|
13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945
13.4 19 maart - 15 oktober 1944, de Duitse bezetting; de destructie.
13.4.1 De Duitse bezetting van Hongarije in maart 1944 als militaire meesterzet.
“Wie zal de eerbare mannen en vrouwen in dit land, die mij blindelings hebben vertrouwd verdedigen? Wie zal de Joden verdedigen of onze vluchtelingen als ik mijn post verlaat? Ik kan dan wel niet alles verdedigen maar ik geloof dat ik nog tot grote, zeer grote hulp kan zijn voor ons volk. Ik kan meer doen dan iemand anders”, aldus Horthy tegenover Kállay, 19 maart 1944 in Budapest. [Sakmyster, 336].
De geplande "Operation Margarethe", de Duitse bezetting van Hongarije, verloopt zeer soepel en bijzonder vlot ofwel: reibungslos. Vanuit vier richtingen vielen acht à negen Duitse divisies al vanaf de avond van zaterdag de 18e maart Hongarije binnen "om de interne en externe veiligheid te verzekeren", zoals dat heet.
In een bevel aan de Duitse troepen wordt ook nog een overzicht gegeven van de Hongaarse geschiedenis, waarin de ondankbaarheid van Hongarije ten opzichte van het Duitse Rijk -dat aan dat land immers gebieden teruggaf- aangetoond en waarin ook wordt gewezen op de "onbeperkte aktiviteiten van de Joden in Hongarije".
Vanuit Wenen rukken de Duitsers op in de richting Győr en Komárom in het westen, met treinen, tanks en kanonnen, vanuit de vazalstaat Slowakije komen ze naar Kassa en Miskolc in het noordoosten, vanuit Belgrado vallen ze via Titel, gelegen aan de Donau en de Tisza, de Bácska binnen in de richting van Szabadka [Subotica], Szeged, Kecskemét, Szolnok en Cegléd in de Grote Hongaarse Laagvlakte, en via Eszék [Osijek] in Kroatië gaat men naar Pécs, Székesfehérvár in het zuidwesten.
Vooral de bruggen over de grote rivieren, de industriegebieden en de olievelden worden van belang geacht, maar het hoofddoel is natuurlijk Budapest. Bij de Hongaarse hoofdstad zijn aan de vooravond van de 19e maart 1944 al Duitse eenheden aangekomen, zogenaamd "op weg van Belgrado naar het Rijk terug", en ook het vliegveld van Budaőrs is op 19 maart al om 04.00 uur door de Duitsers bezet. Dan arriveren ook de eerste Duitse eenheden in de hoofdstad. Het Hongaarse gebied ten oosten van de Tisza [Debrecen, Zevenburgen] wordt niet bezet, maar de hele militaire operatie in Hongarije is toch "the most cleverly devised and most succesfully executed of all the German plans during the war" [Fenyo, 163/164]. Wel worden de uiterst belangrijke Karpatenpassen bezet… "na goed overleg tussen Horthy en Hitler".
Juist in het oosten en zuidoosten van het land, dicht bij de Karpaten, bevinden zich de meeste Hongaarse soldaten en zij zijn hiermee afgesneden van de rest van het land. Er vinden geen luchtaanvallen plaats en men kan zeggen dat Hongarije zich eigenlijk zonder verzet heeft overgegeven. Toch weet men in feite nergens in het land wat er zich achter de schermen van die oude Duits-Hongaarse vriendschap en 'Waffenbrüderschaft' precies heeft afgespeeld. [Horthy, 267]. Op 22 maart wordt in Budapest een officieel communiqué verspreid, waarin staat: "Teneinde in het kader van de gemeenschappelijke oorlogvoering van de in het Driemogendhedenpakt verbonden Europese naties tegen de gemeenschappelijke vijand, Hongarije ter zijde te staan, vooral om de doeltreffende bestrijding van het bolsjewisme door de mobilisatie van alle krachten en het tot stand brengen van uitgebreide beveiligingen te versterken, zijn op grond van wederzijds overleg Duitse troepen in Hongarije aangekomen"... Berichten als zou Horthy zwaar onder druk zijn gezet worden in Berlijn naar de prullenmand verwezen: hier horen dit soort meldingen van vijandelijke propaganda thuis, zo heet het....
Intussen heeft de premier, Kállay, nog op 18 maart overleg gepleegd met zijn minister van binnenlandse zaken Keresztes-Fischer om hem op de hoogte te stellen van de ernst van de situatie dat n.l. Duitse troepen van alle kanten Hongarije binnenvallen en de hoofdstad ook direkt bedreigen en deze minister, die evenals Kállay zelf als anti-Duits bekend staat, zegt hem al onmiddellijk dat hij geen minuut langer in funktie kan blijven, o.a. omdat de politie al onder Duitse leiding staat. [Blackbook, 78]. Ook overlegt de premier met graaf Bethlen en met de chef van de contraspionagedienst Gyula Kádár.
Intussen luistert hij ook een telefoongesprek van de Duitse ambassade af waarin duidelijk wordt gesteld dat hijzelf, òf Horthy moet opstappen [Kállay, 418], en hij roept de drie militaire commandanten van Budapest bij zich, István Náday, Károly Beregffy [-Berger] en János Vőrős, de chef van de militaire kanselarij van de regent, Béla Dálnoki Miklós, en de commandant van de hoofdstad Szilárd Bakay, en zelf raadt de premier verzet aan. [Juhász, 291].
De militaire leiders verklaren tegenover de premier echter dat gewapend verzet volstrekt zinloos is deste meer omdat de regent zelf niet eens aanwezig is en ze wensen alleen op instruktie van Horthy te handelen. De stafchef, Szombathelyi, heeft ook in een telegram laten weten dat er pas gehandeld mag worden als Horthy zelf terug is. Ook een telegram van Keitel aan Kállay wijst op de zinloosheid van verzet. "Duitse troepen bezetten Budapest in overeenstemming met het akkoord tussen de Führer en de Hongaarse regent Horthy en verzet zal krachtig worden bestreden!", aldus de Duitse legerleider aan de Hongaarse premier. Ook een volksopstand wordt volkomen onmogelijk geacht. Wanneer Horthy zelf eenmaal weer in Budapest terug is, op 19 maart om 10.00 uur, deelt Kállay, die hem op weg naar de burcht begeleidt, mee dat alle vliegvelden en verbindingen al onder controle van de Duitsers staan en bezet zijn. Hij zegt Horthy op de vergadering van de kroonraad -zie hieronder- echter ook dat hij zijn ontslag neemt. Hij kan immers niet anders. Hij weigert eveneens de lopende zaken nog verder te leiden. Alle daden van een Hongaarse regering acht hij verder van nul en geen waarde want vanaf het moment van de Duitse bezetting is Hongarije, aldus Kállay, opgehouden een constitutionele staat te zijn. Elke maatregel is verder illegaal. [Montgomery, 193]. Binnen enkele uren zal het hele land bezet zijn.
De Duitsers bezetten Hongarije, 19 maart 1944
Horthy verweert zich nu tegen zijn premier en stelt dat de oorlog toch z'n einde nadert, dat hij het verzet van Hongarije nog zoveel mogelijk wil handhaven, en dus zal aanblijven om te redden wat nog te redden valt. De geallieerden zullen wel op de Balkan landen en de Duitse nederlaag is wel zeker, maar hij voelt zich geroepen om het Hongaarse leger in takt te houden, om samen met de geallieerden de vernietiging van Hongarije te voorkomen, en de orde in de Donauvallei te handhaven. Aan het einde van de oorlog zal anders anarchie onvermijdelijk zijn, aldus Horthy tegenover Kállay. [Montgomery, 193/194].
