|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.2.3 Hongarije in oorlog, vanaf eind juni 1941…. maar waarom?
Nog op 27 juni 1941 vallen Hongaarse troepen de Sovjet-Unie binnen. Alle twijfels zijn bij het Hongaarse kabinet en bij Horthy weggenomen door het luchtincident bij Kassa, en nu kan men tegenmaatregelen nemen. Slechts één minister, Ferenc Keresztes-Fischer van binnenlandse zaken, is het met de oorlogsverklaring niet eens, maar ook de ministers van landbouw [Bánffy] en van handel en industrie [Varga] houden hun twijfels, en ze vinden dat éne incident geen oorlog waard. [Sütő, 67]. Belangrijker is echter dat pas achteraf het parlement wordt ingelicht, waardoor nota bene de oorlogsverklaring een onwettig, onconstitutioneel karakter krijgt! Zo kan het parlement alleen nog achteraf sanktie verlenen aan onwettige daden van de premier èn van Horthy zelf! [Gosztony, 95]. Alleen de sociaal-demokraten weigeren hun instemming met de oorlogsverklaring aan de Sovjet-Unie. Protesten van een aantal industrie- en landarbeiders worden in de kiem gesmoord. [Pálóczi-Horváth, 125].
Weliswaar heeft de regering in Budapest dus geen verzoek [of eis] tot een oorlogsverklaring uit Berlijn gekregen, maar het was al duidelijk, dat de Duitsers zo'n gebaar van solidariteit, in de geest van de "Waffenbrüderschaft" toch wel op prijs stellen. Bárdossy gelooft ook zeker in een Duitse overwinning, en voelt zich verplicht om de Duitsers te volgen. Bovendien denkt hij dat de Duitsers nu wel geen verdere eisen aan Hongarije zullen stellen. [Kállay].
Ook Horthy is dankbaar en hij schrijft op 28 juni enthousiast aan Hitler dat "Hongarije vanwege de moorddadige aanvallen op Hongaars grondgebied aan de Sovjet-Unie de oorlog heeft verklaard”. Ik reken, aldus Horthy, mezelf gelukkig dat mijn leger schouder aan schouder naast het glorierijke en overwinnenden Duitse leger kan staan om de gevaarlijke communistische horde uit te roeien en onze cultuur te bewaren". Het doet volgens Horthy de Hongaren een genoegen om de oorlog in te gaan. [Macartney, Oct. II, 30]. ’Wij vertrouwen op een Duitse zege. Hongarije en Europa moeten Hitler eeuwig dankbaar zijn’……...
Nu wordt per 1 juli de a-politieke en wat skeptische generaal Ferenc Szombathelyi [1884-1947], die ook van Duitse [”Zwabische”] afkomst is [zijn familienaam was tot 1934 Knausz], maar onvoorwaardelijk trouw aan Horthy, benoemd tot commandant van de Hongaarse troepen aan het "Oostfront", n.l. 2 gemotoriseerde brigades, een cavalleriebrigade en 10 bataljons. Via de Karpaten vertrekken ze in de zomer van 1941 naar Rusland. Enkele dagen later vertrekt ook generaal Miklós met 3 gemotoriseerde divisies, het zgn. mobiele corps, met 35 à 40.000 man naar de Ukraïne. Samen met het 17e Duitse leger bereikt hij in oktober het Donjetz-bekken. Dit alles is het gevolg van de fatale stap van 27 juni 1941. Toch zit het menig Hongaar dwars dat zijn land niet een echt conflict met de Sovjet-Unie heeft! Alleen uit 'solidariteit' heeft men zich gedwongen gezien deze oorlog te verklaren. De konsekwenties zijn echter nog lang niet te overzien… Zo wordt al op 12 juli 1941 een akkoord tussen de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie gesloten waarin men belooft géén afzonderlijke vrede te sluiten maar integendeel elkaar onderling steun te verlenen. Het ligt dán echter al voor de hand dat Hongarije ook met de Verenigde Staten en met Groot-Brittannië in oorlog zal komen, hoewel de Amerikanen formeel nog geheel buiten de oorlog staan. Dat nota bene, terwijl Hongarije ook met díe landen geen enkel conflict heeft, geen enkele eis kan stellen of iets dergelijks.
Hongarije heeft, zoals al eerder vermeld, in deze oorlog niet eens een doel voor ogen. Slechts de deelneming -uit solidariteit- aan "de internationale kruistocht tegen het bolsjewisme" kan als vaag en algemeen doel worden beschouwd. Merkwaardig is ook de rol van Horthy als opperbevelhebber: hij lijkt n.l. zeer behoedzaam en weinig enthousiast als “opperste krijgsheer” in oorlogstijd en hij verklaart op 29 juni vanuit zijn woonplaats, het stille dorp Kenderes, aan het Hongaarse volk dat de dreiging van een belangrijke omvorming van Europa op komst is en dat die van de burgers vereist om de orde en broederliefde te bewaren.
Toch is Horthy hierna maandenlang stil, teruggetrokken en hij doet geen enkele oproep om het bolsjewisme te verslaan of iets dergelijks. Hij lijkt zich dus ongemakkelijk in z’n nieuwe rol te schikken en het is mogelijk dat hij dán al in toenemende mate spijt heeft dat hij zijn land bij de oorlog betrok. Horthy lijkt ook ongerust over b.v. de Britse houding, b.v. de onvoorwaardelijke steun van Churchill aan Stalin. [Sakmyster, 268, 269].
De Amerikanen en de Engelsen hebben namelijk wèl een vast doel voor ogen. Op 14 augustus 1941 stellen Roosevelt en Churchill een "Atlantic Charter" op waarin duidelijk staat dat men het herstel van de vrijheid voor elk volk opeist en het nazisme wil uitroeien. Dat is een tegenslag voor de As met name omdat de Amerikanen nog niet eens echt bij de oorlog zijn betrokken, en de Verenigde Staten beloven in augustus 1941 ook aan de Sovjet-Unie alle nodige oorlogsmaterieel te leveren.
Kort hierna komt Horthy in augustus 1941 wel met een vriendelijk gebaar naar de nieuwe Amerikaanse gezant in Budapest, Herbert Pell die pas geleden Montgomery was opgevolgd, en die hij persoonlijk naar zijn buitenplaats in Gődőllő uitnodigt. Hier verklaart Horthy nog eens dat hij wel vriendschappelijke gevoelens heeft ten opzichten van de Britten en Amerikanen maar dat hij tegelijk toch ook vol bewondering is voor het organisatietalent van de Duitsers, dat is volgens hem “even superior to that of America”. Hij denkt ook dat de Sovjets, na het verlies van vijf miljoen man, praktisch zijn verslagen “zelfs al hebben de Duitsers -volgens Horthy- niet eens hun beste soldaten en officieren gestuurd”. Hongarije heeft, aldus hoort Pell, ook maar erg weinig mannen naar het front gestuurd, maar het blijkt dat Horthy geen snel einde van de strijd verwacht èn toch hoopt op een compromisvrede, hoewel hij die niet verwacht vanwege de haat die zowel de Britten als de Duitsers hebben. Openhartig zegt Horthy tegen de Amerikaanse gezant ook dat hij persoonlijk de Duitsers als taktloos en humorloos ziet en als ongeschikt om Europa te beheersen, en dat hij met name de Gestapo als gevaarlijk ziet, even erg als de Russische GPU. [Sakmyster, 269,270].
