< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.1.7. Op weg naar de verkiezingen

In de zomer van 1945 wordt duidelijk dat de bevolking van het bevrijde en/maar bezette Hongarije, ondanks alles, toch voor de eerste maal in de geschiedenis in een relatieve mate van vrijheid haar eerste parlement zal kunnen kiezen via geheim en algemeen stemrecht, en de voorafgaande hoofdstukken hebben duidelijk gemaakt, dat -hoewel de vier grote politieke partijen in een “voorlopige regering” sinds december 1944 als coali­tie toch nog steeds samen­werken- er wel voldoende strijdpunten zijn. Voor het oosten van Europa is die relatieve vrijheid een bijzonder gegeven, want in b.v. Polen, Roemenië, Bulgarije of Joegoslavië durft men [= Moskou!] dat [blijkbaar] niet aan…..
In grote lijnen is men het in de coalitie nog wel eens en andere politieke partijen dan de communisten zijn b.v. niet tegen het econo­mische verdrag met de USSR. Wel hebben zich binnen het kabinet diver­se crises voorgedaan en bovendien laten de linkse partijen, met name de communisten, steeds duidelijker zien, dat ze "de reak­tie", de rechtse politiek in het algemeen, fel willen bestrijden. De communistische MKP meent ook duidelijk de zegevierende een mach­tige Sovjet-Unie volledig aan haar kant te hebben. Er is dus al in 1945 duidelijk sprake van een polarisatie in Hongarije.
De Kleine Grond­bezitters worden nu voortdurend en steeds scherper aangeval­len door de communis­ten, die blijkbaar uit zijn op verdere tegenstellingen. Ook gematigde leden van de Nationale Boerenpartij, zoals Imre Kovács en gematigde sociaal-demokra­ten zijn het niet eens met de agressieve houding van de commu­nisten. Van een "links eenheidsfront" is nog lang geen sprake en sociaal-demokraten werken alleen met de communisten samen op vakbondsterrein.
Maar zelfs hierin is de onderlinge naijver soms groot: de tradi­tioneel-gematigde sociaal-demokratische vakbonden wensen geen hoge funkties aan de meer radikale en revolutionaire communisten te geven. Het principe van pariteit wordt door beide partijen [dus] niet nagekomen en vooral op lokaal gebied is de invloed van de linkervleugel der sociaal-demokraten vaak gering. Temidden van alle propaganda voor de "eenheid van de arbei­dersklasse", omdat men alleen samen "het fascistische spook kan bestrijden", doen zich steeds weer talloze conflic­ten voor tussen beide traditioneel-linkse partijen.
Ook gunnen de sociaal-demokraten de Nationale Boerenpartij nauwe­lijks haar bestaansrecht, omdat ze de arme landarbeiders en boeren als haar potentiële kiezers beschouwt. Toch wenst het congres der sociaal-demokratische partij in augus­tus 1945 wel samen­werking met de commu­nisten, en pleit voor een republiek. De Sociaal-demokratische partij heeft, zo blijkt, ook veel meer aanhangers bij de burgerij gekregen, en anders dan de communisten wenst de MSZDP net als de Kleine Grondbezit­ters de contacten met de westerse geallieerden wèl volop te handhaven. Naar buiten toe lijkt het echter vaak dat massa's van hon­derdduizenden demon­stranten de straat beheersen met leuzen zoals: "Minden erőt a fasizmus végső megsemmisítésére" [Alle krachten voor de definitieve vernietiging van het fascisme].
Alle grote landelijke partijen bereiden zich hiermee intussen voor op de eerste alge­mene en vrije verkiezingen voor het Hongaarse parlement en volgens de nieuwe kieswet [september 1945] zullen voor het eerst in de geschiedenis alle Hongaren van 20 jaar en ouder kiesrecht hebben, en kunnen worden geko­zen. Alleen destijds aktieve nazi's en pijlkruisers zijn uitgeslo­ten: wie vóór de bevrijding van 1945 een funktie had in een fascistische of nationaal-socialistische partij is uitgesloten van het kies­recht, maar vele "gewo­ne leden" van die partijen, "de klein­tjes", worden met rust gelaten: ze zijn intussen voor een groot deel zelfs naar de commu­nisten overge­lopen!.... 
Het land is in 16 kiesdistrikten ingedeeld; leden van poli­tie en leger zijn niet verkiesbaar. Zelfs partijen buiten het "Hongaarse Nationale Onafhankelijk­heids-Front", d.w.z. de oppositie, kunnen deelnemen, aldus een besluit van het Natio­nale Comité op 17 september 1945…..
Een nieuwe [r.k.] "Demokratische Volkspartij" [Demokrata Néppárt] van István Barankovics [Polgár, 1906 – New York, 1974], die rechten studeerde, aktief was bij de r.k. studentenbond, samen met Dessewffy [zie hierboven] het blad Kis Újság redigeerde en in 1945 de “Christen-demokratische Volkspartij” [vanaf april 1945 Demokratische Volkspartij] oprichtte] kan weliswaar deelnemen maar ze ziet daar toch vanaf, omdat de Rooms-Katholieke kerk, waarmee ze nauwe banden heeft, voorkeur heeft voor een sterke eenheid van 'rechts'. Vooral József Mindszenty, de nieuwe prins-primaat van de r.k. kerk, geïnstalleerd op 7 oktober, wenst geen "onder­mijning van het burgerlijke kamp", en bena­drukt de nationale eenheid tègen socialisme en marxisme. Kandidaten van de "De­mokratische Volkspartij" steunen dus de Kleine Grondbezitters en komen op de lijst van deze brede burgerlij­ke massapartij. [Balogh, 30/31].
Ook de "Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters" [FKgP] heeft intussen op haar eerste na-oorlogse congres in augustus 1945 zich duidelijk uitgesproken voor een meer rechts beleid, voor werkelijke demokratische hervormingen, steun aan het platte­land en aan de boeren, en tègen verdere radikale en revolutio­naire maatre­gelen, en de protestantse kleine landbezitter Ferenc Nagy [zie 14. 1. 7] wordt voorzitter.
Nagy is een overtuigd demokraat, die in 1930 al samen met Tildy en anderen de partij oprichtte en tot aug. 1945 formeel alg.-secr. was. In 1939 werd hij parlementslid en was van 1941 tot ’43 ook voorzitter van de belangrijke Boerenbond. Ook hij verzette zich fel tegen de oorlog en de pro-Duitse politiek en was tussen april en okt. 1944 de gevangene van de Gestapo. In januari 1945 richt hij al onmiddellijk de partij en de Boerenbond opnieuw op! In mei ’45 wordt hij voor de FKgP minister van wederopbouw. 
Het massale karakter van de burgerlijke, conservatieve, nationale maar ook kerkelijke beweging in Hongarije wordt nog eens extra onderstreept door de jaarlijkse viering van de nationale feestdag van Sint Stefanus op 20 augustus in Budapest, waar in een processie de "Heilige Rechterhand" [szent jobb] van de eerste koning van het land [die ook het christendom in Honga­rije invoerde] wordt meegedragen. Een half miljoen mensen is hierbij aanwezig in Budapest!
Enkele weken later wordt de prominente József Mindszenty tot aartsbisschop van Esztergom en daarmee tot hoofd van de ruim 6 miljoen Hongaarse katholieken benoemd. Zie N.I.c. Mindszenty is al in 1945 bekend als een patriot, dapper en stug, een strijdbaar kerk­vorst, en hij heeft een zeer diep wan­trouwen tegen­over de marxisti­sche leer en de communisti­sche princi­pes. Hij heeft de communistische leer dan ook goed bestu­deerd en heeft in 1919 al kennis gemaakt met het optreden van Hongaarse communis­ten tegen kerk en gods­dienst. Hem kan overigens politiek niets verweten worden, want hij heeft ook tijdens de Duitse bezetting, nog onlangs dus, de gevan­genis en het kamp der nazi's van binnenuit [vanwege z’n protest tegen wandaden zoals de jodenvervolging] leren kennen, en is in 1944 door de Duitsers herhaaldelijk met de dood bedreigd.
Vanaf het begin beseft Minds­zenty ook dat het zeer goed mogelijk is dat de nieuwe machthebbers, Russen en communisten, gelet op hun principes, op den duur de kerk en de godsdienst in Hongarije slechts zullen willen uitschakelen! Op 7 oktober 1945 wordt Mindszenty in de kathedraal van Esztergom ingewijd en in februari 1946 wordt de bijna 54-jarige kerkvorst, de prins-primaat van Hongarije, tot kardinaal verhe­ven. Kardinaal Mindszenty is vervolgens een buitengewoon geduchte, zéér stand­vastige en princi­piële tegenstan­der van ieder­een die het communisme of marxisme in welke vorm dan ook, aan het Hongaarse volk zou willen opdrin­gen, en hij heeft hierbij de wereldkerk en de paus in Rome achter zich......
In 1945 is dit streven in Hongarije echter nog allerminst duide­lijk. In tegen­stelling tot naburige Oost-Europese landen onder Russi­sche en/of communistische invloed zoals Roeme­nië, Joego­slav­ië, Bulga­rije, Polen en Albanië, en de Sovjet-Unie zelf, heerst in Hongarije nog een zeer grote mate van politie­ke vrijheid en pluriformiteit. Van belang is ook het feit dat zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten van Amerika op 25 september 1945 diplomatieke betrekkingen met Hongarije aangaan. Het lijkt erop dat de "normale verhoudingen" weldra zullen intreden.
Sommigen vinden echter dat in Hongarije de 'normale situatie' alleen maar schone schijn is. Incidenten zijn er immers ge­noeg. In september 1945 rijdt b.v. een Sovjet-tank in op een kar, waarop o.a. de moeder van Ferenc Nagy, voorzitter der FKgP [!] zit. De dronken Sovjet-solda­ten op de tank gaan uiteraard gewoon hun gang, maar zorgen hiermee ook deze keer voor een aantal doden, o.a. de genoemde vrouw. Nagy neemt dan maar aan dat de brutale moord­partij toch een ongelukje is en geen politiek bijbedoeling tegen hem per­soon­lijk had.... [Nagy, Struggle]. Ook doen zich op politiek terrein steeds weer onverwachte dingen voor: communisten en sociaal-demokraten eisen bijvoor­beeld vóór de parlements­verkiezingen nu ineens gemeenteraads­verkiezingen in Budapest.