Dit alles is door Kállay zelf ook eerder zo gezegd, maar dat was in andere omstandigheden. Nú is het land immers bezet en Kállay vindt dan dat Horthy het zelf verder maar moet weten: de Regent is verder verantwoordelijk voor zijn eigen daden, maar Kállay raadt hem wel aan om af te treden "anders zullen de Duitsers het verhaal vertellen dat wij met de militaire bezetting instemmen..." Horthy en Hongarije zullen, aldus de aftredende premier, als crimineel worden gebrandmerkt! De Regent blijft echter volhouden dat hij niet anders kan en daarbij wordt Kállay herinnerd aan de woorden van keizer en koning Franz Joseph die bij het uitbreken van de 1e Wereldoorlog in 1914 zei: “Ik heb alles in aanmerking genomen; ik heb alles overwogen. Ik kan niet anders”. Kállay vertrekt daarna in een uiterst pessimistische stemming. [Sakmyster, 336/337].
De Duitsers, aldus Horthy, stáán erop dat ik aanblijf, want anders zullen ze de Slowaken, de Kroaten en Roemenen de vrije hand geven om tegen Hongarije op te treden en zijn minister van buitenlandse zaken Ghyczy en de stafchef, generaal Szombathelyi, bevestigen dat. [Horthy, 268]. Het leger zal ook geen ander dan Horthy zelf volgen. "Met deze houding hielp Horthy velen, maar hij kon Hongarije niet redden. Hij berokkende zichzelf ook schade, maar dat laatste deed hem niets. Hij geloofde nog steeds in de goede bedoelingen en in de eer van anderen, zelfs van de Duitse nazi's", aldus Kállay later. [blz. 432/435]. Hitler heeft Horthy immers verzekerd, dat zodra er een betrouwbare regering in Hongarije is gevormd, de Duitse troepen zullen vertrekken, en de soevereiniteit zal worden hersteld. Horthy voelt zich dus ook nu nog verantwoordelijk voor het lot van het land. "Wie anders moet die eerbare mannen en vrouwen, die mij blindelings vertrouwen, verdedigen? Wie zal de Joden of onze vluchtelingen verdedigen, als ík mijn post verlaat? Ik ... kan nog steeds mijn volk ten dienste staan, ik kan meer dan ieder ander doen, aldus de Hongaarse regent, die echter ook tegen Kállay zegt: "Ik weet het, alle bastions om mij heen zijn ingestort". Hij zegt ook dat hij geen akkoord heeft gesloten, geen beloftes heeft gedaan, en geen aanwijzingen voor z'n plannen aan Hitler heeft gegeven. Maar Horthy heeft wèl gemerkt dat de haat bij de Duitsers tegen Hongarije intens is! [Kállay, 431/433]. Zodra hij terug in Budapest is doet Horthy dus tegenover de kroonraad verslag van z'n onderhoud met Hitler, dat was bedoeld om te overleggen over de militaire situatie in het algemeen en over de kwestie van de terugtrekking van Hongaarse troepen. Er zijn, zo maakt Horthy duidelijk, in Klessheim geen formele akkoorden gesloten.
Wel wijst hij er met name op dat de Duitse leiding [Hitler] hem heeft beschuldigd van een misdaad, n.l. dat Hongarije de Joden niet wil laten uitmoorden. [Blackbook, 78]. De Joodse kwestie is dus wel aan de orde geweest maar Horthy wil blijkbaar hierop niet verder ingaan. Of Horthy heeft hierover weloverwogen gezwegen of de kroonraad heeft besloten om een en ander niet in het verslag van haar vergadering op te nemen. [Braham, Labor Service, 59]. Heeft Horthy in deze zaak aan Hitler concessies gedaan? Heeft hij beloften gedaan? De toekomst zou het weldra leren. Wel stelde Hitler de uitdrukkelijke eis dat Horthy op z'n post blijft en daarmee stemt de kroonraad wel in. [Allianz, 98].
Kort na zijn terugkeer heeft Horthy op de burcht van Buda ook nog een onderhoud met de Joodse leiders onder leiding van Ferenc Chorin en Móric Kornfeld, en ook zij dringen er bij hem op aan om níet af te treden of helemaal van het politieke toneel te verdwijnen. Hij moet de Duitsers, denken ze, maar tevreden stellen met de benoeming van een nieuwe regering, want anders hangt de Joden zéker de uitroeiïng boven het hoofd. Maar aan de andere kant is daar het advies van de vroegere premier Bethlen, een belangrijk en zeer gewaardeerd adviseur, die Horthy [nog nèt voor hij zal onderduiken] zegt dat hij juist níet een nieuwe premier moet benoemen en dan meewerken aan een regering van Duitse marionetten. “Als er geen regering is, kunnen de Duitsers ook met niemand onderhandelen, en dan kan de publieke opinie zowel hier als in het buitenland duidelijk zien dat er een eind is gekomen aan een wettige regering”, aldus Bethlen. Het zal dus voor Horthy, als kapitein van het schip, uiterst moeilijk zijn een verstandige oplossing te bedenken, deste meer omdat hij er alleen voor staat. Zowel Kállay als Bethlen, Keresztes-Fischer zowel als Bajcsy-Zsilinszky en vele andere vertrouwelingen van Horthy zijn immers niet meer beschikbaar: ze duiken onder of zijn al gevangen genomen! [Sakmyster, 337].
Premier Kállay blijft, zoals vermeld, niet langer op zijn post. Hij vraagt ontslag, maar de regent wil hem dat alleen geven, als er van 'uiterst dringende omstandigheden sprake is'. [Horthy, 268]. Hij verzoekt de premier ook nog de lopende zaken te regelen, maar Kállay weigert. Het ontslag van premier Kállay levert evenwel, hoe dan ook, weinig problemen op. Horthy mag dan weigeren om Imrédy of Szálasi tot premier te benoemen, de Duitsers maken nu de dienst uit en de nieuwe nazi-gevolmachtigde in Hongarije, en tevens gezant, dr. Edmund Veesenmayer, die bij sommigen in Budapest al snel de naam heeft van Reichsverwesenmayer, [Sakmyster, 337] heeft n.b. allang een lijst van Hongaarse ministers gereed.
Als uitvoerder van de Duitse bevelen zegt hij Horthy dat van hem de benoeming van een kabinet wordt verwacht dat bestaat uit leden van alle extreemrechtse partijen behalve de Pijlkruisers, maar Horthy weigert Imrédy [‘Wát? Wilt u Imrédy, die Jood?’] en hij overweegt ook een soort interim-kabinet van ambtenaren, maar dat verwerpt Veesenmayer heftig want “de tijd van steeds maar weer uitstel en eindeloze compromissen” is voorbij! Het is voor hem duidelijk, zegt hij, dat Horthy gewoon tijd wil winnen, maar de regent blijft ondanks alles bij z’n besluit om een zaken-kabinet te vormen, hoewel Veesenmayer de koppige Horthy waarschuwt dat er ernstige konsekwenties zullen volgen want Hitler staat natuurlijk niet toe dat z’n plannen in de war worden geschopt... [Sakmyster, 337/338].
Veesenmayer laat op 20 maart in een telegram aan z’n bazen in Berlijn ook nog weten wat hij eigenlijk over Horthy denkt: “Horthy is óf een chronische leugenaar óf hij is fysiek niet meer tegen z’n taak opgewassen. Hij valt voortdurend in herhaling en spreekt zichzelf tegen…. en ik ben bang dat hij moeilijk te overtuigen zal zijn en nog minder over te halen”. [Sakmyster, 338].
