< Terug

13. Hongarije en de Tweede Wereldoorlog,  1939-1945

13.5.2 Het terreurregime van Szálasi en de Sovjetoffensieven in december 1944.

Vrijwel tegelijk met de afsluiting van de beide getto's van Budapest komt de stad ook onder Russisch vuur te liggen. Steeds nauwer wordt de ring rond de Hongaarse hoofdstad ge­trokken. Op 11 december valt de stad Vác ten noorden van Budapest in Russische handen en twee dagen later nemen de Sovjettroepen het eiland Csepel ten zuiden van Budapest in bezit. Voor de stad Budapest wordt vervolgens op 16 december 1944 de staat van beleg afgekondigd en aan allerlei zaken is merkbaar dat men het einde ziet naderen. Door slechts sommigen opge­merkt verdwijnt Eichmann op 18 december voorgoed uit Honga­rije, maar zijn gruwelijke werk heeft al veel eerder "resul­taat" gehad. "Hij vertrekt uit een stad die ten prooi is gevallen aan plunderaars en losgeslagen moordenaars. Hongaarse nazi's, deserteurs en een politiemacht die niet meer weet, aan welke kant het wettige gezag is te vinden, en nu al zoekt naar alibi's voor de toekomst". [Derogy, 132]. De extreme Jodenhater Eichmann heeft vlak voor zijn vertrek echter ook nog bevolen de Joden in het Algemene [Centrale] getto te vermoorden en het getto dan op te blazen, want anders zouden immers nog tienduizenden Joden de oorlog in Budapest overleven!….
Maar ook dan brengt de politieofficier en pijlkruisers Pál Szalai, die hiervan op de hoogte wordt gesteld, de plannen van Eichmann over aan Wallenberg met wie hij immers geheime contacten heeft! Vijfhonderd Duitse soldaten en 200 man van de Pijlkruisers hadden het getto al omsingeld en stonden op het punt de moordpartij te beginnen. Op dat moment is het voor Wallenberg te gevaarlijk om zelf erheen te gaan, maar hij stuurde onmiddellijk een bericht aan de SS-generaal Schmidthuber, de man aan wie Eichmann de opdracht had gegeven de massamoord uit te voeren. Wallenberg waarschuwt hem: “Wanneer u hier niet dadelijk mee ophoudt, kan ik u verzekeren dat u zult worden opgeknoopt als oorlogsmisdadiger”. Schmidthuber stelt de beslissing dan uit en krabbelt terug. De 60.000 Joden van het ’Algemene Getto’ zijn daarmee gered en het is de laatste wonderbaarlijke reddingsoperatie van Raoul Wallenberg….. [Nicholson & Winner, 49/50].
Intussen heerst in Budapest de anarchie op straat en gewapende benden zijn er heer en meester. Wie ergens van wordt verdacht, wordt meegenomen, met diepe minachting behandeld, be­roofd, mishan­deld, vermoord. Deze benden dringen overal bin­nen en bescher­ming door b.v. pas­poorten helpt alleen nog op papier, in werkelijkheid is nie­mand veilig meer. Ontvoeringen, marte­lin­gen, verdwijningen, razzia's zijn aan de orde van de dag, en vinden vooral ook 's nachts plaats. Tallozen worden op de kaden van de Donau gefusilleerd, aller­lei groepen met wapens lopen rond, slaan van zich af, stelen voedsel. Berucht blijven vooral de dronken, sadistische Nyi­las-benden, die met handgranaten gewapend nog honderden de dood injagen. Men schat dat van de 100.000 Joden in Budapest alsnog een tiende deel door kogels of mishandeling door losgesla­gen benden wordt gedood. Zelfs weeshuizen van b.v. het Rode Kruis met Joodse kinderen, worden 'systema­tisch doorzocht', het personeel wordt vermoord, en een groot aantal kinderen wordt zonder meer vanaf de kade in de Donau gegooid. [Derogy, 132/1­33]. 
In deze situatie wordt ook overwogen om de Zweedse diploma­tieke post maar op te geven: de Zweedse ambassadeur Danielsson geeft op 22 december 1944 de Hongaarse regering nog 6 dagen de tijd om orde op zaken te stellen en de veiligheid van de ambassade -en andere Zweedse eigendommen- te verzekeren, anders zal de gezant vertrekken.... Dit gebeurt echter slechts drie dagen voor de insluiting door Sovjettroepen, en dus blijft men.
Het gebul­der der kanonnen, het flui­ten van de kogels en de grana­ten, het huilen van de raket­ten is intussen in Budapest dag en nacht hoor­baar. De totale evacuatie is al bevo­len, maar kan door de aanwezig­heid van en de bedrei­ging door de Russen helemaal niet meer worden gereali­seerd. Hele fabrieken zijn echter al ont­manteld, mate­riaal wegge­voerd, safes openge­broken, de Nationa­le Bank heeft "alles in veilig­heid willen stellen", maar dat lukt ook niet meer. 300.000 burgers worden opgeroepen om in alle haast versterkin­gen aan te leggen langs de weg naar Wenen.... [Dero­gy, 129].
Het lijkt er veel op dat het fascistische regime in Buda­pest, naarmate de Russische drei­ging groter wordt, meent alles te kunnen en te moeten doen, óók de meest gruwelijke dingen, om zich maar te handhaven. Grenzen aan de terreur worden nergens meer gesteld. Ongestraft kunnen de meest waanzinnige misdaden worden gepleegd. Executies zijn trouwens aan de orde van de dag; velen worden uit hun huizen gehaald en ter plekke door terreurgroe­pen gedood. Deze benden van schreeuwend tuig worden alom gevreesd en veracht.
Politieke gevangenen worden aan de Duitsers overgedragen en duizenden anderen belanden, zonder noemenswaardige aanleiding vaak, in de gevangenis. Massale arrestaties vinden plaats van mensen die "de openbare orde en de veiligheid van de staat in gevaar hebben gebracht". Onder hen zijn b.v. de nieuwe bisschop van Veszprém, mgr. József Minds­zenty [*1892], de communist László Rajk, de vroegere gouverneur van het comitaat Fejér, graaf Győrgy Széchényi, de vroegere premier Kállay, de oude bisschop van Székesfehérvár, Lajos Shvoy, vroegere ministers zoals Kánya, Szombathe­lyi, Hennyey, de legitimistische graaf Sigray, de liberale politi­cus Rassay, de soci­aal-demokraat Peyer, Vilmos Nagy, M. Es­terházy, de vml. pre­mier Géza Lakatos, diplomaten zoals Szent­miklóssy en Szege­dy-Maszák, de politicus Endre Bajcsy-Zsi­linszky en vele hon­der­den andere politici, officie­ren, schrij­vers, kun­stenaars, pries­ters, ambtenaren, aristo­kra­ten, enz. enz. Met name worden gevange­nissen, zoals die aan de Mar­git kőrút in Budapest, en in Sopronkőhida berucht want hier worden gevan­genen geïnter­neerd, bedreigd, gemar­teld, urenlang ver­hoord, en tenslotte meer dan eens geëxecu­teerd.
De vml. premier Kállay had in maart 1944 zijn toevlucht op de Turkse legatie in Budapest gezocht maar hij moet na een ultimatum van de minister van buitenlandse zaken, "die met de Gestapo en de Pijlkruisers zal binnenstormen", hieruit komen. Hij wordt nu, in november 1944, opgesloten -zoals zovelen- in de be­ruchte gevangenis aan de Margit kőrút in Budapest maar na bedreigingen, ondervraging, enz., wordt hij naar de 'moder­nere' maar zeer beruchte gevangenis van Sopronkőhida aan de west­grens overgebracht. Hier treft hij overigens vele voormalige gezags­dra­gers, en dus bekenden, aan! In februari 1945 wordt hij naar Mauthausen over­ge­bracht, waar hij 2.000 andere gevangen Hongaren treft!……..
De communist László Rajk, geb. 1909 in Székelyudvarhely [tgw. Roemenië], wordt op 23 november gevangen genomen, gedeporteerd naar Duitsland, en daarna ter dood veroordeeld. Korte tijd later wordt hij echter -omdat twee broers van hem bij de Pijlkruisers zitten- aan de Sovjets uitgeleverd. Hij ontsnapt aldus aan de dood. Rajk is overigens een van de weinige beken­de Hongaarse communisten die níet in de Sovjet-Unie is ge­weest!

