< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.2.4 De crisis gaat ‘gewoon’ door, september 1946 – februari 1947 

De reakties op de voorstellen van de gematigde demokraten volgen natuurlijk al snel en ze zijn bijzonder heftig, in de trant van de klassenstrijd, die nooit ophoudt en waarbij men altijd waakzaam moet zijn voor de smerige plannen van ’de vijand’, de ’reaktie’. De communisten o.l.v. Rákosi en de Russische machthebbers sluiten zich dan ook geheel aan bij de ideoloog der MKP József Révai die reageert met: "Dit is een reaktionair complot om het Linkse Blok open te breken en de arme boeren onder heerschappij van de koelakken te brengen"! Fel verzet men zich tegen een fusie van de kleine grondbezitters en boeren, de FKgP en de NPP……..
Via het "Linkse Blok" zet men immers al vanaf maart het kabinet voortdurend en geregeld met sukses onder druk. Ook in oktober 1946 wordt het linkse blok door Rákosi bijeen­geroe­pen, en weer wordt een ultimatum aan de FKgP gesteld: er moeten meer kredieten voor de boeren komen, een lagere grondbelasting, de ontbinding van kartels, de nationalisatie van molens, staatstoezicht op de banken, en "alle reaktionaire krachten moeten worden opgeruimd".
Voor een deel kan de Kisgazdapárt niet tegen zijn, maar deze maatregelen moeten dan wel komen onder de voorwaarden van een meer evenredige verdeling van allerlei hogere posten en van de officiële erkenning van de Boerenunie als vakbond van boeren, enz. [Nagy, hoofdst. 62].
Ook worden er nu enkele gematigde ministers formeel vervangen, zoals de overleden gen. Jenő Tombor [defensie], Ferenc Gordon [fin.], Dezső Keresztury [godsd./onderw.] en 'de onbekwame' [hoewel tegenover de communisten gewillige en ‘linkse’] István Dobi, die minister van staat wordt. Ook minister József Antall de Kisjenő [Oroszi, prov. Vezprém, 1896 – Budapest, 1974] van wederopbouw treedt af, maar zijn post blijft vakant.
De Sovjets [Sviridov] stellen vervolgens opvolgers voor maar hun namen worden door premier Nagy niet zonder meer aanvaard! Hij weigert om het linkse blok de vakante posten te laten opvullen en dreigt zelfs met aftreden als zíjn mensen niet minister mogen worden! Dan stemmen de Sovjets toe. Nieuwe ministers zijn o.a. Albert Barta [def.] en de relatief gematigde econoom en intellektueel van de linkervleugel der Kisgazdák, József Bognár [Szombathely, 1917 – 1996]. De FKgP blijft in het kabinet dus nummer één, en links aanvaardt dat. [Max, 90].
Anderzijds dringt men van FKgP-zijde niet meer aan op lokale verkiezin­gen en dat betekent een flinke concessie, maar ’men’ beweert zelfs "dat premier Nagy bang is voor de gevolgen van een enorme overwinning voor zijn partij". Immers: de Sovjets zullen zich uitge­daagd voelen, of de hele boel vervalsen. De openlijke rivaliteit tussen het Baloldali Blokk en de FKgP blijft dus voortduren en de ’burgerlijke’ partijen blijven ook verdeeld, en steeds wordt druk op haar uitgeoefend, steeds worden concessies geëist. ‘
Tot en met november 1946 zijn de conflicten evenwel toch steeds relatief en beperkt, en alle crises worden toch opgelost met betrekkelijk gemak. [Max, 92]. Hongarije is met z'n coalitierege­ring zelfs nog relatief vrij, vergeleken met de buurlanden. De spanningen worden evenwel steeds meer opgevoerd! [Nagy, hoofdst. 64].
Dat blijkt tegen het einde van 1946. De terreur van de communisten gaat namelijk nog steeds door en de premier constateert later dat deze plaatsvindt met hulp van bijvoorbeeld de Russische geheime politie, de NKVD, die iedereen op de hielen zit. "Het lijkt wel alsof het land vol zit met spionage en samenzwe­ring, verraad, enz. Er ontstaat een klimaat van verdachtmaking alom, van martelingen en arrestaties". [Nagy, hoofdst. 64]. De premier vermoedt hierbij uiteraard dat Rákosi instrukties uit Moskou ont­vangt en dat de Sovjet-Unie de Hongaarse communistische MKP slechts gebruikt. Vóór de ondertekening van het vredesverdrag, gepland  in februari 1947, moet Hongarije zeker in het rijk der satellieten van Moskou zijn opgenomen.....
Ook berichten over 'een ernstige crisis' binnen de coalitieregering [september 1946] roepen enorme spanningen op, want de sociaal-demokratische partij dreigde n.l. toen om uit de regering te treden zodra het vredesverdrag is getekend, maar zowel van de kant van de FKgP als van communistische zijde oefent men zware druk uit op de MSZDP om haar standpunt te herzien: een coalitie van de tegenpolen, de Kleine Grondbezitters van de FKgP èn de communisten [met NPP] lijkt immers onmogelijk, en een kabinet alleen van de FKgP is voor de Russen niet te verteren: van álle kanten voelt men dus de zware druk om de huidige situatie -die zéker niet geheel te doorgronden is vanwege de sovjetinvloed en die van communistische partij achter de schermen- ten koste van álles te handhaven. Elke andere constitutionele toestand is ondenkbaar!  Zo blijft iedereen leven met en onder grote spanning, en onder een zware druk, mèt vage geruchten en verdenkingen maar vaak zónder klare feiten en harde bewijzen ……..
In de herfst van 1946 zou er bijvoorbeeld zelfs sprake zijn van een complot "tegen de demo­kra­tie en tegen de Sovjet-Unie", beraamd door monarchisten, legitimisten [aanhangers van de Habsburgers] o.l.v. graaf Géza Pálffy en markies György Palla­vicini, n.b. vertegenwoordigers van de oude adel….. Een sluitend bewijs voor dit soort zaken is niet eens meer nodig: geruchten erover zijn al voldoende voor het op touw zetten van een smerige communistische hetze: overal vermoedt men verraad of een samenzwering, en verdenkingen zijn al voldoende. Bovendien kunnen allerlei massaorganisaties, met name vakbonden en pers eventueel ook worden ingeschakeld om anderen voor altijd verdacht te maken, te belasteren, aan te klagen, te arresteren en zo nodig zelfs te laten verdwijnen. De geheime diensten en de militaire politie van de Sovjets en van hun Hongaarse trawanten staan immers altijd klaar om bepaalde zaken op te knappen en er lijken voor principiële tegenstanders van dit regime dan ook nog weinig mogelijkheden te bestaan om veranderin­gen aan te brengen, en de burgerlijke vrijheden te herstellen…..
Een voorbeeld hiervan vormen ook de brieven die de primaat der 6 miljoen Hongaarse katholieken, József kardinaal Mindszenty op 12 en 16 december 1946 aan de USA-gezant Schoenfeld stuurt, en waarin hij de Amerikanen om hulp vraagt om de onzekere situatie in Hongarije te wijzigen. De overigens welwillende gezant Schoen­feld kan echter op 27 december alleen maar antwoorden: "Het is al heel lang de politiek der Verenigde Staten van Amerika om zich niet te mengen in binnenland­se aangelegen­heden van andere naties.... Neen, wij kunnen dat niet doen, het ligt buiten de normale funkties van diplomatieke mis­sies". [Kertesz, 116].
De crisis neemt dan ook steeds toe, ondanks allerlei overleg. Er is immers geen gemeenschappelijk doel van de coalitiepartijen meer: de éne partij wil een communistische ["socialistische"] dictatuur en een planeconomie, de andere wil dat nu juist vermijden en houdt vast aan parlementaire, min of meer demokrati­sche strukturen. Over de inhoud van het begrip "demokratie" bestaat m.a.w. al de grootst mogelijke onenigheid, en ook binnen het kleine Hongarije speelt zich de "Koude Oorlog" in alle hevigheid af…….
Hierbij valt -uiteraard- te bedenken dat de communisten ervan overtuigd zijn, volkomen zeker zijn, dat hún tenslotte de zege toevalt! Op historische en wetenschappelijke gronden zijn ze hiervan overtuigd, en ze beschouwen zich ook nog bij uitstek als dè trouwe steunpilaar van de machtige bondgenoot, de glorieuze Sovjet-Unie, het grootste land ter wereld..... Generalissimus Josef W. Stalin wordt daarom ook door de Hongaarse communisten, o.l.v. Mátyás Rákosi, zeer verheerlijkt, en zijn portret is, naast dat van de andere goden van het sovjetsysteem, Marx, Engels en Lenin alom te vinden.
Voortdurend wijst men ook in dít land erop dat Hongarije samen met de Sovjet-Unie en andere landen in Midden- en Oost-Europa, een buitengewoon fraaie toekomst tegemoet gaat, en de vijanden van dit geweldige toekomst­beeld worden -uiteraard- beschouwd als reaktionaire fascisten, die terug willen naar het verwerpelijke feodale verleden  en die zich b.v. baseren op valse geruchten en lasterpraat…. Op 21 november 1946 schrijft de partijkrant Szabad Nép b.v.: ”Volgens Béla Kovács en zijn groep bereiden de communisten een machtsovername voor. We hebben [echter] altijd gezegd en zeggen nog dat dit onzin is. Alleen al het feit dat het demokratische element in de FKgP deze absurde bewering serieus neemt, laat zien hoezeer ze onder invloed van reaktionaire praatjes staat”. [Kecskemeti, Unexp. Revolution, 25].
Het spreekt intussen vanzelf dat een dergelijke arrogante 'wetenschappelijke' houding van een partij die zichzelf als ènige goede, betrouwbare, op de toekomst gerichte en vaderlandslievende partij beschouwt, op de leden, die vrijwel zonder uitzondering tot kort geleden behoorden tot een machteloze, nietige groep achtergestelden, ballingen en miskenden, politiek verdachten en/of opportunisten, haar uitwerking niet mist: Zeer velen zien nu dè kans van hun leven om via de machtige Hongaarse communistische partij MKP op de sociale ladder op te klimmen, hun eigen positie te verbeteren, méér dan ooit te verdienen en bevelen uit te delen.
Men is hierbij -uiteraard- bereid om de commando's van de Partij op te volgen en zich te onderwerpen aan haar zeer strakke discipline. Een alternatief wordt immers steeds gevaarlijker, en zeer vele inwoners van dit land leven nu eenmaal in een isolement, kennen geen andere landen of talen, hebben geen enkele politieke ervaring, zijn zich van 'andere mogelijkheden' nooit bewust geweest, volgen van generatie op generatie de bevelen van boven trouw op en hebben slechts hard te werken voor hun dagelijkse brood. Van enige mogelijkheid tot vorming van een legale belangenorganisatie op vrijwillige basis is in dit land voor zéér velen nooit sprake geweest.

