|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.3.3 Na Stalingrad en Voronez moet Hongarije zich in de lente
van 1943 verantwoorden.
Zeer voorzichtig neemt de Hongaarse premier van nu af echter wèl contacten op met de westelijke geallieerden, via de Hongaarse ambassades in neutrale landen en zo wil hij in de eerste plaats ervoor zorgen dat Hongarije in de grote machtsstrijd tussen het communistische Rusland en het nazi-rijk van de Duitsers, mogelijk tóch nog kan overleven………
Men wil de traditionele maatschappelijke strukturen in Hongarije eigenlijk handhaven maar in de loop van de tijd [1943] blijkt toch wel dat dat onmogelijk is. Typerend is in dit verband, wat Kállay ooit, in de zomer van 1943 tegenover de gematigde sociaal-demokratische leider Károly Peyer zegt: "U komt na de oorlog in ieder geval aan de macht, maar sta óns toe om u en uw organisatie in zo'n toestand te bewaren, dat u deze crisis kunt overleven!",
en aan de legale [!], zgn. linkse oppositie worden inderdaad vele mogelijkheden gegeven om van zich te laten horen. Ook Horthy heeft zelfs voor het eerst een -unieke- ontmoeting met de soc.-demokr. leider Peyer, en weldra is bekend dat Peyer n.b. wèl loyaal blijkt en dat Horthy hem vraagt om de burgerlijke maatschappelijke orde mee te handhaven. Hij begroet ook Peyers voorstel om aan de Britse Labourparty een boodschap te sturen over de binnenlandse situatie in Hongarije en het deelnemen van Hongarije aan de oorlog uit te leggen!
Zelfs stelt Horthy aan de loyale en gematigde soc.-demokr. politicus een grootscheepse landhervorming voor die 60 % van de landbouwgrond zal omvatten. Het kabinet is echter hiertegen en wil met echte hervormingen wachten tot na de oorlog maar het blijkt dat ook vooraanstaande conservatieve aristokraten zoals graaf Bethlen en graaf Károlyi tegen een dergelijke landhervorming zijn. [Sakmyster, 296/297].
In het door de nazi-Duitsers overheerste gebied is zo’n politiek debat verder totaal onmogelijk, maar het feit dát er nog een parlement is, en regelmatig vergadert, dat er nog verschillende politieke partijen bestaan, o.a. een linkse, demokratische oppositie, is al van zeer grote betekenis: Hongarije is één van de zeer weinige landen zònder totalitaire, fascistische of nazi-ideologie. [Boldizsár, 46]. Bovendien heeft deze oppositie ook wel begrip voor de moeilijke positie waarin de regering-Kállay, en daarmee Hongarije als staat, zich bevindt want zowel liberalen als conservatieven wensen aanvankelijk zelfs nog zoveel mogelijk van het bestaande regime te handhaven.
De liberale leider Rassay, die eigenlijk in de oppositie is, wil b.v. ook zo weinig mogelijk sociale schokken, en pleit voor continuïteit. Hij onderhoudt ook goede contacten met de premier, met Horthy en met de vml. premier graaf Bethlen. [Zs. Nagy, 129]. "Recognizing that Hungary's dilemma was due more to geopolitical realities than to the regime's failings, and that in wartime Central Europe Hungary had managed to preserve more domestic freedom [notably for the Jews] than any of her neighbours, the major opposition parties refrained from frontal attacks on Kállay". [Kovrig, 140].
Het is ook van groot belang dat in de parlementaire commissies de liberale oppositie [van de 'Burgerlijke Vrijheidspartij' van Rassay] oververtegenwoordigd is want het parlement komt in de oorlogsjaren [1939/44] minder bijeen: met name premier Kállay wenst namelijk een herhaaldelijk openbaar debat -met extreemrechtse en pro-Duitse afgevaardigden n.l.- over voor het land zo gevaarlijke en delikate zaken te vermijden! [Zs. Nagy, 130].
Men vervalt immers toch in herhalingen: 'een verrader' heet immers allang en nog steeds iedereen die niet meer in de zege van de Duitsers gelooft, en 'een agent van Joden en bolsjewieken' is degene die te kennen geeft het land niet aan de Duitsers te willen uitleveren. Nu blijkt -dus- ook dat steeds meer gematigde, liberale, conservatieve en sociaal-demokratische politici na de oorlog bèst wel hervormingen in een minder feodale en veel meer demokratische geest wensen en niet gehecht zijn aan de voortzetting van het regime van Horthy! Het aller- belangrijkste is echter om zowel een Duitse als een Sovjetbezetting van het land te voorkómen!…..
Het Hongarije van premier Kállay blijft dan ook een waardig contrast opleveren tegenover de buurlanden. [Rothschild, 187] en men krijgt uit de redevoeringen van deze Hongaarse premier zelfs vaak de indruk alsof Hongarije zich al wél heeft kunnen losmaken van gebeurtenissen elders op de wereld.
De oorlog voor te stellen alsof het slechts gaat om eigen, nationale belangen, om de strijd op leven en dood van de eigen natie tegen het 'Aziatische bolsjewistische Rusland', ofwel tegen het oosterse barbarisme, en vóór het christendom en de Hongaarse idealen [Kállay, 73], het uitdrukkelijk stellen van de Hongaarse natie en de staat boven alles [idem, 75], en b.v. Horthy's boodschap aan het parlement inz. deze oorlog als een exclusieve strijd voor Hongaarse belangen, Hongaarse eer en loyaliteit, om "ons ras en ons land te redden", en zijn doelstelling dat Hongarije na de oorlog een sterkere en belangrijker positie in Europa moet innemen... dat alles doet in het licht van de verschrikkingen en de gruweldaden die dan allang in Europa worden gepleegd zacht gezegd nogal naïef en nationalistisch, dus bekrompen, aan……..
De èchte oorlog vindt echter zelfs nog in 1943 alleen maar mijlenver van Hongarije verwijderd plaats! Dit land kent nog geen enkel bombardement, geen algemene mobilisatie, geen verzetsbeweging, geen ondergrondse pers, geen bezetting, geen kampen, geen deportaties, geen razzia's en massa-arrestaties!
Het openbare leven kan zelfs nog ongestoord verder gaan en de verkoop in de winkels wordt niet gehinderd door luchtalarm of door een uitgaansverbod en de oorlog. Dat is de strijd daarginds, mijlenver ver van het vaderland vandaan, onwerkelijk, hoewel er al tienduizenden Hongaren zijn omgekomen…..De Hongaarse premier is zelf overigens de eerste om -uiteraard in kleine kring- toe te geven dat hij "zijn ware bedoelingen steeds moet camoufleren". [Kállay, 77]. Hij weet maar al te goed dat de nazi-Duitsers als het ware steeds over zijn schouders meekijken. Als hij b.v. alle extreemrechtse personen ineens zou ontslaan zou hij slechts een staatsgreep en een bezetting door de Duitsers uitlokken. De geschiedenis heeft hem helaas gelijk gegeven. "Ik moest mijzelf vernederen om te vermijden dat de Natie zou worden vernederd", aldus Miklós Kállay later in zijn memoires [blz. 123].
Er is, vooral naderhand, aan Kállay en anderen ook het verwijt gemaakt dat de Hongaarse politici niet in het [westelijke] buitenland een regering in ballingschap hebben gevormd want ”in Londen had een Hongaarse exiel-regering naast vele andere toch een waardige plaats kunnen innemen”, zo zou men denken. Het voorgaande maakt evenwel duidelijk dat men in de oorlogsjaren, tot 1944, tóch vond dat Hongarije en haar regering ín het land zelf nog een relatief volstrekt waardige en zelfs fatsoenlijke plaats konden innemen.
Het is natuurlijk een feit dat men vanuit de eerste wereldoorlog kon weten dat een 'vrije' vertegenwoordiging van Hongaarse belangen bij de overwinnaars een vereiste voor het handelen in de buitenlandse politiek is, maar daar staat weer tegenover dat de oprichting van een regering in ballingschap van Hongarije voor de Duitsers een wel zeer grote, regelrechte provocatie, een uitnodiging om het land te bezetten, geweest zou zijn. Een regering in ballingschap betekent immers dat de regering binnenslands niet meer kan of wil funktioneren.
De positie van de officiële regering in Hongarije is echter nog lang niet hopeloos, en zéker niet slecht. Integendeel. "Alleen buitenlandse druk zorgt voor spanningen in Hongarije!", zo redeneert men en vergeleken met de eigenlijk toch comfortabele positie van de regering samen met die van de zgn. linkse oppositie, is juist de situatie van de extreemrechtse oppositie in Hongarije -zolang Duitsland nog niet echt aktief optreedt- echter wèl bijzonder zwak, om niet te zeggen: hopeloos……….. De "Pijlkruiserspartij" [NKP] heeft geen invloed meer, uitgezonderd bij enkele verblinde officieren en, zoals men wel zegt, het "Bourgeois-Lumpenproletariat", de kleine burgerij en lagere ambtenaren. Dit alles is uiteraard bekend en in Budapest gonst het ook van geruchten over overleg en zelfs onderhandelingen met de westelijke geallieerden, en over een naderend einde van de oorlog!
Maar ook de Duitsers weten dat want ook hun contraspionage is aktief en efficiënt bezig in Hongarije en in Berlijn heeft men allang informatie ingewonnen en men is tot in de details op de hoogte. Men wil dus de verraderlijke regering van Kállay vervangen door een meer betrouwbaar regime en men wil ook allerlei klachten aan die Hongaren voorleggen. Zij zullen maar eens moeten uitleggen of al die klachten gegrond zijn en intussen weten de Duitsers uiteraard het antwoord al…. [naar Sakmyster, 300].
