< Terug

13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog,  1939-1945

13.3.4 Horthy en zijn premier Kállay gaan [toch] gewoon hun gang, april tot juni 1943.

In een brief van 7 mei 1943 van Horthy aan Hitler, dus "na Klessheim", worden alle Duitse beschuldi­gingen nog eens afgewezen en tegenge­sproken, maar op de Duitse eisen dat Hongarije meer oorlogs­inspan­ningen levert, dat de defaitistische premier Kállay, die met de geallieerden contacten zoekt, wordt ontsla­gen, en dat Hongarije ’nu eindelijk eens’ "het Joden­pro­bleem" aanpakt, gaat Horthy dus ook nu niet in. Hij laat nog eens weten, dat hij vertrouwen heeft in zijn eerste minister Kállay en "die heeft geen in­struk­ties ontvangen die onverenig­baar zijn met zijn loyale hou­ding". Maar ook blijft Horthy in het openbaar loyaal tegen­over Duitsland: "Ik hecht aan­zien­lijke waarde aan een onver­anderde handhaving van de vaste en ver­trouwelijke rela­ties tussen onze beide landen", aldus de Hongaarse Rijks­be­stuurder.
"Ik was", zo zegt hij "de eerste die z'n stem verhief tegen de invloed en de houding van de Joden. Ik heb maatregelen genomen om hun invloed terug te dringen, en mijn land is hiervoor ge­straft door Duitsland en de rest van de wereld". [d.w.z. na de val van de commu­nistische Radenre­publiek, vanaf 1919] en hij zegt ook maar weer eens dat hij maatregelen heeft genomen zodat de Joden, die eerder praktisch de volledige controle over handel en industrie van Hongarije hadden, "nu geen schadelijke invloed meer hebben op het openbare leven in het land". Er vindt nu een geleidelijke eliminatie van de Joden plaats en als er een mogelijkheid bestaat om hen te laten gaan, zullen we dat doen, aldus Horthy. Wat betreft de contacten van Albert Szent-Győ­rgyi met de geallieerden, deelt de Hongaarse Rijksbestuurder mee dat hij hem maar één keer heeft gezien, maar dat Szent-Győrgyi als prominent Hongaars wetenschapper nu eenmaal is uitgenodigd door de Universiteit van Istanbul. Men weet aan Duitse kant namelijk ook van de missie van prof. Albert Szent-Győrgyi, die begin februari vergeefs -met volmacht van Kállay- in Turkije contacten met de Britten en Amerikanen heeft gezocht.
Men heeft in Berlijn voorlo­pig echter nog geduld maar men voert –geheel conform de raad die Veesenmayer gaf- de druk op Hongarije wel langzaam maar zeker op. [Confiden­tial Papers, 249/2­56] maar het Duitse verwijt dat Hongarije te weinig doet voor de oorlog wordt ook door Horthy verworpen: het land werkt loyaal mee, produceert juist zéér veel, zoals bauxiet en aluminium, en heeft bovendien nog een bedrag van Reichsmark 1.121 mln. te goed van het Duitse Rijk!….
"Hongarije heeft het beste deel van haar troepen en haar hele uitrusting al opgeofferd voor de oorlog", aldus Horthy. Van de 200.000 soldaten zijn er al 80.000 omgekomen en 63.000 gewond en er is geen sprake van defaitisme van Hongaarse kant, aldus Horthy. De onrust in Hongarije komt vooral voort uit de hou­ding van buurlanden zoals Roemenië en Slowakij­e, bondge­noten weliswaar, maar voor Hongarije gevaarlijk en bedreigend! "Hongarije is de oudste vriend van Duitsland, en tegelijk de meest loyale", schrijft Horthy aan Hitler. Overtuigend voor de Duitsers is deze brief natuurlijk niet, want in feite heeft Horthy slechts zijn, voor de Duit­sers verwerpelijke, standpun­ten nog eens nader toegelicht.
De Duitse leiding weet en contro­leert echter alles in Honga­rije, en is op haar hoede, zéér zeker "na Kless­heim". Von Ribbentrop weet ook wel beter: Hij zegt tegen de Duit­se gezant in Budapest, dat Horthy's houding niets goeds bete­kent. Het is duidelijk dat de Hongaarse regent zich niet van Kállay wenst te ontdoen, maar "dit kan alleen worden uitgelegd als volledi­ge ondersteuning van een defaitistische politiek, en van het feit dat de Hongaarse premier zich wil losmaken van de As". [Juh­ász, 239].

top

Ook Goebbels schrijft b.v. op 7 mei 1943, precies op dezelfde datum als de brief van Horthy aan Hitler wordt geschreven, in zijn dag­boek, dat Horthy zich naar het schijnt niet veel heeft aange­trokken van de weinig vriendelij­ke woor­den van Hitler, want van de gedane beloften heeft hij, Horthy, er tot dan geen enkele vervuld. De volgende dag ver­volgt hij in z'n dagboek zijn klachten over Hongarije:
"Het Jodenvraagstuk wordt in Hongarije nog het slechtst opgelost. De Hongaarse staat is geheel doortrokken van Joodse tendenzen, en het is de Führer niet gelukt bij zijn onderhoud met Horthy deze van de noodzaak van strengere maatregelen te overtuigen. Horthy is immers zelf met zijn familie sterk verjoodst, en hij zal ook in de toekomst met hand en tand zich ertegen verzetten het Jodenprobleem werkelijk krachtig aan te pakken.
Hij voert daarvoor een aantal humanitaire tegenargu­menten aan, die natuurlijk in dit verband geen enkele beteke­nis hebben. Tegenover het Jodendom kan van geen humaniteit sprake zijn... De Führer heeft alle mogelijke moeite gedaan om Horthy tot zijn standpunt over te halen, maar dit is hem slechts zeer gedeeltelijk gelukt", aldus de door rassenwaan geobsedeerde Duitse propagandachef. [o.a. Kertész, noot, 212].
De regent van het koninkrijk Hongarije is dus niet van plan zich veel van de argumenten van de nazi's aan te trekken. Hij doet zelfs voorkomen alsof zijn vertrouwen in Kállay te combi­ne­ren is met zijn loyaliteit aan het Duitse Rijk! Hij klaagt trouwens ook over de aktiviteiten van de Hon­gaarse Pijlkruisers, die, "met steun van de Duitse NSDAP hoogverraad hebben ge­pleegd, en die zelfs een sta­ats­greep voorbereiden". Maar, aldus Horthy, ik zal orde en wet onder alle omstandighe­den in Hongarije handhaven.
Boven­dien vindt hij dat de maat­re­gelen, die Honga­rije tegen de Joden heeft getroffen, vol­doende zijn. "Pas als er moge­lijkhe­den voor hun uitwijzing zijn geschapen, dan zal Honga­rije de Joden deporte­ren", aldus Hort­hy.
Dit klinkt van de kant van Horthy wel buitengewoon cynisch, maar in juni 1943 legt de Hongaarse premier Kállay deze woor­den op zijn manier al heel lakoniek uit: "Zolang men niet weet waarheen de Joden kunnen emigre­ren [!], ben ik niet geneigd het Joodse vraagstuk steeds weer op de agenda te houden en daar­mee de rust in het land te laten verstoren". Met andere woor­den: de situatie blijft zoals ze is, géén deportatie en géén discrimi­natie, géén beperking van de bewe­gingsvrijheid voor honderd­duizenden staatsburgers alleen vanwege hun afkomst. Zo worden de Hongaarse Joden toch onge­moeid gelaten, en over het algemeen nog niet in hun fysieke bestaan bedreigd, en Kállay voegt er nog even aan toe: "Na oplossing van 'het Joodse vraagstuk' zal Duitsland wel eisen om alle anglo­fielen aan te pakken" [Kállay, 122] en hij bedoelt stellig dat de Duitsers op deze manier steeds wel iets kunnen bedenken om zich te bemoei­en met de zaken van een ander land, en immers wel nooit zullen schromen om de binnenlandse zaken van andere landen op hun eigen nazi-manier te regelen.
Voorlopig heeft het Duitse Rijk echter nog geduld met het dwarse, maar toch geïsoleerde Hongarije. Men heeft in Berlijn trouwens wel andere zorgen aan z'n hoofd, en veel last veroor­zaakt dat land ook nog niet. Zelfs door z'n buren, de veel meer trouwe Duitse satellieten Slowakije, Roemenië en Kroatië, voelt het zich al bedreigd, èn wordt het al in be­dwang gehou­den. Op het econo­mische vlak kan Hongarije zich b.v. al nooit meer aan de Duitse invloed onttrek­ken. Het is voor z'n export immers al geheel van het Duitse Rijk afhanke­lijk. Van de ruim 988.­000 ton bauxiet die Honga­rije in 1942 produ­ceert gaat b.v. ruim 86 % naar het Duitse Rijk [idem, 257] en ook van de rest van de Hongaarse export gaat meer dan 80 % naar Duits­land.
Toch blijven die Hongaren irritant. De Hongaar­se regering is ook niet van plan om b.v. stappen te ondernemen tegen het hoofd van de r.k. kerk, kardi­naal Serédi, zoals Berlijn eist. Het hoofd der Hongaarse katholieken heeft zich n.l. weer eens voorzichtig kritisch uitgelaten over de onmenselijke, discri­minerende behandeling van bepaalde groepen mensen, zoals Joden. Op 1 mei 1943 wordt juist een nota van het Hongaarse ministe­rie van bui­tenlandse zaken aan de Duitse gezant in Budapest von Jagow ge­stuurd, waarin nog eens staat dat het hoofd der r.k. kerk in Hongarije de­zelfde vrij­heid van spreken heeft als ieder ander geestelijke. In het bijzonder kan het recht van de primaat om zich te uiten be­treffende principiële geloofsvragen niet worden beperkt.