top

Wèl is duidelijk dat vrijwel niemand terug wil naar vroeger én dat er nooit weer oorlog mag komen! In 1945/46 wordt bovendien een zeer groot deel der werkende bevolking direkt afhankelijk gemaakt van de overheid en haar organisaties, via de nationalisatie van hun bedrijf. De staat krijgt de macht over de banken, de industrie, de handel, enz. Voorts heeft de gigantische inflatie in Hongarije in 1946 enorme negatieve gevolgen voor zeer vele inwoners. De financieel-economische toestand is miserabel, en vrijwel niemand heeft meer de beschikking over eigen financiële middelen. In dit klimaat wordt de hele politiek natuurlijkerwijze [zoals altijd het geval was!!] overgelaten aan een kleine groep die 'het wel zal weten'.
Wel staan b.v. de honderdduizenden nu: vrije, onafhankelijke [!] Hongaarse boeren bekend om hun grote mate van skepsis t.o.v. de overheid, de autoriteiten. Zij zijn wars van alle bevelen van boven, ze waren tot 1945 totaal afkerig van alle rechts-extreme denkbeelden en zijn nu al even wantrouwend tegenover alle veranderingen en de nieuwe linkse politieke ideeën. De Hongaarse boerenstand, de meerderheid der bevolking, wil kortom met rust gelaten worden. Men kan onmogelijk beweren dat zíj haar ziel ooit heeft verkocht aan een bruin, fascistisch, politiek systeem, maar ze zal haar ziel nú óók niet verkopen aan een rood politiek systeem.
De politieke strijd gaat echter verder. In december 1946 vindt er weer overleg plaats tussen de ‘rechtse’ FKgP en de linkse leiders Rákosi en Veres, waarbij Rákosi opnieuw zijn bekende stokpaardje berijdt: "De reactionai­ren moeten uit de FKgP verdwijnen!" Als argument voert hij aan dat hij voor overleg naar Praag vertrekt, en "ik kan de koers van Honga­rije alleen verdedigen als de reaktie uit dit land is verdwe­nen. De Sovjet-Unie zal Hongarije alleen steunen als de FKgP onbe­kwame leden uitstoot". [Nagy, hoofdst. 65].
De eisen van Rákosi worden zoals gewoonlijk ook nu al ondersteund door communistische demonstraties "voor lagere prijzen, en voor het ontslag van een minister en een staatssecretaris" en dergelijke zgn. "spontane uitbarstingen van de massa's" vinden nu zelfs tot in het parlementsge­bouw plaats! Zelfs de premier voelt zich niet meer veilig. In het kerstnummer van het blad "Hírlap" roept hij in een artikel dan wel op tot verzoening tussen de partijen, maar hij voelt zich nú in het defensief gedrongen. [Nagy, hoofdst. 65].
Nu en dan valt hij zijn èchte vijanden, de communisten, ook scherp aan. Tegen zijn eigen vice-premier, de commu-nistische leider Rákosi zegt hij bijvoorbeeld: "Die Rajk van jullie uit zich ook nogal extreem, we kunnen hem eruit gooien, hoor.... dat zou de interne rust ten goede komen, dus jullie -de MKP- moeten ook wat geduld hebben met wat extreme uitingen van onze mensen in het parlement en zelfs zegt Nagy tegen Rákosi: "Ik weet dat antisemitische communisten Rajk als hun man be­schouwen, nog meer dan U!"… Toch weet men zelfs in deze bijzonder onaangename sfeer naar buiten toe nog de samenwerking te bewaren en te doen alsof er in Hongarije nog sprake is van een "constitutionele orde", die vooral moet blijven.
Niet verbazingwekkend is dat de èchte oppositie tegen deze schijntoestand met de dag groeit en op 24 november 1946 vindt b.v. de eerste demonstratieve vergadering der "Magyar Szabadság Párt" [Vrij­heidspartij] van de intussen bekende advokaat Sulyok in Budapest plaats, waarbij vele duizenden [volgens Sulyok zelf: 20.000] mensen aanwezig zijn. In de Sportcsarnok [Sporthal] spreekt o.a. de al jaren bekende liberale advokaat uit Debrecen [ook parlementslid] en zoon van de hervormde bisschop Áron Hegymegi-Kis, n.l. Pál Hegymegi-Kis [Porcsalma, N.O. Hong. 1885 – Budapest, 1950], die al in de jaren '20 en ’30 als aanhanger van de liberale partij van Rassay, oppositie voerde tegen het toenmalige autoritaire, rechtse bewind. Zijn rede lokt ova­ties uit en ook andere politici spreken zich hier duidelijk uit tègen de linkse koers der FKgP, tègen de klassenstrijd en tègen de "Quislingregering", die bereid zou zijn om Hongarije tot een vazal­staat der Sovjet-Unie te maken", zoals men zelfs openlijk durft te zeggen. [Sulyok, 367].
Sulyok zelf stelt namens z'n partij ook de eis van een minimum aan geestelijke en politieke vrijheden, en "in Hongarije moet het iedereen toegestaan zijn, om volgens z'n vrije beslissing communist te zijn of niet"! Het doet Sulyok zo langzamerhand weinig meer, dat dát nu juist voor de buitengewoon felle communistische ideoloog Révai al geldt als hoogst reak­tionair, fascistisch en volksvijan­dig! [I­dem, 217]. Op 5 januari 1947 vindt er ook een eerste grote bijeenkomst in de provincie, in Szeged, plaats, waar o.a. de plaatselijke leider János Nagyiván [Szeged, 1893 – 1961], die als parlementslid ook uit de FKgP is gegooid, spreekt. Hier vinden ook enkele inciden­ten plaats, en op de partijleider Sulyok zelf wordt zelfs op 2 maart een aanslag gepleegd! Een bij­eenkomst van de "Vrijheidspartij" op 23 maart in Hódmezővásárhely wordt door communisten zelfs uiteenge­slagen: een vorm van regel­rechte terreur!!
Het dagblad van de nieuwe anticommunistische oppositiepartij, "Holnap" [Morgen] is evenwel een enorm sukses: de 1e editie telt al 40.000 exem­plaren en het blad kan dus al vanaf het prille begin gelden als bijzonder popu­lair. Men rekent al op de niet-commu­nisti­sche meerderheid der bevolking! [Nagy, hoofdst. 65]. Op de nationale feestdag ter herdenking van de burgerlijke revolutie van 1848, 15 maart 1947, verschijnt "Holnap" voor het eerst, maar na twee weken, op 28 maart, wordt het blad al verboden: intussen heeft de krant dan 66.000 abonnees, en is n.b. al het grootste blad qua oplage!! De MKP die zich altijd gedraagt als van zichzelf bijzonder overtuigde overwinnaar in de strijd tegen ‘de reaktie’, kan hier uiteraard niet goed tegen: ze wil de oppositie het liefst monddood maken, en zoekt al gauw naar middelen om dit te bereiken: Ze draagt de vakbonden op om de drukkers te verbieden om het blad te drukken!………
Dat lijkt niet zo moeilijk, want "Holnap" lanceerde o.a. een aanval op de ondemokratische, diktatoriale struktuur der vakbonden en op de bazen van vak­bon­den en arbeiders, die immers een luxe bour­geoisleven­tje lei­den! Op de zwarte markt wordt "Holnap" zelfs verhandeld voor 100 x de eigenlijke prijs!! Daarom gaat de MKP natuurlijk fel tekeer tegen dit oppositionele blad: "Alleen fascisten vallen de vakbonden, dat wil zeggen de arbeiders, aan" zegt men. En aan de partijleider Sulyok laat men weten: "U bent een fascist". Het blad krijgt daarom per april 1947 geen papier meer toegewezen. [Sulyok, 382].
Zelfs Radio Moskou en de Pravda gaan dan intussen heftig tekeer tegen het Hongaarse blad: "Met fascisten moet men korte metten maken, de arbeidersklasse is door "Holnap" herhaaldelijk met leugenachtige beledigingen aangeval­len". [Sulyok, 386], en dan worden ook de drukkers bang voor de [hun eigen!] machtige vakbond.
De krant moest dus wel zeer voorzichtig zijn: "In aanwezigheid van Russische troepen, in de schaduw van het beruchte adres Andrássy út no. 60, en onder heer­schappij van de communistische terreur moesten we ieder woord 100 maal overdenken vóór we het op papier zetten", aldus Sulyok, maar men vermoedt dan al dat op de redaktie en de administratie intussen ook communistische infiltratie plaatsvindt!! "Men wist alles van ons", aldus Sulyok... Het is duidelijk dat de MKP verontwaar­digd is over het blad dat uiteraard wordt beschouwd als bijzonder gevaarlijk. In feite schuwt de communistische partij en in haar kielzog de vakbonden en de andere linkse partijen immers al maanden een vrije verkiezing van burgemeesters, lokale en provinciale raden. Men is eenvoudig bang voor de publiek opinie en [maar!] weet zich ’in aanwezigheid van de Russische troepen en in de schaduw van de politieke politie en haar beulen’ inderdaad, zoals Sulyok vaststelde, veilig en kan zich ondanks alles van alle middelen van terreur bedienen!
Nu moet de nieuwe minister [sinds maart '47] van informatie, de al eerder [blz. 100] genoemde pro-communistische meeloper Ernö Mihályfi [evang.-lut­h. en ervaren in de journalistiek] de oplossing bieden, en bemiddelen tussen de burgerlijke demokraat Sulyok en de linkse vakbonden, maar zelfs voor premier Na­gy is wel duidelijk "dat de vakbond in Hongarije de arbeiders best kan gebruiken voor alles wat ze wil".
Incidenten worden dus uitgelokt door ordediensten der communistische partij, en dronken lui met enorm lawaai en gebrul uiten bedreigingen, sturen valse berichten rond en uiten de meest fantastische beschuldi­gin­gen. Hier zijn dus provocateurs aan het werk, en ze leveren zelfs hun veldslagen tegen de 'fascis­ten'. [Sulyok, 368]……

