|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.1.9 Hongarije in de kwestie Joegoslavië, 1940 - 1941.
Hóe moeilijk het in 1941 voor een land in Centraal-Europa is om zich daadwerkelijk aan de invloed van de As te onttrekken, en welke de dramatische gevolgen zijn, wanneer zo'n land dat tóch probeert, bewijzen de gebeurtenissen in het koninkrijk Joegoslavië, buurland van Hongarije. Naast Hongarije is er nog één land dat nog onafhankelijk, betrekkelijk open en vrij is, namelijk Joegoslavië.
Hoewel ook hier een rechts, autoritair regime aan de macht is, is Joegoslavië toch nog een open venster op de buitenwereld en daarmee op het westen, op de geallieerden. Maar ook op de Balkan dreigt gevaar. Nog vóór de officiële ondertekening van het genoemde Driemogendhedenpakt door Hongarije is immers op de Balkan ook de oorlog uitgebroken. Vanuit het al één jaar eerder bezette Albanië hebben de Italianen, na een ultimatum van 28 oktober 1940, de aanval op Griekenland geopend, en daarmee is opnieuw een land bij de zich steeds uitbreidende oorlog betrokken geraakt. Britse luchtlandingstroepen landen bij Athene op 3 november 1940, en zo voelt men de dreiging van een heel Europa omvattende oorlog steeds meer dichterbij komen.
Misschien is dat voor de Hongaarse premier Teleki de reden geweest om de betrekkingen met Joegoslavië aan te halen. Dat is evenwel niet zeker want het schijnt ook dat Hitler een goede gelegenheid denkt te vinden om, via Hongarije, Joegoslavië nu ook met de As te verbinden. Vanaf het uitbreken van de oorlog in Griekenland op 28 oktober 1940 wil Hitler nu eerst de zaken op de Balkan regelen en de rust in het “Südostraum” herstellen.
Men vermoedt ook wel, in Hongarije althans, dat Teleki de balans van zijn buitenlandse beleid weer in evenwicht heeft willen brengen, en nog iets van z'n zelfstandige politiek heeft willen redden. Bovendien is Joegoslavië misschien tot territoriale concessies te bewegen, nu het alleen, zonder bondgenoten, staat en in Hongarije circuleren uiteraard al plannen voor de wensen, die men ten opzichte van Joegoslavië heeft: alleen het noorden van de Bácska, het gebied ten noorden en ten westen van het voormalige Franz Joseph-kanaal [Ferenc József csatorna], zal worden terugverlangd. [Allianz, 75]. Na alle concessies aan Duitsland wil Teleki, zo zegt men, nu toenadering zoeken tot het enige andere, nog betrekkelijk onafhankelijke land in de regio en hij wil daarmee ook Groot-Brittannië aantonen dat Hongarije nog zelfstandig is en vrij kan handelen. [Sakmyster, 253]. Joegoslavië, “het laatste venster op het westen”, kan enige toenadering immers best gebruiken: na het uiteenvallen van de Kleine Entente, het verbond met Roemenië en Tsjechoslowakije, voelt het zich alleen gelaten.
Maar ook Hongarije voelt zich al enige tijd alleen -terwijl de druk van nazi-Duitsland verder toeneemt- en er worden dan zelfs plannen gemaakt om tot een [door de geallieerden erkende] regering in ballingschap te komen als Hongarije toch ten prooi valt aan Duitse agressie! Het trauma van de afloop van de eerste wereldoorlog blijkt dan toch nog levend, want na die oorlog stond Hongarije ook geheel alleen en had b.v. op de vredesconferentie geen enkele invloed: nooit wil men dus weer meemaken dat de overwinnaars wèl luisteren naar de buren maar niet naar Hongarije!! Teleki, Horthy en enkele adviseurs zoals Bethlen, Kánya en Eckhardt, zijn het er dan [1940] wel over eens: als Duitsland onaanvaardbare eisen stelt aan de Hongaarse regering zal men een regering in ballingschap o.l.v. Bethlen benoemen en met Bartha [de gezant in Londen] als min.v.buitenl. zaken, en het kabinet in Budapest zal zelf aftreden. Tibor Eckhardt lijkt ook een goede woordvoerder van Hongarije in de Verenigde Staten waar hij immers in 1940 een serie lezingen heeft gegeven……. Horthy heeft echter bezwaren omdat hij als kapitein ‘het zinkende schip niet wil verlaten’ en dus nooit het land uit zal willen en een andere meningsverschil openbaart zich nu ook want Teleki wenst b.v. geen verdere gebiedsuitbreiding meer “als gunst van de Duitsers” terwijl dit [het integrale herstel van de grenzen van het historische koninkrijk] voor Horthy nu juist een soort heilig geloof, een uitgangspunt is. Ondanks alle akkoorden zullen ook Slowakije, Noord-Zevenburgen en alle andere vroegere delen van het rijk terug moeten komen, terwijl deze premier in de gaten heeft dat dat alleen kan als Duitsland meewerkt, en dus opnieuw concessies eist en Hongarije nog meer afhankelijk maakt! [Sakmyster, 254, 255]. Van de plannen voor een eventuele Hongaarse exielregering -in Londen b.v. - komt tenslotte dus niets terecht.
Nu heeft men echter primair met een crisis op de Balkan te maken en na het uitbreken van de oorlog op de Balkan [oktober 1940] is alles onzeker geworden. Italië toont dat het nog steeds agressief is hoewel Mussolini militair gesproken voor schut staat, Bulgarije geldt ook als doodsvijand van Joegoslavië wegens de aanspraken op Macedonië, en Roemenië is zeer verzwakt sinds de zomer van 1940……
Hongarije doet echter pas sinds kort vriendelijk tegenover Joegoslavië want óók Joegoslavië behoorde immers tot de landen die na de eerste wereldoorlog Hongaars gebied hebben bezet, de huidige Vojvodina: de Bácska, en het westelijke deel van het Banaat. Toch heeft Horthy altijd wel respekt voor de Serviërs gehad en beschouwt hen als dappere, heldhaftige en open, eerbare strijders, [Sakmyster, 253].
Op Hitlers verzoek zet Hongarije formeel nu evenwel alle claims opzij en al op 3 oktober 1940 laat de Hongaarse regering via haar gezant in Belgrado, Győrgy Bakách-Bessenyey, weten bereid te zijn tot onderhandelingen over alle kwesties tussen beide landen, inclusief de territoriale kwestie. [Allianz, 75/76, Sütő, 51, Juhász, 178].
Toch houdt de regering in Budapest nog wel aanspraken op enkele gebieden, zoals op het noordelijke deel van de Bácska, tot aan het eerder genoemde Franz Joseph-kanaal want men beschouwt de territoriale zaken n.l. wel als een 'kwestie' tussen Joegoslavië en Hongarije. In dit gebied wonen ook veel Hongaren.
Op 10 december vertrekt minister Csáky naar Belgrado en hier wordt na vlotte onderhandelingen al twee dagen later een "Verdrag van permanente Vrede en eeuwige Vriendschap en Samenwerking" tussen de beide min of meer geïsoleerde koninkrijken gesloten; alle kwesties zullen voortaan door overleg worden geregeld en eventuele territoriale Hongaarse claims kunnen later worden besproken. Uit Londen verneemt men zelfs dat het verdrag wordt gezien als een bijdrage tot de stabiliteit in het Donaugebied. [Sakmyster, 253] maar toch wordt dit verdrag al gauw op verschillende manieren uitgelegd!