top

Bovendien: "Het vijan­dig interpre­teren van rede­voeringen van leidende persoon­lijk­heden komt ook in Duitsland zelf wel voor", aldus het ministe­rie in Budapest. [Adriányi, 105/106]. Natuur­lijk zijn de Duitsers hierover ook allerminst te spre­ken, maar er ge­beurt niets. Het meest belangrijke voor de Duitsers is echter dat Honga­rije weigert de Joden 'aan te pakken'. O.a. de Hongaarse gezant in Berlijn, de zeer pro-Duitse generaal Sztójay, komt al onmid­del­lijk na het bezoek van Horthy aan de Duitse lei­ding in Klessheim, op 23 april 1943 met een uitvoerig rapport over de situatie van de Joden in Hongarije. Het rapport is n.b. bestemd voor zijn eigen rege­ring, maar zoals gebruikelijk identifi­ceert Sztójay, zich overduide­lijk en totaal met de Duitse nazi-opvattingen, en hij waar­schuwt min of meer de eigen Hongaarse regering en distan­tieert zich volledig van de de denkbeelden van het kabinet-Kállay!
Men zou dus ook in dit geval zeggen dat het vreemd is dat zo'n gezant op z'n post wordt gehandhaafd, maar: Kállay en Horthy zijn zich bewust van het risico van het ontslag van zo ie­mand. Ze zullen dan zeker opnieuw in Berlijn op het matje worden geroepen, en hier uitleg moeten geven! Zo gaat dat met Hongarije in deze oorlog. "De nationaal-socialisten verafschuwen, aldus Sztójay, ten diepste de Joden, en beschouwen hen als hun diepste vijand, waartegen een strijd op leven en dood is geboden. Vroeg of laat moet een positieve interventie van de Duitsers [lees: de bezetting van Hongarij­e!] in de kwestie van het Hongaarse Jodendom worden verwacht. Duitsland kan een land dat de Joden beschermt níet als haar vriend beschouwen en de Joodse kwestie is het enige obstakel in de ontwikkeling van intieme Duits-Hongaarse relaties".
Sztójay wijst er ook maar weer eens op dat Hongarije al eerder door de Duitsers is gemaand want Ribbentrop persoonlijk heeft tegenover hem ook allerlei klachten geuit. Het was hem bekend dat de vroegere Hongaarse gezant in Londen, Győrgy Barcza, onlangs de paus nog heeft gesproken, en dat Hongarije er nog steeds nadruk op legt géén oorlog tegen de westelijke geal­lieerden te voeren, maar alleen tegen de Sovjet-Unie, dat Hongarije nog steeds een toevluchtsoord is voor Joden, en dat er zelfs nog weer Joden als lid van het Hogerhuis in een parlementaire commissie zijn benoemd. Dat moet volgens Sztójay n.b. gezien worden tegen het licht van wat Duitsland allemaal voor Hongarije heeft gedaan: aan Duitsland heeft Hongarije te danken, dat een deel van het verloren gebied is teruggewonnen.
Hongarije is toch verbonden met het Duitse Rijk, welnu dan behoort het Duitsland ook te volgen inz. de Joodse kwestie: Ook voor Sztójay staat het vast "dat de Joden onze grootste gemeenschappelijke vijand zijn".
Hij is er ook van overtuigd, dat het feit dat Joden midden onder de Hongaarse bevol­king wonen, bete­kent dat er "spionnen en saboteurs leven, die ook nog de moraal en de geest van verzet van het volk verzwak­ken".
Ribbentrop heeft Sztójay, zo zegt hij, te verstaan gegeven, dat alle Joden in Honga­rije moeten worden geïnterneerd. Maar op de opmerking van Sztójay dat het interneren van bijna een miljoen mensen toch een onmogelijke zaak is, heeft Ribbentrop geen antwoord kunnen geven!… Maar goed, Sztójay wil aan de Hongaarse regering duidelijk maken dat het de Duitsers ernst is met "de oplossing van de Joodse kwestie". Hij zegt ook te hopen dat een eventue­le Duitse interventie niet nodig is. [Lévai, Black­book, 33/3­6].
Het is voor iedereen wel duidelijk dat voor de nazi's de zgn. oplos­sing van de Joodse kwestie steeds tot hèt kriterium van hun beoor­deling van andere staten en van de betrekkingen met andere landen zal blijven. Antisemitische maatregelen zijn dé norm voor nazi-Duitsland, de toetssteen. Zij vormen het bewijs voor toewijding, affectie, tot Hitlers staat. [Montgomery, 100]. De Hongaarse Joden bevinden zich dus toch wel in een moei­lijke situa­tie, hoewel zij nog in relatieve rust en vrede kunnen leven. Hun bestaansmogelijkheden zijn hun echter al voor een deel ontno­men, en de extreemrechtse pers in Honga­rije -een minder­heid- gaat voortdurend tegen de Joden tekeer. Felle antisemiti­sche agitatie, een hetze en vuile propaganda wordt daarbij over de lezers gestort.
Sabotage, misdaden en allerlei schade­lijke aktivitei­ten tegen de volkseenheid, de natie, etc. worden de Joden in de schoenen geschoven. Daarbij komt nog de blinde verering van vele Hon­gaarse officieren voor nazi-Duitsland, en de groeiende aktivi­teiten van de Pijlkruisers. [Lévai, Black­book, 36]. Het wordt buiten de Hongaarse grenzen echter alom de Joden nog veel moeilijker gemaakt, zo niet onmogelijk om nog in leven te blijven: Juist in april 1943 vechten voor het eerst Joden, in het getto van Warschau, vergeefs voor hun leven tegen de Duitsers!
Met de andere satellieten, Roemenië, Slowa­kije, Kroatië heeft Duitsland al eerder, in 1942, akkoor­den gesloten betreffen­de de deportatie van de Joden "naar het oosten" want deze kleine naties voelden dat het beter was om op dit punt aan de Duit­sers toe te geven dan de hele natie in gevaar te brengen. [Montgomery, 100/101].