top

Kort hierna heeft de leider der Vrijheidspartij, advokaat en parlementslid Sulyok, een gesprek met Rajk, de arrogante, zelfvoldane minister van bin­nenl. zaken, over de vele ordeverstoringen, incidenten en valse berichten over Vrijheidspartij en daar blijkt -zoals hij later kan schrijven- dat hij Rajk minacht, niet in het minst om z'n uiter­lijk ["meer een oermens dan een ontwikkeld man, gelet op z'n neus, ogen, onderkaak, tanden, voorhoofd, haren"], maar ook ruw en vulgair. Ooit hadden zoals bekend twee broers van Rajk [oorspr. Reich] n.b. onder de fascist Szálasi een leidende rol, maar dat is 't verleden.... Nú behoort Rajk echter tot de arrogante en hautaine machthebbers, en laat Sulyok weten: "Natuurlijk worden jullie aangevallen! Omdat jullie de vijanden van de demokratie zijn.... de communisten hebben zelfs de plicht om jullie aan te vallen!... Als communist zeg ik je: als het aan míj lag waren jullie niet meer op de wereld.... jullie zijn fascisten, en jullie hebben in Hongarije niets te zoeken!. Als minister van bin­nenlandse zaken ben ik helaas [!] aan de wet gebon­den!........ [Su­lyok, 371/­372]. Dít is wel tekenend voor de sfeer waarin politiek "overleg" in Hongarije in het begin van 1947 plaatsvindt en men mag als niet-communist nog blij zijn wanneer men levend van een dergelijk 'onderhoud' vandaan komt, maar de levensgevaarlijke dreiging blijft!!…..
Niet slechts de oppositie is in Hongarije echter aktief; ook binnen de niet-communistische regerings­par­tijen bestaat nog steeds grote onvrede over de machtspositie die de communisten -alleen al dankzij de Russische aanwezigheid- intussen hebben weten te veroveren. Juist in 1947 blijkt immers duidelijk dat men bij openlijke [pogingen tot] kritiek op de communistische taktiek en terreur al gauw te maken krijgt met een enorme perscampagne, waarbij geen beschuldigingen en insinuaties worden geschuwd, en vervolgens eventueel met de brute, onmenselijke en botte machtsmiddelen der partij, de geüniformeerde mensen der almachtige geheime diensten, de NKVD en het hele Russische machtsapparaat .....
Behalve in de ”burgerlijke” of “reaktionaire” FKgPen de NPP blijft ook in de soc.-demokratische MSZDP onenig-heid bestaan: de oude en ervaren soc.-demokr. parlementariër Károly Peyer, die n.b. 22 jaar fraktieleider was, protes­teert b.v. ter gelegenheid van het a.s. partijcongres [febr. 1947] op 8 december 1946 in een Memorandum tegen de communisti­sche methoden en politiek en tegen de steun die partijleider Szakasits hieraan geeft. Hij wil m.a.w. een breuk met de 'destructieve' MKP en protesteert heftig tegen de pro-Russische lijn der MSZDP. [Na­gy, hoofd­stuk 63]. Peyer wil het herstel der onafhankelijke positie van z'n partij en het herstel van haar demokratische principes. Men durft hem echter niet eens uit de partij te gooi­en, hoewel hij nog slechts een minderheid vertegenwoor­digt. Wel moet hij aftreden en sluit zich dan in 1947 aan bij de kleine "Radika­le Par­tij", en vormt later in 1947 een aparte groep.
Na enige tijd geeft de verslagen en geïsoleerde 65-jarige Károly Peyer, die na de oorlog ziek en gebroken uit een Duits kamp naar het land terugkwam, de hopeloze strijd op en ziet zich gedwongen om  in november 1947 naar de USA te vluchten. Andere gematigde sociaal-demokraten, zoals de al veel eerder genoemde Anna Kéthly, Imre Szélig, Gyula Kelemen en Ferenc Szeder, blijven echter strijden voor o.a. het behoud der demokratie, meer contacten van hun partij met de FKgP en tegen de zeer nauwe banden met de communisten.
Niet onverwacht wordt het memorandum door de meerderheid op het 35e congres echter afgekeurd. "Het splijt de partij", zegt men eenvoudigweg. De pro-communistische meeloper Árpád Szakasits blijft dus partijleider [secr.-gen.], en Ries en Marosán worden vice-secr.-generaal. Het beeld der Hongaarse sociaal-demokratie blijft echter nerveus, wankel, verward en zeer verdeeld, n.l. over de taktiek die men tegenover de communisten moet volgen!
De partij is chronisch onbekwaam om iets te doen t.b.v. een echte sociale demokratie!! [Kovrig, 206], en tegen de dwang, intimidatie en agressie der communisten is óók de MSZDP niet opgewassen. "In menig opzicht is de MSZDP al in 1946/47 een tak van de Hongaarse communistische partij", aldus Seton-Watson [The Danubian States, in "Nationalism and Communism"] en b.v. de tegenover de communisten zeer gewillige György Marosán geeft dat later in 1972 ook wel toe in "Az úton végig kell menni" [Men moet de weg tot het einde gaan]: "Van verschillende communisten, zoals Rákosi, Rajk, Farkas en Révai kreeg ik mijn instrukties", en de oudgediende Vilmos Böhm klaagde bitter dat de communisten altijd binnen een paar uur al wisten wat er op een "geheime" MSZDP-vergadering was besproken.... Wel is het volgens de opportunistische Szaka­sits "uitgesloten dat er een fusie van de MSZDP en de MKP komt", maar dat is slechts een kwes­tie van tijd.... [Schöpflin, 102].
Er zijn in de Hongaarse MSZDP immers al enige tijd mensen aan de top, die eigenlijk jaloers zijn op de gedrevenheid en de vechtlust der communisten en die zonder meer bezwijken voor leuzen en eisen zoals "de eenheid der arbeidersklasse" en "de gezamenlijke strijd tegen de bourgeoisie en tegen het kapitaal". Met lede ogen zien deze linkse socialisten in januari 1947 b.v. dat hun partij zware verliezen lijdt bij de verkiezing van de belangrijke üzemi bizottságok, de bedrijfscomité’s die de arbeiders veel zeggenschap geven in alle ondernemingen met 20 man of meer personeel.
Bovendien zit de MSZDP al met handen en voeten aan de [samenwerking met] communisten gebonden via het machtige Verbond van Vakbonden met haar 1.288.000 leden in januari 1947. De -in feite verplichte- vakbond is een buitengewoon krachtig middel in handen der MKP. Ze staat onder leiding van de secr.-gen. de eerder genoemde communist István Kossa [1904 -'65] en de voorzitter, de linkse socialist Ödön Kisházi [1900 - 1975].

