< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.2.5 Premier Ferenc Nagy moet het opgeven; het net sluit zich,
           februari tot september 1947.

Een evenzo bittere teleurstelling voor de Hongaren is de ondertekening van het vredesverdrag van Parijs op 10 februari 1947 waarbij de voormalige Duitse bondgenoten Italië, Finland, Roemenië, Bulgarije en Hongarije vrede sluiten met de overwinnaars, de geallieerden. Ook voor Hongarije geldt dat hier de bepalingen van de al in 1945 gesloten wapenstilstand in grote lijnen nog eens worden bevestigd. Hongarije wordt, zoals eerder vermeld, vrijwel gereduceerd tot de grenzen van 1920, en de kwesties van nationale minderheden worden in de eerste plaats als binnenlandse zaken van de betreffende landen gezien.
Toch vermeldt men in de verdragen van Parijs wel dat de algemene mensenrechten, zoals die door de Verenigde Naties worden erkend, moeten worden gerespekteerd, maar al eerder is aangegeven dat vooral de geallieerde landen, Tsjechoslowakije, de Sovjet-Unie en Joegoslavië als soevereine staten èn vooral: als overwinnaars [!], de Hongaarse minderheden op hun grondgebied behandelen als minderwaardige lieden, die men liever kwijt is dan rijk.
De Hongaarse natie moet, zo luidt vooral de opvatting in Praag, Moskou en in linkse kringen in Budapest, voor eeuwig dankbaar zijn dat ze niet nog veel strenger is behandeld en dat ze nog kan voortbestaan. Men is vanaf 1945 nog lange tijd zeer sterk geneigd om het misdadige regime der nazi's en Pijlkruisers van 1944/45 zonder meer gelijk te stellen met 'de Hongaarse natie', maar in de historische literatuur geldt ook het bewind van Horthy vanaf 1920 vaak zonder meer als fascistisch en daarmee als verwerpelijk. Hongarije moet, zo vinden velen, nu maar eens boeten voor z'n hele zondige, feodale en autoritaire verleden. Voortaan is dit de populaire opvatting, zowel in Oost- als in West-Europa! Opmerkelijk is overigens dat het land niet eens lid kan worden van de Verenigde Naties, terwijl het zich toch niet minder loyaal opstelt dan andere landen.....
Het Hongaarse leger mag voortaan uit maximaal 60.000 man bestaan, incl. een grensbewaking, luchtafweer en rivierpolitie. De luchtmacht kan over maximaal 5.000 man en 70 gevechtsvliegtuigen beschikken. Een zware aanslag is/wordt ook gepleegd op het economische leven van dit land, dat $ 300 miljoen als herstelbetalingen moet betalen aan de geallieerde buurlanden. Tot vèr na 1945 gaan de Russen overigens door met het weghalen op grote schaal van allerlei waardevolle goederen, installaties, machines, werktuigen, voertuigen, enz. uit het veroverde land.
Vlak vóór het vredesverdrag van Parijs komt Moskou zelfs in het begin van 1947 ook nog met nieuwe eisen aan Hongarije op heel ander terrein: van dit land wordt meer geld geëist, en de nazi-Duitse [financiële] eisen van weleer aan Hongaarse burgers en de regering worden n.b. overgenomen. Dat is eigenlijk ongelooflijk, des temeer omdat b.v. de uit de oorlog daterende enorme financiële Hongaarse vorderingen op nazi-Duitsland volledig gene­geerd blijven! De Duitse claims ten aanzien van Hongaren worden daarentegen sterk benadrukt....
Het spreekt vanzelf dat Hongarije onmogelijk aan dergelijke eisen kan voldoen. Daar heeft men in Moskou evenwel geen oren naar: het Sov­jetwantrouwen tegen Hongarije neemt prompt sterk toe en een Sovjetkolonel merkt heel typerend op: "Jullie kunnen wel betalen, maar je wilt niet". Intussen is men in de Sovjet-Unie ook ontevreden over de Russisch-Hongaarse gemengde ondernemingen, die onvoldoende opleveren: "Hongarije moet dus maatre­ge­len nemen", zegt men. In feite kan de Sovjet-Unie dit land dus nog altijd maken en breken, steeds opnieuw dreigen, allerlei hoge eisen stellen, enorme voorraden in beslag nemen, mensen oppakken en deporteren en daarmee het hele politieke, maatschappelijke en economische leven totaal beheersen.
Van allerlei prachtige bepalingen op papier, zoals mensenrechten, burgerlijke vrijheden en demokratische rechten, komt is feite niets terecht. Allerlei bepalingen van de wapenstilstand [januari '45] tegen 'fascisten' kan men voortaan immers gebruiken, mits men maar het scheldwoord of etiket 'fascist' kan gebruiken en het spreekt vanaf 1945 voor communisten, gezien het voorgaande, bijna vanzelf wíe die fascisten zijn.....
Eerder is ook al opgemerkt dat de Sovjet-Unie zich zelfs het recht voorbehoudt om na het vredesverdrag in Hongarije een troepenmacht te handhaven, en het blijkt dat het kleine Hongarije hierover [hoeveelheid, terreinen, militaire installaties, gebouwen, bewapening] geen enkele zeggenschap heeft! Het feit dat de Sovjetmilitaire machthebbers op 25 februari 1947, ná ondertekening van de Vrede van Parijs, eigenhandig de Hongaarse politicus Béla Kovács gevangen nemen en deporteren, n.b. op grond van bevoegdheden van de "Geallieerde Controle-Commissie" [die t.g.v. het  vredesverdrag zal verdwijnen] zegt genoeg en formeel heeft men zelfs híerbij alle troeven nog in handen want: "de vrede is nog niet in werking getreden", kan men immers beweren......
Formeel is Hongarije vanaf 1947 dan wel weer een onafhankelijk en vrij, demokratisch land geworden, dat  toch opnieuw een plaats onder de volken van de wereld verdient, maar in feite is hiervan geen sprake. De bepalingen dat b.v. Hongarije zich zal houden aan demokratische, antifascistische spelregels vormen zelfs een schitterende basis voor de ontwikkeling van een "volksdemokratie" in dit land! Van enige zeggenschap of invloed van de Westerse mogendheden [Geallieerden] is hier geen sprake meer, laat staan dat men in de westerse hoofdsteden zou overwegen om ten bate van een klein land als Hongarije wèrkelijk in aktie te komen, terwijl immers landen zoals Polen, Joegoslavië, Albanië, Roemenië en Bulgarije al veel verder op weg zijn naar een stalinistische diktatuur, en in feite al een éénpartijstaat kennen!
In Hongarije is daarentegen nog altijd sprake van openlijke oppositie tegen het bewind en van meerdere zelfstandige politieke partijen. Men krijgt zelfs hier en daar de indruk dat over het toekomstige lot van Hongarije in Moskou nog níet beslist en sommigen wagen nog altijd de vergelijking met het buurland Oostenrijk..... Dat wil evenwel niet zeggen dat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tevreden zijn over de jongste ontwikkelingen in Hongarije.
Op 5 maart, een week na de verdwijning en deportatie van Béla Kovács, protesteren de Amerikanen en Britten formeel nog eens scherp bij gen. S­vir­idov, de sovjet- Hoge Commissaris in Hongarije over de "inmenging in de bin­nenlandse zaken van Hongarije die een zware inbreuk op de akkoorden van Jalta betekent! Men uit z'n bezorgdheid over de crisis in Honga­rije "waar een linkse, communistische minderheid haar wil op een agressieve manier oplegt aan de meerder­heid". Men veroordeelt dus de recente politieke gebeurtenissen in het land en eist een internationaal onderzoek, maar gen. Sviridov wijst dat van de hand en ver­biedt zelfs alle publikaties erover in Hongarije! Alleen via Amerikaanse en Engelse Hongaarstalige radioprogramma's kan men in Hongarije te weten komen dat er toch nog van protesten [buiten het land] sprake is.
In feite zijn de Britten echter veel voorzichtiger dan de Amerikanen! De linkse Labourregering hoopt zelfs nu nog [uiteraard: volkomen vergeefs] op "de gematigde sociaal-demokraten in Hongarije", die in hun partij overigens in de minderheid zijn. Men heeft blijkbaar weinig of geen weet van de werkelijke situatie in dit land, oftewel: men interesseert zich er niet voldoende voor, en heeft geen flauw idee over de machtspolitieke spelletjes van Stalin c.s. in Oost-Europa. De Britten zijn er zelfs van overtuigd dat Béla Kovács inderdaad schuldig is [!], en ze gaan ervan uit dat de Sovjets wel met bewijzen zullen kunnen komen...... "Het gedrag van communisten en Russen lijkt zelfs wettig verde­digbaar en het zal zeer moeilijk zijn om met een bewijs te komen van een onwettige of politiek gemotiveerde aktie!" Aldus redeneert men in [nogal naïeve] linkse Britse kringen. [Max, 98/100].
Ook in Moskou wijst men alles van de hand, en Sviridov verklaart: "Kovács heeft volmondig bekend dat hij misdaden tegen het Sovjetleger heeft ge­pleegd". [Kovrig, 208]. Ook verklaart Sviridov: "De procedures der Hongaarse regering vallen volledig bin­nen de wetten en constitutie van de Hongaarse republiek en Kovács beseft heel goed z'n schuld bij de misdaden tegen het Sovjetleger en bij z'n deelname aan het complot". [Max, 100]. Hongarije lijkt dus, althans voor degenen die nog hopen op het behoud van enkele fundamentele vrijheden, vrijwel verloren.
Premier Nagy kan ook niets meer doen, zelfs niet ten bate van één van zijn beste vrienden, Béla Kovács, en de schaamteloze Rákosi geeft aan de premier zelfs de dringende raad om de nota's van de westelijke mogendheden te verwerpen! Toch weigert Nagy dat absoluut, vooral omdat hij meent dat Rákosi op instigatie der Sovjets handelt, en ook omdat Hongarije nog slechts kort geleden een krediet van de USA à $ 15 miljoen heeft ontvangen en van Groot-Brittannië £ 0,5 mln. De Hongaarse premier verklaart zelfs nog: "Binnen de Kisgazdapárt bestaat een zéér groot vertrouwen in de USA". [Nagy,79]. Maar korte tijd hierna verrichten de door de communisten beheerste politie en de militair-politieke afdeling honderden arrestaties onder antilinkse Hongaren, d.w.z. voorstanders van een burgerlijke, parlementaire demokratie. Het gaat er dus op lijken dat de niets en niemand meer ontziende communisten denken in dit land vrij spel te hebben en dat betekent een nieuwe klap voor de FKgP.
Martelingen vinden plaats en vele gevangenen worden naar lichaam en geest volkomen gebroken. Het is duidelijk dat de rechtsgang volkomen oneerlijk; er komen b.v. geen openbare processen en vrijwel alles gebeurt in het geheim. Een echte verdediging is onmogelijk: ”vijanden van de republiek en van de arbeidersklasse”, en degenen die heulen met de klassenvijand en de reaktie hebben, wanneer men Rákosi mag geloven, geen recht op steun of verdediging. Ook in Hongarije worden sommigen, naar men zegt, gedwongen tot zelfbeschuldigingen, zoals dat in de Sovjet-Unie al in de jaren '30 al gebeurde: Er vinden politieke processen plaats, hoewel er nog geen doodvonnissen worden voltrokken! Ze worden herroepen of opgeschort......
De felheid waarmee men vanaf het begin van 1947 in Hongarije maar nog meer in enkele andere Oost-Europese landen te keer gaat tegen anticommunistische burgerlijke demokraten, boerenpartijen, sociaal-demokraten enz. heeft uiteraard alles te maken met de "Koude Oorlog" die steeds heviger wordt. In Amerika werd op 7 januari 1947 b.v.  generaal George Mars­hall minister van buitenlandse zaken, als opvolger van de gema­tig­de James Byrnes. Ook blijkt de Amerikaanse president Truman eigenlijk geen enkel vertrouwen meer te hebben in Stalin, en -anders dan zijn voorganger Roosevelt- deze Russische diktator niet als bondgenoot te zien: De oorlog tegen nazi-Duitsland is voorbij, en dan beschouwt men Stalin toch wel  als nieuwe bedreiging voor de vrije wereld.

