< Terug

13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog,  1939-1945

13.1.9 Hongarije in de kwestie Joegoslavië, 1940 - 1941.

Hóe moeilijk het in 1941 voor een land in Centraal-Europa is om zich daadwerkelijk aan de invloed van de As te onttrekken, en welke de dramatische gevolgen zijn, wanneer zo'n land dat tóch probeert, bewijzen de gebeurtenissen in het koninkrijk Joegoslavië, buurland van Hongarije. Naast Hongarije is er nog één land dat nog onafhankelijk, betrekkelijk open en vrij is, namelijk Joegoslavië.
Hoewel ook hier een rechts, autoritair regime aan de macht is, is Joegoslavië toch nog een open venster op de buitenwe­reld en daarmee op het westen, op de geallieerden. Maar ook op de Balkan dreigt gevaar. Nog vóór de officiële ondertekening van het genoemde Driemo­gendhedenpakt door Hongarije is immers op de Balkan ook de oorlog uitgebroken. Vanuit het al één jaar eerder bezette Albanië hebben de Itali­anen, na een ultimatum van 28 oktober 1940, de aanval op Grie­kenland geopend, en daarmee is opnieuw een land bij de zich steeds uitbreidende oorlog betrokken geraakt. Britse luchtlan­dingstroepen landen bij Athene op 3 november 1940, en zo voelt men de dreiging van een heel Europa omvat­tende oorlog steeds meer dichterbij komen.
Misschien is dat voor de Hongaarse premier Teleki de reden geweest om de betrekkingen met Joegoslavië aan te halen. Dat is evenwel niet zeker want het schijnt ook dat Hitler een goede gele­gen­heid denkt te vinden om, via Hongarije, Joegoslavië nu ook met de As te verbinden. Vanaf het uitbreken van de oorlog in Griekenland op 28 oktober 1940 wil Hitler nu eerst de zaken op de Balkan regelen en de rust in het “Südostraum” herstellen.
Men vermoedt ook wel, in Hongarije althans, dat Teleki de balans van zijn buiten­landse beleid weer in evenwicht heeft willen bren­gen, en nog iets van z'n zelfstandige politiek heeft willen redden. Boven­dien is Joego­slavië mis­schien tot territoriale concessies te bewegen, nu het alleen, zonder bondgenoten, staat en in Hongarije circu­leren uiteraard al plannen voor de wensen, die men ten opzichte van Joegoslavië heeft: alleen het noorden van de Bácska, het gebied ten noorden en ten westen van het voormali­ge Franz Joseph-kanaal [Ferenc József csatorna], zal worden terug­ver­langd. [Alli­anz, 75]. Na alle concessies aan Duitsland wil Teleki, zo zegt men, nu toenade­ring zoeken tot het enige andere, nog betrekkelijk onafhanke­lijke land in de regio en hij wil daarmee ook Groot-Brittannië aantonen dat Hongarije nog zelfstandig is en vrij kan handelen. [Sakmyster, 253]. Joegosla­vië, “het laatste venster op het westen”, kan enige toena­dering immers best gebruiken: na het uiteenvallen van de Kleine Entente, het verbond met Roeme­nië en Tsjechoslo­wakije, voelt het zich alleen gelaten.

top

Maar ook Hongarije voelt zich al enige tijd alleen -terwijl de druk van nazi-Duitsland verder toeneemt- en er worden dan zelfs plannen gemaakt om tot een [door de geallieerden erkende] regering in ballingschap te komen als Hongarije toch ten prooi valt aan Duitse agressie! Het trauma van de afloop van de eerste wereldoorlog blijkt dan toch nog levend, want na die oorlog stond Hongarije ook geheel alleen en had b.v. op de vredesconferentie  geen enkele invloed: nooit wil men dus weer meemaken dat de overwinnaars wèl luisteren naar de buren maar niet naar Hongarije!! Teleki, Horthy en enkele adviseurs zoals Bethlen, Kánya en Eckhardt, zijn het er dan [1940] wel over eens: als Duitsland onaanvaardbare eisen stelt aan de Hongaarse regering zal men een regering in ballingschap o.l.v. Bethlen benoemen en met Bartha [de gezant in Londen] als min.v.buitenl. zaken, en het kabinet in Budapest zal zelf aftreden. Tibor Eckhardt lijkt ook een goede woordvoerder van Hongarije in de Verenigde Staten waar hij immers in 1940 een serie lezingen heeft gegeven……. Horthy heeft echter bezwaren omdat hij als kapitein ‘het zinkende schip niet wil verlaten’ en dus nooit het land uit zal willen en een andere meningsverschil openbaart zich nu ook want Teleki wenst b.v. geen verdere gebiedsuitbreiding meer “als gunst van de Duitsers” terwijl dit [het integrale herstel van de grenzen van het historische koninkrijk] voor Horthy nu juist een soort heilig geloof, een uitgangspunt is. Ondanks alle akkoorden zullen ook Slowakije, Noord-Zevenburgen en alle andere vroegere delen van het rijk terug moeten komen, terwijl deze premier in de gaten heeft dat dat alleen kan als Duitsland meewerkt, en dus opnieuw concessies eist en Hongarije nog meer afhankelijk maakt! [Sakmyster, 254, 255]. Van de plannen voor een eventuele Hongaarse exielregering -in Londen b.v. - komt tenslotte dus niets terecht.
Nu heeft men echter primair met een crisis op de Balkan te maken en na het uitbre­ken van de oorlog op de Balkan [oktober 1940] is alles onzeker geworden. Italië toont dat het nog steeds agres­sief is hoewel Mussolini mili­tair gespro­ken voor schut staat, Bulga­rije geldt ook als doodsvijand van Joego­slavië wegens de aanspraken op Mace­donië, en Roemenië is zeer ver­zwakt sinds de zomer van 1940…… 
Hongarije doet echter pas sinds kort vriendelijk tegenover Joegosla­vië want óók Joegoslavië behoorde immers tot de landen die na de eerste wereldoorlog Hongaars gebied hebben bezet, de huidige Vojvodina: de Bácska, en het westelijke deel van het Banaat. Toch heeft Horthy altijd wel respekt voor de Serviërs gehad en beschouwt hen als dappere, heldhaftige en open, eerbare strijders, [Sakmyster, 253].
Op Hitlers verzoek zet Hongarije formeel nu evenwel alle claims opzij en al op 3 oktober 1940 laat de Hongaarse rege­ring via haar gezant in Belgrado, Győrgy Bakách-Bessenyey, weten bereid te zijn tot onderhandelingen over alle kwesties tussen beide landen, inclusief de territoriale kwestie. [Alli­anz, 75/76, Sütő, 51, Juhász, 178].
Toch houdt de rege­ring in Buda­pest nog wel aan­spraken op enkele gebieden, zoals op het noordelijke deel van de Bácska, tot aan het eerder genoemde Franz Jo­seph-kanaal want men beschouwt de territoriale zaken n.l. wel als een 'kwestie' tussen Joego­slavië en Honga­rije. In dit gebied wonen ook veel Hongaren.
Op 10 december vertrekt minister Csáky naar Belgrado en hier wordt na vlotte onderhandelingen al twee dagen later een "Verdrag van permanente Vrede en eeuwige Vriend­schap en Samenwerking" tussen de beide min of meer geïsoleerde konink­rijken gesloten; alle kwesties zullen voortaan door overleg worden geregeld en eventuele territoriale Hongaarse claims kunnen later worden besproken. Uit Londen verneemt men zelfs dat het verdrag wordt gezien als een bijdrage tot de stabiliteit in het Donaugebied. [Sakmyster, 253] maar toch wordt dit verdrag al gauw op verschillende manieren uitge­legd!
Teleki stelt het dan wel voor alsof Honga­rije weer haar vrijheid tot onderhandelen heeft hernomen, en "als een zelfstandige faktor in de Europese politiek" [Nebe­lin, 154] een onaf­hanke­lijke buitenlandse politiek kan voeren, maar de Hongaarse regering weet ook wel dat Joego­slavië nu tot het 'kamp van de As' behoort en dat Hitler min of meer het laat­ste venster naar buiten heeft gesloten. Hitler en Ciano hebben ook geen bezwaar tegen de Joegoslavisch-Hongaarse toenade­ring, getuige de uitkomst van hun beraad op 18 november 1940 [Juh­ász, 179], en in Wenen geeft Hitler, wanneer Hongarije formeel tot het Driemogendhedenpakt toetreedt, zijn fiat aan de Hon­gaarse toenadering tot Joego­slavië. [Juhász, idem]. Sinds oktober 1940 is Hongarije in de ogen van Hitler echter niet meer een zelfstandige faktor, maar veeleer is dat land een 'etappe' geworden op weg naar verdere machtsuitbrei­ding van de Duitse invloedssfeer. [Nebelin, 154].
Dit verdrag met Joegoslavië vormt tevens de laatste zogenaam­de 'onaf­hankelijke' diplo­matie­ke actie van Hongarije. [Ullein-Re­vitzky, 73], en het Hon­gaarse publiek juicht al: Honga­rije heeft dan toch nog een troef­kaart in handen en speelt het spel mee. [idem, 76]. Het Pakt met Joegoslavië betekent het einde van de aktivitei­ten van de Hongaarse minister van buitenlandse zaken, graaf István Csáky. Hij wordt in december 1940 ziek en sterft in januari 1941. Hij wordt opgevolgd door László Bárdossy, een beroepsdiplo­maat, en in de Hongaarse binnenlandse politiek een onbeschre­ven blad. Zie deel M. II. ­Het is echter Hitlers bedoeling óók dat Joegoslavië, nu het zich met een lid van het Driemo­gendheden­pakt heeft verbon­den, zelf wordt 'klaarge­maakt' voor dat lidmaatschap, want het kan Duits­lands bedoeling niet zijn geweest om de beide landen, los van Berlijn, te laten opere­ren.

