|
14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956
14.2.2 Van crisis naar crisis, het begin van de ’Koude Oorlog’ in Hongarije;
Ferenc Nagy als premier in het voorjaar van 1946.
De bescheiden Ferenc Nagy, in 1903 geboren in Bisse, 25 km t. z. v. Pécs, Baranya, [zie hierboven] in een gezin van calvinistische kleine grondbezitters, wordt nu premier, hoewel hij dat aanvankelijk niet wenst. Hij is een oprecht demokraat en anticommunist, hoewel hij weinig ervaring heeft in de praktische politiek. Nagy is ook leider van de belangrijke Hongaarse Boerenbond [”Magyar Paraszt Szövetség”]. Eerst beveelt hij zijn partijgenoot, de eerder genoemde Dezső Sulyok, de bekende advokaat uit Pápa, geb. in Simaházapuszta, een kleine buurtschap halverwege Sopron en Sárvár, als premier aan, maar deze is nog veel meer principieel anticommunistisch en liet dat ook in het parlement al openlijk merken. Sulyok trok b.v. openlijk een vergelijking tussen de zgn. "Witte Terreur" van 1919/20 en de "Rode Terreur" van nú!………
In de huidige omstandigheden wenst Sulyok [dus!] geen premier te worden; immers: een premier van Hongarije zal zijn eigen principes, de nationale zelfstandigheid, moeten opgeven en verraden, of: hij raakt verstrikt in enorme problemen met de Sovjet-Unie! Zelfs al in het begin van 1946 ziet Sulyok geen andere mogelijkheden! Tenzij.... die van graaf Pál Teleki in 1941, de premier die zelfmoord pleegde. [Sulyok, 57].
Sulyok wil dus, aldus Ferenc Nagy, geen 'historische verzoening' tussen links en rechts. De druk op Nagy is tenslotte zo groot [óók van de andere drie partijen] dat hij toegeeft. Hij meent dat anders wellicht de sovjets en de MKP van een politiek vakuum gebruik zullen maken en op 4 februari 1946 wordt hij premier. Hij is er trots op "in de 1000-jarige Hongaarse geschiedenis als eerste eenvoudige boer met slechts lagere school premier te zijn"…..
Met veel goede wil hoopt hij iets te bereiken. Wel wil hij garanties van Rákosi en Szakasits, de beide linkse vice-premiers: Er mogen geen oogststakingen van boeren komen, en politieke demonstraties, die een vreedzame regering onmogelijk maken moeten ook worden nagelaten, ondanks de buitengewoon slechte omstandigheden. Allerlei posten zullen politiek evenredig worden verdeeld.
Mgr. Béla Varga [Börcs, 18 febr. 1903 – Budapest, 1995, de vice-voorz. der FKgP] volgt Nagy op 8 februari op als parlementsvoorzitter, en secr.-gen. van de “Kisgazdapárt” [de FKgP] blijft Béla Kovács. Hij is een oprecht man, een boer met praktisch verstand, hoogstaand, overtuigd katholiek, patriottisch, integer en duidelijk anticommunistisch. Ook hij wijst alle pogingen om Hongarije het bolsjewisme op te dringen beslist van de hand. [Sulyok, 150]. Helder, dapper en duidelijk treedt hij op, en houdt president Tildy [dus!] voor een minderwaardig soort mens, een zwakke meeloper!! Ook tegenover de Sovjet-gezant Puškin is Kovács duidelijk en verklaart o.a. "Het Hongaarse volk heeft nóch Rákosi nóch de communisten nodig!" [Sulyok, 152].
Ondanks het akkoord met de linkse partijen, d.w.z. de arbeidersklasse, m.n. communisten en sociaal-demokraten, merkt de premier weldra dat de rust niet is verzekerd. In allerlei opzichten is hij gedwongen om aan de communisten en/of hun Russische kameraden tegemoet te komen. De nogal agressief optredende communisten zijn in feite zelfs vooral aktief om in de regering obstruktie te plegen, en "normale omstandigheden" onmogelijk te maken. Het blijkt dat de communisten [en met hen: de vakbonden] in Hongarije de straat beheersen en de massa's voor protesten kunnen mobiliseren. Zij doen alsof ze de enigen zijn die duidelijk en definitief willen afrekenen met 'de reaktie', en vertrouwen daarbij alleen op zichzelf en op de Russen. Andere standpunten erkent men niet en men sluit zich altijd aan bij de mening van de Sovjets. Ook een ‘bourgeois-demokratie’ [het westerse model] wordt bewust afgewezen o.a. omdat daarin volgens hen de belangen van de arbeidersklasse en de arme boeren niet voldoende worden verte-genwoordigd, en juist de Kisgazdák zijn volgens de communisten de vertegenwoordigers van de ’contrarevolutie’ die alles wat ’links’ wenst willen bestrijden. Men beschouwt de FKgP dan ook al snel na 1945 als de duidelijke vertegenwoordiger van nationalisme en anti-sovjetpropaganda, en daarmee dus van de Amerikaanse [vijandelijke] propaganda, etc.
Daarentegen pleiten de linkse partijen juist steeds duidelijker voor de nationalisatie van grote bedrijven op het gebied van ijzer en staal, olie en bauxiet, de mijnen en elektriciteitsbedrijven, etc. Hierdoor nemen de politieke tegenstel-lingen uiteraard verder toe en dat blijkt ook uit ogenschijnlijk 'kleine zaken', zoals het Amerikaanse voorstel om van Budapest een belangrijke internationale luchthaven te maken voor het verkeer van Amerika naar het Verre Oosten. De Sovjets zijn woedend hierover. "Amerika wil van Hongarije een militaire basis maken" zegt prompt ook de nieuwe Sovjetambassadeur in Budapest, de vlotte Georgij M. Puškin, èn dus de MKP. Ook een Amerikaans aanbod om $ 10 mln. als krediet aan Hongarije te schenken [om hiervoor overschotten van het US-leger in Europa te kopen] wekt slechts verontwaardiging van de communisten en van Sviridov op, evenals de Amerikaanse wens tot economische betrekkingen met en meer informatie over Hongarije. [Nagy, Struggle].
Allerlei plannen om b.v. het economische leven weer op gang te brengen door herstel van de boerenstand worden getorpedeerd en Nagy voelt zich ook bewaakt en gecontroleerd door de NKVD. In vele opzichten voelen de communisten zich daarentegen machtig: hun kan eigenlijk niets gebeuren. Geen besluit kan zonder hun instemming worden genomen, geen plan kan zonder hun medewerking worden doorgevoerd. In veel industriële bedrijven, fabrieken, etc., zijn immers de ‘bedrijfsraden’ vrijwel sinds de ‘bevrijding’ de baas en hierin zitten veel vertegen-woordigers van ‘links’. Formeel blijven de bedrijven nog in handen van de vroegere bezitterrs, maar van hen zijn destijds velen gevlucht of ze houden zich nog verborgen, en komen pas later met eisen tot teruggave. Juist deze ‘bedrijfsraden’ worden door m.n. de communisten gezien als een revolutionaire, socialistische verworvenheid.
Gevolg hiervan is uiteraard dat rijkere boeren en het bestuursapparaat vooral worden gezien als een overblijfsel van het verleden, het oude regime, en dat híer ‘natuurlijk’ drastische zuiveringen [van wat op den duur wordt genoemd “Horthyite and fascist officials”] moeten komen! Van alle economische moeilijkheden, zoals geldontwaarding, voedselgebrek en werkloosheid, krijgen de Kleine Grondbezitters de schuld.
Maar in het parlement neemt Dezső Sulyok b.v. al op 8 febr. als woordvoerder der FKgP duidelijk stelling tegenover het nieuwe kabinet van z'n partijgenoot Ferenc Nagy. Hij pleit b.v. voor het opheffen der Opperste Economische Raad, want "de regering is nu een schaduwregering". Hij wil ook dat de Hongaarse nationale belangen op de vredesconferentie in Parijs veel meer worden bepleit, en wil -tenminste- wijzen op de noodzaak van territoriale revisie: woongebieden met aaneengesloten, overwegend Hongaarse bevolking die aan het land grenzen behoren aan Hongarije te komen! Voor minderheden moeten volledige burgerrechten, nationale, culturele en economisch gelijke rechten gelden. Sulyok wil een programma van de vier coalitiepartijen voor de komende onderhandelingen in Parijs, maar dít wekt al enorme opschudding, een zeer stormachtig applaus en felle afkeuring! Met name de MKP is verontwaardigd en woedend over Sulyoks "ongeoorloofde chauvinisme, z'n agressie tegenover andere volken, en z'n reaktionaire houding". Zie ook hoofdst. 14. 2.
Voor Sulyok is 't echter opnieuw duidelijk: de MKP wil het eigen land in een zo ongunstig mogelijk daglicht stellen! Hij vindt ook dat men de motieven van Hongarije niet eens kent, er geen kennis van neemt! Hongaarse minderheden werden in de buurlanden steeds kwaadwillig behandeld! Hij noemt hierbij zestien namen van steden, enz. die Hongarije onrechtmatig worden onthouden, terwijl ze sterk overwegend Hongaarstalig zijn. [Sulyok, 260/262].
Maar de MKP beschuldigt Sulyok van chauvinisme, oorlogshetze en revisionisme, en premier Nagy wordt onder druk van Tildy en de MKP gedwongen om te verklaren dat de regering zich ervan distantieert.
Tegenover Sulyok verklaart Nagy: "Ik hoop dat je niet boos bent op mij als ik dit publiceer. Anders gaan de communisten de straat op en blazen de coalitie op. Ik heb geen andere keuze, 't is trouwens de wens van de Russen". Een enorme hetze tegen Sulyok volgt hierop. [Sulyok, 92-94].
De anticommunistische Hongaarse demokraat moet maar goed beseffen alleen te staan. "Onze sociale orde heeft overwonnen", aldus Stalin in een 'verkiezingsrede' in de Sovjet-Unie op 9 februari 1946, waarin hij ook de 5-jarenplannen, de industrialisatie, de zware industrie en de collectivisering van de landbouw nog eens roemt. Onder stormachtig applaus verklaart Stalin, de "Grote Leider der Volken" en de "Schepper van al onze overwinningen", zoals gebruikelijk dat dit alles het werk is van de Communistische Partij der Sovjet-Unie. [Uit: A Documentary History of Communism, ed. Daniels, vol. 2, blz. 142/147].
Toch moet men in Moskou in het Kremlin ook rekening houden met de westerse mogendheden, en men laat zich soms mede leiden door westerse stappen en opmerkingen zoals die van Churchill over een "IJzeren Gordijn" op 5 maart 1946. Dán wil men z'n greep op Oost-Europa versnellen, de hegemonie vestigen, consolideren en intensiveren. [Kovrig, 184/186].
Het spreekt vanzelf dat alle zaken van de langere termijn door Stalin worden geregeld maar hij heeft waarschijnlijk zelf géén blauwdruk gehad voor 'timing and modalities' van de politieke veranderingen in Midden-Europa.
Voor de correspondent van The Times en The Economist in Oost-Europa in 1946/47, de deskundige Hugh Seton-Watson, is overigens wel duidelijk dat de Sovjet-Unie in wezen niet verandert, alleen de Westerse politici wijzigden soms hun houding tegenover de Sovjets! [H. Seton-Watson, Thirty Years After, 220].
De westerse mogendheden hebben overigens evenmin concrete plannen met een land als Hongarije, behalve dan dat men ervan uit gaat dat ook een onafhankelijk land als Hongarije zich in vrijheid en demokratie moet kunnen ontwikkelen. Men blijft erop hopen "that the Yalta principles pledging democracy and freedom to the liberated countries of Europe might with a general peace settlement somehow prevail". [Borsody, 215].
Toch lijkt de regering in Londen meer pessimistisch of realistisch dan die in Washington: in Londen heeft men een land als Hongarije in feite al opgegeven: ook dít land zal wel een sovjetsatelliet worden en de anticommunistische krachten moeten zelf maar iets proberen, en maar níet rekenen of hopen op buitenlandse [westerse] steun. [Max, 35].
En zelfs tegenover Groot-Brittannië en Amerika staat Hongarije eigenlijk ook machteloos: deze landen willen toch blijven samenwerken met de Sovjet-Unie. [Kertész, 169]. Wat kan men overigens verwachten van de regerende Britse Labourparty, geleid door haar voorzitter, de invloedrijke marxist prof. Harold Laski [1893-1950], die een [vreedzame] socialistische revolutie bepleit, het collectivisme niet afwijst en vice-voorzitter is van de Vereniging voor Culturele Betrekkingen met de Sovjet-Unie?