Toch weet men in Berlijn ook dat de Hongaarse regering stevig in het zadel zit en dat het met de extreemrechtse, pro-Duitse, oppositie treurig is gesteld. De Duitse nazi-deskundige wat betreft Hongarije [maar ook informant en intrigant in een aantal andere landen], dr. Edmund Veesenmayer [12 nov. 1904 – 24 dec. 1977], die in maart 1943 op last van von Ribbentrop als "Reichsbevollmächtigter Minister" naar Hongarije wordt gestuurd [zie onder], geeft over Szálasi en zijn Pijlkruiserspartij bijvoorbeeld een ontmoedigend relaas. "De beweging [van de Pijlkruisers] is ineengeschrompeld tot volledig onbeduidend".
'Met vereende kracht tegern het Bolsjewisme'
Ze telt nog maar 127.000 leden, tegen in 1939 250.000 à 300.000, en is geïsoleerd. Een memorandum van de leider der NKP, Szálasi, aan de regent, admiraal Horthy, van 31 maart 1943 legt de regering dan ook naast zich neer want kritiek op de sociale orde en op de politieke koers van de regering vormen immers het bekende recept. De NKP wil in Hongarije nu ook een ander politiek systeem, waarbij men de Italiaanse situatie als voorbeeld neemt: een machteloos staatshoofd en een machtige premier -met diktatoriale macht- lijkt de NKP ideaal. M.a.w. Horthy moet zijn invloed opgeven en Szálasi moet -als nieuwe premier- aan de macht komen! Maar Kállay wenst [niet als enige!] met deze gevaarlijke Szálasi niets te maken te hebben en aan hem wordt geen audiëntie verleend, hoewel dat wel de gewoonte is. [Nagy-Talavera, 195].
Wat alle andere extreemrechtse groepen betreft: die zijn eigenlijk alleen nog in het parlement vertegenwoordigd. Ze tellen geen massale aanhang en zijn nauwelijks of niet aktief en aldus bevindt extreemrechts zich in dit land volledig in het defensief.
Tegen de regering kan men niet op, want die zit -aldus ook buitenlandse waarnemers- vast in het zadel. Men heeft immers van extreemrechtse kant ook maar één duidelijk recept: totale oorlogvoering -met alle gevolgen van dien- en een totalitair regime, van rivalen die nota bene elkaar het licht in de ogen niet eens gunnen. Ook de naar schatting 400.000 volgelingen van Imrédy hebben in 1943 geen hoop meer op het realiseren van hun ambities en ze kunnen nog slechts hopen op een Duitse zege [Nagy-Talavera, 187], of op een Duits ingrijpen, dat met zo'n Duitse overwinning trouwens nauw samenhangt.
Op straat blijft het over het algemeen rustig, en van massale demonstraties van Pijlkruisers of Hongaarse nazi's, enz. is in Hongarije geen sprake! Niets wijst erop dat de regering van premier Kállay geen steun meer geniet van brede lagen van de bevolking. Integendeel. In Budapest wijst men nu en dan zelfs ook op de tekortkomingen van Duitse kant. De Duitse leveranties aan Hongarije nemen af, en ondanks de eerder genoemde dalende export van agrarische produkten naar Duitsland, nemen de schulden van het Duitse rijk aan Hongarije sterk toe: van medio mei 1942 tot in 1943 van 430 miljoen tot 1.035 miljoen Reichsmark. Berlijn schort nu de betalingen ook nog op: men ziet de Hongaarse export gewoon als "bijdrage aan de gemeenschappelijke oorlog". [Pamlényi, 518/519].
Ondanks de moeilijkheden b.v. ten gevolge van de oorlog, is de economische situatie van Hongarije nog heel behoorlijk te noemen. Er is geen gebrek, er is nog geen distributiesysteem, en de produktie gaat in veel opzichten gewoon door. De oogst van graan, maïs, aardappelen en suikerbieten daalt weliswaar, maar de industriële produktie stijgt, hoewel men in aanmerking moet nemen dat Hongarije van 1938 tot 1943 een aanzienlijke gebiedsuitbreiding heeft gekend.
De kolenproduktie neemt toe van 9,370 miljoen in 1938 tot 12,160 miljoen ton in 1943, de staalproduktie stijgt van 1938 tot 1943 van 648 tot 776 miljoen ton, de bauxietproduktie van 467 tot 998 miljoen ton, de ruwijzerproduktie van 336 tot 418 miljoen ton, de ijzerertsproduktie van 298 tot 342 miljoen ton, de mangaanertswinning neemt toe van 46 tot 102 miljoen ton, de aardolieproduktie stijgt van 43 tot n.b. 839 miljoen ton en de aluminiumproduktie stijgt van 1938 tot 1943 van 2.000 tot 8.000 ton.
Over het geheel genomen stijgt de waarde van de industriële produktie van Hongarije in de genoemde periode van vijf jaar met iets minder dan 50 %, aldus premier Kállay later in zijn memoires. [Kállay, 296/298].
Bij zijn ten aanzien van het Duitse Rijk zeer terughoudende politiek wordt de premier vooral geholpen door de invloedrijke en moreel zeer hoogstaande president van de Hongaarse Nationale Bank dr. Lipót Baranyai, die echter zijn ontslag moet nemen als zijn tijd om is. Ook enkele ministers doen van alles om de Duitse wensen te saboteren, zoals de minister van landbouw, Bánffy. Hongarije zit nu eenmaal in een ijzeren greep van de Duitsers. Duitse spoorlijnen en wegen en het Duitse luchtruim zijn nodig om b.v. de export te garanderen. Maar de Hongaarse regering heeft er alles aan gedaan om tot het laatste toe de handelsbetrekkingen, óók met neutrale landen zoals Zweden, Zwitserland en Turkije op peil te houden, en men schrikt er tot maart 1944 niet voor terug om van Hongaarse kant aan het Duitse rijk financiële en economische eisen te stellen. [Kállay, 289/292].
De Britse oorlogspropaganda vindt dan ook juist in Hongarije slechts zéér geringe weerklank. "Hier kan niets worden bereikt", zo zegt men in Londen, en o.a. de Britse minister van buitenlandse zaken, sir Anthony Eden, moet toegeven dat hij weinig vertrouwen heeft in het sukses van een verzetsbeweging in Hongarije. [Juhász, 209].
In het parlement valt men -uitsluitend van extreemrechtse kant- de premier nog wel eens aan maar deze weet zich altijd gesteund door de publieke opinie, en door een ruime meerderheid in het parlement, en last but not least door de rijksbestuurder, admiraal Horthy. In november 1942 b.v. laten de Pijlkruisers weten dat ze tegen de persvrijheid zijn die nog altijd in het land bestaat. Maar Kállay wijst hen terecht: ”Je hebt nu eenmaal een totalitaire of een vrije pers, en ik wil dat laatste! Ik wil geen diktator zijn”. [Kállay, 124].
Enige tijd later wil een aantal parlementsleden van de NKP zelfs dat Hongarije een federatie met het Duitse Rijk aangaat, maar ze worden uit het parlement verwijderd, en hun wordt een proces wegens hoogverraad aangedaan, wegens "een poging tot omverwerping van de regering". Maar ook nu heeft de eigen regering toch geen greep op de situatie want ze vluchten naar.... Duitsland! [Kállay, 124].
In maart 1943 wordt het blad der NKP, de 'Pesti Újság' zelfs verboden, n.b. wegens aanvallen op de westelijke geallieerden. Het is dan ook een der meest vulgaire fascistische bladen in Hongarije. [Nagy-Talavera, 194]. Maar al weer typerend voor de moeilijke situatie is dat het blad na enige tijd toch weer onder een ander naam, "ősszetartás" [Solidariteit] kan verschijnen! Hóe sterk de binnenlandse positie van de Hongaarse premier echter ook is, tóch bepalen in deze oorlog andere, externe en geopolitieke faktoren het lot van een klein land zoals Hongarije.
Op 27 januari 1943, één week vóór het definitieve einde van de gevechten in en bij Stalingrad, eisen de westelijke geallieerden na hun conferentie te Casablanca de onvoorwaardelijke overgave van de vijand, en het is dan intussen duidelijk dat de ommekeer in deze oorlog nu op gang is gekomen.
Ook blijkt nu langzamerhand dat de Duitsers en hun satellieten zich nooit meer kunnen herstellen van de zware nederlaag te Stalingrad, maar ook vanaf dat moment doet de Hongaarse regering nog veel meer pogingen om in contact te komen met de westelijke geallieerden en uit de oorlog te treden, hoewel de angst voor de reaktie van de Duitsers bijzonder groot is en blijft……….
Zo wordt nog in februari 1943 András Frey, de diplomatieke correspondent van het blad Magyar Nemzet, naar Istanbul gestuurd, op aanbeveling van Ullein-Revitzky. Hij moet namens Kállay, het ministerie van buitenlandse zaken en de stafchef, de westelijke geallieerden informeren over de Hongaarse plannen, en men laat dan via de Hongaarse ambassade in Turkije weten dat Hongarije 1. nooit verzet zal bieden aan Amerikaanse, Britse of Poolse troepen, mochten zij het Hongaarse grondgebied naderen of bezetten, en dat men 2. in principe bereid is om tegen de Duitsers handelend op te treden: Hongarije zal geen soldaten of materieel meer aan de Duitsers ter beschikking stellen. Ook via de ambassades in andere neutrale landen deelt men dit in het geheim mee. [Juhász, 220/221].