Het totaal verwoeste Sándor palota op de Burcht

top

Bajcsy-Zsilinszky is op 15 oktober nog door Horthy vrijgela­ten, en is daarna onmiddellijk doorgegaan met het verzet, waarvan hij weldra de centrale figuur wordt. Hij probeert nog een gewapende opstand voor te bereiden, maar wordt verraden en gearresteerd. Vele anderen zijn gedwongen om onder te duiken, om aan de terreur van de Nyilasok te ontkomen, zoals de voormalige premier graaf István Bethlen, en kol. gen. Vilmos Rőder, ooit minister van defensie, en trouw aan Horthy, die later contact onder­houdt met de opposi­tie en ook een Zweedse 'Schut­zpass' bezit. Maar voor nog veel meer Hongaren betekent het wrede en onmen­selijke regime van Szálasi de dood.
Dit regime blijkt immers niet in staat om de orde en rust te handhaven. Opgeschoten jongelui, het uitschot van de maat­schappij, Pijlkruisers van allerlei slag, ordediensten nemen ongestoord bezit van b.v. Joden in handen, molesteren en doden ongestraft anderen, bestormen huizen en dringen hier binnen, oefenen terreur uit tegen iedereen die wordt verdacht van sabotage, verraad, desertie enz. Martelingen, schietpartijen, roof en moord zijn aan de orde van de dag. Naar hartelust trekken benden Nyilasok plunderend, brand­stichtend, verkrachtend, martelend en moordend door de stad, en vooral Joden zijn hun doelwit. "De jacht op Joden is hun meest geliefde bezigheid" zo heet het. Toch is er "in Budapest nauwelijks een huis te vinden waarin niet een aantal Joden verborgen zit", aldus Iván Boldizsár, een linkse schrijver die zelf ook aktief bij het verzet is betrokken. [Boldizsár, 69]. Op alle manieren blijkt dat het regime van Szálasi voelt dat Hongarije in de strijd op leven en dood -samen met de Duitse nazi's en tegen de communistische Sovjets- nu de beslissende slag moet leveren. Het is nu: erop of eronder en het lot van Hongarije wordt eens te meer volledig met dat van nazi-Duits­land ver­bonden.
Duizenden Hongaren vluchten ook met de Duitse troepen mee naar het westen, want de geruchten en berichten over wat de bevrijders, de Sov­jets, in Hongarije aanrichten zijn bepaald niet gerust­stellend. Wraak en plundering, roof en verkrachting staat blijkbaar zeer velen te wachten. Sovjetsoldaten stelen naar hartelust in dit land, ze gaan moordend en plunderend hun gang. [Gosztony, 191]. Ook geven velen gehoor aan het bevel tot algemene evacuatie, maar dit bevel wordt door de overgrote meerder- heid der bevol­king genegeerd! Duizenden duiken onder op het platteland en wachten verder de ontwikkeling af. Arbeiders in de grote metaalbedrijven van Csepel en Diósgyőr weigeren hun medewer­king aan ontmanteling van deze fabrieken en evacuatie [Ju­hász, 330], maar alle propaganda vanuit Moskou via de radio ten spijt geloven zeer vele Hongaren óók niets van de mooie praatjes over een vrij en demokratisch, door het Rode Leger der Sovjet-Unie bevrijd, vaderland.
Desondanks luidt het bevel van 27 oktober 1944 uit Moskou reeds dat "Het Rode Leger niet Hongarije moet binnenmarcheren met het doel om een deel van het land te annexeren of de bestaande orde te veranderen, maar slechts uit militaire noodzaak. De Sovjetsoldaten komen niet als veroveraars maar als bevrijders om het Hongaarse volk van het fascistische Duitse juk te bevrijden. Het optreden moet de correcte betrekkin­gen tussen de Sovjetsoldaten en de Hongaarse bevolking weergeven" en in een andere oproep aan de Sovjetsoldaten wordt gezegd dat men de wraakgevoelens tegenover de vijand op de hoofden van de échte schuldigen van deze oorlog terecht moet laten komen! Men mag niet de door het Duitse en Hongaarse fascisme dubbel onderdrukte werkers van Hongarije verwisselen met de misdadige regering van dat land. Men moet, aldus het Opperbe­vel van het Tweede Ukraïnse Front op 30 oktober 1944, de vijand met uiter­ste haat verslaan en vernietigen, maar tegen­over de vreedzame burgerbevolking moet men zich rechtvaardig gedra­gen......
De soldaten van het Sovjetleger wordt dus een soort voor­beeld voorgehouden en dat gebeurt uit bittere noodzaak, want roof en plundering en vooral verkrachting doen zich alom op grote schaal voor. "De opvattingen van de primitieve Russische soldaten over de eer van een vrouw weken volledig af van de onze", aldus bijvoorbeeld de schrijver Lajos Zilahy [1891-1974], die na de oorlog o.a. Voorzitter van het Genootschap voor Hongaars- Russische vriend­schap is.... Maar het platteland van Hongarije vormt geen uitzondering. [Gosztony, 192/193].
De strijd tussen de Duitse nazi's en de oprukkende Sovjets wordt in Hongarije een strijd op leven en dood. De Duitse bezetters plunderen het land ook leeg, en nemen mee wat ze willen. Grote massa's dokumenten en wetenschappelijk materi­aal, levensmiddelen, vee, machines en militair materieel, worden meegenomen naar het westen van het land. Het zal niet in handen van de Russen mogen vallen. Hongarije zal, dat is in Berlijn al eerder verkondigd, worden verdedigd als het "Reich" zelf: wanneer de Russen immers door Hongarije heen zijn gebroken ligt de weg naar Wenen en Praag voor hen open, en is het zuiden van het Duitse rijk ook verlo­ren..

