [Laczkó, 97]. Men vindt in Berlijn -naar buiten toe-, dat de Hongaarse regering voorlopig wel voldoende betrouwbaar is en er is geen reden meer om op een staatsgreep van de Pijlkruisers in Hongarije aan te sturen. De positie van de regering van graaf Teleki lijkt dus zelfs versterkt en tegen de extreemrechtse oppositie van Hongaarse fascisten en Pijlkruisers kan men, onder andere omdat men zich van Duitse steun aan de regering heeft verzekerd, voortaan krachtiger optreden.
Ook het dekreet van 11 augustus 1940, waarbij in gevallen van hoogverraad, spionage en pogingen tot samenzwering snelrecht kan worden toegepast, dient hiervoor. Men gaat er algemeen van uit dat dit dekreet, zo kort na de plannen van de extreemrechtse Pijlkruisers voor een coup tegen Horthy, alleen bedoeld kan zijn tegen extreemrechts, hoewel er slechts algemene termen worden gebruikt.
Om Duitsland niet uit te dagen wordt het dekreet overigens pas in november 1940 openbaar gemaakt. Nieuwe maatregelen tegen extreemrechts zouden Duitsland er immers van hebben kunnen weerhouden om tegenover Hongarije zo royaal te zijn inzake Transylvanië.
Tegenover extremisten van rechtse massabewegingen in het buitenland wordt de Duitse regering in het algemeen trouwens wel voorzichtiger. Roemenië is wat dit betreft een waarschuwing. Hier begaat de extreemrechtse "IJzeren Garde" openlijk terreurdaden, ze verstoort de openbare orde en maakt het de autoritaire, fascistische regering van Antonescu, waarin ze n.b. zelf is vertegenwoordigd, bijzonder moeilijk. Bovendien denken de leden van de Roemeense "IJzeren Garde" de steun van Hitler te hebben, evenals bijvoorbeeld de Hongaarse Pijlkruisers en Imrédy, en ze rekenen op Duitse steun bij hun staatsgreep op 27 november 1940 in Boekarest maar in januari 1941 distantieert Antonescu zich volledig van de garde, en het komt tot een complete breuk. [Laczkó, 97].
Een Hongaars soldaat neemt afscheid voor het front, 1941
Deze gebeurtenissen in Roemenië hebben ook voor Hongarije gevolgen: de kloof tussen regering en rechts-extreme oppositie wordt nu veel groter en zelfs Imrédy denkt er niet meer over om een verbond met de Pijlkruisers van Szálasi aan te gaan. Aan de Duitse houding is het dus te danken dat de NK-partij verder in het isolement wordt gedrongen en tot maart 1944 blijven de partijen van extreemrechts in Hongarije machteloos. Daarmee krijgt Teleki meer gezag en zelfs de zegen van de nazi’s in Berlijn…...Dit heeft evenwel geen enkel effect op de fanatieke en zelfverzekerde Szálasi. Zijn Pijlkruisers gaan door met het maken van plannen voor bijvoorbeeld een staatsgreep. In het begin van 1941 worden weer honderden al dan niet bekende NK-leden gearresteerd en veroordeeld tot gevangenisstraffen: ze hadden in november 1940 een samenzwering op touw gezet, plannen gemaakt om Horthy te kidnappen en om o.a. de minister van binnenlandse zaken, Keresztes-Fischer, te doden. Ook zijn er meer dan 200 handgranaten gevonden. [Laczkó, 99, Montgomery, 171]………
Toch wordt al in december 1940, drie maanden na de heroprichting, intern in de partij geklaagd over gebrek aan interesse van de leden en over laksheid. Vele leden betalen niet of slecht en er zijn soms maandenlang geen aktiviteiten te melden, nota bene van een partij die bestaat bij de gratie van aktie, beweging, massa's en demonstraties!
Veeleer zijn desintegratie, corruptie, stagnatie en verval de kenmerken van de Hongaarse extreemrechtse partijen. Ze leiden dan ook een marginaal bestaan [Laczkó, 101/102], ondanks het feit dat ze zich presenteren als dè partijen van de toekomst. Het is duidelijk dat ze het zonder aktieve bemoeienis van Duitsland wel nooit zullen redden, ondanks die zogenaamde massale aanhang. In de extreemrechtse pers valt men de buitenlandse politiek van Teleki en Horthy ook niet aan; die is immers conform de wensen van de As. Wel gaat men steeds weer te keer tegen de Joden en tegen de Engelsen en Amerikanen, en voert vulgaire en demagogische propaganda.