top

Hier rekent men op een overwinning van de beide Arbeiderspar­tijen, en dat zal dan een belangrijke signaalwerking, "een positief effect" hebben op de hele Hongaarse bevolking... Beide linkse partijen zullen zelfs samen één lijst indienen, aldus kondigt Rákosi op 28 augustus aan, en de communis­ten dwingen de sociaal-demokraten daartoe. Veel gematigde leden zijn het er niet mee eens, maar o.a. de leider Szakasits wèl. [Nagy, Struggle]. Ondanks protesten accepteert de meer­derheid toch de éne lijst van het nieuwe "Dolgozók Egységfrontja" [Eenheidsfront der Arbei­ders] en men demonstreer­t nog eens massaal vóór de eenheid van de arbeidersklasse en de eenheid­slijst.
Vóór de parlementsverkiezingen worden dus eerst ver­kiezingen voor de "Nationale Raad", de gemeenteraad van Budapest gehou­den, en wel op 7 oktober 1945. Bijzonder voor heel Oost-Europa is ook hier dat er van afzonderlijke lijsten sprake is, maar wel werken sociaal-demo­kraten en commu­nis­ten samen met één lijst, die van het hierboven genoemde "Eenheidsfront der Arbeiders". Deze verkie­zingen worden algemeen als voorproef voor de parlements­verkiezingen op 4 november gezien, en de commu­nisten menen in de hoofdstad een buitengewoon belang­rijke positie in te nemen: op 30 september komen 300.000 communisten bij een grote verkie­zingsmanifesta­tie op het Heldenplein samen, en men weet wel zéker: de Arbeidersklasse zal voor de eerste maal massaal haar stem in het vrije Hongarije laten horen, en uiteraard op de lijst van de arbeidersklasse stemmen..... Het resultaat is daarom verbazingwekkend.