top

Het front in Hongarije móet dus standhouden. Veel manschappen en nieuw materieel, enorme voorraden reserveonderdelen, bloed­plasma, enz. wordt dan ook -via een luchtbrug vanuit Duitsland naar Budapest- hierheen gebracht, en volgens Duitse bronnen vechten de Hon­gaarse Honvéds als leeuwen aan de zijde van de SS-divisies. Maar de Russen zijn al eerder, in septem­ber, over de Karpaten gekomen, en daarmee ligt de Hon­gaarse vlakte toch min of meer open voor hen. Via de noordoos­telijke Karpaten dringen ze -het Vierde Ukra­ïnse Front- nu ook door in Karpa­ten-Ukraïne [Kárpátalja], waar ze, onder leiding van maarschalk Petrov, op 26 oktober Munkács en Csap, en op 27 oktober Ungvár veroveren. De volgende dag is het hele gebied in hun bezit. Huszt [Chust] wordt de voorlopi­ge hoofd­stad, en een nationale vergadering komt hier bijeen, waarna dit gebied, dat van 1919 tot 1939 bij Tsjechoslowakije behoorde [daarvoor èn daarna bij Hongarije], "zich aan­sluit bij de Sovjet-Unie", na massademonstraties……..
Op 7 november 1944 spreekt de radio van het Rode Leger in het bevrijde Karpaten-Ukraïne al over "de vervulling van de eeuwi­ge droom van de Transkarpaten-Ukraïne om samen met alle Ukra­ïners in één familieverband te leven". Jongemannen uit het gebied worden dan al bij het Rode Leger der Sovjet-Unie inge­lijfd en korte tijd later zegt Stalin al dat men bij een defini­tieve beslissing over de toekomst van het gebied rekening zal moeten houden met de wens van de bevolking tot vereniging met de Ukraïne…….
In deze voor Hongarije moeilijke situatie laten o.a. de bisschoppen van de r.k. kerk ook hun pro­test horen. Onder andere op 31 oktober verzoeken ze om het westen van Hongarije niet verder een prooi te laten worden voor afbraak en gevech­ten, ver­nietiging en andere oorlogshan­delin­gen ten bate van een toch al verloren oorlog. In een nota aan de vice-premier Szőllősi laten de bisschoppen dit weten, maar sommigen van hen zijn er- terecht- van over­tuigd dat de autoriteiten toch niet willen luisteren. Ze achten zich echter verantwoordelijk voor de kerk, en voor hun land en volk. Jonge bisschoppen als Apor [van Győr] en Mind­szenty [van Veszprém] denken evenwel veel meer te kunnen berei­ken dan enkele anderen. Sommige collega's zijn ook niet meer te bereiken. De boodschap is echter duidelijk: Als men met deze zinloze strijd doorgaat is de totale vernietiging ons lot. De verbit­tering bij de vijand zal een hoogtepunt bereiken, omdat de Hongaarse leiding blind en doof is, en alle gevoel voor rede­lijkheid mist. Honger, kou, epidemieën, verwoestingen, grote aantallen vluch­telingen, kortom: een catastrofe zal het lot van Honga­rije zijn.
De bisschoppen geloven dan ook niet dat men de vijand -de Sovjets- nog een vernie­tigende slag kan toebrengen, zonder een adequate verde­digingslinie, zonder een goed leger.
"Ver­nieti­gen of vernie­tigd worden", zoals de aanhangers van Szálasi steeds zeggen: dàt is onverant­woordelij­ke poli­tiek! En de ver­nieti­ging staat ons, Hongaren, te wach­ten. Niemand is echter bevoegd om een hele natie tot zelfmoord te dwingen! Leven of dood is geen politieke kwestie, maar een morele zaak. Grote gevaren bedreigen dus de 3,5 miljoen inwo­ners van weste­lijk Hongarije, aldus waarschuwen de katholieke bisschoppen. Resul­taat heeft dit echter niet. Het regime van Szálasi dient immers niets anders dan de belangen van nazi-Duitsland. Een gevolg is wel dat de bisschop van Veszprém, Mindszenty, in november 1944 wordt gearresteerd. [o.a. Nagy- Talave­ra, 235, Mindszenty, 27/28].
De Hongaarse fascisten van het marionettenregime van Szálasi schamen zich dan ook nergens meer voor. Duitse commando's om in Hongarije alles te vernietigen vóór dat de Russen komen, alle elektrische centrales, alle fabrieken, de gehele water­leiding, het telefoonnet, onklaar te maken, op te blazen, enz., alle archieven, bevolkingsregis­ters, boerderijen, kunst­werken, theaters, kerken, enz. te verbranden, zullen -als het aan Szálasi en de zijnen ligt- zonder meer worden uitge­voerd. De gehele bevolking van Honga­rije zal eventueel worden geëva­kueerd. Geen levend wezen zal hier meer worden aangetroffen. "Budapest moet straat voor straat worden verdedigd en voor de Russen moet deze stad dezelfde hel worden als Stalingrad voor de Wehrmacht was". [Derogy, 111/117]. Het leven in de hoofdstad en aan het front is intussen inder­daad tot een hel geworden. Waterleiding, elektriciteit, ver­bindin­gen, voed­selleveranties kunnen nog slechts gedeeltelijk door­gaan. De stad is ook nog overstroomd door duizenden vluch­te­lingen. Dag en nacht worden bombarde­menten uitgevoerd.
Door een ongeluk -een ontploffing van de springlading- wordt de Mar­githíd [Mar­garethabrug] op 4 november 1944, vrijwel tegelijk met de officiële eedsaflegging door Szálasi, ook nog vernield. Hier­bij komen 300 mensen om of raken gewond en trams en bussen komen in de Donau terecht. Een slecht voorte­ken voor de nieuwe machthebbers? Toch hebben de Duitsers en hun handlangers alles gedaan om de komende strijd te winnen. De Hongaarse hoofdstad wordt zwaar verdedigd want 250.000 man troepen, Duitsers en Hongaren, hebben zich hier ingegra­ven. Enorme voorraden aan manschappen en materieel zijn naar Budapest overgebracht en sinds enige tijd is in het befaamde Astoriahotel het hoofdkwartier van de Duitse Wehrmacht gevestigd....
Arbeidsba­taljons [van met name Jo­den!] hebben in korte tijd zware verdedi­gingswer­ken, wallen en tankgrach­ten, aange­legd, vooral ten oosten en ten zuiden van de stad maar ook hierbij hebben Hongaarse fascisten, Pijl­kruisers etc. nog wreedheden begaan tegen­over Joodse werk­krachten. Zéér slecht zijn deze mensen hier behan­deld, vaak wordt er gemoord en men lijdt hon­ger. Elke vluchtpo­ging moet met de dood worden be­kocht. Vaak stelen de bewa­kers ook geld, brood en ander voed­sel van Joden en bij de terug­tocht vanwege de komst van de Russen op 2 november worden nog eens velen vermoord. [Black­book, 352]. Het garni­zoen heeft dan alle tijd gehad om aller­lei gebouwen met beton­platen te be­pantseren, en het aantal mi­trail­leursnes­ten en bunkers met antitankwapens sterk uit te brei­den. Intussen zijn de Sovjets echter verder naar het westen opge­rukt. Na een hevige tankslag van 14 tot 19 oktober 1944 bij Debrecen is de stad veroverd, vrijwel tegelijk met de verove­ring van Belgrado, en in het zuiden worden op 20 oktober Cson­grád, op 22 oktober Baja en op 31 oktober Kalocsa ver­overd. Nyíregyháza en Kecskemét vallen op 1 november, Cegléd en Szolnok op 4 novem­ber de Sovjets in handen.

De verwoeste Kettingbrug

top

Terwijl de sovjettroepen van het “Tweede Ukraïnse front”op 5 oktober 1944 in het zuidoosten ongeveer bij de Roemeense grens stonden [bij Gyula en Makó] zijn ze drie weken later, op 25 oktober, bij de Tisza gekomen, en ze naderen Szolnok, Kalocsa, Kunszentmiklós, Nagykőrős en Kecskemét die op 1 nov. worden bevrijd.
Ook de hele huidige Vojvodina [Délvidék, 1941 weer Hongaars geworden, het gebied tussen de Donau en de Tisza] is dan door de sovjettroepen, het Derde Ukraïnse Front van maarschalk Tolbuchin, bevrijd: op 25 oktober wordt Apatin ten zuiden van Mohács aan de Donau bevrijd. Op 1 november wordt Kalocsa ingenomen.
Ten noorden hiervan beginnen de sovjets, het Tweede Ukraïnse Front onder bevel van maar­schalk Malinovski, vanaf 29 oktober/1 novem­ber aan het offensief dat hen vanaf het zuidoosten bij Szolnok tot vlak bij de Hongaarse hoofdstad moet brengen en dit offensief, dat wordt gesteund door 200 tot 300 tanks en vanuit de lucht, brengt hen inderdaad over de Grote Hongaarse Laagvlakte binnen 48 uur 180 kilometer naar het westen.
De Russen willen dan vanuit de richting Kecskemét doorstoten naar Budapest en de zwakke en onzekere Hongaarse eenheden trekken zich al terug; alles lijkt dus goed te gaan maar op 30 oktober grijpen de Duitsers in en er wordt bij Kecskemét een zware tankslag, een enorme krachtmeting, geleverd. Het mag de Duitsers echter niet baten maar toch lijkt een rechtstreekse aanval op Budapest nog niet te kunnen plaatsvinden: Wel had Stalin met het Rode Leger al op 28 oktober 1944 vaste plannen om -om politieke redenen- Budapest “onmiddellijk in te nemen” en hij geeft daartoe het bevel, maar die plannen komen absoluut niet uit want de Duitse en Hongaarse tegenstand blijken veel groter dan verwacht! Maarschalk Malinovski had hiervoor al gewaarschuwd en kreeg dus gelijk! [Mastny, 225]……
Wel staan de sovjetlegers op 2 november 1944 aan de Donau, in de zuid­oostelijke buitenwijken van Budapest, na vier maanden van onafgebroken gevechten aan de zuidooste­lijke flank, en vele duizenden Duitse en Hongaarse soldaten zijn krijgsgevan­gen gemaakt. Vanuit één richting, vanuit Bugyi, Dabas en Vecsés, die op 2 en 3 november worden bevrijd en vanuit Cegléd [idem, 5 nov.] zou men nu een aanval op de Hongaarse hoofdstad kunnen doen……… Nu lijkt de Hongaarse hoofdstad vanuit het zuidwesten geheel te worden ingesloten en er zijn allerlei geruchten dat de Russen weldra zullen komen: Kort na de ontploffing van de Margit híd [Margarethabrug] op 4 november wordt op 7 november ten zuiden van Budapest b.v. overal de Donau door de sovjettroepen bereikt.
Tolbuchin besluit dan ook om met de troepen van het 3e Ukraïnse Front de Donau over te steken omdat hij denkt dat de Duitse verdediging hier slecht is: op 6/7 november 1944 slaan de sovjets enkele bruggenhoofden in het zuiden bij Apatin, Zombor en Baja, ondanks zeer zware verliezen, maar pas drie weken later, vanaf 27 no­vember heeft men hier, ten westen van de Donau, werke­lijk een basis in handen die voor verdere aanvallen naar het westen geschikt is. De 2e Hongaarse legereenheid moet het opgeven en dan breekt er paniek bij de Duitsers uit: ze strijden weliswaar verwoed maar lijden toch steeds verder verliezen.
Op 27 november veroveren de Russen Mohács en vervolgens Siklós, op 29 november valt Pécs hen zonder gevechten in handen, en men rukt verder op naar Szigetvár en Kaposvár. Op 6/7 december 1944 bereikt men zelfs de zuidelijke oever van het Balatonmeer bij Bala­tonke­resztúr, en verder worden Siófok en Marcali bevrijd. 
Intussen zijn de Russen van het 4e Ukraïnse Front in november en december ’44 ook ten noordoosten van Budapest zeer aktief en ze hebben eind november o.a. het oosten van Slowakije bevrijd evenals Eger en Hatvan, op 3 dec. Miskolc en Sárospatak en op 10 en 12 december volgen resp. Vác en Gődollő.
Miskolc is vanaf 29 november aangevallen en in deze industriestad komen -voor Hongarije zeer bijzonder in deze oorlog- arbeiders en gewapende burgers in verzet tegen de Duitse bezetters, en nemen het op voor de Russen. Op 2 decem­ber verlaten de laatste Duitsers Miskolc en de volgende dag kunnen de Russen de stad in bezit nemen. Vreemd is echter dat dit in Moskou als een geweldige overwinning wordt gevierd. Wellicht is dit om de mislukte aanval op Budapest te verbloe­men. [Gosztony, 90/91]. Als Sátoraljaújhely op dezelfde dag ook in Sovjethanden is gekomen, is het hele noordoosten van Hongarije in Russische handen.
Voor de Duitsers zijn de verdere Russische plannen echter niet helemaal duidelijk: zullen de Russen ten zuiden van het Balatonmeer een aanval doen of juist tussen het meer en de Hongaarse hoofdstad? Men verwacht eigenlijk dit laatste. Daarom heeft men tussen Buda­pest en het Balatonmeer, bij Székes­fehérvár en het Velencemeer de "Margarethenstellung" in gereedheid gebracht, maar deze verdedigingslinie is nog niet klaar. Troepen zijn er niet genoeg, mijnenvelden zijn er nog niet, enz. Toch luidt de opdracht aan de Duitse verdediging: Verhinder met alle midde­len een doorbraak tussen de Plattensee [het Balatonmeer] en de Donau "sowie die Einschließung Buda­pests". 400 Duitse tanks en duizenden soldaten moeten de Russen tussen de beide meren tegenhou­den: de "Operation Spät­lese"... Misschien zullen de sovjets vanuit Vác dan toch vanuit het noordoosten Budapest zelf aan­vallen? Het is ook mogelijk dat de Russen ten noorden van de Donau via Komárom naar Bratislava zullen opruk­ken en Budapest dan voorlopig zullen laten liggen.