Teleki stelt het dan wel voor alsof Hongarije weer haar vrijheid tot onderhandelen heeft hernomen, en "als een zelfstandige faktor in de Europese politiek" [Nebelin, 154] een onafhankelijke buitenlandse politiek kan voeren, maar de Hongaarse regering weet ook wel dat Joegoslavië nu tot het 'kamp van de As' behoort en dat Hitler min of meer het laatste venster naar buiten heeft gesloten. Hitler en Ciano hebben ook geen bezwaar tegen de Joegoslavisch-Hongaarse toenadering, getuige de uitkomst van hun beraad op 18 november 1940 [Juhász, 179], en in Wenen geeft Hitler, wanneer Hongarije formeel tot het Driemogendhedenpakt toetreedt, zijn fiat aan de Hongaarse toenadering tot Joegoslavië. [Juhász, idem]. Sinds oktober 1940 is Hongarije in de ogen van Hitler echter niet meer een zelfstandige faktor, maar veeleer is dat land een 'etappe' geworden op weg naar verdere machtsuitbreiding van de Duitse invloedssfeer. [Nebelin, 154].
Dit verdrag met Joegoslavië vormt tevens de laatste zogenaamde 'onafhankelijke' diplomatieke actie van Hongarije. [Ullein-Revitzky, 73], en het Hongaarse publiek juicht al: Hongarije heeft dan toch nog een troefkaart in handen en speelt het spel mee. [idem, 76]. Het Pakt met Joegoslavië betekent het einde van de aktiviteiten van de Hongaarse minister van buitenlandse zaken, graaf István Csáky. Hij wordt in december 1940 ziek en sterft in januari 1941. Hij wordt opgevolgd door László Bárdossy, een beroepsdiplomaat, en in de Hongaarse binnenlandse politiek een onbeschreven blad. Zie deel M. II. Het is echter Hitlers bedoeling óók dat Joegoslavië, nu het zich met een lid van het Driemogendhedenpakt heeft verbonden, zelf wordt 'klaargemaakt' voor dat lidmaatschap, want het kan Duitslands bedoeling niet zijn geweest om de beide landen, los van Berlijn, te laten opereren.
Het verdrag wil tussen Joegoslavië en Hongarije dus "geheel in overeenstemming" zijn "met de vreedzame [!] politiek van de As" in deze regio. Zo denkt men in Belgrado en in Budapest althans Duitsland een beetje te kalmeren. [Ullein-Revitzky, 77]. Deze uitleg van Teleki wordt in Berlijn uiteraard niet gewaardeerd, en men beschouwt dat hier als een onvriendelijke daad tegenover het Duitse Rijk. [Kállay, 62]. De Duitse houding ten opzichte van Hongarije is na december 1940 dan ook verkoeld. Het is wel duidelijk dat nu ook Joegoslavië wordt beschouwd als behorend tot de Duitse invloedssfeer. Italië mag dan eerder wel beloofd hebben dat het de territoriale integriteit en de onafhankelijkheid van Joegoslavië zal beschermen maar na de Italiaanse bezetting van Albanië, sinds de grote Duitse invloed in Roemenië en Bulgarije, en na de Italiaanse inval in Griekenland is het duidelijk dat Joegoslavië niet meer geheel zelfstandig en onafhankelijk is. Bovendien sluiten Italië -dat alleen niet eens tegen de Grieken lijkt te zijn opgewassen- en Duitsland al geheime akkoorden over Duitse steun aan Italië via Joegoslavië. Achteraf is ook bewezen dat Hitler al aan het einde van 1940 heeft besloten tot vernietiging van Joegoslavië als militaire macht en als staat…….
Ook de Hongaarse bedoelingen ten opzichte van Joegoslavië zijn niet helemaal zuiver: Teleki meent dat het Verdrag op termijn namelijk wel de Hongaarse politiek van revisionisme dient omdat de Joegoslaven in een geheim protokol beloofden na de oorlog enkele door Hongaren bewoonde grensgebieden [in de omgeving van Subotica/Szabadka] vrijwillig aan het koninkrijk Hongarije te zullen teruggeven. [Gosztony, 87] maar dat kan Teleki natuurlijk niet openlijk bekend maken! Wel heeft Teleki op 3 maart 1941 al aan de Hongaarse gezant in Londen, Barcza, en die in Washington, Pelényi, in vertrouwelijke brieven meegedeeld dat het voornaamste doel van de Hongaarse regering in deze Europese oorlog is om Hongarije's militaire, materiële en volkskracht tot het einde van de oorlog in stand te houden.
Het gevaar van 'links' en van de nationaliteiten acht hij groot en ook ziet hij dat het prestige van de Sovjet-Unie groter is geworden [Allianz, 79] en dat alles bedreigt natuurlijk het conservatieve, nationalistische establishment in Hongarije! Maar, aldus de Hongaarse premier, dit land moet ongeschonden blijven en zich verre houden van het militaire conflict tussen Duitsland en Groot-Brittannië. Het is n.l. mogelijk dat, hóe de oorlog verder ook zal verlopen, er na de strijd een chaos in Midden-Europa zal ontstaan, precies zoals na de eerste wereldoorlog.
Toen was Hongarije, in 1918/19, weerloos en uitgeput! Datzelfde mag zich, aldus Teleki, nooit herhalen. Hongarije moet dus ongebroken blijven. ”We mogen het vaderland, onze jeugd en ons leger uitsluitend en alleen voor ons zelf op het spel zetten, en voor niemand anders”, aldus Teleki nog op 3 maart en de Hongaarse premier laat in zijn brief ook merken weinig vertrouwen te hebben in een overwinning van de As, en hij wijst eveneens op het dreigende gevaar van Hitler-Duitsland voor Hongarije…….
Even belangrijk is, dat hij blijkbaar, nogal kortzichtig -als Hongaars nationalist- doet alsof Hongarije een soort Zweden of Zwitserland is, en dat hij de oorlog afschildert als een exclusieve strijd voor de nationale belangen, ten bate van de eigen revisionistische politiek, uitsluitend voor het herstel van de oude Hongaarse grenzen.
Voor vrijwel alle Hongaarse politici, die niet gewend zijn om over de Karpaten héén te kijken, is dat inderdaad het geval. Buiten Hongarije legt men er evenwel steeds de nadruk op, dat Hongarije "wèl eet uit de hand van Hitler" en immers alleen aan hém de gebiedsuitbreidingen heeft te danken. In Duitsland is in dit verband door Hitler ook al eens gezegd, in 1938 na de likwidatie van Tsjechoslowakije, waarvan onder andere Hongarije kon meeprofiteren: "Als je mee wilt eten, moet je ook helpen in de keuken". Met andere woorden: Hongarije spant zich militair helemaal niet voldoende in, en wenst nota bene wèl gebiedsuitbreiding! Voor Hitler-Duitsland zijn die specifieke Hongaarse nationale belangen natuurlijk van geen enkel belang want voor Berlijn telt alleen hoe het Hongarije en consorten kan gebruiken en verder kan inschakelen bij de Duitse oorlogsmachinerie, en dat heeft men in Budapest nog niet in de gaten, of wil dat nog niet zien. Het nationalisme is de basis van het buitenlandse beleid van Hongarije gebleven maar dat is in de 19e en de eerste helft der 20e eeuw in Europa eigenlijk niet eens iets bijzonders. Bovendien, een ècht alternatief, een soort ‘betere politiek’ is er voor Hongarije eigenlijk niet! De Hongaarse regering is immers, dat zal duidelijk zijn, niet [meer voldoende] in staat om de druk vanuit Duitsland van zich af te schudden en de legerleiding met name staat weldra klaar om in Joegoslavische zaken in te grijpen, en alles wijst dan op een nieuw militair sukses voor de As en haar bondgenoten en Duitse troepen staan in en vooral dichtbij Hongarije dan ook klaar om Joegoslavië binnen te vallen.