Eerder in februari 1943 is de bekende professor Albert Szent-Győrgyi [1893-1986, zie blz. 144] ook naar Istanbul gestuurd voor overleg met Britse agenten in dit neutrale land. Deze geleerde en gezaghebbende chemicus en Nobelprijswinnaar, die al jaren bekend is vanwege zijn anti-nazigezindheid en zijn demokratische principes, heeft in Hongarije met vertegenwoordigers van alle politieke partijen, behalve de extreemrechtse, overlegd, en álle politieke partijen zijn volgens Szent-Győrgyi bereid om hem als premier te aanvaarden, wanneer de Duitse macht ineenstort. Hij heeft ook met vakbonden, met communisten, met de loco-burgemeester van Budapest, Endre Morvay, en met Miklós Horthy jr. overlegd want nu het om het nationale belang gaat moet men boven de partijen staan, aldus Szent-Győrgyi. [Zs. Nagy, 132/133].
Hij wil ook alles doen om de geallieerden in Hongarije te krijgen. [Juhász, 221]. De politieke groepen waarmee hij heeft overlegd verklaren zich ook alle vóór zijn missie, maar ondanks het feit dat Szent-Győrgyi goede contacten met de regering onderhoudt, kan hij toch alleen maar spreken voor de zgn. linkse oppositie, die een bevrijding door de westelijke geallieerden zal begroeten, maar tegelijkertijd ook liberale, demokratische sociale en politieke hervormingen wenst. Szent-Győrgyi maakt ook duidelijk hoe hij over de regering denkt en hij zegt n.b. openlijk dat Kállay geen andere politiek kan voeren omdat Duitsland dan Hongarije zal bezetten, geheel het land zal mobiliseren tegen de geallieerden, en de Joden zal uitroeien! [Juhász, 222]. Voor de Hongaarse legerleiding heeft Szent-Győrgyi geen goed woord over. "De Hongaarse generale staf is onbetrouwbaar, tenzij er een 25-tal hoge officieren van Duitse origine en met pro-Duitse sympathieën wordt ontslagen". [Sütő, 111, Juhász, 221].
Men is van geallieerde zijde echter zeer voorzichtig want men heeft immers afgesproken dat alleen een onvoor- waardelijke overgave zal worden geëist van Duitsland en de met de nazi's verbonden staten.
Een afzonderlijke vrede met Hongarije is daarmee dus onmogelijk en met een land als Hongarije zal nooit afzonderlijk [kunnen] worden onderhandeld over een 'wapenstilstand' en/of overgave. Overal horen de Hongaren nu hetzelfde: zolang Hongarije vecht tegen de geallieerden en de As steunt kan het geen sympathie of consideratie verwachten. [Juhász, 221]. Toch stelt Londen zich nu wel wat gematigder en welwillender op, mede dankzij de missie van professor Szent-Győrgyi en er is zelfs van sympathie sprake ten aanzien van de Hongaarse oppositie want men erkent de kracht van deze antifascistische oppositie.
Een dokument, een memorandum van het Britse ministerie van buitenlandse zaken van 24 februari 1943 geeft aan dat men nu inderdaad een minder harde en starre houding tegenover Hongarije aanneemt want dat land, zo heet het, heeft een grotere onafhankelijkheid kunnen bewaren dan de andere landen in de buurt. Er heeft zich in Hongarije zelfs een relatief belangrijke oppositie van boeren, socialisten, vakbonden en intellektuelen kunnen vormen, die demokratisch is en zich ook ten bate van de Joden inzet. [Juhász, 228]. Men stelt in Londen echter ook vast: de houding van de Britten en van de andere geallieerden zal afhankelijk zijn van de daden van Hongarije om zich aan de omarming van de As te onttrekken en aan de geallieerde overwinning, en daarmee aan de bevrijding, bij te dragen.
Men wijst er in Londen overigens ook op dat Tsjechoslowakije en Joegoslavië, die als geallieerde bondgenoten worden beschouwd, wantrouwen ten aanzien van Hongarije hebben. [Sütő, 113]: "Zijner Majesteits regering wenst niets te maken te hebben met een regime dat zich met de As heeft verbonden en dat Britse bondgenoten zoals Tsjechoslowakije, Joegoslavië en de Sovjet-Unie aanviel". De Britten hebben echter óók niet de wens om Hongarije te verdelen, "nog erger dan Trianon", aldus de verklaring uit Londen. [Juhász, 231].
Ook zijn de Britten niet van plan om landen in Midden-Europa b.v. aan de Sovjets over te laten en in februari 1943 verklaart Churchill tegenover de Turkse president b.v. dat de westelijke geallieerden tegen Sovjetinvloed in Europa zijn, en dat ze een beschermende gordel willen opbouwen van Griekenland, Turkije, de hele Balkan en Hongarije en "dit sterkt de regering-Kállay in de overtuiging dat ze in een onder Angelsaksische leiding staand toekomstig Midden-Europa haar heerschappij wezenlijk ongebroken zou kunnen handhaven". [Allianz, 90].
Het Britse Memorandum wordt vervolgens naar Moskou en Washington gestuurd, maar de geallieerden hebben geen haast en er gebeurt verder niets. Toch wordt de Britse houding nu merkbaar iets milder en Horthy wordt door de BBC vanaf april 1943 ook niet meer als een "fascistische diktator" à la Hitler en Mussolini afgeschilderd. Uiterst koeltjes zeggen de Britten nu, dat Szent-Győrgyi ’een zekere onafhankelijkheid schijnt te genieten’, en dat in vele opzichten voorzichtige geheime contacten met hem wel nuttig kunnen zijn. [idem, 232].
Kállay verklaart dan ook op 19 februari 1943 nog eens voor de parlementaire commissie van buitenlandse zaken: "Hongarije heeft alleen moeilijkheden met de Sovjet-Unie, en niet met Engeland en de Verenigde Staten. De Hongaarse regering wenst geen oorlogshandelingen tegen de westelijke geallieerden te ondernemen". [Kállay, 182]. Met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië bestaat er dus geen conflict, aldus Kállay!
Toch blijkt ook dat Kállay in zijn eigen land niet in staat is om b.v. de oorlogsverklaringen aan Groot-Brittannië en aan de Verenigde Staten te annuleren: de Duitse druk blijft nog veel te groot. In de parlementaire commissie maken de 'linkse' oppositieleiders Rassay [liberaal] en Tildy [Kl. Grondbez.] ook nog eens duidelijk dat ze ook niet wensen dat Hongarije bij gevechten op de Balkan wordt betrokken. [Juhász, 218]. Ze zijn het dus eens met de regering. Het is echter de grote vraag of Hongarije zich inderdaad uit de omhelzing door de Duitsers kan vrijmaken maar allerlei aanwijzingen maken duidelijk dat Hongarije, ondanks de goede bedoelingen van zijn premier, zit ingeklemd.
Op 7 maart 1943 sturen Kállay en kardinaal Serédi een boodschap aan de paus, waarin ze vragen Hongarije te willen helpen tegen het nazisme, dus de Duitse druk, èn tegen het bolsjewistische gevaar, het communisme. In de vastenbrief van de Hongaarse r.-katholieke bisschoppen [maart 1943] wordt zelfs fel en openlijk geprotesteerd tegen kerkvervolging, deportaties, executies, het uitstoten van mensen uit maatschappij, en het ontnemen van bestaansmogelijkheden aan mensen, etc. Serédi en de zijnen veroordelen nu ook openlijk "het opofferen van de hele natie aan de wil van één man". [Adriányi, 107]. Ongeveer een maand later, begin april 1943 gaat Kállay zelf naar Rome, voor overleg met de Italiaanse leider en met de paus. Hij wil de banden met Italië aanhalen, nu blijkt dat Duitsland hem toch niet zo erg vertrouwt, b.v. inzake zijn politiek ten aanzien van de Joden. Steeds weer wordt Kállay vanuit Berlijn immers daarom aangevallen en bedreigd, en b.v. Roemenië, Kroatië en Slowakije worden aan Hongarije ten voorbeeld gesteld. Die landen worden door de nazi's geprezen! Kállay, 328. Kállay wil ook Italiaanse steun vragen tegen een mogelijke nieuwe Kleine Entente van Kroatië, Roemenië en Slowakije samen met de Duitsers. [Kertész, 66]. Hongarije voelt zich dus opnieuw bedreigd en omsingeld, precies zoals in de jaren '20 en '30. Misschien kan Italië aan Hongarije dan toch nog enige steun bieden. "Over Italië wordt in Hongarije n.l. al vele jaren heel anders gedacht dan over Duitsland. Italië beschouwde het fascisme niet als exportartikel, terwijl de nazi's hun ideologie wel als een exportartikel beschouwen, en zich willen opdringen. Hongarije heeft dus van Italië niets, en van Duitsland alles te vrezen", aldus de mening van Kállay [Memoires, 361/362].
Parade van de naar Hongarije gevluchte Franse soldaten in Balatonboglár in 1942
Hitlers eis aan Mussolini, dat deze de Hongaarse premier níet moet ontvangen wordt daarmee terzijde gelegd. De Hongaarse en de Italiaanse regeringsleiders zijn het er zelfs wel over eens: De militaire situatie moet pessimistisch worden beoordeeld, maar vage plannen en suggesties van Hongaarse kant om een soort 'gematigd' [rechts, autoritair] blok van kleinere landen in Centraal- en Zuid-oost-Europa te vormen, zonder het Duitse Rijk en zonder Russische, communistische invloed, worden als volkomen irreëel door de Italianen van de hand gewezen. [Fenyo, 127/128, Juhász, 226/227]. Italië zal, aldus Mussolini, nooit een afzonderlijke vrede sluiten, en zal solidair blijven met de Duitsers. Hongarije vangt dus toch bot, er wordt niets concreets bereikt. Mussolini heeft geen enkele interesse in een blok tegen Duitsland; hij is immers nog steeds aangewezen op zijn Duitse bondgenoten, en geniet in Italië steeds minder aanzien. Al eerder heeft men overigens in Rome, maar eigenlijk ook in Budapest, alle mogelijke dynastieke verbindingen met Hongarije volstrekt afgewezen.