Alleen de Verenigde Staten van Amerika herinneren voortdurend aan de Verklaring van Jalta. Het Westen zegt echter nooit iets toe, en laat o.a. Hongarije in feite aan zichzelf en daarmee aan de machthebbers in Moskou over!
Vooral de Britse conservatieve oppositieleider Churchill ziet dat duidelijk: op 5 maart 1946 zegt hij in het openbaar in Fulton USA voor het eerst dat er een "IJzeren Gordijn" in Europa van Stettin tot Triëst, van de Oostzee tot de Adriatische Zee, is neergelaten! Daarom moeten volgens hem de westerse demokratieën sterk staan en verenigd blijven. Intussen is hij echter slechts de machteloze oppositieleider en het westen concentreert zich nu vooral op de vredesverdragen met de voormalige bondgenoten van nazi-Duitsland. Hiermee maakt de Britse politicus echter -volgens Moskou en bondgenoten- de start van wat later wordt gezien als “De Koude Oorlog”!
Op precies dezelfde dag wordt ook in Hongarije de keiharde strijd van het "linkse blok" [Baloldali Blokk] tegen de reaktie aangekondigd, waarmee de "koude oorlog" ook in dit land in alle hevigheid begint. Zie 14.2..
"Wèg met de vijanden van het volk uit de coalitie!" [Ki a nép ellenségeivel a koalícióból], zo is nu het parool van Rákosi tegen iedereen die zijn communistische koers níet wenst te volgen, maar desondanks komen ook in Budapest talloze mensen naar de westerse diplomatieke en militaire missies met hun haat tegen de communisten en de Sovjets en hun gruwelverhalen, en hopen zelfs op ingrijpen der Westerse mogendheden of zelfs op een nieuwe oorlog van de Westerse geallieerden tegen de Sovjets. [Seton-Watson, Thirty Years After, 223]…….
Het is derhalve in het Westen zeer goed bekend hoe de Sovjet-Unie optreedt in de haar onderworpen landen! Men beseft iets van de wanhoop en de angst van de geterroriseerde bevolking en verontwaardiging en haat zijn het gevolg. Men beseft [vermoedt] ook dat de Sovjets, die in 1944/45 kwamen als 'bevrijders', nu -na één jaar!- nog slechts als gehate bezetters worden beschouwd…….
De nacht van het Duitse nazisme in Hongarije wordt, zo vreest menigeen, gevolgd door een duistere nacht van het Russische bolsjewisme, "zonder dat het aan de hemel van Hongarije ook maar voor een moment dag was geworden.... Onze illusie had dus maar een kort leven... de Westerse mogendheden hadden ons afgeschreven", aldus Dezső Sulyok [blz. 449]. Er zijn n.l. ook velen in het Westen die de Sovjet-Unie nog enige tijd als bevrijdende macht beschouwen en die het absoluut niet erg vinden dat in het Midden en Oosten van Europa eindelijk eens alle sporen van fascisme en nationalisme, autoritaire regeringen en stagnatie, de Duitse heerschappij en de oude adel, de feodale heersende klassen, worden opgeruimd. Al deze opruimingswerkzaamheden vertrouwt men met een gerust geweten toe aan het Kremlin. Doreen Warriner, die als correspondente van "The New Statesman" vele malen in Oost-Europa was, meent zelfs dat de Sovjet-Unie en de communistische partijen tenminste nog plannen hadden met dit gebied, terwijl "West-Europa, voorzover het al geïnteresseerd was in Oost-Europa, er slechts in was geïnteresseerd om dit gebied achterlijk te houden, als bron van goedkoop voedsel en goedkope arbeid". [Warriner, XIV].
Zij wijst zelfs op de destructieve politiek van de USA en Groot-Brittannië om in deze regio de Sovjetinvloed te bestrijden. Die westerse mogendheden hebben volgens haar slechts één doel: herstel van de oude orde van 1919, terwijl díe n.b. in alle opzichten op ramp is uitgelopen. Het Westen heeft dus -volgens haar- niets geleerd van de eerste vredesakkoorden van 1919, de Sovjet-Unie daarentegen wel!!
Warriner is bepaald ook niet de enige die Hongarije vooral ziet als een land met zeer diepe fascistische en nationalistische wortels..... en die dan ook b.v. geen verschillen tussen het bewind van Horthy en dat van Szálasi kan zien. Voor haar en voor vele anderen was Hongarije tot 1945 beheerst door "different brands of fascism, a dynamic of reactionary pro-German fascism of Horthy". [Warriner, 13/14]. Het ligt dán voor de hand om "het socialisme" als heil voor toekomst te projecteren. "Communist rule seemed to mean simply a liberal revolution", aldus Warriner [blz. 28]. In het land zelf spreken de linkse en m.n. communistische pers [Szabad Nép, Népszava] en de radio ook zeer regelmatig over de Hongaarse natie die blij en dankbaar tegenover haar bevrijders, de USSR en Stalin, moet zijn dát ze nog mag bestaan, "dat men ons niet straft omdat we de laatste bondgenoot van Hitler waren". Hongarije heeft m.a.w. internationaal gezien geen recht van spreken.
Voor vele ontwikkelde inwoners van Hongarije geldt dit evenwel niet: zij zien veeleer dat hun land van de [Duitse] regen in de [Russische] drup is beland en dat er blijkbaar niemand bereid is om dit proces voor hun land te keren. Zij zien ook het belachelijke van de redenering als zouden slechts de communisten een werkelijk concreet plan, een vast doel, met Hongarije hebben! Oók b.v. de FKgP en de gematigde sociaal-demokraten hebben immers plannen: via de parlementaire en burgerlijke, demokratische weg in alle rust een nieuw Hongarije opbouwen. Dat hiervan niets terecht kan komen is niet de schuld van hun onduidelijke houding of 'slapheid', maar uitsluitend te wijten aan de aan de Sovjet-Unie en in haar kielzog de MKP………. Het blijkt weer eens dat communisten niet geloven in vrije en geheime verkiezingen en hun tegenstanders pertinent scherpe verwijten maken, b.v. dat ze de macht van de arbeidersklasse niet serieus nemen en dat “they overestimate the political value of their electoral success”. [Information Hungary, 293].
Door het Linkse Blok van de communisten, sociaal-demokraten, boerenpartij en het Landelijk Verbond van Vrije Vakbonden wordt bekend gemaakt dat men slechts met de “demokratische krachten in de Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters” wil samenwerken. De landhervorming van maart 1945, de zuivering van het openbaar bestuur, het staatstoezicht op olie- en bauxietwinning, en de nationalisatie van de bekende grote [ijzer en staal-] bedrijven zoals Manfréd Weiss, Ganz, Rimamurány-Salgótarján en de Wagon- en Machinefabrieken in Győr worden ook opgeëist.
Aan de Hongaarse autoriteiten wordt door Russen enz. ook geregeld [maar níet in het openbaar!] duidelijk gemaakt dat zij niet moeten denken dat hun land soeverein is. Uiteindelijk maakt Moskou de dienst uit. Moskou regelt via suggesties, voorstellen, raad, aanwijzingen, harde standpunten, etc. wat Hongarije moet doen en laten, moet weigeren en accepteren. De Sovjets hebben tenslotte alle machtsmiddelen, kunnen zware druk uitoefenen, dreigen, hun bevelen geven. Ook de persoonlijke vrijheid van individuen en hun dagelijks brood in dit land hangt van de Russen af. [Kertész, 118]. Verscheidene personen worden dan ook geëlimineerd en verdwijnen eenvoudig.
Degenen die het nog altijd wagen om hiertegen te protesteren krijgen het aldus steeds zwaarder te verduren. Een katholieke demonstratie op 10 februari 1946 in Budapest wordt b.v. al op 16 februari beantwoord met de eerste van een serie communistische massabetogingen tegen inflatie en vóór nationalisaties en zuiveringen van het ambtenarenapparaat, en vóór het legaliseren van de gevolgen der landhervorming. [Kovrig, 190]…….
Duizenden onderwijzers en leraren, ambtenaren, rechters, advokaten, etc. worden ontslagen en eventueel veroordeeld door 'volkscomité's', lokale rechtbanken, die meestal onder invloed van communisten staan, als "volksvijanden", "contra-revolutionaire elementen" of als fascisten. Vaak worden dergelijke intellectuelen, alleen al omdat ze vóór 1944 ook een dergelijke funktie uitoefenden, verdacht.
Op eis van de communisten zitten ook vertegenwoordigers van de linkse vakbonden in de comité's die ambtenaren 'zuiveren' en kunnen ontslaan en ook hier ziet Nagy wel dat hij moet toegeven, anders staan nog veel meer stakingen en massale demonstraties voor de deur………
Ook een vakbondsdelegatie o.l.v. Kossa maakt op 23 februari '46 de premier -via duizenden demonstranten- duidelijk, dat ze "een zuivering van de staatsambtenaren" wil met medewerking van vakbondsadviseurs! [idem] en op 27 februari spreekt het Politburo van de MKP zich uit vóór het wegzuiveren van reaktionairen uit de FKgP: "We moeten de rekening opmaken als onontkoombare voorwaarde voor financiële hervormingen en 's lands herstel". [Kovrig, 190]. "We moeten de reaktionaire elementen van de FKgP ontmaskeren, isoleren en uitdrijven", aldus Rákosi.……Regelmatig wordt deze partij er ook van beschuldigd de boeren tegen de arbeiders op te hitsen en de herverdeling van het grondbezit van maart 1945 ongedaan te willen maken.
In feite wil de FKgP echter, zoals eerder is gezegd, een aantal oneerlijkheden enz. opheffen en een aantal bepalingen verbeteren of herzien. Voor communisten is het echter normaal om onmiddellijk de klassenstrijd erbij te halen en de ander met bijzonder groot wantrouwen of met een scheldpartij te benaderen, heftig te bestrijden. Het zoeken naar een soort eerlijk compromis via overleg tussen gelijkwaardige partners is -zoals de ervaring leert- naar communistische overtuiging dan ook waardeloos en zonder meer verwerpelijk!
De grootste partij der Kleine Grondbezitters wordt dus steeds gedwongen om toe te geven en compromissen te sluiten. "Anti-demokratische" en "ongeschikte" [d.w.z. anticommunistische] ambtenaren zouden volgens een wets-ontwerp van de ministers Gordon en Ries in maart 1946 door middel van een zgn. "B-lijst" gescreend moeten worden, maar de communisten weten tóch massale ontslagen te bereiken en met hulp van zeer linkse [communistische] vakbondsafgevaardigden in de comité's hiervoor bereiken ze massale zuiveringen.
Intussen lopen voorstellen om de ongebreidelde zuiveringen en vervolgingen van politieke opponenten [door de communistische politie] te vervangen door wettelijke maatregelen en de bevoegdheden van de 'volksrechtbanken' te regelen, ook stuk op de onwil van de communisten. In het parlementaire debat hierover, en dus over het karakter van de Hongaarse demokratie [maart 1946] wordt m.n. Sulyok door communisten heftig aangevallen [Kovrig, 194] en tenslotte komt een "wet op de bescherming van de Republiek en van de demokratische staatsorde” [Wetsartikel VII] op 12 maart 1946 tot stand.
Alle agitatie tegen de republiek en tegen personen en groepen vanwege hun republikeinse opvattingen kan voortaan worden bestraft als "criminele aktiviteit". Op grond hiervan zijn allerlei [al of niet valse] verklaringen "misdadig". Later blijkt overigens dat Hongarije o.a. op grond van deze wet gemakkelijk kan afglijden naar een totalitaire staat; de communisten hopen zo hun politieakties een legale basis te verschaffen maar het volk noemt die wet al gauw de "beulenwet". [Mindszenty, 81]. Weldra is de "demokratische staat" en haar "demokratische orde" praktisch identiek met de MKP-diktatuur en kritiek op de regering is eigenlijk al crimineel. [Kertész, 146/147].
Het parlement stemt ook in met een ander voorstel: een regering per dekreet wordt nu mogelijk "om de economische orde te verzekeren" en ’ten gunste van de uitvoerende macht wordt die van de wetgevende macht -het parlement- verkleind’ terwijl premier Nagy nu zelfs dreigt met berichten over Russische vergeldingsmaatregelen als de wet niet wordt aanvaard. [Mindszenty, 82]. Deze wet van maart 1946 betekent evenwel -zegt men naderhand- een beslissende wending in "de strijd tegen de reaktionaire elementen in de FKgP" en "van een vrije meningsuiting en een vrije standpuntbepaling [in het parlement] kan geen sprake meer zijn". [Mindszenty, 81]……….