Het ervaren soc.-demokr. parlementslid mevr. Anna Kéthly


De vakbonden regelen b.v. werktijden, hebben een monopoliepositie in de bedrijven, stellen de lonen vast, regelen de betaalde vakanties, en c.a.o.'s. Stakingen zijn uiter­aard verboden, want 'het belang der Arbeidersklasse' kan nooit tegen dat van de vakbonden [= de arbeidersklasse] ingaan.... Vergeleken met vroe­ger is de positie der werkende klasse er [op papier] dus zeer op vooruit gegaan en de discipline is groot. Aan de andere kant zijn de vakbonden en bedrijfscomit­é’s weldra tot een soort speelgoed in handen van de communis­ti­sche partij geworden. [Kertész, 137/138]. Samen met de politieke partijen hebben zij een enorme invloed in het na-oorlogse Hongarije, evenals in alle andere Oost-Europese landen onder Sovjetrussische invloed………
Anders dan de grote massa der boerenbevolking [die nu eenmaal voor communisten geldt als potentieel kapitalistisch met de sterke neiging tot behoud van privé-bezit!] laat men de arbeiders echter niet met rust. De "Arbeidersklas­se" heeft immers volgens de communistische leer een voortrekkersrol te vervullen. Op den duur moet ook Hongarije een land worden waar de arbeidersklasse regeert, de toon aangeeft, en het maatschappelijke leven beheerst.
De Hongaarse boeren vóelen zich overigens allerminst 'met rust gelaten' want de prijzen voor hun produkten blijven bijzonder laag, vooral vergeleken met industriële produkten, en anders dan de arbeiders met hun invloedrijke vakbonden, wordt de grote Boerenunie door de linkse partijen en hun pers min of meer gelijkgeschakeld met de 'reaktionaire' rechtervleugel der Kleine Grondbezitters. Als concurrenten van de Boerenunie hebben de MKP en NPP zelfs al eerder organisaties van [linkse] landarbeiders en 'nieuwe' boeren opgericht.
Volgens de communistische leer mag men overigens de economische ontwikkeling niet overlaten aan de krachten der menselijke natuur en aan de loop der historische gebeurtenissen.... Op de ongerijmdheid in dezelfde leer, dat n.l. de hele menselijke geschiedenis per definitie verwijst naar de logische en dus onvermijdelijke komst van 'het socialisme' en van de macht van de arbeidersklasse, kan uiteraard ook in Hongarije niet openlijk worden gewezen want aan enige vorm van principiële kritiek kan de heilsleer der communisten uiteraard niet onderhevig zijn.....
Het hele economische leven kan en moet dus volgens plan worden georganiseerd, en daartoe worden ook in Hongarije allerlei schema's gemaakt. In feite dienen landen zoals Hongarije, Polen, Tsjechoslowa­kije, Roemenië, Bulgarije en Joegoslavië eenvoudig het model van de reeds ervaren Sovjet-Unie te volgen! Op 26 juni 1946 zijn de mijnen al genationaliseerd, en op 14 september volgen de elektriciteitsmaat­schappijen. Eind november 1946 komen de hoogovens en andere zware industrieën, zoals de ijzer- en staalfabrieken van Rima­murány-Salgótarján in Ózd, de elektriciteitsbedrijven van Ganz & Co., het enorme staal- en metaalcom­plex van Manfréd Weiss in Csepel, de Hongaarse Wagon en Machinefabriek in Győr, en een aantal andere grote bedrijven [olie, bauxiet, metaal] formeel dan ook onder controle van de staat, "in het belang van de vervulling van de herstel­betalingen en van de weder­opbouw en voor het budgettaire evenwicht".
Een "Centrum van de Zware Industrie" [Nehéz Ipari Központ], maar de facto de MKP, geeft voortaan de toon aan in het gehele industriële leven! [Sund­haussen, 581, enz] en hiermee zijn tegen het einde van 1946 alle mijnen, 60 % van de ijzer- en metaalindustrie, en 50 % der machin­e-industrie onder staatscontrole gebracht. In totaal is hierbij 45 % van alle arbeiders [in de industrie en mijnbouw] betrokken. Alleen de nationali­satie der banken wordt nog uitgesteld.

top

Ook déze nationalisatie eiste Rákosi wel op het MKP-congres op 29 september 1946, maar een deel van de NPP en van de MSZDP en ook de FKgP wenste toch uitstel hiervan.
De gehele struktuur der buitenlandse handel is ook al veranderd, doordat de agrarische produktie en de industriële grondstoffenproduktie relatief lager moeten worden. Hongarije moet namelijk zo snel mogelijk een exportland worden van afgewerkte industriële produkten en halffabrikaten. Dit is eenvoudig de eis van de Russen; het industri-alisatieproces wordt dus krachtig bevorderd evenals dat in andere Oost-Europese landen het geval is. Hongarije wordt tevens vanaf 1947/48 van de wereldmarkt afgehouden, en wordt eenzijdig afhankelijk van de Sovjet-Unie.
Export:                              1938:  1946:   1947:  1948: [percentages].
grondstoffen:                     59,6   36,1    35,9    32,2
halffabrikaten:                     9,8    10,6    17,7    13,7
afgewerkte prod.:               30,6   53,3    46,4    54,1

Import, idem:
grondstoffen:                      41,1    53,6    53,1    55,4
halffabrikaten:                    28,7    14,6    19,7    24,9
afgewerkte prod.:               30,2    31,8    27,2    19,7.  [Sundhaussen, 569/570].