Onafhankelijke Kleine Grondbe­zitters        295.200 stemmen   50,54 %     121 ze­tels
Eenheidsfront der Arbeiders                     249.700 stemmen   42,76 %     103 ze­tels
Demokratische Burgerpartij                       22.400 stemmen      3,83 %        9 ze­tels
Nationale Boerenpartij                               11.700 stemmen      2,01 %         5 zetels
Hongaarse Radikale Partij                            5.000 stemmen      0,85 %         2 zetels

In de miljoenenstad Budapest behalen zelfs de linkse partijen die de arbeidersklasse zeggen te vertegenwoordigen en die een enorme propagandacampagne hebben opgezet, massademonstraties en parades hielden en geld en vervoersmiddelen ruim voldoende ter beschikking hadden, over vele honderden aanplakbiljetten, vele luidsprekers en kranten beschikken, samen niet eens de absolu­te meerderheid...... terwijl n.b. de Sovjets, die Hongarije zo kort geleden nog van het fascisme hebben bevrijd, met alle middelen "achter de arbeiders­klas­se" staan! Auto's, papier, geld, trucs, benzine, en andere materiële en financiële voordelen, en de steun van de Sovjet-bezetters staan de communisten ter beschikking, maar van dat alles heeft men blijkbaar toch te hoge ver­wachtingen gekoesterd..... De Westerse mogendheden zijn allang blij dat er in Hongarije geen sprake is van één "anti-fascistische lijst". [Max, 33].
Opmerkelijk is natuurlijk dat de kleine grondbezitters en boeren samen in deze miljoenenstad n.b. meer dan 52 % der stemmen behalen! De "Kleine Grondbezitters" hebben het n.b. vrijwel zonder propa­gan­da en met beperkte geldmiddelen moeten doen. De neder­laag van 'link­s' in Budapest geldt dan ook, vooral voor de commu­nisten, als een enorm zware mislukking. Vorosilov is woedend, en volgens geruchten geeft hij Rákosi zelfs een klap in het gezicht. [Kovrig, 180].
De Hongaarse hoofdstad veracht blijkbaar de nieuwe heersers en hun meelopers. Kennelijk heeft de meerderheid der bevolking van de Hon­gaarse hoofdstad eenvoudigweg op "het burgerlijke kamp" [a polgári tábor], de 'anti-rode en -linkse partij', ge­stemd, hoewel de FKgP niet eens een ideologie en een duidelijk program­ma heeft.
De communisten ontplooien nu een koortsachtige aktiviteit, erop gericht om bij de volgende verkiezingen beter voor de dag te komen. "De massa moet bewust worden gemaakt, de klassen­strijd moet worden verhevigd", propaganda en agitatie tegen de FKgP [“de reaktie”] moet op alle niveaus worden geïntensiveerd, zo zegt men nu en een nieuwe leuze luidt: "De arbei­ders­vuist is er één van ijzer, waar dat nodig is zal men staken!" [Kovrig, 180].
Het Centrale Comité der MKP geeft al op 11 oktober niet alleen de economische crisis de schuld, maar ook de rechtse socialis­ten, de anti-communis­tische en anti-Russische houding van de mid­den­klassen, en de invloed van de kerken [Kovrig, 180], en de sociaal-demo­kraten zijn vooral verbitterd over het één­heids­front met de communisten, en gooien de schuld van het échec van 'links' op hen. Op 12 oktober besluit men onder sterke druk van de leden dat de sociaal-demokratische partij verder in elk geval met een aparte lijst voor het parle­ment uitkomen! Zij wijzen er nu vooral op dat ze een demokrati­sche linkse middenpartij zijn, en de Verenigde Staten en Groot-Brit­tannië dringen ook zeer sterk aan op meerdere lijs­ten: "Één lijst bij verkiezin­gen gaat tegen de bepa­lingen van Jalta in", zeggen ze. [Kerté­sz, 140].
De politieke spanningen komen nu nog sterker naar boven: men wil zich duidelijker profileren, en wellicht afstand nemen van het beleid van de coalitieregering. De communisten [extreem-links] willen radika­le hervormingen en de ‘rechtse’ Kleine Grondbezitters beschouwen zich juist als een soort bolwerk tègen alles wat links en rood is, tegen het communisme en tegen de Russen; maar voor de Geallieerde Controle-Commissie, d.w.z. voor de Russi­sche bezetters, die men uiteraard altijd ’glorieuze bevrijders’ moet noemen, "kan dit niet het uitgangspunt zijn"....