De communisten versterken bij hun leden ook voortdurend de organisatie, de discipline en de ideologie. Ze zijn zeer strijdbaar en aktief, roepen altijd weer op tot daden, nemen voortdurend het initiatief, en lijken nooit tot rust te willen komen. Voor hen is de [binnenlandse] strijd [tegen ”de reaktie”] namelijk nog lang niet gestreden en allerlei organisaties van jeugd, studenten, vrouwen, jonge arbeiders, etc. dringen ook voortdurend aan op éénheid om sterk te staan b.v. in de strijd "tegen de reaktie". Ook op economisch gebied wordt men opgejaagd: Arbeiders en mijnwerkers moeten méér produceren, wedstrijden houden en de discipline vergroten.
In het nieuwe "Demokratische Verbond van Hongaarse Vrouwen" [officieel opgericht op 6/8 april 1946] spelen vooraanstaande linkse vrouwen zoals de eerder genoemde mevr. Júlia Rajk, mevr. Tildy en Jolán Majlát een grote rol en ook het onder communistische leiding staande "Hongaarse Demokratische Jeugdverbond" [MADISZ], dat als éénheidsorganisatie dient, speelt een belangrijke rol waar het gaat om de [linkse] toekomst van het land. Het lukt echter niet om jeugdorganisaties van de andere partijen en van b.v. katholieken te verhinderen!
Het standpunt van de grootste partij, der Kleine Grondbezitters, dat het Hongaarse volk, boeren en arbeiders, eindelijk bevrijd moeten en zullen worden van onderworpenheid aan landheren en kapitaal èn dat men in vrijheid z'n eigen waarlijk demokratische bestemming zal kiezen, komt door deze agitatie dus nauwelijks aan bod. Zeer velen raken door deze ontwikkeling in de ban van ‘links’, dat immers de toekomst lijkt te hebben en de wind meeheeft.
“Mijn denken”, aldus de dan nog jonge András Hegedűs [*1922], ”bewoog zich binnen een zeer nauw kader. Ik dacht niet in de categorieën demokratie of diktatuur, voor mij was er alleen: reaktie en Vooruitgang. Vooruitgang betekende voor mij automatisch de werkzaamheden van de communistische partij en van de met haar verbonden groepen ”. [Hegedüs, 67].
Toch blijft die ‘reaktie’ voorlopig nog aktief in Hongarije. Politiek en economisch, sociaal en cultureel moet en kan men vertrouwen op de eigen krachten van het volk, aldus de FKgP die ook de woorden 'reaktionair' en 'fascistisch' totaal niet van toepassing vindt, waar het om de nieuwe, naoorlogse binnenlandse ontwikkelingen gaat. De boeren zijn immers al bevrijd, het land is verdeeld, alle privileges en de adel zijn afgeschaft, de kapitalisten zijn er niet meer: “de reaktie ís al dood, gevangen of onteigend" en van een binnenlandse vijand is geen sprake meer!…..
Terwijl de Kleine Grondbezitters aldus vinden dat Hongarije, dat zojuist uit een alles vernietigende oorlog zwaar gehavend tevoorschijn is gekomen, slechts is gebaat bij rust, herstel en wederopbouw, vinden de communisten blijkbaar dat dat juist níet het geval is: zij gaan door met ophitsing, onrust stoken, mobiliseren van de massa, enz.
Bovendien krijgt de grootste partij der Kisgazdák de schuld van allerlei zaken die niet goed lopen: honger en ellende in de steden, armoede, werkloosheid, voedselgebrek en bovendien reageren de sovjetmachthebbers zoals Vorošilov en Puškin vaak zeer scherp op alle artikelen en redevoeringen enz. van de FKgP. Wat hen betreft heeft Hongarije eenvoudigweg stipt aan alle verplichtingen te voldoen………..
Naast herstelbetalingen betreft het zoals eerder vermeld, ook alle kosten in verband met het verblijf van honderdduizenden Sovjetmilitairen op Hongaarse bodem: vervoer, bouw en onderhoud der gebouwen, kazernes en terreinen, levensmiddelen, kleding, luxegoederen, enz. enz.... Het onderworpen Hongarije heeft nu eenmaal ook aan alle informele en onofficiële eisen en wensen der Sovjetheersers te voldoen. Over allerlei fundamentele waarden bestaat dus een niet te overbruggen verschil tussen de communisten -die zich almachtig wanen omdat ze tenslotte de Sovjets achter de hand hebben- en hun linkse bondgenoten, en al die anderen. Iedereen merkt vroeg of laat de terreur en intimidatie van de communisten!.....
Zelfs premier Ferenc Nagy zegt later: "Vanaf het moment dat ik premier werd stond ik onder permanente bewaking van de NKVD. Onmiddellijk na gesprekken met Anglo-Amerikaanse diplomaten of militairen pakte de NKVD mijn tolken in de kraag en wilde van hen over bijna elk bijzonderheid van het gesprek uithoren".
De premier maakt zich ook ongerust over b.v. de sociaal-demokraten en Boerenpartij, die steeds meer de kant van de communisten lijken op te gaan. Met name de zwakke Szakasits [MSZDP] is tegen de communisten volstrekt niet opgewassen, en ook iemand zoals de sociaal-demokratische minister van justitie István Ries is, na de dreiging van de communisten dat ze een boekje over z'n verleden zullen opendoen, kan niet veel meer doen, en moet voorzichtig zijn. [der Spiegel, 38, 1984]. Ries is een advokaat van Joodse origine, die na 19 maart 1944 was ondergedoken, maar hij is een onbenul, pro-Moskou, pl.v. secr.-gen. der soc.-demokraten en gewillig, aldus Imre Kovács [blz. 286].
Steeds weer openen de communisten een nieuw front tegen hun 'vijanden'. Wie tot 1944 een baan had als ambtenaar of elders in het [onbezette!] Hongarije is daarom al verdacht, en wie het niet eens is met de MKP of met de USSR of in publikaties enz. de MKP of de SU aanvalt, is reaktionair, een fascist, of wordt gestigmatiseerd als volksvijand. De communistische partij ziet overigens zichzelf als dè Partij die vooraan staat in de strijd tegen ’de reaktie’.
Weliswaar is het kabinet het eens over inkrimping van het veel te grote ambtenarenapparaat en wil hiervoor een neutrale commissie benoemen, maar dankzij massademonstraties krijgt de MKP gedaan dat de [door communisten beheerste] vakbonden hierin een beslissende stem hebben. De ‘vrije’ eenheidsvakbond is dan ook, zo zegt men openlijk, de "speerpunt" van de MKP geworden.
"Wij willen niet samenwerken met de reaktionaire rechtervleugel der FKgP en we zijn bereid om arbeiders en boeren te mobiliseren om de landhervormingen te verdedigen en kapitalistische sabotage tegen te werken", aldus het "Linkse Blok" en: "Wèg met de agenten van de reaktie uit de coalitie" [Ki a koalícióból a reakció ügynökeivel]. Intussen is allang bekend wie achter deze akties staan en wie via de straat de grootste regeringspartij willen splijten en verdacht willen maken.
Al op 7 maart 1946 wordt aan de eisen van het 'linkse blok' massale steun verleend door een demonstratie van 3 tot 400.000 mensen op het Heldenplein in Budapest. "Ki a koalicióból a nép ellenségeit!" [volksvijanden moeten uit de coalitie!] luidt één van de leuzen op deze van tevoren geënsceneerde betoging. Dit is uiteraard slechts bedoeld tegen de Kleine Grondbezitters, die zgn. "de reaktie" en "het fascisme" vertegenwoordigen. Deze partij krijgt al op 11 maart van het Linkse Blok ook min of meer het bevel om 20 "fascistische en reaktionaire elementen", gekozen afgevaardigden in het parlement, uit de partij te stoten. Rákosi geeft daarvoor het bevel, en voegt eraan toe dat er voortaan een "crisis zonder pauze" moet komen……..
Arbeid is er genoeg; hier wordt de Kettingbrug 'hersteld', 1945
Ook de Sovjets laten alweer weten onomwonden achter de eisen der MKP te staan. Puskin -de USSR- steunt de eis van Rákosi, want, aldus de gezant: "De reaktie is in Hongarije nog springlevend en de communistische partij verdedigt slechts de demokratie", en waarschuwend voegt hij eraan toe: "Het lijkt erop dat onze bloemen in Hongarije niet bloeien". De communistische partij begint nu ook met wapens onder haar aanhangers te verdelen en de politie luistert toch al naar haar commando's. Aan reguliere Hongaarse soldaten hebben de Sovjets in Budapest slechts één compagnie toegestaan………….
Inderdaad ziet de FKgP zich dan gedwongen om de twintig leden uit te sluiten, en hoewel men in de FKgP eerst vóór een lening uit het westen om de economie te verbeteren is geweest, spreekt men zich nu uit vóór het programma van links. De wens naar leningen uit het westen raakt nu volledig op de achtergrond………..
Dezső Sulyok, Vince Nagy en hun aanhangers, die zich al duidelijk en fel hadden verzet tegen het communistische voorstel tot de "Wet op Bescherming van de demokratische staatsorde en de republiek"- worden op 12 maart 1946 uit de FKgP gegooid "op wens van de arbeiderspartijen" [Sulyok, 69/70, 358], maar tegen partijstatuten in! In totaal twintig parlementsleden der FKgP worden afgezet, maar dit is een precedent van groot belang: de FKgP kan dus worden opengebroken [Schöpflin, 100]. Eerder had Rákosi al tegen Sulyok c.s. gezegd: "Jullie zijn fascisten omdat je in de doelstellingen van links diktatoriale doelen veronderstelt". [Sulyok, 94]. Maar ook nu weten de linkse leiders Rákosi en Szakasits zogenaamd van niets: ”Het is een interne zaak van de FKgP", zeggen ze schijnheilig....
Enkele weken later -in april 1946- vormen de uitgestoten afgevaardigden de "Magyar Szabadság Párt", MSZP of Hongaarse Vrijheidspartij en de linkse agitatie houdt dan voorlopig op. Maar m.n. de communisten blijven alert op wat zíj als vijanden van het volk zien. Hun congres van sept./okt. 1946 staat in het teken van "We bouwen onze staat niet op voor kapitalisten maar voor het volk!" De nieuwe MSZP krijgt dan uiteraard onmiddellijk te maken met felle verwijten en aanvallen: reaktionair, fascistisch, chauvinistisch etc., maar een feit is dat Sulyok nooit een aanhanger van het vroegere bewind is geweest, en een oprecht demokraat is: Hij wenst een westerse vorm van parlementaire demokratie voor Hongarije. De terreur van communisten moet verdwijnen en de Sovjets moeten zich niet direkt bemoeien met de binnenlandse situatie in het land.
De partij wordt weliswaar toegelaten door de Sovjetautoriteiten [de Geallieerde Controle-Commissie], en "Sviridov neemt er kennis van", heet het eerst, terwijl premier Nagy er wel voor is, omdat "demokratische oppositie nuttig is, in elk geval om de sovjetisering en de MKP tegen te werken". Maar toch wordt een week erna bij dekreet [!] bepaald dat voortaan voor de vorming van nieuwe politieke partijen vooraf toestemming van de Commissie nodig is. Een parlementair debat wordt dus overbodig geacht…., en ”dit is nog maar het begin, Nagy zelf zal tenslotte er ook aan gaan", aldus voorspelt Sulyok al aan de Amerikaanse gezant Schoenfeld. [Der Spiegel, 1984].
De goedwillende Hongaarse premier staat immers vrijwel alleen: Het blijkt dat de westelijke geallieerden, aan wie de Hongaarse premier Nagy om hulp vraagt, hieraan niets wensen te doen. "Het is de duidelijke politiek van de Amerikaanse regering om zich niet in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen te mengen”, aldus Schoenfeld. "Ieder raad van onze kant die hun ruggengraat versterkt en daarmee hun verzet zou aanmoedigen, zal zeer zeker Sovjetvergeldingsmaatregelen ten gevolge hebben", aldus waarschuwt de Amerikaanse staatssecretaris voor Europese zaken. [Der Spiegel, 1984].
Intussen verwacht men in Amerika zelfs al een communistische staatsgreep o.l.v. Rákosi in Hongarije en de Britten reageren nog lakonieker op de situatie in Hongarije: zij begrijpen niet eens "dat een lid van een minderheid in een coalitie de politiek bepaalt".....[idem].