De handel met de West-Europese landen en met de Verenigde Staten neemt, na een stijging in 1945/46, dan ook af en het spreekt vanzelf dat met name de MKP in de strijd hiervoor als de grote vriend der Sovjet-Unie vooraan staat. Hoewel de beginnende "Koude Oorlog" in 1947/48 al duidelijk maakt dat 'de linkse krachten' met de "agenten van de buitenland­se imperialis­ten", fascisten en reaktionairen in Hongarije zelf niet 'normaal' kan en wil omgaan, stijgt toch, met name door de UNRRA-hulp [van de Verenigde Naties] en door wes­terse kredieten in 1947/48 de handel met de USA en met Groot-Brittannië sterk! [Sund­haussen, 569].
Toch is de Hongaarse premier Nagy aan 't einde van 1946 -begrijpelijk gezien de zware politieke druk waaraan hij bijna dagelijks blootstaat- niet tevreden, "maar goed", aldus de premier, "iedereen in Hongarije heeft te eten, de prijzen zijn stabiel, en de rust kan terug­keren"... Men blijft in dit land zelfs nog altijd hopen op een 'betere binnenlandse situatie' na de ondertekening van het vredesverdrag, wanneer -zo denken velen- de Russische troe­pen eenmaal zijn vertrokken!.... Over de nabije toekomst blijft echter ook veel onzekerheid bestaan, omdat [zie hierboven] een snel vertrek der Sovjettroepen in feite nog allerminst vaststaat. Ook over invulling van de begrippen "burgerlijke demokratie" óf "volksdemokratie", en hiermee in direkt verband: de rol van de massa's op straat óf die van het parlement, is men het ook allerminst eens. Bovendien laten de Hongaarse communisten nooit ècht weten wat hen uiteindelijk precies met dit land voor ogen staat! In hoeverre men b.v. de 'reaktionaire rechtervleugel' van de coalitie-partij [!], de Kisgazdapárt, inderdaad wil uitschakelen blijft onduidelijk.
Evenmin is duidelijk wie de machtige communisten in hun "klassenstrijd" precies als de 'klassenvijand' beschouwt: men krijgt b.v. in 1947 nog de indruk dat alle zelfstandige, onafhankelijke boeren met hun eigen grondbezit hier niet onder vallen, maar…? Wat staat de Hongaarse boeren nog te wachten, wanneer men weet dat hèt Grote Voorbeeld voor Hongarije, de Sovjet-Unie o.l.v. de almachtige Stalin allang alle zelfstandige boeren heeft uitgescha­keld en heeft gedwongen om tot kolchozen en sovchozen toe te treden?
De Hongaarse communisten praten intussen weliswaar zelfs niet meer over een revolutie en over de diktatuur van het proletari­aat, maar dát vormt geen enkele garantie: op bevel van Moskou kan men eventueel de koers zonder meer wijzigen en aanpassen!.... Het jaar 1946 is evenwel nog niet voorbij, of er doet zich al weer een -zelfs voor het na-oorlogse Hongarije opzienbarende- zaak voor, die het begin van het einde betekent voor de demokratie in dit land.
Kort voor de kerstdagen, in december 1946 maakt de Militair-politieke afdeling van gen. Pálffy [-Österreicher] be­kend dat er "een wijdvertak­te samenzwering tegen de repu­bliek [egy köztársaság-ellenes összeesküvés]is ontdekt"…: ”er is sprake van land­ver­raad en van een illegale organisatie, de zgn. "Hon­gaarse Gemeenschap" [Magyar Közösség] die ”het bewind van admiraal Horthy wil her­stellen, en dus samen­zweert tegen de republiek”. [Max, 95].
Meegedeeld wordt dat er verschillende politieke partijen, m.n. de FKgP erbij zijn betrok­ken, evenals enkele voorma-lige legerofficieren en extreemrechtse figuren, zoals ambtenaren. Men heeft wapens verza­meld en er bestaan plannen voor een regering in ballingschap als….. de communisten via een staatsgreep aan de macht komen. Allerlei namen worden opgesomd, zoals die van dr. Béla Demeter [geb. in Torockó en deskun­dig betr. Zevenburgen, lid van de  Hongaarse delegatie in Parijs], een generaal van Horthy, Lajos Dáln­oki Ve­ress [1889 – 1976], die 1944/45 gevangen zat, maj. László Várkonyi, luit.-kol. István Berkó, kol. Tihamér Sóvári, kol. Lajos Fülöp en een generaal Sándor András.
Eerst worden ongeveer vijftien mensen gearresteerd, maar vervolgens vele tientallen andere Hongaren [volgens Sándor Kiss later: 260 mensen!] uit alle lagen der bevolking, vooral FKgP-leden, zoals een aantal parlementsleden [!] n.l. de advokaat Sándor Kiss [Vásárosnamény, 1918 – Washington USA, 1982], die in de oorlog het verzet van studenten leidde en o.a. ds. Tildy en ds. Bereczky goed kent, dr. jur. Pál Jaczkó [* 1916] en dr. jur. Kálmán Saláta [Budapest, 1917 – Washington, 1958], verder dr. György Donáth [Budapest, 1904 – 1947], die zich vanaf 1938 bij Imrédy’s partij aansloot en tot 1944 parlementslid der MÉP was, maar anti-nazi was, Bálint Arany, Domokos Szent-Ivány­i en  majoor István Szent­miklós­sy. [o.a. Nagy, hoofdst. 66].
Stuk voor stuk zijn het mensen die een rol speelden bij het verzet tegen de Duitse bezetting en soms ook al voor de oorlog in linkse, progressieve bewegingen. De meesten van hen zijn intellektuelen, die inderdaad vóór een parlemen-taire demokratische staat en tegen een communistisch bewind zijn, maar die de gevangenis alleen kennen vanuit hun verzet in de oorlogstijd. Enkelen, zoals Saláta en Jaczkó en kennen elkaar als vrienden vanuit hun studietijd goed en Saláta behoort samen met een andere goede vriend, de arts Tibor Hám [Rákospalota, 1914 – New York, 1990] die in nov. 1944 gevangen werd genomen en vanaf januari 1945 voor de FKgP aktief is, tot de vrienden van premier Nagy, en ze laten zich inderdaad niet intimideren door de hecckampány [de hetzecampagne] der communisten.  
Vervolgens blijft het bijna een week stil, en pas op 31 december verschijnt het bericht in het partijblad "Szabad Nép" over de verordening van de politiecommandant van Budapest, dat de vroegere gen.-overste Lajos Dálnoki Veress moet worden gezocht wegens "samenzwering tegen de republiek"!….
Pas op 5 januari 1947 vermeldt "Szabad Nép", dat de minister van binnenl. z. Rajk een samenzwe­ring kan onthullen, maar "het feit dat de samenzwering plaats heeft kunnen vinden maakt duidelijk dat de leiding van de Kisgazdapárt niet onschuldig kan zijn". [Schöpflin, 100]. De leiding had, volgens de berichten, György Donáth, die behoort tot de 'reactionaire' rechtervleugel der FKgP. Hij zou een rapport hebben geschreven, waarin wordt gesteld dat "vanaf 19 maart 1944 alles in Hongarije illegaal is geweest; en dat men dáár dus moet starten met het herstel van de natie"….
Volgens Nagy en vele anderen is dit alles alleen maar vals en onzinnig, en hijzelf, parlementsvoorzitter Béla Varga en zelfs president Tildy geloven er niets van: deze mensen zijn allen notoire antifascistische demokraten, die onder de Duitse bezetting hebben geleden!! [Nagy, hoofdst. 68]. Ook horen er intellectuelen bij die al in 1943 bij het verzet zaten. De linkse pers van MKP en MSZDP maakt er intussen geweldige ophef van, waarbij de FKgP ook fel wordt beschuldigd en ook de min. van herstel, András Mistéth wordt ver­dacht. Anderen, zoals Sulyok, kunnen hierin slechts "zwendel en het meest perfide bedrog" zien. Sulyok houdt ook een bijzonder felle rede voor de Vrijheidspartij, maar wordt scherp aangevallen door de communisten. "De bloedhonden van de partij brulden in hysterische woede", aldus Sulyok. [blz. 149].

top

Toch bezwijken de meesten onder de druk en terreur, marxisten geven n.l. in dit land -samen met de Russen- de toon aan. Alles is in het geheim n.l. al geregeld, Pálffy gaf niets door aan z'n chef, de min.v. defensie, maar dat wekt enig wantrouwen o.a. bij premier Nagy. Albert Barta, de min.v.defensie, gaat per­soonlijk naar de gevangenis om de gearresteerden te spreken, maar wordt n.b. gehinderd. [Nagy, hoofdst. 66]. Premier Nagy en zijn min. van def. Barta stelden n.l. voor om een commissie van onderzoek de verdachten persoon­lijk te laten ondervragen.
Vervolgens gaat Nagy naar Gábor Péter, de chef der politieke afdeling, maar deze verbiedt Barta ook om met gevangenen te spreken, en hetzelfde geldt voor min.v.binnenl. zaken Rajk. Men [Nagy] vermoedt dan dat de Russen er zelf achter zitten en daarom gaat minister Barta naar Sviridov zelf, maar deze ontkent een verbod te hebben gegeven. Wel beveelt Sviridov: "Dit is een zaak van de geheime politie zelf, en een onderzoek tegen Pálffy moet onmiddel­lijk stop­pen, anders zal de NKVD zelf de zaak ter hand nemen!" De premier denkt dan dat het initiatief van Pálffy zelf afkomstig is, en vindt dus dat tegen hem een onderzoek is gewenst. Pálffy weigerde n.l. het bevel van z'n eigen minister te gehoorzamen, maar Sviridov staat nu eenmaal achter hem: dát is het kenmerk van de politieke orde in Hongarije, waar communisten en Russen in het geheim van alles kunnen voorbereiden en elkaar dekken.....
Vervolgens belt partijleider Rákosi premier Nagy en beklaagt zich: "Hoe kunt u tegen iemand die de demokratie beveiligt tegen samenzweringen, en die haar zó grote diensten bewijst, een onderzoek willen starten? Pálffy is een voorbeel­dige demokraat, hij verdient niet zo'n schaamteloze behande­ling!" Toch zwijgen intussen de communistische partij en haar pers nog steeds. Na deze eerste dreiging volgt echter nog een tweede: Nagy wordt bij gen. Kondratov [de chef van de militaire afdeling der Geall. Contr. Commissie] ontboden, een despoot, "een absoluut heerser, die slechts bevelen uitdeelt" en híj beveelt de Hongaarse premier om de zaak tegen Pálffy te stoppen, "anders zal de Sovjet-militaire politie de hele zaak van de samenzwe­ring zelf ter hand nemen". [Nagy, hoofdst. 67].
De gearresteerden worden vervolgens door de milit. politieke afd. van het leger [van gen. György Pálffy] en door de politieke politie onder­vraagd en bekennen. Zelfs een der ministers bekent lid te zijn van de rechtse "Hongaarse Gemeenschap", waarna Rajk één en ander meedeelt en aan Nagy de namen noemt.
In totaal worden dus meer dan 250 personen gearresteerd, o.a. een zestal parlementsleden, waarmee een beslis­sende slag is toegebracht aan vèruit de groot­ste regeringspartij. Ook blijkt uit deze zaak dat Hongarije absoluut niet meer een demokratisch land kan worden genoemd. Zelfs kan de grootste en meest populaire partij als geheel ver­dacht worden ge­maakt [Max, 94/95] en voor vrij gekozen parlementsleden geldt geen immuniteit meer!
Vervolgens eist de MKP op 13 januari het ontslag van enkele 'rechtse' ministers, en verlangt dat de FKgP "zichzelf zuivert, een echte boerenpartij wordt en zich van bourgeoiselementen ontdoet". Voor de communisten blijft ze n.l. een "toevluchtsoord voor fascisten, bourgeoisie en reaktionairen"……..
De machtswellusteling Rákosi dreigt ook premier Nagy en insinueert: "Je moet deze elementen hard aanpakken! Er kan geen genade zijn voor samenzweerders. Zie je wel dat de Hongaarse demokratie wordt be­dreigd?" En minister Rajk is ervan overtuigd "dat die samenzweerders probeerden om de FKgP te infiltreren". Hij dreigt nu ook de secr.-generaal van de partij, de invloedrijke Béla Kovács: "Verschillende verdachten gaven toe dat ze nauw contact met u hadden, en u vaak ontmoetten". Met andere woorden: "Kijk dus maar uit!" De communisten achten ook de "Boerenunie" bij de rechtse samenzwering betrokken, hoewel premier Nagy zelf voorzitter is. Béla Ko­vács, István Szabó en de linkse István Dobi zijn vice-voorzitters, maar toch beweert men nu: "Ze nam ook deel aan de samenzwering".
Het blijkt dat de bond is verdacht tot men haar zuivert [Nagy, hoofdst. 71] en men heeft eindelijk een stok gevonden om deze machtige hond te slaan.... De Hongaarse Boerenbond wil men n.l. uitscha­kelen: het is immers een machtige belangenorganisatie met honderdduizenden leden, een bolwerk met een landelijk netwerk en met kantoren in bijna 1000 dorpen. De Hongaarse Boerenbond is daarmee een zeer belangrijke economische en culturele organisatie op coöperatieve basis terwijl ze ook grote betekenis heeft op educatief gebied en zorgt voor ideologi­sche politieke vorming en bewustwording van de boerenstand, op  niet-linkse of com­munistische basis.
Weldra blijkt echter dat iedereen in Hongarije nu tegenover de communistische en Russische terreur en bedreigingen wel bijzonder zwak staat, en eigenlijk machteloos is! De arrogante en wraakzuchtige Rákosi kan dan ook zijn eigen premier dreigen: "Sinds de verkiezingen zeiden wij al steeds dat de rechtervleu­gel der FKgP een vijand van onze demokratie is, maar de leiding der FKgP verwierp dat.... als de Kisgazdapárt nu echter níet de genadeloze strijd tegen de reactie en de samenzwe­ring aanbindt, zal de Hongaarse demokratie falen, en de verantwoorde­lijkheid ervoor zal rusten bij de FKgP. Wij eisen de onmiddel­lijke liquidatie van de samenzwering!!" [Nagy, 71]…..
In feite lijkt dit nauwelijks meer de taak van de premier: Nu en dan worden er al mensen gearresteerd, gekidnapt door de Sovjets, weggevoerd, gefolterd en gemarteld, enz., en onder druk van de communisten wordt de parlementaire on­schend­baarheid van eerst twee, en later nog zes parlementsleden opgehe­ven, ook zij worden gearres­teerd. In een proces worden de meesten van hen tot dwangarbeid en drie ter dood veroordeeld. Ook nu wil de gematigde mgr. Béla Varga, de parlementsvoorz., een parlementaire onderzoekscommissie instellen, maar… zó werkt dat in Hongarije niet meer. Zijn voorstel wordt afgewezen.
Van de eens zo sterke "Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters" is nog slechts een zwaar gehavende en volledig in de verdediging gedrongen partij overgebleven, en ook de eens zo machtige Boerenunie wordt verdacht, en haar leiders Sándor Kiss [zie hierboven] en János Horváth [Cece, prov. Fejér, 1921 -] worden beschuldigd. Ook János Horváth, die afkomstig is van een familie van protestantse kleine boeren, in 1942 lid der FKgP werd en in 1943 van de Boerenunie, o.a. dr. Bereczky leerde kennen en in 1944 in de beruchte gevangenis aan de Margit Körút zat maar samen met Kiss ontsnapte en zich onmiddellijk na de oorlog inzet voor de heroprichting van de Kisgazdapárt en de Boerenbond, is een belangrijk man voor deze beide organisaties en wordt zelfs aangewezen als hoofd der Hongaarse delegatie naar de UNRRA. Na al deze tegenslagen beschikt de FKgP nu ook niet meer over de meerderheid in het parlement, hoewel ze nog altijd 203 zetels heeft!
Maar het blijkt ook nu weer dat een kabinet van het ‘volksdemokratische’ Hongarije zeer zwak staat en wezenlijk niet veel kan doen. Het is een onsamenhangend team, dat verdeeld is over de hoofdpunten van het beleid en bovendien in feite volkomen onderge­schikt is aan de Sovjets. Op 28 januari 1947 geeft zelfs premier Nagy officieel toe dat er van een samenzwering sprake is! De facto bepaalt de communistische partij dus het beleid! Hongarije is hiermee vrijwel een satellietstaat van de Russen geworden en past al bijna in het algemene beeld van de Oost-Europese landen.....