Uit Slowakije verjaagde Hongaren

top

Het spreekt voor communisten overal immers vanzelf dat de historie nu eenmaal bewijst dat zíj gelijk hebben en dat ‘de reaktie’, hóe krachtig ook, toch de nederlaag tegemoet zal gaan. Alleen communisten kennen de ware belangen van het volk, van de massa’s, al zijn die massa’s zelf zich daarvan nog niet bewust! Hieruit volgt dat communisten werkelijk geloven [’weten’] dat zíj alleen echt beseffen wat ‘demokratie’ inhoudt en dat slechts de Arbeidersklasse geroepen is om de macht uit te oefenen, hóe ook de uitslag van ‘verkiezingen’ zal zijn! Het belang van de uitslag van vrije, geheime, verkiezingen wordt door communisten dan ook zonder meer gebagatelliseerd ofwel: over het begrip “demokratie” bestaan ook in Hongarije in 1945 al totaal verschillende visies en het moge duidelijk zijn dat voor de Hongaarse communisten al in 1945 vaststaat dat een westerse ‘demokratie’ voor hun land óngewenst is, hoewel ze zich daarover nog niet zo duidelijk en principieel uitspreken.  
De spanningen worden nog groter naar aanleiding van de ver­wachtingen over de uitslag van de komende verkiezingen: al in oktober staat het wel vast dat de "Kleine Grondbezitters" de abso­lute meerderheid zullen behalen, dat de beide arbei­ders­partij­en afzonderlijk 15 tot 18 % der stemmen zullen krij­gen, dat de Boerenpartij 7 tot 10 % zal halen, en dat overige partijen 4 à 5 % zullen krijgen. Voor de linkse partijen betekent dit opnieuw een grote teleurstel­ling. Zelfs de Russi­sche ambas­sa­deur Puškin ver­wacht dan niet meer dan 20 % voor de Hongaar­se communisten bij de komen­de verkie­zingen, en Rákosi raakt gealarmeerd. [Ko­vrig 177]…………
Op 16 oktober 1945 roept de voorzitter der Geall. Controle-Commissie, maarschalk Klementi Vorosilov, daarom de politieke leiders bijeen en dringt sterk aan op vorming van één gemeen­schap­pelijke lijst voor de verkiezingen. Hij mengt zich dus ongevraagd in de binnenlandse zaken van dit land! De vier rege­ringspar­tijen zouden volgens hem samen een soort "Volksfront" [à la Polen, Roemenië, Bulgarije] moeten vormen, en moeten beloven om na de verkiezingen de coalitie voort te zetten, onge­acht de uitslag van de parlementsverkie­zingen! Rákosi is het uiteraard met hem eens. De FKgP [met haar westerse opvatingen over ‘demokratie’!] verwerpt deze voorstellen van de Russische maarschalk echter absoluut en ze wijst ze verontwaardigd van de hand. Vorosilov dreigt eerst zelfs met vergroten van de Sovjet-bezet­ting van 600.00 man tot drie miljoen man!....
Dan bindt Vorosilov in en biedt de Kleine Grondbe­zit­ters bij voorbaat 40 % van de zetels aan: toch gaan zij op dit aanbod ook niet in. Dan biedt hij hen dan 45 % en daarna zelfs 47,5 % der zetels aan, maar de "Kis­gazdák" blij­ven weigeren! De beide arbeiderspartijen zouden elk 20 % der zetels krijgen, en de Boerenpartij 12,5 %, aldus Vorošilov. De weigering der FKgP maar vooral de dreiging van de westerse mogendheden om de diplomatieke erkenning van Hongarije op te schorten hebben intussen Vorošilov van mening doen veranderen……...
Tenslotte stellen de communisten voor om wèl met een ge­meen­schappelijk politiek programma voor een coalitie-regering te komen, en na zeer intensief overleg bereikt men tenslotte onder druk van de Sovjet-maarschalk op 23 oktober 1945 een akkoord: de vier regeringspartijen houden vast aan het "Nationaal Onafhanke­lijk­heidsfront", ze nemen wèl zelfstandig deel aan de verkiezin­gen en zullen daarna inderdaad een coalitiekabi­net vormen. Nationalisatie van de natuurlijke rijkdommen en ener­giebronnen wordt afgesproken.
Ondanks deze beloften van een coalitieregering komen de partijen wel met een eigen programma; de Onafhankelijke Kleine Grondbezitters beloven b.v. de verdediging en verwerkelijking van christelijke principes, en de linkse partijen leggen veel nadruk op nationalisaties in het economische leven!
Intussen is de verkiezingscampagne fel geworden en o.a. de katholieke bisschoppen zijn in het geweer gekomen. Op 18 oktober 1945 geven ze een pastorale brief uit waarin Mindszenty en de andere bisschoppen ’een eerste moedige verklaring over de misstanden’ in het land geven. In alle kerken wordt de brief op 1 november voorgelezen en m.n. de commu­nisten zijn woedend, hoewel Mindszenty achter wel beseft dat de herderlijke brief een beslissende invloed heeft gehad op de verkiezingen!
De bisschoppen willen eigenlijk geen partij kiezen maar in feite weten ze precies waar ze vóór en tègen zijn: ernstige misbruiken stellen ze aan de kaak en wijzen op de gevaren van het versluierde communistische streven naar diktatuur. De bisschoppen willen de gelovigen ook wijzen op de waarheid en de plicht, ze kiezen vóór de demokratie en vinden dat díe een einde kan maken aan de verachting van de mens.
Een politiek programma op christelijke basis is het doel en iedereen in Hongarije weet dat de FKgP als enige de kerk steunt. Maar: in de plaats van een onbeperkte alleenheerschappij van de éne leider mag er geen even onbeperkte alleenheerschappij van een andere komen! Erkenning van de onaantastbare rechten van ieder mens moet er dus in Hongarije dringend komen. M.a.w. “de christelijke kiezer kan zijn stem niet geven aan een partij of een groep die opnieuw onderdrukking en dwingelandij brengt en daarbij niet zelden elk menselijk recht en elk natuurrecht overtreedt”. Met grote zorg moeten wij, aldus de Hongaarse bisschoppen, instemmen met de uitspraak van de Engelse minister van buitenlandse zaken die gezegd heeft dat men de indruk heeft dat in Hongarije het ene totalitaire regime wordt afgelost door het andere. Men heeft ook kritiek op de mogelijkeid tot echtscheiding en op de gang van zaken rondom de landhervorming, waar men een geest van wraak en de wil tot liquidatie van een bepaalde klasse meent te zien. Ook hekelen de bisschoppen sterk de neiging tot gewelddaden en de willekeurige arrestaties zonder bepaalde reden, en vooral de dreiging die daarvan uitgaat. “We roepen u dus op uw stem te geven aan die kandidaten die opkomen voor zeden, recht, gerechtigheid en orde…. wees niet bang voor bedreigingen. Gewelddadigheid en willekeur worden altijd slechts groter naarmate ze minder weerstand ondervinden.
Het ligt in de natuur van elke tirannie van de burger vandaag door middel van het uitbrengen van zijn stem instemming te eisen, hem morgen dwangarbeid op te leggen, hem overmorgen een oorlog in te sturen en hem tenslotte over te leveren aan de dood ”,aldus Mindszenty uit naam van de bisschoppen..[blz. 66/67].
Opmerkelijk is nu dat de communisten zich blijkbaar aangesproken voelen en heftig protesteren, ze lezen er vooral in dat de katholieke bisschoppen de 'volksdemokra­tie' veroordelen en gelijk­stellen met "fascisme", en dat ze de Hongaarse katholie­ken oproepen om pal te gaan staan tègen de 'volksdemokratie', en tegen de linkse partij­en. Ook de linkse partijen, met name de communisten, voeren inten­sief campagne. Méér levensmiddelen, méér brood zullen er komen als wij overwinnen, zo voorspellen ze. Ook kan de Hongaar de communisten vertrouwen wanneer het gaat om de terugkeer van zoon of broer uit krijgsgevangenschap uit Rusland……Maar de uitslag betekent in feite een zeer krachtige stem van het Hongaarse volk tègen de aanspraken van het leiderschap der communistische partij.
De Kleine Grondbezitters weten zich, ondanks hun beperkte middelen, door massale aanhang gesteund, al rekent men eerst op een 30 à 40 % der stemmen en zelfs verscheidene sociaal-demokraten laten ook openlijk hun steun aan de FKgP van Béla Varga blij­ken. [Nagy, Struggle]. Toch beschikt de burgerlijke FKgP niet over ruime middelen voor haar akties en propaganda. De linkse partijen daarentegen beschikken over vele middelen; geld, auto's, pa­pier, aanplakbiljetten, enz. Miljoenen aan­plakbiljetten, massademonstraties en proteststakingen, bedrog en terreur, begelei­den de communistische campagne en aan de vrijgevige sovjets hebben ze inderdaad veel te danken.