De nieuwe oppositiepartij van Sulyok laat in het parlement overigens al snel weten wie tot haar meest bittere vijanden moeten worden gerekend: De nieuwe minister van binnenl. zaken László Rajk bijvoorbeeld. Deze heeft de positie der MKP in het kabinet namelijk nog verder versterkt omdat hij de meer humane Imre Nagy op 21 maart heeft vervangen. Imre Nagy is door zijn eigen MKP n.l. ongeschikt gevonden om het ministerie om te vormen tot ’een effectief wapen in de strijd’ [Kovrig, 192], terwijl Rajk dan al bekend is vanwege zijn radikale, harde en onmenselijke methoden, die door Sulyok scherp worden aangevallen.
László Rajk [zie hierboven] staat bekend als een hardvochtig, dogmatisch en fanatiek communist, "de meest wilde en meest vastbeslotene" [Nagy F., blz. 356], een bloeddorstig antisemitische sadist, die wil aantonen dat hij ondanks enkele handicaps toch een goed communist is, en trouw dienaar van het Kremlin! Hij is nooit in de Sovjet-Unie geweest, maar heeft van 1937/'39 deelgenomen aan de Spaanse Burgeroorlog en heeft van 1941 tot 1944 gevangen gezeten. Twee broers van hem waren prominente Pijlkruisers, één van hen was betrokken bij de evacuatie van Hongaarse gezinnen en studenten naar nazi-Duitsland! Een andere broer is in Oostenrijk in 1945 door USA-militairen gearresteerd: hij kwam in Duitsland tussenbeiden voor z'n broer die toen vast zat, en overtuigde hen: László Rajk werd vrijgelaten op z'n erewoord dat hij "nooit weer bemoeienis met communistische politiek" zou hebben. [Nagy F.].
Al gauw na de bevrijding zit Rajk als vice-secretaris-generaal in de leiding der MKP, en wordt o.a. partijleider in Budapest. Als minister van binnenlandse zaken bezit hij een sleutelpositie en door middel van vele benoemingen bij de politie en binnenlandse veiligheidsdiensten neemt de macht der MKP nog toe! Hij heeft nu de controle over de politie, binnenlandse veiligheid en vele benoemingen en hij zal op keiharde, energieke manier een effectieve controle over het lokale en regionale bestuur, pers en sociale organisaties kunnen uitoefenen.
Premier Ferenc Nagy beschouwt Rajk later [in z’n boek Struggle] als een 'gentle-seeming schoolteacher', als hèt latente kwaad, een vechter, die de politiek als een soort barrikadengevecht beschouwt. Rajk haatte ook de Joden, en had daarom bewondering voor ex-fascisten en ex-pijlkruisers. Maar ook nu levert het toegeven van de premier weer niets op: Minister Rajk komt b.v. al snel met een nieuwe campagne, nu gericht tegen de r.-katholieke [kerkelijke] scholen en tegen "anti-demokratische handelingen". [Kertész, 147].
Twee niet onbelangrijke benoemingen van Rajk zijn die van Ferenc Münnich [Seregélyes, 1886 – Budapest, 1967] tot hoofd der politie in Budapest per 18 mei 1946 en die van János Kádár [1912 – 1989], de partijsecr. van Budapest, tot plaatsvervangend hoofd der politie. Münnich is een echte “moskoviet”: hij was 1915-’18 als soldaat in Russische krijgsgevangenschap, in 1918 hoorde hij bij de oprichters der Hongaarse communistische partij, tijdens de Raden-republiek speelde hij een rol, leefde van 1922 tot 1936 in de Sovjet-Unie en streed in de Spaanse Burgeroorlog.
Zoals zovelen kwam hij in 1945 naar Hongarije terug en bovenal is hij kolonel bij de NKVD! Münnich heeft ooit ook rechten gestudeerd en kan gelden als een intellektueel. Kádár daarentegen [zie 12.1.4] is een “binnenlandse” communist uit overtuiging en heette tot 1945 Csermanek. Hij kent het leven buiten Hongarije niet en treedt ook niet erg op de voorgrond.
Ook de Nationale Boerenpartij NPP heeft intussen [maart 1946] haar congres gehouden en blijft vasthouden aan haar linkse koers, hoewel de partijvoorzitter Péter Veres en vooral een der beide plaatsvervangers Imre Kovács zeker niet zonder meer als meelopers der CP kunnen gelden. Veres en de meeloper Ferenc Erdei [ook vice-voorz.] doen echter aktief mee in het 'linkse blok', en ook de coalitieregering volgt de eis van het 'linkse blok' steeds meer op. ”De macht van het geweer ligt dus bij de vijanden van deze [gematigde] regering, ook zonder de Sovjetstrijdmacht” [Der Spiegel, 1984], en "dus bogen we voor de dwerg", aldus Ferenc Nagy in z'n memoires. Allerlei mensen worden op deze wijze steeds opnieuw aan de kleine Rákosi opgeofferd. Toch is "rechts" in Hongarije nog lang niet verslagen. Op 31 maart 1946 vindt bijvoorbeeld nog een grote FKgP-bijeenkomst in Pécs plaats met ruim 100.000 deelnemers, hetgeen voor Ferenc Nagy een bewijs is, "dat de partij ons steunde".
De niet-communistische Hongaarse premier maakt niet lang hierna zijn eerste buitenlandse reis, naar Moskou: Van 9 tot 18 april 1946 gaat een regeringsdelegatie met o.a. Ferenc Nagy, Gyöngyösi, Gerő, Rákosi en Szakasits naar Moskou en overlegt hier o.a. over economische samenwerking; intussen voelde men in Budapest wel dat Hongarije nauwe betrekkingen met de Sovjet-Unie zal [moeten] versterken.
Tegenover de eenvoudige boer-premier Ferenc Nagy, die z'n eerste buitenlandse reis maakte en voor het eerst in z'n leven in een vliegtuig zat, staat maarschalk Stalin al in zijn witte uniform klaar. Op Nagy persoonlijk maken overigens de militaire aspekten van de Sovjet-Unie, het leger, de soldaten, de wapens, het heroïsme, nog de meeste indruk [Nagy, Struggle, 212], maar de machtige Stalin is toch wel aardig: hij belooft dat alle Hongaarse krijgsgevangenen weldra terug zullen komen en dat Hongarije iets langer mag doen over het betalen van de oorlogsschulden. Na klachten van Hongaren over de schade die nazi's en pijlkruisers hebben aangericht, lacht Stalin: "Nou ja, onze soldaten zullen ook wel 't één en ander hebben meegenomen, al praten jullie daar niet over".
Hij laat verder aan het diner toch horen wat de Hongaren wènsen te horen en is nogal positief over het verslagen en bezette land. "De tegenwoordige leiders vormen een garantie dat Hongarije op de goede weg is... en de Sovjet-Unie heeft niet de bedoeling om zich in de binnenlandse aangelegenheden van Hongarije te mengen, zodat de angsten van kleine naties voor zogenaamde Sovjetonderdrukking eigenlijk geen enkele basis hebben.... We zijn ons van het feit bewust dat elke afzonderlijke kleine natie haar eigen bijdrage aan de cultuur en civilisatie van de hele wereld levert. We willen met andere naties slechts in vrede en vriendschap leven", aldus Stalin. [Der Spiegel, 1984, Nagy, Struggle, 213]. "Er kan", aldus Stalin, "echte vriendschap tussen een grote mogendheid en een kleine land bestaan, zonder dat de onafhankelijkheid van het laatste in gevaar wordt gebracht". Hierop baseert de Hongaarse premier vervolgens zijn geloof dat er in Hongarije zelf dus bèst iets harder tegen lagere Sovjetautoriteiten kan worden opgetreden en jongere FKgP-politici rekenen er zelfs op dat de Russen aan Hongarije zijn binnenlandse vrijheid zal laten.
Zelfs voor Horthy heeft Stalin wel begrip: hij is een oud man, "en vergeet niet dat hij het aanbod van de wapenstilstand in oktober 1944 deed", aldus de almachtige Sovjetmaarschalk Jozef Stalin. [Nagy, 214]. "De Sovjet-Unie beschouwt Horthy helemaal niet als een oorlogsmisdadiger, want als hem 't verzoek tot een wapenstilstand op 15 oktober 1944 was gelukt, had men hem in z'n ambt gelaten, zoals de Roemeense koning", aldus Molotov. [Sulyok, 274/275]. De Russen zijn m.a.w. tegenover de Hongaarse delegatie opzettelijk vaag, en Stalin raadt b.v. aan om bilateraal met Roemenië te overleggen, maar weet natuurlijk wel dat Roemenië elk overleg over de grens zal weigeren. [Kovrig, 200]. Toch wordt de Hongaarse delegatie 'zeer hartelijk' ontvangen in Moskou.
Eerder, in maart 1945 toen Groza premier van Roemenië werd, vertrouwden Moskous agenten in Budapest overigens aan de Hongaarse voorlopige regering toe, dat "Transylvanië misschien nog niet helemaal verloren is, als Hongarije met Roemenië gelijk op gaat met de voortgang naar een volksdemokratie" [Borsody, 202] en later zeggen Puskin en Vorošilov dat Hongarije de claims t.o.v. Roemenië moet handhaven! [Kertész, 176], en men denkt dat de Sovjet-Unie Hongarije wellicht terwille zal zijn. Dezelfde soort trucs paste ene Herr Hitler overigens enkele jaren eerder ook toe.....Omdat deze dubbelzinnige houding van Moskou voor de Hongaarse communisten in hun eigen land natuurlijk niet was te verkopen, leek het hun handiger om de zaak op de vredesconferentie in Parijs maar aan een FKgP [-minister] en aan deskundigen, zoals de diplomaat István D. Kertész [secr.-gen. der Hongaarse delegatie in Parijs], over te laten. [Kovrig, 200]. Kertész stuurt b.v. op 25 jan. 1946 een nota aan de Grote Drie en raadt aan om inz. de vredesvoorwaarden aan Hongarije een commissie van experts te benoemen die zich o.a. met de toekomstige grenzen moet bezighouden. Prompt wordt Kertész door de linkse partijen aangevallen als "nationalist" en van alle Hongaarse voorstellen m.b.t. grenzen komt niets terecht.
De opmerkingen van Stalin over de buitenlandse politiek van Hongarije houden uiteraard ook verband met de vredesconferentie die korte tijd hierna plaatsvindt in Parijs, waar ook het vredesverdrag met Hongarije zal worden voorbereid. In het land zelf is het debat hierover ook al enige tijd gaande, en -anders dan in 1919- mogen Hongarije en de andere verliezers [Finland, Italië, Roemenië, Bulgarije] nu wèl hun wensen naar voren brengen!!.....
Al op 14 augustus 1945 stelde Hongarije daarom een nota met doelstellingen in verband met de vrede op. Er moet samenwerking tussen de Donaulanden komen en er moet veel minder betekenis worden toegekend aan de nationale grenzen, die in overeenstemming moeten zijn met de vrije wil der bewoners. Alleen dát zal politiek stabiliteit geven, die nodig is voor economische samenwerking. Minderheden moeten door de Verenigde Naties worden beschermd, aldus de wensen van de regering in Budapest.... [Kertész, 171]. In een nota van 12 november 1945 spreekt Hongarije over een internationale status van de Donau.
In Moskou krijgen de Hongaren ook nu nog zelfs de indruk dat Stalin de Hongaarse claims t.o. Roemenië steunt maar Molotov wijst dat korte tijd later resoluut van de hand in de [geallieerde] Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken: Hij keert zich scherp tegenover de USA die de Hongaars-Roemeense grens wel iets ten gunste van Hongarije wil wijzigen. De Hongaarse delegatie is echter nogal naïef en optimistisch, en zelfs de [opportunistische!] communisten wijzigen hun standpunt: door Révai wordt nu ook revisie van de grens bepleit. Over Hongaarse wensen i.v.m. het a.s. vredesverdrag en de Hongaarse aanspraken op een deel van Transylvanië wordt dus wel gesproken, maar in Moskou staat men hier uitermate koel tegenover, hoewel men aan Hongaarse kant denkt dat "er misschien nog iets kan worden geregeld", en ook Stalin geeft toe dat er "enige ruimte bestaat".
Eerst claimde Hongarije van Roemenië 22.000 km² met 1,6 miljoen inwoners [volgens de telling van 1931 zouden hier < 500.000 Hongaren wonen]. De ± 1 miljoen Hongaren die in Roemenië zouden blijven, zouden dan voor ”een meer evenwichtige etnische verhouding” kunnen zorgen, maar een minimumeis is de rectificatie van de grens zodat 11.800 km² aan Hongarije zou komen, met < 1 mln inwoners, van wie de helft Hongaren. [Kertész, 181/182]. In april wordt een Hongaarse delegatie in Roemenië zelfs hartelijk ontvangen, maar Roemenië weigert pertinent om de grens ter discussie te stellen en het optimisme van Hongaarse kant verdwijnt dan ook weldra. [Kertész, 183]. Men claimt dan nog slechts 4.000 km², maar ook deze eis wordt van tafel geveegd.