Het speculeren op een breuk tussen Italië en Duitsland is dus al even irreëel als het speculeren op een breuk tussen de westelijke geallieerden en de Sovjet-Unie. Toch blijft de Hongaarse regering daar in feite op hopen. Evenzeer hoopt men in Budapest ook nog steeds op een of andere compromisvrede of iets dergelijks. [Juhász, 225].
Hongarije beschouwt n.l. de hegemonie van zowel Duitsland als Rusland in Midden-Europa als levensgevaarlijk voor de onafhankelijkheid van het land. De regering van premier Kállay hoopt daarom ook steeds op een bevrijding door de westelijke geallieerden. Verder hoopt men er in Budapest op dat de geallieerden, mochten zij in Europa landen, die landingen op de Balkan zullen uitvoeren! [Sütő, 116, Ullein-Revitzky, 125/126]. Men denkt in het voorjaar van 1943 zelfs al dat de geallieerde landingen op de Balkan mogelijk nabij zijn. [Juhász, 218].
"De Hongaarse politici hebben dus niets begrepen van de alliantie tussen het westen en de Sovjet-Unie. Ze bekijken alles met Centraal-Europese ogen, en leven psychisch nog in de ex-Donau-monarchie, met achterhaalde illusies. Zíj vormen de achtergrond van het Hongaarse nationalisme. Men zag de signalen van buiten niet, en men had niet een reële kijk op de rol en de mogelijkheden van Hongarije in het Donaubekken". [Juhász, 213]. Dat is wel wijsheid achteraf, en toch: de basis van de geallieerde samenwerking is slechts negatief: alleen de ondergang van Hitler-Duitsland en haar ideologie is immers het gemeenschappelijke doel der Grote Drie. Is het zo vreemd dat men in Budapest niet van een 'bevrijding' door Moskou, maar wèl van een bevrijding vanuit het westen is gediend?...
Dat leidende Hongaarse politieke kringen rondom Horthy, Bethlen, Kállay, Keresztes-Fischer de eigenlijke kern, het wezen, een diepe kloof, een principieel onderscheid, soort 'koude oorlog' tussen Moskou en Washington/Londen al zeer vroegtijdig -midden in de oorlog- hebben begrepen: is hen dat kwalijk te nemen? Bovendien hebben zij al vroegtijdig gemerkt dat zij, en daarmee hun vaderland, door het westen min of meer zijn afgeschreven.
Trouwens: pas vanaf 22 juni 1941 voelt Churchill in Londen dat hij in hetzelfde schuitje zit als Stalin in Moskou en eerder stond óók Churchill bekend als een fervent tegenstander van het communisme: Het verbond der geallieerden is toch een gelegenheidscoalitie? Wat betreft "de signalen van buiten af" die Hongarije niet zou hebben opgevangen: gemakkelijk kan men dit achteraf toegeven, maar de signalen die Hongarije gaf zijn nooit opgevangen en er is nooit iets mee gedaan. Pas in de loop van de oorlog [1943] vangt men in Londen immers de eerste signalen op van het feit dat Hongarije ’toch iets anders is dan de andere satellieten’, en in Moskou heeft men daarvan wel nooit iets begrepen. Men is ook doof voor signalen vanuit Hongarije en kan daarmee nog niets doen. Het dringt kennelijk ook niet echt tot de geallieerden door dat de Hongaarse regering op de meeste signalen vanuit het zogenaamde 'vijandelijke' [geallieerde] kamp eenvoudig niet kan reageren: Kállay is de eerste die wel degelijk beseft welke reaktie de Duitsers zullen [kunnen[ geven, n.l. een militaire bezetting. De mogelijkheden, de speelruimte en de rol van Hongarije zijn zo dus wel uiterst beperkt en door de absolute eis van de geallieerden tot onvoorwaardelijke overgave wordt Hongarije ook al niet op weg geholpen….
Men vindt in Budapest dan ook dat men eenvoudig niet kan ingaan op b.v. een oproep van Otto von Habsburg in maart/april 1943, waarin hij stelt dat de Hongaarse regering helder en duidelijk tot uitdrukking moet brengen of ze bereid is om aan de zijde der geallieerden tegen Duitsland in oorlog te treden: deze Habsburger heeft vanuit het veilige Amerika wel zeer gemakkelijk praten. Er blijft overigens ook op andere terreinen een soort kloof bestaan tussen de geallieerde en de Hongaarse wensen: een Brits Aide-mémoire van 10 maart 1943 somt bij voorbeeld nog eens de punten op, waaraan Hongarije zal moeten voldoen.
Behalve de eis van onvoorwaardelijke overgave wordt ook gesteld, dat de grenzen van 1943 níet die van na de oorlog kunnen zijn. Er moeten ook politieke en sociale hervormingen in Hongarije komen, en men wil ook weten welke houding Hongarije aanneemt ten aanzien van de plannen voor een eventuele confederatie van Donaustaten.
Kállay en Bethlen, de politieke leiders van Hongarije, blijven echter de grenzen van 1942/43 beschouwen als basis, als uitgangspunt en ze koesteren verder vooral de hoop dat een afval van Duitsland hen in staat zal stellen, om het politieke en sociale kader van het regime ook na de oorlog te handhaven [aldus wordt door Britse bronnen bevestigd] hoewel ze wel beginnen in te zien dat sociale en politieke hervormingen na de oorlog onvermijdelijk zullen zijn. Kállay en Bethlen weten ook wel, dat, mocht het regime van Horthy de oorlog overleven, er ook in Hongarije hervormingen nodig zijn, wanneer de buurlanden radikale hervormingen doorvoeren. [Juhász, 241/242].
Het ligt overigens ook al in 1942/43 in de lijn der verwachting dat, mochten de geallieerden overwinnen, er sprake zal zijn van een veel nauwere samenwerking van de kleinere staten in het midden en oosten van Europa.
De regeringen in ballingschap in Londen van Tsjechoslowakije en Polen b.v. hebben al in november 1941 en januari 1942 verdragen getekend die zullen leiden tot een nauwe samenwerking op zeer vele terreinen. Douane, monetaire politiek, generale staven, buitenlandse, militaire, economische zaken zullen verregaand worden samengevoegd, en ook op het terrein van verbindingen, onderwijs en cultuur en een vrij verkeer van personen zal men nauw samenwerken. Ook Griekenland en Joegoslavië zullen na de oorlog nauw gaan samenwerken. Maar ook in Hongarije heeft men wel plannen voor samenwerking met buurlanden na de oorlog en vooral in Tsjechen, Slowaken en Polen ziet men goede partners, maar in Budapest wil men dan níet ook nog eens de Zuid-Slaven hierbij want "dan ontstaat er een veel te groot Slavisch overwicht". Men wenst ook geen nauwe samenwerking met Roemenië.
Vooral van belang zijn echter twee memoranda van de Hongaarse regering uit 1943 waarin ze de nadruk legt op de bestaande grenzen. Transylvanië kan eventueel onafhankelijk of autonoom worden, men kan een onafhankelijk Slowakije erkennen, en men staat welwillend tegenover een onafhankelijk of nauw met Hongarije verbonden Kroatië maar in Londen wordt dit alles natuurlijk uitgelegd als de wens om een vergroot en machtig Hongarije te handhaven, dat het Karpatenbekken domineert, met als satellieten Slowakije, Kroatië en een eventueel onafhankelijk Transylvanië, en dat met een naburig en nauw verbonden Polen handelt als verdediger van de "christen-demokratie" [zeg maar: een conservatief blok]. "Als dít de basis is waarop Hongarije met ons in discussie wil komen, hebben ze nog een heleboel te leren", aldus de reakties uit Londen. [Juhász, 243/245].
Men merkt hierbij de zeer grote invloed van de [nu weer erkende] Tsjechoslowaakse president in Londen, Edvard Benes, op de meningsvorming in Londen. Benes staat bij vele Hongaren immers al 25 jaar bekend als een zeer uitgesproken en bittere tegenstander van alles wat "Hongarije" betreft en het is bekend: de Hongaren zijn voor hem in alle opzichten niet meer dan handlangers van nazi-Duitsland. De -op zichzelf begrijpelijke- geallieerde eis van onvoorwaardelijke capitulatie houdt echter op geen enkele wijze rekening met de zeer zwakke positie èn de goede wil van een klein land als Hongarije. Men mag ook aannemen dat de Britten eigenlijk wel weten dat een anti-Duitse ommezwaai in Hongarije onmogelijk is, en zal leiden tot een regelrechte ramp. [Juhász, 235].
Aldus ziet men zich is men in Budapest gedwongen z’n eigen weg te gaan, in de hoop toch zo veel mogelijk te redden, en het land ongeschonden door de oorlog te loodsen. Men blijft -met vele anderen- en vaak tegen beter weten in, hopen op een Brits-Amerikaanse overwinning, de ènige mogelijke bescherming tegen Duitse of Russische hegemonie en tot zolang wil men alles in takt houden en vooral géén Duitse bezetting uitlokken! [Juhász, 233].
De regering van Kállay weet de binnenlandse orde ook goed te handhaven en van demonstraties tegen de regering is nauwelijks of niet sprake. Op 15 maart 1943, de nationale feestdag, wordt weer gedemonstreerd, vooral bij de standbeelden van twee linkse, radikale, helden van 1848, Petőfi en Táncsics, en vóór de handhaving van de vrijheid en onafhankelijkheid van het land, maar van maatregelen van de autoriteiten ertegen is deze keer geen sprake!
Ook worden door Horthy in het voorjaar van 1943 in de commissie voor buitenlandse zaken van het Hogerhuis twee [van afkomst] Joodse leden benoemd, n.l. Ferenc Chorin en Aurél Egry: een duidelijk teken dat de hoogste politieke kringen in Budapest niets met het antisemitisme van doen willen hebben. In deze parlementaire commissie zitten verder ook o.a. de gematigde vroegere minister van buitenlandse zaken Kálmán Kánya en de oud-premier graaf Bethlen, die eveneens bekend is om zijn pro-geallieerde standpunt.