De MKP wil n.b. een vrije en welvarende boerenstand! Is dat wel geloofwaardig...

top

De MKP heeft meer trans­port en materiaal ter beschikking dan alle andere partijen samen! Maar met name de Kleine Grondbezitters mogen slechts beperk­te campag­nes voeren. Beperkingen zijn er ook op ander terrein: openlijke anti-communistische demonstra­ties zijn niet toege­staan, en naar het schijnt zijn van de oorspronkelijke kie­zerslijsten [met 5,75 mln personen] onge­veer 1 miljoen [?] namen geschrapt! Men kan aannemen dat dit allen anti-communisten waren! [Kovrig, 181]. Het resultaat van de eerste vrije en geheime verkiezingen voor de 409 zetels van het Hongaarse parle­ment [Nationale Vergadering, Nemzetgyűlés] is tenslotte:

Onafh. Kleine Grondbezitters  FKgP              2.697.262 stemmen         57,03 %                 245 zetels
Sociaal-demokraten              MSZDP              823.260 stemmen          17,41 %                  69 zetels
Communisten                        MKP                 802.000 stemmen          16,95 %                  70 zetels
Nat. Boerenpartij                    NPP                 324.803 stemmen            6,87 %                  23 zetels
Burgerl. demokr. partij             PDP                  76.393 stemmen            1,62 %                    2 zetels
Radikale partij                                                   5.762 stemmen             0,12 %                    - zetels
Van de 5.167.180 kiezers hebben 4.729.480 een geldige stem uitge­brac­ht en deze hoge opkomst van bijna 92 % is opmerkelijk. Van de 9 miljoen inwoners heeft > 57 % kiesrecht. Opmerkelijk is toch wel dat niemand de uitslag betwist en dat er geen enkele melding wordt gemaakt van ongeregeldheden en dergelijke.
Naast de gekozen leden worden door het parlement zelf tenslotte ook nog 12 personen uit het maatschappelijke en culturele leven aange­we­zen, zoals de aftredende premier generaal Béla Dálnoki-Miklós [juni 1890 - nov. 1948], de vroe­gere premier uit 1918/19 graaf Mihály Károlyi [1875 - 1955], de Nobel­prijswinnaar en verzets­man prof. dr. Albert Szent-Györgyi [1893 - 1986], de beroemde compo­nist Zoltán Kodály [Kecskemét, 1882 – Budapest, 1967], de schrijver en pro-communistische voorzitter van het "Hongaarse Onafhankelijkheidsfront" in Parijs, waar hij al vanaf 1923 woonde, György Bölöni [Szilágysomló, 1882 - Budapest, 1959], die in 1918 -’19 een rol speelde, de voorzitter van het voorlo­pige parlement in 1944/45 prof. dr. Béla Zsedényi [1894 - 1955], de schrij­ver over m.n. de Székler-bevolking in zijn geboortestreek, Áron Tamási [Farkaslakta, Zevenburgen, 1897 – Budapest, 1966], de jurist en destijds [1918/19] burgerlijk-radikale aanhanger van Mihály Károlyi, de politicus Rusztem Vámbéry [Budapest, 1872 – New York, 1948], de pro­gressieve r.-katholieke historicus prof. dr. Gyula Szekfű [1883 - 1955], de linkse politicus en advokaat Sándor Juhász-Nagy [Kaba, 1883 - Debrecen, mei 1946] die in 1918 -’19 een rol speelde, de rechtsfilosoof Gyula Moór [Brassó 1888 - Budapest, 1950] die eerder in Kolozsvár en in Szeged prof. was en in 1945 voorlopig Voorzitter der Hongaarse Academie van Wetenschappen en rector van de universiteit van Budapest wordt, en tenslotte de schilder István Szőnyi [Újpest, 1894 - Zebegény, 1960]. 
Voor de linkse partijen, en in het bijzonder voor de commu­nisten, betekent de uitslag uiteraard een zware nederlaag en vooral een aantal sociaal-demokraten is verbitterd. Volgens geruchten heeft Rákosi al op 5 november een zeer onplezierig onderhoud met Vorosilov..... [Nagy, Struggle], en de linkse leiders der communis­ten, sociaal-demokraten en Boerenpartij feliciteren de over­winnende partij van Kleine Grondbezitters dan ook niet!!
Men kan weliswaar twisten over de ["verkapte communistische"] houding van de leiding van de Sociaal-Demokratische en de Nationale Boerenpartij, maar duidelijk is dat de Hongaarse kiezers toch met een meerderheid van meer dan 80 % de commu­nistische idea­len, propaganda en eisen afwij­zen! “Teleurgesteld in hun verwachtingen vielen de communisten na de verkiezingen de herderlijke brief van de bisschoppen heftig aan. Zij beschuldigden het episcopaat ervan dat het een ’demokratische’ hervorming van het land probeerde te verhinderen. Er werd beweerd dat het episcopaat de grond weer wilde ontnemen aan de kleine boeren. [En] tot onze grote verbazing sloten ook de landelijke leiders van de Partij van Kleine Landbouwers zich aan bij dergelijke ongerechtvaardigde verdacht-makingen. De aan het daglicht tredende zwakte van de partijcentrale bleef daarna karakteristiek”. [Mindszenty, 67].
Vrijwel nergens in Europa, met uitzondering van het Zuiden van Duitsland, Ierland, Zwitserland en Nederland, boeken de traditionele linkse partij­en [sociaal-demokraten en communis­ten] sámen na de oorlog in 1945/46 zelfs zo'n laag percen­tage: nèt iets meer dan 1/3 der stem­men……….
Slechts in drie van de 16 grote kiesdistrikten behalen de Kleine Grondbezitters géén absolute meerderheid, en overal zijn ze no. 1. Zelfs in Budapest krijgen ze opnieuw, evenals in oktober ± 50 % der stemmen. [Schöpflin, 49]. De "Kleine Grondbezitters" [Kisgazdák] zijn dan ook enthousiast en optimistisch.
In 82 % der 3.300 gemeenten heeft de FKgP de absolute meer­derheid behaald en in nog 10 % der gemeenten is ze relatief de grootste. In slechts 74 gemeenten [2,2 %] heeft de Communis­ti­sche Partij de absolute meerderheid behaald, in 74 andere de relatieve meer­derheid. In 63 gemeenten is de Sociaal-Demokratische partij de grootste, in 44 gemeenten de Nationale Boerenpar­tij. Rákosi mag er dan prat op gaan dat zijn partij ongeveer een kwart van de armste agrarische kiezers in het Zuidoosten van het land heeft getrokken, elders heeft hij geen enkel sukses. Zelfs vele nieuwe landeigenaars, boeren, stemmen niet eens op hun zgn. 'weldoeners' [Kertész, 141] en zijn de MKP blijkbaar helemaal niet zo dankbaar……… 
Ook in het westen heeft men voor deze Hongaarse verkiezingen veel aandacht. Dat spreekt vanzelf: het blijkt dat er temidden van bittere armoede en honger, inflatie en werkloosheid, en vooral: een Sovjet-bezetting wèl sprake kan zijn van vrije verkie­zingen. "Hongarije" is in Oost-Europa evenwel slechts het ènige dergelijke geval....