In Parijs beveelt de [geallieerde] Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken op 7 mei 1946 dan ook aan om Transylvanië als geheel terug te geven aan Roemenië, dus de grens van 1920 te herstellen. In de zomer van 1944 verloor Hongarije hier overigens alle zeggenschap al! Van de kant van de USA verklaart men nog: "Wij wilden wel iets voor Hongarije doen”, maar Molotov is ertegen en de oude grens van 1920 is intussen de facto al hersteld!...
Tegenover de ČSR en Joegoslavië heeft Hongarije geen territoriale wensen en men vindt zich verder ook zeer bescheiden. "We wisten dat de geallieerden achter Tsjechoslowakije, de ČSR, staan, hoewel we Slowakije zeker niet als overwinnaar beschouwden", aldus Nagy later. Hij eist van de ČSR alleen dat de Hongaarse minderheid garanties krijgt m.b.t. gelijke rechten als burgers der ČSR maar het Hongaarse bezoek aan Moskou blijkt in dit opzicht een zuivere formele aangelegenheid. Enige concrete steun voor Hongarije wordt van de kant van Moskou niet toegezegd!
Ook in het land zelf blijkt al gauw dat iedereen die nog een goed woordje voor het vaderland Hongarije wenst te doen en b.v. wijst op de territoriale winst van 1938/41 die ”niet geheel teloor mag gaan omdat vlàk over de grenzen vele honderdduizenden Hongaren wonen, degenen die m.a.w. etnische grenzen wensen op basis van nationaliteit of een plebisciet”, in een kwaad ["chauvinistisch"] daglicht wordt gesteld.
Ook degene die wijst op het feit dat Horthy absoluut niet een "oorlogsmisdadiger" kan worden genoemd, dat hij het tegenover Hitler opnam voor Hongarije en zich nooit gedroeg als fascist of nazi, kan erop rekenen als "reaktionair chauvinist" te boek te staan. Maar vreemd is uiteraard dat de Sovjet-Unie [Stalin zelf!] niet om uitlevering van Horthy vraagt omdat de voormalige regent van Hongarije tenslotte toch in oktober 1944 aan de Russen om een bestand heeft gevraagd, maar….... dat anderzijds geen Hongaar het na 1945 nog openlijk waagt om Horthy en de overgrote meerderheid van de Hongaren, die tègen de nazi-ideeën en -politiek waren, te verdedigen.
Ook degene die er na de bevrijding 1944/45 openlijk op wijst dat enkel en alleen de overweldigende Duitse druk voor het kleine en de facto machteloze Hongarije beslissend en funest is geweest, en dat déze omstandigheden in feite de oorlog hebben veroorzaakt, kan rekenen op zware beschuldigingen.
Verdacht in linkse kringen klinken dan ook de woorden van een radioboodschap van Mindszenty, al op 31 december 1945, waarin hij scherp afkeurde dat men vanuit het buitenland Hongarije steeds weer op de zonden van het verleden heeft gewezen: de indruk moest worden gewekt dat "wij niet slechts het schuim van Europa zouden zijn, maar zelfs het afval der wereld, een verworpen volk temidden van een schare engelen" terwijl dat gebeurde ondanks de hulp die Hongarije in de oorlog bood aan Polen, Fransen, en landen onder Duitse bezetting!
Mindszenty vindt "de platen met het zondenregister dat ons door bepaalde kringen in het buitenland wordt voorgehouden, behoorlijk afgedraaid klinken". [Mindszenty, 78]. Hetzelfde geldt ook voor degene die het waagt om te klagen over de nazi-methoden van de Tsjechoslowaken onmiddellijk na de oorlog tegenover de Hongaarse minderheid m.n. in het Zuiden van Slowakije, want deze zaak staat vanaf de herfst van 1945 zeer in de belangstelling. Alle partijen -met uitzondering van de MKP- waren het er onmiddellijk na de oorlog wel over eens dat er in het Karpatenbekken en het Donaugebied nieuwe etnische grenzen moeten komen, zodat zoveel mogelijk Hongaren in hun eigen staat kunnen wonen en de territoriale winst, die Hongarije van 1938 tot 1941 op de buurlanden behaalde, mag dus -vindt men vrij algemeen- niet geheel verloren gaan: aaneengesloten en zeer overwegend Hongaarstalig gebied moet bij Hongarije [terug-] komen. …..
De communisten nemen echter -voorzichtig- een andere houding aan: zij kijken vooral naar Moskou, Praag en Belgrado en wensen niet tegen de Sovjet-Unie en haar bondgenoten Tsjechoslowakije en Joegoslavië [en in zeker zin ook Roemenië] in te gaan! Ze zeggen echter zo weinig mogelijk hierover [Kovrig, 199] want de publieke opinie zou zich dan nog scherper tegen hen keren. De communistische ideoloog Révai veroordeelt in december 1945 bijvoorbeeld wèl het [Hongaarse] chauvinisme en het gebrek aan realisme t.o.v. de buurlanden, maar moet al snel -na mislukt overleg met de ČSR- erkennen dat alleen Stalin "de levende werkelijkheid" dicteert, en dat "Stalin [aldus de Tsjechoslowaakse communisten later] zegt, dat wíj gelijk hebben". [Kovrig, 200].
Daartegenover staat de demokraat Dezső Sulyok, die b.v. in februari 1946 in het parlement openlijk klaagt over de [Tsjecho-] Slowaakse houding tegenover de Hongaren, maar die door de communisten wordt uitgemaakt voor reaktionair chauvinist en door de linkse pers en massademonstraties belasterd en aangevallen.
De communistische partij valt m.a.w. iedereen aan die Hongarije en haar nationale belangen verdedigt en dat gedrag is -volgens velen- helaas identiek met dat van de Russen, die weigeren op Hongaarse gebiedsaanspraken serieus in te gaan. Voor alle Geallieerden staat in het algemeen trouwens wel vast: Tsjechoslowakije en Joegoslavië behoren tot de overwinnaars, en Roemenië evenzeer omdat het zich vanaf 23 augustus 1944 met sukses kon losmaken uit de Duitse heerschappij. Déze landen valt lof, eer en een beloning te beurt.......
Het verachtelijke Hongarije daarentegen is tot het laatste toe een "trouwe bondgenoot van Hitler geweest" en hoort dus te worden bestraft. Dit land kan slechts gewillig gehoorzamen en z'n lot dragen! Niet alleen uit Moskou, Praag en Belgrado klinkt dit tot vervelens toe, maar ook in vele publikaties in het westen kan men dit steeds opnieuw lezen. De Hongaarse communistische partij speelt deze rol ook, saboteert hiermee de belangen van het land en dient alleen de belangen van Moskou. Het Hongaarse volk moet m.a.w. gaan geloven dat het gedoemd is om als reaktionaire misdadiger te leven en dat in de buurlanden en vooral de grootse Sovjet-Unie rechtvaardigheid en demokratie heersen. Tito is eveneens een lichtend voorbeeld voor de Hongaarse communisten....
De zeer moeilijke positie van de Hongaarse minister van buitenl. zaken János Gyöngyösi [lid der FKgP!] op de vredesconferentie enz. kan men zich dan wel voorstellen. Sommigen beschouwen hem zelfs ervan "een agent van de communisten" en pro-Sovjet te zijn, omdat ze hem verantwoordelijk achten voor de concessies [aan de ČSR b.v.], maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Wel meent hij niet anders te kunnen dan voortdurend te proberen om het vertrouwen der Sovjet-Unie te winnen. Merkwaardig -en voor veel Hongaren buitengewoon bitter- is overigens dat de Kroaten en Slowaken, die eveneens tot het laatste toe meevochten met nazi-Duitsland [en tot 1944 vaak nog veel fanatieker dan de Hongaren] nu collectief volledig vrijuit gaan want de façades van de dappere partizanen van Tito en van de "demokratische" gezindheid van president Beneš lijken hén vrij te pleiten. Het arme en uitgemergelde, bezette Hongarije moet zelfs aan [Tsjecho] -Slowaken en Joegoslaven w.o. de Kroaten nog elk $ 100 miljoen betalen! Ook Roemenië en Bulgarije kunnen zich erop "beroemen" in de laatste fase van de oorlog vanaf augustus/september 1944 nog samen met de Russen "de overwinning" te hebben behaald....
Alleen de Hongaren, die evenals na 1918 geen lobby bij de geallieerden hebben, en voor wie dus geen enkel goed woord kan worden gedaan, moeten en kunnen worden gehoond en vernederd. Alle gebieden die het land vanaf 1938 tot 1941 heeft teruggekregen ”uit de handen van Hitler en Mussolini” moet het opnieuw afstaan. Vooral het verlies van Zevenburgen [Erdély] aan Roemenië telt zwaar, en velen kunnen dat de communisten en hun Russische helpers nooit vergeven! Overigens bevestigt de formele gebiedsafstand de werkelijke [militaire] situatie van na de oorlog.
Na 23 augustus 1944 is door de Russen aan Roemenië "Transylvanië of het grootste deel ervan" al toegezegd als beloning voor de breuk met Hitler-Duitsland, en in maart 1945 is Noord-Transylvanië [Noord-Zevenburgen] -nadat hier veel onmenselijke wreedheden waren gepleegd tegen de Hongaren- door de Sovjets aan het burgerlijke Roemeense bestuur overgedragen: het was de bruidsschat aan de premier, de fellow traveller Petru Groza, die daardoor populair wordt en zijn positie in Roemenië kan versterken. Roemenië krijgt dus herstel van de oude grenzen. Toch is Groza zelf zéker niet anti-Hongaars!
Maar zelfs Rákosi erkent het belang van Roemenië, vanwege de olie die er wordt gevonden: op 1 juni 1946 verklaart de Hongaarse communistische leider op de vredesconferentie in Parijs: "Roemenië's olieproduktie is 10 keer groter dan die van Hongarije en de landen die in olie zijn geïnteresseerd vormen natuurlijk hun sympathie of antipathie naar gelang er 100.000 tot of 1 mln ton olie op het spel staan. Natuurlijk heeft dit feit een grote invloed op hun politieke oordeel. Amerika stelde daarom herstel van de oude grens van 1940 voor en Groot-Brittannië stemde er onmiddellijk mee in", aldus Rákosi, die de 'kapitalistische mogendheden' alleen maar kan zien door z'n eigen ideologische bril. Wel komt er op 12 augustus 1946 nog een voorstel van de Hongaarse communisten om een deel van Transylvanië, dat door Hongaren wordt bewoond, aan Hongarije terug te geven. Maar tegelijk zegt de Roemeense partij het tegenovergestelde. De Roemeense regering nam overigens "in het algemeen een zeer liberale houding aan tegenover de Hongaarse minderheid". [Gluckstein, 203/204].
In 1946 worden tenslotte in feite de bepalingen van de wapenstilstand van januari 1945 in Moskou nog eens bevestigd: Hongarije verplicht zich de rechten van alle burgers te erkennen, oorlogsmisdadigers te berechten, fascistische organisaties te verbieden, de strijdkrachten te beperken, enz.
Hongarije is verplicht om voor alle burgers zonder onderscheid naar ras, sexe, taal of godsdienst de mensenrechten en fundamentele vrijheden te garanderen, inclusief de vrijheid van spreken, pers, meningsuiting, godsdienst, een politieke mening en openbare vergaderingen, toe te kennen.... Hierop bestaat echter geen enkele internationale controle of sanktie!! Het gevolg is dan ook na enige tijd: de totale controle van een communistische minderheid en een blijvende Russische macht, ofwel: de totale omvorming van de normale regels. [Kertész, 187]. Hongarije zal ook geen discriminatie betr. het handelsverkeer, goederen, zaken, industrie, scheepvaart enz. toepassen.
Van groot belang lijkt ook de bepaling dat de geallieerden [de Russen] binnen 90 dagen na het in kracht treden van het vredesverdrag hun strijdkrachten terugtrekken..... Echter: "de Sovjet-Unie kan op Hongaars territorium zoveel strijdkrachten houden als nodig is voor het beschermen van de verbindingslijnen met de troepen in Oostenrijk". [Max, 79]. Ook in allerlei andere opzichten verloopt de 'vredesconferentie' die van 29 juli tot 15 oktober 1946 in Parijs wordt gehouden, voor Hongarije -dat voor de overwinnaars immers slechts geldt als één der voormalige satellieten van het verslagen Duitse rijk- nogal teleurstellend.