Wanneer de Duitsers o.a. horen dat Imrédy geen premier mag worden worden ze echter gealarmeerd en ze dreigen zelfs de burcht van Buda alsnog te bezetten en ze sturen op 20 maart ook een ultimatum aan Horthy: hij moet vóór 18.00 uur een kabinet naar Duitse smaak klaar hebben èn in het openbaar bekend maken dat de Duitse troepen na een gemeenschappelijk akkoord naar Hongarije zijn gekomen!! Zoniet, dan zal de burcht van Buda worden bezet.
Dan wordt al gauw een andere naam genoemd: Generaal Dőme Sztójay, de Hongaarse ambassadeur in Berlijn, zal de nieuwe premier worden, en ook wordt nu in een officieel communiqué meegedeeld dat de Duitse troepen legaal in Hongarije zijn. Op 23 maart 1944 wordt Sztójay door Horthy benoemd en hij legt de eed af. Deze nieuwe premier is in 1883 in het zuiden van Hongarije geboren, en is van Servische afkomst [tot 1935 heette hij Stojakovits!]. Hij is officier van het leger, en vanaf 1925 al werkzaam op het Hongaarse gezantschap in Berlijn, eerst als militair attaché en vanaf 1935 als gezant. Hij geldt al jaren als zéér pro-Duits, is al vele jaren thuis in Duitsland èn gelooft onvoorwaardelijk in een Duitse overwinning. Hij wenst dat Hongarije dan ook onvoorwaardelijk trouw is aan het Driemogendhedenpakt en wil de strijd tegen het bolsjewisme met alle kracht voortzetten. Aan de Duitse bezetters geeft hij in feite de vrije hand waar het o.a. Joodse zaken betreft.
De nieuwe regering, die niet geheel naar Duitse wens is maar toch wel voldoende vertrouwen voor de Duitsers heeft, [Juhász, 293] heeft zelfs nog min of meer een compromiskarakter: geen enkele 100 % nazi of Pijlkruiser maakt als minister er deel van uit, alleen leden van de regeringspartij en van de partij van Imrédy, de MMP, hebben zitting in het kabinet! Sztójay wordt ook zelf minister van buitenlandse zaken, Jenő Rátz, een aanhanger van Imrédy, en jarenlang bekend in extreemrechtse kringen, een geromaniseerde Serviër, wordt vice-premier zonder portefeuille, en Andor Jaross, ooit een van de leiders van de Hongaren in Zuid-Slowakije, ook een aanhanger van Imrédy, wordt minister van binnenlandse zaken, waarmee hij een belangrijke taak krijgt in verband met de vernietiging van de Joden.. Lajos Reményi-Schneller [*1892] blijft op het ministerie van financiën en Lajos Csatay [nemes csataji, tot 1905: Tuczentaller, 1868 – 18 nov. 1944] die als énige niet pro-Duits en rechtsextremistisch is- op defensie.
Béla Jurcsek [*1893, van Slowaaakse afkomst] wordt minister van landbouw en voedselvoorziening, Lajos Szász minister van industrie, Antal Kunder, ook een aanhanger van Imrédy, wordt minister van handel en verkeer. István Antal [1896-1974] wordt minister van godsdienst en openbaar onderwijs en tijdelijk ook van justitie. Een belangrijke plaats nemen ook de staatssecretarissen van binnenlandse zaken voor Joodse zaken in, n.l. László Endre [*1895] en László Baky [*1888]. Beiden zijn beruchte en overtuigde nazi's en staan ook bekend als fervente antisemieten.
Baky behoorde al in 1919 tot een der commandogroepen die fanatiek deelnamen aan de 'Witte Terreur' tegen Joden en communisten, en hij executeerde Joden in Siófok, dat toen tijdelijk hoofdkwartier van Horthy was. Later blijkt ook hij al jaren een geheim agent van Himmler in Hongarije te zijn geweest en één en ander mee te hebben voorbereid. [Blackbook, 90]. Horthy beschouwde hem vele jaren lang als een trouwe vriend en goede kameraad, en Baky verklaart na de oorlog dat Horthy tegenover hem ooit bekende dat ook hij de Joden en communisten haatte, en dat er toch maar enkele goede Hongaarse Joden waren. "Om de rest geef ik niet", aldus Horthy volgens Baky naderhand. [Blackbook, 113].
Endre heeft jarenlang als alispán [tweede man, ondergouverneur] van het grootste comitaat van Hongarije, Pest-Pilis-Solt-Kiskun, een hoge funktie bekleed, en staat al die jaren ook al bekend als fel antisemitisch en extremistisch. In 1920/21 behoort hij al tot een ultranationalistische Hongaarse Stormgroep in Burgenland, die dit gebied voor Hongarije wil behouden. Toch heeft men hem blijkbaar nooit durven ontslaan. [idem]. Integendeel: hij behoort tot de ridderorde [Vitézi rend] die door Horthy na 1919 is geschapen. Nu krijgt hij de opdracht om toezicht te houden op alle gemeentelijke, stedelijke en provinciale autoriteiten, en het in praktijk brengen van allerlei maatregelen betreffende de Joden.
Endre, en velen met hem, vinden in 1944 dat hun wens, en die van het Hongarendom als geheel, omtrent een "definitieve oplossing van de Joodse kwestie", nu eindelijk, na 25 jaar in vervulling kan gaan. Het Jodendom vormde voor hen altijd al "een ongewenst element uit moreel, psychisch en fysiek oogpunt".
De zeer ambitieuze luitenant-kolonel László Ferenczy [*1898] wordt staatssecretaris voor politie. Hij is ook verbindingsofficier tussen de Hongaarse gendarmerie en de Duitse SD en politie en heeft al eerder in Kassa en omgeving Joden die uit Slowakije naar Hongarije probeerden te vluchten, onmiddellijk aan de Duitsers overgegeven. Mihály Jungerth-Arnóthy, een diplomaat, wordt staatssecretaris van buitenlandse zaken. Enkele leden van het nieuwe kabinet hebben ook bij de voorbereidingen voor de bezetting meegeholpen maar vrijwel geen enkele minister is van puur-Hongaarse [Magyaarse] afkomst. Mihály Kolosváry-Borcsa [*1896] wordt een der regeringscommissarissen. Imrédy, de vroegere premier, die ooit [1939] is ontslagen omdat er n.b. berichten de ronde deden over zijn gedeeltelijke Joodse afkomst, is nu trots dat er "niet één druppel Joods bloed kleeft aan de handen van de Hongaarse autoriteiten of van een enkele Hongaar"... [Nagy-Talavera, 208]. Op 14 juni 1944 wordt trouwens officieel meegedeeld dat Imrédy toch echt niet als Jood geldt. Tegen alle geruchten en lasterpraatjes in heet het dan: slechts één van z'n acht overgrootouders was Joods. [Blackbook, 188/189].
Het meest merkwaardig is eigenlijk dat de Duitsers nog steeds geen enkele belangstelling hebben voor Szálasi en z'n partij. De Pijlkruisers worden overal buiten gehouden, geen enkele Duitser overlegt met hen. Protesten van Szálasi tegen deze regering worden genegeerd. [Nagy-Talavera, 195/196]. Toch hebben de Pijlkruisers 100.000 à 127.000 leden. Ze vormen echter een groep met zeer radikale opvattingen en zijn zich steeds meer proletarisch gaan gedragen. Onder de arbeiders heeft namelijk een proces van radikalisering plaatsgevonden. Szálasi heeft nog steeds zijn geheel eigen opvattingen en hij heeft ook nooit met anderen samen kunnen werken. [Nagy-Talavera, 194/196].