top

Het land lijkt vastbesloten: géén bolsjewisering van Honga­rije! Daarvoor staat de FKgP, de partij van "wijn, graan en vrede", en van "wet, orde en veiligheid" wel garant. Dit volk lijkt bovendien rijp te zijn voor politieke vrij­heid, in scherpe tegenstelling tot wat de heersende klassen tot 1945 altijd hebben gedacht en gezegd..... "De politieke reflexen van het Hongaarse volk bleven gezond, men wees het communisme af", aldus Imre Kovács [blz. 282].
Er zal nu een regering van de vier grote partijen samenge­steld moeten worden maar na de verkiezingen van november 1945 is men binnen de FKgP -ondanks de dwang tot een coalitieregering - nogal optimis­tisch. Men denkt dat Moskou de onafhankelijk­heid van Hongarije wel zal erkennen en de betrekkingen zijn vrien­dschappelijk te noemen. Het geweld en de excessen van de kant van de communis­ten zullen wel ophouden, en de openbare veiligheid zal daar­door toenemen, zo denkt men. [Nagy, II].
Zelfs de Hoge Commissaris in Hongarije, maarschalk Vorosilov, laat immers duidelijk merken dat hij opgetogen is. Anders dan de linkse leiders van de partijen die verloren hebben, felici­teert híj Tildy als leider van de FKgP wèl met de overwinning. Hij is tevreden met de uitslag en hoopt op een betere ver­stand­houding tussen de FKgP en de Sovjet-Unie. Zijn betrekkingen de Kleine Grondbezitters zullen dan ook blijven, want, aldus Vorošilov, "de FKgP vertegenwoordigt de meerderheid der bevolking" en "de Sovjet-Unie wenst haar vriendschap met Honga­rije te bouwen op haar betrekkingen met de FKgP"…..
Dit alles valt Tildy en Ferenc Nagy erg mee; men had immers de indruk gekregen dat voor de Sovjets Hongarije identiek was met de Communistische partij! "Nu Rusland onze partij als vriendschappelijk beschouwt is de vrees voor de communisten niet meer nodig", aldus de redenering. Rákosi en Szakasits protesteren echter bij Vorošilov tegen de uitbreiding van de betrekkingen tussen de Sovjets en de FKgP, en ze waarschuwen al: "Moskou kan de FKgP niet vertrouwen!". Dit is nog maar een begin want later zeggen ze -infaam- dat de "meerderheid van het volk reaktionair was", hetgeen door Ferenc Nagy en anderen als onzin wordt beschouwd. [Nagy, II].