Toch lopen de zaken aan het Oostfront al niet meer zoals men zich dat bijvoorbeeld in Hongarije heeft voorgesteld. De Hongaarse troepen lijden de eerste verliezen maar die zijn de eerste beide maanden niet erg hoog: 1.700 man, van wie 278 doden. Men raakt wel veel wapens en uitrusting kwijt omdat de troepen van de "Koninklijke Hongaarse Honvéd" technisch niet goed zijn voorbereid, maar dit is voor Werth, de overmoedige en eigenzinnige Hongaarse stafchef juist een reden om nog véél meer aktieve deelneming van Hongarije aan de oorlog voor te stellen. Hij vertelt op 5 augustus, zonder verder iemand te raadplegen, aan de Duitse militaire attaché in Budapest dat hij van plan is om de Duitsers véél meer Hongaarse soldaten aan te bieden ten bate van velddiensten en bezetting van gebieden.
Pas twee weken later biedt hij daartoe een memorandum aan de burgerregering, aan Bárdossy, aan en hij zegt erbij dat de Hongaarse regering duidelijk moet maken wat ze wenst: b.v. dat de Slavische en Roemeense minderheden "hergehuisvest" moeten worden, dat de Joden moeten worden gedeporteerd, en welk aandeel van de grondstoffen uit de Sovjet-Unie Hongarije b.v. wil hebben. Bovendien stelt hij voor om de helft van het leger naar het Oostfront te sturen. [Juhász, 199, Sütő, 70]…….. Hij wil dus dat Hongarije spontaan een nieuwe, massale
bijdrage levert aan de oorlogsinspanningen en denkt dat Hongarije alleen door een totale mobilisatie haar doel, het herstel van de 1000-jarige grenzen [en dan ook de deportatie van Joden en andere niet-Mayaren] zal kunnen bereiken……[Sakmyster, 270]. Werth wenst dus eigenlijk dat op termijn het héle Karpatenbekken alleen voor Magyaren die ’rein van ras’ zijn als "Lebensraum" ter beschikking komt. Voor alle anderen moet er dan maar ruimte worden geschapen in het bezette Russische gebied óver de Karpaten. [Nebelin, 227]. Opnieuw blijkt dus dat zelfs een gemagyariseerde Duitser in Hongarije zoals deze generaal zichzelf serieus beschouwt als zgn. volbloed Magyar….. Hij blijkt dus zijn houding [ondanks eerdere waarschuwingen] niet te kunnen en willen veranderen en loopt als militair nog steeds voor de regering uit! Toch kan Werth zich niet alles permitteren.
Op 26 augustus krijgt Horthy een brief van zijn premier waarin die klaagt over Werth die zich weer eens wil mengen in politieke en diplomatieke zaken, en Bárdossy vindt dat onbeschaamd gedrag: de stafchef wil een inbreuk maken op de prerogatieven van de regent en van hemzelf. Horthy moet dus, vindt Bárdossy, een keuze maken: óf Werth ontslaan, óf de premier treedt af. Maar dat is ook nú [net als een jaar geleden met Teleki] moeilijk voor Horthy, want hij gelooft enerzijds dat de voorspelling van Werth dat de Duitsers immers onoverwinnelijk zijn eigenlijk wel klopt terwijl anderszijds ook zíjn geduld met Werth is uitgeput. Daarnaast staat dat Horthy altijd heeft geweigerd om officieren die [net als Werth] efficiënt en competent waren, te ontslaan. Maar dan komt zijn 37-jarige zoon, István Horthy, in wie de regent volledig vertrouwen heeft, hoewel hij a-politiek is, ertussen en die weet z’n vader ervan te overtuigen dat hij aan de eisen van Werth niet moet voldoen.
De stafchef wordt dus eind augustus ontslagen, na een onderhoud met Bárdossy, en hij wordt vervangen door generaal Ferenc Szombathelyi [zie hierboven], de commandant van de Hongaarse troepen aan het Ostfront die eerder, in augustus een uitvoerig onderhoud heeft gehad met Horthy jr. Het bleek István Horthy, die evenals z’n vader eigenlijk een afkeer heeft van de nazi’s en hun Hongaarse imitators, toen al dat gen. Szombathely lang niet overtuigd is van een Duitse overwinning in Rusland en denkt dat de strijd zeer langdurig en bloedig èn totaal onzeker zal zijn. Een totale overwinning zit er voor de Duitsers, aldus Szombathely, niet in, dus kan Hongarije het beste haar eigen krachten bewaren om in staat te zijn aan het einde van de ‘grote’ oorlog klaar te zijn voor de ‘kleine’ oorlog tegen de buurlanden, en zich dan te wreken voor de bezetting van tweederde deel van het land en het ‘vredesdiktaat’ van 1919/20.
Horthy jr., die als ingenieur [na o.a. een jaar werken bij Ford in Detroit, USA!] direkteur is van de Hongaarse Spoorwegen, geen enkele politieke rol ambieert, maar als anti-nazi bekend staat en ook met Joden [rijke Joodse financiers b.v.] omgaat en daarom door de extreem-rechtse pers herhaaldelijk o.a. wordt aangeval- len als ‘jodenvriend’, was van deze redenering zeer onder de indruk en bood toen z’n vader een memo aan en vroeg hem te reageren. Hoewel Horthy dan nog lang niet overtuigd is dat Duitsland de oorlog zal verliezen heeft hij toch volledig vertrouwen in zijn zoon en besluit dan om aan de eisen van Werth géén gehoor te geven. [Sakmyster, 271].
Na het ontslag van de zeer pro-Duitse stafchef spreekt het natuurlijk vanzelf dat de Duitsers uitleg wensen over deze gang van zaken, want z’n opvolger Szombathelyi staat niet bekend als echte vriend van nazi-Duitsland. Prompt ontbieden de Duitsers begin september 1941 dus de Hongaarse leiding: Horthy, Bárdossy en Szombathelyi moeten zich bij Hitler zelf maar eens verantwoorden. Is de hoogste leiding in Hongarije het nog eens? Is Hongarije voor het Duitse Rijk nog betrouwbaar? Hitler zal de Hongaarse leiding ook zeggen wat Duitsland van de Hongaren verlangt.