top

Op 12 maart 1947 wordt de "Truman-doktrine" gelanceerd, en alle landen, die hulp nodig hebben tegen de commu-nistische terreur, in het bijzonder Griekenland en Turkije, kunnen dan op steun der USA rekenen.... Hiermee bestaat er in feite een tweede­ling van de wereld: de vrije demokratische wereld tegenover de onvrije, door terreur overheerste [communistische] wereld". De strijd van het Westen o.l.v. de USA tegen het internationale communisme, de USSR en haar satellieten, neemt hiermee een aanvang en voor Moskou is het dan ook niet langer nodig om het revolutionaire vuurtje een beetje in te houden. Integendeel: na enkele maanden start een tegenoffensief!
In mei 1947 wordt al $ 22 miljoen beschikbaar gesteld aan Griekenland en Turkije, en op 5 juni houdt Marshall zijn beroemde rede in de Harvard Universiteit, waarin hij een hulpprogramma voorstelt voor Europa: het Marshallplan. In dezelfde maanden worden de grote communistische partijen van Frankrijk en Italië gedwongen de regeringen te verlaten, en daarmee verliezen ze hun invloed op het beleid.
Aanvankelijk worden alle niet-communisten hierdoor aangemoedigd, zelfs in Oost-Europa en de Hongaarse oppo-sitieleider Sulyok dient zelfs een motie in het parlement in, waarin staat: "Hongarije moet voor eeuwig neutraal blijven". [Kovrig, 209]. Het spreekt echter al vanzelf dat er geen sprake is van een eerlijk debat erover. De communisten zijn alleen maar woedend: de MKP is vurig pro-Sovjet-Unie en dus wil dat Hongarije nauw verbonden blijft met de USSR hoewel men uiteraard nooit openlijk laat weten dat men z'n eigen machtspositie uitsluitend en alleen heeft te danken aan deze 'bevrijders'....
Intussen heeft de gemelde 'samenzwering' uiteraard nog gevolgen in de Hongaarse politiek. De Kleine Grondbezitters moeten zich nu immers wel ontdoen van hun 'rechtervleugel'. Maar de onderhandelingen op 6 maart 1947 van de FKgP met de linkse par­tijen leveren eerst geen sukses op. Toch komt er een akkoord tot stand op 11/13 maart '47 hoewel er opnieuw concessies door de FKgP worden gedaan: Men zal streven naar afschaffing van het verplichte gods­dienstonderwijs en naar nieuwe akkoorden tussen de kerken en de staat, naar strengere partijdiscipline en een economisch drie-ja­re­nplan voor het herstel.
Niemand mag vanwege z'n beroep worden verplicht tot het lidmaatschap van een bepaalde politieke partij en er zullen meer FKgP-leden bij de openbare diensten [politie m.n.] komen en enkele ministers zullen worden vervangen. Al gaan Szakasits en Rákosi nota bene eerst fel tekeer: "Wíj worden, zo lijkt 't wel, beschuldigd van een samenzwe­ring, en de FKgP wil zeker een zege op links behalen!", toch kan men niet spreken van een "rechtse overwinning". De FKgP moest steeds opnieuw concessies doen aan de communisten, maar nu lijkt de rust dan toch weergekeerd.....
De linkervleugel van de Kisgazdapárt blijft in de regering, maar steeds meer mensen van de 'rechtervleugel' gaan in oppositie. Wel heeft de FKgP in het voorjaar van 1947 nog 196 zetels in het parlement, maar ze is een min­derheid geworden en 70 % van het staatsbe­stuur is onder controle der linkse partijen gekomen, 13 van de 19 staatssecre-tarissen zijn links, en politie, staatsveiligheid en de economie staan onder leiding van de MKP. Ook 91 % der burgemeesters is links! [Sundhaussen, 557].
Drie ministers der FKgP treden nu af, en hun opvol­gers worden de meer linkse, pro-communisti­sche Gyula Ortutay  voor godsdienst en onderwijs, Ernő Mihályfi [luth.] voor informa­tie [zie hierboven] en Lajos Dinn­yés voor defen­sie. Hiermee is de linkervleugel zeer ver­sterkt, want van b.v. Mihályfi is bekend dat hij in het geheim lid is der communistische partij! Ook István Dobi van de linkervleugel der FKgP steunt de MKP en het linkse blok zonder meer. Péter Veres [NPP] wordt zelf minister van herstel, en de gematigde Miklós Nyárády-Scheidl [FKgP] min. van financiën. Daarmee is de communistische MKP weer dichter bij haar doel, haar wensen zijn opnieuw gerealiseerd, vooral dankzij nieuwe politieke druk op de FKgP. [Sundhaussen, 581].
Daartegenover staat dat de advokaat Zoltán Pfeiffer en 4 à 5 andere parlementsleden op 12 maart 1947 uit de FKgP treden, als protest tegen de steeds meer linkse koers. Volgens Nagy treden zelfs 18 afgevaardigden uit de FKgP en korte tijd later spreekt men al van ongeveer vijftig volgelingen van Pfeiffer, maar vele leidende funktionarissen der partij in Budapest en in de provincies worden ook ontslagen, afdelingen worden opgeheven, en de partij verliest in maart/april 1947 haar greep op de eigen fraktie. De verschillende groepen organiseren zich los van elkaar en wensen verder apart te bestaan. Een vaag gemeenschappelijk doel -een parlementaire demokratische staat- bestaat er nog, maar over de moeilijke weg hierheen, over de taktiek, de middelen is men het zeer duidelijk oneens.
Wat men nog kan doen tegen de permanente sabotage van de communisten en tegen het optreden van de Russische militaire autoriteiten in Hongarije is immers onduidelijk of niet bekend, maar wèl is duidelijk dat de dreiging steeds verder toeneemt. De politieke strijd is dan ook nog lang niet voorbij, integendeel: ze wordt intensiever! De positie van de premier en van zijn kabinet is, met andere woorden, al lange tijd volledig ondermijnd en premier Nagy kan geen werkelijke leiding meer geven, is ook onzeker, kan geen plannen meer doorvoeren, en is volledig afhankelijk van 'de volgende stap' van de communisten......
Ondanks overleg en akkoorden tussen de regeringspartijen kondigt de MKP immers steeds weer opnieuw de strijd aan tegen de reaktionaire krachten en tegen de vijanden van de volksdemokra­tie, en "the increasingly evident fiasco of Nagy's delaying tactics" leidt tot steeds sterkere oppositie en tot de snelle groei van b.v. de Vrijheidspartij van Sulyok en van rooms-katholiek kerkelijk verzet van onder leiding van kardinaal Mindszenty. [Kovr­ig, 208].
Akkoorden en afspraken met andere partijen worden blijkbaar door de communistische partij principieel gezien als stappen om de anderen af te matten, het begin van een nieuw offensief, een voorbijgaande fase in de permanente strijd tegen alles en iedereen, een uitgangspunt voor een nog heviger en venijniger aanval, een nieuwe start voor een nóg een poging om de ander te vernietigen. Afspraken met 'de vijand' blijken voor communisten dan ook waardeloos: ze kunnen altijd onmiddellijk worden vergeten. Men is blijkbaar alleen gericht op het eigen partijbelang, en daarvoor moet alles wijken.
Bij dit alles kan men onmogelijk het feit buiten beschouwing laten dat de Hongaarse communisten, die bij alle onderdelen van de politie, de geheime politie [ÁVO], bij ambtenaren, enz. al beschikken over betrouwbare eigen mensen, struktureel bij alles wat ze doen en laten, bij al hun plannen en taktische manoeuvres, de volledige steun hebben van de almachtige Sovjets met hun ervaren geheime dienst, de NKVD, hun hele militaire apparaat, hun inlichtingendiensten, hun spionnen en infiltranten, verklikkers, geheime agenten, etc. etc.
En het spreekt óók vanzelf dat het apparaat van een burgerlijke demokratische staat-in-wording, die slechts korte tijd geleden door een verschrikkelijke oorlog is geteisterd, straatarm is en hulpbehoevend, hiertegen niet is opgewassen. Voor velen geldt bovenal de vraag: wie kan men nog vertrouwen? In het westen is deze situatie wel bekend: de Verenigde Staten protesteren op 17 maart 1947 opnieuw tegen 'de politieke ontwik­ke­lingen', d.w.z. de terreur in Hongarije want er komen immers steeds berichten over willekeurige arrestaties van politici. Het protest heeft echter ook nu geen enkel resultaat! Men mag ook aannemen dat een protest vanuit het verre buitenland bij veruit de meeste Hongaren onbekend is en blijft omdat de radio en pers er niet over kunnen [mogen] berichten!
Maar de "rust" na het compromis van 13 maart is slechts schijn: Er komen al snel felle protesten van ouders tegen afschaffing van het verplichte godsdienst­onderwijs, van katholieken en protestanten samen en zelfs 10.000 arbeiders in het voor de communisten ”rode" Csepel protesteren op 26 maart. Ook premier Nagy, die zelf lid der synode en ouderling der hervormde kerk op het Calvijnplein [Kálvin tér] in Budapest is, krijgt z'n kerk niet mee [voor vrijwillig godsdienstonderwijs]! De publieke opinie is er fèl op tegen en beschouwt dit simpelweg als de zoveelste overwinning van de communisten, die men hen zéker niet gunt!