Sztójay geeft weldra ook aanwijzingen over de koers van de nieuwe regering. Hij zal de doelstellingen van Gőmbős voortzetten en voltooien, zegt hij. Hij wenst een sociaal en nationaal reveil op basis van de "Idee van Szeged" van 1919, vergroting van de oorlogsinspanning, meer economische hulp aan Duitsland, en een oplossing van de Joodse kwestie .... [Idem, 196/197]. Hij wil ook sneller handelen [dan z’n voorganger].
Hongarije zal trouw zijn aan de verplichtingen van het Driemogendhedenverdrag en het Anti-Kominternpakt, en zal de meest hartelijke betrekkingen met het Duitse rijk onderhouden "op basis van onze traditionele vriendschap en loyaliteit t.a.v. het Duitse rijk en van onze wapenbroederschap.
Sztójay wil ook de 'reorganisatie en het handhaven van de binnenlandse orde en meer deelneming van Hongarije in de strijd tegen het bolsjewisme'. [Juhász, 293]. De vernietiging van het bolsjewisme is voor Sztójay het allerbelangrijkste. Sztójay zegt ook -en eigenlijk is dat het verhaal van alle Hongaarse premiers van de latere jaren '30- dat het afwerpen van "de ketenen van Trianon" [de vrede van 1920], d.w.z. de gebiedsvergroting van 1938/41, in de eerste plaats is te danken aan de traditionele Hongaars-Duitse vriendschap. "Daarom is elke politiek te veroordelen die dit feit zou negeren, en de plicht van dankbaarheid ondergeschikt zou maken aan de politiek conjunctuur van het moment", aldus de nieuwe Hongaarse minister-president. Al duizend jaar vormen eerbaarheid, oprechtheid, trouw aan het gegeven woord, en het eerlijk vervullen van aanvaarde verplichtingen, de pijlers van de Hongaarse politiek, aldus Sztójay.
Hij is ook trots op de betrekkingen met de "Italiaanse Sociale Republiek" van Mussolini die worden bepaald door eeuwenoude [!] banden en tradities..." [KHA, 5965]. Dit kabinet zal -met andere woorden- alles doen, zoals de Duitsers dat wensen! Aan de vorige regering van premier Kállay wordt vanaf maart 1944 steeds weer verweten dat ze aan de Hongaarse bevolking wilde wijsmaken dat het alleen om een "Hongaarse oorlog" ging, dat alleen nationale belangen op het spel stonden, en dat deze premier, Kállay, zich b.v. regelmatig van de Duitse doelstellingen in de wereldoorlog distantieerde. Nu zal het, volgens Sztójay, erom gaan dat Hongarije zich eindelijk volledig solidair verklaart met het Duitse rijk¼¼¼.."Alle ongeluk van 1919 zal nog slechts kinderspel blijken in vergelijking met wat ons te wachten staat als we niet onze nationale eenheid vasthouden, en als we de vijand geen weerstand weten te bieden", aldus Sztójay. [Ullein-Revitzky, 167]. Het spreekt overigens vanzelf dat met ingang van maart 1944 ook allerlei provinciale en gemeentelijke funktionarissen en ambtenaren worden vervangen door mensen die openlijk pro-Duits zijn en die extreemrechtse opvattingen huldigen.
Maar het is eveneens nog wel begrijpelijk dat admiraal Horthy ervan overtuigd blijft dat hij -door het stug vasthouden aan de macht en het geduldig gadeslaan van de ontwikkelingen- tenslotte wel een weg zal vinden om de Duitsers te dwarsbomen en de bolsjewieken op een afstand te houden. In april en mei 1944 blijft Horthy vrijwel opgesloten op de burcht van Buda en dat is voor een deel zelfgekozen isolement want hij wil zichzelf zoveel mogelijk van Sztójay en z’n kabinet distantiëren en de nadruk leggen op z’n politieke onmacht, maar het dient ook de Duitse belangen omdat Ribbentrop de instruktie had gekregen de politieke rol van Horthy tot het minimum te reduceren! [Sakmyster, 339]. Het blijkt evenwel dat Horthy ook vasthoudt aan denkbeelden die nu niet meer terzake doen: hij denkt bijvoorbeeld dat hij toch nog altijd de Honvéd in de macht heeft en hij blijft ervan overtuigd dat de Engelsen nooit zullen toelaten dat de Russen een leidende rol in Europa zullen spelen…. Daaruit concludeerde de bijna 76-jarige regent van Hongarije zelfs tegenover Szálasi [!] op 3 mei ’44 dat de beste politiek voor Hongarije er een is van ‘wait and see’. [Sakmyster, 340]……..
Afgezien van Sztójay’s besluiten zijn de maatregelen die de Duitse bezetters al onmiddellijk na 19 maart afkondigen ook van groot belang. Duitse agenten en spionnen hebben immers al lang geleden één en ander voorbereid en o.a. lijsten klaargemaakt met namen van verdachte en te arresteren personen:
Anti-Duitse politici en parlementsleden van o.a. de zgn. linkse oppositie van Kleine grondbezitters, Sociaal-demokraten, communisten, boerenleiders, liberalen en legitimisten, zoals Endre Bajcsy-Zsilinszky, Károly Peyer, Ferenc Nagy, Károly Rassay, Éliás Mónus, ds. Zoltán Tildy, Ernő Bródy, Gusztáv Grátz, graaf Győrgy Apponyi, aristokraten, vakbondsleiders, Joodse ondernemers, zoals Móric Kornfeld en Ferenc Chorin, verscheidene ex-ministers, zoals F. Keresztes-Fischer, de direkteur van de Algemene Kredietbank Perényi, de vml. president van de Nationale Bank Lipót Baranyai, vele priesters, journalisten, Poolse vluchtelingen, Engelse, Amerikaanse, Franse en Joegoslavische krijgsgevangenen en/of vluchtelingen, hoge ambtenaren zoals de staatssecretaris Andor Szentmiklóssy en Aladár Szegedi-Maszák, enkele officieren van de Contraspionnagedienst, enz. enz. staan op die lijsten. De meesten van hen worden inderdaad gearresteerd en in totaal volgen kort na de bezetting 2 à 3.000 arrestaties. [o.a. Zs. Nagy, 136]. O.a. 17 parlementsleden worden gearresteerd, zoals de liberaal Károly Rassay, de leider der FKgP Ferenc Nagy, en 25 sociaal-demokratische leiders. Maar ook een aantal Joden wordt gearresteerd, al is het maar om de Joodse gemeenschap schrik aan te jagen!
Endre Bajcsy-Zsilinszky, de enige die gewapend verzet aan de SS biedt, raakt bij een schietpartij gewond en bewusteloos; bloedend wordt hij gevangen genomen... [Nagy-Talavera, 193]. Ook de drie leden van de Amerikaanse geheime missie die nog op 17 maart in Hongarije aankwamen worden aan de Duitsers overhandigd en tot 7 april 1944 worden n.b. 812 Fransen [krijgsgevangenen], 5.450 Polen [vooral vluchtelingen], 180 Russen en 78 andere buitenlanders door de Duitsers gearresteerd en verscheidene Amerikanen en anderen worden door de bezetters afschuwelijk behandeld¼¼. Vele hoge ambtenaren worden vervangen, o.a. alle hoofden van de comitaten [provincies], terwijl o.a. de burgemeester van Budapest aftreedt. De moordenaars van "Újvidék" komen echter terug in het leger... Van politietoezicht op extreemrechtse partijen, enz. is ook geen sprake meer en alle extreemrechtse politieke gevangenen komen ook vrij. "Thans haalt Hongarije in wat het vroeger heeft verzuimd", aldus de Duitsers [KHA, 5910] en in de provincie worden ook verscheidene rijke Joodse burgers gegijzeld.