Demonstratie van de linkse oppositie 15 maart 1942 bij het standbeeld van Petöfi
Eenmaal bij Hitler in de “Wolfsschanze” gearriveerd leggen de Hongaarse leiders er de nadruk op dat Hongarije in zeer korte tijd al grote verliezen op materieel gebied heeft geleden: 50 à 80 % van de uitrusting van de troepen, het Mobiele Corps, is verloren gegaan en dat kan dus niet meer van dienst zijn. De oorlog is blijkbaar nu al tot een fiasco voor de Hongaren geworden, ze willen hun troepen terughalen en zijn niet in staat om verder aan de strijd deel te nemen. Het land zal economisch en militair zeer verzwakken "zodat het niet meer in staat is om de orde in Zuidoost-Europa te handhaven"… De Duitsers gaan op de Hongaarse wens tot terugtrekking uit de oorlog, die nog maar net is begonnen en voor de Duitsers nog goed verloopt, uiteraard niet in, maar na een verhitte diskussue wordt echter toch een compromis gesloten, want Hitler gaat er waarschijnlijk toch vanuit dat de strijd aan het Ostfront toch al zo ongeveer gewonnen is. [Sakmyster, 272].
Ze zullen de uitrusting vervangen maar Hongarije dient dan met méér soldaten te komen! Dat zal ook gebeuren. Er zullen vier nieuwe divisies infanterie worden gestuurd die vooral voor taken achter het front -bewaking en bezetting- in de Ukraïne zullen dienen. Een deel van het Mobiele Corps kan dan naar het land terugkomen. Bovendien proberen de Duitsers Hongarije ook weer te paaien: "te zijner tijd, en dat hangt van externe faktoren af, zal Hongarije het westelijk Banaat [voormalig Joegoslavisch gebied] weer terug krijgen". [Sütő, 73], maar de Duitsers wijzen er echter ook nog eventjes op dat de Roemeense leider Antonescu voor hen wèl betrouwbaar is!……..
Na afloop van het bezoek aan Duitsland zegt Bárdossy, eenmaal terug in Hongarije, alleen dat Hongarije bereid is tot een bloedoffer in deze nieuwe kruistocht, zij aan zij met de Duitsers, in de geest van de wapenbroederschap, maar over de toezeggingen van Hongaarse kant zwijgt hij verder en over de Duitse eisen die de Hongaarse mogelijkheden en wensen nú al verre te boven gaan, praat hij ook niet! [Juhász, 200/201].
In de parlementaire commissie van buitenlandse zaken zegt hij slechts dat het aantal soldaten van Hongaarse kant hetzelfde zal zijn en dus blijft dat van beperkt belang. [Sütő, 72]. Toch trekt Hongarije het zgn. Mobiele Corps van drie divisies onder bevel van generaal Béla Dálnoki Miklós [1890-1948] terug en in de Ukraïne blijven nog twee Hongaarse brigades aktief. Het is dus duidelijk dat de Hongaarse regering zoveel mogelijk het land zélf ongeschonden uit de strijd wil laten komen en níet spontaan de Duitsers één en ander aanbiedt, zoals de andere bondgenoten! Met zo weinig mogelijk soldaten en materieel wil men het proberen te doen maar de Duitsers zullen steeds zèlf met voorstellen en eisen moeten komen! Horthy en de zijnen wensen blijkbaar toch nog iets van de politiek van Teleki te handhaven.
Men wenst er ook niet van uit te gaan dat Hongarije voortdurend moet proberen bij Duitsland in de gunst te komen, en zoveel mogelijk alle wantrouwen in Berlijn moet wegnemen. Daarom moet iemand als Werth, die altijd aan de loyaliteit van zijn eigen, Hongaarse regering, en nooit aan die van de Duitsers twijfelde, verdwijnen. Bovendien ging deze stafchef duidelijk ervan uit dat militairen aan de burgerregering één en ander voorschrijven en ongevraagd adviezen geven! Hongarije zal voortaan dus níet spontaan van alles ten bate van de oorlog aan het Duitse Rijk aanbieden en wellicht of misschien heeft Bárdossy al gevoeld tussen twee vuren te zitten: hij moet rekening houden met de wensen van het publiek in Hongarije [om buiten de oorlog te blijven] èn met de eisen van die totalitaire supermacht waaraan het kleine Hongarije zich onmogelijk meer kan onttrekken, en de premier ziet natuurlijk ook wel in dat een weg terug, uit de Duitse oorlogsmachine, niet mogelijk is. Dus moet Hongarije dan maar de konsekwenties aanvaarden…..
De Duitse leiding hoeft zich in de herfst van 1941 echter ook weer niet zó ongerust over de ontwikkelingen in Hongarije te maken. In dit land bestaan dan weliswaar aarzelingen ten aanzien van de oorlog maar nog veel duidelijker voor het publiek is de agitatie van de extreemrechtse pers, die al maandenlang schreeuwt om radikale maatregelen tegen de “judaeo-communistische” invloed, en Bárdossy wil Hitler maar ook extreem-rechts dan wel als compensatie een beetje tevreden stellen. [naar Sakmyster, 272]. Intussen gaat de oorlog buiten Hongarije 'gewoon' door, en breidt zich zelfs steeds meer uit en Stalin heeft er dan bij Churchill al enkele malen op aangedrongen om óók aan die Duitse satellieten, die tegen de USSR strijden, zoals Hongarije, Roemenië en Finland, de oorlog te verklaren.
Tenslotte is het dan zover: op 29 november 1941, na overleg tussen Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie in Moskou, stuurt Londen een ultimatum aan de Hongaarse regering via de Amerikaanse gezant Herbert C. Pell [sinds maart 1941 in Budapest] waarin wordt gezegd dat Groot-Brittannië de oorlog aan Hongarije zal verklaren, mits Hongarije voor 5 december alle oorlogshandelingen tegen de Sovjet-Unie beëindigt en alle troepen uit de USSR terugtrekt.
Van dit laatste kan, gezien de omstandigheden, uiteraard nog geen sprake zijn. Eind november 1941 is de Hongaarse premier weer eens bij Hitler in Berlijn geweest voor overleg en de Führer prijst dan Hongarije, overigens voor het laatst, nog eens voor de oorlogsinspanningen. Maar de Duitsers eisen nu juist méér Hongaarse manschappen aan het front te zien en Bárdossy gaat daarop dan ook in. Eveneens eisen de Duitsers dat Hongarije haar leveranties aan olie en graan sterk opvoert, want "dát is pas solidariteit", aldus Von Ribbentrop tegenover Bárdossy. [Juhász, 202].