Drie hoogovens in Diósgyör met resp. de leuzen 'Leve kameraad Rákosi', 'Leve de Partij' en 'Leve kameraad Stalin'.....

top

Allerlei geachte en gerespecteerde parlementsleden kunnen blijkbaar op bevel van de MKP [en op commando van de Sovjetbezettingsmacht!] worden bedreigd en vervolgens verwijderd. Alle pogingen van de Kisgazdapárt om uitleg te krijgen van de minister Rajk over de aanklachten tegen b.v. Sándor Kiss, volgens Nagy -en anderen- "een zeer geacht parlementslid, van boerenafkomst, direkteur van de Boerenbond, zeer hardwerkend en puriteins [calvinist], László Vattai [beiden van christelijk-nationale traditie], dr. Saláta en dr. Jaczkó mis­lukken.
Op 21 januari 1947 wordt ook generaal Lajos Dálnoki-Veress gearresteerd, en samen met gen. Sándor András in april 1947 ter dood veroor­deeld. Hun vonnissen worden later omgezet in resp. 15 en 12 jaar dwangarbeid! Ook dr. jur. György Donáth wordt na een onderzoek door de ÁVO [van het ministerie van Binnenl. Zaken] op 16 april 1947 ter dood veroordeeld door het volksgerechtshof [népbíróság] en tenslotte op 23 oktober 1947 ter dood gebracht…….
Nog in januari 1947 wordt de parlementaire immuniteit van 14 parlementsleden naar aanleiding van de beschul-digingen opge­heven en één van hen, de 30-jarige dr. Kálmán Saláta, wiens zenuwgestel is gebroken, vlucht tenslotte naar het westen, de anderen worden gearresteerd en gedepor­teerd naar de Sovjet-Unie. [Kovrig, 207].
Over dr. Pál Jaczkó en de anderen, die volgens Nagy en vele anderen volstrekt onschuldig zijn, worden intussen belachelijke praatjes verspreid, en zoals gebruikelijk zijn ze door de linkse partijen en door een harde perscampagne etc. allang schuldig bevonden vóór er een juridische uitspraak is. Het moet na het voorgaande overigens duidelijk zijn dat er in Hongarije 1946/47 allang geen sprake meer is van een onafhankelijke rechtspraak!
Intussen verneemt men al via geruchten dat er door de communistische geheime politie van Pálffy èn door de Russen op het beruchte adres Andrássy út 60 in het centrum van Budapest regelmatig bijzonder wrede methoden [zoals die van de inquisitie] worden gebruikt, en dat de beschuldigden dagen en nachten zijn en worden ondervraagd, óók over anderen, zoals de zelfs nog niet aangeklaagde [laat staan: gearresteerde] meest prominente leiders der Kisgazdák, Kovács, Varga en Nagy! Ook lui van de Russische NKVD zijn hierbij vaak aanwezig en geven b.v. instrukties bij de insinuerende ondervraging, de martelingen en folteringen, zegt men…..
De politieke ontwikke­ling in de satellietstaat Hongarije wordt dus nauwlettend gevolgd in de Sovjet-Unie en alle informatie is of wordt onmiddellijk doorgespeeld……… Niemand lijkt in dit land meer veilig en hoewel de premier van dit land, Ferenc Nagy in het openbaar verklaart dat "niemand de vriendschap met de Sovjet-Unie bedreigt", wantrouwt men toch iedereen, en verdenkt men bij ‘links’ óók de secr.-gen. van de partij, Béla Kovács, premier Nagy en parlementsvoorzitter mgr. Béla Varga! De linkse pers doet immers al voortdurend scherpe aanvallen op genoemde politici, die "betrokken zijn bij de samenzwering"…………..
Iedereen in Hongarije lijkt vanaf januari 1947 verdacht te zijn voorzover hij niet communist is en de sovjets vertrouwen in dit land blijkbaar alleen op de MKP. [Nagy, hoofdst. 73]. Er hoeft ook niets meer te worden bewezen want beschuldigingen, verdachtmaking en insinuaties van communistische zijde zijn ruim voldoende en die gelden als het ware bij voorbaat al als bewijsmateriaal!……
Dat blijkt b.v. uit de woorden van de gehaaide politicus en communistische partijleider Rákosi over Béla Kovács: "Ik zeg niet dat hij betrokken is maar hij moet de politieke verantwoor­delijkheid dragen en de konsekwenties op zich nemen dat hij in de FKgP zóve­el betrokkene­n om zich heen had...... Hij moet z'n ontslag krijgen!"...
Nagy's verweer tegen Rákosi is dan dat Kovács een oprecht en aktief demokraat is en één der beste leiders van Hongarije, en niets met de samenzwering heeft te maken!Want, aldus de premier, "als híj schuldig is ben ík het ook, maar ik beschouw mezelf als onschuldig, en Kovács ook! Ik ontsla hem niet! Ik offer Kovács niet aan de wolven! Hij is een oprecht demo­kraat!" Rákosi geeft dat n.b. wel toe, "maar Kovács was toch niet waakzaam genoeg!" Hij moet dus weg, al is 't maar tijdelijk".
Typerend is ook nu de meegaande en voor het publiek in elk geval naïeve houding van president Tildy die het al weer met de communistische leider eens is, en ook zegt: "Béla Kovács moet maar een poosje met vakantie" maar Nagy werpt daartegen in: "Als Kovács valt, val ík ook, èn Varga, en u, Tildy, óók want de communistische partij zal nooit tevreden zijn!” [Nagy, hoofdst. 74]. De premier blijkt dus de communistische taktiek helaas veel beter te doorzien dan de wel zeer naïeve en goedgelovige president, de vml. predikant Tildy!
Steeds weer worden nu immers nieuwe verdachten opgepakt, steeds meer mensen worden verraden, van poging tot samenzwering beschuldigd, en het betreft steeds hogere FKgP-mensen..... "Het hoofddoel van de campagne is dan intussen Béla Kovács [Patacs, 20 april 1908 – 21 juni 1959], die al op jonge leeftijd bij de partij hoorde en nadat hij in de provincie Baranya leider der kleine boeren was geworden, in 1939 landelijk vice- secr.-gen. der Kisgazdapárt werd. Hij geldt als een ambitieus en standvastig partijleider der kleine grondbezitters die de Russen wel terecht als hun gevaarlijk­ste vijand in Hongarije beschouwen". [Der Spiegel, 1984].
Op 20 januari eist Rákosi nog eens het vertrek van Kovács als partijlei­der, en zoals gebruikelijk: communistische demonstranten eisen al de doodstraf voor hem, terwijl hij nog niet eens is aangehouden, laat staan beschuldigd! Het verdere scenario kan men echter wel raden: de Russische gezant Puškin verklaart t.o. premier Nagy: "Er zijn bewijzen dat Kovács een spion in dienst der Amerikanen en Engelsen is", en hoewel volgens de premier de parlementaire onschendbaarheid van de zes  parlementsafgevaardigden nog niet formeel wordt opgeheven, worden vijf van hen wèl gear­resteerd!