top

Maar het Rode Leger doet ook aanvallen ten zuiden van Buda­pest: Hier heeft men intussen n.l. ook een bruggenhoofd ten westen van de Donau, n.l. bij Ercsi, en via het Pilisgebergte en Bicske kan men proberen de Hongaarse hoofdstad af te sluiten………. Op 8 december 1944 beginnen de Russen met het beleg van Budapest, voeren zware bombardementen uit, en hebben aan drie kanten de Hongaarse hoofdstad al ingesloten. Alleen de weg naar het westen, naar Wenen, is nog open. Maarschalk Malinovski beveelt dan op 12 december om Esztergom in te nemen, en tege­lijk om Budapest vanuit het oosten aan te val­len, terwijl Tolbuchin vanuit het zuidwesten de stad zal proberen in te sluiten, en zo een eventuele Duitse terugtocht bij voorbaat uit te sluiten.
De leden van het regime van Szálasi zijn dan al uit de hoofd­stad vertrokken: op 10 december 1944 vindt de evacuatie plaats van alle ministeries en overheidsinstellingen en van de Nyilaskeresztespárt, uit Budapest naar Szombathely, en deels naar Sopron. Ook de officiële pers, de archieven, de goud- en deviezen­voor­raad, de reserves van de Nationale Bank, de heilige Kroon en de andere regalia worden naar Sopron [ődenburg, slechts enkele kilometers van de Oostenrijkse/Duitse grens] overge­bracht... De 138.000 man Hongaarse en Duitse troepen van het garnizoen van Budapest moet echter de vlucht naar het westen worden afgesneden. In totaal zouden zich, met allerlei soldaten die zich uit de voorsteden terugtrekken, dan nog bijna 190.000 man gewapende Duitsers en Hongaren in Budapest ophouden maar er doen verschillende cijfers over de omvang van deze troepenmacht van de verdedi­gers de ronde.
Één ding is wèl zeker: zij zitten vanaf de Kerst 1944 als ratten in de val. Op 20 december begint het grote sovjetoffensief van het Tweede en Derde Ukraïnse Front en na een weliswaar zware Duitse tegenstand van vijf dagen wordt de Hongaarse hoofdstad inge­sloten door het Rode Leger nadat ook Bicske en Székesfehérvár na een felle strijd met grote verliezen en veel verwoestingen kort vóór de kerstdagen, op 23 en 24 december 1944 nog zijn ver­overd.
Voor de Duitsers is Hongarije vanaf december 1944 het belangrijkste oorlogstoneel! Er was geen Heeresgruppe die zoveel versterkingen kreeg als de Heeresgruppe Süd in Hongarije. Tussen september 1944 en februari 1945 werden niet minder dan vijftien pantserdivisies, vier pantsergrenadierdivisies, vier cavalleriedivisies en acht infanteriedivisies naar Hongarije gestuurd en het Derde Rijk zette hier z’n modernste en duurste wapens in. Vooral de modernste tanks, van het model Tiger, werden in Hongarije op het laatst ingezet. [naar: Ungváry, Budapester Zeitung, dl. 1, 2005]. 
Bij het Velencemeer was het verzet van de Duitsers eerder in december overigens nog hevig: de Russen konden in november Ráckeve en Tőkől op het eiland Csepel nog wel innemen maar pas in december, bijna twee weken later, kunnen ze de Donau oversteken en bevrijden het dorp Ercsi. Dán pas is de Margarethenstellung [H. Margit-vonal] ten zuidwesten van Budapest na hevige strijd doorbroken.
In de laatste weken van december 1944 volgen nog Ózd, Salgótarján, Ipolyság [Sahy] en Léva [Levice] ten noorden en oosten van de Donau en vanuit het zuiden bezetten de sovjets op 25 en 26 december Tatabánya, Szentendre en Esztergom en daarmee is de ring om Budapest met de kerstdagen van dat jaar gesloten……...
De Duitse bevelhebber gen. Friessner wordt na al die nederlagen uiteraard ontslagen maar Hitler dénkt er niet over om het volledig ingesloten Budapest op te geven! Integendeel, die stad, de Festung Budapest moet tot het uiterste worden verdedigd, tot de laatste man en de laatste steen, huis voor huis, straat voor straat, tot het bittere einde…….. De 70.000 Duitse soldaten die nog in Budapest zijn moeten desnoods maar worden opgeofferd, hoewel de Hongaarse hoofdstad dan alleen nog symbolische waarde, een rol van politiek prestige, heeft voor het Duitse rijk! Toch is deze stad dan n.b. nog zo goed als ongeschon­den, hoewel er door plunderingen en chaos wel vernielingen zijn aangericht.....
In de stad zijn ook nog 800.000 burgers aanwezig, maar, zoals overal in deze alles verwoestende oorlog, zij spelen voor de militaire bevelhebbers slechts een geringe rol………..
In Hongarije al geheel vechten dan nog in totaal zeventien Duitse divisies en ondanks alles blijft men moed houden èn hopen op een wonder of zoiets… In [het zuidwesten van] Hongarije liggen ook de voor de Duitsers belangrijke laatste oliereserves, hoewel die eigenlijk gering zijn -een produktie van 600.000 ton in 1944, d.w.z. láng niet zo groot als die in Roemenië- en ook díe kan en wil men absoluut tot het laatste verdedigen. …
Olie is intussen namelijk een obsessie voor Hitler geworden, hoewel de Hongaarse olieraffinaderijen in Pétfürdő bij Várpalota in het westen, in Almásfüzitő ten westen van Budapest aan de Donau en op Csepel ten zuiden van de hoofdstad door geallieerde bommen zijn beschadigd. [Pierik, 121]. De situatie is in de herfst van 1944 zelfs zódanig dat de olie zo mogelijk in de nabijheid van de produktie ervan moet worden gebruikt want vervoer is praktisch al zeer moeilijk, en dat betekent praktisch dat het énige legeronderdeel dat dan nog aanvalsoperaties met verderop liggende doelen kan uitvoeren de Heeresgruppe Süd [in Hongarije] is. [Ungváry, Budapester Zeitung, dl. 1].  
Hongarije blijft ook voor de Duitsers van belang voor de produktie van jachtvliegtuigen omdat dit land nog een belangrijke hoeveelheid aluminium levert. De Hongaarse economie wordt dus volop gebruikt ten bate van de Duitse oorlogsproduktie en ook de staalproduktie is van dit land is nog altijd van belang: 730.000 ton! [Pierik, 118-120]. Intussen denken de nazi’s al dat de veel verder naar het westen liggende olievelden bij Nagykanizsa kunnen worden bedreigd en dat lijkt logisch want het hele gebied ten zuiden en oosten van van het Balatonmeer tot aan de Dráva [Drave], de grens met Kroatië, in het zuiden en bij het Velencemeer in het noorden is dan in handen van de sovjets. Zelfs de plannen van het opperbevel van het Rode Leger, de ”Stavka”, om tegen het einde van 1944 de Donau te beheersen, en om Wenen, Brno en Ostrava in bezit te hebben, kunnen op deze manier misschien toch nog in vervul­ling gaan....