Maar vele anderen houden zich verborgen, ze duiken onder, zoals ex-premier Kállay, die onmiddellijk na 19 maart naar de Turkse ambassade in Budapest vlucht, en ook Győrgy Marosán, Árpád Szakasits, mevrouw Anna Kéthly, ds. Zoltán Tildy, en mgr. Béla Varga en anderen duiken onder. Op 28/29 maart 1944 worden alle oppositionele partijen en 124 organisaties verboden verklaard, zoals o.a. de Boerenbond, de Zionistische vereniging en allerlei andere Joodse verenigingen, Rotary en PEN-club, en hun bezit wordt in beslag genomen.
Tienduizenden personen worden geëvacueerd, alle publicaties die door de Duitsers als ongewenst zijn beschouwd, worden verboden, literatuur die niet is aangepast, idem. Werk van de vele Joodse schrijvers en ook van westerse auteurs wordt verboden, vakbonden, pers, radio, enz. komen onder staatstoezicht, het luisteren naar de radio van de vijand wordt bestraft, in april worden een groot aantal boeken en tijdschriften verbrand, enz. [Nagy-Talavera, 198]. Ook is er weldra geen contact meer mogelijk tussen de hoofdstad en de provincies.
Duidelijk is dat Hongarije een vazalstaat van het Duitse rijk is geworden, voorzover er in het land nog van een staat kan worden gesproken. Talloze Duitse 'gevolmachtigden', adviseurs, officieren enz. enz. overspoelen het land. Maar de façade van het Hongaarse constitutionele en parlementaire leven blijft inderdaad nog bestaan, maar de soevereiniteit van het land is verpletterd onder de rupsbanden van de Duitse tanks! [Pierik, 27]. Toch geeft dit meteen aan dat de positie van Hongarije op het eerste gezicht buitengewoon onduidelijk is.
'Veel mensen dachten in Hongarije na 19 maart 1944 dat de bezetting door de Wehrmacht de status van het land zou wijzigen in de ogen der geallieerden, en dat Hongarije niet als satelliet, maar als land onder een bezetting zou worden beschouwd. Dat was echter niet het geval, omdat de bezetting zonder verzet kwam, en ook omdat het staatshoofd, de regent in het land, in funktie bleef!' [Sütő, 158].
Ondanks de arrestaties van vele parlementsleden en het aftreden van een aantal anderen, blijft het parlement formeel nog in funktie. Ook blijven de verschillende rivaliserende extreemrechtse politieke partijen nog even bestaan, zoals Imrédy-aanhangers [MMP], nationaal-socialisten, Pijlkruisers, en de Partij van het Hongaarse Leven [MÉP, de regeringspartij]. Op 5 april 1944 komt er toch -eindelijk- een soort éénheidspartij tot stand, de Partij van Nationaal Samengaan, "Nemzeti ősszefogás Pártja". Dat heeft echter geen praktische betekenis omdat de rivaliteit tussen de verschillende leiders blijft, en men b.v. geheel niet met de Pijlkruisers rekent!
Van zéér groot belang is overigens dat, zoals eerder vermeld, Horthy op zijn post blijft en daarmee in feite het regime van de bezetters voor een grote massa Hongaren [een schijn van] legaliteit en van continuïteit verleent en de Duitsers zijn zelfs vol lof over hem, omdat hij "zijn land heeft gered, en zijn volk niet in de steek heeft gelaten". Van enige invloed van Horthy op de gang van zaken is echter geen sprake. De Regent krijgt van Veesenmayer op 2 april 1944 de opdracht, d.w.z. het bevel, zich verre te houden van alle politieke leven en in tegenstelling tot wat hij nog op 19 maart 1944 meende, kan Horthy dus niets meer doen voor z'n volk! Hij is de gevangene van de Duitse bezetters, en wordt volledig geïsoleerd van z'n volk en z'n leger vast gehouden op de Koninklijke Burcht van Buda, en dag en nacht bewaakt.
Na de bezetting van Hongarije worden nog verschillende [zwakke] pogingen gedaan om Horthy naar het buitenland te sturen, in de hoop dat dán juist de continuïteit en het wettige gezag verder aanwezig zullen zijn, om b.v. onderhandelingen met het westen voort te zetten. Graaf Nándor Zichy, een parlementslid vraagt dan ook aan Horthy om het land te verlaten om een afzonder-lijke vrede met de westelijke geallieerden te kunnen sluiten, maar Horthy weigert. Hij weigert ook om b.v. graaf Bethlen naar het westen te sturen, of om af te treden. [Sütő, 173].
Alom zijn de Duitsers nu heer en meester in het land. Honderden leden van de SS, Gestapo, Sicherheitsdienst, Wehrmacht enz. houden zich als 'Bevollmächtigter', als adviseur of i.d. op in Hongarije, en ze houden zich bezig met hun gruwelijke werk: Hongarije is immers het zoveelste land dat bezet is.
De belangrijkste Duitse machthebbers in Hongarije zijn generaal Otto Winkelmann, SS-Obergruppenführer en hőhere SS- und Polizeiführer in Ungarn, Wilhelm Hőttl, Obersturmbannführer en in dienst van de Duitse dienst voor Zuidoost-Europa, Karl Otto Saur, de Amtschef Rüstungsministerium, de rechterhand van Speer die Hongarije als buit economisch optimaal moet benutten ten bate van de Duitse oorlogsinspanningen [Pierik, 27], en verder generaal Hans von Greiffenberg en vooral dr. Edmund Veesenmayer, de gezant en algemeen gevolmachtigde minister in Hongarije.
De Duitsers behoeven hier in Hongarije alleen maar in praktijk te brengen wat ze elders al lang geleden deden. Toch houden ze zich in Hongarije op de achtergrond. Alleen de naam van Veesenmayer duikt vele malen op, maar in de oorlogsjaren blijft ook zijn naam voor veruit de meeste Hongaren vrijwel onbekend. Men kan zeggen, dat helaas slechts weinigen op de hoogte van wat zich in dit land in het laatste oorlogsjaar precies afspeelt. Hoewel het land aan de Duitse bezetter is overgeleverd en van alles, o.a. van een half miljoen Joodse inwoners, wordt beroofd, blijft zo voor het oog alles gewoon bestaan, en zelfs vrij normaal funktioneren. De Regent, een premier, het parlement, het leger, de oorlog tegen de Sovjet-Unie, het ambtenarenapparaat, het bestuur -dat alles gaat 'gewoon' door. De terreur, de deportaties, de totale onderwerping van de nationale economie werden door de bezettingsautoriteiten voornamelijk met hulp en deelneming van het Hongaarse administratieve apparaat bereikt. Vooral op het platteland blijven de organen van de staatsmacht en het openbaar bestuur intakt. [Juhász, 296].
Het land is echter geheel aan nazi-Duitsland uitgeleverd. Het wordt daardoor buitengewoon moeilijk om verzet te organiseren. De zgn. linkse oppositiepartijen worden per dekreet van 29 maart 1944 ontbonden en verboden, ze waren ook niet op een bezetting voorbereid. Hun organisatie houdt geen stand en ondergronds blijft alleen een uiterst kleine communistische partij [de Vredespartij] bestaan. Het doel van de Duitse terreur is nu om het Hongaarse volk te intimideren en elk idee van verzet te ontnemen. Het uitdelen van Joods bezit, gecombineerd met de sociale demagogie van radikaalrechts werken wel gedeeltelijk, maar m.n. in Budapest zijn er velen die op een dappere wijze aan vervolgden onderdak geven, en duizenden helpen en redden. [Juhász, 295/296].