top

Het verdrag wil tussen Joegoslavië en Hongarije dus "ge­heel in overeen­stemming" zijn "met de vreedzame [!] poli­tiek van de As" in deze regio. Zo denkt men in Belgrado en in Budapest althans Duits­land een beetje te kalmeren. [Ullein-Re­vitzky, 77]. Deze uitleg van Teleki wordt in Berlijn uiteraard niet ge­waar­deerd, en men beschouwt dat hier als een onvriende­lijke daad tegenover het Duitse Rijk. [Kállay, 62]. De Duitse hou­ding ten opzichte van Honga­rije is na decem­ber 1940 dan ook ver­koeld. Het is wel duidelijk dat nu ook Joegoslavië wordt be­schouwd als behorend tot de Duitse invloedssfeer. Italië mag dan eerder wel beloofd hebben dat het de territoriale integri­teit en de onafhankelijkheid van Joegoslavië zal beschermen maar na de Itali­aanse bezetting van Albanië, sinds de grote Duitse in­vloed in Roemenië en Bulgarije, en na de Italiaanse inval in Grieken­land is het duidelijk dat Joego­slavië niet meer geheel zelfstandig en onafhankelijk is. Bovendien sluiten Italië -dat alleen niet eens tegen de Grie­ken lijkt te zijn opgewassen- en Duitsland al geheime akkoor­den over Duitse steun aan Italië via Joegoslavië. Achteraf is ook bewezen dat Hitler al aan het einde van 1940 heeft beslo­ten tot vernie­ti­ging van Joegoslavië als militaire macht en als staat…….
Ook de Hongaarse bedoe­lingen ten opzichte van Joego­slavië zijn niet helemaal zuiver: Teleki meent dat het Verdrag op termijn namelijk wel de Hongaarse politiek van revisio­nisme dient omdat de Joegosla­ven in een geheim proto­kol beloofden na de oorlog enkele door Hongaren bewoonde grensge­bieden [in de omgeving van Subotica/Szabadka] vrijwillig aan het konink­rijk Hongarije te zullen teruggeven. [Gosztony, 87] maar dat kan Teleki natuurlijk niet openlijk bekend maken! Wel heeft Teleki op 3 maart 1941 al aan de Hongaarse gezant in Lon­den, Barcza, en die in Washington, Pelényi, in vertrouwe­lijke brie­ven meege­deeld dat het voornaamste doel van de Hongaarse regering in deze Europese oorlog is om Hongarije's militaire, materiële en volkskracht tot het einde van de oorlog in stand te houden.
Het gevaar van 'links' en van de nationali­teiten acht hij groot en ook ziet hij dat het prestige van de Sovjet-Unie groter is geworden [Allianz, 79] en dat alles bedreigt na­tuur­lijk het conservatieve, nationalistische esta­blishment in Honga­rije! Maar, aldus de Hongaarse premier, dit land moet ongeschonden blijven en zich verre houden van het militaire conflict tussen Duitsland en Groot-Brittannië. Het is n.l. mogelijk dat, hóe de oorlog verder ook zal verlopen, er na de strijd een chaos in Midden-Europa zal ontstaan, precies zoals na de eerste wereld­oorlog.
Toen was Hongarij­e, in 1918/19, weer­loos en uitge­put! Dat­zelfde mag zich, aldus Teleki, nooit herha­len. Honga­rije moet dus ongebroken blijven. ”We mogen het vader­land, onze jeugd en ons leger uitsluitend en alleen voor ons zelf op het spel zet­ten, en voor niemand anders”, aldus Teleki nog op 3 maart en de Hongaarse premier laat in zijn brief ook merken weinig ver­trouwen te hebben in een overwinning van de As, en hij wijst eveneens op het dreigende gevaar van Hitler-Duits­land voor Honga­rije…….
Even belangrijk is, dat hij blijk­baar, nogal kort­zich­tig -als Hongaars nationalist- doet alsof Hongarije een soort Zweden of Zwitserland is, en dat hij de oorlog afschildert als een exclusieve strijd voor de nationale belangen, ten bate van de eigen revisi­onistische poli­tiek, uitsluitend voor het herstel van de oude Hon­gaarse grenzen.
Voor vrijwel alle Hongaarse politici, die niet gewend zijn om over de Karpaten héén te kijken, is dat inderdaad het geval. Buiten Hongarije legt men er evenwel steeds de nadruk op, dat Honga­rije "wèl eet uit de hand van Hitler" en immers alleen aan hém de gebiedsuitbreidingen heeft te danken. In Duitsland is in dit verband door Hitler ook al eens ge­zegd, in 1938 na de likwidatie van Tsjechoslowakije, waarvan onder andere Hongarije kon meeprofiteren: "Als je mee wilt eten, moet je ook helpen in de keuken". Met andere woorden: Hongarije spant zich militair helemaal niet voldoende in, en wenst nota bene wèl gebiedsuitbreiding! Voor Hitler-Duitsland zijn die specifieke Hongaarse nationale belangen natuurlijk van geen enkel belang want voor Berlijn telt alleen hoe het Hongarije en consorten kan gebrui­ken en verder kan inscha­kelen bij de Duitse oorlogsmachinerie, en dat heeft men in Budapest nog niet in de gaten, of wil dat nog niet zien. Het nationa­lisme is de basis van het buiten­landse beleid van Hongarije gebleven maar dat is in de 19e en de eerste helft der 20e eeuw in Europa eigenlijk niet eens iets bij­zonders. Bovendien, een ècht alternatief, een soort ‘betere politiek’ is er voor Hongarije eigenlijk niet! De Hongaarse regering is immers, dat zal duidelijk zijn, niet [meer voldoende] in staat om de druk vanuit Duitsland van zich af te schudden en de legerlei­ding met name staat weldra klaar om in Joegosla­vische zaken in te grijpen, en alles wijst dan op een nieuw militair sukses voor de As en haar bondgenoten en Duitse troepen staan in en vooral dichtbij Honga­rije dan ook klaar om Joego­slavië binnen te vallen.