In de parlementaire commissie voor financiën zitten al langere tijd zelfs alleen mensen van Joodse origine! De meesten van hen, zoals baron [!] Miklós Kornfeld, Jenő Vida, baron Győrgy Ullmann zijn weliswaar christen [geworden], maar van hun Joodse afkomst weet iedereen. [Kállay, 186, Fenyo, 76, Adriányi, 107].
Het wordt Kállay en de zijnen evenwel steeds opnieuw zeer moeilijk gemaakt, niet alleen vanuit het verre Londen, maar ook uit het veel meer nabije Berlijn! Hier is men n.l. goed op de hoogte van wat er in Hongarije allemaal niet deugt en voortdurend wordt men in Budapest, maar ook in Berlijn, van verschillende kanten bestookt met memo's en met rapporten over de situatie in Hongarije. In januari 1943 laat men vanuit Berlijn bijvoorbeeld nóg eens weten dat uitstel van een "oplossing van de Joodse kwestie" niet meer kan. De betrekkingen tussen Hongarije en het Duitse Rijk worden slechter, en dat komt door "het gebrek aan energie dat de Hongaarse regering toont bij het oplossen van de Joodse kwestie", aldus de Duitse staatssecretaris tegenover de Hongaarse gezant in Berlijn, Sztójay [Lévai, Blackbook, 30] en vervolgens levert een Duitse nota van 1 maart 1943 scherpe kritiek op de Hongaarse stafchef, gen. Szombathelyi, die het zelfs in het geheim heeft gewaagd om te zeggen dat het hem een genoegen deed dat de Duitsers aan het oostfront nederlagen hebben geleden. [Ullein-Revitzky, 125/126].
Na zijn onderhoud met Hitler en met het Duitse opperbevel op 12 februari 1943 stuurt Szombathelyi vijf dagen later ook een memorandum, een uitgebreid rapport, aan Horthy over de militaire en strategische situatie, waarin hij de wens te kennen geeft, dat Hongarije zich in alle opzichten op de toekomst moet voorbereiden en ook zegt dat hij spoedige geallieerde landingen op de Balkan verwacht. [Juhász, 218]. Maar zelfs de Hongaarse stafchef Szombathelyi wil niet dat Hongarije nog meer troepen naar het front stuurt: Hongarije moet met een 'Balkanfront' rekening houden! Het moet dus strategische reserves opbouwen voor een aanval vanuit het zuiden en mocht er dan een front op de Balkan komen, dan ligt het voor de hand dat Roemenië nog vóór Hongarije het zinkende schip van de As verlaat, en -eventueel met geallieerde steun- de aanval opent op....Transylvanië! [Confidential Papers, 211/215], maar dat moet de Hongaarse regering en het leger proberen te voorkomen! De Hongaarse stafchef weet ook te melden dat Duitsland alle bondgenoten, en wel in het bijzonder Hongarije wantrouwt.
Maar de Duitsers hebben de kracht van het Sovjetleger zwaar onderschat want er doen zich, aldus Szombathelyi, aan het front overal tekorten voor: de Duitsers hebben wel materiële steun beloofd maar ze hebben die niet in voldoende mate gegeven, en de Hongaren geloven in hun hart niet dat deze oorlog noodzakelijk is, bovendien spelen de gevechten zich af op 2000 km van het vaderland. Van veel minder belang is uiteraard een memorandum van de fraktie van de Pijlkruiserspartij van Szálasi, van 31 maart 1943, gericht aan Horthy, en men kan de inhoud wel raden: er wordt gepleit voor een autoritaire staatsvorm en Horthy moet de werkelijke macht maar overdragen aan een leider.... want, zo wordt duidelijk gemaakt, ”dat is in overeenstemming met de geest van samenwerking met nazi-Duitsland”. Het parlementarisme is in Hongarije toch al uitgehold, zo stellen deze fascisten vast: het parlement komt immers niet meer regelmatig bijeen en het stelt eigenlijk ook niets meer voor. Het volk is van dit parlement vervreemd, en verwacht er niets meer van…….
Bovendien hebben verscheidene parlementaire commissies het werk al voor een groot deel overgenomen en zelfs een aantal parlementsleden gelooft niet meer in het bestaande stelsel. Dus ook in Hongarije moeten de autoritaire principes worden ingevoerd! Men stelt vast dat eenheid is geboden omdat het land wordt bedreigd door een nieuw Volksfront van boeren en arbeiders, dat immers ook buiten het parlement om handelt. Men acht zulke akties, "gebaseerd op de klassenstrijd" verontrustend; ze zijn ook een voorbode van de macht van de Sovjets..
De hoop van de Pijlkruisers, dat het staatshoofd van Hongarije Szálasi, zogenaamd "de meest getrouwe van de onderdanen van Uwe excellentie" in audiëntie zal ontvangen kunnen ze echter laten varen [Confidential Papers, 227] en het pleidooi voor afschaffing van het parlementaire stelsel is ook tevergeefs! Op wensen der extreemrechtse oppositie gaat deze Hongaarse regering trouwens nooit in…..
De Duitse gezant von Jagow blijft evenzeer verontrust over de koers die de Hongaarse bondgenoot blijft varen. Hij bericht op 15 april 1943 naar Berlijn dat "het wel duidelijk is dat Hongarije er niet aan dénkt in het Jodenvraagstuk een koers in te slaan die in overeenstemming is met de onze", en van de rechtervleugel van de Hongaarse regeringspartij ontvangt de Duitse regering inlichtingen, waarin wordt gezegd "dat de huidige samenstelling der Hongaarse regering niet in overeenstemming is met een verhoogde oorlogsinspanning van Hongaarse kant, en dat die een toenemende landbouwproduktie belet". [Kállay, 182/183].
In dit klimaat van wantrouwen komt op 11 april 1943 de onverwachte uitnodiging van Hitler aan Horthy om met de Führer over de militaire zaken, de Hongaarse troepen, en over de algemene situatie te overleggen in Klessheim, op de Obersalzberg bij Salzburg. De uitnodiging aan de Hongaarse regent komt n.b. slechts drie dagen na het bezoek van de Roemeense diktator Antonescu aan Hitler! Zo zal het voor Hitler niet moeilijk zijn om aan Horthy opnieuw Roemenië ten voorbeeld te stellen, maar Horthy krijgt van Hitler nog enkele dagen de tijd om zich eerst in Budapest op de hoogte te laten stellen……..
Hitler wenst Kállay, de Hongaarse premier n.l. niet meer te ontmoeten [Gosztony, 105] want díe heeft voor hem afgedaan. De premier laat Horthy echter wel duidelijk weten hoe hij over de situatie denkt: als Hitler weer over het beleid tegenover de Hongaarse Joden begint, moet Horthy maar zeggen dat dat een binnenlandse aangelegenheid van Hongarije is, en dat Hongarije de Joden om economische redenen niet kan missen. De premier laat ook weten dat hij zelf, hoewel hij in Budapest blijft, de verantwoordelijkheid voor het beleid op zich neemt. Hongarije kan en zal ook geen nieuwe troepen naar het oostfront sturen, want het moet de eigen grenzen verdedigen [tegen Roemenië].
Ook wordt er een nota opgesteld door de staatssecretaris van buitenlandse zaken, Andor Szentmiklóssy, bestemd voor Hitler. Hongarije, zo heet het, blijft loyaal tegenover Duitsland maar blijft een eigen weg volgen en dat is nodig omdat het land door de buren wordt bedreigd. Een sterke verdediging van het land zelf blijft dus vereist en meer troepen naar het front sturen kan dus niet: Hongarije moet binnen het Karpatenbekken sterk blijven.
Szentmiklóssy legt ook nog eens uit dat Hongarije zelf de positie der Joden wil regelen, maar ”hun aandeel in het maatschappelijke leven loopt al terug”. Hongarije gaat door met z'n eigen oplossing van de Joodse kwestie en het lijkt toch geheel onbelangrijk of "de Joden iets vroeger of iets later uit het economische leven in Hongarije worden geëlimineerd"?
Voorlopig heeft Hongarije de 800.000 Joden echter nog nodig. Daarmee kan het zijn economisch potentieel op peil houden en vergoelijkend voegt de staatssecretaris hieraan nog toe: 80 % van onze industrie werkt al ten bate van de Duitse economie, en 90 % van onze export gaat naar de As. [Confidential Papers, 231-244]. Het is natuurlijk duidelijk dat Hitler hierdoor niet overtuigd zal raken want het proces om de Joden te elimineren verloopt in Hongarije immers veel te traag! Overal in Europa buiten Hongarije om blijkt dat de Duitse nazi's wat dit betreft zéér verbeten, geobsedeerd zijn, en ook haast hebben! Bovendien kan men in bijna heel Europa vrijwel z'n gang gaan, alleen níet in Hongarije, die onwillige bondgenoot………
Om de zaak goed voor te bereiden neemt Horthy samen met Kállay en Keresztes-Fischer alles tevoren ook nog eens door en hij krijgt adviezen van beide ministers. Horthy wordt b.v. aangeraden om Hitler duidelijk te maken dat zijn land nooit verraad zal plegen tegenover de met haar verbonden landen [want pogingen om contact met de westerse geallieerden te krijgen leverden toch niets op]. Men kan overigens wel aannemen dat Horthy níet op de hoogte is geweest van de uitroeiing der Joden en van de massamoorden op hen, want hij kreeg nooit dergelijke informatie. [Sakmyster, 301]. Het overleg op 16 en 17 april verloopt dus, dat kan men wel raden, in een verhitte atmosfeer. De Duitse leider is een uur alleen aan het woord [niet ongewoon!] en is zéér fel en agressief; hij waarschuwt Horthy in de eerste plaats voor de Russen en het bolsjewisme en dat zal op Horthy uiteraard indruk maken, want die deed iets dergelijks ook al vele malen! “Als de 240 Duitse divisies niet met fanatieke vastbeslotenheid vechten gaat ook Budapest eraan en valt de bolsjewieken in handen!”, dreigt hij en hij wijst op de enorme gevaren: miljoenen doden en onvoorstelbaar wrede methoden!