Wát men verder ook van het Eeuwige Vriendschapsverdrag tussen Joegoslavië en Hongarije verwacht, slechts één maand na de officiële afkondiging van het verdrag op 26 februari 1941, ontstaat er in Joegoslavië al een ernstige politieke crisis. Na een Duits ultimatum treedt het land, na maanden van aarzeling, onzekerheid en binnenlandse onenigheid, dan toch maar toe tot het Driemogendhedenpakt, op 25 maart 1941. De regering-Cvetkovic, die dit besluit tekent, heeft echter niet de steun van de Serviërs en als protest tegen het besluit van de regering wordt er al in de nacht van 26 op 27 maart in Belgrado een staatsgreep gepleegd door de Servische, pro-Britse en antifascistische generaal Simovic, maar Hitler is woedend en de Führer van het almachtige Duitse Rijk vat onmiddellijk het plan op om Joegoslavië "zu vernichten", en wel met behulp van de buurlanden, Bulgarije, Hongarije en Italië.
Na de oorlog, in Neurenberg in 1946, wordt duidelijk dat al veel eerder Duitse plannen hebben bestaan om Joegoslavië aan te vallen, om -zoals dat heet- een Russische aanval te voorkomen, en dat bijvoorbeeld Halder en Werth, de Duitse en Hongaarse stafchefs, daarover al in november 1940 hebben overlegd! [Kertész, 53].
Al op 1 november 1940 heeft Sztójay in Berlijn uit betrouwbare bron vernomen dat er Duitse plannen bestaan om eventueel de Italianen -na hun debacle in Griekenland in oktober 1940- te helpen. [Nebelin, 163] en bovendien moet de Balkan als geheel worden beveiligd tegen de Sovjet-Unie, en moet als basis dienen voor een Duitse "preventieve" aanval op Rusland, die door Hitler in december 1940 wordt besloten. [o.a. Kertész, 53].
Mede in verband daarmee wordt de hele winter 1940/41 onderhandeld over leverantie van Duits oorlogsmateriaal aan Hongarije. [Nebelin, 163]. Toch heeft Hitler, naar aanleiding van gesprekken met de Hongaarse minister van defensie Bartha op 29 januari 1941, de indruk gekregen dat alleen militaire leiders in Hongarije overtuigd zijn van een Duitse zege in deze oorlog, en dat alleen zíj bereid zijn om Hongarije aan de oorlog te laten deelnemen, hoewel de Hongaarse regering en ook financiële kringen ertegen zijn. [Nebelin, 164].
Teleki houdt immers nog altijd vast aan zijn overtuiging dat de westerse geallieerden tenslotte -ook na een lange tijd- deze oorlog zullen winnen terwijl Horthy, die nog altijd wèl de voorkeur heeft voor een zege van de Britten, nu meer lijkt te twijfelen en te geloven in een compromisvrede, waarbij Duitsland [na Hitler] toch wel de Russen [‘het bolsjewisme’] kan tegenhouden…[Sakmyster, 253/254]. In elk geval dient Hongarije een soevereine staat te blijven en zal nooit een Duitse basis worden, aldus hopen het staatshoofd en zijn premier.
Deze plannen worden uiteraard in Berlijn met wantrouwen bekeken en daarom stuurt Hitler op 27 maart een ultimatum, een dringende brief, naar Budapest en laat die overhandigen door de gezant in Berlijn, de enthousiaste gen. Sztójay en hij denkt hiermee met name Werth en Bartha, stafchef en de minister van defensie te winnen en hen te helpen. In het Duitse ultimatum staat, dat, hoewel de hoofdaanval op Joegoslavië niet via Hongarije zal plaatsvinden, toch het gros van het Duitse leger Hongarije zal moeten passeren. [Ullein-Revitzky, 89].
Hongarije moet dus medewerking verlenen aan de vernietiging van het land, waarmee het nog slechts enkele weken daarvoor een "eeuwigdurend vriendschapsverdrag" heeft gesloten!
De Duitsers weten intussen overigens wel waarmee ze de Hongaren vooral kunnen paaien: ze hebben, zoals gebruikelijk, een beloning voor de Hongaren in petto: alle gebieden, die Hongarije in 1920 aan Joegoslavië heeft moeten afstaan kan het nu, mits het meewerkt met de Duitse legermacht, terugkrijgen. Berlijn stelt dat uitsluitend een bevestigend antwoord op het ultimatum wordt verlangd, en dat de zaak dringend is!…….
Zo zien Horthy en de Hongaarse regering zich voor een bijzonder zware beslissing, een tragisch dilemma gesteld. [Gosztony, 88, Horthy, 226]. In de betreffende gebieden, Bácska en het westelijk deel van het Banaat, wonen onder andere bijna een half miljoen Hongaren en bovendien heeft dit gebied de eeuwen door bij Hongarije behoord. Moet men die broeders hier in de steek laten? Moet men die aan de Duitsers overlaten?
Kan Teleki het maken om géén gehoor te geven aan de wens van het volk, wanneer het opnieuw om revisie van de grens ten voordele van Hongarije gaat? Kan Hongarije aan de andere kant, nauwelijks vier maanden na het sluiten van het vriendschapsverdrag, nu Joegoslavië aanvallen?
Wat zal Hitler doen als Hongarije haar medewerking weigert? Hij kan -letterlijk: en passant- immers ook Hongarije met gemak bezetten. Wie is er overigens mee gebaat, wanneer Hongarije een dappere houding gaat aannemen en medewerking aan de Duitse plannen weigert? In geen enkel denkbaar geval is Joegoslavië ermee gebaat: Hongarije kan met haar weigering Joegoslavië zeker niet redden! [Ullein-Revitzky, 89/91]. Een beperkte medewerking aan de Duitse akties, alleen ten bate van de vervulling van nationale wensen, lijkt op korte termijn nog het beste.
Het zou trouwens voor de Duitsers een volledige verrassing zijn als Hongarije níet op de Duitse wensen [eisen] zou ingaan, want -óók op 27 maart- heeft Hitler tegen de gezant in Berlijn, Sztójay, gezegd dat wat hem betreft, de Hongaren na de liquidatie van Joegoslavië alle aanspraken op [vroegere Hongaarse] gebieden volledig kunnen bevredigen. Sztójay krijgt ook de opdracht, om onmiddellijk met het ultimatum naar Budapest terug te gaan, en tegen de Rijksbestuurder Horthy te zeggen dat het geraden is dat Hongarije zekere militaire maatregelen neemt.