Het totaal verwoeste Széll Kálmán plein

top

Duizenden Duitse en Hongaarse soldaten hebben zich intussen naar de voorsteden van Budapest, o.a. Kispest, begeven in een chaoti­sche vlucht, zonder wapens, te voet en vaak in lompen en volgens de Duitse bevelhebbers hebben de Hongaarse soldaten en officieren de wil om nog door te vechten dan al verloren. Bij elke Russische aanval slaan ze al gauw op de vlucht. De Duit­sers zijn zelf trouwens ook uitgeput en lijden gebrek aan alles. "Op elke 100 meter van het front staat gemiddeld 3½ soldaat", aldus de Duitse commandant Friessner. [Gosztonyi, 77/83]. In de chaotische vlucht van duizenden burgers en soldaten naar Budapest vallen ook de Arbeidsbataljons uiteen: zelfs commandanten deserteren nu massaal temidden van de algemene verwar­ring. Ze worden zelfs opgepikt door patrouilles van de Zionistische pio­niers in uniformen van ... de SS, de Nyilasok en de nationalistische jeugdbewe­ging Levente. Ook vele Joden uit deze bataljons gaan naar de stad. [Derogy, 117]. Nu het erop aan komt, neemt de verwarring, de chaos, in en om Budapest dus snel toe. Vele tienduizen­den [volks-] Duitse burgers uit het oosten en zuiden van Hongarije, zgn. Sachsen en Do­nausch­wa­ben, hebben zich hierbij aange­sloten, en zijn uit hun woon­gebied in Zeven­bur­gen, het Banaat of de Bácska ge­vlucht, maar ook veel Hongaren vluchten voor de Russen uit naar het westen! Honderden tanks zijn voor de Duitsers verlo­ren en er zijn al enorme verlie­zen geleden. Toch stuit het Rode Leger enkele kilometers vóór Budapest op felle tegenstand van de Duit­sers: met álle middelen moet namelijk de aanval op Budapest -en dat betekent een doorbraak naar Wenen- worden voorkómen. Een regen van artille­rie­vuur moet de Russen op afstand hou­den en zij zijn dan niet meer in staat tot een laatste stormloop op Budapest. Hun aanvoer levert moeilijkhe­den op, brandstof en munitie worden niet meer vol­doende gele­verd. Bovendien maken de herfstregens de wegen tot een grote modder­poel en daarmee kunnen hun tanks en grote vrachtwagens niet meer voort.
De druk van de Sovjets op de Hongaarse hoofdstad neemt dus -tijdelijk- iets af en dat vormt voor de Duitsers n.b. nog een goede gelegen­heid om b.v. de Joodse werkkrachten van de Arbeidsbataljons weer terug te halen om verdere graafwerkzaamheden te laten verrich­ten. Toch is deze 'verdediging' nu meer ten westen van de hoofdstad nodig. Bovendien laat men, tot de omsingeling van Budapest op 25/26 december, nog eens tienduizenden Joden naar het westen gaan om "in het Reich werkzaamheden te verrichten".  In Hegyeshalom aan de Hongaarse grens zijn door de Hongaarse commandant Bartha in november 1944 bijvoorbeeld nog 60.000 man aan de Gestapo overge­le­verd en in dit aantal is uiteraard niet eens begrepen het aantal Joden dat onderweg hierheen al is omgekomen, door honger, gebrek en ziekten..... Nu kan de sovjetaanval op Budapest beginnen, maar de stad is door de Duitse bezetters al veel eerder tot frontstad verklaard en dat duidt erop dat men de stad tot het uiterste zal verdedigen.
Ook op de avond voor de omsingeling heeft staatssecretaris Pál Vágó nog ver­klaard: "We zullen Budapest tot de laatste man verdedigen. Elke straathoek, elk venster moet een fort worden dat de dood brengt" en dat standpunt kan geen mens onbekend zijn. Zoals de Hongaarse hoofdstad geheel is omsingeld en dus van de buitenwereld is afgesloten, is echter in Budapest ook het getto -twee dagen later- volledig van de buitenwereld afge­sloten.
Een dekreet van minister Vajna van 23 december heeft alle Joden die ondergedoken zijn, bevolen om naar het getto te gaan, zgn. vrijwillig... maar er blijven nog duizenden Joden buiten het getto om leven: zij worden in kloosters verborgen gehouden door zusters en broeders van de religieuze orden, of bij particulieren. Sommige Hongaren worden ook -vooral later- bekend vanwege het redden van Joden uit de hel van Budapest.
Behalve de Zweed Wallenberg, de Zwitserse consul Carl Lutz en zijn vrouw, de nuntius in Budapest, Angelo Rotta, en de Spaanse en Portugese diploma­ten zijn zij echter veel minder bekend.
Toch verdienen [naast de eerder en hierboven al genoemden] de jezuïetenpater Jacob Raile, de predikan­ten Lajos Nagybaczoni Nagy en Zoltán Tildy, diens schoonzoon Viktor Csornoky, de leden van de Scottish Mission in Buda­pest, en de aartsabt van Pan­nonhalma Kelemen, ook met name te worden genoemd, naast tallo­ze anderen die zich hebben ingezet om in barre en vaak hopeloze omstandig­heden nog levens van vervolgde Joden en ook anderen te red­den......
Vanaf 16 oktober 1944 moeten echter ook de neutrale, Zweedse en Zwitserse diplomaten illegaal werken: hun passen worden niet meer erkend, want hun regeringen in Stockholm en Bern erkennen deze Hongaarse ‘regering’ niet! Toch delen Wallenberg en Lutz met hun helpers nog duizenden passen uit, alleen om de Joden van Budapest aan de greep van de Duitse en Hongaarse nazi’s en fascisten te onttrekken. Wel stelt men van Zweedse en Zwitserse zijde aan de minister van buitenl. zaken van het regime van Szálasi, Gábor Kemény, voor om de passen dan alleen de facto te erkennen, en deze minister is daartoe wel bereid, maar zijn collega [zonder portefeuille] ‘voor de totale mobilisatie’ Emil Kovarcz [*1899], een hardliner met een militaire opleiding en ervaring sinds W.O. I, die de meerderheid van het kabinet beheerst en met z’n antisemitisme zelfs de ergste SS-moordenaars in de schaduw stelde, wenst dat niet! Kovarcz is ook degene met wie Eichmann één en ander kon regelen, zoals de dodenmars in november want beiden zijn zeer fanatieke antisemieten, voor wie de moord op de Joden hét belangrijkste doel van deze oorlog is.