top

Met name de r.-katholieke kerk en haar gelovigen zijn fel tegen vrijwillig godsdienstonderwijs en nog in maart 1947 vormt een massademonstratie een openings­sal­vo: men brengt hiermee de nieuwe minister Ortutay al snel in het defensief. [Kovrig, 209]. De politieke aktiviteiten in Hongarije nemen dus opnieuw toe, hetgeen is te merken door talloze vergaderin­gen en massademonstraties, in de propaganda en in de pers. Pogingen om een gematigde rechtse christen-demokratische partij op te richten worden er nu ook gedaan, en onder leiding van de dan nog vrij onbekende journalist István Barankovics [1906 - 1974] wordt in 1947 de "Demokratische Volkspartij" [Demokrata Néppárt] opgericht. Ze heeft de voorzichtige steun van de rooms-katholieke kerk en richt zich vooral op versterking van de positie van het gezin.
Toch is het -zelfs voor de communistische partij- opmerkelijk dat er zeer weinig leden van de "Kleine Grondbezitters" nu toetreden tot de MKP. Alleen de communistische mantelorganisaties zoals die van landarbeiders en 'nieuwe boeren' krijgen nieuwe leden, maar ook zij opereren evenals de partij zelf met enorme agitatie en propaganda [agitprop] en hebben alle middelen ter beschikking.
De kleine en middelgrote zelfstandige Hongaarse boeren worden ook nu niet gewonnen voor de 'linkse' idealen, wát die ook mogen zijn. In grote lijnen zijn deze idealen, de economische plannen voor Hongarije nu ook bekend. Al in december 1946 heeft de MKP haar plan gelanceerd, en dat is de basis voor een "economisch Drie Jarenplan", dat door de regeringspartijen in hun akkoord van 13 maart '47 wordt aanvaard. Over deze plannen is men het aanvankelijk niet eens, vooral omdat de sociaal-demokraten veel meer [zelfs 2 x zoveel als de communisten!] willen investeren in de industrie en de mijnbouw, en wèl op westerse economische hulp rekenen! Tenslotte is er in maart een compromis bereikt, met steun der intussen zwaar geïntimideer­de FKgP. Deze partij houdt zich nu nogal op de achtergrond, en spreekt zich b.v. niet duidelijk uit over het principe van een "planeconomie".
Men komt ook niet met eigen voorstellen en het lijkt er zelfs op dat de eens zo machtige 'partij van kleine grondbezitters' bang is geworden, en geen vertrouwen meer heeft in de verdere ontwikkeling. Het kan echter niemand in en buiten Hongarije verbazen! Het "Driejarenplan" zal per 1 augustus 1947 van start gaan, en in het algemeen geldt hierbij dat men binnen drie jaar het produktieniveau en het levenspeil van het laatste vooroorlogse jaar 1938 weer wil halen en zelfs voorbij wil streven. Na één jaar moet de levensstandaard van arbeiders, employees in overheidsdienst en bij particuliere ondernemingen, spoorwegarbeiders, postbeambten, onderwijskrachten en gepensioneerden 85 % van 1938 bedragen, en na 3 jaar zelfs 115 % van 1938……...
De industriële produktie, die nu nog slechts 40 % van 1938 bedraagt, zal dan vergeleken bij 1938 tot 126 % moeten zijn gestegen. Daarvoor zijn enorme investeringen nodig, tot een jaarlijks gemiddelde van 11 % van het nationale inkomen. Op buitenlandse hulp rekent men zeker niet maar via o.a. een zeer progressieve inkomstenbelasting hoopt men aan middelen te komen. In 3 jaar zal Ft. 6.585 miljoen [9 % van het nationale inkomen] worden geïnvesteerd: waarvan 32 % in de  industrie en mijnbouw, 27 % in transport en commu­nicatie, 9 % in de landbouw, 22 % in de bouw en in openbare diensten. Als doelstellin­gen worden hierbij vermeld, dat de industrie vergeleken met 1938 27 % hoger moet zijn, de landbouwproduktie zal dan 91 % van 1938 bedragen, die van ijzer, metaal en machinebouw: 54 % hoger dan 1938, de chemische industrie zal 40 % meer produceren, de textielindustrie 25 % meer, en aan elektriciteit zal men 43 % meer produceren.
Temidden van alle rumoer vindt op 4 april 1947 de feestelijke herdenking van de 'bevrijding' van Hongarije op 4 april 1945 plaats. Voortaan zal deze datum een feestdag zijn: de laatste Duitse troepen verlieten immers het land, en de Sovjets hebben het land veroverd [pardon: voor eeuwig bevrijd van het fascisme], waardoor de wederopbouw kon beginnen.....
Hoe de Hongaren over deze "bevrijding van het vaderland" verder ook over mogen denken…, op deze dag wordt een kolossaal 36 meter hoog monument, met o.a. een beeld van de bekende Zsigmond Kisfaludi Strobl boven­op de Gellértberg in Budapest, als een bekroning van de stad, onthuld ter herinnering aan de duizenden soldaten van het Rode Leger die hun leven gaven voor de bevrijding van de Hongaarse hoofdstad. Het is een symbool van de overwinning op het fascis­me, en het opschrift op de zuil in het midden vermeldt o.a. dat het Hongaarse volk eeuwig dank­baar is t.o.v. haar bevrijders, de glorieuze Sovjet­legers. N.b. het 14 m. hoge beeld van de vrouw [oorspronkelijk  een engel!] met de palmtak [oorspronkelijk een propeller] in de hand is eerder [± 1943] bedoeld geweest als monument voor de aan het Oostfront op 20 augustus 1942 omgekomen vice-rijksbestuurder [-regent, en piloot] István Horthy, de zoon van de toenmalige Regent!.…….
Enkele veranderingen, de Sovjetsoldaat met de rode vlag in de hand, de namen van de vele omgekomen Sovjet-soldaten in de muur en de beide beelden als symbolen van verwoesting en bevrijding, zijn voor de Russen voldoende: álle herinneringen aan de oorspronkelijke bedoeling zijn van de aardbodem verdwenen.....
Opmerkelijk is ook het eerste officiële bezoek van een Roemeense premier aan het buurland Hongarije, van 2 tot 5 mei 1947. Petru Groza [* 1884 in Déva, zie 14.1.1.] is n.b. nog in het oude Hongarije opge­leid, heeft in Budapest rechten gestudeerd, en spreekt vloei­end Hongaars. In de Hongaarse hoofdstad wonen zelfs nog veel jeugd­vrienden van hem. Meer bekend is uiteraard dat hij houdt van weelde, comfort en rijkdom, en dus een opportunist is, die -nu dat veel beter uitkomt en nuttig lijkt- de communis­ten van harte steunt. "Zolang Roeme­nië aan de Sovjet-Unie grenst [dus: "voor eeuwig"] zal ik de meest loyale bondgenoot der Sovjet-Unie blijven", aldus Groza. [Nagy, hoofdst. 84]. Als Roemeens premier van maart 1945 tot 1952 van een coalitieregering [!] weet hij z'n land nauw aan de Sovjet-Unie te binden, terwijl de communistische partij intussen een machtspositie kan opbouwen.
De overeenkomsten en de verschillen tussen beide premiers zijn al even opmerkelijk: Groza steunt, als leider van een "Agrarisch Front" de communisten van harte, is als fellow traveller zeer loyaal tegenover de sovjets, laat toe dat de positie van zijn koning steeds verder wordt uitgehold, weet een aantal voordelen voor z'n land van de Russen binnen te halen en kan n.b. in deze rumoerige tijd ruim zeven jaren premier blijven! Hij is relatief gematigd tegenover de Hongaarse minderheid [± 8 % der inwoners] in z'n land. Zijn Hongaarse collega Ferenc Nagy daarentegen blijft de huiver en afstand tegenover de communisten houden, en voelt zich door hen steeds opnieuw bedreigd en uitgedaagd.
Toch kan men zeggen dat de verhoudingen tussen beide buurlanden lang niet meer zo slecht zijn als ze in het nabije verleden waren. Men zoekt nu enige toenadering. Zal er nu een betere tijd aanbreken? Men mag het, althans wat betreft de binnenlandse toestand in Hongarije, betwijfelen, des temeer omdat de communisten al snel, op het "coalitiepartijenoverleg" op 9 mei 1947, komen met nieuwe eisen: omdat ze de financiering van het 3-jarenplan ineens [naderhand] toch niet zien zitten, willen ze dat de grotere banken worden genationaliseerd.....
Hierdoor zal het overgrote deel van het financieel-economische leven in handen van de staat komen, omdat de Hongaarse banken de grote industriële ondernemingen financieren: een nieuw, het zoveelste, strijdpunt is geboren! De politieke storm breekt dus opnieuw los, en premier Nagy is eerst nog tegen de voorstellen [eisen], maar -zoals te verwachten valt- de MKP mobiliseert eenvoudigweg de massa’s op straat. Op 9 mei begint dan ook onmiddellijk de partijagitatie der MKP voor een zo snel mogelijke nationalisa­tie der drie grootste banken, die meer dan 50 % der Hongaarse industrie controleren, zoals b.v. de Magyar Nemzeti Bank [Hong. Nationale Bank], de Magyar Általános Hitelbank [Hong. Alg. Kredietbank] en Pesti Kereskedelmi Bank [Handelsbank van Pest]. [Max, 102].
Dit lijkt het begin te worden van de nationalisatie der totale industrie en handel en een nieuw politiek offensief der communisten tegen de FKgP want Nagy, en alle voorstanders van het behoud van de demokratische en burgerlijke vrijheden, enz. zullen dan van hun kracht zijn beroofd en "als dit doorgaat betekent dat de definitieve liquidatie van de voormalige heersende klassen" [Doreen Warriner, 29]. Eindelijk komen de verschillen tussen de linkse, progressieve voorstanders van een "volksdemokratie' en de rechtse, reaktionaire burgerlijke groepen aan het licht....
Zelfs  de uitlatingen van premier Nagy in het parlement in april 1947, dat zijn kabinet niet moet worden gezien als een "vorm van samenwerking tussen arbeiders en boeren", dus van het door de MKP zo vaak gehanteerde begrip "Munkás-Paraszt-Szövetség" [Verbond van Arbeiders en Boeren], vallen nu verkeerd. Nagy laat n.l. weten dat hij boeren, arbeiders èn de demokratische bourgeoisie ziet als basis voor z'n kabinet! Maar dát betekent al een soort van oorlogsverklaring aan de communisten, want -zeggen zij- deze premier wil de bourgeoisie, de kapitalisten, blijkbaar níet uitschakelen en vernietigen! Voor deze premier zijn deze particuliere eigenaars van bedrijven blijkbaar níet de klassenvijand die volgens de communisten -koste wat het kost- moeten worden bestreden: voor de MKP staat dit nu juist bovenaan en via nationalisatie der banken wil men dat bereiken! Inderdaad spreekt b.v. het "Nationale Verbond van Fabrikanten" op 16 mei 1947 zich wèl uit voor het 3-jarenplan, maar: op voorwaarde van het laten varen van de plannen voor nationalisatie der banken, en de premier deelt deze mening.....
Op dit moment lijken de communisten uiteraard te wachten, terwijl aan de andere kant van het politieke spektrum de rechtervleugel van de Kleine Grondbezitters en zelfs van de sociaaal-demokraten ertegen zijn. Anderen willen enig uitstel maar het is eigenlijk de eerste maal dat dit gebeurt! Gevolg is dat er toch weer een compromis op tafel ligt, en dat de MKP haar akties opschort..... Later kan men uiteraard met nog meer agitatie en propaganda altijd erop terug komen.