Dat de Hongaarse fascisten, nazi's en Pijlkruisers elkaar niet kunnen uitstaan, en dat de radikaal-rechtse Hongaarse politieke leiders elkaar eigenlijk naar het leven staan, is voor de Duitsers voortaan slechts een marginale zaak, een vertoning. In Berlijn kan men zijn schouders erover ophalen en men weet dat men toch meer heeft aan een "betrouwbare" Hongaarse regering.
Szálasi, die excentrieke, bezeten maniak, geldt inderdaad voor velen, ook in Berlijn, als een niet serieus politiek leider, een dwaas, en achter zijn rug om wordt allang gewerkt aan zijn verdwijnen. Door diverse Duitse geheime agenten en Hongaarse collega's, èn door zijn rivalen, wordt in 1940/41 al voortdurend gepraat en onderhandeld om hem te vervangen door bijvoorbeeld Imrédy, maar dat alles is voor de Duitsers onbelangrijk, slechts bijzaak. [Laczko, 106/107]. Extreemrechts ís niet aan de macht in Hongarije. Toch heeft de regering na toetreding van Hongarije tot het Driemogendhedenpakt niet bepaald het gevoel dat Hongarije's toekomst nu verzekerd is.
Integendeel: men voelt zich meer dan ooit ingeklemd tussen fascistische en totalitaire landen, zoals Slowakije, Roemenië en het Duitse Rijk. Hongarije is het enige land in de regio waar nog géén Duitse troepen permanent aanwezig zijn en op verscheidene terreinen laat Teleki nog altijd merken dat Hongarije niet automatisch in de pas wenst te lopen met de politiek van de As. De Hongaarse premier wil bijvoorbeeld nog steeds álles blijven doen om een oorlog met het westen te vermijden……. Zo worden vanaf november 1940 tientallen en later [1941/1942] honderden Franse ex-soldaten in Hongarije opgevangen, en als vluchtelingen [uit Duitse kampen in Oostenrijk en Polen] kunnen ze in dat land blijven. Ook zij hoeven niet bang te zijn dat ze aan de Duitsers worden uitgeleverd.
Integendeel: ze worden zeer goed behandeld. In Balatonboglár worden twee hotels voor hen ingericht en ondanks het feit dat de Hongaarse generale staf, de extreemrechtse oppositie en de Duitsers zware druk op de Hongaarse regering uitoefenen, kunnen ongeveer 800 Fransen ongedeerd in Hongarije verblijven, op wat wordt genoemd "extraterritoriaal gebied" van de Franse legatie in Budapest. Ze kunnen hier nota bene hun Marseillaise blijven zingen en hun Tricolore zien wapperen! De Duitsers zijn hiervan stellig op de hoogte maar het zijn voor hen blijkbaar toch de "Kleinigkeiten". In Berlijn hoeft men zich niet echt zorgen te maken om Hongarije, zeker niet waar het gaat om de grote militaire plannen, die Hitler in december 1940 maakt voor het volgende jaar, 1941. Op 31 december 1940 verklaart Hitler tegenover Mussolini bijvoorbeeld: "Sinds 13 december 1940 zijn er voortdurend Duitse troepen door Hongarije in de richting Roemenië getrokken... en Hongarije en Roemenië hebben beide hun spoorwegnet aan mij ter beschikking gesteld". [Churchill, Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, hoofdstuk IV].
Het personen- en goederenverkeer per spoor in Hongarije wordt omstreeks de kerst in 1940 ook beperkt, om meer spoorlijnen voor Duitse troepentransporten ter beschikking te stellen. [Allianz, 76, Juhász, 180] en Hitler heeft, zoals blijkt, heeft geen énkele reden om te denken dat Hongarije, zelfs al zou het dat willen, zich kan losmaken uit de Duitse 'Interessensphäre'. Bovendien kan hij gemakkelijk van Hongarije weer de territoriale winst van 1938/40 afnemen en op de achtergrond speelt dát alleen voor zeer vele Hongaren een grote rol: Hongarije moet, zo denken velen, met Duitsland verbonden blijven, anders zal Roemenië zeker daarvan profiteren. Alleen immers dankzij Duitsland heeft Hongarije zich kunnen herstellen en kunnen uitbreiden, van in 1938 93.000 km² tot in 1940 160.000 km²! Grote delen van de ooit verloren gebieden zijn "teruggekomen".