Horthy en Hitler... een handdruk

top

Hongarije blijft dus als enige land achter want het weigert zelfs de Joden­ster in te voeren en het weigert ook om voorbe­reidin­gen te treffen voor een depor­tatie. [Lévai, Black­book, 29]. De 800.000 Joden blijven in Hongarije ook een zeer belangrij­ke plaats op cultureel, financieel en economisch terrein houden en zelfs Duitse rapporten constateren, nog in maart 1943, dat de Joden geheel in alle lagen van de Hongaarse samenleving zijn geïnte­greerd. Maatregelen tegen de Hongaarse Joden zouden de hele maat­schappelijke orde in Hongarije op zijn kop zetten en de rust van de natie, de arbeidscapaciteit, de binnen­landse orde zouden volledig worden ontwricht. "Het Joodse probleem in Hongarije is dan ook zeer groot", aldus zelfs Duitse bronnen in 1943. [Confiden­tial Papers, 221].
Het is de Duitsers natuurlijk ook bekend, dat b.v. de presi­dent van de Handelsbank [Kereskedelmi Bank] van Pest, de grootste financiële instelling van Hongarije, die een groot deel van handel en industrie controleert, en daarmee de schat­kist, nog altijd de rijke Joodse bankier Fülőp Weiss is. Weiss is n.b. een van de meest aanzienlijke leden van de high society van het land, hij is ook lid van het Hogerhuis en is een invloedrijk, voorzich­tig en gema­tigd man. [Montgomery, 99/100].
Het Joodse aandeel in het Hongaarse economische leven wordt zelfs in 1943 nog steeds op 20 à 25 % geschat, d.i. een totaal van 7 miljard goudpengő en hoewel de anti-joodse wetten in 1942 al ruim 80.000 personen, en in 1943 nog eens 220.000 Joden brode­loos, zonder inkomsten, hebben gemaakt, bevinden de Joden in Honga­rije zich nog altijd in veiligheid. Hun eigendom is voor het overgrote deel nog in takt gebleven, ze kunnen alles gewoon blijven kopen, ze worden niet gediscrimineerd [met uitzonde­ring van bepaalde categorieën], ze hebben toegang op alle openbare plaatsen en bij alle gelegenheden, hun eigen liefda­digheidsorganisaties blijven zeer aktief en werven b.v. geld……..
Vergeleken met de buurlanden is Hongarije voor de Joden nog een oase in de woestijn gebleven. [Lévai, Black­book, 36/38]. "Kállay's minor anti-Jewish bills, enacted as a camou­fla­ge move, had not imperiled even the economic existence of the Jewish majority". [Nagy-Talavera, 186]. Het Hongarije van Kállay heeft b.v. nooit Joodse vluchtelin­gen geweigerd, ondanks de Duitse druk, en Slowaakse en andere verzoe­ken om uitlevering zijn altijd afgewezen. Tot maart 1944 heeft dit land nooit een Jood uitgewezen of gedeporteerd: Hongarije discrimineert niet tussen mensen die, al of niet Joods, om asiel vragen. Dus is Hongarije het grote toevluchts­oord gewor­den voor de Europese Joden, die uit de door de Duitsers bezet­te gebieden en satellietlanden zijn gevlucht, aldus de opper­rabbijn van New York in Neurenberg na de oorlog, in 1946. [Kállay, 325/328].
Wat staat de Duitsers nu te doen met zo'n onhandelbare part­ner? Omdat volgens de voor de nazi's best betrouwbare infor­mant over Hongarije, dr. Veesenmayer, Szálasi [vergelijk zijn rapport van april 1943] als weinig meer dan een nietsnut beschouwt, komt wel­licht een andere Hongaar voor de Duitsers in aanmerking. Daarom komt de -volgens z'n eigen opvatting- zo miskende maar nog steeds zeer ambitieuze ex-pre­mier Béla Imrédy in bewe­ging. Imrédy is er immers nog steeds van over­tuigd dat hij de voor de Duitsers meest be­trouwbare kandidaat-pre­mier is, de Quis­ling van Honga­rije, die alles in dienst zal stellen van het Duitse Rijk, vooral ook op economisch ge­bied. Hij had ooit een schitterende carrière opgebouwd in economi­sche zaken, als minister van financiën, als president van de Hongaarse Nationale Bank, en was ook goed bekend in Londen, en later als premier, maar is "door een incidentje" in februari 1939 in hij ten val gebracht als premier.
Men heeft hem toen in de pers publieke­lijk aangevallen, hem eigen­lijk ”een smerige streek” gele­verd, omdat ze beweerden dat hij, die o.a. altijd zo prat ging op z'n kennis van zaken, op z'n contacten in Engeland èn op z'n vriend­schap met het mach­tige Duits­land, en ook op z'n toegang tot de hoogste kringen, n.b. deels zelf van Joodse af­komst zou zijn. Zo ziet hij dat nog steeds zelf, en hij voelt zich dus zwaar miskend, maar ambi­tieus en ijdel als hij is, is hij er steeds pertinent van over­tuigd gebleven dat hij toch eigenlijk de meest geschikte leider van een pro-Duits Honga­rije is……..
Hij blijft eigenlijk ook nog steeds rekenen op een machts­over­name met Duitse hulp, omdat Kállay toch niet voldoet, en hij weet dat de Duitse plannen ten aanzien van Hongarije, die onwillige satel­liet, steeds vastere vorm aanne­men. [Nagy-Talavera, 188]. Ligt er dan toch nog eerherstel voor hem in het ver­schiet?
Imrédy gaat er ook nog steeds vanuit dat de Duitse almacht en zege zeker zijn en hij heeft ook steeds voor zijn eigen goede contacten met de Duitse pers in Budapest gezorgd. [Con­fidenti­al Papers, 210]. Hij is immers ook al op de Duitse ambassade geweest, persoonlijk uitgenodigd voor overleg met de Reichsbe­vollmächtig­ter Minister in Budapest.... Hoewel men in regeringskringen de ijdele en gefrustreerde maar intelligente Imrédy en zijn partij wel als een gevaar beschouwt, en hoewel het minis­terie van binnenland­se zaken en de politie hem en z'n partij bespie­den, heeft men geen maatregelen tegen hem genomen: de zgn. "Ver­nieu­wingspar­tij" van Imrédy is niet verboden en de leider is niet gear­resteerd. [Idem, 210].