top

Wát men verder ook van het Eeuwige Vriendschapsverdrag tussen Joegoslavië en Hongarije verwacht, slechts één maand na de officiële afkondiging van het verdrag op 26 februari 1941, ont­staat er in Joegoslavië al een ernstige poli­tieke crisis. Na een Duits ultimatum treedt het land, na maanden van aarze­ling, onzekerheid en binnenland­se onenigheid, dan toch maar toe tot het Driemogendhedenpakt, op 25 maart 1941. De regering-Cvetkovic, die dit besluit tekent, heeft echter niet de steun van de Serviërs en als pro­test tegen het besluit van de regering wordt er al in de nacht van 26 op 27 maart in Belgrado een staats­greep ge­pleegd door de Servische, pro-Britse en antifascisti­sche generaal Simovic, maar Hitler is woedend en de Führer van het almachtige Duitse Rijk vat onmiddellijk het plan op om Joegoslavië "zu ver­nich­ten", en wel met behulp van de buurlanden, Bulgarije, Honga­rije en Italië.
Na de oorlog, in Neurenberg in 1946, wordt duide­lijk dat al veel eerder Duitse plannen hebben bestaan om Joegosla­vië aan te vallen, om -zoals dat heet- een Russische aanval te voorko­men, en dat bijvoorbeeld Halder en Werth, de Duitse en Hon­gaarse stafchefs, daarover al in novem­ber 1940 hebben over­legd! [Kerté­sz, 53].
Al op 1 november 1940 heeft Sztó­jay in Berlijn uit be­trouwba­re bron vernomen dat er Duitse plannen bestaan om eventu­eel de Italia­nen -na hun debacle in Grieken­land in oktober 1940- te helpen. [Nebe­lin, 163] en bovendien moet de Balkan als geheel worden bevei­ligd tegen de Sovjet-Unie, en moet als basis dienen voor een Duitse "preven­tie­ve" aanval op Rusland, die door Hitler in decem­ber 1940 wordt besloten. [o.a. Kerté­sz, 53].
Mede in verband daarmee wordt de hele winter 1940/41 onder­han­deld over leve­rantie van Duits oorlogsmateri­aal aan Honga­rije. [Nebelin, 163]. Toch heeft Hitler, naar aanleiding van gesprekken met de Hongaarse minister van defensie Bartha op 29 januari 1941, de indruk gekregen dat alleen militaire leiders in Hongarije overtuigd zijn van een Duitse zege in deze oor­log, en dat alleen zíj bereid zijn om Hongarije aan de oorlog te laten deel­nemen, hoewel de Hongaarse rege­ring en ook financiële kringen ertegen zijn. [Nebelin, 164].
Teleki houdt immers nog altijd vast aan zijn overtuiging dat de westerse geallieerden tenslotte -ook na een lange tijd- deze oorlog zullen winnen terwijl Horthy, die nog altijd wèl de voorkeur heeft voor een zege van de Britten, nu meer lijkt te twijfelen en te geloven in een compromisvrede, waarbij Duitsland [na Hitler] toch wel de Russen [‘het bolsjewisme’] kan tegenhouden…[Sakmyster, 253/254]. In elk geval dient Hongarije een soevereine staat te blijven en zal nooit een Duitse basis worden, aldus hopen het staatshoofd en zijn premier.
Deze plannen worden uiteraard in Berlijn met wantrouwen bekeken en daarom stuurt Hitler op 27 maart een ulti­matum, een dringende brief, naar Budapest en laat die overhandigen door de gezant in Berlijn, de enthousiaste gen. Sztójay en hij denkt hiermee met name Werth en Bartha, stafchef en de minis­ter van defensie te winnen en hen te helpen. In het Duitse ultimatum staat, dat, hoewel de hoofd­aanval op Joego­slavië niet via Hongarije zal plaats­vinden, toch het gros van het Duitse leger Hongarije zal moeten passe­ren. [Ullein-Re­vitzky, 89].
Hongarije moet dus medewerking verlenen aan de vernieti­ging van het land, waarmee het nog slechts enkele weken daar­voor een "eeuwigdurend vriendschaps­verdrag" heeft gesloten!
De Duitsers weten intussen overigens wel waarmee ze de Honga­ren vooral kunnen paaien: ze hebben, zoals gebruike­lijk, een belo­ning voor de Hongaren in petto: alle gebie­den, die Hongarije in 1920 aan Joegoslavië heeft moeten af­staan kan het nu, mits het meewerkt met de Duitse leger­macht, terug­krijgen. Berlijn stelt dat uitsluitend een bevestigend ant­woord op het ultima­tum wordt verlangd, en dat de zaak dringend is!……. 
Zo zien Horthy en de Hongaarse regering zich voor een bijzon­der zware beslissing, een tra­gisch dilemma gesteld. [Gosztony, 88, Horthy, 226]. In de betreffende gebieden, Bácska en het westelijk deel van het Banaat, wonen onder andere bijna een half miljoen Hongaren en bovendien heeft dit gebied de eeuwen door bij Hongarije behoord. Moet men die broeders hier in de steek laten? Moet men die aan de Duit­sers overlaten?
Kan Teleki het maken om géén gehoor te geven aan de wens van het volk, wanneer het opnieuw om revisie van de grens ten voordele van Hongarije gaat? Kan Honga­rije aan de andere kant, nauwe­lijks vier maan­den na het slui­ten van het vriend­schapsverdrag, nu Joego­slavië aan­vallen?
Wat zal Hitler doen als Hongarije haar medewerking weigert? Hij kan -let­ter­lijk: en passant- immers ook Hongarije met gemak bezetten. Wie is er overigens mee gebaat, wanneer Honga­rije een dappere houding gaat aannemen en mede­wer­king aan de Duitse plannen weigert? In geen enkel denkbaar geval is Joego­sla­vië ermee gebaat: Hongarije kan met haar weigering Joego­slavië zeker niet redden! [Ullein-Re­vitzky, 89/91]. Een beperkte medewerking aan de Duitse akties, alleen ten bate van de vervulling van natio­nale wensen, lijkt op korte termijn nog het beste.
Het zou trouwens voor de Duitsers een volledige verrassing zijn als Hongarije níet op de Duitse wensen [eisen] zou in­gaan, want -óók op 27 maart- heeft Hitler tegen de gezant in Berlijn, Sztójay, gezegd dat wat hem betreft, de Hongaren na de liquidatie van Joegoslavië alle aanspraken op [vroegere Hongaarse] gebieden volledig kunnen bevredigen. Sztójay krijgt ook de opdracht, om onmiddellijk met het ultimatum naar Buda­pest terug te gaan, en tegen de Rijksbestuurder Horthy te zeggen dat het geraden is dat Honga­rije zekere militaire maatregelen neemt.