top

Tegenover Rezső Kasztner zei Eichmann al in oktober, zodra hij naar Hongarije was teruggekomen bovendien: “Nou, past u maar op. Deze regering handelt op ons bevel!” [Weisberg, 293]. 
Het aantal Schutzpässe stijgt intussen tot 15.000 maar er zijn, zoals ‘men’ wel weet veel vervalsingen bij, gemaakt op last van de Waada, de Joodse verzetsorganisatie. Uiteindelijk bezit de helft van de Joden in Budapest zo’n pas, maar de waarde ervan is dan veel minder. De moordcommando’s van de Nyilasok gaan de straten door en slepen alle Joden of iedereen die er zo uitziet, weg naar de Donauoever om hen daar neer te schieten. Overal in de stad vond men elke morgen lijken op de trottoirs. Intussen wedijveren de buitenlandse diplomaten bij hun pogingen om de Joden te helpen maar met name minister Kovarcz trekt zich nergens iets van aan, ook niet van Szálasi of Kemény. ‘Zijn bendes beheersen de straten en geen enkele dokument maakt op hem indruk. Ze wijken alleen voor de wapenen van de Duitsers’.  [Weisberg, 310/311].  Het spreekt voor veel Joden vanzelf dat, nu de Schutzpässe lang niet meer altijd de gewenste bescherming bieden, men onderdak elders zoekt, en dus duiken veel Joden [± 30.000] onder; ze wantrouwen de neutrale dokumenten en krijgen via via “arische papieren”. Naar schatting 80.000 Joden wonen dan in de beide getto’s van de stad: eind december 1944 zijn er nog ± 55.000 Joden in het Centrale Getto van de Hongaarse hoofd­stad en daarbij leven er nog duizenden Joden [25.000 ?] in het "Inter­natio­nale Getto".
Ook blijven vrijwilligers bezig met het onderbrengen van Joodse kinderen, zoals Ottó Komoly die namens de Waada een tehuis voor duizenden Joodse weeskinderen onder bescherming van het Internationale Rode Kruis leidt, en weer anderen zorgen voor het vervalsen van doopbewijzen, het verstrekken van duizen­den persoons- bewijzen, de hulp aan Joodse onderduikers, koeriersdiensten, berichten doorgeven, briefjes afgeven, iemand begeleiden, een pakje ergens ophalen, een nieuwe verstopplek zoeken, voorzichtig protesten indienen tegen b.v. het bevel om ook Joodse kinderen te dwingen om naar het getto te gaan, etc.
Men we­igert ook om, net als de leden van het misdadige en laffe regime zelf, uit te wijken naar het door de Duitsers bezette gebied uit angst voor de Russen, zelfs worden kerkdiensten georganiseerd in het getto, er worden kledingakties georgani­seerd, liefdadigheidsinstel­lingen worden geaktivee­rd, medicijnen ver­strekt, enz. enz. Het ge­beurt allemaal nog in november en december 1944 in het centrum van Budapest.
Van belang is ook zgn. Szikla kórház, het Rotsziekenhuis, een noodhospitaal, onder in de gewelven van de Burchtberg van Buda, waar o.a. talloze burgerslachtoffers van de bombardementen worden geholpen, geopereerd, verpleegd en verzorgd. Een Nederlandse vrouw die zich hier, in dit labyrint van ondergrondse gangen en ruimtes, met brancards en bedden temidden van vele anderen verdienstelijk maakt, is Anna Boom [geb. 1920]. Zij is ook medewerkster van Wallenberg en helpt zoals ook allerlei andere mensen overal waar ze kan.
Toch is en blijft de situatie in en rond de Hongaarse hoofdstad maar ook in het getto vrijwel hope­loos. Allerlei geruchten en gruwelijke berichten doen immers ook de ronde: de Nyilasok zullen het getto opblazen zodra het is afgesloten, of zodra de Russen in aan­tocht zijn, en alledaar opgesloten Joden zal men vermoorden! Intussen is de Zionistische jeugd zelf -n.b. in uniformen van de Nyilas gestoken- nog wel aktief bij het verlenen van hulp, maar tallozen zijn ziek en vermagerd, er is sprake van epidemieë­n, talloze moorden vinden nog plaats, en honderden Joden, ook kinde­ren, worden aan de Donaukaden doodgeschoten en hun lijken worden in de rivier gegooid!
Razzia's en huiszoekingen, opspo­ringsakties, verraad, gruwelijke moordpartijen, martelingen en plunderingen hebben deze laatste maanden van het jaar 1944 in de hel van de Hongaarse hoofdstad gekenmerkt en op de laatste dag van dat jaar volgt zelfs nog het bevel dat iedere Jood, die nog buiten het getto wordt aangetroffen, ter plekke onmiddellijk zal worden doodgeschoten!.....[Blackbook, 387/400].
Enkele duizenden Joden hebben dan intussen zelfmoord gepleegd en anderen zijn, ook bij duizenden, het slachtoffer geworden van moordpartijen door de Nyilas. De meest primitieve en barbaarse methoden worden niet meer geschuwd en openbare executies van honderden Joden- maar ook van anderen- vinden er plaats langs de kaden van de Donau. Voor iedereen is het levensgevaarlijk geworden om zich nog op straat te vertonen, overal ziet en hoort men de granaatscher­ven, de landmijnen, de bommen en de kanonnen in de nabijheid en om de haverklap moet men zich tegen­over een bende van de Nyilas legitimeren. Tot het laatste toe gaat men ook fel en laaghar­tig, smerig en brutaal, tegen de Joden te keer. Zij zijn [precies zoals dat in nazi-Duitsland al zolang het geval is], een soort ongedierte, volkomen onwaardig om te leven, "de handlangers van de Anglosaksisch-bolsjevistische coalitie".
De onzekerheid over het lot van de tienduizenden Joden in Budapest duurt tot december 1944 voort, want zoals hierboven is aangegeven: de plannen voor het uitmoorden van de Joden zijn er nog en m.n. de Hongaarse minister Kovarcz en de beruchte Duitse SS-commandant Adolf Eichmann maken zich hiervoor klaar! Nog op 7 december krijgt de bij een antisemitische journalist en redakteur van een krant der heersende Pijlkruisers, die verslag doet van een kabinetszitting, ondergedoken leider der moderne [reform-] Joodse gemeente van Pest, Samu Stern het alarmerende bericht dat de machtige Kovarcz het onmiddellijke uitmoorden van het hele getto wil, hoewel zelfs Szálasi ertegen is uit angst voor de wraak van de Russen! Kovarcz echter wil vooral dat er geen enkele getuige in de stad overblijft als men zich zal moeten overgeven: iedere Jood is dus gevaarlijk! De meerderheid van de ministers is het zelfs met Kovarcz eens, en dus wordt het besluit genomen….

Zware gevechten in Budapest. Geen enkele stad na Warschau zó zwaar getroffen in de oorlog!