Aan Hongarije wordt ook nu, net als in 1919/20, weer een verdrag opgelegd en alle wensen tot bescheiden grenscorrecties worden afgewezen. Over de grenzen met Joegoslavië en de Sovjet-Unie zelf begint men dus maar niet eens, hoewel hier ook resp. 500.000 en 200.000 Hongaren vlak over de grenzen wonen! Ooit was de "Komintern" in de jaren '20 dan wel scherp tegen "de bourgeois-vredesverdragen" van 1919/20, maar nu hoort men daar niets over... Duizenden Hongaren in het Karpatengebied in de Sovjet-Unie en in de Vojvodina, vooral de volwassen mannelijke bevolking, trof als verliezers van de oorlog een bitter en hard lot, maar ondanks talloze wraakakties van Sovjet-Russische en Joegoslavische kant op de onschuldige Hongaarstalige burgerbevolking kan men hier toch blijven wonen. Vanuit Belgrado en Moskou dreigt men níet met collectieve uitwijzing van 'de Hongaarse minderheid'. Ook in Roemenië kan de Hongaarse minderheid zich handhaven en men erkent in Boekarest aan de 1,6 mln Hongaren rechten toe.
Geheel anders is, zoals eerder gezegd, [N.I.b] de verhouding tussen Budapest en Praag. De "Tsjechoslowaakse Republiek" die zich evenals in 1918/19 een zeer belangrijke geallieerde overwinnaar acht en de steun heeft van b.v. de Sovjet-Unie en van de Verenigde Naties, maar ook van Washington, Londen en Parijs, wenst -gezien de slechte ervaringen met de 3 miljoen Sudeten-Duitsers- nu een 'homogene etnische staat' te stichten.
Openlijk wordt verklaard dat een samenleven met de [Duitse] minderheden voortaan onmogelijk is en men heeft intussen de zegen van de geallieerden om de 3 miljoen etnische Duitsers "op een humane wijze" uit te wijzen naar Duitsland. Het spreekt voor de regering van Beneš in Praag dan eigenlijk vanzelf dat ook de Hongaarse minderheid wordt uitgewezen: eerder zijn op 9 mei 1945 o.a. Duitsers en Hongaren per dekreet en collectief al tot staatsvijanden verklaard en hun bezit is in beslag genomen: de zgn. ”Beneš-dekreten”…..
De dán al beruchte Gábor Péter in nov. 1945
Na mei 1945 staan de Hongaren in de ČSR dus vrijwel buiten de wet: ze zijn beroofd van hun staatsburgerschap, van alle politieke rechten en mensenrechten. Administratieve maatregelen en wetten, akties van particulieren zorgen ervoor dat honderden Hongaren in concentratiekampen komen; hun bestaansgrond wordt hun ontnomen en openlijk vindt discriminatie plaats: Hongaarse ambtenaren worden ontslagen, betalingen van gepensioneerde ambtenaren [incl. invaliden en oorlogsweduwen] houdt op en overheidsbedrijven moesten zo ook handelen! Geen Hongaren mag men in dienst nemen, particulier eigendom wordt afgenomen, vergunningen idem, en scholen, culturele en sociale instellingen en de gebouwen worden gesloten, radiobezit wordt de Hongaren in de ČSR verboden, en voor Hongaars-talig drukwerk geldt hetzelfde, het gebruik van de Hongaarse taal op straat, post, kerk en godsdienstoefeningen is eveneens verboden!! [Kertész, noot blz. 218]. Men kan het bittere lot der 600.000 etnische Hongaren in Slowakije na 'de bevrijding' aanvankelijk dus goed vergelijken met dat van de Duitsers in dit land!.......
Er zal n.l. een nationale staat van Tsjechen en Slowaken verrijzen en op geen enkel recht kan men als etnische [niet-Slavische] minderheid nog aanspraak maken. Na de Duitsers moeten ook de 600.000 Hongaren zich maar gereed maken voor hun gedwongen vertrek uit dit land en daarmee begint de vervolging en uitwijzing eigenlijk al.
In Budapest wordt hiertegen evenwel krachtig geprotesteerd. Van april 1945 tot juli 1946 heeft de Hongaarse regering n.b. 184 nota's verstuurd aan de geallieerden met protesten tegen talloze gevallen van vervolging van de leden der Hongaarse minderheid in de ČSR maar een reaktie hierop hoort men nooit!
Toch gaat Hongarije door met het uiten van klachten aan b.v. de Geallieerde Controle Commissie: men dient een verzoek in tot interventie, en men stelt in september 1945 voor dat een internationale commissie van Grote Vier ter plaatse in de ČSR [Zuid-Slowakije] de situatie onderzoekt! De geallieerden reageren echter negatief. Ook op het Hongaarse verzoek van 20 november 1945 leidt niet tot een sukses. Het moet de Hongaren wel duidelijk zijn: De Tsjechoslowaakse regering wenst zoveel mogelijk Hongaren van haar grondgebied te verwijderen en ze heeft hierbij de steun van de geallieerden! Evenmin als iemand op de wereld na 1945 het waagt om nog enig begrip te vragen voor de verslagen Duitsers, waagt iemand het om enig begrip te vragen voor de verslagen Hongaren!
Wel richten de Hongaren zich b.v. tot de ČSR, en zeggen openlijk: "Als je de Hongaren kwijt wilt, doe dan het land waarop die boeren al sinds mensenheugenis wonen er maar bij" en de Tsjechoslowaakse minister van buitenl. zaken Jan Masaryk is hierover 'natuurlijk' verontwaardigd en zegt die Hongaren: "Wie heeft de oorlog gewonnen? De Verenigde Naties of Hongarije?"……
Het overleg tussen Hongarije en de ČSR vanaf december 1945 loopt aanvankelijk dan ook vast. De ČS-delegatie o.l.v. de communist Vladimír Clementis stelde n.l. voor dat de ČSR zóveel Hongaren uitwijst als er Slowaken uit Hongarije naar de ČSR willen vertrekken, maar "die Hongaren die níet onder de uitwisseling vallen moeten ook naar Hongarije, en hun goederen zullen worden geconfisceerd", aldus Clementis! Hongarije wil echter primair dat er onmiddellijk een einde komt aan de talloze discriminerende bepalingen en weigert verder overleg over een "removal" van Hongaren die zouden willen blijven na zo'n uitwisseling! Men wil een 'transfer' van Hongaren uit de ČSR alleen mèt overdracht van het gebied waar deze mensen hun voorvaderen al sinds eeuwen wonen!!.....
Maar Clementis dreigt opnieuw: "De vervolging [van Hongaren] gaat door tot er een akkoord over uitwisseling is" en hij wijst er terloops ook nog op dat de ČSR de steun heeft van Oost en West, en in staat is om onmiddellijk alle Hongaren eruit te gooien of naar Sudetenland te laten gaan!!.....
Intussen gaan de terreur en vervolging van de Hongaren in Tsjechoslowakije inderdaad gewoon door: met 50 kg. kan men vertrekken, onder het mom van 'arbeidsdienstplicht', en nèt zo beestachtig en brutaal als de SS destijds treedt men op tegen deze Hongaren! Velen worden zelf op hun vlucht in de Donau nog beschoten en tallozen zijn bij vluchtpogingen naar Hongarije omgekomen. Echter, met name linkse bladen zoals "Szabad Nép" en "Népszava" verheerlijken en steunen Tito en de Tsjechen intussen [Sulyok, 70-72] en daardoor wordt de al zeer zwakke Hongaarse positie van binnenuit nog verder ondermijnd.
Toch gaat Hongarije door met haar klachten, en zegt o.a.: "Het optreden der ČSR gaat in tegen alle demokratische en humanitaire principes”. Onder bepaalde voorwaarden zegt men bereid te zijn tot overleg maar de Hongaren die in de CSR blijven, moeten burgerrechten krijgen! Intussen echter neemt de Russische druk op Hongarije om het standpunt der CSR te aanvaarden, ook toe, en Puškin verklaart b.v. tegenover de Hongaarse min.v.buitenl. zaken Gyöngyösi: "De Tsjechoslowaakse politici maken een ernstige politieke fout als ze de Hongaren níet uit Slowakije verwijderen".
Hongarije moet verder dus ook maar rekenen met de absolute steun van de Sovjet-Unie voor de ČSR! Niemand trok zich intussen van de Hongaarse klachten over vervolging en discriminatie der Hongaren in de ČSR iets aan en Hongarije heeft geen enkele mogelijkheid om de 600.000 Hongaren in Slowakije te steunen o.i.d. [Kertész 124/125]. De wanhopige Hongaarse minister Gyöngyösi kan tenslotte niet anders: "We moeten maar op ČSR-voorstellen voor uitwisseling der bevolking ingaan, ook om te bewijzen dat de beweringen van de ČSR over "vele honderdduizenden Slowaken in Hongarije" zonder enige grond zijn". Intussen wordt er alom veel ČS-propaganda verspreid, terwijl de Hongaarse onderhandelingspositie nog steeds uitermate zwak is.
De Tsjechoslowaakse Republiek wil blijkbaar zoveel mogelijk Hongaren kwijt, maar wèl al hun bezit houden! Hongarije is dus opnieuw de mindere, de zwakkere, en dat er tienduizenden Hongaren uit de ČSR worden verjaagd, interesseert niemand! De Tsjechoslowaakse president Beneš heeft en houdt eenvoudig overal bij de geallieerde bondgenoten z'n goede "demokratische" naam, en kan zich alles permitteren en Hongaren gelden -evenals Duitsers- voor hem eenvoudig als oorlogsmisdadigers, bezetters, veroveraars, fascisten!……..
Tenslotte wordt er op 27 februari 1946 tussen Tsjechoslowakije en Hongarije een voorlopig bilateraal akkoord gesloten betreffende de gedeeltelijke uitwisseling van nationale minderheden: ± 100.000 Slowaken kunnen [dus: vrijwillig!] uit Hongarije naar de ČSR vertrekken, en ± 200.000 Hongaren moeten [!] vanaf augustus 1946 uit Slowakije naar Hongarije vertrekken. Vóór augustus 1946 worden er inderdaad al 100.000 Hongaren gedwongen om uit Slowakije te vertrekken, van wie de meesten op basis van dit akkoord [Borsody, 213]. De ± 500.000 overblijvende Hongaren in de ČSR [vooral in Zuid-Slowakije] wacht daarna een leven in misère en hun hangt de collectieve verdrijving nog steeds boven het hoofd! [Kovrig, 200]….
Maar zelfs Rákosi verklaart tegenover de Tsjechische communist Vladimír Clementis dat hij [de MKP] het oneens is met verdrijving: "die zal de Hongaarse demokratie doen ineenstorten en de krachten van de reaktie versterken", aldus Rákosi. Het openlijke anti-Hongaarse gedrag in een buurland en "bondgenoot" zal m.a.w. de Hongaarse communisten bepaald niet populair maken!
Echter: Praag kan dreigen wat het wil, en zál -met de zegen van Moskou- z'n zin krijgen! En men dreigt inderdaad: er zal een "uitwisseling der bevolking" moeten komen! Op 11 april 1946 wordt in de ČSR een wet van kracht, die één en ander nog bevestigt: alleen staatsburgers van Tsjechisch en Slowaaks of ander Slavisch ras [!] bezitten aktief en passief kiesrecht! In het algemeen geniet de ČSR als "overwinnaar" vele voordelen, en Hongarije is als "verliezer" steeds de mindere partner, maar: de Hongaren in Slowakije overleefden tenminste fysiek tot de vredesconferentie. [Kertész, 125]. In Budapest vindt men de westerse houding ook volstrekt passief: men laat de zaken van Hongarije immers geheel over aan de Sovjet-Unie en aan Slavische belangen, terwijl veel [met name linkse] Hongaarse politici ook de houding hebben aangenomen van: "Wij zijn de verliezers, de ČSR en de USSR zijn de grote overwinnaars”. Dit belooft voor Hongarije uiteraard weinig goeds.
De meest direkte bedreiging is nu het voorstel der ČSR om 200.000 Hongaren uit te wijzen! De Sovjet-Unie steunt dit n.b. openlijk maar met westerse hulp wordt een verdere verdrijving evenwel tenslotte verworpen. [Kertész, 186]. Uiteindelijk steunen ze Hongarije. Vanuit Praag komt men -evenals in 1919/20- ook voortdurend met het argument dat er honderdduizenden Slowaken in Hongarije [onder Hongaarse heerschappij] door de Hongaarse politiek zijn geassimileerd, maar in feite van origine Slowaken zijn terwijl ze die taal niet meer spreken en zich [een grote meerderheid] Hongaar voelen. Maar men gaat er echter in de ČSR steeds vanuit dat deze mensen zich in feite nog steeds "Slowaken" voelen en het liefste in Slowakije zouden willen wonen. In Slowakije gedragen ook de communisten zich trouwens bijzonder nationalistisch: "Er wonen 400.000 Slowaken in Hongarije", zegt men eenvoudigweg, en er moeten m.a.w. dus ook 400.000 Hongaren uit Slowakije verdwijnen, aldus Husák tegenover Hugh Seton-Watson persoonlijk. [Kertész, 218/219].