Soldaten die arbeiders van de [m.n. Joodse!] Arbeidsbataljons bewaken

top

"De tegenwoordige situatie biedt Hongarije de eenmalige kans om met wapenhulp van het Duitse Rijk revisie van de grenzen door te zetten", aldus Hitler tegen Sztójay! "Door uitzicht op het terugwinnen van het Banaat wordt gepro­beerd om Hongarije voor deelneming aan de operaties te win­nen", aldus een 'Weisung' van Hit­ler. [Nebe­lin, 156]. Z­elfs kan Hongarije eventueel weer enige invloed terugkrijgen in Kroatië, dat om taktische redenen zelfstandig zal worden. [Nebelin, 157]. Dat alles moet admi­raal Horthy toch wel aanspre­ken: Honga­rije zal dan weer kunnen beschikken over een deel van de Adriati­sche kust, en Horthy was immers ooit gezag­voer­der van de "Keizerlij­ke en Koninklijke Oostenrijks-Hongaarse vloot" op de Adriati­sche Zee……..
Op 27 maart brengt Sz­tójay aan Horthy deze boodschap van Hitler over: "Hitler weet dat het hart van Uwe Excellentie naar de Adriati­sche Zee trekt, en dat Hongarije een vrije haven aan de zee nodig heeft. De vroegere Hongaarse haven Fiume [tegenwoordig Rijeka] hoort dan wel aan de Italia­nen, maar Hitler ”zal voor Hongarije alle moeite doen". [Al­lianz, 77, Nebelin, 157]. ­Ook Bulga­rije en Italië worden op een dergelij­ke manier in de val gelokt, en verleid om mee te doen met de veld­tocht, de Blitz­krieg, tegen Joegoslavië: Bulgarije kan Macedo­nië bezet­ten, en Italië kan Montenegro en de Dalmati­sche kust bezetten: "de oorlog tegen Joegoslavië zal in Italië, Honga­rije en Bulgarije zéér popu­lair zijn: deze landen moet men territoria­le conces­sies in het vooruitzicht stellen", aldus heeft Hitler al voorspeld. [Alli­anz, 77, Nebelin, 156]. In Hongarije zijn, dat is voor de Duitsers duidelijk, de hoge militaire lei­ders wel te vinden voor medewerking aan de Duitse plannen voor de liquidatie van Joegoslavië want ze hebben er met hun Duitse colle­ga's al eerder over gesproken en men is het toen al eens geworden. Ook Horthy en de nieuwe Hongaarse minister van bui­ten­landse zaken Bárdossy zullen wel gemakke­lijk zijn te over­tuigen van de noodzaak om aan Duitse zijde aktief mee te doen tegen Joego­slavië.
Het lokaas, het terug­winnen van de verloren gebieden, ligt immers voor de hand. "Hon­garije moet van de gelegenheid ge­bruik maken en de Bácska, het westelijke Banaat en de andere kleine­re gebieden tenminste gedeeltelijk op eigen kracht in bezit nemen, en niet weer op een genadegeschenk van onze machtige bondgenoot wachten", aldus nu zelfs Horthy. [Nebelin, 167] en de Duit­sers kunnen in ruil daarvoor Hongarije dan als "Auf­marsc­hge­biet" gebruiken. De meer voorzichtige premier Teleki echter wijst hen er wel op dat men een bond­ge­noot niet de doodssteek in de rug mag geven want het Vriendschapsver­drag met Joego­slavië blijft voor de premier de basis. Aan Mussolini bericht Teleki zelfs nog dat, mits Italië helpt, Budapest een Duitse doortocht door Hongarije naar Joegoslavië zal verhinde­ren. Maar Mussolini reageert zoals valt te ver­wachten. Hij advi­seert natuurlijk om aan de Duitse verlangens tegemoet te ko­men. [Kállay, 55, 62].
Openlijk verzet tegen de Duitse eisen zal, zo denkt men, zéker tot een bezetting van Hongarije leiden. Teleki kan met ander woorden zijn poli­tiek van "gewapende neutraliteit", om Hongarije buiten de oorlog te houden, wel vergeten. De vrij­heid van handelen voor kleine landen is, ook voor Hongarij­e, opge­gaan in rook.
Intussen arriveert op 28 maart 1941 de Duitse generaal von Paulus, als de vertegenwoordiger van het Duitse opperbevel, in Budapest, om de militaire aktie tegen Joegoslavië verder voor te berei­den, samen met de Hongaarse generale staf onder lei­ding van generaal Werth. Men bereikt al gauw, op 30 maart 1941, overeenstem­ming: Hongarije zal in het kader van haar verplich­tingen van het bondgenootschap vijf legercorpsen mobili­seren, en zal aldus Werth, volledige militaire deelne­ming aan de Duitse veldtocht verlenen. Dit militaire akkoord van 1 april '41 wordt in Budapest, in de Opper­ste Raad voor de Verdediging evenwel niet helemaal bevestigd.
Opmerkelijk, maar niet nieuw, is, dat generaal Henrik Werth, de chef van de generale staf van Hongarije, het ook nu weer snel eens is met zijn Duitse collega's, die hij al kent, en op eigen houtje handelt. Hij neemt het initiatief, en dwingt de [bur­ger-] rege­ring als het ware om hem te volgen.
Op de dag van Paulus' aankomst in Budapest bedankt Horthy, die onmiddellijk zeer enthousiast heeft gereageerd op de Duitse suggesties, in een brief aan Hitler ook nog zeer harte­lijk voor het aanbod van een geza­menlijke Duits-Hongaarse, en Italiaans-Bul­gaarse, veldtocht tegen Joegosla­vië. "Ik voel", aldus Horthy, "mezelf geheel één met Duitsland. In het verle­den stond de Hongaarse natie steeds aan de kant van het Duitse Rijk en deze natie staat daar heden ook nog, in de wetenschap van een lotsver­bondenheid". Hij zegt dat Hongarije bereid is om aan de wens van Hitler te voldoen [volgens o.a. de memoi­res van de latere minister van defensie, Nagybaczoni Nagy, Al­lianz, 77, Confi­dential Papers, 171/172].
Ook ver­meldt Horthy, dat de terri­to­riale claims van Honga­rije ten op­zichte van Joegoslavië inder­daad nog bestaan en dat ze erop wachten om te worden vervuld. Bovendien suggereert Horthy een zekere invloed van de Sovjet-Unie op de gebeurtenissen in Joegosla­vië en die invloed beschouwt hij natuurlijk als levens­gevaarlijk!
Toch vinden de verblufte premier Teleki en minister Bárdossy het [op 27 maart] nog nodig om Horthy te waarschuwen: hij moet zijn hou­ding, z’n enthousiasme en z’n toezeggingen, nog maar eens overwegen met het oog op het vriend­schaps­verdrag met Joegosla­vië: wan­neer Honga­rije dát verbreekt, zijn de nationa­le eer en het aan­zien van Hongarije in de wereld verlo­ren. [Nebe­lin, 158].