Weliswaar zijn de prestaties van Hongarije op economisch en militair gebied nog steeds zeer bescheiden, vergeleken b.v. bij die van Roemenië, dat 16 divisies aan het Oostfront heeft staan, maar goed. Met de Duitse veldtocht in Rusland gaat het nog steeds min of meer naar wens en de Hongaarse premier geeft aan dat Hongarije zich niet uit de oorlog zal terugtrekken. Al zou het dat willen, dan is dat toch onmogelijk.
Hij zegt in Berlijn ook weer eens dat het gedrag van de buurlanden [Roemenië en Slowakije] Hongarije zeer ergert, maar dat helpt niet veel: de Duitse machthebbers weten intussen wel hoe ze deze soort klachten van hun kliënten moeten behandelen, n.l. door Slowakije en Roemenië gewoon opnieuw tegen Hongarije uit te spelen. [Juhász, 202]. Tegen Duitsland kan en wil men echter in Hongarije niet veel [of: niets] beginnen en bovendien leven zeer velen in Budapest nog steeds met het idee dat het nazisme vanuit Duitsland een véél minder groot gevaar voor het land betekent, dan het bolsjewisme van de Russen en dat is nog verklaarbaar omdat het oorlogsgeweld zich immers mijlenver van de Hongaarse grenzen vandaan voltrekt en omdat men tot dusver geen Duitse bezetting aan den lijve heeft ondervonden. In Hongarije zelf is immers geen sprake van oorlogshandelingen of van iets wat daarop lijkt en zelfs niet van bombardementen, vluchtelingen en kampen. De kwalijke praktijken van de nazi's kent men niet en sommigen hebben alleen daarover vaag iets gehoord.
Vanouds ligt Hongarije bovendien in de Midden-Europese sfeer van Oostenrijk, de Habsburgers, de Duitse cultuur en taal, en men deelt hoe dan ook sinds vele tientallen jaren [zelfs eeuwen!] in de politieke en economische ervaringen van het Duitstalige Oostenrijk. Daarentegen speelt de historische [voor vèruit de meeste Hongaren ook nog zeer slechte, dwaze en bizarre] ervaring van de kortstondige communistische Radenrepubliek van 1919 nog steeds een rol en geen enkele maatschappelijke klasse in Hongarije is overtuigd van de positieve kanten van het communisme.
Men onderschat ook sterk de kracht van de Geallieerden, de nieuwe gelegenheidscoalitie van Russen, Britten en Amerikanen tegenover de As en men denkt in regeringskringen in Budapest nog steeds dat vroeg of laat het westen z'n politiek van samenwerking met Stalin om Hitler te verslaan wel zal opgeven. [Sütő, 75].
Ook Bárdossy beschouwt dus de alliantie van de Britten, de Amerikanen en de Russen als tijdelijk en hij denkt ook dat, als Hongarije verder niets tegen het westen onderneemt, men Hongarije wel zal sparen. Hij legt aan de Amerikaanse gezant Pell ook uit dat z'n land "slechts een uitsluitend defensieve [!] oorlog tegen het bolsjewisme voert", dat Hongarije al troepen uit Rusland heeft teruggetrokken en voor een verdere terugtrekking z'n best doet, en dat de situatie voor Hongarije zeer moeilijk is. [Ullein-Revitzky, 110/111]. ….
De Hongaarse premier is dan ook zeer verbaasd dat de Britten de Sovjets wel willen helpen door de oorlog aan Hongarije te verklaren! [Juhász, 203]. Hij had natuurlijk nooit gedacht "dat Groot-Brittannië de Sovjets wilde helpen om Hongarije te terroriseren en op te offeren" [Sütő, 76] maar zelfs híj rekent er ook niet op dat Hongaarse en Britse soldaten ooit tegenover elkaar zullen komen te staan: een oorlog tussen Groot-Brittannië en Hongarije heeft hij, de premier, tot dusver ondenkbaar geacht. [Sütő, 76]………
Intussen gaat de oorlog buiten Hongarije 'gewoon' door, en breidt zich zelfs steeds meer uit en Stalin heeft er dan bij Churchill al enkele malen op aangedrongen om ook aan die Duitse satellieten, die tegen de USSR strijden, zoals Hongarije, Roemenië en Finland de oorlog te verklaren.
Tenslotte is het dan zover: op 29 november 1941, na overleg tussen Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie in Moskou, stuurt Londen een ultimatum aan de Hongaarse regering via de Amerikaanse gezant Herbert C. Pell [sinds maart 1941 in Budapest], waarin wordt gezegd dat Groot-Brittannië de oorlog aan Hongarije zal verklaren, mits Hongarije voor 5 december alle oorlogshandelingen tegen de Sovjet-Unie beëindigt en alle troepen uit de USSR terugtrekt.
Van dit laatste kan, gezien de omstandigheden, uiteraard nog geen sprake zijn. Eind november 1941 is de Hongaarse premier weer eens bij Hitler in Berlijn geweest voor overleg, en de Führer prijst dan Hongarije, overigens voor het laatst, nog eens voor de oorlogsinspanningen. Maar de Duitsers eisen nu juist méér Hongaarse manschappen aan het front te zien en Bárdossy gaat daarop dan ook in. Eveneens eisen de Duitsers dat Hongarije haar leveranties aan olie en graan sterk opvoert, want "dát is pas solidariteit", aldus Von Ribbentrop tegenover Bárdossy. [Juhász, 202].
Toch wordt het ondenkbare nu realiteit, zoals dat in het verloop van een oorlog wel vaker gebeurt. De persoonlijke inspanningen van de Amerikaanse gezant Pell helpen niet eens meer want hij heeft er bij de Britten wèl op gewezen dat een oorlogsverklaring aan een ver land als Hongarije geen betekenis heeft, maar het mag niet baten.
Als perschef van het ministerie van buitenlandse zaken moet Ullein-Revitzky, die n.b. zelf met een Britse vrouw is getrouwd, dan uitleg en instrukties geven aan de Hongaarse pers en hij kan niet veel anders beweren dan de Amerikaanse gezant: "De staat van oorlog met Groot-Brittannië is meer formeel dan reëel. Het is niet in ons belang om eeuwenoude banden tussen onze volken te verbreken. Het Brits-Duitse conflict is
Maar de oude ideeënwereld gaat nu wel heel snel voorbij. Per 6 december 1941 is het Verenigd Koninkrijk met al haar dominions etc. met Hongarije, Roemenië en Finland in oorlog en vrijwel tegelijkertijd vindt, zoals bekend, in het Verre Oosten ook een dramatische wending plaats: op 7 december overvallen de Japanners de Amerikaanse vlootbasis op Pearl Harbor, zodat de oorlog nu inderdaad een wereldoorlog is geworden. Nu zijn de Verenigde Staten van Amerika formeel bondgenoot van de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië.