Maar vervolgens maakt hij de Hongaren allerlei scherpe verwijten, en hij stelt nieuwe eisen: de premier van Hongarije is een defaitist, een verrader, en de Duits-Hongaarse vriendschap vereist dat hij wordt ontslagen! Kállay wordt openlijk door Hitler gebrandmerkt als een politieke avonturier, en als vijand no. één van het Duitse volk, hij faalt waar het gaat om steun aan de oorlog en Hitler stelt ook nog vast dat de nederlaag van het Hongaarse Tweede Leger alleen maar te wijten is aan het slechte moreel van de Hongaarse soldaten, en aan hun gebrek aan discipline………. Maar Horthy repliceert: ”Tegen de overmacht van een goedbewapende vijand kon men niets uitrichten, en de beloofde Duitse steun, tanks en geschut, is nooit geleverd”. [Horthy, 253] en hij gaat verder: "Ik kwam hier om over militaire zaken te praten, en niet over [binnenlandse] politieke zaken. Ik heb toch aan de Duitsers ook nooit adviezen over ministerposten gegeven!" [o.a. Juhász, 237]. Ook klaagt Horthy erover dat juist door inmenging van Duitse overheidsinstellingen de goede verhouding tussen [volks-] Duitsers en Hongaren in Hongarije ten gronde is gericht. [Horthy, 254]. Hitlers scherpe verwijten gaan echter door. "Hongarije staat onverschillig ten aanzien van de oorlog met het westen, de Hongaarse oorlogsinspanning is veel te laag, het land levert veel te weinig industrie- en landbouwprodukten en de Hongaren moeten ook meer soldaten leveren voor de strijd aan het oostfront".
Men is in Duitse kring overigens, zo blijkt nu, ook op de hoogte van de Hongaarse contacten met het westen, via neutrale landen als Spanje en Portugal, men weet van de aktiviteiten van Szent-Győrgyi en over de pogingen om over te lopen, en van het feit dat Hongarije aan westerse troepen geen verzet zal bieden, maar bovenal wordt de Hongaarse regering natuurlijk haar houding tegenover de 800.000 Joden zeer kwalijk genomen: Hongarije is in deze kwestie tot een eiland geworden en dat de regering in Budapest daar nog trots op is, is voor de Duitsers helemaal niet meer te verteren.
Ook het feit dat Hongarije aan ongeveer 70.000 Joodse vluchtelingen van elders onderdak en veiligheid biedt, is de Duitsers een gruwel en scherpe verwijten worden de Hongaarse leiding dan ook gemaakt. De Hongaarse premier zorgt dus volgens Hitler voor een catastrofale politiek en hij maakt de onvergefelijke fout de Joden niet hard aan te pakken… ”Door de aanwezigheid van de Joden is Hongarije nog steeds niet ‘moreel veilig’ en de slechte moraal van de Hongaarse soldaten komt door de Joodse invloed en propaganda…”.
Voor Hitler c.s. gelden Joden immers niet als mensen. Het zijn dieren, parasieten, ongedierte zelfs. Ze moeten worden uitgemoord, afgeslacht want "dieren worden toch ook bij honderdduizenden afgeslacht om de menselijke honger te stillen". [Lévai, Blackbook, 31/32]. Toch waagt Horthy het dan nog om te zeggen dat Hongarije een constitutionele staat is, dat het parlement toestemming moet geven voor elke nieuwe wet, elke maatregel tegen de Joden, en hij waagt het [op de 2e dag] zelfs om te vragen wat men dán met de Joden moet doen: men kan ze toch niet doden? Ze zijn immers al van bijna alle bestaansmogelijkheden beroofd? Horthy kan dus lang niet alles weerleggen en hij hoort ook voor het eerst zulke gruwelijke taal over mensen. Hij is ook niet gewend aan dergelijke beschuldigingen en luistert ook niet steeds, maar hij maakt soms een verwarde indruk. Von Ribbentrop leest Horthy vervolgens de les, in brutale openheid [Juhász, 238]: "De Joden moeten fysiek worden uitgeroeid, gelikwideerd, òf naar concentratiekampen worden gestuurd. Er is geen andere mogelijkheid!", zegt hij. [Kertész, 75/76, Juhász, 238] en om nog meer drastische eisen van de Duitsers te voorkómen, stelt Horthy vervolgens voor om vermogensbelasting van de Joden te eisen, en het Joodse grondbezit in Hongarije te beperken. [Horthy, 254], maar dat zal de Duitsers onverschillig laten!
Von Ribbentrop komt ook nog met bewijzen dat déze Hongaarse regering onmogelijk kan zorgen voor een hogere oorlogsproduktie of een hogere landbouwproduktie. De regering van Kállay neigt, kortom, naar de vijand, aldus Ribbentrop. [Juhász, 238] en hij zegt tegen de Hongaarse gezant in Berlijn, Sztójay, ook nog dat Hongarije de Joodse kwestie onmiddellijk moet oplossen. Praktisch elk land in Europa doet daar immers al aan mee, met uitzondering van Zweden en Zwitserland en Hongarije. Voor Hitler is de zaak wel duidelijk: alle ellende komt voort uit het feit dat Hongarije geen totalitair systeem wenst in te voeren [Lévai, Blackbook, 32] en dus blijft weigeren zich aan te passen……… Horthy echter verdedigt zijn politiek. "Kállay heeft mijn volledige vertrouwen, er is geen reden om hem te ontslaan", aldus de regent en hij zegt ook nog dat de beschuldigingen tegen Kállay voor 100 % vals zijn en dat hij “volledig betrouwbaar is niets doet waarvan ik niet opde hoogte ben ”. Ook ontkent Horthy dat Hongarije heult met de vijand: “Niemand in Hongarije denkt eraan om met de vijand te koketteren, dat zou absolute idioterie zijn”, aldus de regent. [Sakmyster, 306]. Ook over de militaire zaken laat Horthy geen onduidelijkheid bestaan, want Hongarije blijft weigeren om meer troepen naar Rusland te sturen. De hier aanwezige soldaten zijn al slecht uitgerust, ze hebben onvoldoende wapens, uniformen en motorvoertuigen en de vernietiging van het Tweede Leger van de Honvéd [146.000 gesneuvelden] toonde al aan dat de Hongaarse soldaten niet meer tegen hun taak zijn opgewassen: ze worden alleen gebruikt, aldus Horthy. [Kállay, 183]. Ook wijst hij op de situatie van Roemenië dat veel meer steun van de Duitsers kreeg, maar Hitler en Von Ribbentrop komen er toch steeds weer op terug dat Kállay de zaak van de As verraadt en saboteert en ze willen dus persé dat Horthy een andere premier benoemt! Bovendien is de ‘Joodse kwestie’ voor hen primair en ze willen dus maatregelen, maar alle uitleg en excuses van Horthy zijn voor de nazi’s van geen belang.
De opmerking van Horthy dat hij “alles deed wat nodig was binnen de grenzen van het fatsoen, maar ze toch nauwelijks kon vermoorden of op een andere manier wegdoen” is voor Hitler dan ook verwerpelijk en hij zegt Horthy: ”Je moet gewoon het Slowaakse voorbeeld volgen en de Joden in concentratiekampen stoppen of in de mijnen laten werken”. De Hongaarse leider schaamt zich echter al dat hij moet bekennen dat hij 36.000 Joden in Arbeidsbataljons naar het front heeft gestuurd en dat de meesten van hen bij het naderen van de Russen zijn omgekomen”, terwijl Hitler natuurlijk geen schaamte nodig vindt en zegt dat de Joden nu eenmaal deze oorlog hebben ontketend, dus….. Hij laat iets later ook merken de Joden te zien als parasieten “die een gezond lichaam aantasten”, enz., maar het is duidelijk dat de beide leiders totaal niet op één lijn zitten en dat Hitler lang niet tevreden is over Hongarije en de politiek van dat land diep blijft wantrouwen en het feit dat Horthy op de 2e dag, 17 april, zegt dat hij ”gisteren maar de helft hoorde” duidt door de Duitsers uiteraard ook al op onduidelijkheid over het beleid van de 75-jarige Hongaarse regent. Maar toch:
”The remarkable result was that, despite the fact that he appeared so disorganized and almost pathetically uninformed, Admiral Horthy on the whole conducted himself in a dignified manner that compares quite favorably with that of the other satellite leaders who had discussions with Hitler in this period”.[Sakmyster, 306].
Tenslotte blijkt dat men het oneens is over vrijwel alle belangrijke zaken, en in het slotcommuniqué blijkt dat wel, hoewel Horthy wèl belooft dat Hongarije een loyale bondgenoot van Duitsland blijft zolang hij leeft. De oorlog in het algemeen wordt wel genoemd, maar Hongarije wenst uitdrukkelijk alléén de Sovjet-Unie als vijand vermeld te zien. De Duitsers eisen echter, dat óók de Britten en Amerikanen als tegenstander, vijand worden vermeld. Tenslotte worden er n.b. twee communiqué’s verspreid, één in Berlijn en één in Budapest:
Zo leest men in Berlijn dat 'de Führer en de Hongaarse regent vastbesloten zijn om de oorlog tegen het bolsjewisme en haar Britse en Amerikaanse bondgenoten tot aan de eindoverwinning voort te zetten', maar dít communiqué is niet door Horthy ondertekend!