top

Hort­hy lijkt dan wel enigszins onder de indruk te zijn gekomen van Tele­ki's argumenten, maar toch antwoordt hij op 28 maart de Duitsers, dat er geen twijfel over mogelijk is: Hongarije is bereid tot steun aan het Duitse Rijk. "De Hongaarse natie is onwankelbaar trouw aan het Duitse Rijk", en Horthy verheugt zich ook op het komen­de militaire overleg met de Duitse mili­taire vertegen­woordi­gers in Buda­pest. De territoriale aanspra­ken van Honga­rije geven voor Horthy de doorslag, ze beteke­nen voor hem eigenlijk alles en de kansen op revisie van de grens zijn nú immers aktueel! Hongarije verliest volgens Horthy dus haar gezicht, en zal worden vernederd als het nú niets doet. Nú zijn er immers mogelijkheden om verloren gebied terug te krijgen! Hij voelt zich dus geheel en volledig verbonden met het Duitse rijk, en de bestemming van Hongarije en Duitsland is dezelfde; Horthy is ook vastbesloten dat zijn land naast het Duitse Rijk zal staan in onveranderlijke loyaliteit en met zoveel mogelijk kracht. De territoriale aanspraken, waarover Hitler zo vriendelijk was ze te vermelden, bestaan en wachten nu op vervulling, aldus Horthy aan Hitler….
Wel ziet Hongarije af van aanspra­ken op Kroatië, aldus Sztó­jay die in Berlijn nog op 28 maart de brief overhandigt en met Hitler overlegt. In Budapest ziet men nu veel meer in een 'soeve­rein' Kroatië, en men laat dat ook op 31 maart aan de Kroati­sche leiding weten [Juhász, 183]. Het lijkt n.l. nuttig om de Kroaten, die immers eeuwen lang onder Hongaarse heerschappij hebben geleefd, ervan te overtuigen dat Hongarije hen nu wil vrijlaten in hun keuze. Toch wil Honga­rije een even­tu­ele mili­taire aktie tegen Joego­slavië zo moge­lijk nog uit­stel­len, aldus Sztójay. [Gos­ztony, 88/89] maar in het Hongaarse kabinet moet nog worden overlegd, en ook in de brief van Horthy staat niets concreets over militair ingrijpen van Hongaarse kant!…. Horthy begroet echter wèl het overleg van beide legercommando’s.  [Sakmyster, 256,257].
Bij de Duitsers is er dus, hoewel Hongarije weer [!] enige bezwa­ren maakt, geen enkele twijfel mogelijk: Honga­rije staat in principe pal achter ons! Dat land is bereid om mee te doen aan een oorlog tegen Joegoslavië. Bovendien zijn de stafchef, gen. Werth en ook de Hongaarse gezant gen. Sztójay al in november 1940 ingelicht: er be­staan plannen tegen Joegoslavië, en die dienen als preven­tieve maatregel, als rugdekking tegen eventuele Sovjetinvloed op de Balkan! Honga­rije moet uit eigen belang daaraan deelne­men.
De Hongaarse militaire leiding heeft ook al in oktober 1940 verno­men van geheime Duitse plannen voor een oorlog tegen de Sov­jet-Unie [Nebelin, 162] en wat kan een klein land als Hongarije dan nog doen? Het kan zich nog slechts schikken in het lot en boven­dien blijken in oorlogs­tijd de militaire leiders, de officieren, voort­durend veel meer invloed te hebben dan enkele goedwil­lende burger­politici, met name in Hongarije. Militairen hande­len, burgers -zoals premier Teleki- aarzelen, wikken en wegen, zo lijkt het wel. Teleki voorziet immers een ramp omdat Hongarije z’n woord van eer verbreekt……. Werth daarentegen begint zelf na de brief van Horthy, die hij uitlegt als volledige steun aan de Duitse plannen, in Budapest met plannen voor de mobilisatie en voor het deelnemen van Hongaarse soldaten bij de aanval en hij is enthousiast om de vuurkracht der soldaten eindelijk weer eens te testen… [Sakmyster, 257].
Op 1 april zal de Hongaarse regering, na het advies van de Opperste Verdedigingsraad [Legfelsőbb Honvédelmi Tanács], die in 1939 is ingesteld, met als leden de militaire leiding en de leden van het kabinet, onder voor­zit­terschap van de opperbevelhebber, ofwel de re­gent, adm. Hort­hy, te hebben gehoord, haar standpunt officieel bekend maken.
Maar Teleki is beslist niet overtuigd en biedt daarom zelfs zijn ontslag aan! Hij is woe­dend, omdat hij zich verra­den voelt: zijn plannen zijn al door­kruist door de legerlei­ding en hij voelt dat hij niets meer kan doen. Zijn poli­tiek lijkt immers volle­dig mislukt, hij voelt dat alles om hem heen in elkaar stort [Ullein-Re­vitzky, 93, Nagy-Talave­ra, 169], maar de andere­ ministers bewegen hem om toch te blijven. Teleki ziet zich dan gedwongen om mee te delen, dat de Hon­gaarse regering van plan is om pas in aktie te komen ná een Duitse inval, en dat Hongaarse solda­ten ook onder eigen bevel dienen te staan.
Pas als Joego­slavië als staat uiteen is gevallen be­staat er niet meer de noodzaak om aan het Ver­drag van december 1940 vast te houden, want één van de part­ners bestaat dan niet meer als staat. [o.a. Pamlényi, 514].
Uit­druk­kelijk stelt ook de Kroon­raad, het hoogste adviescol­lege van het staatshoofd, op 30 maart vast dat het Hongaarse leger géén opera­ties kan beginnen zolang de Joego­slavische staat be­staat want men voelt zich dan toch in de eerste plaats gebonden aan het verdrag met Joegoslavië. Honga­rije zal ook pas optreden als de 3 à 400.000 Honga­ren in de Vojvodi­na [Bácska, Banaat] worden bedreigd en als er een machtsva­kuum in dit -deels dus door Honga­ren bewoonde- gebied dreigt te ontstaan. [Alli­anz, 77]. Zo probeert de premier zich achter formele argumen­ten te ver­schuilen en hij wil ook Hitler vragen begrip te heb­ben [!] voor het feit dat Hongarije niet meer wil doen dan de broeders over de grens beschermen. [Ullein-Re­vitzky, 91]. Zo maakt de Hongaarse regering toch weer enig voorbehoud en bovendien streeft ze slechts eigen nationale doelstellingen na.