Voor Hongarije heeft dit niet onmiddellijk betekenis maar het land verklaart zich nog weer eens solidair met de As. Ook verbreekt Hongarije op 11 december 1941 de diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten, "als grote, spontane geste". [Ullein-Revitzky, 114] en aan de Amerikaanse gezant Herbert Pell wordt meegedeeld dat Hongarije zichzelf daartoe ziet gedwongen, maar in Amerika gaat men er eigenlijk vanuit dat Hongarije en andere satellieten van Duitsland nu eenmaal daartoe zijn gedwongen………
Pell deelt zoiets ook mee aan Bárdossy. Hij zegt o.a. "U moet wel een enorme Duitse pressie hebben ondergaan, voordat u tot deze stap bent overgegaan", maar dát valt bij de ijdele Hongaarse premier natuurlijk helemaal verkeerd: Hij is beledigd en zegt botweg, dat Hongarije een soevereine natie, een onafhankelijk land, is, dat zich door niemand laat commanderen..... Bárdossy weet natuurlijk wel beter, maar toch zegt de premier op de vraag van Pell, of dit oorlog betekent: Neen! Van een formele oorlogsverklaring van Hongarije aan de Verenigde Staten is dus geen sprake. [Ullein-Revitzky, 115/120, Kertész, 55, Nagy-Talavera, 177, Sütő, 78]. Het komt er dan toch op neer dat deze Hongaarse premier willens en wetens [?] alleen vanuit die bekende "solidariteit met de As" alle contacten met het westen heeft verbroken, de schepen achter zich heeft verbrand, en Hongarije heeft gestort in een [wereld-] oorlog met drie van de sterkste mogendheden ter wereld. Hijzelf zou de laatste zijn om dat toe te geven en steeds is duidelijk dat hij zich inderdaad door de Duitsers en hun eisen gedwongen heeft gezien te handelen. In deze positie is hij nu eenmaal gedreven. De realiteit vereist nu eenmaal één en ander van Hongarije………..
De banden tussen Groot-Brittannië en Amerika en Hongarije zijn overigens altijd bescheiden geweest. In de periode tussen de beide wereldoorlogen hebben zich, hoewel de betrekkingen min of meer correct zijn geweest, wel allerlei politieke "minor problems" voorgedaan. Immers: vele Hongaren hebben zich in de Angelsaksische landen gevestigd juist om politieke redenen: Het zijn vooral uitgesproken radikale, linkse tegenstanders van het regime van Horthy die in de jaren '20 en later naar deze landen zijn geëmigreerd.
Onder hen zijn de belangrijksten: graaf Mihály Károlyi [1875-1955], de premier en latere president van de republiek uit 1918/19, die tenslotte, na eindeloze discussies, in september 1941 in Londen een "Beweging voor een nieuw demokratisch Hongarije" opricht, gericht tegen het fascisme en tegen Horthy, en vóór de oriëntatie van Hongarije op de Slavische buurlanden! Bij velen in Hongarije houdt Károlyi echter eens en voor altijd de naam, de Kerenski, een wegbereider voor revolutie en socialisme in Hongarije, te zijn geweest. [Sütő, 94]………
Kárloyi heeft zich al vanaf het begin ook scherp tegen de houding van de BBC en de officiële politiek van het Verenigd Koninkrijk gekeerd, die immers altijd gematigd, voorzichtig en welwillend was tegenover Hongarije. Hij vindt n.l. dat het regime van Horthy veel te veel gericht is de hoge ambtenaren en niet op de lagere midden- klasse, de intellektuelen, arbeiders en boeren. De Britse taktiek bereikt, aldus Károlyi, nooit haar doel, want ze won de heersende klassen niet en ze moedigde eigenlijk een whishful thinking in Hongarije aan. Dat de BBC later haar houding ten aanzien van Hongarije bijstelt is voor Károlyi niet interessant want dan is het te laat en het land is dan met handen en voeten aan Duitsland gebonden, en -naar zijn overtuiging- “vrijwel iedereen in Hongarije was pro-Duits”. [Memoirs of Michael Károlyi, Faith without Illusion, blz. 300] Zijn woorden en z’n overtuiging vinden evenwel in het land zelf geen enkele of zeer geringe weerklank, want hij heeft daar nu eenmaal al meer dan twintig jaar een slechte naam en geldt slechts voor zeer weinigen als geloofwaardig en betrouwbaar….
Vilmos Bőhm [1880-1949], een sociaal-demokraat, die in 1919 onder de radenrepubliek Volkscommissaris van defensie was, en daarna emigreerde, en nu vanuit de Britse ambassade in Stockholm nauwe contacten heeft met de Britse regering als adviseur van de Britse Inlichtingendienst voor de Hongaarse sektie. Hij heeft later in Londen ook goede kontakten met o.a. Benes, Jan Masaryk, professor Macartney en Hongaarse emigranten.
In Londen moet hij echter constateren dat Hongarije in Groot-Brittannië toch een slechte pers heeft en hij moet steeds weer uitleggen, waarom dat land toch tweemaal binnen één generatie een oorlog voert met de Britten, en
dat ”geheel zonder reden”! Bőhm vindt dan ook dat het hele politieke systeem in Hongarije moet worden vervangen, en dat men alleen kan hopen op de linkse oppositie. [Confidential Papers, 264/265].
De advokaat Rusztem Vámbéry [1872-1948], een radikaal-liberaal politicus, die in 1938 naar de Verenigde Staten is geëmigreerd, en prof. Oszkár Jászi [1875-1957], een radikaal intellectueel die ook in de Verenigde Staten woont. Zij worden de leiders van "De Amerikaanse Unie van Demokratische Hongaren", die in september 1941 wordt opgericht en ze steunen hiermee de geallieerde zaak tegen "het semi-feodale, semi-fascistische, pseudo-constitutionele en antisemitische Hongaarse regime [van Horthy], dat geweigerd heeft om land aan de boeren, rechten aan de arbeiders en geestelijke vrijheid aan de intellektuelen te geven". [Sütő, 91]. Ze zijn dus demokratisch, links en progressief te noemen, en ze onderhouden met de Hongaarse autoriteiten geen contacten, maar ook niet met de Amerikaanse regering.
Győrgy Pálóczi-Horváth [1908-1973], een links-socialistisch en anti-fascistisch voormalig journalist bij de Pesti Napló, die in 1941 naar Groot-Brittannië vlucht. In Istanbul wordt hij de man die de Hongaarse zaken voor de afdeling van de Britse "Special Operations Executive" leidt. Hij moet dus inlichtingen verzamelen en kontakten leggen met anti-fascistische verzets- en oppositiegroepen. [Sütő, 109/110].