Soldaten die arbeiders van de [m.n. Joodse!] Arbeidsbataljons bewaken
"De tegenwoordige situatie biedt Hongarije de eenmalige kans om met wapenhulp van het Duitse Rijk revisie van de grenzen door te zetten", aldus Hitler tegen Sztójay! "Door uitzicht op het terugwinnen van het Banaat wordt geprobeerd om Hongarije voor deelneming aan de operaties te winnen", aldus een 'Weisung' van Hitler. [Nebelin, 156]. Zelfs kan Hongarije eventueel weer enige invloed terugkrijgen in Kroatië, dat om taktische redenen zelfstandig zal worden. [Nebelin, 157]. Dat alles moet admiraal Horthy toch wel aanspreken: Hongarije zal dan weer kunnen beschikken over een deel van de Adriatische kust, en Horthy was immers ooit gezagvoerder van de "Keizerlijke en Koninklijke Oostenrijks-Hongaarse vloot" op de Adriatische Zee……..
Op 27 maart brengt Sztójay aan Horthy deze boodschap van Hitler over: "Hitler weet dat het hart van Uwe Excellentie naar de Adriatische Zee trekt, en dat Hongarije een vrije haven aan de zee nodig heeft. De vroegere Hongaarse haven Fiume [tegenwoordig Rijeka] hoort dan wel aan de Italianen, maar Hitler ”zal voor Hongarije alle moeite doen". [Allianz, 77, Nebelin, 157]. Ook Bulgarije en Italië worden op een dergelijke manier in de val gelokt, en verleid om mee te doen met de veldtocht, de Blitzkrieg, tegen Joegoslavië: Bulgarije kan Macedonië bezetten, en Italië kan Montenegro en de Dalmatische kust bezetten: "de oorlog tegen Joegoslavië zal in Italië, Hongarije en Bulgarije zéér populair zijn: deze landen moet men territoriale concessies in het vooruitzicht stellen", aldus heeft Hitler al voorspeld. [Allianz, 77, Nebelin, 156]. In Hongarije zijn, dat is voor de Duitsers duidelijk, de hoge militaire leiders wel te vinden voor medewerking aan de Duitse plannen voor de liquidatie van Joegoslavië want ze hebben er met hun Duitse collega's al eerder over gesproken en men is het toen al eens geworden. Ook Horthy en de nieuwe Hongaarse minister van buitenlandse zaken Bárdossy zullen wel gemakkelijk zijn te overtuigen van de noodzaak om aan Duitse zijde aktief mee te doen tegen Joegoslavië.
Het lokaas, het terugwinnen van de verloren gebieden, ligt immers voor de hand. "Hongarije moet van de gelegenheid gebruik maken en de Bácska, het westelijke Banaat en de andere kleinere gebieden tenminste gedeeltelijk op eigen kracht in bezit nemen, en niet weer op een genadegeschenk van onze machtige bondgenoot wachten", aldus nu zelfs Horthy. [Nebelin, 167] en de Duitsers kunnen in ruil daarvoor Hongarije dan als "Aufmarschgebiet" gebruiken. De meer voorzichtige premier Teleki echter wijst hen er wel op dat men een bondgenoot niet de doodssteek in de rug mag geven want het Vriendschapsverdrag met Joegoslavië blijft voor de premier de basis. Aan Mussolini bericht Teleki zelfs nog dat, mits Italië helpt, Budapest een Duitse doortocht door Hongarije naar Joegoslavië zal verhinderen. Maar Mussolini reageert zoals valt te verwachten. Hij adviseert natuurlijk om aan de Duitse verlangens tegemoet te komen. [Kállay, 55, 62].
Openlijk verzet tegen de Duitse eisen zal, zo denkt men, zéker tot een bezetting van Hongarije leiden. Teleki kan met ander woorden zijn politiek van "gewapende neutraliteit", om Hongarije buiten de oorlog te houden, wel vergeten. De vrijheid van handelen voor kleine landen is, ook voor Hongarije, opgegaan in rook.
Intussen arriveert op 28 maart 1941 de Duitse generaal von Paulus, als de vertegenwoordiger van het Duitse opperbevel, in Budapest, om de militaire aktie tegen Joegoslavië verder voor te bereiden, samen met de Hongaarse generale staf onder leiding van generaal Werth. Men bereikt al gauw, op 30 maart 1941, overeenstemming: Hongarije zal in het kader van haar verplichtingen van het bondgenootschap vijf legercorpsen mobiliseren, en zal aldus Werth, volledige militaire deelneming aan de Duitse veldtocht verlenen. Dit militaire akkoord van 1 april '41 wordt in Budapest, in de Opperste Raad voor de Verdediging evenwel niet helemaal bevestigd.
Opmerkelijk, maar niet nieuw, is, dat generaal Henrik Werth, de chef van de generale staf van Hongarije, het ook nu weer snel eens is met zijn Duitse collega's, die hij al kent, en op eigen houtje handelt. Hij neemt het initiatief, en dwingt de [burger-] regering als het ware om hem te volgen.
Op de dag van Paulus' aankomst in Budapest bedankt Horthy, die onmiddellijk zeer enthousiast heeft gereageerd op de Duitse suggesties, in een brief aan Hitler ook nog zeer hartelijk voor het aanbod van een gezamenlijke Duits-Hongaarse, en Italiaans-Bulgaarse, veldtocht tegen Joegoslavië. "Ik voel", aldus Horthy, "mezelf geheel één met Duitsland. In het verleden stond de Hongaarse natie steeds aan de kant van het Duitse Rijk en deze natie staat daar heden ook nog, in de wetenschap van een lotsverbondenheid". Hij zegt dat Hongarije bereid is om aan de wens van Hitler te voldoen [volgens o.a. de memoires van de latere minister van defensie, Nagybaczoni Nagy, Allianz, 77, Confidential Papers, 171/172].
Ook vermeldt Horthy, dat de territoriale claims van Hongarije ten opzichte van Joegoslavië inderdaad nog bestaan en dat ze erop wachten om te worden vervuld. Bovendien suggereert Horthy een zekere invloed van de Sovjet-Unie op de gebeurtenissen in Joegoslavië en die invloed beschouwt hij natuurlijk als levensgevaarlijk!
Toch vinden de verblufte premier Teleki en minister Bárdossy het [op 27 maart] nog nodig om Horthy te waarschuwen: hij moet zijn houding, z’n enthousiasme en z’n toezeggingen, nog maar eens overwegen met het oog op het vriendschapsverdrag met Joegoslavië: wanneer Hongarije dát verbreekt, zijn de nationale eer en het aanzien van Hongarije in de wereld verloren. [Nebelin, 158].