top

De extreemrechtse par­tijen in Hongarije zijn overigens ook niet erg aktief geweest wat betreft propa­ganda en agitatie. Hun optre­den heeft zich eigenlijk vooral tot de eigen [luid­ruchtige] pers en tot het parle­ment be­perkt. Hoewel de kleine extreemrechtse partij­en wel uitda­gend optre­den en veel lawaai maken, wordt de openbare orde in Honga­rije zeker niet door hen in gevaar gebracht. Ook niet door de oprichting in de loop van 1943 van een soort SA van de partij van Imrédy, de Bond van Oostfront­strijders "Keleti Arcvonal Bajtársai Szővetség­e" [KABSZ]. [Nagy-Talave­ra, 188].
Alle radikaalrechtse groepen komen -hoewel ze het onderling nooit eens zijn en elkaar bestrijden- ook steeds met het­zelfde ver­haal: Hongarije moet kiezen tussen Hitler óf Stalin, Ber­lijn óf Moskou: er ís niets anders en de keuze voor Duitsland is [voor extreemrechts] dan de enig mogelijke. Honga­rije moet de vriend­schap van de Duitsers niet verliezen, z'n lot aan dat van het Duitse Rijk verbin­den, en dus alle konsekwenties aanvaar­den. [Kállay, 225]. M.a.w.: Hongarije moet nog veel méér offers voor de overwinning [d.w.z. de oorlog] brengen, maar het spreekt vanzelf dat het publiek in Hongarije daarvan over het algemeen niet is gediend. In het Hongaarse parlement wenst Imrédy nu [april/mei 1943] open­lijk de premier aan te val­len, zijn 'foute politiek' aan de kaak te stellen, en o.a. vragen te stellen over de geheime diploma­tieke contacten van de regering met de neutrale landen en met westelijke geal­lieer­den, en met de demokra­ti­sche, zgn. linkse, oppositie.
Hongarije moet, vindt Imrédy, aan de Duitse wensen voldoen, een miljoen soldaten naar het front in Rusland sturen, en onmid­dellijk ophouden om de Joden te beschermen. Het is dus zijn doel om Kállay in het openbaar in verlegen­heid te bren­gen en de val van deze premier uit te lokken. Kállay, die defaitist en verrader, moet ver­dwijnen ten bate van de "Ge­mee­nschappe­lijke Duits-Hongaarse lotsbe­stemming". Het is hier­mee de eerste maal sinds lange tijd [1940] dat extreemrechts [door de Duitsers] wordt aange­moe­digd -en uiteraard betaald- om open­lijk in de aanval te gaan tegen het rege­rings­beleid. [Juhász, 240].
Vóórdat de parlementaire debatten kunnen beginnen heeft Kállay eerst ook nog een onderhoud met zijn slimme opponent. Hij vraagt Imrédy dringend om toch vooral de belangen van het land in het oog te houden als een goed patriot, en naar eer en geweten te hande­len. Imrédy moet dus [!] deze soort kwes­ties niet in het openbaar aan de orde stellen. Een debat hierover is, aldus premier Kállay, le­vensge­vaarlijk voor de veiligheid van het land en het heeft immers slechts één doel: het [nog verder] in diskrediet brengen van Honga­rije in Duitse ogen. Imrédy ziet echter, dat is na het voorafgaande wel duidelijk, slechts één -totaal andere- oplossing voor zijn land in deze oorlog: Hongarije moet zich gewoon onvoorwaardelijk scharen aan Duitse kant en vertrouwen op een Duitse overwin­ning en dus de Duiters tegemoet komen. Imrédy is er bovendien de man niet naar om dat stilletjes voor zich te houden…….Kállay wedt volgens Imrédy op het verkeerde, n.l. het geal­lieerde, paard, en deze premier moet, als hij nog langer aan deze verkeerde politiek blijft vasthou­den, verdwij­nen, en worden vervan­gen door iemand die wél het volle­dige vertrouwen van de Duit­sers heeft. Kállay weigert echter te vertrekken want híj heeft nog steeds het ver­trouwen van Horthy. Verder overleg tussen de beide heren heeft dan ook geen zin. Om nu het voor Hongarije uiterst gevaarlijke openbare debat in het parlement -men heeft natuurlijk het gevoel dat dat over leven en dood van de natie gaat- te ver­mijden, om de Duitsers geen voorwend­sel te geven om Hongarije aan te pakken, en in zekere zin om tijd te winnen, wordt beslo­ten om het parlement dan maar voor enige tijd te schorsen. [Kállay, 188/190]. Per dekreet van 4 mei 1943 worden de zittingen van het Hon­gaarse parlement op verzoek van de regent zelfs voor 6 maan­den opgeschort! [Nagy-Talave­ra, 187].
Tot een openbare rede van Imrédy in het parlement komt het dus níet want alleen zó kan worden voorkomen dat de regering Kállay zich in het openbaar moet verdedigen tegen extreemrechtse, fascisti­sche en openlijk  pro-Duitse binnenlandse krachten en eigenlijk vooral ook tegen "Berlijn"! Kállay voelt zich blijkbaar dan toch voldoende sterk staan en hij weet zich volledig gesteund door het staatshoofd, admiraal Horthy. Het gevolg is natuurlijk dat deze extreemrechtse krachten woedend zijn op Kállay: Op 29 april waren afgevaardigden van de Hongaarse nazi's en van Imrédy's partij al bijeengekomen om zich te beraden over een resolutie tegen Kállay, en één dag na de schorsing van het parlement leveren ze al een fel pro­test tegen het kabinet, en ze richten zich in een memoran­dum tot Horthy.