top

Na enig overleg besluit men evenwel tóch om de nationalisatie van de drie grootste banken per 1 augustus, tegelijk met het 3-jarenplan, in te voeren en opmerkelijk is dat van de ministers der partij van Kleine Grondbezitters [FKgP] alleen de linkse meeloper, min. van defensie Lajos Dinnyés, zich openlijk uitspreekt ten gunste van de nationalisatie der banken...... De strijd voor een echte Hongaarse volksdemokratie is, in de ogen der communisten, hiermee in principe toch min of meer beslist. Het kapitaal, de basis der economie, zal onherroepelijk, definitief, in handen van "het volk" komen, maar deze keer blijkt n.b. uit níets dat de premier toegeeft, ermee instemt! Over maatregelen die de nu totaal geïsoleerde premier Ferenc Nagy zal treffen hoort men evenmin iets….
Intussen is de premier op 14 mei 1947 n.l. voor een privé-bezoek van drie weken naar Zwitser­land vertrokken en zelf zegt hij dat een natuurlijke rustperio­de voor een premier nodig is na een jaar van strijd: dat kan men zich voorstellen.
Voor hij ver­trekt bezweert hij zijn eigen partij, de Kisgazdapárt, FKgP, echter: "Wees eensgezind!" Hij weet namelijk dat de linkervleu­gel al enige tijd regelmatige contacten had met president Tildy die hen steeds weer probeerde en nog altijd probeert te bewegen tot concessies aan de MKP.
Tildy gaat immers uit van de in z'n land nu eenmaal bestaande machtsverhoudingen en ziet al zolang hij meetelt, sinds de bevrijding in 1945, geen enkele mogelijkheid om de Russen of de communisten van iets af te houden. De anderen dienen zich, alleen al voor hun eigen bestwil, nèt zo als hijzelf, aan te passen.  
Maar Nagy hoeft zich niet ongerust te maken: de communistische leider en vice-premier Rákosi, die hem zal vervangen, heeft hem immers beloofd om geen nieuwe politieke kwesties aan te snijden. Wanneer de premier echter 14 dagen weg is, geeft Sviridov op 28 mei 1947 aan Rákosi een nota met als kern: "Ik heb nu dokumenten in m'n bezit waaruit blijkt dat Nagy zelf ook betrokken is bij de samen­zwe­ring..... en Kovács heeft z'n schuld bekend aan Nagy, èn bekend dat Nagy van het complot heeft gewe­ten. Ook parlementsvoorzitter mgr. Béla Varga en min.v. buitenlandse zaken Gyöngyösi zijn betrokken bij het complot".
Intussen verneemt Nagy in Zwitserland dat zijn persoonlijke secretaris Kapocs, die hem dringend vroeg om snel naar Hongarije terug te komen, door de politieke politie n.b. is gearres­teerd en dat z'n bureau is doorzocht. Hij belt vervolgens Rákosi op en hoort hem zeggen: "Dit is ernstig, want bij de Russen ben je nu uit de gratie!" Nagy vat dit natuurlijk op als een sinister spel en als intriges der MKP en Sovjet-Unie samen, als opnieuw een vorm van terreur en intimidatie, maar hij maakt zich al klaar voor z'n vertrek...
Op 29 mei heeft men in Bern op de Hongaarse ambassade al een boodschap van minister Gyöngyösi ontvangen met de waarschuwing aan premier Nagy: "Keer in géén geval naar Hongarije terug! Als u terugkomt zal men u arresteren!" Toch wil de premier wel terug, naar z'n 5-jarige zoon­tje László [Lacika], die als gijzelaar lijkt te worden gebruikt. Maar zelfs pater Ba­logh [de eeuwige oppor­tunist van de linkervleugel der FKgP en nu secr.-gen. der partij] raadt Nagy ook de terugkomst af, en dringt aan op z'n ontslag. Nu acht Nagy z'n lot bezegeld en neemt ontslag op 30 mei ten gevolge van deze enorme leugencampagne tegen hem persoonlijk………
Het persbureau MTI laat n.b. al weten dat Nagy is afge­treden, terwijl dat formeel nog niet eens het geval is! Ook belt de ambassadeur naar Tildy, en deze zegt: "Dit bericht is offi­cieel, ik zal ernaar handelen". De gewillige, slappe president benoemt dan de al even gewillige en kleurloze slappeling, de pro-communistische Lajos Dinnyés [zie hierboven], de minister van defensie, tot premier en al vóór het formele ontslag van Nagy ging Tildy n.b. ermee akkoord! Voordat Nagy formeel z'n ont­slag op 2 juni heeft ingediend, is  Dinnyés dus al benoemd op 31 mei.....
Men heeft in deze kringen blijkbaar al het gevoel dat Nagy een hinderpaal vormde, die nu eindelijk het veld ruimt, en zelfs van Rákosi krijgt Nagy nog een goede raad: "Als u uw zoon terug wil zien, treed dan officieel, schriftelijk, af, want als u terugkomt wordt u gearresteerd"..
Dezelfde Rákosi heeft overigens z'n belofte aan Nagy al op 28 mei 1947 verbroken, want hij stelt tóch onver­wacht voor om per dekreet van de Opper­ste Economische Raad de plannen voor nationalisatie van alle grote bankbe­drij­ven door te voeren. De banken komen "voorlopig" onder direkt toezicht"..... Ze bezit­ten echter, zoals gemeld, meer dan de helft van de Hongaarse zware industrie, waardoor deze maatre­gel dus enorme politieke en financieel-economische gevolgen voor het land zal heb­ben. Enig verzet wordt niet verwacht: in staats­bedrijven zijn immers geen stakingen mogelijk en kunnen geen loon­eisen worden gesteld! Gezien de al genati­onaliseerde bedrijven en de gemeng­de Hongaars-Russische ondernemingen wordt Hongarije hiermee economisch geheel afhan­kelijk van de Sovjet-Unie. Enkele maanden later wordt dit van kracht, maar per 1 juni valt het besluit al om een staatscommissie bij de 13 groot­ste banken in te stellen: het begin der nationalisatie. [Sundhaussen, 581].
Op 2 juni 1947 kan de Hongaarse premier aan de Zwitsers-Oostenrijkse grens z'n zoontje ophalen, en dient formeel z'n ontslag in. Zijn secretaris Kapocs komt overigens níet vrij! "Dit is een regelrechte staatsgreep", aldus Nagy zelf en in het westen is men het ermee eens. Een hele reeks prominente Hongaarse politici en diplomaten vlucht hierna naar het Wes­ten. [Nagy, hoofdst. 91/92].
Verscheidene diplomaten en ande­ren nemen ontslag, zoals József Kővágó, de burgemeester van Buda­pest, Aladár Szegedy-Maszák [gez­ant te Washington], Pál Auer in Parijs, Ferenc Gordon in Bern, Béla Andaházy-Kasnya in Ankara, László Bartók in Wenen, András Perla­ky-Kassa, de zaakgelastigde in Brussel en Ferenc Rosthy-Forgách in Praag. Zij erkennen de nieuwe regering van pro-communistische marionetten niet. Ook de diplomaat, secr. voor buitenl. zaken, István Kertész vlucht, evenals verscheidene parlements­leden en anderen zoals op 2 juni de parlem. voorz. mgr. Béla Varga, naar het westen. De communist Imre Nagy volgt hem op. De gedweeë, pro-communistische István Dobi volgt Ferenc Nagy als partijleider der FKgP op, maar behalve de premier wordt n.b. alleen minister van buitenl. zaken Gyöngyösi vervangen! 31 mei/1 juni 1947 betekent in feite de genadeslag voor de FKgP!
De partij is dan in feite verslagen en wordt steeds meer gezuiverd van zgn. rechtse, contrarevolutionaire, ’fascisti­sche' elemen­ten. Duidelijk is dat degene die openlijk zegt niet communist te willen zijn en niet onder zo’n regime van terreur en intimidatie te willen leven, le­vensge­vaarlijk bezig is. De MKP en samen met haar de politieke politie en de sovjetinformatiedienst, etc., kan het ontslag en de benoe­ming eisen van wie ze wil!! De hoop op het vertrek van de sovjettroepen uit Oost-Europa [Hongarije] ná het sluiten van de vredesverdra­gen verdwijnt hiermee voorgoed.

'Het land, de fabriek is van jou'! De mechanisatie begint volop!


Veeleer is er sprake van consolidatie van het communisti­sche bewind overal in Oost-Europa, steeds volgens een bepaalde taktiek..... Ook de hoop op positieve en vooral gunstige praktische effecten van de nieuwe "Truman-doktrine", en op een meer aktieve buitenlandse politiek van het Westen, zoals de Hongaarse premier die tot het laatste toe hield, verdwijnt. [Nagy, hoofdst. 86]. In het Westen, vooral in Amerika, is men uiteraard woedend over het gemak waarmee nog steeds landen in Oost-Europa aan de Sovjetheerschappij ten prooi vallen, zónder een bloedige revolutie of burgeroorlog, maar in feite vormen de jongste, dramatische gebeurtenissen in Hongarije niet meer dan een schakel in een lange keten van communistische machtsovernames.
Nu wordt dus de pro-communistische en gewillige Lajos Dinnyés premier, hoewel hij als een zwakke figurant bekend staat. Volgens Sulyok is Dinnyés, die ooit parlementslid was van 1931 tot 1939, een onbetrouwbaar, niet serieus te nemen, cynisch, indo­lent man, een bohémien, met wie "wel lol valt te beleven". Hij leefde in de koffie­huizen, is schuw in het openbaar, en nogal gemakkelijk, Bovendien wist hij wel: "Ik moet alles vragen aan de echte machthebbers Puškin en Rákosi!” [Sulyok, 398]. Hij vormt dus een Hongaarse Quisling-regering, en is voor de MKP een zeer geschikt, gewillig man.
Velen mogen in Oost-Europa dan het communistische systeem blijven afwijzen, ande­ren kiezen dan toch maar voor brood, een baan en leven, en worden lid der zegevierende partij. Men heeft dan in elk geval nog een kans op een zekere mate van comfort en rust.... In het beslissende jaar 1947 wordt echter de ideologische controle zeer ver­scherpt, en de communistische partij maakt wel uit wie fout of goed, wie fascist, reaktionair of progressief is. [o.a. Sulyok, 219]. In Polen, Roemenië en Bulgarije is dit proces van gelijk­schakeling overigens al eerder met sukses afgerond en in Joegoslavië en Albanië is na 1944/45 zelfs nooit sprake geweest van georganiseerde oppositie of van enige politieke vrijheden: ook Draža Mihajlović en Alojze Stepi­nac in Joegoslavië, Iuliu Maniu en Ion Mihalache en Roemenië, Nikola Petkov in Bulgarije, Stanislaw Mikołajczyk in Polen en talloze anderen, onschuldige burgers, bisschoppen en priesters zijn al gevallen als slachtoffer van de terreur der communistische heersers……..