top

Dat onheilspellende bericht wordt vervolgens besproken door de Joodse leiders, zoals Samu Stern, Ludwig Stőckler van de Joodse Raad, ir. Ottó Komoly en ir. André Biss van de Waada en enkele anderen in het Zwitserse gezantschap, en men schat uiteraard de toestand als bijzonder slecht in! Niets lijkt meer te helpen tegen het woeste optreden der Nyilas-benden, maar misschien kan Duitse interventie bij Kovarcz nog iets helpen want alleen van hun Duitse bazen trekken de Pijlkruisers zich nog iets aan…. Tenslotte bereikt men dan toch nog enig resultaat: de SS-leider in Budapest en gen. der politie Winkelmann, die met Himmler telefonisch in contact staat, geeft Kovarcz n.l. het bevel om het getto te sparen en geen aktie te ondernemen! Dát is in het belang van het Duitse Rijk, aldus Winkelmann… Het lijkt er dán al veel op dat iedereen bang is voor de wraak van de naderende Russen! Toch zit er ook nu weer een addertje onder het gras bij deze Duitse “welwillendheid”, want alle [ook nog tienduizenden!] Joden buiten het getto worden vogelvrij verklaard!……[Weisberg, 311-315]. Dit is dus een andere lezing dan op blz. 297 staat vermeld, maar de kern is toch dat de Duitse bezetters besluiten om het getto in Budapest te laten voortbestaan, ook tégen de zin van een aantal Hongaarse vuurvreters en houwdegens in!……
Het gevolg van het vogelvrij verklaren van de Joden buiten het getto is evenwel dat de terreur en de excessen op straat elders in de stad verder toenemen en dat b.v. ook het kantoor van de Waada in de Kolumbusz utca [Herminamező, XIV], waar duizenden Joodse vluchtelingen en daklozen een onderdak hebben en onder bescher- ming leven, wordt bedreigd. Ook dit huis komt onder bescherming van het Rode Kruis en er komen dan zelfs Joodse jongens van de Munkaszolgálat [de vnl. Joodse Arbeidsdienst] die zijn gedeserteerd en gevlucht! Ze weigeren langer dienst te doen ten bate van dit regime en bereiden zich in stilte voor op de komst van de Russen, die voor hen zéker de bevrijding zal brengen! In het geheim worden ook wapens hier verborgen en zelfs uit een kazerne van de nationale jeugdorganisatie Levente in de buurt, waar de officieren n.b. pro-Brits zijn, worden wapens gesmokkeld naar het Waada-kantoor…. [Weisberg, 315/316]. Schietpartijen, razzia’s en executies komen ook nog zeer vaak voor en tallozen worden zonder aanleiding opgepakt en weggevoerd…..
Talloze zgn. 'besche­rmde huizen' worden geplunderd en de hier gevonden Joden worden vermoord want er zijn wellicht Pijlkruisers en andere Hongaren, die -nadat de stad Budapest door de Russen volledig is omsingeld- vermoeden dat de Joden nota bene deze hel wèl, en zijzelf níet zullen overleven....
Het misdadige regime van Szálasi c.s. past ook steeds meer brutale methodes toe om zich, temidden van chaos en verderf, puinhopen en ellende, nog te redden. Naar Duits voorbeeld wordt b.v. nog een verplichte groet ingevoerd: "Kitartás!" [Durchhalten!] en "Éljen Szálasi" [Leve Szálasi] moeten bij de Hongaren de moed erin houden...
Hongarije wordt nu tot operatio­ne­le zone, dus tot oorlogstoneel verklaard en honderden mensen worden als verraders of deserteurs geëxe­cuteerd en gearresteerd; er gaat van dit regime m.a.w. steeds meer een nerveuze en dodelijke dreiging uit. Voedsel­voorraden moeten [op bevel van hogerhand] worden weggevoerd naar het westen of worden vernietigd en met fabrieken moet hetzelfde gebeuren. Pamfletten alom aan de muren in Budapest herinneren mensen eraan dat bij het gering­ste teken van sabotage, ongehoorzaam­heid, enz. de dood door ophanging of de kogel zal volgen.   
Wanneer men aan bevelen -b.v. tot evacuatie- niet gehoor­zaamt, volgt vaak onmiddellijk de dood door ophanging of executie. Aan de Donau­kaden in de Hongaarse hoofdstad vinden ook elke dag en vooral 's nachts massa-executies plaats: Joden en anderen worden bij tientallen tegelijk in rijen opgesteld, van het leven beroofd, waarna hun lichamen [ook wel een aantal aan elkaar vastgebonden] in de rivier val­len, of worden gegooid.... Men spreekt later over 20.000 slachtoffers van deze terreur 1944/45……..
Het is echter allang duidelijk dat veruit de meeste Hongaren weigeren hun land te verlaten en dat ook niet meer kunnen. In november draagt Szálasi nog alle politieke gevan­genen, m.n. communis­ten, over aan de Duitsers. Velen van hen overle­ven de kampen ook niet. Er melden zich nog velen, vooral arbeiders en 'nou­veau riche' als lid van de partij, maar b.v. de grote massa van de Hon­gaarse boeren en burgers blijft passief. [Nagy-Talavera, 235, Pamlé­nyi, 532].
Verscheidene malen ziet men ook oproepen van b.v. commu­nisten om te komen tot gewapend verzet, een opstand, de vorming van verzetsgroepen, het saboteren van de ontmanteling van be­drij­ven, vorming van een front van arbeiders en boeren. Maar dat heeft allemaal relatief niet veel te betekenen. Toch bestaan er ook in Hongarije allerlei groepen die zich, tot het laatste toe, aktief met het verzet bezig houden.
Arbeiders in Csepel bij Buda­pest, in Győr, in Salgótarján en in Diósgyőr verzetten zich bijvoorbeeld tegen ontmanteling en evacuatie van hun bedrijf, en voeren sabotageakties uit. Ook zijn er parti­zanengroepen in de bergen, in het Bakonywoud in het westen en in het Bűkk gebe­rgte in het noordoosten [o.l.v. Sándor Nógrádi] aktief. Ook in de tgw. Karpaten-Ukraïne [Kárpá­talja] en Zuid-Slowakije [Felfőld] zijn groepen partizanen aktief geweest, resp. de Rákóczi- en de Pe­tőfi-brigades. [Pamlényi, 532, Boldizsár, 19, Kovrig, 149]. In totaal zijn er van oktober tot december 1944 naar schat­ting 2.500 parti­za­nen in Hongarije aktief. Dat hun inspannin­gen van geringe militaire betekenis zijn geweest kan niet worden ontkend, maar datzelfde geldt voor de meeste onder­grondse aktiviteiten elders in Europa gedurende deze oorlog. Bovendien kende Hongarije nu eenmaal tot 15 oktober 1944 een wettige regering en de leiding van een regent van aanzien, admiraal Horthy, voor wie men algemeen veel respekt had, o.a. omdat hij het land dan tóch uit de oorlog probeerde te krijgen…..   

top

Vele boeren blijven passief, anderen zijn alleen bang en zien geen enkele mogelijkheid meer om te ontkomen aan de naderende ondergang. Weer anderen vluchten naar boeren op het platte­land, naar bossen of andere afgelegen streken. Veilig is in dit land niemand meer. De Koninklijke Hongaarse Honvéd, het leger, blijft voor het grootste deel trouw ten opzichte van de Duitsers. Vele offi­cieren verachten echter het nieuwe regime van Szálasi, en worden vervangen door meer betrouwbare elementen. De eerder genoemde overgelo­pen generaals laten echter wel oproepen verschijnen tot gewapend verzet enz. ten bate van een vrij en demokratisch Hongarije en soms voegt men hieraan nog toe: "Onder admiraal Horthy", zoals generaal Vőrős dat doet op 11 november 1944.
Heel wat Hongaarse soldaten deserteren ook, verbergen zich, gaan op de vlucht, maar slechts een klein deel meldt zich bij 'de vijand', de Russen. In totaal zouden zich 10.000 Hongaarse soldaten bij het Rode Leger hebben gemeld. [Kovrig, 147]. Toch is er in november 1944 ook sprake van militair verzet, van plannen voor een gewapende opstand en hierbij zijn hoge militairen betrokken, medewerkers van Endre Bajcsy- Zsilinszky en door hem ook  aangewezen.
Het zijn luit.-gen. b.d. en vice-veldmaarschalk János Kiss [geb. 1883], de vroegere overste, kol. Jenő Nagy [geb. 1898] en kapt. Vilmos Tartsay [geb. 1901], die lid is van het "Hon­gaar­se Comité voor de Natio­nale Opstand". Men wil voorbe­rei­din­gen treffen voor een gewapende nationale opstand en deze coőrdineren met een Sovjet- offensief. Een delegatie van het "Hongaarse Front" vertrekt zelfs in november 1944 naar Moskou met een memorandum betreffende de plannen van het Front en op 13 november slagen Simonffy-Tóth en generaal Vőrős erin achter het front in de Sovjet-Unie te komen. Genoemde militairen van het verzet in Hongarije maken intussen plannen voor een militaire opstand, het uitbreken uit Budapest en het leggen van contacten met de sovjets: men zal de weg voor het Rode Leger naar Budapest aldus min of meer vrijmaken en aan het sovjetopperbevel zal men vragen een krach­tige aanval op de hoofdstad te doen, tegelijk met verzetsaktivi­teiten in de stad zelf. Er zal ook een delegatie naar het sovjetopperbevel worden gestuurd, want het Hongaarse verzet wil goede betrek- kingen met de naderende Russen aanknopen. Militai­re eenheden zouden strate­gische punten, het hoofdkwartier van de Gestapo in de bergen van Buda, spoor­wegcen­tra, de radio, het hoofdpostkantoor, enkele bruggen, enz. moeten bezet­ten.
Op 18 november geeft luit.-generaal Kiss dan ook bevel om tot aktie over te gaan langs de voornaamste verbin­dingswegen naar het zuidooos­ten, naar So­roksár en Pest­szen­terzsébet. [Bol­dizsár, 26/27]. De bewapening is echter mini­maal en van een opstand komt ook niets terecht. De plannen worden bovendien verraden, de delegatie kan niet vertrekken, en de in Hongarije gebleven lei­ders -de militaire staf en dertig andere officieren- worden op de avond van de 22e november door Pijlkruisers gear­res­teerd…….
De militaire leiders, Tartsay, Kiss en Nagy worden op 8 december 1944 in de beruchte gevange­nis van de partij aan de Mar­gitkőrút door ophanging om het leven gebracht en een aantal anderen wordt tot gevangenisstraffen veroordeeld. De leider van het burgerlijke verzet, Endre Bajcsy-Zsilinszky zelf [geb. 1886] is op dezelfde datum, 23 november 1944, ook gear­res­teerd.…..
Hiermee wordt aan het verzet in Hongarije een zware slag toegebracht. Bajcsy-Zsilinszky, ooit als extreemrechts politicus begonnen en later leider van de Kleine Grondbezitters in het parlement, staat immers al jaren bekend als een belangrijk en overtuigd demokratisch en antifascistisch leider, die ook in het parlement zich openlijk en tot het laatst toe zich heeft verzet tegen de waanzin van deze oor­log, maar de SS heeft ontdekt dat Bajcsy- Zsilinszky "een militaire opstand wil uitlokken", en juist in november nog een delegatie naar Moskou zou willen sturen……..
Daarom wordt hij in een proces ter dood veroor­deeld, en op 24 december 1944 in de gevangenis te So­pronkőhida geëxecuteerd, samen met drie andere leden van het "Comité van de Hongaarse Nationale Opstand", n.l. de jonge communis­ten István Pataki, Róbert Kreuz en Barnabás Pesti……..
Genoemd Comité, [Magyar Nemzeti Felkelés Felszabadító Bi­zottsága] is enkele weken eerder opgericht om het verzet te coőrdineren want het "Hongaarse Front", waarin men eerder samen­werk­te, wordt nu -na de coup van 16 oktober- te los en te vaag gevon­den. Op de voorstellen van de illegale communistische partij in Budapest van 28 oktober en  9 november gaat men in, zodat voortaan politieke partijen en partizanengroepen in een over­koepelend orgaan samenwerken ten bate van een vrij, onafhanke­lijk en demokratisch Hongarije, voor sociale hervormingen en voor samenwerking met de buurlanden, o.a. de Sovjet-Unie.
Op 11 november richtte het Comité zich in een manifest tot de bevolking, en naar verluidt had het weldra 10.000 leden, soldaten, arbeiders, studenten, enz. [Boldizsár, 26]. Enkele bekende personen van verschillende partijen werken nu samen, zoals ds. Zoltán Tildy [FKgP], Béla Kovács [FKgP], Árpád Szakasits [soc.-dem.], Gyula Kállai [comm.], maar ook verschillende organisaties van studenten, vrienden van de USSR, jeugd, enz. zijn erbij betrokken. Minder bekend is b.v. Győrgy Pálffy [-ősterreicher], die de geheime contacten tussen de communisten en het comité verzorgt.
Van een overheersende invloed van communisten kan men niet spreken. Bovendien vormt een al veel eerder gesloten akkoord tussen de Kleine Grondbe­zitters en de Sociaal-Demokraten de eigenlijke basis voor het Comité. Ook andere bekende personen zoals de al veel eerder genoemde professor Albert Szent-Gy­őrgy­i, Nobel­prijswinnaar, en ingenieur József Kővágó [* 8 april 1913 in Csőmődér, Zala – 12 dec. 1996, Linwood, New Jersey, USA], een helper van Kiss, werken mee aan het verzet. Men wil het verzet en sabotagedaden steunen, mensen van valse papieren voorzien, enz. Het gaat er nu ook om de hoofd­stad te redden van de vernietiging, en om evacuatie van de gehele burgerbevolking, enz. tegen te werken.