De werkelijkheid blijkt echter anders! Slechts zeer weinige zgn. "Slowaken" willen het arme Hongarije verlaten en zich in het rijkere Tsjechoslowakije vestigen terwijl de Hongaarse minderheid in Slowakije daarentegen een hechte, nationaal-voelende gemeenschap vormt. Uiteindelijk wordt deze [Tsjechoslowaakse] mythe dus ontmaskerd: slechts 60.000 Slowaken gaan tenslotte vrijwillig uit Hongarije naar de ČSR waar het leven dan veel beter is dan in Hongarije!! Ze laten in Hongarije totaal duizenden hectares land en 4.400 huizen achter. Een veelvoud Hongaren moet echter uit Slowakije vertrekken en zij laten in totaal meer dan 10 maal zoveel land en 15.700 huizen achter!
Ook wordt langzamerhand duidelijk dat de USA bereid is om Hongarije indirekt te steunen. Op 12 juni 1946 wordt b.v. een USA-memo aan de regering in Budapest bekend gemaakt, waarin men zegt geen collectieve straf voor etnische groepen te wensen! "Een uitwijzing [removal] kan alleen naar aanleiding van internationale akkoorden en op ordelijke manier plaatsvinden", aldus de USA... [Kertész, 122/123], hoewel men in Praag verklaart hiermee niets te maken te hebben! De situatie wordt er voor de Hongaren in Slowakije echter niet beter op!
Op de vredesconferentie in Parijs geeft minister Gyöngyösi op 14 augustus 1946 de volgende verklaring af over het lot van de Hongaren in de ČSR, en zelfs de vertegenwoordiger van Tsjechoslowakije kan niets ontkennen. "650.000 Hongaren die in Tsjechoslowakije leven, zijn beroofd van hun staatsburgerschap en zelfs van de meest elementaire rechten. Hun eigendom is in beslag genomen. Geen Hongaar mag handwerk of intellektueel werk verrichten. Hij kan zich niet op recht beroepen, hij mag geen vakbondslid worden, hij mag z'n burgerrechten niet uitoefenen.
Het gebruik van Hongaars in kantoren en zelfs in kerken en op openbare plaatsen is verboden en er staat boete op. Geen krant of tijdschrift in het Hongaars mag in Tsjechoslowakije worden gepubliceerd, en het is ook niet toegestaan om voor de telefoon Hongaars te spreken of een telegram in die taal te versturen. Hongaren mogen geen radiotoestel hebben. Alle Hongaarse scholen zijn gesloten en zelfs op onderwijs in het Hongaars staan boetes. De Tsjechoslowaakse autoriteiten hebben alle ambtenaren en personeel van Hongaarse afkomst ontslagen, en hebben de betaling van hun pensioen opgeschort. Invalide soldaten, oorlogsweduwen en wezen ontvangen geen uitkering". [Gluckstein, 201/202]. Tezelfdertijd stelt de regering in Praag, volgens Hongaarse persberichten, Hongaren als dwangarbeiders in dienst in de mijnen van Kladno, volgens een "Wet op verplichte arbeid voor Duitsers, Hongaren, verraders en collaborateurs" van 21 februari 1946.[Gluckstein, 202].
Men kreeg in Hongarije ook al de indruk dat met het oog op de verkiezingen in de ČSR elke politieke partij hier "wanted to bake its own electoral cake by the fire of its treatment of the Hungarians", maar dat duurt niet zo lang en daarna zegt zelfs Rákosi op 26 mei 1946: ”Laten we hopen, dat, nu de verkiezingen in de ČSR voorbij zijn, de Hongaren in Slowakije eindelijk behandeld worden zoals een demokratisch land past”. [Gluckstein, 202]. Maar volgens premier Ferenc Nagy komt de ČSR in augustus 1946, tijdens de vredesconferentie in Parijs, ineens toch weer met nieuwe eisen: nog eens 200.000 Hongaren moeten weg, boven het overeengekomen aantal van de uitwisseling.
Hongarije is hierover zeer verontwaardigd, want de ČSR wil n.b. ook nog Hongaars gebied erbij! Daarom gaat de Hongaarse premier Nagy zelf naar Parijs, waar de USA-minister Byrnes hem verzekert: "We doen alles om jullie economisch en politiek zo spoedig mogelijk vrij te krijgen". Het overleg in Parijs levert echter geen sukses op voor Nagy: De vredesconferentie is al in het stadium van het definitieve afronden van gedane zaken en men wenst geen nieuwe akkoorden! Ook nu blijkt, evenals in 1919, dat Hongarije geen beschermer heeft, en geheel alleen staat! Het westen is onverschillig, en "dat versterkt de demokratie in Hongarije bepaald niet", aldus de premier later!
Het lot van de voormalige Duitse satellieten zoals Roemenië, Bulgarije en Hongarije neemt overigens slechts een geringe plaats in op de vredesconferentie!
De vredesconferentie van Parijs erkent tenslotte dat de ČSR een "nationale staat" is maar…… verwerpt verdere uitwijzing van b.v. de Hongaren. De westerse mogendheden hebben in Parijs n.l. hiertegen bezwaren naar voren gebracht, en dat heeft tenslotte toch enig sukses! Toch worden de Hongaren in de ČSR nog vele jaren lang collectief geterroriseerd: dwangarbeid en gedwongen verhuizing zijn vaak hun lot. In Slowakije deed men er alles aan om minder Hongaren te krijgen, hetzij via uitwijzing of via 'reslowakisering': men geeft dan via een schriftelijke verklaring aan dat men Slowaak is, en [dus] vrijuit gaat..... Vanaf 1947 wordt door de regering der ČSR ook een minimale noodzakelijke sociale steun aan Hongaren beloofd en de confiscaties van degene die zich "niet tegen de ČSR heeft misdragen" worden gestopt!!
Van 1945 tot '47 vertrokken in totaal al 92.000 Hongaren uit de ČSR, en van 1947 tot '48 nog eens 68.000. De brutale behandeling van de Hongaren die in Tsjechoslowakije blijven gaat echter gewoon door. Zelfs in februari 1948 geeft men instrukties dat vooral Hongaren, zelfs al zijn het burgers der ČSR en hebben ze voortreffelijke bewijzen van hun strijd als anti-nazi-, moet worden verhinderd om lid te worden van "aktiecomité's". Duizenden Hongaren worden ook naar de voormalige Duitse gebieden in de ČSR gestuurd, waar men uiteraard op den duur de eigen Hongaarse identiteit niet kan handhaven.
Op 10 februari 1947 wordt tenslotte de vrede in Parijs [met Italië, Finland, Hongarije, Roemenië en Bulgarije] getekend, en het verdrag wordt op 15 sept. 1947 van kracht. Hongarije doet hier o.a. afstand van alle gebieden die het vanaf 1938 had verworven, maar het staat n.b. óók nog een klein gebied van 40 km² met drie dorpen [Dunacsún of Čunovo, Oroszvár of Rusovce en Horvátjárfalu of Janovce] ten Zuiden van de Donau en t.Z.v. van Bratislava aan de ČSR af, ondanks fel verzet van Hongaarse kant, want hier wonen vanouds geen etnische Slowaken!……..
Toch vindt géén verdere verdrijving van de Hongaren uit de ČSR plaats en "beide regeringen moeten de kwestie samen regelen", aldus art. 5 van het vredesverdrag, dat bepaalt dat er onderhandelingen tussen Praag en Budapest zullen moeten komen over het lot van de Hongaarse minderheid in de ČSR, en als na een half jaar geen akkoord is bereikt, dat dan de [geallieerde] Raad van Ministers van buitenlandse zaken een oplossing voor de kwestie moeten zoeken.
Tot het vredesverdrag in 1947 kunnen de Hongaren in de ČSR zich dus nog niet veilig voelen. Integendeel. Voortdurend worden ze bedreigd en openlijk wordt hun recht op bestaan binnen de ČSR in twijfel getrokken. De regering in Praag was immers van plan om alle 700.000 Hongaren uit te wijzen en "het plan voor hun verdrijving heeft", aldus de ČS-communistische leider Gottwald, "de volledige instemming en goedkeuring van generalissimo Stalin en minister Molotov". [Gluckstein, 201]. De Conferentie van Potsdam heeft deze kwestie aan de beide betreffende landen overgelaten. "De aanwezigheid van die minderheid is een bedreiging voor de integriteit van onze staat, en dus van de vrede in Europa", aldus het Tsjechische communistische agrarische blad "Zemedelsko Noviný" op 3 december 1946 en het lijkt er dan nog op dat men dat in heel Europa wel erkent, maar -zoals gezegd- met name de USA wenst geen collectieve uitwijzing van een bevolkingsgroep meer en weet de Praagse plannen te verhinderen!
Pas na de lente van 1947 als de communistische partij in Hongarije stevig in het zadel zit, en na de coup in Praag van februari 1948 vindt Moskou de onderlinge nationalistische twisten tussen Hongarije en ČSR verder overbodig. In de herfst van 1948 komt een verdrag tot stand dat de status van de Hongaarse minderheid in Slowakije regelt en in januari 1949 besluit het parlement in Praag om volledige burgerrechten te geven aan de Hongaren als minderheid, en hun toe te staan om permanent in het land te wonen... [Gluckstein, 203]. Hun bezit aan grond etc. etc. krijgen de Hongaren echter nooit terug!……. Hongarije wordt in 1947 formeel tot de grenzen van de Vrede van Trianon van 1920 gereduceerd [m.u.v. het kleine gebied dat de ČSR krijgt!].
Tot grote teleurstelling van zeer velen in Hongarije is blijkbaar ook nu niemand bereid gevonden om ènige Hongaarse territoriale claim te steunen...... Het vredesverdrag blijkt ook in ander opzicht van geringe waarde: De Sovjet-bezettingstroepen zullen binnen 90 dagen na het in werking treden van het Verdrag van Parijs Hongarije moeten verlaten, maar "met uitzondering van de voor de veiligheid der verbindingen met Oostenrijk noodzakelijke Sovjet-strijdkrachten", dus: tot een vredesverdrag met Oostenrijk. Het is uiteraard alleen aan Stalin in Moskou te beoordelen hoeveel Sovjetsoldaten op den duur uit Hongarije kunnen vertrekken, maar nooit heeft men in Hongarije iets van een belangrijke reduktie der bezettingsmacht gemerkt. Integendeel!……..
Van een onafhankelijk en vrij bestaan der Hongaarse natie is dus geen sprake want de Sovjet-bezetting bleef! Wel wordt de "Geallieerde Controle Commissie" [ACC] opgeheven maar daarmee verdwijnt ook de nominale invloed van het Westen uit het land. Voor zeer vele Hongaren is deze vrede -na die van 1920- dus opnieuw een belediging!
De "demokratische idealen" van een Hongaarse regering staan blijkbaar gelijk met een nieuwe nationale vernedering van Hongarije door de grote mogendheden. Dit land behoort nog altijd tot de verliezers, de mislukkelingen.
De weinig suksesvolle buitenlandse politiek van het machteloze Hongarije is overigens, volgens sommigen, mede te danken aan de houding van de Hongaarse communisten. Waarschijnlijk hebben intriges van Rákosi en Gottwald samen, met medeweten van het Kremlin, een rol gespeeld om de positie van de Hongaarse minister van buitenlandse zaken János Gyöngyösi steeds meer te ondermijnen en hem verdacht te maken en om de spanningen om Zuid-Slowakije te houden. [Hugh Seton-Watson, Nationalism and Communism, 105].
Voor het Hongaarse publiek is dit allang duidelijk: de communistische MKP krijgt de schuld van alle mislukkingen. Maar ja, het hechte verbond van Sovjet-Unie met Joegoslavië, Tsjechoslowakije, Roemenië en Bulgarije staat sterk en het prestige der Hongaarse burgerlijke, demokratische massapartij FKgP wordt daarentegen steeds minder. [Kovrig, 201]. "Het gevecht tegen de communisten zal lang en hard zijn en de Sovjet-Unie zal haar invloed in Hongarije houden", vreest ook premier Nagy nu. [Nagy, Struggle, hoofdst. 61]. De permanente communistische druk en propaganda werkt uiteraard volop mee aan de ondermijning van de nationale belangen van Hongarije en de Hongaarse communistische leider Rákosi was en is ervan overtuigd: "Alom erkent men dat hier in Europa de Sovjet-Unie een beslissende stem heeft” [idem, 202]. In werkelijkheid staat Stalin overigens totaal onverschillig t.o. de zaken tussen twee satellieten.