top

De partij weigert echter haar voorzitter Kovács op te offeren, men vindt hem onschuldig, en de aanklacht vals. Premier Nagy aarzelt ook, maar hij beseft terdege: "Als Kovács valt, vallen de vrijheid en demokratie in Hongarije", en dat denkt men algemeen. Béla Kovács wordt hiermee de centrale figuur: na hem zal níemand de druk nog kunnen weerstaan. In feite wil de communistische MKP nu dat de Partij van Kleine Grondbezitters [FKgP] haar rol van algemene, brede [burgerlijke] volkspartij opgeeft en een zgn. pro­gressieve [linkse] en "demokratische" boeren­partij wordt. En…. opnieuw krijgt de MKP voor een deel haar zin: Kovács wordt door premier Nagy met verlof gestuurd, en ook wordt op 4 februari '47 nog een andere groep uit de FKgP gegooid. [Kovrig, 207]. Daarop verzoekt het gerechtshof de opheffing van de parlementaire onschend­baarheid van Kovács en dat is het begin van het einde! Zware beschuldi­gingen worden al geuit, en ook de minister van ­justitie, de linkse socialist Ries stemt in alles toe; hij is het eens met MKP! [Nagy, hoofdst. 76].
Weliswaar stelt een FKgP-parlementslid, István Kovács, nog voor om een parlementaire onder­zoekscommis­sie samen te stellen om de zaak van de ontslagen parlementsleden en die van Béla Kovács te onderzoeken, maar hij wordt prompt door de woedende communist Rákosi afgemaakt als "een agent der clericale reak­tie die de samenzwe­ring tegen de demokratie steunt". [o.a. Nagy, hfdst. 76], terwijl het "Linkse Blok" dreigt: "Een parlementaire commissie betekent het einde van de coalitie!" Iedereen in Hongarije voelt wel aan dat dát het einde betekent van de vrijheid, want de Russen zouden een regering zonder de communistische MKP nooit dulden!.....
Maar intussen verklaart Révai in het parlement Béla Kovács nota bene al tot een misdadiger want "hij is verant­woorde­lijk voor de samenzwe­ring!" Toch probeert Nagy -uiteraard vergeefs- nog iets te redden en overlegt met het Linkse Blok: "de aangeklaagden zullen in handen van de openbare aanklager [formeel: van de staat] komen en niet langer onder gezag van de politieke politie [in feite: van de communistische partij en de sovjets] vallen", zo heet het. Er komt natuurlijk ook deze keer niets van terecht..., maar het feit dat zoiets door een belangrijk gezaghebber in een land moet worden gevraagd of gesmeekt [!] is al een duidelijk teken aan de wand….
Zeer bewust stuurt het 'linkse blok' blijkbaar aan op een confrontatie want ook op het voorstel van de FKgP tot een conferentie van alle coalitiepartijen op korte termijn gaat men [4 februari 1947] niet in. Men wenst eenvoudig concessies en harde maatregelen van de FKgP “tegen de reaktionairen”, en men wijst al met een beschuldigende vinger naar Béla Kovács.
Deze neemt intussen zelf al -onder buitengewoon zware druk- ontslag als secr.-generaal der Kisgazdapárt op 19/20 februari 1947 en de linkse leiders Marosán [MSZDP] en Farkas [MKP] eisen nota bene al de opheffing van z'n parlementaire on­schendbaarheid...... Dat gebeurt uiteraard en Kovács wordt opgevolgd door de dikke, robuuste en joviale pater István Balogh, vanaf dec. 1944 al staats­secretaris van de premier, die al veel eerder door zijn tegenover de communisten en Russen buitengewoon loyale houding is opgevallen.....
Aldus wordt de aanhoudende druk op de FKgP en op gematigde, pro-westerse politici steeds groter maar binnen de partij is intussen al grote onrust ontstaan want men merkt dat "er een spelletje wordt gespeeld om onze partij van haar leiders te beroven!" Premier Nagy overweegt daarom [weer!] om af te treden maar anderen zijn toch nog hiertegen: "De communisten zullen er misbruik van maken!" zeggen ze……..
Een zeer dubieuze rol bij dit alles speelt ook de zgn. realistische, in feite pro-communistische èn machteloze president Tildy, die de afgevaar­digden één voor één overreedt en dreigt met Siberië en met Russische gevangenschap! "De Sovjet-Unie kan Hongarije met één pennen­streek tot vazalstaat maken!... ..... de Angelsaksen zijn ver, maar de Sovjets zitten híer!'...... Jullie weten niet aan de rand van wèlke afgrond we lopen!...... De Russen zullen Kovács arresteren en van de aardbodem laten verdwijnen", aldus de argumenten van Tildy, die ook nog enig macaber sukses heeft want alle verzet wordt opgegeven. [Sulyok, 154]. Intussen vinden ook weer de gebruikelijke 'spontane' demonstraties plaats, waarop men het ontslag voor Kovács eist! "Dood aan de samenzweerders!"
Toch is de FKgP nog steeds tegen opheffing van de parlementaire immuniteit van Kovács, maar deze treedt dan ook af als hoofdredakteur van het partijblad "Kis Újság", en hij is zelfs -zeer gespannen, bang en oververmoeid- bereid om, na sterke aandrang van Nagy, zich voor verhoor vrijwillig bij de geheime poli­tie te melden, en "z'n zaak uit te leggen"! Hij wil wel weg en Nagy en Tildy geven deze strijd ook al bij voorbaat op: ze eisen nu al geen parlementaire commissie meer. Een comité der partij komt vervolgens bijeen maar is [natuurlijk] verdeeld: de zeer loyale pro-communistische leden en ministers Ortutay, Dobi en Mihályfi zijn het immers al zolang véél meer eens met de communistische MKP dan met hun eigen partij, die "moet toege­ven".
De onzekerheid over het politieke lot van Hongarije heeft ook z'n weerslag op de houding van de westerse mogend-heden: Hier bestaat nu zelfs angst voor een communistische coup in Budapest maar aan de andere kant wil men de coalitieregering hier toch nog wel blijven steunen, en de USA verdubbelt haar krediet van $ 15 miljoen. Het is echter verre van voldoende. Amerika weigert trouwens om Hongarije verder enige hulp te geven want dat land moet de [herstel-] betalingen immers doorgeven aan de Sovjet-Unie. [Max, 73]……..
De Amerikaanse en Britse rege­ringen en hun diplomaten erkennen in privé-gesprekken nu wel dat er in Hongarije een sfeer heerst van angst en terreur en ze geloven ook dat de MKP op deze manier de andere linkse partijen dwingt om vóór haar te kiezen. "Ze exploiteren de 'samenzwe­ring' ten eigen bate", zo zegt men, en "wát ook de intentie van de communisten en Russen geweest mag zijn, het is wel duidelijk dat de zogenaamde 'samenzwering' hun de gelegenheid gaf om hard tegen pro-wes­terse elementen in Hongarije te keer te gaan".
Door de ontdekking van de "samenzwering" komen anticommunisten nog meer in het defensief en er bestaan nu zelfs ook bij de USA en Groot-Brittannië vermoedens dat de MKP en de Sovjet-Unie alle burgerlijke verzet in Hongarije willen ophef­fen en hun posities willen consolideren vóór het vredesverdrag waarvan het overleg in december 1946 ten einde loopt, en -dus- vóór 't vertrek van de Sovjettroepen. Voor een georganiseerde oppositie is er dan geen plaats meer, zo wordt afstandelijk geconcludeerd. [Max, 95]…………..Op 10 februari 1947 is de vrede intussen in Parijs getekend, zoals bekend en na een half jaar zal het verdrag in werking treden.