Horthy lijkt dan wel enigszins onder de indruk te zijn gekomen van Teleki's argumenten, maar toch antwoordt hij op 28 maart de Duitsers, dat er geen twijfel over mogelijk is: Hongarije is bereid tot steun aan het Duitse Rijk. "De Hongaarse natie is onwankelbaar trouw aan het Duitse Rijk", en Horthy verheugt zich ook op het komende militaire overleg met de Duitse militaire vertegenwoordigers in Budapest. De territoriale aanspraken van Hongarije geven voor Horthy de doorslag, ze betekenen voor hem eigenlijk alles en de kansen op revisie van de grens zijn nú immers aktueel! Hongarije verliest volgens Horthy dus haar gezicht, en zal worden vernederd als het nú niets doet. Nú zijn er immers mogelijkheden om verloren gebied terug te krijgen! Hij voelt zich dus geheel en volledig verbonden met het Duitse rijk, en de bestemming van Hongarije en Duitsland is dezelfde; Horthy is ook vastbesloten dat zijn land naast het Duitse Rijk zal staan in onveranderlijke loyaliteit en met zoveel mogelijk kracht. De territoriale aanspraken, waarover Hitler zo vriendelijk was ze te vermelden, bestaan en wachten nu op vervulling, aldus Horthy aan Hitler….
Wel ziet Hongarije af van aanspraken op Kroatië, aldus Sztójay die in Berlijn nog op 28 maart de brief overhandigt en met Hitler overlegt. In Budapest ziet men nu veel meer in een 'soeverein' Kroatië, en men laat dat ook op 31 maart aan de Kroatische leiding weten [Juhász, 183]. Het lijkt n.l. nuttig om de Kroaten, die immers eeuwen lang onder Hongaarse heerschappij hebben geleefd, ervan te overtuigen dat Hongarije hen nu wil vrijlaten in hun keuze. Toch wil Hongarije een eventuele militaire aktie tegen Joegoslavië zo mogelijk nog uitstellen, aldus Sztójay. [Gosztony, 88/89] maar in het Hongaarse kabinet moet nog worden overlegd, en ook in de brief van Horthy staat niets concreets over militair ingrijpen van Hongaarse kant!…. Horthy begroet echter wèl het overleg van beide legercommando’s. [Sakmyster, 256,257].
Bij de Duitsers is er dus, hoewel Hongarije weer [!] enige bezwaren maakt, geen enkele twijfel mogelijk: Hongarije staat in principe pal achter ons! Dat land is bereid om mee te doen aan een oorlog tegen Joegoslavië. Bovendien zijn de stafchef, gen. Werth en ook de Hongaarse gezant gen. Sztójay al in november 1940 ingelicht: er bestaan plannen tegen Joegoslavië, en die dienen als preventieve maatregel, als rugdekking tegen eventuele Sovjetinvloed op de Balkan! Hongarije moet uit eigen belang daaraan deelnemen.
De Hongaarse militaire leiding heeft ook al in oktober 1940 vernomen van geheime Duitse plannen voor een oorlog tegen de Sovjet-Unie [Nebelin, 162] en wat kan een klein land als Hongarije dan nog doen? Het kan zich nog slechts schikken in het lot en bovendien blijken in oorlogstijd de militaire leiders, de officieren, voortdurend veel meer invloed te hebben dan enkele goedwillende burgerpolitici, met name in Hongarije. Militairen handelen, burgers -zoals premier Teleki- aarzelen, wikken en wegen, zo lijkt het wel. Teleki voorziet immers een ramp omdat Hongarije z’n woord van eer verbreekt……. Werth daarentegen begint zelf na de brief van Horthy, die hij uitlegt als volledige steun aan de Duitse plannen, in Budapest met plannen voor de mobilisatie en voor het deelnemen van Hongaarse soldaten bij de aanval en hij is enthousiast om de vuurkracht der soldaten eindelijk weer eens te testen… [Sakmyster, 257].
Op 1 april zal de Hongaarse regering, na het advies van de Opperste Verdedigingsraad [Legfelsőbb Honvédelmi Tanács], die in 1939 is ingesteld, met als leden de militaire leiding en de leden van het kabinet, onder voorzitterschap van de opperbevelhebber, ofwel de regent, adm. Horthy, te hebben gehoord, haar standpunt officieel bekend maken.
Maar Teleki is beslist niet overtuigd en biedt daarom zelfs zijn ontslag aan! Hij is woedend, omdat hij zich verraden voelt: zijn plannen zijn al doorkruist door de legerleiding en hij voelt dat hij niets meer kan doen. Zijn politiek lijkt immers volledig mislukt, hij voelt dat alles om hem heen in elkaar stort [Ullein-Revitzky, 93, Nagy-Talavera, 169], maar de andere ministers bewegen hem om toch te blijven. Teleki ziet zich dan gedwongen om mee te delen, dat de Hongaarse regering van plan is om pas in aktie te komen ná een Duitse inval, en dat Hongaarse soldaten ook onder eigen bevel dienen te staan.
Pas als Joegoslavië als staat uiteen is gevallen bestaat er niet meer de noodzaak om aan het Verdrag van december 1940 vast te houden, want één van de partners bestaat dan niet meer als staat. [o.a. Pamlényi, 514].
Uitdrukkelijk stelt ook de Kroonraad, het hoogste adviescollege van het staatshoofd, op 30 maart vast dat het Hongaarse leger géén operaties kan beginnen zolang de Joegoslavische staat bestaat want men voelt zich dan toch in de eerste plaats gebonden aan het verdrag met Joegoslavië. Hongarije zal ook pas optreden als de 3 à 400.000 Hongaren in de Vojvodina [Bácska, Banaat] worden bedreigd en als er een machtsvakuum in dit -deels dus door Hongaren bewoonde- gebied dreigt te ontstaan. [Allianz, 77]. Zo probeert de premier zich achter formele argumenten te verschuilen en hij wil ook Hitler vragen begrip te hebben [!] voor het feit dat Hongarije niet meer wil doen dan de broeders over de grens beschermen. [Ullein-Revitzky, 91]. Zo maakt de Hongaarse regering toch weer enig voorbehoud en bovendien streeft ze slechts eigen nationale doelstellingen na.
Typisch voor Teleki blijft dat hij ook nú weer wil weten, wat de westelijke reakties zullen zijn. Na het akkoord van 30 maart zijn er immers stemmen te horen, die waarschuwen voor de gevolgen voor de Brits-Hongaarse verhoudingen, en Barcza, de Hongaarse gezant in Londen, zegt tegen minister Bárdossy bijvoorbeeld op 29 maart 1941, dat de Britse regering bij een Duitse aanval op Joegoslavië dat laatste land als bondgenoot zal beschouwen!
Teleki vraagt dan naar de Britse reakties, voor het geval Hongarije wel is gedwongen om de Bácska, waar vele Hongaren wonen, te bezetten om deze minderheid te beschermen. De Britse reaktie laat niet lang op zich wachten.
Op 1 april 1941 wordt vervolgens besloten dat Hongarije wel akkoord gaat met een doortocht van Duitse troepen door Hongarije naar Joegoslavië en alleen onder voorwaarden zal de Hongaarse Honvéd zelf in aktie komen: slechts wanneer Joegoslavië als staat uiteenvalt, of als de 3 à 400.000 Hongaren in het noorden van dat land [in de Bácska] worden bedreigd of als hier een militair-politiek gezagsvacuüm ontstaat. [Juhász, 184, Sütő, 54].