Juist door de schijn van legaliteit verloopt de bezetting van Hongarije echter uiterst soepel en gemakkelijk en enkele dagen na de bezetting wordt officieel verklaard dat Duitse troepen door de Hongaren waren gevraagd om binnen te trekken. Instrukties van de Hongaarse stafchef Szombathelyi om de Duitsers vriendelijk tegemoet te treden worden over het algemeen ook opgevolgd. Het hele economische leven komt onder Duitse controle en er zal een nieuw verdrag komen....
De Duitsers kunnen n.l. steeds minder beschikken over de energiebronnen van Roemenië, vooral de olie die het strategische handelen en de militaire planning van de Duitsers bepaalt want tot 1943 had men de olievelden bij Ploesti nog ter beschikking. [Pierik, 29]. Vanaf 1 augustus 1943 maar vooral in 1944 staat dit echter onder steeds zwaardere druk want door geallieerde bombardementen nemen de produktie en het vervoer snel af en op 5 mei 1944 gaat 25.000 ton Roemeense olie in vlammen op. [Pierik, 32]. Geallieerde bommen op spoorwegemplacementen, pijpleidingen en mijnen doen de rest en betekenen voor de Duitsers in Roemenië een ernstige tegenslag: ze hebben steeds minder de beschikking over brandstoffen voor de oorlog en tenslotte vertrouwen ze alleen de Romeense diktator maarschalk Antonescu nog, ”de enige man die begrijpt waarom het in deze oorlog gaat en een man van de daad”. [Pierik, 34-36].
In Rusland en de Ukraïne sneuvelen in 1944 ook steeds meer Roemeense soldaten en ook in dit land weet iedereen dat de oorlog toch een verloren zaak is: op 5 mei moeten de Duitsers en Roemenen de Krim opgeven en de evacuatie van dit schiereiland wordt een drama: 100.000 soldaten zijn hier al gesneuveld en 42.000 man verdronken…. Zelfs Antonescu ziet zich dan gedwongen om geheime diplomatieke contacten via de Roemeense ambassade in Ankara met de Geallieerden te zoeken, maar het westen heeft -dat bleek al bij dergelijke contacten met Hongarije in 1943- nauwelijks interesse! Evenals de geallieerden eisen voor Horthy c.s. een bittere ontgoocheling vormden, zijn ze dat nu ook voor Roemenië, hoewel Antonescu nog op 5 augustus een onderhoudt heeft met Hitler en hem onvoorwaardelijke trouw zweert tot het bittere einde. Van veel meer belang is uiteraard dat juist in augustus 1944 een grote doorbraak van de Russen bij de Dnjestr plaatsvindt en dat het einde van Antonescu’s heerschappij dan nabij is. [o.a. Pierik, 38-49].
Hongarije wordt aldus langzamerhand voor de Duitsers dus ook frontgebied en hier worden spoorwegen, waterwegen, industriële ondernemingen, enz. nu totaal ingeschakeld voor de oorlogseconomie. Hongarije zal ook meer vliegtuigen en wapens moeten produceren. Op 1 april 1944 wordt al een "speciale [Duitse] vertegenwoordiger" benoemd om de bewapening en de oorlogsproduktie in Hongarije te leiden en tienduizenden Hongaren zullen naar Duitsland vertrekken om hier als arbeidskrachten aan het werk te gaan. Het Koninklijke Hongaarse Leger [Honvéd] blijft ook bestaan om een schijn van soevereiniteit te handhaven, maar de legerleiding wordt wel gedeeltelijk vervangen door voor de Duitsers betrouwbare elementen, en de Hongaarse militairen komen ook onder volledige controle van de Duitse legerleiding! [Juhász, 294].
Ook de stafchef, generaal Szombathelyi, die altijd al vrij sceptisch was, blijft nog op een maand zijn post, maar hij komt onder zeer zware Duitse druk te staan. Wanneer hij iets weigert, of aarzelt, volgen er onmiddellijk waarschuwingen ["er zullen ernstige moeilijkheden ontstaan" e.d.].
De Duitsers eisen ook al onmiddellijk na 19 maart veel meer soldaten voor de strijd aan het oostfront, veel meer Hongaarse levensmiddelen en werkkrachten, maar al gauw realiseert men zich in Hongarije dat de Duitsers ook Noordoost-Hongarije plunderen, en Hongaren naar het front sturen om eigen soldaten te redden. [Blackbook, 196].
Hongarije is echter een rijke buit voor de bezetters; er is hier vanouds een overvloed aan voedingsmiddelen, en de produktie van o.a. olie en bauxiet is de laatste jaren snel gestegen! Ruim de helft der beroepsbevolking werkt nog in de landbouw, en vijf miljoen varkens en schapen en 900.000 paarden kunnen voor een deel best worden gebruikt voor de levensmiddelenindustrie en voor het leger, de cavallerie. De olieproduktie in het zuidwesten van het land steeg van 200.000 ton in 1939 [één derde der binnenlandse behoefte] tot 600.000 ton [d.i. de binnenl. behoefte] en in 1943 heeft men zelfs een overschot van 310.000 ton olie voor de export, vooral naar Duitsland! In de bauxietproduktie [die pas in 1936 is begonnen] is de stijging nog meer explosief: 329.000 ton in 1936, 500.000 ton in 1937 en ruim 1 miljoen ton in 1942. Hiervan ging 926.000 ton naar Duitsland, en dit land kan nu nog veel meer de greep op Hongarije versterken en de produktie ten bate van het oorlogsapparaat opschroeven! [Pierik, 28/29].
Men zegt zelfs dat de produktie en de leveranties na de bezetting in maart '44 zó stijgen, dat de lage cijfers van eerder "must be imputed to official sabotage". [Rothschild, 187]. Kállay krijgt dus achteraf ook op dit terrein nog gelijk. De Duitse schulden aan Hongarije lopen door al deze economische maatregelen nog verder op, maar het Derde Rijk betaalt natuurlijk nooit. 120 miljoen Pengő per maand bedraagt het krediet van Hongarije in 1944... [Juhász, 295]. Door alle economische en financiële moeilijkheden zijn de kosten van het levenspeil behoorlijk gestegen. [1939 = 100]:
dec. 1940: 114,9 1942: 150,5 sept. 1943: 195,8
dec. 1941: 138,5 juni 1943: 154,1 dec. 1943: 196,0
Per 15 mei 1944 worden ook de ongeveer 700.000 Duitsers ["Volksdeutsche"] in Hongarije onder direkte Duitse controle gesteld, in feite komen ze onder gezag van SS, Gestapo en Wehrmacht, en Duitse jongemannen worden nu verplicht om militaire dienst in de Duitse Wehrmacht te nemen.
Talloze Hongaren zijn ook behulpzaam bij de zgn. Gleichschaltung, die nu ook in hún land plaatsvindt en de grote vrees voor een Russische, bolsjewistische en Slavische bezetting, de ervaringen met de communistische radenrepubliek in 1919, en de ervaring met bijna 25 jaar autoritair en rechts, nationalistisch en conservatief bewind, zijn stellig ook van grote invloed geweest op het doen en laten van velen in Hongarije.
Daarbij komt dat veel topofficieren van de Honvéd van Duitse afkomst zijn [volgens Kállay: 21 van de 29] en dat de historische oriëntatie op Oostenrijk en op de Duitse taal en cultuur nu eenmaal een zeer belangrijk deel van het leven en van de hele geschiedenis vormen van vele intellectuelen, ambtenaren en officieren, en van de economie, de politiek en de cultuur in Hongarije. Toch worden ook in Hongarije, zoals eerder vermeld, vele honderden mensen gearresteerd.