top

Toch komt er formeel in Hongarije nu "verder geen verandering", maar er is wel meer aan de hand want in feite is de laatste demokratische [burgerlijke] regering vervangen door marionetten. Het regeringsprogramma is o.a. het 3-jarenplan en nationalisatie van de banken [waarvan de industrie afhankelijk is]. De meeloper Ernő Mihályfi wordt de nieuwe minister van buitenl. zaken. De pro-communistische István Dobi, die in 1919 -zoals zovelen- bij het Rode Leger dienst deed en in 1935 lid werd van de FKgP, en zich later bij de linkervleugel der landarbeiders aansloot, wordt voorzitter der Kisgazdapárt maar typerend voor hem is de ver­klaring, vlak voor de verkiezingen in 1947: "Onze vijand zit rechts en niet links!"; hij wordt ook minister van staat. Ook uit andere zaken blijkt nu dat de FKgP verder wordt of al is 'gezuiverd', en dat de linkervleugel overblijft als 'romppartij'. József Bognár, ook van de linkervleugel der FKgP [1917] wordt burgemeester van Budapest als opvolger van de gekozen maar nu gevluchte gematigde József Kővágó.
Op 1 juni 1947 wordt de al eerder genoemde communist Imre Nagy [zie N.I.d] tot parlementsvoorzitter benoemd. Hij was in 1915 in Rusland als soldaat gevangen genomen, en is in 1919 aanhanger der Rade­nrep., daarna verrichtte hij illegale aktiviteiten t.b.v. landarbeiders, gearresteerd, in 1928 naar Wenen en in 1930 naar Moskou, waar hij studeert aan het Internat. Agronomisch Insti­tuut, in 1938/40 is hij medewerker van een Hongaars emigran-tenblad, in 1942/45 chef-redakteur van "Radio-Kossuth" in Moskou, 1945 keert de "Moskoviet" Imre Nagy terug naar Hongarije, en wordt als min.v.landbouw vooral bekend als de minister van de landverdeling….
De nieuwe premier Dinnyés verklaart op 10 juni, bij de presentatie van z'n programma in het parlement "dat hij zich inzet voor persoonlijke vrijheden en eigendomsrechten, en voor de nationale soevereiniteit en onafhankelijkheid" [Kovrig, 210] maar in de gegeven situatie zeggen deze woorden niet zoveel.
Hongarije vindt, aldus Dinnyés, de vriendschap en samenwerking met de buurlanden van het allergrootste belang, en verder streeft de regering naar hervorming van het openbare bestuur en zal het al bestaande programma, zoals het 3-jarenplan, uitvoeren. Veel belangrijker is natuurlijk wat de prominente communistische partij-ideoloog Révai al eerder heeft verklaard: "Hongarije moet vriendschap met de Sovjet-Unie als eerste punt aanvaarden, niet alleen omdat we aan de Donau leven, maar ook omdat de Sovjet-Unie en de Oost-Europese demokratieën vandaag de dag het kamp van de vrede, demokratie en onafhankelijkheid van de naties vormen, en gericht zijn tegen alle agressieve kolonia­listische inspanningen". [idem].
Op 11 juni 1947 verklaart Révai in het parlement: ”Het is duide­lijk dat deze regering in haar coalitieka­rakter, programma en personele en partijsamenstelling een voortzetting is van de oude regering. Niettemin vertegenwoordigt deze regering een belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van de Hongaarse demo­kratie". [Kovrig, 211]. Vooral de volledige ontmanteling en de machteloosheid der FKgP is kenmer­kend, al zijn slechts twee ministers vervangen! Door de woorden van Révai wordt duidelijk dat er weliswaar formeel weinig aan de hand lijkt te zijn maar dat Hongarije in feite wel degelijk een belangrijk keerpunt meemaakt. Het land is min of meer geruisloos weer een stap verder afgeraakt van een ”burgerlijke” demokratie en benadert voortaan een soort [wat men in linkse kringen noemt] ’volksdemokratie’, hoewel dat woord zoals eerder gezegd, etymologisch niet deugt….
Dat de anticommunistische oppositie een onderzoek wil laten verrichten naar de politieke vervol­ging door politie en volksrechtbanken, leningen van het westen voor het 3-jarenplan wenst, afschaffing van het regeren per dekreet en uitstel van nieuwe verkie­zingen [Kovrig, 212], doet er nu helaas weinig meer toe, evenmin al het protest van de USA tegen de inmenging van de Sovjet-Unie in Hongaarse binnenlandse aangelegenheden. De Sovjetcommandant gen. Sviridov wijst dit protest op 17 juni in een nota van de hand en beschuldigt n.b. de Verenigde Staten en Groot-Brittannië van inmenging!…….
In een "Witboek" van 150 bladzijden beschuldigt de Hongaarse regering op 21 juni zelfs de Britten en Amerikanen ervan de voormalige premier Nagy en de samenzweerders geld en andere steun te hebben aangeboden! "Dat blijkt uit de mededelingen van de particuliere secretaris van Nagy", zegt men nu, en Nagy zou hebben getracht om "van Hongarije een politieke en economische basis voor de Verenigde Staten te maken". Blijkbaar kan alles worden beweerd, en de meest wilde en fantastische beschuldigingen kunnen worden geuit tegen "de imperialistische belagers" van Hongarije en heel Oost-Europa....... Eenmaal in de Verenigde Staten laat Ferenc Nagy vanzelfsprekend de andere kant zien: vele lange maanden heeft hij een harde strijd moeten voeren voor het behoud van een constitutioneel bewind en tègen de ondermijning hiervan door Russen en communisten samen! 
Of de politieke strijd in Hongarije zelf nu voorbij is staat evenwel nog te bezien! Aan de éne kant zijn en worden allerlei mensen bedreigd, zijn op de vlucht gegaan, o.a. omdat hun veiligheid in gevaar is, maar aan de andere kant bereidt de regering een kieswet voor en zelfs nieuwe verkiezingen, terwijl niets hierbij wijst op een "eenheidsfront" en een verbod voor alle oppositie!
Wel zegt de bekende burgerlijke politicus en advokaat Dezső Sulyok, leider der "Hongaarse Vrijheids­partij" [MSzP], die de zaken altijd al bij name noemde, op 12 juni 1947 dat Hongarije een echte poli­tiestaat is geworden met censuur. Hij lijkt de enige die z'n mond nog open durft te doen!
Hij had zelfs bij minister v. binnenl. zaken László Rajk om poli­tiebewa­king gevraagd, maar deze laat hem weten: "De politie kan geen garanties geven voor vijanden van de demokratie". Daarom neemt Sulyok, die zich nu eenmaal niet bloot wil stellen aan vervolging, het besluit om te emigre­ren. De rechtsstaat heeft in Hongarije immers opgehouden te bestaan: dat is de kern van die éne zin van Rajk! Al is Sulyok in zeer korte tijd zeer populair gewor­den, en al heeft z'n oppositieblad "Holnap" [morgen] zelfs 300.000 abonnees: het is voor hem levensgevaarlijk geworden om in z'n vaderland nog te werken! Persoonlijk voelt hij zich bedreigd, onze­ker en onveilig in het land. Volgens een belangrijk lid der regering hoort hij immers tot de ”vijanden der demokratie” en is dus zijn leven niet meer zeker!
Hij hoort zelfs definitief dat hij zich [volgens de nieuwe kieswet, zie hieronder] niet verkiesbaar mag stellen, en besluit dan om te vluchten. Wanneer hij eenmaal z'n parlementaire immuniteit kwijt is, kan hem immers zonder meer van alles overkomen! Hij vreest dat men hem b.v. in de val lokt: zie het lot van Béla Kovács! Hij vraagt premier Dinnyés om hulp en om garanties, maar deze is, ondanks vriendelijkheid, niet bij machte om iets te doen.
Privé zegt de eerste minister hem zelfs: "Ik kan niet zoveel doen, de vervulling van je wens hangt niet van mij af, dat weet je best... ík ben maar een uithang­bord, te bevelen heb ik niets". Hij geeft toe dat Puskin en Rákosi in feite het beleid bepalen! [Sulyok, 412,423]. Sulyok beseft dan ook wel dat z'n aanwezigheid in Hongarije voor de regering slechts lastig, storend, is, omdat men in hem de -invloedrijke- beli­chaming der oppo­sitie ziet! Omdat niemand hem garanties voor z'n veiligheid wil of kan geven wil hij weg. Hij ziet ook overal verraad, wantrouwen, onraad! Op 22 juli besluit Sulyok om naar het westen te gaan, al is het gevolg natuurlijk de ontbinding en een verbod van z'n partij, en de arrestatie van enkele onschuldigen.
Na vele beschuldigingen en bedreigingen wordt de Vrij­heidspartij inderdaad ontbonden en opgeheven op 21 juli 1947, en men bezwijkt voor de ter­reur, want men wenst geen burgeroorlog. Sulyok is er zelfs zeker van: Op het ministerie van binnenlandse zaken heeft men al plannen klaar liggen voor de arrestatie van de leiders en voor een verbod der MSzP als 'fascistisch'. Hij is er bovendien van overtuigd dat zijn partij "bij echte vrije verkiezingen 70 % der stemmen zou krijgen!" Maar: de partij werd steeds gestoord, bedreigd en aangevallen, omdat ze het systeem zèlf bekriti­seerde! [Sulyok, 372/373]. Op 29 juli wordt de "Hongaarse Vrijheidspartij" echter opgevolgd door de "Hongaarse Onafhankelijkheidspartij" o.l.v. dr. Zoltán Pfeiffer, met n.b. hetzelfde programma!