top

De "burgerlijke" premier Nagy wordt dan wel aangemoedigd om geen concessies aan 'het linkse blok' meer te doen; direkte politieke steun verleent men echter niet, en Nagy krijgt ook geen ènkele verzekering of garanties van enige steun als dat nodig is! De Hongaarse premier gaat er zelfs tot het bittere einde vanuit dat het vredesver­drag zal leiden tot het vertrek van de Russen, en daarmee tot herstel van de vrijheid van Hongarije maar ook dát zal een vergissing blijken te zijn.
De andere 'burgerlijke' regeringspartij, de overwegend linkse "Nationale Boerenpartij" is nu -vindt men blijkbaar- ook aan een interne zuivering toe en op haar congres op 24 februari 1947 wordt de gematigde en overtuigde demokratische Imre Kovács als secr.-generaal der partij n.l. ontslagen. De veel meer linkse, pro-communistische meeloper Ferenc Erdei [Makó, 24 dec. 1910, zie ook N. I. e], die van arme boerenafkomst is maar rechten studeerde in Szeged en zich in de jaren ’30 aansloot bij de “népi írók” [de populisten] en toen als sociograaf veel boeken schreef over de armoede van de boeren, volgt hem op. De partij wordt daarna ook verder gezuiverd van 'rechtse elementen'. Vrijwel niets lijkt in dit land dus nog onmogelijk en er gaan zelfs geruchten dat de communistische MKP geld geeft aan opposanten binnen de andere partijen en hen aanmoedigt om uít hun partij [de Kisgazdapárt] te treden: het zou hier vooral o.a. István Barankovics [Polgár, 1906 – New York, 1964] en Zoltán Pfeif­fer [Budapest, 1900 – New York, 1981] van de gematigde, burgerlijke, demokratische en pro-westerse vleugel betreffen...... [Schöpflin, 101].
Intussen heeft het proces en de terdoodveroordeling in eerste instantie van generaal Dálnoki Veress in januari j.l. al veel indruk gemaakt en in april wordt ook Sándor András ter dood veroordeeld.
Ook bijzonder opzienbarend is het lot van Béla Kovács, die zich op 25 februari vrijwillig bij de politie meldt, maar wordt geslagen en in zijn huis in de Váci utca door de Russen [!] gevangen wordt genomen en dan naar het beruchte adres Andrássy út no. 60 wordt gebracht, waar men "als honden tegen hem tekeer gaat, brullend en scheldend", aldus Zoltán Pfeiffer die bij hem bleef. [Sulyok, 155]. Kovács wordt vervolgens zogenaamd vrijgelaten en met een sovjet-militaire politiewagen naar z'n huis [dat bezet is] overgebracht: alle papieren moeten mee, Kovács wordt ontvoerd, en huizen en straten in de buurt worden n.b. afgezet. Hier nemen acht Russische agenten hem gevangen en voeren hem weg als "deelnemer aan moorden op sovjetsoldaten en spionage tegen het Sovjetleger". Kovács wordt beschuldigd van "de organisatie van de samenzwering tegen het Rode Leger, en van spionage en vorming van gewapende antisovjet groepen in Hongarije".………
Een delegatie der FKgP gaat dan naar Rákosi om hem opheldering te vragen. Deze zegt, wat lachend: "Ik zou graag helpen, maar de zaak is nu in handen van de Russen". Uiteraard heeft de Hongaarse communisti­sche leider immers niets met sovjetzaken te maken! Ook de ’spontane’ demonstratie van commu­nisti­sche arbeiders vóór het parle­ment die "dood aan Kovács" roepen, is uiteraard nu niet direkt een zaak voor Rákosi!!....  Béla Kovács wordt vervolgens naar de gulag ,naar één van de duizenden kampen in Rusland weggevoerd waar hij jarenlang in gevangenschap verblijft. Pas 9 jaar later [in 1956!] komt Béla Kovács ziek en zeer verzwakt terug....
Men is het er buiten de communistische partij om wel over eens: Hij gold als een bekwaam en populair politicus, en dáárom voor de commu­nisten als een ge­vaarlijk man. Z'n verdwijnen is daarom een vernieti­gende slag voor de FKgP. Ook een ander parlementslid der FKgP, József Dudás, wordt gearresteerd en ontvoerd naar de USSR.
Het blijkt dus dat de Sovjets ongestraft en direkt tussen­beide kunnen komen in Hongaarse binnenlandse zaken, het omgekeerde van wat zij nog altijd beweren! Elders, b.v. in Roemenië en Bulgarije en in Polen kan dat al langer. De 'rechtse' FKgP is nu kapot gemaakt, en daar ging het om. "Hongaarse binnenlandse zaken" blijkt door al deze affaires al in 1947 een zeer relatief begrip: de almachtige Sovjetdiktator Stalin en zijn hielenlikkers in Budapest kunnen, al of niet vanuit het Kremlin in Moskou gedikteerd, ingrijpen waar, wanneer en tegen wie men wil, en voor communisten zijn er geen 'binnenlandse zaken'. Voor hen is slechts de internationale klassenstrijd van belang en daarvoor moet alles en iedereen wijken. Nationale grenzen spelen hierin geen enkele rol, slechts de "Wereldrevolutie" telt, en daarbij moeten “nu eenmaal”offers worden gebracht…......
Juist omdat de Hongaarse communistenleider Rákosi meent in deze strijd een belangrijke en zeer vooraanstaan­de rol te spelen -geheel aan de leiband van zijn grote meester Stalin- vinden velen hem niet meer dan een verachtelijk mens. Hij laat immers alom en altijd duidelijk merken dat zijn bekrompen geest slechts één doel kent: de slaafse honden-trouw aan de Russische machthebbers. Uit zijn hele doen en laten blijkt dat hij niet veel anders wil zijn dan een lakei van Stalin en hij verklaart o. a. in februari 1947 nog eens dat "de ontwikkeling en versterking van de communistische MKP en van de zgn. volksdemokratie, èn het reduceren, afbreken, neutrali­se­ren en tenslotte vernietigen van de reaktie aan de basis" zijn doel is. [Kovrig, 211]. Voor 'links', de communisten en hun fellow travelers, maken de gebeurtenissen in februari 1947 nog eens duidelijk, dat rechts, de voormalige heersende burgerlijke klas­sen, met alle middelen de vroegere macht terug wilden hebben, en dat de Westerse mogendheden hen hierbij steunen, net als in 1919". [Warriner, 29]……………
Uitsluitend om taktische redenen en deels uit onzekerheid komt men overigens ook steeds met verhalen over Hongarije [en alle andere Oost-Europese landen] als zou dit land zéker geen kopie van de Sovjet-Unie zijn. "De volksdemokratie is een heel nieuw sociaal-poli­tiek systeem", aldus de nieuwe opvatting en ook door vele linkse idealisten, politieke filosofen en marxistische theoretici in het Westen wordt dit zonder meer geloofd en serieus genomen.
Het is begrijpelijk dat, als een protest tegen de vernederende gang van zaken voor hun partij [-leiding] en voor het land, de FKgP-ministers op 28 februari bij president Tildy hun aftreden willen melden, maar ook nu is de reaktie van Tildy typerend: "Ik keur dit af", aldus de president, "want dit is een provo­catie die niemand zal baten!"
Toch ervaart ook premier Nagy de zaak als een zware slag, een schok, en hij voelt zich hopeloos. Van één van zijn meest trouwe medewerkers is hij immers volkomen ten onrechte beroofd door degenen die ook in Hongarije nog steeds als ‘bevrijders’ wensen te worden behandeld. Ook híj denkt aan aftreden maar de FKgP-ministers waarschuwen hem [voor de zoveelste maal!]: ”Als dát gebeurt krijgt de MKP haar zin! Ze moeten nu niet de indruk krijgen dat we alles goedvinden”. Ook president Tildy wil niet dat de premier aftreedt, hoewel Ferenc Nagy later wel beseft: "Ik weet wel dat men van verraad [van mijn kant] zal spreken!" [Nagy, hoofdst. 78]. Hij ziet echter geen andere mogelijkheid dan opnieuw toegeven, en men beseft bovendien goed dat het Westen Hongarije zéker niet zal helpen! De affaire van de beweerde samenzwering en van de ontvoering van Béla Kovács betekent echter een nieuwe cesuur in de Hongaarse politiek. [Sulyok, 155].

Één der nieuwe industriesteden is Ajka.

In feite is de korte en labiele, min of meer parlementaire en constitutionele periode, die Hongarije vanaf 1945 kende, ten einde: een normaal parlementair leven is vanaf nu onmogelijk want zelfs gekozen afgevaardigden kunnen zonder meer worden opgepakt, en zonder eerlijk proces veroordeeld of zelfs verdwijnen. Van hoog [president, premier] tot laag is men bovendien volkomen in de ban van de angst voor de communisten en de Russen geraakt en niemand is bij machte om hieraan iets te veranderen!
Door terreur en bedreiging weet het 'linkse blok' nu hoe men "een fundamentele verandering in de machtsverhoudin­gen tussen links en rechts in de coalitieregering van Hongarije kan bewerkstelligen". Het "linkse blok" sluit zich dus nauwer aaneen, en dringt de rechtervleugel der grootste regeringspartij de FKgP in het defensief. Als partij kan de FKgP slechts concessies doen......

top