De jongeren der linkse, antiduitse, oppositie bijeen, aug. 1943
Tenslotte de rechtse Tibor Eckhardt [1888-1972], de al eerder genoemde vroegere leider van de Partij van Kleine Grondbezitters [1932-’40], die in 1940 -waarschijnlijk op verzoek van Horthy en Teleki- naar Amerika is gegaan, en verder de vroegere gezant van Hongarije in Washington, János Pelényi [1938/41]. Zij beiden vormen de leiding van de eveneens in september 1941 opgerichte beweging "Onafhankelijk Hongarije", waarbij zich ook de "Unie van Amerikaanse Hongaren" voegt. Zij zijn echter veel gematigder, conservatiever dan de eerder genoemde groepen en ze hebben ook veel meer aanhangers. Ze zijn wel antifascistisch, maar wensen de traditionele verhoudingen ["het contrarevolutionaire systeem"] niet wezenlijk aan te tasten en zij onderhouden ook goede contacten met de Amerikaanse regering. [Sütő, 92]. Toch is met name Tibor Eckhardt in linkse kringen zeer verdacht vanwege zijn eigen verleden in de ÉME [1923] en zijn kontakten met Otto von Habsburg: De geallieerde bondgenoten Joegoslavië en Tsjechoslowakije, met hun regeringen in Londen, zijn daarvan ook absoluut niet gediend. [Sütő, 108].
De persoon van de Britse professor en uitstekende Hongarije-kenner Carlile Aylmer Macartney [1895-1978], een historicus, vormt nú echter een klein probleem. In de jaren vóór de oorlog heeft hij vele malen Hongarije bezocht, heeft contacten met vooraanstaande Hongaarse leiders, heeft zeer veel gepubliceerd over de geschiedenis van de Donaumonarchie en van Hongarije, en hij is hoofd van de Hongaarse uitzendingen van de BBC geworden.
Hij heeft zich uitermate verdiept in de historie van dit land, is in Hongarije thuis en is gematigd conservatief- liberaal. Hij heeft dan ook veel begrip voor het bewind van Horthy die hij beschouwt als een verantwoordelijk politicus of staatsman die zijn land in de eerste plaats een periode van rust en herstel heeft gebracht en die [samen met Bethlen en Teleki] voor Hongarije zo veel mogelijk vrijheid van handelen wil handhaven. Vele Hongaarse politici kent hij persoonlijk al lange tijd en hij was tegenover het niet-demokratische regime van Horthy altijd welwillend. Ook heeft hij ten opzichte van het Hongaarse revisionisme altijd veel begrip getoond, maar nu het eenmaal oorlog is keert hij zich tegen Hongaarse deelneming aan de oorlog aan Duitse zijde en roept leidende Hongaarse politici op om met de Duitsers te breken, en hun wensen en eisen te verwerpen. Hij blijft dus wel uitgaan van de wettigheid van de Hongaarse regering. [Juhász, 209]. Het is echter te begrijpen, dat ook nu weer vooral de Tsjechen in Londen, en met name president Benes, zich fel tegen hem keren, [Sütő, 108/109], en hem dan toch beschouwen als een vriend van 'de vijand'. Alle genoemde Hongaren hebben evenwel bijzonder weinig, of beter: geen enkele, invloed op de loop der gebeurtenissen kunnen uitoefenen.
De Hongaren hebben zelf hun lot al niet eens meer in eigen hand. Hongarije wordt steeds meer gedwongen de Duitse kant op te gaan, en ook de regering in Budapest kan daar weinig of eigenlijk niets meer aan doen. Men wil vooral nog tijd winnen en het vaderland proberen uit de oorlog redden, liefst zo geruisloos en zo ongeschonden mogelijk, maar tegelijk raken velen ook in de ban van de enorme Duitse propaganda. Er wordt, doordat de oorlog in omvang en hevigheid steeds toeneemt, natuurlijk ook steeds vaker gezegd dat deze strijd er één is van zijn of niet meer zijn voor de Hongaarse Natie, een strijd op leven en dood. "Zonder Duitsland is Hongarije verloren, een Duitse nederlaag zal onvermijdelijk ook Hongarije meesleuren. Alleen Duitsland heeft Hongarije immers geholpen, alleen een "Sieg des deutschen Reiches" biedt voor Hongarije nog kansen en perspektief. De andere kant hééft ons immers al [in 1919 en 1920] veroordeeld", zo wordt er onophoudelijk gezegd. Het alternatief is immers het bolsjewisme.....
”We moeten als klein land dus alle militair en economisch potentieel aan de Duitse kant zetten; we moeten de Duitse manieren overnemen, en in het nieuwe Europa zij aan zij met de As onze plaats innemen” en velen, ook in Hongarije, zien geen enkel ander perspektief. Deze oorlog brengt onvermijdelijke konsekwenties met zich mee. [Ullein-Revitzky, 123]. Je móet dus wel kiezen: Hitler of Stalin. Als Hitler het verliest komt Stalin, en omgekeerd. Er bestaan aan àlle kanten weinig illusies over het lot van de kleine landen in "de kritieke zone", in de klem tussen die beide grote mogendheden, de Sovjet-Unie en het Duitse Rijk en één van de meest bekende Hongaarse journalisten van het extreem-rechtse blad 'Magyarság', M. Svatkó, drukt dat in december 1941, met de kerst, zó uit:
"De val van Duitsland en Italië zal de val van Hongarije met zich mee brengen, nog meer tragisch dan die van 'Trianon'. We weten wel, wat Benes en Stalin denken. We weten wel, wat ons te wachten staat. Als we verslagen worden zijn er twee mogelijkheden: òf een herleving van de Kleine Entente, nog veel groter dan vroeger, òf: het bolsjewisme. Engeland en Amerika zijn gebonden aan Benes, dus tègen ons. Geen vals optimisme dus! Als Duitsland niet wint, vallen wij met dat Rijk, en onze val zal misschien nog dieper zijn, omdat wij zwakker zijn".
Ook de premier zelf beseft wel, dat de situatie voor Hongarije zeer moeilijk is. Hij weigert konsekwent een algemene mobilisatie af te kondigen en wil een minimale deelneming aan de oorlog voor Hongarije.
Tegenover Ribbentrop, die steeds Roemenië aan de Hongaren ten voorbeeld stelt, en Hongarije daarmee dus steeds dreigt met maatregelen, stelt Bárdossy, dat Hongarije absoluut haar grenzen niet onverdedigd kan laten. Dát is immers het trauma van Hongarije na de nederlaag van de eerste wereldoorlog in 1918/19 geweest! [Kertész, 56], maar de genoemde, beruchte en cynische Duitse minister maakt ook duidelijk dat Hongarije's weigering en
aarzelingen de Hongaren nog wel eens duur zullen komen te staan en dat dat allemaal een slechte indruk op de leiding in Berlijn maakt! [Allianz, 84].