top

Ze hebben, zeggen ze, "een nieuwe meerder­heid" in het parle­ment willen creëren van ex­treemrechtse afgevaardig­den en van rechtse leden der rege­ringspartij en ze vinden ook dat Kállay is afgewe­ken van de koers van b.v. Gőmbős. Hij onder­mijnt de Hongaarse belangen, hij heeft ern­stige fouten ge­maakt, en contacten met de soci­aal-demokraten, "die een mar­xistische, antinationale klassen­po­litiek wen­sen", aange­knoopt, en zelfs hun aktivitei­ten bevor­derd. Kállay tole­reert de krachten die zich in Hongarije tegen de As keren, zoals bur­gers, Joden, conser­vatieven en intellektue­len, en hij heeft n.b. de rechtse kranten aan censuur onder­worpen.
Maar de aanhangers van Imrédy en hun sympathi­santen ergeren zich bovenal aan de Joden die "zich weer vol zelfver­trouwen gedra­gen". Het Jodendom moet, aldus deze rechtse extremisten, juist worden geïsoleerd uit het lichaam van de Hongaarse natie, voorbereidingen moeten worden getroffen voor de defi­nitieve uitwijzing van de Joden, en voor het herstel van de "intel­lektuele en financiële schade die de Joden het Magya­rendom hebben aange­daan". [Confidential Papers, 244-247]. Uit niets blijkt overigens dat de extreemrechtse partijen nu als protest tegen het beleid van het kabinet in staat zijn om b.v. de straat te mobiliseren! Wel is het begrijpe­lijk dat de zgn. linkse, demokrati­sche oppositie wèl veel begrip heeft voor de maat­regel van Horthy en Kállay.
Zelfs uit Duits­land komt er nu geen woe­dende reak­tie. Men wacht nog af maar vertrouwen in de Honga­ren bestaat er uiter­aard aller­minst. Het lijkt waarachtig wel alsof die Hongaren "na Kles­sheim" nog veel meer vrijmoedig zijn geworden. Men volgt in het Reich de ontwikkelingen in Hongarije echter op de voet. Zo komt Himmler b.v. in juli 1943 met bewijzen tegen Hort­hy: hij beschikt dan over het verslag van een inter­view met de Hon­gaarse regent, waarin deze zegt dat alleen een kleine groep Joodse vluchtelingen uit Galicië [Polen] terugge­stuurd zal worden, maar dat alle Joden die in Hongarije een bijdrage leveren op het terrein van de wetenschap, de indus­trie of de financiën, als patriotten moeten worden beschouwd. Hen mag geen schade overkomen! Zelfs vele Joden uit Gali­cië hebben in Honga­rije n.b. nog werk gevonden. Voor Himmler en alle andere nazi-leiders moet dit stand­punt van een "bevriend staatshoofd" in Midden-Europa, n.b. midden in oorlogstijd, wel een gruwel zijn en dat men zelfs tot in de hoogste kring in Honga­rije Joden voor patriotten houdt is, zacht gezegd, toch een schan­de………
Ook de samenwerking op militair gebied tussen Duitsland en Hongarije verloopt niet naar [Duitse] wens. Het is de Duitsers immers al enige tijd bekend dat Hongarije, dat nooit enthou­siast in deze oorlog is geweest, nu ook nog zijn troepen zo snel mogelijk uit Rusland terug wil halen. Er zullen dan alleen enkele divisies àchter het front over­blijven. Maar Hitler wil in de zomer van 1943, in verband met de Duitse offensieven aan het Oostfront in Rusland, juist troepenver­sterkingen sturen. Duitse divisies op de Balkan moeten dan worden terugge­trok­ken. Hiervoor in de plaats kunnen [moeten] dan, zo laten de Duit­sers weten, b.v. Hongaarse troepen naar Servië en Kroa­tië worden gestuurd! [Confidential Papers, 223].
Zo zullen Hon­gaarse Honvéds worden inge­zet bij het bestrij­den van de parti­zanen en bij het 'pacifi­ceren' van delen van het voorma­lige Joegoslav­ië. [Kállay, 187]. De Hongaarse premier en zijn minister van defensie Nagy zijn daar echter absoluut op tegen, zo blijkt bij het overleg in de ministerraad op 10 en 30 maart 1943. Toch gaat de skeptische stafchef, Szombathelyi, die juist niet bekend staat als pro-Duits, in principe wel akkoord en hij laat zelfs tegenover Hitler z'n schaamte over zijn eigen rege­ring blijken! Hij gaat er namelijk vanuit dat de Duitsers deze Hongaar­se troepen wel zullen uitrusten, en ook meent hij n.b. dat de Serviërs de Hongaren als bezettingsmacht wel beter zullen vinden dan de Duitsers! [Confidential Papers, 223]….
Voor Kállay is het echter uitge­sloten dat Honga­rije nieuwe militai­re taken op zich neemt en nog wel in een gebied dat de Honga­ren vanouds be­slist niet goed gezind is! De minister van binnenlandse zaken, Keresztes- Fischer, dreigt zelfs te zullen aftre­den als Hongarije op de Duitse voorstellen ingaat. [Confiden­tial Papers, 224]. Bovendien heeft men van Hongaarse kant niet lang geleden de eerste informele contacten met de Servi­sche cet­niks, de parti­zanen van Mihaj­lo­vic, aange­knoopt [Kállay, 187] en de Hon­gaarse regering is bereid tot steun aan hen. [Juhász, 234].
Nog een andere taak heeft de Duitse leiding voor de Hongaren in petto. Nu de Duitse troepen zich steeds meer uit Rusland terug moeten trekken, vallen voor de Duitsers ook o.a. de Russische kopermijnen weg. Er moet naar vervanging worden gezocht en die wordt in het door de Duitsers bezette Servië gevonden. De koper- mijnen van Bor leveren weldra ongeveer de helft van de behoefte van de Duitse oorlogsindustrie aan koper. Maar wie moet hierin werken? De Serviërs worden n.l. steeds meer onbetrouwbaar geacht: zij zijn voor een deel overgelopen naar de cetniks, voor een ander deel naar Tito's partizanen.

top

De Duitsers komen dan met het idee om Joden van de Hongaarse Arbeidsbataljons in de mijnen te laten werken en de Duitse "Organisation Todt" zal één en ander organiseren, samen met het Hongaarse ministerie van defensie. Na overleg met de Duitse ambassadeur Von Jagow die ook Obergruppenführer van de SA is, worden 10.000 Joden uit Hongarije gevraagd.... De integere en gematigde Hongaarse minister van defensie Vilmos Nagy weigert echter ook nu weer pertinent zijn medewerking, maar dat betekent voor de Duit­sers zo ongeveer sabotage van de oorlogvoering door een minister van defensie van een zgn. bondgenoot! Zij voeren de druk op Honga­rije dus op en eerst dringen Kállay en de minis­ter van industrie Géza Bornemissza erop aan om dan maar iets toe te geven: ze vragen 2.000 man. Minister Nagy blijft echter weigeren, Hij kent de mensont­erende omstandigheden in de mijnen van Bor, een weet dat Duitsland deze oorlog zal verliezen! Ook hierom moet minister Nagy worden vervan­gen. Wanneer nagybaczoni Nagy eenmaal is ontslagen wordt er al op 23 juni 1943 door Honga­rije toestem­ming gegeven, en op 1 juli bereikt men een ak­koord.
De Hon­gaarse onderminister van defensie gen. Imre Rusziczkay-Rüdi­ger zal er nu wel voor zorgen dat de "Organisation Todt" voorlopig de beschikking krijgt over 3.000 man van de Joodse Arbeids­dient uit Hongarije. Een deel van de koperproduktie zal Honga­rije zelf ten goede komen...... Door pro-Duitse officieren op het Hongaarse ministerie wordt dan al gauw gezegd dat ook dit akkoord met nazi-Duitsland natuur­lijk voor Hongarije zeer nuttig is! Samenwerking met het Duitse Rijk loont.... Voor degenen, die hier als slaven moeten werken, betekent het echter veelal arbeid onder barre, erbarmelijke omstandigheden. Honder­den meters onder de grond moeten tunnels worden uitge­hakt en gegraven, en verscheidene commandanten gedragen zich ook hier als wrede sadisten, leggen zware straffen op, enz.
In september 1944 -kort vóór de bevrijding van dit gebied- zijn er ongeveer 6.000 Joden uit Hongarije hier werkzaam. Er worden echter door de Duitsers ook andere "vijanden van het Reich" hierheen ge­sleept, zoals Jehova's Getuigen, Russen, Serviërs en Italia­nen. Formeel hebben Hongaarse commandanten het voor het zeg­gen, maar in feite hebben de Duitsers de leiding. Vooral de gedwongen terugtocht in september 1944 verloopt dramatisch. Wie niet meer mee kan komen wordt ter plekke ver­moord, de anderen worden later in kampen vermoord. "Bor" vormt hiermee slechts één van de ontelbare gruwelen van de Tweede Wereldoor­log tegen de Joden en op de Balkan. Één en ander zorgt in de zomer van 1943 dus voor verande­ringen in de Hon­gaarse regering. Vilmos Nagy [von Nagybaczon] kan men, zoals gezegd, als minis­ter van defensie niet langer handhaven. Hij wordt hij op 8 juni 1943 vervan­gen door oude gene­raal Lajos Csatay [von Csata, 1868-1944], die iets minder anti-Duits is dan z'n voorgan­ger. Csatay geldt als een felle tegenstander van links, van commu­nisten, enz. Hij is echter toch in de eerste plaats beroeps­sol­daat, en daarmee loyaal tegenover Horthy. [Braham, Labor Service, 46].
Bovendien wordt in juli 1943 ook een nieuwe minis­ter van buiten­landse zaken benoemd, n.l. de 50-jarige succes­volle diplomaat en staatsse­cre­taris Jenő Ghyczy [von Gici], die als antinazi, en anti-Duits bekend staat. [o.a. Montgome­ry, 189]. Ghyczy heeft ervaring op Hon­gaarse diploma­tieke posten in Wenen, Sofia, Praag, Belgrado en Berlijn en hij geldt ook als een uitstekend kenner van zaken betreffende de nationale minderheden. Als staatsse­cretaris wordt hij opgevolgd door Andor Szent­miklóssy, die ook als antina­zi, dus als aanhanger van de politiek van Horthy en Kállay, bekend staat: Szentmiklóssy heeft in het voorjaar van 1943 ook nog eens in een nota gewe­zen op het feit dat Honga­rije niet meer troepen kan leveren, omdat het o.a. wordt bedreigd door vijan­delijk gezinde buren. "Honga­rije moet de eigen grenzen bewaken, en orde en rust in het Karpaten­bekken hand­haven". [Juhász, 236]. Kállay heeft nu zelf de ministers­post opge­geven, omdat hij persoonlijk geen enkel con­tact meer heeft met de Duit­sers, die hem immers mijden. Verder wordt ook de perschef van het Hon­gaarse ministerie van buitenlandse zaken, Antal Ullein-Re­vitzky, die de Duitsers al even­zeer slecht gezind is, weggepro­moveerd, naar Stockholm, [juli 1943] waar hij Hongaars ambas­sadeur wordt.
Ullein-Revitzky wist wel dat de Duitsers een enorme hekel aan hem hadden. Hij verzette zich immers tegen alle pogingen tot nazificatie en hij wordt, als woordvoerder van de Hongaarse regering, ook beschouwd als de kwade genius achter het kabinet in Budapest. Openlijk heeft hij immers steeds van zijn afkeer van de nazi's blijk gegeven. Herhaaldelijk heeft men in Ber­lijn om het ontslag van Ullein-Revitzky gevraagd, omdat zijn vrouw een Engelse was, maar vooral omdat hij een uitgesproken tegenstander van de politiek van de As was. Hij voelt nu ook zelf dat hij weg moet, uit Budapest vandaan, o.a. omdat de nazi's volgens hem overal op hem loeren, hem scherp in de gaten houden. Een ingewijde als Ullein-Revitzky weet ook dat de nazi's in Hongarije alom tegenwoordig zijn. In kamercommis­sies, op open­bare bijeenkom­sten en in het parlement. Niets ontsnapt meer aan hun aan­dacht. [Ullein-Revitzky, 174/175].