top

Zoltán Pfeiffer [Budapest, 1900 – New York, 1981] is de zoon van een advokaat én eigenaar van een papierverwerkingsbedrijf. Hij studeerde rechten in Budapest en wordt dan ook advokaat. In 1931 wordt hij lid der oppositionele en ‘linkse’ FKgP, duikt in de oorlog onder maar neemt vanaf oktober 1944 contact op met het gewapende verzet en met het Comité voor de Nat. Opstand. Vanaf het einde van de oorlog behoort hij tot de leidende figuren der FKgP en wordt parlementslid. Korte tijd is hij staatssecr. onder Ferenc Nagy en begeleidt als advokaat in 1947 de verdediging van de ‘samenzweerders tegen de republiek’. Onder druk van de linkse partijen wordt hij in febr. 1947 uit het bestuur van de Kisgazdapárt gezet en treedt dan uit de partij. In augustus wordt hij voorzitter der nieuwe Magyar Függetlenségi Párt, de Onafhankelijkheidspartij en ook hoofdred. van het partijblad “Ellenzék” [Oppositie].
Op 11 augustus 1947 heeft Sulyok nog een laatste persoonlijk gesprek met Rajk, die hij korte tijd later beschrijft als "een onbehouwen, beestachtig man, die er op los scheldt en tiert", over het verlenen van een pas­poort aan hem, maar Rajk laat ook nu slechts een scheldpartij horen: "Niemand heeft de demokra­tie in Hongarije meer geschaad dan jij........ je wilde de indruk in het buitenland wekken dat er hier geen vrije politieke aktiviteiten van de oppositie mogelijk zijn, schaam je je eigenlijk niet hiervoor?.... je bent een vijand van het volk, als je met instemming van de Angelsaksen de Hongaarse demokratie smaad toe­brengt, je staat in dienst van het Amerikaanse dollarimperia­lisme, en dát noemt zich Hongaar??"... Één grote leugen van Rajk wordt er dus op Sulyok losgelaten, en hij voelt zich door de minister van binnenlandse zaken min of meer vogelvrij verklaard..... Op 14 augustus 1947 vertrekt Sulyok dus naar Oostenrijk, naar de vrije wereld, één dag eerder dan hij formeel mocht. Het lot van Maniu, Mihajlović, Nikola Petkov wacht me a­nders, zo meent hij: "Ik zou zeker aan de beurt komen". Hij was immers al vele malen anoniem bedreigd, en absoluut niet meer veilig. Na slechts enkele maanden, in december 1947, is zijn boek, "Zwei Nächte ohne Tag", al klaar.
Ook de Nationale Boerenpartij wordt nu verder gezuiverd, en o.a. Imre Kovács [zie hierboven], een persoonlijke vriend van Béla Kovács, treedt in de zomer van 1947 af en gaat op de vlucht. Ook hij schrijft in korte tijd een boek, "Im Schatten der Sowjets", waarin hij overduidelijk zijn diepe minachting over het brutale optreden en de valse methoden van de Russen en communisten in zijn vaderland laat merken. In zijn aanvankelijk hoge verwachtingen van de komst van een demokratisch bewind in Hongarije is ook híj, zoals zovele Hongaren, diep teleurgesteld.
Zijn eigen partij heeft hem nu volkomen in de steek gelaten. Péter Veres [Balmazújváros, 6 jan. 1897 – Budapest, 16 april 1970], die van boerenafkomst is en daar altijd trots op blijft, is z'n opvolger, en hij was vanaf 1945 en is dan nog altijd vóór een loyale samenwerking met de communisten, hoewel hijzelf z’n partij als middenpartij blijft zien! Toch wordt zelfs Veres door de communisten nooit vertrouwd. Hij is te veel 'boeren-revolu­tion­air' [zoals die er een halve eeuw eerder waren!] en enigszins anarchistisch, nationalistisch en populistisch gebleven.
De vroegere landarbeider en typische linkse plattelander Veres [die b.v. ook als parlementslid en politicus altijd gekleed gaat in de typische boerendracht, mèt laarzen en zónder stropdas!] ziet uiteraard niets in een klassenstrijd zoals de communisten die zien, en hij kènt de stedelijke arbeidersklasse, de avantgarde van de linkse arbeiderspar-tijen, niet of nauwelijks. De traditionele minachting van de Hongaarse boerenstand [èn van landarbeiders] voor de stedelingen is Veres meer vertrouwd! Voorlopig laat Veres evenwel nog zien dat hij loyaal is in de strijd van de lagere maatschappelijke klassen tegen de "heren".....
Uiteraard is men intussen m.n. in Amerika en in West-Europa zeer bezorgd en raakt gea­larmeerd door de min of meer geruisloze vorming van satellie­ten in Oost-Europa. Tegenover de Sovjet-machtsexpansie moet iets worden ondernomen maar eigenlijk kan men zich slechts bij de feiten neerleggen... ’Men’ wil het communisme wel indammen maar over de concrete maatregelen ertegen bestaat nog geen eensgezindheid. Wel wordt o.a. door het Marshallplan de "Koude Oorlog" verhevigd, en Moskou dwingt ook Hongarije om af te zien van zgn. "Marshall-hulp" van Amerika, en dus van het deelnemen aan het "European Recovery Program", en op 26 juli 1947 wordt in de USA de CIA opgericht, die zich richt op spionage en informatie  in en over de communistische landen.
Zelfs de FKgP en een deel der MSZDP zijn echter wèl voor deelneming van Hongarije aan de "Marshallhulp", maar doorslaggevend is -natuurlijk- Rákosi, die zijn vernietigende oordeel over de Amerikaanse "imperialistische" en kapitalistische plannen al klaar heeft en waarschijnlijk z’n instrukties vanuit Moskou al op zak heeft. Wel worden op 9 juli 1947 alle partijen [landen] voor de conferentie in Parijs uitgenodigd door Groot-Brittannië en Frankrijk, maar Sviridov valt de Hongaarse premier al heftig aan en wijst deelneming van Hongarije aan de conferentie in Parijs scherp af! [vgl. de ČSR, waar op 10 juli hetzelfde gebeurt].
Hongarije moet zich, naar Russische eis, níet wenden tot het Westen, maar naar het Oosten: op 15 juli 1947 komt er dus een handelsverdrag met de Sovjet-Unie tot stand, waardoor tot 31 augustus 1948 de handel met de USSR tot $ 66 ml. zal worden uitgebreid. Met Joegoslavië wordt ook een handelsverdrag gesloten, waarin men o.a. besluit om de economische plannen op elkaar af te stemmen, en gemengde Joegoslavisch-Hongaarse onderne­mingen op te richten..... Al eerder is overigens duidelijk geworden dat de Westelijke mogendheden in Oost-Europa geen enkele invloed meer hebben, en aan de gegeven omstandigheden niets kunnen veranderen.
De reaktie van Sviridov, dat het Westen zich met de binnenlandse aange­legen­heden van Hongarije niet dient te bemoei­en, levert uiteraard al scherpe en vijandige commentaren in het Westen op, maar: moet men deze zaak voor de UNO brengen? De Britten o.a. zie hierin al niets! Men acht het bovendien zeer moeilijk om te bewijzen dat er inderdaad sprake is van inmenging in Hongaarse zaken door de S­ovjet-Unie! [Max, 109/110]. "Het geval-Hongarije" is er immers slechts één in een lange reeks van gebeurtenissen in Oost-Europa, die duidelijk maken dat de macht van de Sovjet-Unie hier stevig is en blijft gevestigd, ondanks of dankzij de terreur, de arrestaties, het uitschakelen van de georganiseerde oppositie, enz. Toch is er zelfs in de zomer van 1947 in Hongarije nog steeds sprake van enige rechten en vrijheden voor 'burgerlijke' oppositiepartijen: dit land is -ondanks alles- nog altijd niet "gleichgeschaltet", en de regering gaat zelfs relatief voorzichtig om met een volk waarvan het blijkbaar weet dat het niet communistisch of links denkt en voelt......
Dit blijkt b.v. bij een eventuele collectivisering der landbouw. Men heeft lange tijd alle bedoelingen om ermee te beginnen ontkend, en premier Dinnyés verklaart ook op 29 juni 1947 in Debrecen op een bijeenkomst van boeren nog eens: "Als de regering al enige tijd de bedoeling had om kolchozen te schep­pen, zou ze de landhervorming [van 1945] niet hebben uitgevoerd. Wat goed is in één land [n.l. Rusland] is niet nuttig in een ander. Een Hongaarse regering die het principe van het particuliere bezit zou opgeven zou z'n eigen graf graven, en dat van de natie erbij. Wij hebben de bedoe­ling om de nieuwe boerenstand te versterken". [Gluckstein, 125].......
Men kan uiteraard beweren, dat het hier de woorden van een [machteloze] premier van de partij van kleine grondbezitters betreft, die aan de leiband van de communisten loopt, en over enige tijd wel anders zal praten, maar ook de Hongaarse communisten zijn in 1947, b.v. tijdens de campagne voor de verkiezingen, zeer voorzichtig en gematigd. Ook tegenover de kerk neemt de communistische partij uit [verkiezings-] taktische overwegingen zelfs een welwillende houding aan en voor de meeste andere politieke partijen geldt zelfs dat ze oprechte sympathie koesteren of de kerken zelfs zien als een krachtig bolwerk in de strijd tegen enige vorm van totalitaire diktatuur, en vóór de burgerlijke vrijheden!………

top

Met name de rooms-katholieke kerk van Hongarije laat wat dit betreft haar stem duidelijk horen, en kan rekenen op de steun van zeer velen die absoluut níet gediend zijn van al die moderne, nieuwe linkse leuzen over socialisme, volksdemokratie, planeconomie, communisme, en het glorieuze voorbeeld der heldhaftige Sovjet-Unie die het vaderland voor eeuwig bevrijdde van de tirannie, enz. De Hongaarse rooms-katholieke bisschoppen lanceren in de zomer van 1947 zelfs voor de 5e maal een "Maria-jaar", en wel vanaf Maria Hemelvaart, 15 augustus. Massale demonstraties van tienduizenden katholieken vinden in elke bisschopsstad plaats: In Budapest komen 150.000 katholieken op de been, in Eger 120.000, in Szombathely 100.000, en in b.v. Esztergom zijn er 70.000 deelnemers aan processies, pelgrimages en andere feeste­lijkheden. In totaal zouden 4,6 van de 6 miljoen Hongaarse katho­lieken hebben deelgenomen aan het "Maria-jaar". ’Het is eigenlijk één grote demonstratie van trouw van het volk aan de kerk geworden’, aldus de primaat en aartsbisschop van Esztergom, kardinaal [sinds 1946] József Mindszenty. De kerk neemt overigens onder zijn leiding duidelijke politieke standpunten in want één dag eerder, op 14 augustus, heeft kardinaal Mindszenty al gepro­testeerd tegen de gang van zaken bij de a.s. verkiezingen, omdat hij oneer­lijkheid bij de kieslijsten constateert.
Dat neemt niet weg, dat de MKP zeer voorzichtig en welwillend is tegenover de r.k. kerk, en op 20 augustus, de [sterk religieus getinte] nationale feestdag ter ere van de eerste, christelijke en heilige koning van Hongarije, neemt zelfs een vertegenwoordiger der regering deel aan de processie met de Heilige Rech­terhand van Szent István [St. Stefanus]. Het programma der vier regeringspartijen is verder ook gematigd: Het spreekt zich uit "voor een vrij, onafhankelijk en demokra­tisch Hongarije, en handhaving van particulier initiatief en bezit, voorzover uit arbeid verkregen", dus voor een gemengde economie. De communistische MKP wil b.v. het bezit van "de kleine man" en het eigendom van de boeren versterken, een krachtige coöperatieve beweging bevorderen, en erkent de godsdienstvrijheid....
Rákosi zegt zelf n.b.: "Hooguit 10 % der arbei­ders begrijpt en deelt onze fundamentele communistische visie op de godsdienst". Hij wil anderen nu niet ergeren, en wil dus gematigd overkomen want evenals anderen weet hij dat de midde­nklasse, de burgerij, in Hongarije anticommunistisch blijft! [Kovrig, 215].
De regering van Dinnyés laat ook het eerder voorgestelde 3-jarenplan -naar Russisch voorbeeld- op 1 juli door het parlement aannemen, en ook wat dít betreft treedt geen enkele wijziging op. Er wordt een "Economische Plan­raad" opge­richt, en van belang is dat voortaan ook investeringen worden gepland, waardoor er een gewone [communis-tische] planeco­nomie zal komen. Door industria­lisatie wil men onafhankelijk van de westerse import worden en meer produkten leveren die de USSR kan gebrui­ken. Zo zal een [grote] arbeidersklasse tot stand komen. De controle van de staat over het hele economische leven lijkt nu nood­zaak te zijn. Ook een "Nationaal Planbureau" wordt opgericht ’om de socialisatie van de economie te vergemakkelijken’. [Kovrig, 210].
Voortaan regelt de staat alle investeringen, kredietaanvragen, de finan­ciering en het gebruik ervan. Een 'socialis­tisch' bankwezen ziet men als basis ervan, dat is het instrument van de economische politiek. Per 1 augustus wordt het plan van kracht, en het voornaamste doel is om via investeringen à $ 570 miljoen. [zie hierboven] een 25 à 30 % hogere industriële en agrarische produktie [vgl. het niveau van 1938] te krijgen. Al snel blijkt dat de invloed van de staat zeer overheersend is, en nog verder zal worden bevorderd: In 1948 verleent de staat voor 70 % haar kredieten aan staatsbedrijven en voor 26 % aan coöperaties, terwijl er dan nog 4 % voor particuliere bedrijven overblijft! De rentetarieven voor particuliere bedrijven zijn in 1947 nog 40 %, en vanaf de zomer van 1948 nog 7 tot 18 %, maar voor staatsbedrijven wordt slechts 1 % berekend!
Ter realisering van het 3-jarenplan en van de herstelbetalingen komt er dan ook nog een 2e golf van nationalisaties: Kleine bedrijven komen ook aan de staat, en een geheel "nieuwe klasse" wordt geschapen. Rákosi kan  later nogal kil verklaren: "Ongeveer 350.000 à 400.000 families verloren hun vroegere posities en moesten een nieuwe plaats in de maatschappij zoeken". Men ziet dan intussen ook de economische groei als het bewijs voor de juistheid der communistische planeconomie. Deze groei bedraagt [vgl. 't vorige jaar] in 1946/47: 76 %, in 1947/48: 30 %. De industriële produktie [vgl. 1938 = 100] bedraagt in 1945: 20 à 25, in 1946: 35, in 1947: 65, in 1948: 102 en in 1949: 109. De landbouw blijft evenwel achter in het 3-jarenplan. Het aandeel der agrarische bevolking, dat van 1900 tot 1941 al daalde van 57 naar 50 %, daalt echter van 1946 tot 1963 naar 32 %. [Sundhaussen, 583/588]. Men ziet hierin uiteraard slechts een teken dat Hongarije eindelijk op weg is om een geïndustrialiseerd land te worden, en daarmee de achterstand op andere meer ontwikkelde landen van Europa bezig is in te halen.
Verreweg het meest omstreden is -naderhand!!- de nieuwe kieswet die op 25 juni door het parlement wordt aangenomen, en die per 1 juli van kracht wordt. Op 25 juli wordt het parlement ontbonden en er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven. [Sulyok, 405].
Aan vele kiezers worden echter politie­ke rechten ontnomen want de linkse partijen hebben dan intussen "hun lesje geleerd" en de conclusie getrokken dat de verkiezingen van november 1945 toch wel veel voordelen voor "rechts" boden. Men wijt dat nu, achteraf, aan het feit dat in 1945 te weinig mensen van kiesrecht waren uitgesloten: m.n. landelijke ’leiders van ultrarechtse en fascistische groepen/partijen van vroeger’, en dat er binnen de coalitie nog niet sprake was van veel problemen en ruzies, dat er geen sprake was van een "samenzwering tegen de republiek" of van geheime fascistische, antidemokratische elementen, etc.... Daarom wil men nu de kieswet wijzigen, om o.a. allerlei gevaarlijk geachte antirepublikeinse groepen uit te sluiten, en -nota bene- "om een reële mogelijkheid tot een verkiezingsoverwinning aan de linkse partijen te bieden". [Balogh/Jakab, 73]. Van de destijds zo grote 'rechtse' FKgP is, zoals bekend, niet veel overgebleven, zodat de kansen voor 'links' sterk zijn gegroeid.... Ook de nu heersende linkervleugel der Kisgazdapárt  voelt wel voor verkiezingen omdat men daarmee de eigen posities hoopt te bevestigen.   
Men wil de lokale en provinciale vml. "fascisten" nu ook uitschakelen, en n.b. ook geen kiesrecht geven aan Hongaarse vluchtelingen [burgers] uit de ČSR! Ook de nog in het land gebleven Ungarndeutsche die men nog het land zal uitwijzen wordt het kiesrecht ontnomen en in totaal worden 56 organisaties en hun kandidaten uitgesloten van het kiesrecht. Daarentegen tellen 250.000 Hongaren die in Rusland nog als krijgsgevangenen verblijven, en gede­porteerde Hongaarse bouwvakkers in Joegoslavië wèl mee: terwijl hun stemmen n.b. alleen als collectief bekend zullen worden gemaakt... Het is voor iedereen duidelijk dat individuele Hongaarse vluchtelingen, teleurgesteld door o.a. de bepalingen van het vredesverdrag natuurlijk 'rechts' zouden stemmen, terwijl gecontroleerde Hongaren in zwaar gecontroleerde landen zoals de USSR en Joegoslavië collectief niet veel anders zullen kunnen dan 'links' stemmen. De FKgP-leiding protesteert hiertegen wel, maar de bange president Tildy verbiedt een protestbij­eenkomst. [Nagy, hoofdst. 92].
In totaal zijn volgens berichten ruim 1 miljoen mensen, zgn. "fascisten" [volgens Nagy, hoofdst. 92: ruim 500.000] van hun kiesrecht beroofd. De meest vreemde en primitieve regels lijken hiervoor te gelden: Joden die ooit fascist of lid van een nazi-partij waren, en fabrieksarbeiders die tot de landadel behoorden worden uitgesloten van kiesrecht..... Duizenden worden ook "ontoerekeningsvatbaar" verklaard, [KHA, 1947]. In Groot-Budapest zouden 150.000 namen van de kiezerslijsten zijn afgevoerd. Waar al die opportunisten, die vroeger ooit extreemrechts en nu links zijn, gebleven zijn is niet helemaal bekend, maar iedereen weet dat de communistische MKP óók een vergaarbak is van voormalige fascisten, nazi's,  pijlkruisers, enz.