Toch heeft Bárdossy als Hongaars premier het niet aangedurfd om tegen de Duitsers nog meer en duidelijker verzet te bieden, omdat hij de onmogelijke positie van z'n land in dat geval wel heeft ingezien: het resultaat zal slechts een nazi-regime en een Duitse bezetting zijn. Hij heeft geprobeerd steeds zo weinig mogelijk toe te geven aan de wensen [eisen] van de alles verslindende moloch van de nazi-Duitsers.
Hij heeft zich ook nooit onvoorwaardelijk aan Hitler toevertrouwd, maar hij heeft ook nooit z'n ongeloof, wat betreft de kansen voor Hongarije bij een geallieerde overwinning, en aan de kant van de geallieerden in de oorlog, verborgen. Hij heeft ook nooit degenen in Hongarije die van de geallieerden veel meer verwachtten dan hijzelf, belet om hun standpunt te verkondigen. Toch geldt voor hem vooral dat men met de Duitsers geen moeilijkheden moet maken en hij wenst ook niet de aktiviteiten van de nazi's in Hongarije te beëindigen.
Bárdossy is veeleer de realist, die beseft dat hij als premier van een klein land dat wil overleven, nu eenmaal wel gedwongen is om tegemoet te komen aan de eisen van een almachtige en grote mogendheid. Een echt alternatief heeft of kent hij niet. Iets ondernemen tegen de nazi's en fascisten in Hongarije zelf vindt hij blijkbaar ook te riskant. [Ullein-Revitzky, 124]. Of Bárdossy echt in een Duitse overwinning heeft geloofd, wordt zelfs wel betwijfeld: tijdens zijn premierschap heeft hij dat nooit zo gezegd, en of hij persoonlijk een Duitse zege heeft gewenst is ook nog maar de vraag: hij heeft ook dát nooit zo gezegd. Nooit heeft hij dat éne beruchte zinnetje van een van de bekende Franse collaborateurs, Laval: "Ik wens een Duitse zege", gebruikt. [idem].
Hij is meer de cynische realist, die zich als één van de onnoemelijk velen, gedwongen voelt "dan maar toe te geven, om nóg erger te voorkomen" en hij zegt ook gewoon dat het de realiteit is dat Hongarije door de As is gedwongen om aan de Verenigde Staten de oorlog te verklaren. [Ullein-Revitzky, 118/119]. Maar tenslotte geeft hij dan toch steeds toe aan wat men van Duitse kant van hem verlangt. Dat moet Horthy ook erkennen. [Horthy, 238].
Voortdurend voelt hij als het ware zijn zware verantwoordelijkheid bij de akute dreiging van de nazi-Duitsers en de buurlanden samen. Er bestaan n.l. plannen van de nazi's om, als Hongarije ècht niet meer mee wil doen, de buren, Slowaken en Roemenen in te schakelen, en het land dan maar te bezetten en te verdelen! Dit zwaard van Damokles hangt als het ware steeds boven Hongarije. Het voorbeeld van de drie andere landen van Midden- Europa die door de nazi's gewoon van de kaart zijn geveegd, n.l. Polen, Tsjechoslowakije en Joegoslavië, betekent voor de nog overgebleven staten bovendien steeds een ernstige waarschuwing!
Ze voelen zich in hun naakte bestaan alleen al bedreigd. "Angst en berusting waren de motor voor de soldaten die Duitsland steunden op het toppunt van z'n formidabele macht tegen het einde van 1941" [Sütő, 83], en datzelfde kan ook van de Hongaarse politieke leiding worden gezegd. Bárdossy wordt op 12 december 1941 bijvoorbeeld weer eens geconfronteerd met nieuwe Duitse eisen. De Duitse zaakgelastigde in Budapest zegt hem dan dat de As toch wel diep teleurgesteld is omdat Hongarije meent dat het door slechts de diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten te verbreken voldoende heeft gedaan.
Sommige ministers hebben zich in het kabinetsberaad n.l. tegen een oorlogsverklaring uitgesproken want die zou de laatste dunne draad tussen Hongarije en het westen doorsnijden. [Juhász, 204] en zelfs Bárdossy heeft tenslotte voor een iets soepeler verklaring gekozen: Hongarije verklaart niet zonder meer de oorlog aan de Verenigde Staten, maar verklaart zich geheel solidair met de As, in de geest van het Driemogendhedenpakt. [idem].
De Duitsers eisen natuurlijk méér: Hongarije moet álle steun geven, op grond van het Driemogendhedenpakt! Het moet gewoon haar solidariteit bewijzen en de oorlog verklaren. De andere bondgenoten van de As, Slowakije, Kroatië, Roemenië en Bulgarije, hebben dat immers ook al gedaan…….
Evenals de Grote Drie geallieerden hebben Duitsland, Italië en Japan intussen ook afgesproken, dat ze géén afzonderlijke vrede of wapenstilstand zullen sluiten en zo neemt de oorlog steeds meer een totale vorm aan: men móet kiezen! Of de geallieerden, òf de As zal winnen, enige ruimte daartussen bestaat eigenlijk niet meer.
Bárdossy werpt de Duitsers nu wel tegen dat Hongarije met haar stappen al voldoende bewijs van solidariteit met de As heeft geleverd en bovendien: ”De regering in Budapest moet ook rekening houden met de gevoelens van het volk”, want het Hongaarse volk is, aldus deze premier, op geen enkele manier vijandig ten opzichte van de Verenigde Staten……….. Een regelrechte oorlogsverklaring van Hongarije aan de Verenigde Staten zou men in Hongarije niet begrijpen! Hij voert ook aan dat er nu eenmaal één miljoen Hongaren in Amerika wonen en dat hij niet wenst dat de Hongaren ooit tegen hun eigen broeders vechten. Tot elke prijs wil de regering dat vermijden!
Maar de Duitse diplomaat heeft natuurlijk zijn antwoord al klaar: "De Hongaarse premier moet géén argumenten tegen de As gebruiken want dat kan voor zijn land wel eens desastreuze gevolgen hebben". Punt uit. [Ullein-Revitzky, 126]. Het resultaat is uiteraard, dat Bárdossy ook nu geen enkele mogelijkheid ziet om zich echt tegen de eisen van de As te verzetten en hij pleegt vervolgens overleg met enkele hoge ambtenaren van het ministerie van buitenlandse zaken, n.l. met Jenő Ghyczy, de secretaris-generaal, Antal Ullein-Revitzky, de perschef, en met Andor Szentmiklóssy, de politieke directeur van het ministerie.
Alle drie hoge ambtenaren geloven niet eens [meer] in een Duitse zege, maar zonder dralen, onverbloemd, zegt de premier hen openlijk: "De kwestie waar het allemaal om draait is of de Hongaarse regering het recht heeft om het hele land als een cadeautje aan Hitler te overhandigen, enkel en alleen om een oorlogsverklaring te vermijden, die op zichzelf onze positie totaal niet verandert. Want er is geen twijfel mogelijk: Als Hongarije weigert om de oorlog aan de Verenigde Staten te verklaren, zal Hitler binnen enkele uren hier heersen!"