top

Typisch voor Teleki blijft dat hij ook nú weer wil weten, wat de westelijke reak­ties zullen zijn. Na het akkoord van 30 maart zijn er immers stemmen te horen, die waarschuwen voor de gevolgen voor de Brits-Hongaar­se verhou­dingen, en Barcza, de Hongaarse gezant in Londen, zegt tegen minister Bárdossy bijvoor­beeld op 29 maart 1941, dat de Britse regering bij een Duitse aanval op Joegoslavië dat laatste land als bondgenoot zal beschouwen!
Teleki vraagt dan naar de Britse reakties, voor het geval Honga­rije wel is gedwongen om de Bácska, waar vele Honga­ren wonen, te bezet­ten om deze minder­heid te be­schermen. De Britse reaktie laat niet lang op zich wach­ten.
Op 1 april 1941 wordt vervol­gens beslo­ten dat Honga­rije wel akkoord gaat met een door­tocht van Duitse troe­pen door Honga­rije naar Joegosla­vië en alleen onder voor­waarden zal de Hongaarse Honvéd zelf in aktie ko­men: slechts wanneer Joego­sla­vië als staat uiteen­valt, of als de 3 à 400.000 Honga­ren in het noor­den van dat land [in de Bácska] worden bedreigd of als hier een militair-poli­tiek gezagsvacuüm ont­staat. [Juhász, 184, Sütő, 54].
Hongarije stelt zich dus toch nog terug­houdend op. De rege­ring staat echter zwaar onder druk, niet alleen van mili­tai­re zijde en van Duitse kant, maar ook van de publieke opinie, die natuur­lijk nooit zal dulden dat de rege­ring in Budapest werke­loos zal toekijken wanneer het lot van de Hongaren in het vroeger Hongaarse gebied in Joego­slavië wordt bedreigd. Opmerkelijk is de houding van de minister van buitenlandse zaken Bárdossy die wèl zegt dat het ernstige konsekwenties voor Hongarije heeft als de geallieerden deze oorlog winnen, maar die toch niet aandringt op de ‘bevrijding van de broeders’, de Hongaren in het zuiden….[Sakmyster, 258].
Omdat er ook honderdduizenden "Volksduitsers" in dit gebied wonen, evenals in het aangrenzende westelijke, Roemeense, deel van het Banaat [Temesvár/Timisoara en wijde omgeving], en in het zuiden van Zevenburgen [Karlsburg, Kronstadt], voelt men zich in Hongarije zelfs óók nog bedreigd door geruchten en zelfs be­richten, over plannen voor de stich­ting van een groot Duits gebied, met Belgrado als "Reichsfestung".
Er wordt n.l. al vaag ge­spro­ken over de stichting van een "Prinz-Eugen-Gau", ge­noemd naar de Oostenrijk­se bevelhebber die ooit dit gebied, o.a. het Banaat, van de Turken bevrijdde, en zo de weg vrijmaakte voor een groot­scheepse kolonisatie met o.a. hon­derdduizenden Duit­se [Schwä­bische] boeren.
Deze "Prinz-Eugen-Gau" kan zich mogelijk zelfs aansluiten bij het grote Duitse Rijk, en men zegt n.b. dat er plannen be­staan om ook de Hongaarse provincies Tolna ["die Tolnau"] en Baranya ["die Branau"] erbij in te lijven. Kortom: In Budapest is er een reden om aan te nemen dat Hongarije binnenkort geheel zal worden omsin­geld, wanneer dit Duitse scenario wordt afgedraaid.... Tijdens het overleg op 1 april blijkt dat ook enkele ministers, zoals Hóman en Bartha niet achter de premier staan, want zij willen [net als de generale staf] al veel verder gaan dan Teleki en min. Bálint Hóman is er al van overtuigd dat óf Duitsland óf Rusland deze oorlog zal winnen en dat voor Hongarije dus geldt dat het dapper aan Duitse kant moet gaan staan! [Sakmyster, 258].
Als laatste spreekt premier Teleki zelf en hij maakt duidelijk dat het nog lang niet zeker is dat de geallieerden níet winnen, want zij zijn immers nog altijd de baas op de wereldzeeën en zij beschikken over enorme hulpbronnen. Hongarije moet dus voorzichtig blijven en ook in de ogen van de wereldopinie correct blijven handelen. Hij is het wel eens met Bárdossy dat er alleen van een beperkte aktie sprake kan zijn, en alleen een paar dagen na een Duitse militaire aktie, en óók alleen onder Hongaars commando. Tenslotte blijkt dat de Opperste Verdedigingsraad verdeeld is gebleven: zeven man stemt voor een beperkte deelname aan militaire akties in Joegoslavië zoals Bárdossy voorstelde en vier man voor een volledige samenwerking en deelname met Duitsland. [Sakmyster, 258/259].
Horthy zal nu als “opperste krijgsheer” de zaak verder behandelen en ondanks zijn eerdere naïviteit en zijn  enthousiasme voor de Duitse plannen is hij het toch niet met de minderheid eens en hij is na enig overleg nu meer ontvankelijk voor de traditionele Hongaarse behoedzaamheid en verklaart dat hij geen onrijpe of onbeperkte militaire interventie kan toestaan die het land zal onteren of in de oorlog kan betrekken. De Hongaarse militaire akties zullen worden beperkt tot de bevrijding van vroeger Hongaars gebied en pas komen nádat Joegoslavië is opgehouden te bestaan en Kroatië onafhankelijk is geworden… [Sakmyster, 259].
Toch bevindt premier Teleki zich hiermee in een afschuwelijk dilemma: het parlement is het in meerderheid niet met hem eens, evenmin als het leger en de helft van z’n ministers, zo beseft hij. Is zijn politiek nu defini­tief mis­lukt? Zelf voelt hij dat blijk­baar wel zo aan. Nog op dezelfde dag, 2 april, schri­jft hij aan zijn vriend, de Hongaarse gezant bij het Vaticaan, baron Gábor Apor: "Deze zaak van Joegoslavië heeft ons in de meest ernsti­ge situatie gebracht, we zullen onze eer verliezen in de ogen van de wereld als we Joegoslavië aanval­len", terwijl Duitse troepen al in grote aantallen in Hongarije komen en de pers laaiend is over de aanstaande bevrijding van ”een deel van het vaderland”.