Het nieuwe Csepel, 'n wijk van Budapest

top

"Naar men beweert zijn in Hongarije in 1947 een half tot een miljoen mensen, zgn. geesteszieken en fascisten, maar in feite: geestelijken en anticommunisten, van kiesrecht uitgesloten, d.w.z. geschrapt van de kie­zers­lijsten. Het betreft hier "al wie eerder was veroor­deeld wegens misdaden tegen de republiek of de demokratie", maar in verscheidene gevallen is er ook sprake van hun huisgenoten en verwanten! Ook voormalige leden van "fascistische orga­nisa­ties", iedereen die ooit na 1944 geïnterneerd was, immigranten uit Slowakije en vml. gedeporteerden [Kovrig, 213] hebben nu geen kies­recht meer. Volgens Britse en Amerikaanse schattin­gen is er in totaal sprake van 10 tot 20 %, d.w.z. 460 tot 500.000 of zelfs 1 miljoen kie­zers [volgens Kovrig: 893.700] uitgesloten van het kiesrecht! De kiesleeftijd wordt nu verhoogd van 21 naar 22 jaar. Ook moeten nieuwe partijen nu -in het openbaar- met dui­zenden handtekeningen komen voor registratie en erkenning: in de gegeven omstandigheden is dat echter levensge­vaarlijk!!
Voor de kandidaatsstelling gelden evenzeer beperkingen, en het resultaat is dat eigenlijk alleen door de MKP goedgekeurde personen kandidaat mogen zijn. [Nagy, hoofdst. 92]. Uiteraard fluistert men alom dat Moskou en de zéér partijdige communistische minister van binnenlandse zaken Rajk de regie van dit spel in handen hebben. De kandi­datuur is slechts beperkt mogelijk, en is niet demokra­tisch: Nú worden ineens ook kandidaten geweerd die ooit vanaf 1936 afgevaardigde der regeringspartij waren. Voorbeeld is het bekende parlementslid Dezsö Sulyok, die intussen, zoals bekend, is gevlucht. Hij wordt nu formeel uitgesloten omdat hij in 1935 kandidaat der regeringspartij was, werd toen gekozen, en was na 4 maanden uit de regeringspartij is getreden: Nú beschul­digt men hem ineens daarvan!..... Gevolg is o.a. dat zijn partij zichzelf ontbindt en aan deze kome­die niet wenst deel te nemen. "Deze verkiezingen waren een schandvlek in de Hongaarse geschiede­nis". [Sulyok, 411]. Voor Sulyok en anderen is evenwel belangrijker dat "Honga­rije, een adop­tiefkind der Euro­pese volkerenfami­lie, toch blijk geeft van haar anti-communisti­sche en Europe­se gezind­heid". Tegen de ’Hongaarse Vrijheidspartij’ van Sulyok wordt zelfs een apart wetje aanvaard dat deelneming aan de verkiezingen uitsluit…. 
Oneerlijk is ook het feit dat n.b. 48 premiezetels als een soort bonus voor de regeringspartijen extra zijn gereserveerd, evenals 12 zetels op een "Nationale Lijst" [8 voor de regeringspartijen, 4 voor de oppositie]. Als de coalitie 60 % der stemmen haalt krijgt ze automatisch 80 % van de extra zetels, en als ze 65 % der stemmen haalt krijgt ze alle extra zetels! Van een eerlijke, onpartijdige controle op de uitslag is al evenmin sprake, omdat m.n. communistische instellingen [en burgemeesters] op lokaal niveau sterk overheersen. Zorgvuldige registratie van deze verkiezingen door minister Rajk, de vele niet [of anti-] communisten die geen kiesrecht meer hebben en de "screening comittees" die discrimine­rende clausules van de wet toepassen, zullen meehelpen aan een linkse zege. [Heinrich, 28].
Voordeel voor 'links' lijkt ook te zijn dat de "Vrijheidspartij" in elk geval geen gevaar meer oplevert: ze is verboden en haar leider is gevlucht, en dat de FKgP is vermorzeld. De vroegere leiding van de machtige gematigde, burgerlijke en liberale vleugel is eveneens geliquideerd. Een hele reeks kleine partijen is ervoor in de plaats gekomen, en deze zijn pas onlangs ontstaan: ze kennen weinig of geen organisatie hebben geen ervaring, en moeten het alleen hebben van een landelijk enigszins "bekende" leider. Oneerlijk hierbij is ook dat men b.v. tegenover de pro-communistische pater István Balogh, die als intrigant en opportunist bekend is, maar ook tegenover Zoltán Pfeiffer zeer soepel is: binnen enkele uren wordt Baloghs groep erkend en geregistreerd. Enfin: de szalámi-taktiek is gelukt……..
Tijdens de campagne wordt Pfeif­fer overigens mishandeld en is enkele weken uitgeschakeld. [Nagy, hoofdst. 92]. Aldus wordt de oppositie het ziekenhuis in geslagen, vindt er openlijke terreur plaats, bladen worden verboden, en er vindt manipulatie van kiezerslijs­ten plaats. Over de corruptie en de schandalen is men het algemeen wel eens en er is al onmiddellijk sprake van vervalsing en manipulatie. De oppositie en de kerk protesteren dan ook tegen de taktiek der communisten en zelfs coalitiepartners brengen hun kritiek naar voren, maar het mag niet baten. Ook wordt de rechtse, ‘burgerlijke’ oppositie in juridische en in materiële zin gediscrimineerd, maar ja,….. achter de coalitie staat nu eenmaal de sovjetmacht en haar controlecommissie.
Een geruchtmakende zaak is verder de zgn. "blauwe kiezerslegitimatie" die door de schaamteloze minister László Rajk is ingevoerd: hij laat t.b.v. mensen die niet in hun eigen woo­ndistrikt kunnen stemmen, n.b. 600.000 stembriefjes in omloop brengen! Bedrog en vervalsing op grote schaal is -zo blijkt achteraf- hierbij mogelijk: Je kunt stemmen waar je toevallig bent, en de MKP zorgde voor vervoer. Vele tienduizenden mensen zouden twee of zelfs meer stemmen hebben uitgebracht.... In de campagne lijkt de MKP namelijk toch wat bang te zijn geworden en daarom laat de minister massaal gebruik maken van deze "blauwe stembriefjes" door de genoemde soort kiezers.....
Aan funktionarissen der [communistische] partij een aan aktieve en betrouwbare leden worden n.l. blauwe briefjes in grote aantallen gegeven, als ‘bewijs’ dat men op de verkiezingsdag niet thuis was en dus gerechtigd om elders te stemmen. De praktijk was echter dat iedere communistische aktivist zoveel briefjes kon afgeven [of stemmen kon uitbrengen] als hij wilde en tussen de verschillende bureaus per fiets of auto heen en weer kon gaan. [Hegedüs, 68/69]
De jonge partijaktivist András Hegedüs krijgt zelf twintig blauwe briefjes maar als een oude boer tegen hem zegt: ”András! Dat had ik níet van jou gedacht”, schaamt hij zich diep en hij gooit de rest van de blauwe papiertjes weg.….. Maar dat werd snel ontdekt: vrachtwagens met twintig tot vijfentwintig lui die hun blauwe papiertjes afgeven, zelfs  twee of driemaal een vrachtwagen met iets dergelijks: dat is voor veel kiezers verdacht! De sociaal-demokraten zouden van de communistische leiding overigens ook blauwe papiertjes hebben gekregen, maar die in een brandkast hebben opgeborgen en niet gebruikt hebben… [Hegedűs, idem].
Deze zgn. "blue slip" geeft de kiezer dus de mogelijkheid om ook elders nog een stem uit te brengen, en commu-nistische sympathisanten "are repor­ted to have been transported in Soviet army trucks from one polling station to the next"....."Truckloads of communist activists... were voting repeatedly for their party". [o.a. Kovrig, 218]. Ooggetuigen zeggen later dat de communisten veel meer stem­briefjes van ambtenaren kregen, en het land afreisden als "vliegende groep­jes kiezers", en daarbij meerdere stemmen uitbrachten. Volgens sommigen waren het soms wel 20 stemmen per persoon of meer: vergelijk de twintig briefjes die Hegedüs krijgt!... Er waren géén onafhankelijke waarnemers en de omvang van het bedrog der MKP is niet bekend; men moet op vermoedens afgaan... Enfin, Stalin zei het al: "Belangrijk is niet het stemmen, belangrijk is alleen het tèllen van de stemmen".......
Tenslotte doen er tien partijen mee aan deze verkiezingen, de laatste min of meer vrije in heel Oost-Europa. Behalve de vier regeringspartijen is dat in de eerste plaats de gematigde, christelijk-burgerlijke "Demokratische Volkspartij" [Demokrata Néppárt, DNP] van István Barankovics en Ferenc Mateovics, die veel steun van katholieke boeren, met name in de comitaten Vas en Zala heeft. Deze partij bestaat al langer, maar de kandidaten staan in 1945 op de lijst der Kleine Grondbezitters, mede onder invloed van aartsbisschop Mindszenty die liever geen versnippering van katholieke en rechtse krachten ziet.
István Barankovics [Polgár, a/d Tisza, 1906 – New York, 1974], was de zoon van pedagogen, zowel vader als moeder. Hij studeerde rechten in Budapest, maar slechts kort want hij had meer andere interesses, b.v. journalistiek, schrijven, aktiviteiten in verschillende katholieke organisaties, chr.-sociale politiek, redaktie van tijdschriften, etc. Al in 1945 is hij secr.-gen. van de DNP en komt met een christelijk-sociaal programma dat is gebaseerd op de sociale encyclieken van de paus en zich verbonden voelt met West-Europese partijen met dezelfde strekking. Hij wordt in 1947 ook hoofdred.  van het weekblad der DNP, Hazánk [Ons Vaderland]. De partij behoort in 1947 tot de rechtervleugel, de ‘burgerlijke krachten’, en wenst dus geen compromis met ‘links’, de regeringspartijen.