top

Aladár Szegedy-Maszák wordt direkteur van de politieke afde­ling van het ge­noemde ministerie, maar ook hij is al in maart 1943 al gauw naar Stockholm gestuurd, om hier met de westelijke geallieerden, met de Britten, contact te leggen. Alle genoemde diplomaten staan bekend om hun trouw aan de idealen van Kállay, Bethlen en Horthy, n.l. om Hongarije de vrijheid en onafhankelijkheid terug te geven, het land uit de oorlog te halen, en geen enkel verzet te bieden aan westelijke geal­lieerde troepen, zodra die op Hon­gaarse bodem aankomen.
Kállay kan dus nog steeds zijn zgn. schommelpolitiek [hin­tapo­litika] voortzetten, zij het dat er over zijn lippen geen vriende­lijk woord meer komt jegens de Duitsers. Ook valt hij de Joden niet meer aan.
De binnenlandse rust wordt ook goed gehandhaafd, want ook al hebben de Duitse nazi's allang laten merken dat zij Kállay niet mogen en hem zullen proberen te laten vervangen, toch is in Honga­rije zelf geen sprake van een gevaarlijke ondermijning van het beleid van de rege­ring. Zonder aktieve Duitse steun [interventie, bezet­ting] zullen -dát staat al enige tijd vast- in dit land dus nooit nazi's en fas­cisten aan de macht komen!
Typerend voor Kállay en voor Horthy is ook dat zij nooit overleg plegen met de extreemrechtse politici. In hén zien ze een gevaar, maar alles wijst erop dat extreemrechts in Honga­rije op eigen kracht niet tot veel in staat is. Daarentegen wordt wèl regelmatig overlegd met leiders van de zgn. linkse oppositie, Kleine Grondbezitters en Sociaal-Demokraten. Samen wenst men de orde en rust te bewaren en de Duitsers c.s. uit het land te houden. Regelmatig wordt ook informeel en strikt vertrou­welijk over­legd tussen Kállay, Ghyczy, Keresztes Fi­scher en Szent­miklóssy met oud-ministers als Kánya en Bethlen maar dat alles speelt zich uiter­aard in het diepste geheim af, want publica­tie ervan zou zelfmoord beteke­nen. [Kállay, 365]…..
De Hongaarse premier ziet trouwens ook geen enkel redelijk alterna­tief voor zijn buitenlandse politiek. Maar het lijkt toch alsof hij meer voorzichtig is: de Duitse dreiging van zéér nabij blijft immers enorm groot, en westelijke, geal­lieerde garan­ties zijn er niet. [Juhász, 240]. De geallieerden kunnen Hongarije in 1943 absoluut nog niet helpen en Kállay moet dus uiterst voorzichtig zijn.
Maar toch is hij ook wel eens openlijk ónvoorzichtig! Op 29 mei 1943 houdt hij een rede voor enkele duizenden leden van de regerings­partij in Budapest waarin hij zich o.a. wil verant­woorden voor zijn stappen om het Hongaarse parlement voorlopig te schorsen. Het opschorten van de parlementaire vergaderingen was, aldus Kállay, noodzakelijk om het parlemen­taire systeem te handha­ven en personen die qua ideologie niet in de parlemen­taire principes geloven moeten ervan worden weer­houden om de vreed­zame werking van het Hongaarse parlement te verstoren. [Káll­ay, 192]. Openlijk zegt hij nog eens dat Hongarije een vrij en onaf­han­kelijk land is, dat wil samenwerken met andere Europese na­ties. Hongarije voert, aldus de premier, alleen een defensieve oorlog.Juist dit laatste klinkt voor westerse oren echter toch onge­loof­waardig: een defensieve oorlog tegen een vijand op véél meer dan 1.000 km van het land vandaan is toch op z'n minst een zeer twijfelachtige zaak. Het gaat Kállay echter erom duidelijk te maken dat Hongarije geen enkele agressieve bedoeling heeft, en zich alleen wenst te verdedigen tegen "het bolsjewisme".
De eigen oorlogs­inspanning acht de Hongaarse premier ook mini­maal: Slec­hts 60 à 70.000 man bevin­den zich achter het front in Rusland, en deze Hongaren voeren weinig akties uit. Zelfs aan en achter het front in Rusland blijft het wantrouwen tussen Duitsers en Hongaren groot. Openlijk herhaalt de Hon­gaarse premier ook dat Honga­rije geen nieuwe soldaten zal leveren en dat dit land niet bij de Duitse "Interessensphäre" wenst te worden inge­deeld. Hij vindt echter wel dat het Euro­pese be­wust­zijn het aan Honga­rije ver­plicht is, om tegen de bolsje­wis­ti­sche agres­sie en bedreiging in een verdedigingsoor­log te vechten. "Wij hebben", aldus de Hongaar­se premier, "geen ander belang dan in vrede binnen onze grenzen te leven" en ten aanzien van de Hongaarse Joden herhaalt hij nog eens zijn eigen opvat­tingen betref­fende de christelij­ke cultuur en moraal en de humane princi­pes zoals die in Hongarije altijd in de geschie­denis zijn gepraktiseerd inz. kwesties van ras en godsdienst. [Kál­lay, 192/193].
Hiermee voldoet Hongarije dus, zo meent de Hongaarse rege­ringsleider, aan de wensen van de [westelijke] geallieerden die van Hongarije een open en definitieve verklaring eisen dat het land geen troepen meer aan Duitse zijde zal inzetten, en dat het niet in de Duitse invloedssfeer wil leven. Kállay laat ook weten dat Hongarije als kleine natie helemaal niet in de schaduw van een -andere- grote mogendheid wil leven. Deze rede van Kállay levert in de westerse geallieerde pers veel positieve commentaren op en ook in Hongarije zelf zijn politici zoals Bethlen, Kánya, Rassay en Bajcsy-Zsilinszky zeer tevreden. Het is dan ook niet ver bezijden de waarheid dat het Britse ministerie van buitenlandse zaken op 10 juni 1943 in een rapport over de situatie in Hongarije de conclusie trekt dat het "het uiteindelijke doel van de regering-Kállay is om, tot de dag van de afrekening, de economische hulpbron­nen, de sociale struktuur, het politieke systeem en de terri­toriale vergrotingen van het land te bewaren". [Sütő, 130].