Hongarije stelt zich dus toch nog terughoudend op. De regering staat echter zwaar onder druk, niet alleen van militaire zijde en van Duitse kant, maar ook van de publieke opinie, die natuurlijk nooit zal dulden dat de regering in Budapest werkeloos zal toekijken wanneer het lot van de Hongaren in het vroeger Hongaarse gebied in Joegoslavië wordt bedreigd. Opmerkelijk is de houding van de minister van buitenlandse zaken Bárdossy die wèl zegt dat het ernstige konsekwenties voor Hongarije heeft als de geallieerden deze oorlog winnen, maar die toch niet aandringt op de ‘bevrijding van de broeders’, de Hongaren in het zuiden….[Sakmyster, 258].
Omdat er ook honderdduizenden "Volksduitsers" in dit gebied wonen, evenals in het aangrenzende westelijke, Roemeense, deel van het Banaat [Temesvár/Timisoara en wijde omgeving], en in het zuiden van Zevenburgen [Karlsburg, Kronstadt], voelt men zich in Hongarije zelfs óók nog bedreigd door geruchten en zelfs berichten, over plannen voor de stichting van een groot Duits gebied, met Belgrado als "Reichsfestung".
Er wordt n.l. al vaag gesproken over de stichting van een "Prinz-Eugen-Gau", genoemd naar de Oostenrijkse bevelhebber die ooit dit gebied, o.a. het Banaat, van de Turken bevrijdde, en zo de weg vrijmaakte voor een grootscheepse kolonisatie met o.a. honderdduizenden Duitse [Schwäbische] boeren.
Deze "Prinz-Eugen-Gau" kan zich mogelijk zelfs aansluiten bij het grote Duitse Rijk, en men zegt n.b. dat er plannen bestaan om ook de Hongaarse provincies Tolna ["die Tolnau"] en Baranya ["die Branau"] erbij in te lijven. Kortom: In Budapest is er een reden om aan te nemen dat Hongarije binnenkort geheel zal worden omsingeld, wanneer dit Duitse scenario wordt afgedraaid.... Tijdens het overleg op 1 april blijkt dat ook enkele ministers, zoals Hóman en Bartha niet achter de premier staan, want zij willen [net als de generale staf] al veel verder gaan dan Teleki en min. Bálint Hóman is er al van overtuigd dat óf Duitsland óf Rusland deze oorlog zal winnen en dat voor Hongarije dus geldt dat het dapper aan Duitse kant moet gaan staan! [Sakmyster, 258].
Als laatste spreekt premier Teleki zelf en hij maakt duidelijk dat het nog lang niet zeker is dat de geallieerden níet winnen, want zij zijn immers nog altijd de baas op de wereldzeeën en zij beschikken over enorme hulpbronnen. Hongarije moet dus voorzichtig blijven en ook in de ogen van de wereldopinie correct blijven handelen. Hij is het wel eens met Bárdossy dat er alleen van een beperkte aktie sprake kan zijn, en alleen een paar dagen na een Duitse militaire aktie, en óók alleen onder Hongaars commando. Tenslotte blijkt dat de Opperste Verdedigingsraad verdeeld is gebleven: zeven man stemt voor een beperkte deelname aan militaire akties in Joegoslavië zoals Bárdossy voorstelde en vier man voor een volledige samenwerking en deelname met Duitsland. [Sakmyster, 258/259].
Horthy zal nu als “opperste krijgsheer” de zaak verder behandelen en ondanks zijn eerdere naïviteit en zijn enthousiasme voor de Duitse plannen is hij het toch niet met de minderheid eens en hij is na enig overleg nu meer ontvankelijk voor de traditionele Hongaarse behoedzaamheid en verklaart dat hij geen onrijpe of onbeperkte militaire interventie kan toestaan die het land zal onteren of in de oorlog kan betrekken. De Hongaarse militaire akties zullen worden beperkt tot de bevrijding van vroeger Hongaars gebied en pas komen nádat Joegoslavië is opgehouden te bestaan en Kroatië onafhankelijk is geworden… [Sakmyster, 259].
Toch bevindt premier Teleki zich hiermee in een afschuwelijk dilemma: het parlement is het in meerderheid niet met hem eens, evenmin als het leger en de helft van z’n ministers, zo beseft hij. Is zijn politiek nu definitief mislukt? Zelf voelt hij dat blijkbaar wel zo aan. Nog op dezelfde dag, 2 april, schrijft hij aan zijn vriend, de Hongaarse gezant bij het Vaticaan, baron Gábor Apor: "Deze zaak van Joegoslavië heeft ons in de meest ernstige situatie gebracht, we zullen onze eer verliezen in de ogen van de wereld als we Joegoslavië aanvallen", terwijl Duitse troepen al in grote aantallen in Hongarije komen en de pers laaiend is over de aanstaande bevrijding van ”een deel van het vaderland”.
Maar óók op 2 april verneemt Teleki van Barcza in Budapest: ”Als Duitse troepen via Hongarije Joegoslavië binnenvallen en als U aan een eventuele Duitse aanval op Joegoslavië medewerking verleent, met andere woorden: als Hongarije gaat dienen als operatiebasis voor de Duitsers, betekent dat een teleurstelling, en Groot-Brittannië zal dan onmiddellijk de diplomatieke betrekkingen verbreken. Wanneer het Hongaarse leger zelf een Duitse strijdmacht toestaat op haar grondgebied te blijven en van haar militaire installaties gebruik te maken, of -nog erger- zelf deelneemt aan een aanval, onder welk voorwendsel ook, op Joegoslavië, betekent dat een casus belli voor Groot-Brittannië [o.a. Allianz, 78, Confidential Papers, 174] en de Verenigde Staten van Amerika zullen dezelfde houding aannemen”, zo wordt verzekerd. [Nebelin, 172, Juhász, 177].
Datzelfde heeft ook Eden, de Britse minister van Buitenlandse zaken, in december 1940 laten weten: als Hongarije als basis voor Duitse troepen wordt gebruikt tegen een land dat met Groot-Brittannië is verbonden, zal Londen dat als onvriendelijke daad beschouwen, en de diplomatieke betrekkingen verbreken. Dat is een bittere teleurstelling voor Teleki en het betekent een schok voor hem. Aanvankelijk is hij er nog van overtuigd geweest dat Amerika en Groot-Brittannië voor een beperkte Hongaarse deelname aan deze oorlog wel enig begrip zou bestaan, maar dat blijkt dus niet het geval. Het is dus een keiharde waarheid: het enige dat hij als Hongaars premier ooit uit Londen vernam is de dreiging met oorlog en voor hem staat het vast: Ik, Hongarije, moet kiezen tussen oorlog met de Britten, of bezetting door de Duitsers. Het weigeren van doortocht aan de Duitse troepen zal ongetwijfeld voor Teleki betekenen: het riskeren van een Duitse bezetting!……
Teleki meent ook dat, als Hongarije niet onmiddellijk na de Duitse aanval militair handelend optreedt en de Bácska bezet, de Duitsers dat zelf zullen doen, en 'hun' gebied tot ver in Roemenië zullen uitbreiden. [Nebelin, 172] en er bestaat ook geen enkele buitenlandse [zeg: Britse] steun voor verzet van Hongarije tegen Duitsland en het antwoord uit Londen is voor de Hongaarse premier doorslaggevend. Vanuit Groot-Brittannië is blijkbaar geen enkel begrip meer te verwachten voor het standpunt van de Hongaarse regering. Alle steun is hem, graaf Pál Teleki, ontvallen en dat betekent voor Teleki hopeloze situatie.