1945. In de pauze spreken Kádár en Rajk elkaar in het parlement


Weldra beginnen de onderhandelingen over de vorming van een nieuw kabinet. De 'bescheiden' Tildy [die zoals bekend de communisten graag tevreden wil stellen!] stelt voor dat de FKgP slechts 50 % van de posten bezet -zoals ook de communisten eisen- maar sommige leden van de nieuwe meerderheidspartij eisen 57 %, zoals de verkiezings­uitslag immers aan­geeft………..
Moeilijkheden doen zich vooral voor om de post van binnenlandse zaken, o.a. omdat veiligheid en politie hieronder vallen, maar na dagen van overleg geven de communisten toe: een akkoord wordt bereikt, dat het minis­terie van binnenlandse zaken aan Béla Kovács, één van de belang­rijk­ste leiders der FKgP geeft.
Maar dan komt de MKP ineens van dit besluit terug: ze eist wèl de post bin­nenlandse zaken op! Rákosi dreigt zelfs: "Wij moeten bin­nenlandse zaken heb­ben, want die post is nodig om "de strijd tegen de reaktie te lei­den". Hij wil ook "de terreur van FKgP-leden tegen communisten be­strij­den", en dreigt: "anders gaan we in opposi­tie". Hij kan dan de schuld geven aan de FKgP, en hij weet natuur­lijk ook dat Voroši­lov, de Russen dat nooit zullen nemen. Bovendien dondert Rákosi: "Jullie lijken niets te begrijpen! Kijk om je heen in Oost-Europa! Is er ook maar één land, waar het ministerie van binnenlandse zaken níet in handen van de communistische partij is?" [Der Spiegel, 38, 1984].
Kennelijk handelt hij op instruktie van de Russen en hij komt ook met de wens tot "een sterkere rege­ring", en Vorosilov roept dan de partijlei­ders op 14 november opnieuw bij zich; daarna geeft Tildy toe... [Kovrig, 182]. Hij beseft dat de Russen nooit een Hongaarse regering zonder communisten zullen dulden! De FKgP geeft toe omdat ze niet anders kan. [Nagy, 163/164]. Het machtswoord en de eisen van Rákosi blijken dus al doorslaggevend!…….. Er treedt nu, zoals afge­spro­ken, een regering van dezelfde vier partijen van het "Vader­landse Volksfront" aan. 
De nieuwe premier is Zoltán Tildy, de leider van de grootste "Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters". Tildy is een protestants predikant en staat nogal loyaal en verzoe­nend tegen­over de communisten. Hij gaat er al min of meer vanuit dat de Sovjetbezetting [de aanwezigheid of grote invloed van de sovjet-bevrijders] van/in Hongarije nu eenmaal de realiteit is en dat men daar altijd en overalrekening mee moet houden. Het lijkt er bovendien niet op dat de westerse geallieerden zullen interveniëren! Er is immers eenvoudig geen weg terug!
Voor de FKgP worden tot minister benoemd de integere en op­rechte, demokratische János Gyöng­yösi [Berki, Sáros, 1893 – Budapest, 1951], opnieuw buitenl. zaken, kolonel Jenö Tombor [Nyitra, maart 1880 – Budapest, 25 juli 1946], die destijds nauw met de antifascistische verzetsleider Bajcsy-Zsilinszky be­vriend was en over militaire zaken schreef [defensie], de demo­kraat Károly Bárányos, die al eerder bij de voed­seldistri­butie was betrok­ken [levensmiddelenvoorziening], de oprechte demokraat József kisjenői Antall [Oroszi, 1896 – Budapest, 1994], die al in 1931 bij de oprichting der FKgP betrokken was, met de oppositie [Volksschijvers, soc.-demokraten] nauwe contacten had, en in 1939/40 als staatssecr. de hulp aan Poolse en Joodse vluch­te­lin­gen organi­seerde, met de Poolse Ondergrondse in Hongarije nauwe contacten hield, in 1944 gevangen zat en nu aktief betrok­ken is bij het herstel van kerken, scholen en gebouwen als min.v. weder­opbouw, de vml. arme dagloner en landar­beider -die in de jaren ’20 bij de MSZDP hoorde, vanaf 1936 lid der FKgP was en in de oorlog o.a. secr. der Boerenbond- maar nu geleide­lijk steeds meer onder linkse in­vloed komt- István Dobi [Szőny, 1898 – Budapest, 1968] als minister van staat zonder portefeuille, de al eerder genoemde belangrijke politicus Béla Kovács [land­bouw], de bekwame zaken­man Ferenc Gordon [financiën] en de schri­jver [over geschie­denis en economie] en journa­list Antal Balla [1886-1953] informatie. De "Kis­gazdapárt" beschikt aldus over negen posten, inclusief die van premier.