top

In juni houdt de premier ook een rede en hij zegt dat de regering de bevolking best op de hoogte wil houden, maar via het parlement kan dat niet meer. Omdat links en rechts hun kritiek lieten horen, was het voor de regering moeilijk om haar koers te handhaven. Er dreigde, aldus Kállay, een bijzon­der gevaarlijke oppositie; de Pijlkruisers wilden de regering te val brengen, en daarom moest hij het parlement wel schor­sen. Dat dient nu juist om de belangen van het parlement te behou­den. Er bestaan echter, aldus de premier, geen plannen voor het ontbinden van het parlement en het houden van nieuwe verkie­zingen. Er moet immers continuïteit in het buitenlandse beleid blij­ven, en Hongarije kan alleen zúlke offers aanvaarden, die in verhouding staan tot de krachten van de natie. [NRC, 28 juni 1943]. Kállay zegt nu ook dat hij geen twijfels heeft of de oorlogs­verklaring van Hongarije [aan de Sovjet-Unie in juni 1941] terecht was, en dat de Hongaarse legermacht tegen een over­macht was geplaatst. De verliezen moeten worden vervangen. Hongarije zal paraat blijven. Zo voor het oog zijn er dus geen veranderingen te bespeuren in de richting die Hongarije onder premier Kállay gaat.
Toch bevindt de buitenlandse politiek van Hongarije zich in de zomer van 1943 al min of meer in een impasse, want de Grote Drie, die nu steeds regelmatiger en intensiever met elkaar overleg plegen, zijn het er in feite over eens: Honga­rije en alle andere kleinere satellietlanden zullen geheel met Duitsland moeten breken en volledig met alle oorlogshande­lingen moeten ophouden. Praktisch komt het er ook op neer dat ze dan maar een Duitse bezetting -met alle gevolgen van dien- moeten riskeren, als "het kleinere kwaad". De regeringen van Finland, Slowakije, Roemenië, Kroatië en Bulgarije wensen daarvan in 1943 echter nog niet te horen…..
De geallieerden stellen zich ook ten aanzien van Hongarije streng op en men hoort via via in Budapest dat Molotov, dat de Sovjet-Unie dus, van Hongarije b.v. eist dat het z'n troepen uit Rus­land terugtrekt, "de geannexeerde gebieden aan de geal­lieerden overdraagt" [m.a.w. aan Joegoslavië en Tsjechoslowa­kije de in 1938 en 1941 teruggekregen gebieden weer afstaat] en landhervor­mingen doorvoert. Hongarije heeft zich, aldus Molotov, schul­dig gemaakt aan moor­den en gewelddaden en roof, en zal dus herstelbetalingen moeten verrichten, en de oorlogsmisdadigers bestraffen.... [Juhász, 247/248].
Ook de Britten zijn tegenover Hongarije niet zo gematigd. Ze laten zich eigenlijk geheel leiden door hun bond­genoten, Tsjechoslowakije [Benes!] en Joegoslavië, met hun exiel-regeringen in Londen, en déze landen bepalen de uiterst terughoudende, vijan­dige houding van de regering in Londen tegenover Honga­rije voor een groot deel. Men weet echter in Londen ook wel: p­ropaganda vóór een terug­keer naar de grenzen van Tria­non schrikt iedereen in Hongarije af en men is daarom voor­zichtig en niet zo duidelijk, maar toch zegt men: "De satel­lieten van Duitsland moeten de bezette gebieden terugge­ven aan de Ver­enigde Na­ties", hetgeen voor een goed verstaander in Hongarije dus wèl overduidelijk is! [Juhász, 248].
De Amerikanen constateren in mei 1943 echter toch vooral dat in Hongarije vriendschappelijk gezinde elementen in de huidige Hongaarse regering of in de oppositie het regime in Hongarije niet fundamenteel kunnen wijzingen in de zin zoals de Verenig­de Naties dat wensen. Er bestaat zelfs vrees dat vroegtijdige pogingen [om de situatie in Hongarije te wijzigen] alleen maar zullen resulteren in "liquidatie van de elementen die voor de Verenigde Naties nuttig kunnen zijn". Het is echter nog maar de vraag wie men precies als "nuttig voor de Verenigde Naties" beschouwt: Zelfs Hongaarse pre­mier Kállay kan ervoor in aanmerking komen en hij zou dat waarschijnlijk ook wel graag willen. Maar men weet in Amerika ook, dat "mensen met veel gezag in Hongaarse regeringskringen toch vooral zijn te beschouwen als vooral geïnteresseerd in het behoud van het huidige regime, en daar­tegen moet men dan toch gereserveerd optreden"... [Juhász, 246/247].
In kringen rondom Horthy en Kállay in Budapest is men echter zeer be­ducht voor Russische, Joego­slavische, Tsjechoslowaakse en/of Roemeense troepen. [Juhász, 232/233] en er bestaat boven­dien nog steeds de vrees dat deze laatsten door de geal­lieer­den "op Hongarije zullen worden losge­la­ten"! In contacten met de westelijke geal­lieerden laat men van Hongaarse zijde dan ook steeds weer merken: troepen van ge­noemde buurlan­den moeten niet deelnemen aan een geal­lieerde bezetting van Honga­rije! [Kerté­sz, 67].
Voorlopig echter heeft men in Budapest helaas alleen nog maar primair te maken met Duitse, soms dreigende, daden van zeer nabij, en pas in de tweede plaats met de koele geal­lieer­de woorden van een zeer grote, en vooral veilige, afstand. Soms lijkt die afstand tot de geallieerden wel heel groot, wanneer deze geallieerden laten merken geen enkel begrip te hebben voor de in wezen hopeloze situa­tie en de geïsoleerde positie waarin Hongarije zich bevindt, terwijl de regering in Budapest er van alles aan doet om zich in de ogen van de westelijke geallieerden als betrouwbaar en welwillend op te stellen.
De regering van Kállay, die zich trou­wens volledig tussen Duit­sers en andere fascistische landen voelt ingeklemd, durft dan ook niet op de geallieerde avances en suggesties in te gaan: zolang westelijke geal­lieerde troe­pen in de verste verte nog niet zichtbaar zijn, dus nog lang niet aan de Hongaar­se grenzen zijn gekomen, daarheen zelfs niet op weg zijn, en nog op een afstand van zéér vele hon­derden kilometers van Hongaars grondgebied staan, zolang betekent een breuk met de Duitsers een sprong in het duister, een véél te groot risico.