Duitsland kan met enig geduld, zo blijkt, veel bereiken in Hongarije. In december 1940 worden in Berlijn in het geheim militaire plannen besproken tussen Hongaren en Duitsers, en men vertrouwt erop, dat in 1941 "de Joegoslavische crisis zal zijn opgelost, en dat het gevaar van de Sovjet-Unie zal zijn geëlimineerd". Daarom moet, zo vindt men in Duitsland, het Hongaarse leger worden versterkt met meer manschappen, meer munitie en meer wapens. [Confidential Papers, 170].
Ook tegenover de buurlanden moet Hongarije, zo vindt men, sterk blijven. De nieuwe grenzen van Hongarije zijn immers allerminst gegarandeerd, de 'vijand' ligt nog steeds op de loer: die zogenaamde bondgenoten, Slowakije en Roemenië, hebben zich helemaal niet neergelegd bij hun territoriale verlies. Daarom biedt ook alleen het vasthouden aan de pro-Duitse koers enige garantie voor Hongarije, zo vinden zeer vele Hongaren.
Men beseft in politieke kringen in Budapest ook wel, dat de Roemenen veel meer het vertrouwen van Hitler genieten dan de Hongaren. De Roemeense leider, maarschalk Antonescu, is, naar men later weet te vertellen, de enige van wie Hitler ooit wel tegenspraak duldt.
In het geheim belooft de Führer zelfs al aan de Roemeense leider dat de oude Roemeense grens van vóór augustus 1940 zal worden hersteld na een gunstige afloop van de oorlog! Roemenië is zoals bekend voor de Duitsers toch veel belangrijker dan Hongarije en vanaf het moment dat Hitler besluit tot een aanvalsoorlog tegen de Sovjet-Unie, op 18 december 1940, staat vast dat Roemenië hierbij een rol aan de zuidflank zal spelen. Pas veel later, in april 1941, wordt Hongarije voor het eerst in de plannen van Hitler genoemd als "Durchmarschgebiet".
Dat de Hongaarse premier Teleki eigenlijk nooit heeft geloofd in een eindoverwinning van het Duitse Rijk, en dat hij nu Hongarije zo lang mogelijk buiten de oorlog wil houden speelt voor Hitler dan ook geen grote rol. Hongarije ligt in verband met de geplande aanval op Rusland nog niet zo centraal en speelt strategisch nog geen rol, bovendien heeft nazi-Duitsland te maken met een niet echt zelfstandige, onafhankelijk opererende Hongaarse regering.
Veel belangrijker dan de persoonlijke gevoelens van een regeringsleider van zo'n satelliet als Hongarije [die die premier toch nooit in het openbaar zal durven en kunnen uiten], is het voor Duitsland gunstige akkoord met Hongarije van 18 januari 1941, waarbij verdere militaire samenwerking wordt geregeld: In Hongarije zullen Duitse militaire voorraden, wapens en munitie, worden opgeslagen, zij het onder Hongaarse bewaking.
Ook de Hongaarse militaire leiding is voor nazi-Duitsland voldoende betrouwbaar. Er vindt immers allang, buiten medeweten van de Hongaarse regering, allerlei vertrouwelijk en geheim overleg plaats tussen de Hongaarse en Duitse militaire leiders. De Duitse stafchef generaal Franz Halder en de Hongaarse stafchef, generaal Henrik Werth [1881-1946], kennen elkaar goed, hebben nauwe contacten en spreken elkaar meer dan Teleki ooit heeft beseft. [Kertesz, 53]. Bovendien zijn de generale staven het volledig en van harte met elkaar eens. Met allerlei gevoeligheden en sentimenten in de Hongaarse binnenlandse politiek behoeven de Duitsers zich niet bezig te houden. Het gaat hun uitsluitend om Hongarije als strategisch en economisch doel.
Het kleine Hongarije kan zich -gezien zijn geografische ligging, zijn economische hechte betrekkingen met het Duitse Rijk, en gezien de Duitse oorlogsstrategie- niet veel veroorloven, en kan zich nooit meer onttrekken aan de Duitse invloedssfeer! "Met een sociale struktuur, buitenlandse betrekkingen en een officiële [conservatieve, nationalistische] mystiek zoals die van Hongarije, kon geen enkel land anders hebben gereageerd op de expansie van Hitler en de daarop volgende wereldoorlog", aldus Pál Ignotus. ["Hungary", London, 1972, pag. 185].
|