Ook vanuit het buitenland komt er een enkel protest tegen de bezetting, n.l. van Hongaarse diplomaten in neutrale landen. Antal Ullein-Revitzky b.v., de Hongaarse gezant in Stockholm, geeft op 22 maart 1944 een verklaring uit, waarin hij zegt: "Deze zogenaamde Hongaarse regering is illegaal. In een constitutioneel land als Hongarije zijn het geen parachutisten van een buitenlands leger die de bevoegdheid hebben om de wettige regering omver te werpen, en het ook niet de smaak van een invaller die geroepen is om de samenstelling van een nieuwe regering te bepalen. Het is duidelijk dat de huidige Hongaarse regering aan het land is opgelegd, in afwezigheid van de regent, door terreur en onder bedreiging. Hongarije is vandaag de dag onderworpen aan een simpele dictatuur, die steunt op de bajonetten van de bezetters".
Maar Ullein-Revitzky wil ook weten wat er zich achter de schermen heeft afgespeeld, en hij kan zich niet indenken dat de bezetting met instemming van Horthy is gebeurd. Wat heeft Horthy, zo vraagt hij zich af, gedaan om verzet te bieden aan de invallers? Horthy heeft immers al in 1943 Hitler gekenschetst als gangster? De diplomaat is er ook van overtuigd dat de geallieerden Hongarije zullen beoordelen naar de houding van het Hongaarse volk en naar die van de regent, maar verder kan ook híj voorlopig niets doen. Hem wordt al op 26 maart meegedeeld dat hij is ontslagen en 'wegens verraad' van z'n Hongaarse nationaliteit is beroofd. [Ullein-Revitzky, 191/92].
Hij is niet de enige. Ook de Hongaarse ambassadeurs in Finland, Zwitserland [baron Bakách-Bessenyei], Spanje en Portugal [Andor Wodiáner] en bij de Heilige Stoel en een aantal andere diplomaten, zoals Barcza, de vroegere ambassadeur in Londen, en Albert Radvánszky, de vice-voorzitter van het Hogerhuis, en speciale afgezant van graaf Bethlen, protesteren. Men biedt nu aan de geallieerden z'n diensten aan, en zoekt contact met Britten en Amerikanen. Alleen de Hongaarse ambassadeur in Ankara, Vőrnle, blijft op z'n post, evenals uiteraard de ambassadeurs bij "de bondgenoten".
Maar de protesten helpen niets. De geallieerden constateren enkele weken na de bezetting al dat er van verzet in Hongarije geen sprake is, en mede daarom dringen ze ook niet aan op de vorming van een Hongaarse regering in ballingschap. [Sütő, 162]. Eén of ander "Hongaars Bevrijdingscomité" komt nooit van de grond. De geallieerden staan er n.l. skeptisch tegenover, en laten weten dat ze hun houding tegenover Hongarije na de oorlog alleen zullen bepalen aan de hand van de houding van het Hongaarse volk zelf tegenover b.v. het eventuele verzet.
Skeptisch staan zij ook tegenover iemand als Tibor Eckhardt, die al een aantal jaren in Amerika verblijft, maar ooit in Hongarije ook omstreden was, en nú contacten onderhoudt met Otto von Habsburg. [Juhász, 293/294] maar de Habsburgse troonpretendent is niet overal bij de geallieerden een graag geziene gast.
Hongarije is en blijft toch voorlopig in de greep van nazi-Duitsland en de geallieerden bekijken Hongarije ook na 19 maart 1944 in de eerste plaats als vazalstaat van het nazi-rijk en níet als bezet land [Juhász, 296], en een belangrijke plaats wordt hierbij ingenomen door de al bekende dr. Edmund Veesenmayer. Hij wordt nu "Minister Erster Klasse und Reichsbevollmächtigter in Ungarn". Hij is nu ook ambassadeur in Budapest en hij houdt zeer intensief, vrijwel dagelijks, contact met Berlijn. Hij licht de Duitse leiding voortdurend in over de Duitse 'vorderingen' in het bezette Hongarije en eigenlijk kan hij worden beschouwd als de Duitse stadhouder in Hongarije, de werkelijke heerser van het land. Maar hij heeft Horthy ook onmiddellijk na de bezetting al verzekerd dat het z'n streven is om de hem opgedragen taak "in overeenstemming met de Hongaren" uit te voeren..... [Horthy, 267].
Generaal Hans von Greifenberg wordt de militaire machthebber over het Duitse leger in Hongarije terwijl Adolf Eichmann, luitenant-kolonel van de SS, als leider van een Sondereinsatzkommando der SD, de deportatie van de Joden uit Hongarije moet leiden. Hij is het hoofd van de afdeling voor Joodse zaken, het Judendezernat, en hij is al eerder in andere landen verantwoordelijk geweest voor de liquidatie van de Joden. Er doen ook in Hongarije al vele geruchten over hem de ronde. Een van zijn helpers is de beruchte Krumey.
Dieter Wisliczeny wordt politiechef de SS in Hongarije, en Otto Winkelmann, gen. majoor der SS, wordt hoofd der SD en van de politie in Hongarije: per 26 maart 1944 heeft hij het volledige gezag over de Hongaarse militaire, politieke en burgerlijke organisatie. [Blackbook, 107]. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat de bezetters dan ook een aantal representatieve gebouwen opeisen, zoals het Astoria-hotel voor de Wehrmacht, en het Royal-hotel voor de SS. In Hotel Majestic bevindt zich de zetel van Wisliczeny, met wie de voorzitter van de rijke Joodse orthodoxe gemeente van Budapest, en lid van de Joodse Raad, Fülőp Freudiger, 'goede contacten' onderhoudt, omdat hij hem o.a. zijn volle medewerking belooft..... In de dure wijk van Budapest, op de Svábhegy [Schwabenberg] installeert de Hongaarse Gestapo zich. Vele villa's in deze buurten worden al vanaf maart 1944 door Joodse families ontruimd en ter beschikking gesteld van Duitse officieren....
Ook blijken nu ineens velen in Hongarije al lange tijd voor de Duitsers te hebben gewerkt als geheim agent, zoals b.v. Péter Hain [van Zwabische, Duitse afkomst], die jarenlang als lijfwacht het vertrouwen van Horthy heeft genoten, en voor diens persoonlijke veiligheid moest zorgen terwijl hij n.b. vanaf 1938 tevens voor de Gestapo in Budapest aan het werk is geweest... Hij heeft één en ander over de Hongaarse regent aan de Duitsers doorgegeven en….. nú wordt hij hoofd van de politieke politie [de Hongaarse Gestapo] in Budapest. [Nagy-Talavera, 193].
Vele Duitse wensen gaan nu in vervulling: Er wordt een algemene mobilisatie afgekondigd en er worden 12 Hongaarse divisies samengesteld; negen divisies vertrekken weldra naar het oostfront. [Gosztony, 108]. De Hongaarse regering belooft zelfs tot de herfst van 1944 800.000 man tot 1 miljoen man soldaten klaar te hebben... en Hongarije sluit op 2 juni 1944 ook een verdrag met de Duitsers waarin staat dat het zelf de kosten van de bezetting op zich neemt! [Allianz, 99]. Er komt een zgn. oorlogsfonds om de kosten van de bezetting enz. te dekken. De Hongaarse schatkist moet nu n.b. ook opdraaien voor alle kosten van de sterk toenemende produktie van oorlogsmaterieel voor het Duitse leger. [Juhász, 295]. Er worden in het voorjaar van 1944 overigens nog zeker 12.000 Hongaarse soldaten gedood of gewond.