Het wordt in Berlijn pas openbaar gemaakt, als Horthy weer in Hongarije terug is, en de regering in Budapest ontkent voor de Duitse versie haar fiat te hebben gegeven. De Duitsers blijven Hongarije zeer wantrouwen.
Volgens sommigen dreigt Von Ribbentrop zelfs met ernstige konsekwenties, als de Hongaren één en ander van het communiqué zullen weglaten! [Juhász, 239] en dat laatste gebeurt inderdaad: in Hongarije leest men namelijk niets over vijandschap tegenover de Britten en Amerikanen!…….
Het enorme Duitse wantrouwen blijkt ook uit het relaas dat Goebbels in zijn dagboek geeft van het Hongaarse bezoek. Op 18 april 1943 schrijft hij o.a.: "Horthy's bezoek is tot een einde gekomen; op de eerste dag werd het in een zeer verhitte atmosfeer gehouden. De Führer wond er geen doekjes om, en vermeldde Horthy speciaal hoe slecht zijn politiek in het algemeen en in het bijzonder met betrekking tot de oorlogsvoering en de Jodenkwestie was. De Führer was zeer direkt. Hij beschuldigde de Hongaren ervan dat ze hebben gepoogd contact op te nemen met de vijand... Horthy ontkende dit maar dat hielp hem niet zoveel.....
Op de tweede dag waren de gesprekken meer normaal. Een communiqué werd opgesteld gelijk aan dat bij Antonescu's bezoek. Op aandringen van de Hongaren evenwel is de passage over onze strijd tegen de westelijke plutokratiëen weggelaten....." [Kertész, 212, noot]. Hoewel de Duitse propagandaleider het slotcommuniqué, waarin vermeld staat dat Hongarije en Duitsland vastbesloten zijn om de oorlog ...... tot aan de 'Endsieg' voort te zetten, en dat de Hongaarse natie haar strijdkrachten tot de laatste man zal inzetten voor de bevrijding van Europa en de veiligheid van het Hongaarse volk, [Kállay, 183/184], "zeer positief" vindt, houdt hij toch zijn twijfels: "God geve dat het waar is!", aldus Goebbels.
Bijna drie weken later schrijft Goebbels alsnog dat Horthy toch wel zeer weinig plezierige dingen van de Duitse leider heeft vernomen, maar dat hij zich er niets van aan schijnt te trekken, want hij heeft geen van de gedane beloften gehouden! [Kertész, 212]. Uit dit alles heeft, volgens Goebbels, Hitler de conclusie getrokken, dat "das Kleinstaatengerümpel" in Europa nu zo snel mogelijk moet worden opgeruimd, en wel door de Duitsers alleen. [Horthy, 255]. Horthy moet dan bij zichzelf wel toegeven: "Zó duidelijk hebben ze het mij nog nooit gezegd, maar dat was ook niet nodig, want we begrepen dat allang". [idem].
Het enige waarover Hitler en Horthy het eens zijn geworden, is dat er weer "Volksduitsers" voor de Duitse Waffen-SS kunnen worden geworven. Maar, anders dan in andere satellietlanden, verliezen deze jongemannen hun Hongaarse nationaliteit! [Juhász, 238] en er zijn in Hongarije [binnen de grenzen van Trianon] niet veel jonge "Volksdeutsche" te vinden, die enthousiast zijn voor de Duitse rekrutering. De ± 700.000 "Ungarndeutsche" zijn echter nèt zo weerloos als andere Hongaren, ook zij worden geterroriseerd, en hoewel het voor Hongarije al moeilijk om zich aan de Duitse druk te onttrekken, voor de Duitstalige minderheid in Hongarije -die zich in de regel als "Hongaar" beschouwt- is het vrijwel onmogelijk om zich te onttrekken aan de nazi- instellingen, zoals de Volksbund en allerlei vormen van terreur van de Duitsers ín Hongarije.
Horthy vermeldt na zijn terugkeer in Budapest in een verslag van zijn overleg met Hitler aan zijn kabinet ook niets over de oorlog tegen Britten en Amerikanen, tot verontwaardiging en woede in Berlijn! [Kállay, 184] en voor Duitse twijfel ten aanzien van Hongarije bestaat dus nog steeds alle aanleiding, maar ook Roemenië zoekt al in het geheim contact met de geallieerden. "Hongarije en Roemenië hielden in het begin een wedstrijd om in Duitse gunst te komen, maar nu het getij keert wedijveren ze om de eerste te zijn om Duitsland in de steek te laten, en de verplichtingen te verzaken". [Rothschild, 185] en min.v.buitenl.z. Von Ribbentrop twijfelt nog meer dan Goebbels: hij laat al op 24 april en nog eens op 3 mei weten dat Duitsland alle contacten met de Hongaarse premier Kállay zal vermijden, en hem niet meer zal uitnodigen. Berlijn zal zich volledig afzijdig houden ten aanzien van Kállay en van Ullein-Revitzky [de perschef van het Hongaarse ministerie v.buitenl.z.] en ook de Duitse gezant in Budapest Von Jagow moet alle contact met hen mijden. De Italiaanse regering en haar gezant in Budapest doen aan deze boycot trouwens niet mee, ondanks de Duitse wens daartoe. [Kertész, 76].
Tóch vindt Nazi-Duitsland het ondanks alles blijkbaar nog niet nodig om hardere maatregelen tegen Hongarije te nemen want hoewel de Duitsers vanaf april 1943 er wel van overtuigd zijn dat men van de Hongaren geen grotere bijdrage kan verwachten, weten ze ook dat Hongarije haar meest essentiële economische hulpbronnen wel in dienst van de oorlog stelt. [Juhász, 239]. Op economisch gebied zal Hongarije zich, met andere woorden, nooit meer aan de Duitse "Interessensphäre" kunnen onttrekken, zo meent men in Berlijn.
Het staat intussen echter wel vast dat het bezoek van Horthy aan Hitler in Klessheim niets heeft opgeleverd dan alleen irritaties want de regering in Budapest is niet van plan om aan de Duitse wensen tegemoet te komen. Van een ontslag van de Hongaarse premier [en daarmee: van een einde van diens politiek] kan al helemaal geen sprake zijn. Wel wordt Hongarije van Duitse kant voortaan, vooral vanwege de zgn. Joodse kwestie, scherp in de gaten gehouden en men heeft na het mislukte overleg in april 1943 geen énkele reden meer om de Hongaarse leiding nog te vertrouwen………
Hoe de Duitsers in werkelijkheid denken over hun bondgenoot wordt vooral duidelijk aan de hand van een geheim rapport over de situatie in Hongarije van de Duitse gevolmachtigde minister in Budapest, de al eerder genoemde dr. Edmund Veesenmayer van 30 april 1943. In maart 1943 is Veesenmayer [zie hierboven] al in deze funktie, zeg maar: als spion [en o.a. SS-officier], op last van Von Ribbentrop naar Hongarije gestuurd en hij moet de situatie in Hongarije opnemen, zoals hij dat eerder ook heeft gedaan in Oostenrijk, Slowakije en Kroatië. Hij heeft dus "een rijke ervaring", en geldt ook als vakman op economisch terrein. Eventueel kan zijn rapport dienen ter voorbereiding voor het aan de macht brengen van een voor de Duitsers meer welgevallige regering. Veesenmayer moet voor het Duitse ministerie van buitenlandse zaken informatie over de werkzaamheden van Kállay en zijn ministers verzamelen.
Het staat voor de Duitse nazi-vertegenwoordiger echter al vast dat "de kliek van Kállay en Bethlen" en eigenlijk ook Horthy, eruit moet worden gegooid. Voor deze Hongaarse politici heeft hij weinig meer dan minachting.
"Onder alle staten van de Balkan biedt Hongarije het meest onaangename beeld. Het is een natie met een mateloze grootspraak en arrogantie. En die staat in krasse tegenstelling tot de waarde van z'n "vőlkische" substantie en tot de prestatie die het als verbonden natie tot nu toe heeft geleverd: dit land levert maar een fraktie van wat voor een oorlog nodig is. [Sakmyster, 309/310]. Er bestaat in leidinggevende kring een defaitistische houding en een verregaande sabotage van het gemeen- schappelijke oorlogsdoel en het Jodendom is hiervan de voornaamste oorzaak! In Hongarije, aldus Veesenmayer, is 10 % Joods [waarbij hij dus schromelijk overdrijft], in Budapest zelfs 35 % [idem!], maar de invloed en betekenis van de Joden is nog veel groter. Het economische leven wordt door hen maatgevend beïnvloed en ook op vele andere terreinen zijn ze dominant. Hongarije is zelfs tot hèt asiel voor Joden in Europa geworden.... En dat komt door een basistrek van de Hongaren , n.l. hun verregaande defaitisme, om niet te zeggen hun lafhartigheid, hun angst voor bombardementen.
Die is zelfs zó sterk dat ze ook kringen van de nationale oppositie [zeg: extreemrechts, nazi's en Pijlkruisers] beïnvloedt. Ze zien in een sterk aandeel en een sterke betekenis van het Jodendom de beste garantie tegen elke ernstige luchtaanval [van de geallieerden]. De tegenwoordige Hongaarse regering, de Joden en brede kringen van de burgerij geloven niet in de zege van de As, en ze wensen die ook niet want ze hopen dat de Duitsers en de Russen elkaar wederzijds uitputten, zodat Engeland en Amerika straks zonder veel risico overblijven. Van hèn verwachten de Hongaren vanwege hun hartelijke instelling ten opzichte van het Jodendom toegevendheid en een welwillende behandeling. Ze zien in het Jodendom een garantie voor de bescherming van hun eigen Hongaarse belangen en dat alles moet gelden als een bewijs dat deze oorlog de Hongaren slechts is opgedrongen. Hongarije levert door z'n latente sabotage ook nog een indirekte bijdrage aan de tegenstanders van de As. In het bijzonder onder Kállay is de positie van de Joden nog versterkt want deze premier heeft onlangs -aldus Veesenmayer- nog gezegd dat hij het onrecht van z'n voorgangers in de Jodenkwestie weer wenst goed te maken, omdat alle maatregelen tegen het Jodendom -gezien vanuit de buitenlandse politiek- als misdaden tegen Hongarije door hem worden bekeken.