top

Alles mislukt echter en het lijkt er veel op dat Hongarije, zoals dat al eerder is voor­speld en geconstateerd door b.v. de vroegere premier Kállay, in een snel tempo wordt fijngemalen door de twee groot­machten, Duitsland en Rusland, die elkaar op leven en dood in een totale oorlog op Hongaarse bodem bestrij­den.
Het westen van het land staat bloot aan terreur door de Gestapo en de SS van Hitler, en de Pijlkrui­sers, etc. van Szálasi, en het oosten van het land staat te­zelfdertijd bloot aan terreur van de NKVD van Stalin. [Nagy, Struggle, 79]. De gruwelijke misdaden van de Hongaarse Pijlkruisers en andere fascisten tegenover al hun tegenstanders en tegenover de Joden in de eerste plaats moeten echter ook worden gezien in het licht van de nabijheid en het steeds verder oprukken van de Sovjetlegers en de grote angst daarvoor.
Voor de fanatieke strijders aan Duitse zijde is het duidelijk dat de ondergang van het Duitse nazirijk ook hun eigen, per­soonlijke ondergang zal betekenen. De overwinning van de Sovjets zal voor hen betekenen dat Hongarije van de éne soort in de andere soort ellende zal komen en van allerlei beloften van Russische kant gelooft men in het algemeen ook zeer weinig tot niets. Van een soort bevrijding door de soldaten van het leger van de Sovjet-Unie blijkt immers niet veel. Allerlei geruchten en berichten spreken een duidelijke taal; het tegendeel van een bevrijding zal het Hongaarse volk ten deel vallen. De waarde van een mensenleven ofwel: de waarde van het eigen leven neemt dus zeer snel af [vinden zeer velen in Hongarije] naarmate de sovjettroepen naderen en het land bezetten of bevrijden….
Van een soort Russi­sche soli­da­riteit met Slavi­sche broeders, zoals Tsjechen, Slowaken, Serviërs zal in Honga­rije natuurlijk helemaal geen spra­ke zijn en men merkt alleen dat men van de ene barbaar­se [bruine] terreur weldra in de andere [rode] komt. De Sovjetsoldaten die Hongarije in oktober 1944 massaal bin­nenkomen gaan zich n.l. op grote schaal te buiten aan ver­krachting van duizenden vrouwen, roven en stelen alles wat ze maar aantref­fen, steken systematisch één en ander in brand, kennen geen enkel mededogen ten aanzien van de Hongaarse burgerbevolking, beschouwen blijkbaar iedereen in dat ver­vloekte land als vijand, maken zich schuldig aan oorlogsmisda­den, en ze zijn bijzonder vaak uit op het bezit van geld, goud en zilver, sieraden, horloges, vee, hooi, voedsel, wagens, gereed- schappen, enz. enz. Niets en niemand in het 'bevrijde land' is voor hen veilig. Deze horden uit het oosten nemen eenvoudigweg wraak op Szála­si's Hongarije voor de zinloze verdere oorlogvoering door plundering en verwoesting. Zolang de nazi-Duitsers en hun fascistische Hongaarse bondgenoten blijkbaar voor niets en niemand terugdeinzen, en nietsontziend optreden, zolang zal het optreden van de sovjets ook ruw, barbaars, zijn. Aan de vernietiging, zowel door de sovjets als door de Duit­sers, wordt dit land prijsgegeven.
De verwoes­tingen tijdens de zinloze oorlog veroorzaken dan ook onbeschrijfelijke morele en materi­ële verliezen. Vooral de hoofdstad Budapest moet het ontgel­den. Bruggen, kaden, de Burcht van Buda met het Koninklijk paleis, de Kro­ningskerk [Matthias­kerk], een aantal hotels, banken, enz. [Horthy, 298/299] worden -eigenlijk in vrij korte tijd- be­schoten en verwoest, tegelijk met duizenden huizen.
Wat moet men dan denken van een oproep, door het Opperbe­vel van het Rode Leger gedaan in oktober 1944, "Aan de Honga­ren! Het Rode Leger vraagt u om op uw posten te blijven en uw vreedzame arbeid voort te zetten. De geestelijken en gelovigen kunnen ongehin­derd hun godsdienstoefeningen houden". [Mind­szen­ty, 43]. Via de radio verneemt men dan geen antigodsdien­stige propaganda meer van communistische kant.
De nieuwe sovjetmachthebbers stellen zich officieel inderdaad wel gematigd op. Generaal Puskin verklaart b.v. in december 1944, ten tijde van de vorming van een nieuw parlement en een nieuwe regering, tegenover Ferenc Nagy, een der leiders van de Kleine grondbezitters: "De Sovjet-Unie wil alleen een stem hebben in Hongaarse zaken met betrekking tot de noodzaak om het fascisme te vernietigen in heel Europa, en om erop toe te zien, dat overal waarlijk demokratische regimes worden ge­vormd. De Sovjet-Unie beschouwt Hongarije als een soevereine staat en heeft niet de wens om haar eigen 'way of life' aan het land op te dringen"..... [Nagy, Struggle, 90].

Budapest, jan. 1945. Door de sovjets worden heel wat mensen opgepakt!

Vele duizenden Hongaren geloven dit echter nauwelijks of in het geheel niet, geven aan de wensen van de Sovjets geen gehoor, en vluch­ten met de Duitsers mee naar het westen. Ze laten een land achter bezaaid met ruïnes, wrakken en lijken, uitgebrande tanks, huizen, auto's en wa­gens. De wegen zijn onbegaanbaar, de verbindingen zijn verbro­ken. De Russen vinden hier een totaal geruïneerd land zonder enig gezag, bestuur, politieke macht, autoriteiten. Toch zijn veruit de meeste inwoners gebleven. Vele boeren hebben ook voorra­den voor de plun­derende en zich terugtrekkende Duitsers ver­bor­gen weten te houden, zodat ze na de bevrijding kunnen beschikken over levensmiddelen, en niet verhongeren. [Bol­dizsár, 45]. In dit door de Duitsers al voor een deel achtergelaten, en door de Sovjets in bezit genomen land is echter in de herfst van 1944 ook sprake van politieke beslis­singen met het oog op de toekomst van Hongarije, ondanks het mislukken van de hierboven vermelde pogingen tot militair en burgerlijk verzet in november en december. Ook in een land dat tot in de kleinste dorpen bezaaid is met ruïnes en puinhopen, met kadavers en lijken, en waar moord en brand, diefstal en plundering aan de orde van de dag zijn, waar haat en wraak, angst en beven, alom heersen en waar het leven zich vooral in schuilkelders en boerenschuren af­speelt, moet er tenslotte nog aan de toekomst worden gedacht.

top