top

Voor de sociaal-demokraten zitten de al eerder genoemde vml. steenhouwer en vakbondsman, de goedbelezen redakteur van de "Népszava", Árpád Szakasits [die na 1944 goed kan opschieten met -èn ook steeds meer wordt inge­palmd door- Ráko­si!] als vice-premier, de advo­kaat István Ries [Küngös, 1885 - 1950], die destijds linkse beklaagden verde­digde bij politieke processen, maar nu steeds meer onder linkse in­vloed komt en bekwame en ervaren rechters b.v. vervangt door [pro-] communisten [justi­tie], Antal Bán [zie hierboven], van Duitse afkomst uit Baranya, een man met goede bedoelingen maar zonder erva­ring en niet zo intelli­gent [in­dustrie], en Sándor Rónai [Miskolc, 1892 - 1965], een vroegere lokale partij­secre­taris [handel] in het kabi­net. De sociaal-demokraten hebben dus vier posten.
Voor de communisten zitten naast de machtige leider Mátyás Rákosi als vice-pre­mier in het kabinet: de model-communist, de resolute Moskoviet en ’harde werker’ Ernő Gerő [trans­port], de "meest Hongaarse commu­nist", de dogmatische, volgzame, maar persoon­lijk ook beminne­lijke boerenzoon Imre Nagy [binnenlandse zaken] en Erik Molnár, een advo­kaat uit Kec­skemét, die destijds al in het geheim communist was, het type van de petit bourgeois, ’die ook blij is met de kleine plezier­tjes van het leven’ [soci­ale zaken] in het kabi­net. De MKP heeft dus ook vier posten.
Opmerkelijk is dat László Rajk niet langer in het kabinet zit: naar men zegt heeft Rákosi voorlopig Rajk niet meer nodig als minister van binnenlandse zaken en hij wil hem kwijt. Er doen zich ook allerlei moeilijkheden voor tussen Rajk en Gábor Péter, die aan het hoofd van de veiligheidspolitie staat maar formeel toch onder Rajk valt. Péter heeft evenwel de steun van Rákosi en dát is beslissend! [Váli, hoofdst. 3].
De bekwame en erudiete direkteur van het beroemde Eötvös-College, waaraan hij ooit zelf studeerde, de schrijver en dichter, historicus, kritikus en literair vertaler Dezső Keresztury [Zalaegerszeg, 6 sept. 1904 – Budapest, 30 apr. 1996], die in de jaren ’30 ook in Wenen en Berlijn studeerde, zit voor de Nationale Boerenpartij NPP als minis­ter van godsdienst en onder­wijs in het kabinet.
De voorzitter der grootste partij, de FKgP, en overtuigde demokraat Ferenc Nagy wordt voorzitter van het parlement, en, totdat de defini­tieve staatsvorm is geregeld, blijft een "Opperste Raad van Drie" [met als leden Ferenc Nagy en Béla Varga en de communist László Rajk] voorlopig fungeren als staatshoofd.
Ook andere benoemingen zullen nu volgen. De FKgP vraagt b.v. om de benoeming van een tiental nieuwe provinciale gouver­neurs: van de in totaal 29 gouverneurs van provincies en grote steden heeft zij er tot nu toe immers slec­hts 5! De gematigde József Kővágó [Csömödör, 8 apr. 1913 – Linwood, New Jersey, USA, 1 dec. 1996] wordt voor de grootste partij FKgP burgemeester van Budapest. Hij kreeg ooit een militaire opleiding tot luitenant en was bevriend met János Kiss die in 1944 bij het anti-Duitse verzet betrokken was en werd geëxecuteerd. In mei 1945 is hij al bij de politiek betrokken en wordt onderburgemeester van de hoofdstad; hij zal zich nu vooral met de voedselvoorziening en de wederopbouw bezighouden! Imre Oltványi van de linkervleugel der FKgP krijgt nu weer de post van president der Nationale Bank, terug [voor een half jaar]….
De Kleine Grondbezitters eisen nu ook dat, waar de prefect geen lid der FKgP is, de poli­tiechef dat moet zijn, en globaal eist de FKgP de helft van de posten op; ze kwam immers met 57 % der stemmen uit de ­bus!.....
Op 30 november 1945 komt Tildy met het programma van z'n kabinet. Daarmee begint de werkelijke strijd om de macht pas goed, en [aldus denken vele Hongaren al] "het karakter hiervan zal worden bepaald door de hou­ding van de communistische partij ten aanzien van Sovjet-wensen en van binnenlandse factoren". [Kovrig, 183].
Ondanks het feit dat de Hongaarse communisten lang niet zoveel steun onder de bevolking hebben als ze dachten, zijn ze immers nog lang niet verslagen en moedeloos. Ze hebben nog wel andere troeven achter de hand, zoals de veiligheidsdiensten en de politie, de vakbonden, de aanwezigheid van de Sovjettroepen, etc.......
Wel betreurt de meest belangrijke communistische ideoloog Révai al in 1945, dat de reaktie in Hongarije zulke diepe wor­tels heeft, dat het vroegere regime van Horthy nog zoveel invloed heeft op de publieke opinie, dat er geen echte revolu­tie in Honga­rije heeft plaatsgevonden, en dat 'links' in het land zo zwak is. Maar, aldus József Révai: "de stemmen voor de commu­nistische partij zijn toch kwalitatief beter, en ... de strijd van een homo­gene en progressieve regering tegen de rechtervleugels in de niet-communistische partijen moet nog beginnen.... [Kovrig, 183]. De communisten vertrouwen hierbij op de almach­tige en nabij ­zijnde Sovjet-Unie, terwijl het Hongaarse volk eenvoudig de wenselijkheid en onvermijdelijk­heid van een communistisch bewind niet erkent. [idem].
Voor de van zichzelf overtuigde communisten is overigens de sociale en economische gelijkheid veel belangrijker dan een gelijkwaardigheid van stemmen: uit hun hele handelen blijkt dat men de stem der Arbeidersklasse zonder meer van doorslaggevende betekenis acht en dat de stem van alle anderen [de kapitalisten, de uitbuiters, de bezitters, ’kerk, koning en kapitaal’] eigenlijk van een mindere orde, onbelangrijk is. ”Dat is de stem van het verleden, dat ligt achter ons, hoewel sommigen [die nog in het verleden leven en illusies koesteren] dat nog niet weten of willen weten”…. De hele communistische theorie en praktijk zijn er immers op gericht niet ‘slaafs’ het oordeel, de mening van de onderdrukte en de vele onbewuste arbeiders af te wachten, maar te handelen, daden te stellen, het initiatief te nemen, in het bewustzijn namens de Arbeidersklasse altijd revolutionair op te moeten treden!
Desondanks is Hongarije het enige land in Oost-Europa, waar vrije en geheime verkie­zingen onder een Sovjet-bezet­ting -hoewel niet helemaal zonder Sovjet-interven­tie- mogelijk zijn! Op de gang van zaken in Hongarije hebben Londen en Washington dan ook weinig of niets aan te merken. De principes van Jalta, waarin vrijheid en demokratie aan alle bevrijde volken van Europa en een algemene vrede worden beloofd, worden in Honga­rije immers niet wezenlijk geschonden........
Vooral Ameri­ka, maar ook Groot-Brittannië, erkent ook volmon­dig de be­hoefte van Moskou aan veiligheid aan de Westelijke grenzen, en sympathiseert met "de pogingen van de Sovjet-Unie om tot nauwere en meer vriendschappelijke betrekkingen met haar Midden- en Oost-Europese buren te komen" [aldus James Byrnes, minister van buitenlandse zaken der USA], en men gaat door met z'n appea­se­ment-politiek t.o.v. de Sovj­ets. "It is certain, however, that Western softness ruined whate­ver chances existed for saving Eastern Europe from complete Soviet  domination". [Borsody, 214].
De relatieve politieke vrijheid die in Hongarije in 1945 nog zo "normaal" is, is echter in de meeste Oost-Europese landen, inclusief de USSR zelf, volkomen afwezig. Duidelijk is evenwel dat ook in Hongarije allerlei gematigde politici weldra al aan de zijlijn staan, geen wezenlijke invloed meer hebben en niet onafhankelijk van de Russen of de communistische partij kunnen opereren. Aanvallen op de rooms-katholieke kerk en op “de reaktie” vinden regelmatig plaats en het blijkt al snel dat de anticommunistische oppositie zelfs, ondanks vrije verkiezingen die een ‘rechtse meerderheid opleverden- zonder al te veel moeite kan worden uitgeschakeld.

Szakasits [soc.dem.] geeft ten afscheid de communisitsche leider Rákosi een hand

Vanuit Moskou bekeken zou het bovendien vreemd en strategisch niet wenselijk zijn als het kleine en minder belangrijke, en vooral: hulpbehoevende Hongarije uit het blok van welwillende staten [het latere Oostblok] zou worden genomen.  

top