Hongarije's aandeel in de strijd tegen het bolsjewisme is slechts een klein deel van wat het zou kunnen zijn en dit land doet slechts het allernoodzakelijkste om de schijn en de vorm tegenover het Rijk te bewaren. Met name in economisch opzicht zijn er bewijzen van latente sabotage: levensmiddelen, olie, bauxiet, textiel en wapens levert dit land veel te weinig. Voorraden aan voedsel heeft het alom ongekend hoog en dat zogenaamde gebrek is kunstmatig gecreëerd, en.... de Joden zijn de voornaamste schuld aan dat alles.
Voor de Rijksbestuurder van Hongarije, admiraal Horthy heeft Veesenmayer al helemaal geen goed woord over. Horthy leidt een geïsoleerd bestaan, omgeven door een eenzijdige kliek van Joden, met het Jodendom verwante aristokraten en klerikale politici. Zijn nimbus als bevrijder van Hongarije van het bolsjewisme [in 1919]... wordt systematisch misbruikt en vervalst. Alleen inzake de haat tegen het bolsjewisme staat hij duidelijk aan de kant van het Reich. Maar toch is zijn autoriteit in de brede massa in Hongarije sterk verankerd, hij is de representant van de tradities van het land, de echte leider, ook nu is hij nog altijd ideaal en doel. Elke nationale en sociaal-revolutionaire stroming, waar ze ook vandaan komt, maakt voor hém halt... Een schadelijke invloed op Horthy hebben met name premier Kállay, graaf Bethlen, Chorin en Goldberger en de sleutel tot het omvèr gooien van het tegenwoordige regime is deze kliek is het elimineren van de kliek rond Horthy, maar dat kan alleen mét en niet tegen de persoon van de regent. [Sakmyster, 310].
Volgens Veesenmayer heeft Duitsland in april 1943 de volgende vijanden in Hongarije: het Jodendom, de sterk met het Jodendom verwante aristokratie, de klerikale kringen [de geestelijkheid], en het Duitse renegatendom: d.w.z. de Duitse minderheid in Hongarije voorzover die niet wenst te buigen voor de zware druk van de nazi's. [Adriányi, 106]. Zij allen zijn vervuld van haat tegenover de nazi's en onderhouden betrekkingen met het vijandige buitenland en "ze wachten slechts op het tijdstip om uit het gemeenschappelijke front van de As uit te breken".
Veesenmayer heeft ook al Hongaren op het oog die veel méér, of totaal, en van harte bereid zullen zijn om de Duitsers in alle opzichten hun zin te geven. Zij hebben zich al zolang gestoord aan het halfslachtige beleid van Kállay, en ze wensen de oorlog krachtig voort te zetten aan de zijde van de Duitse bondgenoten.
Over de extreemrechtse oppositie is het Duitse rapport in het algemeen echter allerminst hoopgevend. "Szálasi's beweging is volstrekt zonder betekenis geworden, z'n leiderschap levert slechts moeilijkheden op, en corruptie en politieke onbekwaamheid zijn al snel aan het licht gekomen.Er is weinig meer van hem over. Hij leverde een walgelijk toneeltje van leiderschap". Szálasi wordt door Veesenmayer beschouwd als leider van een onbelangrijke en gedegenereerde beweging! De leider van de eens zo gevreesde "massapartij", die der Pijlkruisers, wordt door niemand meer serieus genomen. Szálasi maakt "met z'n onbeduidende frases en z'n verwarde taal een miserabele indruk". [Kállay, 223]. Szálasi is een nietsnut, hij wordt volkomen genegeerd, en in een toekomstige [pro-Duitse] combinatie speelt hij geen enkele rol. [Nagy-Talavera, 188]. Verscheidene van z'n vroegere volgelingen zijn zelfs socialist of communist geworden, aldus Veesenmayer………
Andere extreemrechtse leiders in Hongarije hebben slechts een geringe aanhang. Toch heeft Veesenmayer persoonlijk al met Imrédy, Jaross en Rajniss, op de Duitse ambassade in Budapest, overleg gepleegd en ook de voorganger van Kállay, Bárdossy, wordt als een potentiële leider in een toekomstig kabinet gezien. De enigen, die Veesenmayer als echt betrouwbaar voor het Duitse Rijk beschouwt, zijn Imrédy en Bárdossy. Maar zelfs Veesenmayer is er wel zeker van, dat alleen daadwerkelijke Duitse rugdekking hen ooit aan de macht zal kunnen brengen!……….
Hij betreurt dan ook dat er in Hongarije niets te vinden is, dat lijkt op de extremistische Kroatische Ustasa, op de Servische Cetniks, of op de Roemeense IJzeren Garde. "In Ungarn gibt es nichts, so sehr man auch bemüht sein mag etwas zu finden".... en dat komt, aldus de Duitse racist, door de oriëntaalse inslag van de bevolking. "Er is in Hongarije geen werkelijk vőlkisches Bewusstsein". Integendeel. In Hongarije is sprake van een Joods-plutokratisch, geraffineerd systeem van een partizanendom dat door latente sabotage, spionage en defaitistische stemmingmakerij tot een ernstig gevaar voor de politiek van de As kan worden. Het leger is, naar de mening van deze Duitse nazi, de enige massaorganisatie die eventueel een rol zou kunnen spelen, maar de leiding is niet eensgezind, en de echte goede [dus: nazi-gezinde, fascistische] officieren zijn, althans volgens Veesenmayer, grotendeels verwijderd.
Zelfs het Hongaarse leger en de politie zijn dus op de handen van het regime, en men weet heel goed de orde te handhaven. Kállay, Ullein-Revitzky, Bethlen, Chorin en Goldberger vormen het negatieve leidende element van Hongarije en déze mannen moeten onmiddellijk verdwijnen. Op den duur is Kállay als premier wellicht niet meer houdbaar, aldus Veesenmayer. Hij stelt dan ook voor om de Hongaarse regering volledig om te vormen door Kállay en enkele andere ministers te laten verwijderen, en door het benoemen van ministers die volledig met Duitsland willen samenwerken op militair en economisch gebied. Bovendien moeten onmiddellijk radikale maatregelen tegen de Joden in Hongarije worden genomen. [Allianz, 89/90].
Veesenmayers conclusies leiden tot de strategie van Hitler en Ribbentrop die eigenlijk hiermee vaststaat, maar ”zolang de militaire situatie op de Balkan rustig is en Hongarije industriële en agrarische leveranties doet, moeten we geen poging doen om Horthy’s positie te ondermijnen of onmiddellijke oplossingen van de Joodse kwestie af te dwingen. Wel moet er zware druk op Kállay komen en zijn bewind moet omvér worden gegooid. Duitse ambtenaren moeten alles verzamelen dat tegen Kállay pleit en de rechtse extremisten aanmoedigen om de regering nog meer aan te vallen, en dan wordt Horthy wel gedwongen om een volledig pro-Duitse premier te benoemen en een aantal politici te ontslaan”. [Sakmyster, 310].
Veesenmayer weet ook al te melden dat de leiding van Hongarije met alle mogelijke middelen een Duitse bezetting zal proberen tegen te werken, en hij zegt tenslotte dat regeringsveranderingen in Hongarije alleen met medewerking van de Regent sukses kunnen hebben, maar dan moet men de topkliek om hem heen vervangen door betrouwbare, pro-As-mensen. De Duitsers moeten ook het leger van Hongarije, en níet de extreemrechtse oppositie, beschouwen als hun voornaamste bondgenoot! De voormalige premiers Imrédy en Bárdossy blijven, zo weet Veesenmayer al te melden, voor Horthy echter beslist onaanvaardbaar en alleen met constante en zware Duitse druk valt er voor het Duitse Rijk in Hongarije nog iets te bereiken, aldus het rapport van april 1943 over die eigenwijze 'bondgenoot' Hongarije....... [The Destruction of Hungarian Jewry, Braham, blz. 229-242].
Het hele rapport toont dus onomwonden aan dat Hongarije niet zonder meer een gewillige satelliet van het Duitse Rijk is te noemen, maar veeleer een land dat zoveel mogelijk zijn eigen gang wenst te gaan en alleen eigen nationale belangen zou willen laten gelden. Bovendien is duidelijk dat er zónder Duitse steun, dat betekent: aktief militair ingrijpen van Duitsland, resp. een Duitse militaire bezetting, geen sprake van zal zijn, dat de politieke situatie in dit land zich op een drastische manier wijzigt………
Met andere woorden: wanneer déze Hongaarse regering van Horthy, Kállay en [op de achtergrond] graaf Bethlen haar zin krijgt zal het land nota bene zo goed als ongeschonden de oorlog doorkomen. Dan zal er hoogstens sprake zijn van een bevrijding door, of een doortocht van Amerikanen en Britten, en zal het Hongaarse Jodendom voor het overgrote deel gespaard worden. De Duitse bedreiging moet echter als zeer gevaarlijk worden beschouwd, en, zoals elders allang is bewezen, de Duitsers weten precies wat ze willen, ze deinzen nergens voor terug, en ze beschikken nog altijd over een formidabele militaire en economische macht. Bij alle kleine daden van Kállay in een vrij machteloos land als het koninkrijk Hongarije moet men dan ook bedenken, dat ze nog verre in de schaduw staan van die gigantische en zeer nabije, reële supermacht van het Rijk van Hitler en zijn trawanten.
|