De Hongaarse legerleiding wordt nu ook vervangen, hoewel Csatay nog minister van defensie blijft. Generaal Géza Lakatos wordt als opvolger van gen. István Náday commandant van het 1e leger. Hij staat bekend als een trouw aanhanger van Horthy en is geen nazi, maar [dus!] hij wordt eind mei al vervangen door de pro-Duitse gen. b.d. Károly Beregffy. Generaal János Vőrős wordt op 19 april chef van de gen. staf als opvolger van de nu ondergedoken gen. Szombathelyi en hoewel Horthy als opperbevelhebber van het Hongaarse leger nog enige invloed probeert te houden, wordt hem dat in feite volkomen onmogelijk gemaakt. In feite woont de regent van Hongarije volkomen geïsoleerd op de zwaar bewaakte burcht van Buda, en 'zijn' Hongaarse soldaten worden volledig gebruikt ten bate van de Duitse oorlogsvoering……...
De dagorder van Horthy aan de Hongaarse Honvéd van 16 april 1944 laat daarvan ook iets zien. "De oorlog nadert z'n einde, en treedt in een beslissend stadium. De vijand is al dichtbij onze grenzen, nu moet het vaderland direkt worden verdedigd, de soldaten moeten alleen maar voorwaarts gaan.... Ik verwacht dat iedereen z'n plicht zal vervullen, uw dappere voorvaderen waardig. Evenals in de eerste wereldoorlog staan we ook nu niet alleen. Ook thans staan we met hetzelfde Duitse leger dat ons in 1914/18 in eerlijke verbondstrouw terzijde heeft gestaan en waarmee we op onvergankelijke wijze ook in deze oorlog door met bloed bezegelde kameraadschapsbanden verbonden zijn, schouder aan schouder. Alles zullen we doen om uit deze storm zegevierend te voorschijn te komen, en niet alleen ons vaderland, maar de hele mensheid, haar cultuur en haar beschaving verdedigen". [KHA, 5910 e.v]. Is het dan een wonder dat de overwinnaars na de oorlog het verschil tussen Duitsers en Hongaren niet zo helder of helemaal niet zien?……. Hongarije's militaire aandeel in deze oorlog blijft in feite echter gering. Het offensief dat wordt ingezet bij Kolomea in Galicië op 15 april mislukt, en nog in die maand staan de Russen aan de voet van de Karpaten, in Moldavië, bij Cernauti en ten westen van Iasi. Hongaarse troepen worden vooral ingezet in Wit-Rusland, de Ukraïne, en Galicië, vlak over de Karpaten. Het lukt echter nergens om de Sovjetrussische aanvallen af te weren!
Alle verklaringen dat het dodelijke bolsjewistische gevaar op het vaderland afkomt en dat die bedreiging alleen kan worden afgewend door de machtige bondgenoot, de Führer van het grote Duitse rijk en dat Hongarije zich dus wel in lotsverbondenheid moet blijven scharen aan Duitse kant, [aldus Sztójay, april 1944, KHA 5902] doen niets af aan het feit dat de Duitsers en dus de Hongaarse Honvéds zich langzaam maar zeker uit al hun posities moeten terugtrekken. Maar ook aan de andere kant treedt men nu veel meer aktief op. Luchtaanvallen der westelijke geallieerden op de industriecentra van m.n. Budapest en Csepel, op Győr, op enkele olieraffinaderijen, op grote verbindings- wegen en op spoorlijnen beginnen ook in april/mei 1944. Op 3 april 1944 vindt de eerste grote Amerikaanse luchtaanval op de Hongaarse hoofdstad plaats en op 13 april 1944 vliegen b.v. 60 Britse en enkele honderden Amerikaanse toestellen overdag en 's nachts boven de Hongaarse hoofdstad en bombarderen de stad, waardoor er ongeveer 300 doden vallen. Voortaan is de Hongaarse hoofdstad ook luchtdoel van de geallieerden en elke maand vinden er bombardementen plaats. Begin juli 1944 worden b.v. op één dag 700 vliegtuigen boven Hongarije waargenomen en korte tijd erna vindt er een aanval op het industriële eiland Csepel plaats.
De geallieerden waarschuwen Hongarije echter ook: op 12 mei 1944 geven de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie een verklaring af, waarin ze nog eens duidelijk maken dat ze de aktiviteiten van deze Hongaarse regering afkeuren, maar aangeven dat dit land z'n verliezen kan reduceren, de strijd kan verkorten, en een bijdrage aan de overwinning van de geallieerden, de Verenigde Naties [!] kan leveren, door met de oorlog op te houden, en alle samenwerking met de Duitsers op te geven.
19 maart 1944. De Duitsers bezetten Hongarije! Hier de Erzsébet körút in Budapest
Als Hongarije echter doorgaat met vechten zal dat verschrikkelijke konsekwenties hebben en dan staan de meest strenge voorwaarden voor een wapenstilstand te wachten. Daarom, zo zegt men, moet Hongarije op tijd beslissen of men de strijd tegen de Verenigde Naties zal voortzetten of niet! [Juhász,296]. Daarna begint er ook enige aktiviteit te komen van [verboden] partijen die zich tegen de bezetting keren en de communisten -die allang ondergronds georganiseerd waren- doen nu een oproep aan alle lagen der bevolking en aan de leiders van antifascistische partijen om tot een nationale unie te komen, om de natie te redden in de strijd voor vrijheid en voor verzet van het hele volk. "Dood aan de Duitse bezetters", heet het. De beste mensen moeten zich samen sterk maken voor de strijd tegen de Duitsers en hun Hongaarse marionetten.
In maart 1944 meldt het blad van de omgedoopte communistische partij, de Vredespartij [Békepárt], "Vrede en vrijheid" [Béke és Szabadság] al dat het uur van de eindbeslissing is gekomen. Het Rode leger kan van de ene op de andere dag de Karpaten bevrijden. Ons bestaan en onze toekomst hangen af van de houding die we daartegenover gaan aannemen. Komt dat leger als vriend of als vijand? Zouden we ons tegen het Rode leger kunnen verzetten? De fascisten staan klaar om ons land in een slagveld om te vormen om de tirannie van Hitler en hun terreur nog een paar weken te verlengen. We moeten dit plan van de fascistische verraders verhinderen. Laten we ons voor de bevrijdingsoorlog samen met de geallieerden van het Rode Leger verenigen. Het is n.l. nodig de bende satellieten van de Duitsers uit te roeien en de bezetters te verjagen". [Boldizsár, 18].
Daarom wordt een "Hongaars Front" [Magyar Front] opgericht [mei 1944] dat het nationale verzet moet beginnen. De strijd voor de nationale onafhankelijkheid en tegen de Duitse fascisten en hun Hongaarse huurlingen wordt hiermee aangekondigd en op papier heeft dit front de steun van de Kleine Grondbezitters, de communisten, de sociaal-demokraten, en van een deel van de burgerij, en iets later ook van de Nationale Boerenpartij, de vakbonden en de kerken. [Juhász, 296/297]. Van daadwerkelijk, gewapend, verzet is echter nog niets te bespeuren, maar toch lijkt het einde van de oorlog en daarmee de totale nederlaag van Duitsland nog slechts een kwestie van tijd te zijn. Ook Hongarije ligt nu langzamerhand dichtbij het front en de strijdmacht van de Sovjet-Unie, het Rode Leger, rukt steeds verder op naar het westen, maar die opmars wordt met groeiende angst door massa’s mensen in Hongarije gevolgd………
|