Ook de Britse gezant in Budapest, sir Owen St. Clair O' Malley, waarschuwt Horthy op 3 april nog eens: als Hongarije de Duitsers helpt, zal zijn land geen gunst, geen sympathie en genade van een overwinnend Britannië en van de Verenigde Staten van Amerika kunnen verwachten. [Juhász, 185], maar het is voor Teleki te laat; hij pleegt in de nacht van 2 op 3 april 1941, om ongeveer 02.30 uur, zelfmoord en op 3 april 1941 om 07.00 uur vindt men hem dood. Voor zijn land heeft hij geen uitweg meer gezien en de zware verantwoordelijkheid heeft hij persoonlijk op zich genomen. Minister Keresztes-Fischer brengt dit nieuws persoonlijk aan Horthy over en deze is geschokt en diep geëmotioneerd. [Sakmyster, 260] maar toch blijkt Horthy al snel over z’n eerste emoties heen en is somber en bedaard, maar hij voelt nooit de medeverantwoordelijkheid voor het tragische lot van deze vriend en premier! [naar Sakmyster, 260]…….
In een laatste brief aan de regent, Horthy, en in een verklaring, schreef de wanhopige premier o.a. nog: "Uwe Hoogheid! Wij zijn uit lafheid, woordbrekers geworden... in tegenstelling tot het Verdrag van Eeuwige Vriendschap... Het volk voelt het: wij hebben ons aan de kant van de schurken gesteld.
Inderdaad, geen één woord over die zogenaamde wreedheden is waar. Er zijn geen wreedheden begaan tegen de Hongaren en zelfs niet tegen de Duitsers [in de tegenwoordige Vojvodina n.l.], en we hebben de eer van de natie eraan opgeofferd. Lijkenschenders zullen we worden, de meest abominabele natie! Ik heb het voor U niet verzwegen. Ik heb gedaan wat ik kon, ik kan niets meer doen. Ik ben schuldig, ik heb toegestaan dat de eer van de natie teloor ging, maar misschien zal ik door mijn vrijwillige dood mijn natie nog een dienst bewijzen. Getekend: Pál Teleki. [Macartney, I, 489, Nagy-Talavera, 169/170, e.a.] en deze brief van Teleki wordt aan Horthy overhandigd, juist op het moment dat Duitse troepen door Budapest trekken op weg naar het zuiden. [Gosztony, 89].
Het Hongaarse leger heeft namelijk de algemene mobilisatie dan al afgekondigd, Duitse troepen staan al in Hongarije en een oorlog met Groot-Brittannië staat voor de deur.
Toch is de verslagenheid in Hongarije enorm groot en de dood van Teleki dompelt het land in een onvoorstelbare radeloosheid. [Ullein-Revitzky, 95]. Het vertrouwen in de premier was namelijk overweldigend. Ook Horthy zelf heeft Teleki beschouwd als één van de weinigen die hij volledig kon vertrouwen, en hij bewonderde hem zeer, vanwege zijn eerlijkheid, zijn plichtsbesef en zijn wetenschappelijke talenten. Men voelt, dat Teleki het slachtoffer van een gewetensconfict is, dat door de hele natie zo wordt gedeeld. "Het gewetensconflict waarin wij ons bevinden wordt door niets beter aangeduid dan door de zelfmoord van de minister-president", aldus Horthy al op 3 april 1941 in een brief aan Hitler. [Nebelin, 173].
Het verzoek van Horthy aan Hitler om "de Duitse legerleiding de taken van onze [de Hongaarse] troepen zó te laten bepalen dat ze met ons geweten steeds in overeenstemming blijven", [Nebelin, 173] moet voor de geadresseerde[n] evenwel een farce geweest zijn! De overgrote meerderheid van de Hongaarse bevolking heeft een bijna onbeperkt vertrouwen in de politieke bekwaamheid van graaf dr. Pál Teleki gehad en dat vertrouwen leek wel volledig gewettigd na het verdrag met Joegoslavië. [Ullein-Revitzky, 73].
Hoe zal de situatie van het land worden, zo vraagt men zich af, als zelfs een conciëntieus en diep religieus man als Teleki geen andere uitweg dan zelfmoord meer heeft kunnen vinden. [idem]. Met Teleki verliest Hongarije, dat is wel duidelijk, één van de meest belangrijke politici, die veel respekt genoot. Zijn dood betekent voor iedereen een schok, een drama¼¼¼ Zelfs de Britse premier Churchill moet erkennen dat hij zijn eer en die van zijn volk tenslotte heeft bewaard 'to absolve himself and his people from guilt in the German attack on Yougoslavia'. [Kertész, 53] en later geeft zelfs Churchill wel toe: de Hongaarse gezant [Barcza] had gelijk; wij Engelsen zijn schuldig; want in het verleden hebben wij ernstige fouten en verzuimen begaan. Hongarije heeft altijd zijn revisie-eisen staande gehouden en nu, terwijl Hongaarse troepen zich ertoe beperken om alleen díe gebieden te bezetten die vroeger Hongaars waren, is dit menselijk gezien begrijpelijk.
Toch geldt voor Londen vooral, dat Hongarije zal gelden als verslagen vijand, hoewel Groot-Brittannië nog niet de oorlog aan Hongarije verklaart. Hongarije heeft, aldus laat men in Londen weten, een staat aangevallen, waarmee het eerder een Pakt van Eeuwige Vriendschap had gesloten en Hongarije is ook een basis geworden voor militaire operaties tegen de geallieerden, waartoe men nu ook Joegoslavië rekent.
Men maakt later Teleki uiteraard soms ook verwijten: hij heeft fundamentele concessies aan de Duitsers gedaan, en hij heeft nooit laten merken te beseffen dat Hongarije een enorme prijs zou moeten betalen voor de territoriale winst die uit de samenwerking met de Duitsers voortvloeide.
Zijn politiek is dan ook gebouwd geweest op een illusie. Hij heeft ook de kracht van Hongarije zéér overschat, is wellicht overmoedig geweest, en heeft gemeend handig te zijn, evenals een verre voorvader Teleki, die in ongeveer 1700 met de Habsburgers èn de Turken onderhandelde, en op die manier de autonomie van het vorstendom Zevenburgen wist te handhaven! De 20e eeuwse Graaf Pál Teleki is echter geen politicus uit roeping geweest. Bovendien is hij persoonlijk óók -in vertrouwelijke kringen- zéér pessimistisch en uiterst somber geweest omtrent de mogelijkheden van zijn land. Hij heeft -als edelman, intellectueel en professor- geen enkele invloed op de gang van zaken in de hoogste Hongaarse legerleiding gehad en hij wist niet eens wat er bij zijn generale staf, die achter zijn rug om met de Duitsers sprak, omging. [Montgomery, 126/127].
De Hongaarse Generale Staf kan aldus de politieke leiding steeds weer voor een fait accompli stellen: op de beslissende momenten heeft de Hongaarse burgerregering niet meer de keuze. De stafchef van het leger, generaal Werth, had Teleki -en alle andere burgerpolitici- niet zo hoog, en ging zijn eigen gang. [Ullein-Revitzky, 98]. Dat er op het ministerie van buitenlandse zaken in Budapest ook Duitse officieren rondlopen, aan wie "zekere taken door de Generale Staf zijn toevertrouwd", en dat het leger hier ook vrijelijk kan informeren naar alles en iedereen, is Teleki niet eens kwalijk te nemen.