top

Maar óók op 2 april verneemt Teleki van Barcza in Budapest: ”Als Duitse troepen via Honga­rije Joego­slavië binnen­vallen en als U aan een even­tuele Duitse aanval op Joego­slavië medewer­king verleent, met andere woorden: als Hongarije gaat dienen als opera­tiebasis voor de Duitsers, bete­kent dat een teleur­stel­ling, en Groot-Brit­tannië zal dan onmid­dellijk de diploma­tie­ke betrekkingen verbreken. Wan­neer het Hon­gaarse leger zelf een Duitse strijdmacht toestaat op haar grond­gebied te blijven en van haar militaire in­stal­laties gebruik te maken, of -nog erger- zelf deelneemt aan een aanval, onder welk voorwendsel ook, op Joegoslavië, bete­kent dat een casus belli voor Groot-Brittan­ni­ë [o.a. Alli­anz, 78, Confi­dential Papers, 174] en de Verenigde Staten van Amerika zullen dezelfde houding aannemen”, zo wordt verzekerd. [Nebelin, 172, Juhász, 177].
Datzelfde heeft ook Eden, de Britse minister van Buiten­landse zaken, in december 1940 laten weten: als Hongarije als basis voor Duitse troepen wordt gebruikt tegen een land dat met Groot-Brittannië is verbonden, zal Londen dat als onvrien­delijke daad beschouwen, en de diplomatieke betrekkin­gen verbreken. Dat is een bittere teleurstel­ling voor Teleki en het bete­kent een schok voor hem. Aanvankelijk is hij er nog van over­tuigd geweest dat Amerika en Groot-Brittannië voor een be­perkte Hongaarse deelname aan deze oorlog wel enig begrip zou bestaan, maar dat blijkt dus niet het geval. Het is dus een keiharde waarheid: het enige dat hij als Hon­gaars premier ooit uit Londen vernam is de dreiging met oor­log en voor hem staat het vast: Ik, Hongarije, moet kiezen tussen oorlog met de Britten, of bezet­ting door de Duitsers. Het weigeren van doortocht aan de Duitse troepen zal ongetwijfeld voor Teleki betekenen: het riskeren van een Duitse bezetting!……
Teleki meent ook dat, als Hongarije niet onmiddellijk na de Duitse aanval militair handelend optreedt en de Bácska bezet, de Duitsers dat zelf zullen doen, en 'hun' gebied tot ver in Roeme­nië zullen uit­breiden. [Nebelin, 172] en er be­staat ook geen enkele buitenlandse [zeg: Britse] steun voor verzet van Honga­rije tegen Duits­land en het antwoord uit Londen is voor de Hongaarse premier doorslaggevend. Vanuit Groot-Brittannië is blijkbaar geen enkel begrip meer te verwachten voor het standpunt van de Hongaarse regering. Alle steun is hem, graaf Pál Teleki, ont­vallen en dat betekent voor Teleki hopeloze situatie.
Ook de Britse gezant in Budapest, sir Owen St. Clair O' Mal­ley, waarschuwt Horthy op 3 april nog eens: als Hongarije de Duitsers helpt, zal zijn land geen gunst, geen sympathie en genade van een overwinnend Britan­nië en van de Verenigde Staten van Amerika kunnen verwachten. [Juhász, 185], maar het is voor Teleki te laat; hij pleegt in de nacht van 2 op 3 april 1941, om onge­veer 02.30 uur, zelfmoord en op 3 april 1941 om 07.00 uur vindt men hem dood. Voor zijn land heeft hij geen uitweg meer gezien en de zware verantwoordelijkheid heeft hij persoonlijk op zich genomen. Minister Keresztes-Fischer brengt dit nieuws persoonlijk aan Horthy over en deze is geschokt en diep geëmotioneerd. [Sakmyster, 260] maar toch blijkt Horthy al snel over z’n eerste emoties heen en is somber en bedaard, maar hij voelt nooit de medeverantwoordelijkheid voor het tragische lot van deze vriend en premier! [naar Sakmyster, 260]…….
In een laatste brief aan de regent, Horthy, en in een verklaring, schreef de wanhopige premier o.a. nog: "Uwe Hoog­heid! Wij zijn uit lafheid, woord­brekers geworden... in tegen­stelling tot het Verdrag van Eeuwige Vriendschap... Het volk voelt het: wij hebben ons aan de kant van de schur­ken ge­steld.
Inderdaad, geen één woord over die zogenaamde wreedhe­den is waar. Er zijn geen wreedheden begaan tegen de Hongaren en zelfs niet tegen de Duitsers [in de tegenwoordige Vojvo­dina n.l.], en we hebben de eer van de natie eraan opgeof­ferd. Lijk­enschen­ders zullen we worden, de meest abomina­bele natie! Ik heb het voor U niet verzwegen. Ik heb gedaan wat ik kon, ik kan niets meer doen. Ik ben schuldig, ik heb toegestaan dat de eer van de natie teloor ging, maar misschien zal ik door mijn vrijwil­lige dood mijn natie nog een dienst bewijzen. Getekend: Pál Teleki. [Macart­ney, I, 489, Nagy-Talavera, 169/1­70, e.a.] en deze brief van Teleki wordt aan Horthy overhandigd, juist op het moment dat Duitse troepen door Budapest trekken op weg naar het zuiden. [Gosztony, 89].
Het Hongaarse leger heeft namelijk de algemene mobilisatie dan al afge­kondigd, Duitse troepen staan al in Hongarije en een oorlog met Groot-Brittannië staat voor de deur.
Toch is de verslagenheid in Hongarije enorm groot en de dood van Teleki dompelt het land in een onvoorstelbare radeloosheid. [Ullein-Revitzky, 95]. Het vertrouwen in de premier was name­lijk overwel­digend. Ook Horthy zelf heeft Teleki be­schouwd als één van de weini­gen die hij volledig kon vertrouwen, en hij bewon­derde hem zeer, vanwege zijn eerlijkheid, zijn plichtsbe­sef en zijn weten­schap­pelijke talenten. Men voelt, dat Teleki het slachtoffer van een gewe­tens­confict is, dat door de hele natie zo wordt ge­deeld. "Het gewetenscon­flict waarin wij ons bevinden wordt door niets beter aangeduid dan door de zelfmoord van de minister-president", aldus Horthy al op 3 april 1941 in een brief aan Hitler. [Nebelin, 173].

top

Het verzoek van Horthy aan Hitler om "de Duitse leger­lei­ding de taken van onze [de Hongaarse] troepen zó te laten bepalen dat ze met ons geweten steeds in overeenstemming blijven", [Nebelin, 173] moet voor de geadresseerde[n] evenwel een farce ge­weest zijn! De over­grote meerder­heid van de Hongaarse bevolking heeft een bijna onbe­perkt vertrou­wen in de politie­ke bekwaam­heid van graaf dr. Pál Teleki gehad en dat vertrouwen leek wel volle­dig gewettigd na het verdrag met Joegoslavië. [Ullein-Re­vitz­ky, 73].
Hoe zal de situatie van het land worden, zo vraagt men zich af, als zelfs een conciën­tieus en diep religieus man als Teleki geen andere uitweg dan zelfmoord meer heeft kunnen vinden. [idem]. Met Teleki verliest Hongarije, dat is wel duidelijk, één van de meest belangrijke politici, die veel respekt genoot. Zijn dood betekent voor iedereen een schok, een drama¼¼¼ Zelfs de Britse premier Churchill moet erkennen dat hij zijn eer en die van zijn volk ten­slotte heeft bewaard 'to absolve himself and his people from guilt in the German attack on Yougoslavi­a'. [Kertész, 53] en later geeft zelfs Churchill wel toe: de Hongaarse gezant [Barcza] had gelijk; wij Engelsen zijn schuldig; want in het verleden hebben wij ernstige fouten en verzuimen begaan. Hongarije heeft altijd zijn revisie-eisen staande gehouden en nu, terwijl Hongaarse troepen zich ertoe beperken om alleen díe gebieden te bezetten die vroeger Hongaars waren, is dit menselijk gezien begrijpelijk.
Toch geldt voor Londen vooral, dat Hongarije zal gelden als verslagen vijand, hoewel Groot-Brittannië nog niet de oorlog aan Hongarije verklaart. Hongarije heeft, aldus laat men in Londen weten, een staat aangevallen, waarmee het eerder een Pakt van Eeuwige Vriendschap had gesloten en Hongarije is ook een basis geworden voor militaire operaties tegen de geal­lieerden, waartoe men nu ook Joegoslavië re­kent.
Men maakt later Teleki uiteraard soms ook verwijten: hij heeft funda­mentele concessies aan de Duitsers gedaan, en hij heeft nooit laten merken te beseffen dat Hongarije een enorme prijs zou moeten betalen voor de territoriale winst die uit de samenwer­king met de Duitsers voortvloeide.
Zijn politiek is dan ook gebouwd geweest op een illusie. Hij heeft ook de kracht van Hongarije zéér overschat, is wellicht overmoedig geweest, en heeft gemeend handig te zijn, evenals een verre voorvader Teleki, die in onge­veer 1700 met de Habs­bur­gers èn de Turken onderhandel­de, en op die manier de auto­nomie van het vorstendom Zevenburgen wist te handha­ven! De 20e eeuwse Graaf Pál Teleki is echter geen politicus uit roeping ge­weest. Bovendien is hij persoonlijk óók -in vertrou­we­lijke kringen- zéér pessimistisch en uiterst somber geweest omtrent de mogelijkhe­den van zijn land. Hij heeft -als edelman, intellectueel en professor- geen enkele in­vloed op de gang van zaken in de hoogste Hon­gaarse legerlei­ding gehad en hij wist niet eens wat er bij zijn gene­ra­le staf, die achter zijn rug om met de Duitsers sprak, omging. [Montgo­me­ry, 126/127].
De Hongaarse Generale Staf kan aldus de politieke leiding steeds weer voor een fait accompli stellen: op de beslissende momenten heeft de Hongaar­se burgerregering niet meer de keuze. De stafchef van het leger, generaal Werth, had Teleki -en alle andere burgerpoli­tici- niet zo hoog, en ging zijn eigen gang. [Ullein-Revitzky, 98]. Dat er op het ministerie van buitenlandse zaken in Buda­pest ook Duitse officieren rondlopen, aan wie "zekere taken door de Generale Staf zijn toevertrouwd", en dat het leger hier ook vrijelijk kan informeren naar alles en iedereen, is Teleki niet eens kwalijk te nemen.
Hij heeft één en ander gesigna­leerd, en er zijn misnoegen meer dan eens over uitge­sproken, maar veel meer heeft hij niet kunnen doen. Hij wilde het land weer op het rechte pad bren­gen, maar was daartoe niet in staat. [Confidential Papers, 144/147]. "In zijn dood vonden dus de uitzichtloosheid en zinloosheid van díe politieke richting symbolisch een uitdrukking, die door een reeks binnenlandse en buitenlandse politieke conces­sies aan het Duitse nazisme en door het doorvoeren van de anti-demokra­ti­sche en volksvijandige politiek van het systeem van Horthy, de zelfstandigheid van Hongarije hoopte te behou­den" [Allianz, 79], zo kan achteraf worden vastgesteld.
Ook een demokratisch Hongarije zou evenwel nooit tegen Hit­ler zijn opgewassen! Integendeel: zo'n staat zou nog veel eerder door de nazi's zijn opgeruimd à la Tsjechoslowakije. Alleen een exiel-rege­ring had dan uit­komst geboden, ten bate van de eer van het land, maar van zo'n Hongaarse regering in balling­schap in b.v. de Ver­enigde Staten heeft Teleki nooit iets verwacht. Tegenover de Duit­sers is Teleki, en met hem ook b.v. de regent van Hongarije admiraal Horthy, wellicht toch veel te naïef, te wel­wil­lend geweest, en heeft ge­meend, dat voor Honga­rije nog wel iets kon [of in ieder geval: moest] worden gered. Hitler doet zich dan ook, bij gelegenheid, voor als een staat­sm­an, die Hongarije en de revi­sionistische politiek volle­dig be­grijpt, en die probeert Hongarije te helpen. [Juhá­sz, 184].