De gematigde premier Ferenc Nagy vlucht in 1947 met z'n gezin naar Amerika!
Tenslotte zijn er [zegt men] na 1945 100.000 Hongaren uit Slowakije naar Hongarije gedeporteerd [gegaan], 140.000 Hongaren kwamen uit Roemenië naar Hongarije en 70.000 Hongaren gingen uit Joegoslavië naar Hongarije en het spreekt hierbij vanzelf dat er van enige schadevergoeding geen sprake is geweest…
Geleidelijk aan meent men in Budapest overigens dat de uitwijzing van de Hongaren uit Slowakije gekoppeld kan worden aan de uitwijzing van de Duitse minderheid uit Hongarije: de Duitsers die uit Hongarije moeten vertrekken kunnen dan plaats maken voor Hongaren uit Slowakije. [Borsody, 213].
Men houdt zich vanaf 1945 in Europa en in Hongarije immers ook bezig met het lot van de buiten het verslagen Duitsland en Oostenrijk nog overgebleven ‘etnische’ Duitsers en evenals in enkele andere landen van Oost-Europa zoals de Sovjet-Unie, Joegoslavië, Polen en Tsjechoslowakije, overweegt men ook in Hongarije om de Duitse minderheid uit te wijzen. Men heeft hierbij aanvankelijk de steun van de Russen en de voorzitter der Geallieerde Controle Commissie in Hongarije, maarschalk Vorošilov, dringt er zelfs op aan om alle overgebleven half miljoen "Volksduitsers" [ook wel: Schwaben, Ungarndeutsche of Deutschungarn] uit Hongarije te laten vertrekken: deze eis stond al in de wapenstilstandsvoorwaarden van januari 1945, maar Vorošilov [de Sovjet-Unie] neemt dus het initiatief. Op de Conferentie van Potsdam bepalen de Geallieerden vervolgens in augustus 1945 [volgens premier Nagy, Struggle] dat o.a. Tsjechoslowakije, Polen en Hongarije op eigen initiatief, zelf moeten beslissen wat ze met de Duitsers binnen hun grenzen willen doen, en dat de Geallieerden hun fiat aan b.v. een uitwijzing van de Duitse minderheden zullen geven. Zie ook o.a. 14.1.2.
De wens [eis] van Vorošilov ging echter al veel verder en hij heeft hierbij zelfs de steun van het Hongaarse kabinet. Al eerder heeft o.a. minister van buitenlandse zaken Gyöngyösi erop aangedrongen en tegenover Puškin verklaart hij al op 16 mei 1945: "300.000 Ungarndeutsche moeten worden uitgewezen.... alleen zó kan men veilig stellen dat de Duitse geest en onderdrukking in Hongarije niet meer zullen overheersen". [Weidlein, Revisionspol., 81].
Alleen de ministers Ries en Bárányos, resp. van justitie en van sociale zaken verzetten zich tegen de verordening van de regering tot de verdrijving van de Duitsers uit Hongarije van 22 december 1945. Hierin wordt het besluit van de Geallieerde Controleraad [de Russen] van 20 november 1945 n.l. doorgevoerd: alle Hongaarse staatsburgers zullen naar Duitsland worden 'umgesiedelt', die zich bij de volkstelling van 1941 opgaven als zijnde van Duitse nationaliteit ["Volksgruppe"] of moedertaal, of degenen die hun Hongaarse [gemagyariseerde] naam weer in een Duitse lieten veranderen, wie lid van de Volksbund was of van een gewapende Duitse formatie. [Weidlein, Ungarns Revisions-politik, 79]. Vrijwel alle leden der regering zijn het hiermee dus eens en het resultaat zal zijn dat vrijwel alle "Deutschungarn" het land zullen moeten verlaten.
Door de Conferentie van Potsdam is dus 'het overbrengen' van Duitsers uit Hongarije naar Duitsland mogelijk gemaakt, en "de Hongaarse regering wil van deze mogelijkheid gebruik maken", aldus premier Ferenc Nagy in het parlement op 30 augustus 1946. [Weidlein, Revisionspol., 82].
Ook de Hongaarse communisten zijn natuurlijk enthousiast en minister Rajk zet zelfs de vaart erin, ondanks protesten, terwijl Rajk n.b. zelf van Duitse afkomst is! [Kovrig, 202]. De verdrijving der Duitsers uit Hongarije is [zoals elders] dus mede een politieke zaak! Weliswaar gebeurt deze uitwijzing met minder grof geweld dan in Polen en de ČSR, maar het lot treft de "Ungarndeutsche" volledig onvoorbereid en deze Duitsers achten het onrechtvaardig, want Hongarije hoorde, anders dan Polen en de ČSR, toch tot de met Hitler-Duitsland verbonden landen. Of de besluiten van de Conferentie van Potsdam tot de mogelijkheid tot uitwijzing van Duitsers zonder meer op Hongarije van toepassing kunnen worden verklaard is overigens omstreden! [Borsody, 213, Weidlein, Volksbund, 98].
Bovendien deelt men in Hongarije de mening van de meerderheid in de regering [tot uitwijzing] lang niet overal: er zijn en waren immers altijd zeer veel goede en zeer verdienstelijke vaderlanders onder de Duitse minderheid, de "Donau-Schwaben", te vinden, en ook Duitstalige arbeiders, boeren en mijnwerkers zijn nog altijd bijzonder nuttig voor de Hongaarse economie en vèruit de meeste Duitstaligen in Hongarije -conservatieve, welvarende en hardwerkende, zeer loyale boeren- hebben níet aktief aan de nazi's en hun oorlog steun verleend. Ze zijn alleen maar door de nazi-organisaties gedwongen tot b.v. militaire dienst in de Wehrmacht, de SS, enz. Deze Duitsers wonen al 200 jaar in het land en zijn altijd trouw aan het Hongaarse vaderland geweest. Alleen zéér sterke druk van buiten [!] heeft hen bewogen om voor nazi-Duitsland te 'kiezen', omdat het niet anders kon.
Wel gaan er geruchten dat de communisten nu onderscheid willen maken: Duitstalige communisten, sociaal-demokraten en leden der linkse NPP, al zijn dat soms/vaak voormalige nazi's of pijlkruisers, maar ook arbeiders en mijnwerkers zouden in het land moeten kunnen blijven [aldus deze Hongaarse communisten], maar "rechtse" boeren, leden der FKgP, zouden daarentegen wel moeten/kunnen vertrekken [Nagy, III], maar hierover zijn velen diep verontwaardigd. Ook de premier voelt niets voor collectieve verdrijving.
Anderen pleiten daarentegen allang heftig voor verdrijving van de Duitsers -een "Aussiedlung des Schwabentums"- uit Hongarije. Vooral leiders der Nationale Boerenpartij zoals Péter Veres en communisten, een aantal "populistische" schrijvers, dichters en intellektuelen, zoals Gyula Illyés spreken openlijk over de noodzaak van de uitwijzing der "Schwaben"...... Geen enkele Hongaarse politieke partij meent zelfs het zich te kunnen veroorloven om "vóór de Duitsers" -en daarmee automatisch tegen b.v. de Sovjet-Unie!- op te komen want zelfs in Hongarije viert na 1945 bij velen een soort ongezond anti-Duitse nationalisme hoogtij!……..
Zelfs gerespekteerde leiders als kardinaal Mindszenty en dr. István Bibó zien geen enkel kwaad in collectieve verdrijving van de leden van de vml. "Volksbund", al waren veruit de meesten van hen trouwe Hongaarse boeren.... De wens om zich -voor eens en voorgoed- van land en ander bezit van de welvarende "Schwaben" meester te maken, staat zelfs bij alle politieke partijen en bij veruit de meeste Hongaren in deze tijd [80 % volgens opinieonderzoek] bovenaan en in Potsdam wordt aan dit verlangen door de geallieerden voldaan…. Het spreekt vanzelf dat m.n. in Moskou geen bezwaren hiertegen klinken! [dr. János Keller in de Frankfurter Allgem. Ztg. van 15 juli 1997].
Op een demonstratie van de NPP op 30 sept. 1946 verklaart Veres [die nu beseft dat hij belangrijk is en die volop meewerkt aan het linkse blok] b.v.: "Hongaarse schrijvers en zelfbewuste intellektuelen hebben al ettelijke jaren vóór de oorlog besloten tot bevrijding van het Magyarendom van de 1000-jarige Duitse invloed en opdat dat nu kan gebeuren eisen we de "Aussiedlung van het Schwabentum". [Szabad Szó, 1 okt. 1946, aangehaald door Weidlein, Volksbund, 54].
Allen die in 1941 bij de Hongaarse volkstelling Duits als moedertaal of de Duitse nationaliteit hadden opgegeven zullen nu worden uitgewezen en premier Nagy wijst er bij het debat hierover in het parlement op 13 februari 1946 ook op dat dat toen een politieke stellingname betekende. [idem, 86]. Toch erkent de premier [Struggle] zelf geen collectieve verantwoordelijkheid van "de Duitsers" en volgens hem zouden alleen leden der Volksbund, van militaire eenheden en de bovengenoemde categorie [1941 Duits], d.w.z 300.000 personen ervoor in aanmerking komen. …….
Het weer aannemen van een Duitse naam in de oorlogsjaren in Hongarije wordt nu dus als zware misdaad, een vijandelijke daad tegen het Hongaarse vaderland beschouwd. In de oorlogsjaren gold dat ook wel, maar men moest z'n mond erover houden. Degenen die daarentegen tijdens de oorlog een Hongaarse naam hebben aangenomen, zoals kardinaal Mindszenty [oorspr. naam tot 1943: Pehm] stelden m.a.w. een vaderlandslievende daad! Talloze vooraanstaande Hongaarse politici, zoals Péter Veres en Gyula Illyés, maken zich overigens in deze jaren schuldig aan racisme en heftig nationalisme waar het de Duitse minderheid betreft en beroepen zich op een -in feite belachelijke- zuivering van het "Magyarendom", aldus Johannes Weidlein en anderen.
Een partijboekje der MKP is nu zelfs een garantie tegen de "Vertreibung". Ook hier bepalen communisten dus het beleid en b.v. minister László Rajk maakt premier Nagy wel duidelijk waarmee "de Sovjets nooit zullen instemmen". Van 1946 tot '47 moeten 240.000 "Volksdeutsche" hun vaderland Hongarije met max. 100 kg bagage per persoon, onder dwang, en vrijwel altijd met droefheid en verdriet, verlaten, maar op den duur willen de Amerikanen niet langer aan het vervoer naar Oostenrijk meewerken. Tot de zomer van 1948 worden tenslotte nog eens 49.000 Ungarndeutsche naar de Sowjetzone van Duitsland [Saksen] uitgewezen. .
De Amerikanen en Russen verhinderen tenslotte dat álle Duitsers uit Hongarije moeten vertrekken: ± 300.000 van hen kunnen in het land blijven wonen! [Weidlein, Volksbund, 99]. Zeer velen van hen staan in de hierop volgende jaren echter aan een 'magyariseringsproces' bloot, mogen hun eigen Duitse moedertaal nergens openlijk gebruiken, en van hun Duitse nationale bewustzijn blijft weinig tot niets over.
Intussen vindt dan ook in Hongarije een verder aanhoudende polarisatie plaats die geheel past in het kader van de "Koude Oorlog": de 'crisis zonder pauze', zoals die in maart '46 al is aangekondigd door Rákosi. Het internationale politieke klimaat verslechtert daardoor zienderogen. Stalin zei al in februari 1946 al: "Communisme en kapitalisme zijn onverenigbaar!" en in mei 1946 laat Churchill nóg eens weten dat er "een IJzeren Gordijn is neergelaten dwars door Europa". Ook in Hongarije zijn en worden anticommunisten [“de reaktie”] steeds meer in het defensief gedrongen en ze kunnen zich steeds moeilijker handhaven omdat ze alleen staan! Langzamerhand wordt ook duidelijk dat Stalin een Derde Wereldoorlog met het westen verwacht. Hij is hiervan overtuigd en denkt dat het westen die wenst. Oost Europa krijgt dan ook een belangrijke rol toegewezen in verband met de verdediging van de Sovjet-Unie……….
|