top

In en rondom Hongarije zitten de Duitsers immers overal, voor Duitse troepen en treinen is Hongarije doorvoergebied, en al levert Hongarije bij lange na niet wat 't zou kunnen, vooruit­zichten op ènige echte geallieerde steun na een breuk met de nazi's zijn er totaal niet! Integendeel. "Als ik ook maar de gering­ste garan­tie [van geallieerde zijde] voor mijn volk had gekre­gen, was het mijn taak om het grootste risico te nemen", aldus Kállay [Kállay, 211]. De 'officiële' poli­tiek kan nog lang niet worden gereali­seerd, zolang de geallieerden zich op de Balkan hele­maal niet laten zien, en zolang Duitsland nog over een enorme militaire [over-] macht beschikt. Hongarije kan zich nog niet losmaken van Duitsland, en zeker nog lang niet een afzon­der­lijke vrede sluiten. Hongarije zal, als het met de Duitsers breekt, van de geal­lieerden slechts morele steun, wellicht een aardige radiobood­schap, een geste, en enige welwillende woor­den en gebaren te horen krijgen, een compliment wegens betoonde dapper­heid.
Maar het lot van het Hongaarse Jodendom, van vele Hon­gaarse politici, van de gehele oppositie zal zijn bezegeld. Het lijkt er trou­wens ook op dat Kállay wel degelijk op de hoogte is geweest van het lot, van de uitroeïing, van de Joden. Duizen­den Hon­gaarse offi­cieren en soldaten zijn ervan immers getuige ge­weest, [Nagy-Talavera, 184] maar ook de Hongaarse premier heeft niets daartegen kunnen ondernemen.
Kállay denkt dus dat zo'n sprong in het duister onmiddellijk zal leiden tot een Duitse bezet­ting, en hij is er zelfs van over­tuigd dat die dan weer zal leiden tot een Sovjetrussische bezetting, een "bevrijding" door het Rode Leger, en dat dan een bolsjewistische dikta­tuur onvermijde­lijk is! [Káll­ay, 245].
Niemand kan helaas beweren dat deze "Hongaarse premier in oorlogstijd" hierbij te pessimis­tisch is ge­weest; men kan helaas immers slechts vaststellen dat hij volledig gelijk heeft gekregen, maar "ingeklemd tussen de molensteen van het Duitse nazisme en het Sovjet-communisme gaven leidende figuren van het Hongaarse regime, Horthy, Kállay en Keresztes-Fischer, er de voorkeur aan om dramatische stappen, zoals een zuivering van de groten­deels pro-Duitse generale staf, die onvermijdelijk een Duitse bezet­ting met zich mee zouden brengen, te vermijden". [Kovrig, 142].
Naar buiten toe, voor het -buitenlandse- oog, zijn de betrek­kingen tussen Hongarije en Duitsland normaal, zelfs vriende­lijk en op alle manieren probeert Hitler na “Klessheim” de Hongaren nog aan zich te binden en persoonlijke invloed op Horthy uit te oefenen [Juhász, 240]. In Berlijn acht men de oude admiraal Horthy immers wel te manipuleren. Op 18 juni 1943 feliciteert Hitler de Hongaarse regent Horthy b.v. nog zeer hartelijk met diens 75e verjaardag, en geeft hem als verrassing in oktober 1943 een groot Donaujacht cadeau, waarvoor Horthy de Duitse leider ook zéér hartelijk bedankt. Hij schrijft dan: "Hongarije is zich bewust van z'n plichten tegenover Duitsland en tegenover Europa, en het land weet dat Rusland met haar streven naar expansie de grootste bedreiging vormt. Wij staan onvoorwaarde­lijk achter Duitsland. Ik betreur het dat de propaganda helaas een onvriendelijke geest tegen Hongarije in Duitsland heeft ge­schapen" [Confidential Papers, 259/260].
Het cadeau wordt dus in dank aanvaard en het is duide­lijk dat openlijk alle wantrouwen van Hitler ten opzichte van Hongarije moet worden weggenomen, voor het pu­bliek en voor Horthy zelf. Ook doet de Duitse leider nu rela­tief vriendelijk tegenover Honga­rije en gedurende enkele maanden stelt hij geen eisen meer aan dit land. [Gosztony, 106]. In zijn dankwoord voor het cadeau van Hitler onderstreept Horthy nog eens weer dat Honga­rije loyaal wil blijven aan de As, maar opnieuw zegt hij dat hij ook volledig vertrouwen blijft houden in zijn pre­mier, Miklós Kállay. Aan de Duitse ambas­sadeur in Budapest, von Jagow, deelt hij in een brief mee dat Hongarije dan wel een parlementaire en constitutionele staat is, maar dat het parle­ment en ook de regeringspartij [en de politieke partijen in het algemeen] nu ook weer niet zo'n belangrijke rol spelen en hieruit kunnen de Duitsers dus conclu­deren dat het in de Hongaarse politiek vooral om de persoon van de regent, om Horthy zelf gaat. Via hém zal deze politiek, denkt men in Berlijn, nog wel te beïnvloeden zijn. Vroeg of laat zal men dan in Hongarije een meer betrouw­bare regering kunnen installeren: het gaat er nu dus om dat Horthy op de ene of de andere manier overtuigd moet worden van de noodzaak daarvan!
Privé laat de regent overigens wel merken dat hij dat cadeau onzinnig vindt: “Denkt hij mij te kunnen winnen voor z’n zaak met cadeautjes zoals dit?”, vraagt hij zich af. En dat lijkt inderdaad het geval want Hitler weet dat Horthy de nazi’s verafschuwt en dat hij twijfelt aan de bekwaamheid van de Duitsers om de oorlog te winnen. Toch blijkt Horthy correct en wil de Duitsers uit principe niet verraden. [Sakmyster, 311].
Het is aan de ene kant wel begrijpelijk dat men in rege­rings­kringen in Budapest het gevoel heeft dat de geal­lieer­den veel te veel Hongarije op één verachtelijke hoop gooien met Hitler-Duits­land, maar aan de andere kant geeft men zelf voedsel aan dergelijke ideeën bij de geallieerden. Toch zijn Kállay en Horthy en anderen de geallieerden welgezind maar men kán in deze oorlog eenvoudig niet an­ders. De Duitsers zitten immers met hun reële militaire en economi­sche overmacht zeer dichtbij, aan de grens van Hongarije, en de geallieerden staan helaas met al hun wellicht goede bedoe­lingen nog vele mijlen ­ver van dit land verwijderd! Hongarije staat ook, wat Horthy en Kállay betreft, als het ware open voor de westelijke geallieer­den, mochten ze de Hongaar­se gren­zen naderen, en de Hongaarse autoriteiten doen alles om een tota­litair systeem van zich af te houden. Prak­tisch voert dit land ook geen oorlog meer, het ondergaat het al­leen, en is bang voor zowel Duitsers als Russen.
Kállay vindt derhalve ook, dat de geal­lieerden volkomen ten onrechte verschil maken tussen de 'demo­krati­sche krachten' [de linkse oppositie] en zijn eigen regering! Hij wil proberen duidelijk te maken dat "het verzet in Honga­rije een officiële operatie is, die wordt ondernomen met medeweten van het staatshoofd, en die onder leiding staat van de premier zelf!" Hijzelf legt ook veel nadruk op de nationale onafhankelijkheid, de nationale tradities van christendom, liberalisme en humanisme in Honga­rije, en hij gaat ervan uit dat alleen godsdienst en nationale gevoelens een tegenwicht vormen tegen bolsjewisme en nazidom. [Kállay, 366/367].

top