top

Teleki is in dezen lang niet de enige politi­cus in Euro­pa: vrij­wel iedereen heeft geprobeerd om het eigen vader­land te sparen voor de oorlog en vrijwel iedereen is ook vroeg of laat bezweken onder de mili­taire en economi­sche druk van de Duit­sers, of is gevlucht!… Niemand op het hele Europese conti­nent is in 1940­/41 immers tegen de brute, totalitaire en militaire macht van de nazi's opge­wassen geweest. Fundamenteel verzet tegen Duitsland waagde en wilde Teleki niet, vooral omdat hij ervan overtuigd is, dat op zo'n manier een Duitse bezetting van het land wordt uitgelokt, voor de deur staat. Proberen te redden wat nog gered kan worden, en ook proberen tijd te winnen, dat is de leuze van Tele­ki, maar ook die van duizen­den anderen in heel Europa.
"Nehéz ma igaz uton járni, de lehet" [Vandaag de dag is het moeilijk om de juiste weg te gaan, maar het kàn], aldus staan de woorden van graaf Pál Teleki sinds enige tijd dan wel boven op de Burcht van Buda gebei­teld, maar toch heeft hij tenslotte zelf geen ènkele mogelijkheid meer gezien!….
Een duidelijk en vooral een redelijk alternatief voor de politiek van Teleki is er ook niet geweest, zij het dan: een Duitse bezetting, volledige betrok­kenheid bij de oorlog, de ondergang van 700.­000 Joden, geen enkele kans op hulp vanuit het buitenland, zeer waarschijn­lijk opnieuw an­nexaties van verloren gebie­den door Roemenië en Slowa­kije [waar al lang een totali­tair regime heerst, staten die steeds hebben gedongen naar Duitse gunsten], enz. Wát de Hongaarse leiding ook gedaan zou hebben, het resul­taat zou hetzelfde geweest zijn, aldus de Amerikaanse gezant -van juli 1933 tot maart 1941- in Budapest, John Flournoy Montgome­ry, in 1947­ [Go­sztony, 90] en graaf Teleki heeft dan tenmin­ste nog de eer aan zichzelf gehouden.
Ook de Britse premier Churchill heeft veel respect voor Teleki gehad, en heeft wel enig begrip laten merken voor de moei­lijke, onhoudbare posi­tie waarin hij en zijn land zich bevonden. In een radiorede zegt Churchill o.a.: "Op de komen­de vredesconferentie moet aan de onderhandelingstafel een stoel vrij­gehouden moet worden voor graaf Paul Teleki. Deze lege stoel moet alle aanwezigen er dan op attenderen, dat de Hon­gaarse natie een minister-president had, die zich opofferde voor de waarachtigheid, waarvoor ook wij strijden", aldus de Britse oorlogspremier.
Maar, helaas, Teleki zelf heeft vanuit Londen slechts een dreigen met verbreken van de betrekkingen, en het dreigen met oorlog gehoord! Juist dát is voor Teleki onverdraaglijk ge­weest. Vergele­ken met alle leiders in de buur­landen is Teleki echter nog buitengewoon terughou­dend geweest tegen­over nazi-Duits­land, en is vrijwel nooit en­thou­siast geweest over de Duitse sukses­sen. Hij heeft in juni 1940 de Duitse leiding echter wel gelukgewenst bij de verovering van Frank­rijk, maar dat lijkt toch een incident. Wezenlijk is hij teveel skepticus en hij heeft nooit echt in een Duitse overwin­ning geloofd. Nog meer terug­hou­dendheid tegen­over de nazi's zou naar zijn diepste overtuiging alleen maar hun toch al grote wantrou­wen tegenover Hongarije hebben versterkt, met alle gevolgen vandien.
Steeds moet men hierbij ook vast­stellen, dat alle Hongaarse politi­ci duide­lijk en voortdu­rend de hete adem in de nek, de funda­men­tele dreiging hebben gevoeld van de kant van m.n. Roeme­nië en de Sovjet-Unie en steeds houdt de angst voor Roeme­nië, en voor de Sovjets op de achter­grond, de poli­tieke lei­ding van Honga­rije bezig.
Bovendien is de grote massa in Honga­rije blind voor de geva­ren van de politiek van de As voor de onafhankelijkheid van Honga­rije. Veel wijder, breder dan de kam van de Karpaten reikt trouwens de 'mental map', de psychische horizon van de Hongaren in het algemeen niet. Er bestaat in Hongarije ook geen eeuwen­oude zelfstan­dige diploma­tieke traditie: tot in de twintigste eeuw zat het land immers vast -verankerd- in de Habsburgse Monar­chie en van een zelfstandig buitenlands beleid is sinds mensen­heugenis al geen sprake meer.
Men kan en móet zich hierbij trouwens afvragen of slimme diploma­tie van een klein land midden in Europa opgewassen zou zijn tegen de macht van de nazi's. Er bestaat in Hongarije ook slechts geringe steun voor groe­pen die tegen Duitsland, in alle opzichten het meest nabije buurland, iets zouden willen onderne­men. [Juhász, 184]. Ook dát is verklaar­baar uit het recente verleden: men heeft dan toch nog té zeer een barre herin­nering aan de ijze­ren greep van de buurlanden van de Kleine Entente in de jaren '20 en '30 op Hongarij­e.
Het eeuwige gevoel van de Hongaren als natie alleen te staan wordt zeer zeker ook niet uitgewist door de houding van de [verre en dus veilige] ge­allieer­den: zij lijken toch weinig begrip te hebben voor de dwangpo­sitie, waarin zo'n klein land als Hongarije zich al in het voorjaar van 1941 be­vindt en bovendien hebben ze al eerder laten zien dat ze op het Europe­se conti­nent al lang niet meer, respectievelijk nog lang niet, tot hande­len in staat zijn.

top