”Het land is al in oorlog met de Sovjet-Unie en met Groot-Brittannië. Waarom moeten we dan nu het land uitleveren, alleen omdat we weigeren om aan nóg een grote mogendheid de oorlog te verklaren? Net als de oorlog met de Engelsen zal ook een oorlog met de Amerikanen bijna zeker alleen maar een formele zaak zijn", aldus Bárdossy in december 1941.
In het openbaar moet hij zich uit de aard der zaak wel anders opstellen, want hij weet natuurlijk dat het Driemogendhedenpakt ook Hongarije verplicht tot "volledige steun" en tot solidariteit met de As en al bevalt de uitleg van de Duitsers hem niet, hij -en daarmee zijn land- bevindt zich hiermee dus in een onmogelijke positie. Hij heeft een formule willen bedenken, om niet de oorlog formeel te verklaren, maar om slechts het bestaan van de oorlogssituatie te constateren, op basis van onder andere solidariteit met de As. [Sütő, 78/79].
Hij vindt ook, dat Hongarije aan de Asmogendheden al het maximum aan mogelijkheden heeft geboden en dat de geografische situatie Hongarije toch niet in staat stelt om militair iets tegen de V.S. te ondernemen. Tegen de Amerikaanse gezant Herbert Pell legt hij één en ander mondeling ook nog uit en zegt dat dat alles níet "oorlog met de Verenigde Staten" betekent, maar in feite komt het er toch op neer.
De Amerikaanse ambassadeur in Budapest, Pell, wil trouwens wel een formele, schriftelijke verklaring hebben, en die krijgt hij ook. Hierin staat toch dat Hongarije zich per 12 december 1941 in oorlog met de Verenigde Staten bevindt. [Juhász, 206]. Pas ná het overhandigen van deze verklaring aan Pell licht Bárdossy het staatshoofd Horthy en de andere ministers in, hetgeen al weer een onconstitutionele daad is van deze premier. [idem]. Wanneer in december 1941 Bárdossy vervolgens aan het parlement meedeelt dat Hongarije zich in oorlog met de Verenigde Staten bevindt, loopt de linkse oppositie als protest de vergaderzaal uit. [Boldizsár, 51].
Horthy, die door de onconstitutionele daad van premier Bárdossy onaangenaam is getroffen, deelt de secretaris- generaal van de Amerikaanse legatie, Howard Travers, dan ook mee: “Denk erom, deze zogenaamde oorlogs- verklaring is niet legaal, ze is niet goedgekeurd door het parlement en niet door mij getekend”. [Sakmyster, 274].
De Amerikaanse gezant Herbert C. Pell moet nu ook uit de Hongaarse hoofdstad vertrekken, al is hij hier nog maar sinds maart op zijn post. Vlak vóór dat vertrek wordt het Hotel Ritz in Budapest z'n tijdelijke zetel en dit hotel wordt een waar pelgrimsoord! Talloze ovaties en demonstraties voor Pell maken duidelijk, dat oprechte, weldenkende Hongaren spontaan hem huldigen en de Hongaarse regering en politie laten dat alles nota bene ook nog toe, totdat Duitse stappen bij de Hongaarse premier daaraan een einde maken: Pro-Geallieerde demonstraties midden in de hoofdstad van een met nazi-Duitsland bevriend land kunnen natuurlijk niet!……..
Pell moet dan tijdelijk worden ondergebracht in een ander hotel, namelijk het iets meer geïsoleerde hotel Palatinus op het Margaretha-eiland maar ook hier weten talloze Hongaarse vrienden hem te vinden en betuigen hem hun grote respekt. Bij het vertrek vanuit Budapest in 1942 komt zelfs nog een enorme menigte Hongaren spontaan de laatste Amerikaanse gezant z'n hulde brengen bij het station: de kranten in de Hongaarse hoofdstad hebben er n.l. geen woord over geschreven. Talllozen nemen nu ontroerd afscheid van een laatste symbool van de vrijheid en de gerechtigheid in hun eigen land, en met een treinwagon vol bloemen en geschenken moet Pell vertrekken. [Ullein-Revitzky, 121/122]. Zo wordt duidelijk dat lang niet alle Hongaren bereid zijn te buigen voor de brute macht, maar ook nog oog hebben voor idealen van vrijheid en recht……….
De tegenstelling tussen de ideeën over Hongarije en de werkelijkheid in dit land wordt wel heel erg schril, wanneer men bedenkt dat de Duitse gezant, Von Erdmannsdorf, een beroepsdiplomaat enkele maanden eerder, in maart 1941, óók afscheid heeft genomen van de Hongaarse hoofdstad, na vele jaren van diplomatieke dienst!
Zíjn afscheid staat wél in de kranten aangekondigd, maar er zijn dán alleen de officiële mensen in uniform, etc. aanwezig [opgetrommeld]. [Ullein-Revitzky, 122]. Om de Hongaren weer eens te paaien wordt vervolgens tot nieuwe gezant van het Reich in Budapest een officier van de Duitse vloot [én "Obergruppenführer der SA"], Dietrich von Jagow, benoemd, van wie men in Berlijn natuurlijk denkt dat dat bij admiraal Horthy zéker in de smaak zal vallen. Hitler zal dan nog gemakkelijker te benaderen zijn. "Qui donc était l'allié, du point de vue du public Hongrois, et qui était l'ennemi?", zo vraagt de perschef van het ministerie van buitenlandse zaken in Budapest, Ullein-Revitzky, zich later af [idem] en naar het antwoord op deze vraag heeft hijzelf niet behoeven te gissen……
De Amerikanen kunnen voortaan dus vanuit zeer betrouwbare bron te weten komen dat Hongarije en andere satellieten onder een enorme druk staan en niet meer vrij hun beslissingen kunnen nemen maar dat de meerderheid van het Hongaarse volk er wel anders over denkt. [Juhász, 206]. President Roosevelt zegt dat op 13 december 1941 zo: "Ons was duidelijk dat de regeringen van die landen marionetten van Hitler waren, ze hadden eenvoudig te dansen als de draad werd aangetrokken". [Horthy, 238]. Ook sommige Hongaren zien het somber in en waarschuwen tevergeefs of hebben dat al gedaan. De vroegere premier István Bethlen blijft er b.v. ook van overtuigd ”dat deze oorlog de onze niet is en we zullen er niets door winnen”, maar ook Horthy behoort tot de skeptici -zoals generaal Szombathely al eerder- die nu langzamerhand toch wel verwachten dat deze oorlog een lange en bloedige strijd zal zijn en dat de uitkomst totaal onzeker is…. [Sakmyster, 276].
|