Hij heeft één en ander gesignaleerd, en er zijn misnoegen meer dan eens over uitgesproken, maar veel meer heeft hij niet kunnen doen. Hij wilde het land weer op het rechte pad brengen, maar was daartoe niet in staat. [Confidential Papers, 144/147]. "In zijn dood vonden dus de uitzichtloosheid en zinloosheid van díe politieke richting symbolisch een uitdrukking, die door een reeks binnenlandse en buitenlandse politieke concessies aan het Duitse nazisme en door het doorvoeren van de anti-demokratische en volksvijandige politiek van het systeem van Horthy, de zelfstandigheid van Hongarije hoopte te behouden" [Allianz, 79], zo kan achteraf worden vastgesteld.
Ook een demokratisch Hongarije zou evenwel nooit tegen Hitler zijn opgewassen! Integendeel: zo'n staat zou nog veel eerder door de nazi's zijn opgeruimd à la Tsjechoslowakije. Alleen een exiel-regering had dan uitkomst geboden, ten bate van de eer van het land, maar van zo'n Hongaarse regering in ballingschap in b.v. de Verenigde Staten heeft Teleki nooit iets verwacht. Tegenover de Duitsers is Teleki, en met hem ook b.v. de regent van Hongarije admiraal Horthy, wellicht toch veel te naïef, te welwillend geweest, en heeft gemeend, dat voor Hongarije nog wel iets kon [of in ieder geval: moest] worden gered. Hitler doet zich dan ook, bij gelegenheid, voor als een staatsman, die Hongarije en de revisionistische politiek volledig begrijpt, en die probeert Hongarije te helpen. [Juhász, 184].
Teleki is in dezen lang niet de enige politicus in Europa: vrijwel iedereen heeft geprobeerd om het eigen vaderland te sparen voor de oorlog en vrijwel iedereen is ook vroeg of laat bezweken onder de militaire en economische druk van de Duitsers, of is gevlucht!… Niemand op het hele Europese continent is in 1940/41 immers tegen de brute, totalitaire en militaire macht van de nazi's opgewassen geweest. Fundamenteel verzet tegen Duitsland waagde en wilde Teleki niet, vooral omdat hij ervan overtuigd is, dat op zo'n manier een Duitse bezetting van het land wordt uitgelokt, voor de deur staat. Proberen te redden wat nog gered kan worden, en ook proberen tijd te winnen, dat is de leuze van Teleki, maar ook die van duizenden anderen in heel Europa.
"Nehéz ma igaz uton járni, de lehet" [Vandaag de dag is het moeilijk om de juiste weg te gaan, maar het kàn], aldus staan de woorden van graaf Pál Teleki sinds enige tijd dan wel boven op de Burcht van Buda gebeiteld, maar toch heeft hij tenslotte zelf geen ènkele mogelijkheid meer gezien!….
Een duidelijk en vooral een redelijk alternatief voor de politiek van Teleki is er ook niet geweest, zij het dan: een Duitse bezetting, volledige betrokkenheid bij de oorlog, de ondergang van 700.000 Joden, geen enkele kans op hulp vanuit het buitenland, zeer waarschijnlijk opnieuw annexaties van verloren gebieden door Roemenië en Slowakije [waar al lang een totalitair regime heerst, staten die steeds hebben gedongen naar Duitse gunsten], enz. Wát de Hongaarse leiding ook gedaan zou hebben, het resultaat zou hetzelfde geweest zijn, aldus de Amerikaanse gezant -van juli 1933 tot maart 1941- in Budapest, John Flournoy Montgomery, in 1947 [Gosztony, 90] en graaf Teleki heeft dan tenminste nog de eer aan zichzelf gehouden.
Ook de Britse premier Churchill heeft veel respect voor Teleki gehad, en heeft wel enig begrip laten merken voor de moeilijke, onhoudbare positie waarin hij en zijn land zich bevonden. In een radiorede zegt Churchill o.a.: "Op de komende vredesconferentie moet aan de onderhandelingstafel een stoel vrijgehouden moet worden voor graaf Paul Teleki. Deze lege stoel moet alle aanwezigen er dan op attenderen, dat de Hongaarse natie een minister-president had, die zich opofferde voor de waarachtigheid, waarvoor ook wij strijden", aldus de Britse oorlogspremier.
Maar, helaas, Teleki zelf heeft vanuit Londen slechts een dreigen met verbreken van de betrekkingen, en het dreigen met oorlog gehoord! Juist dát is voor Teleki onverdraaglijk geweest. Vergeleken met alle leiders in de buurlanden is Teleki echter nog buitengewoon terughoudend geweest tegenover nazi-Duitsland, en is vrijwel nooit enthousiast geweest over de Duitse suksessen. Hij heeft in juni 1940 de Duitse leiding echter wel gelukgewenst bij de verovering van Frankrijk, maar dat lijkt toch een incident. Wezenlijk is hij teveel skepticus en hij heeft nooit echt in een Duitse overwinning geloofd. Nog meer terughoudendheid tegenover de nazi's zou naar zijn diepste overtuiging alleen maar hun toch al grote wantrouwen tegenover Hongarije hebben versterkt, met alle gevolgen vandien.
Steeds moet men hierbij ook vaststellen, dat alle Hongaarse politici duidelijk en voortdurend de hete adem in de nek, de fundamentele dreiging hebben gevoeld van de kant van m.n. Roemenië en de Sovjet-Unie en steeds houdt de angst voor Roemenië, en voor de Sovjets op de achtergrond, de politieke leiding van Hongarije bezig.
Bovendien is de grote massa in Hongarije blind voor de gevaren van de politiek van de As voor de onafhankelijkheid van Hongarije. Veel wijder, breder dan de kam van de Karpaten reikt trouwens de 'mental map', de psychische horizon van de Hongaren in het algemeen niet. Er bestaat in Hongarije ook geen eeuwenoude zelfstandige diplomatieke traditie: tot in de twintigste eeuw zat het land immers vast -verankerd- in de Habsburgse Monarchie en van een zelfstandig buitenlands beleid is sinds mensenheugenis al geen sprake meer.
Men kan en móet zich hierbij trouwens afvragen of slimme diplomatie van een klein land midden in Europa opgewassen zou zijn tegen de macht van de nazi's. Er bestaat in Hongarije ook slechts geringe steun voor groepen die tegen Duitsland, in alle opzichten het meest nabije buurland, iets zouden willen ondernemen. [Juhász, 184]. Ook dát is verklaarbaar uit het recente verleden: men heeft dan toch nog té zeer een barre herinnering aan de ijzeren greep van de buurlanden van de Kleine Entente in de jaren '20 en '30 op Hongarije.
Het eeuwige gevoel van de Hongaren als natie alleen te staan wordt zeer zeker ook niet uitgewist door de houding van de [verre en dus veilige] geallieerden: zij lijken toch weinig begrip te hebben voor de dwangpositie, waarin zo'n klein land als Hongarije zich al in het voorjaar van 1941 bevindt en bovendien hebben ze al eerder laten zien dat ze op het Europese continent al lang niet meer, respectievelijk nog lang niet, tot handelen in staat zijn.
|