top

Als no. 2 van de oppositie geldt de liberale "Hongaarse Onafhankelijkheidspartij" [MFP] van dr. Zoltán Pfeiffer, die als opvolgster van de Vrijheidspartij van Sulyok optreedt. [Zie hierboven].
Deze beide partijen zijn weliswaar kort geleden opgericht, maar beschikken toch al over veel steun en aanhangers. Velen zien hierin de idealen van de vrije, liberale, burgerlijke, parlementaire demokratie, en vooral van een bewuste christelijke en anticommunistische geest. Men is pertinent niet gediend van een zgn. "volksdemokratie", zoals die door de regeringspartijen wordt aanbevolen want men wenst het behoud van de kerkelijke scholen, een demokratisch landelijk, lokaal en provinciaal bestuur, privé-bezit en particuliere ondernemingen, en is tègen de klassenstrijd. Deze niet-communistische partijen hekelen algemeen de communisti­sche terreurmethoden en vinden dat "het communisme vreemd is aan de Hongaarse historie en cultuur". [Kovrig, 217].
De "Onafhankelijkheidspartij" baseert zich met name -gezien de historische naam- op de idealen van Lajos Kossuth, zij benadert het dichtst de idealen van de FKgP: "God, vaderland en gezin" vormen de kern, en belooft de kiezers ook een ferme houding tegenover een "volksdemokratie" en tegen links. Pfeiffer, een vml. staatssecr. van justitie, had niet eens een organi­satie en een krant, zijn partij bestaat nog zeer kort en is vrij onbekend, ze heeft geen vergade­ring gehouden, en men had nauwelijks midde­len. Toch krijgt ze veel steun van het zakenleven, en van de liberaal-conservatieve burgerij. Ze is ook nationalis­tisch, en geldt als "gema­tigd-rechts". Tot deze anticommunistische demokra­tische oppositie rekent men ook het gematigde conservatieve "Christelijke Vrouwenkamp" [Keresztény Női Tábor] van de al eerder genoemde en bekende r.-katholieke non Margit Schlachta.
De andere [kleine] partijen zijn de "Onafhankelijke Hong. Demokratische Partij" [FMDP] van pater Balogh: of men deze groep als louter 5e colonne der MKP kan beschouwen is onduidelijk, maar wèl is duidelijk dat Balogh een masker draagt, en voor complete verwarring zorgt, want hij is n.b. ook secr.-gen. der FKgP! Ook de Hong. Radikale Partij en de Burgerlijke Demokr. Partij, stellen zich t.o. de regeringscoalitie nogal gematigd en loyaal op.
Van de meeste en belangrijkste oppositiepartijen kan men zeggen dat ze in de traditie van de Kisgazdák staan: ze zijn voor een christelijk geïnspireerde, demokratische rechtsstaat van boeren en burgers en ze wensen geen hegemonie van één partij. Men wil ook een demokratische versterking van de provincies en gemeenten [en dus vrije verkiezingen hier!], het behoud van het privé-bezit en godsdienstvrijheid.  
Opmerkelijk is dat de beide traditionele linkse "arbeiderspartijen", socialisten en communisten, ook nu geen gemeenschappelijke lijst indienen, en dat met name de Hongaarse sociaal-demokraten hun eigen gezicht willen laten zien! De sfeer wordt hierdoor zelfs zeer verstoord: ondanks allerlei vormen van nauwe samenwerking wenst de sociaal-demokratische partij níet op te gaan in de sterkere en meer aktieve, fanatieke communistische partij.
Deze MKP mag en kan n.l. bijna alles, de andere partijen vrijwel niets. "Dit was een komedie, maar ondanks alles was het toch een sukses voor de oppositie", aldus de vml. premier Ferenc Nagy die voorts meent, dat, als Sulyok niet was gedwongen om z'n partij te ontbinden, hij de meerderheid had gekregen! Nagy schat de werkelijke aanhang van de communistische MKP daarentegen op slechts ± 8 %. [Nagy, hoofdst. 92].
De vier coalitiepartijen van wat zich noemt het "Hongaarse Onafhankelijkheidsfront", keren zich evenwel niet zozeer tegen elkaar, als wel vooral tegen "de rechtse oppositie". Ze benadrukken hun wil tot samenwerking, b.v. inz. het 3-jarenplan, maar over allerlei zaken blijven meningsverschillen bestaan. De Nat. Boerenpartij èn de sociaal-demokraten spannen zich b.v. beide in om stemmen van vml. kleine grondbezitters te verwerven, terwijl de huidige overgebleven FKgP niet eens een eigen programma heeft. Deze mini-FKgP is niet meer in staat om een zelfstandige positie in te nemen en ze kan in en buiten de coalitie niet tegen de MKP en het Kremlin op. Maar wie kan dat wel?
Geen enkele partij durft immers de communistische partij openlijk aan te vallen. De FKgP is al pro-communistisch o.l.v. de kleurloze Dinnyés en de MSZDP is het volgende doel der MKP. De meerderheid o.l.v. Szaka­sits is al pro-communistisch, en met name de NPP is sterk pro-communis­tisch, o.l.v. Ferenc Erdei. Ook de linkse arbeiderspartijen schenken nu ineens aandacht aan de boerenstand, en de vier regeringspartijen zijn het nota bene eens over o.a. ”bescherming van het privé-bezit, godsdienstvrijheid en scheiding van kerk en staat!”.... De MKP is zelfs nog "gematigd" en wil een derde weg, van "een Hongaars socialisme", maar zij wil als ènige de nationalisatie van de mijnen, sleutelindustrieën, banken en verzekeringsmaatschappijen. .
Het blijkt tenslotte ook dat de vier regeringspartijen de kracht van de grote burgerlijke oppositie nog onderschatten. Nergens in heel Oost-Europa is deze, zelfs nog in de zomer van 1947, zó groot als in Hongarije! Bovendien is dit land -samen met Tsjechoslowakije- het enige in de regio waar deze liberale, burgerlijke, 'rechtse' demokratische oppositie zich nog legaal kan organiseren. In de CSR staan niet-linkse partijen er overigens veel minder goed voor dan in Hongarije.
De op 31 augustus 1947 gehouden parle­mentsverkiezingen leveren tenslotte het volgende resultaat, dat n.b. pas na vijf dagen door Rajk officieel wordt meegedeeld! Ook hier wordt [dus] manipulatie vermoed!
Van de 5,031 mln. kiezers brengen bijna 5 mln. een geldige stem uit en voor de vier regeringspartijen geldt:
Communisten MKP                    1.113.050 =  22,3 %      79 +  18 +  3 =  100 z.
Kleine Grondbezitters FKgP          769.763 =  15,4 %      54 +  12 + 2  =    68 z.
Sociaal-demokraten MSZDP         744.641 =  14,9 %      53 +  12 + 2  =    67 z.
Nat. Boerenpartij NPP                    415.465 =    9,3 %     29 +    6 + 1 =    36 z.
Samen krijgen deze partijen dus volgens de officiële gegevens 3,042 mln. of 60,88 % der stemmen, en ze krijgen 271 zetels. Daarmee behouden ze de meerderheid! Toch zijn de verhoudingen binnen de coalitie grondig gewijzigd: de communistische partij is de grootste geworden, en is daar trots op! Ze meent zelfs dat ze nu haar doel kan bereiken, en dat "het resultaat haar politiek rechtvaardigt". De meerderheid van de arbeiders en van de landarbeiders staat achter "de partij", die nu dus met sukses haar werk kan voortzetten".... "De arbeidersklasse is versterkt, en de contra-revolutionaire kracht is voorgoed vernietigd". [Heinrich, 29]. Binnen de coalitie is ook niemand meer die b.v. de 'volksdemokratie' in twijfel trekt of de strijd wil aanbinden met de ander of die als concurrent ziet.
Toch valt zelfs het aantal officiële stemmen voor de communisten nog tegen: ruim 3/4 deel der Hongaren stemt immers níet op die toonaangevende, prominente partij, die al ruim twee jaren alle denkbare voordelen geniet, alle plannen op haar eigen naam schrijft, die zo goed weet wat ze wil, die absoluut de Sovjetbevrijders in ere houdt, en die het vaderland vooruit wil helpen! Deze partij beschouwt de verkiezingen desondanks toch als een triomf op weg naar de volksdemokratie en naar het socialisme, en als een belangrijke bijdrage aan gunstiger politieke voorwaarden, waarin zíj de strijd van de massa's arbeiders en werkende boeren voor de vestiging van de diktatuur van het proletariaat kan leiden". [Balogh/Jakab, 77/78]..... Merkwaardig is ook dat de communisten, die wezenlijk  geen enkele waarde hechten aan "vrije verkiezingen" toch het resultaat als een sukses beschouwen. 
Voor de zes oppositiepartijen geldt:
Demokratische Volkspartij DNP                     820.453 =   16,4 %,   58 + 2=   60 z.
Hong. Onafhankelijkheidspartij MFP               670.547 =   13,4 %,   47 + 2 =  49 z.
Onafh. Hong. Demokratische Partij FMDP      260.420 =     5,2 %,                 18 z.
Hong. Radicale partij MRP                              84.169 =     1,7 %,                   6 z.
Chr. Vrouwenkamp KNT                                69.536 =     1,4 %,                  4 z.
Demokr. Burgerpartij PDP                               50.294 =     0,7 %,                  3 z.
De zes oppositiepartijen krijgen samen 1,955 mln. of 39,12 % der stemmen: weliswaar betekent dit een minderheid, maar men heeft nog een aanzienlijke invloed! De oppositiepartijen krijgen samen 140 zetels. Het voorgaande heeft echter al duidelijk gemaakt, dat er van een eensgezinde oppositie geen sprake is. De beide grotere partijen [samen 30 %] vertonen veel overeenkomsten, maar de andere wensen niet tot de "oppositie" te behoren. Officieel stemt 92,4 % van de kiezers. En toch: Het spreekt vanzelf dat deze officiële cijfers, gezien de ruime mogelijkheden tot bedrog en manipulatie, aanleiding geven tot twijfel en zelfs felle bestrijding!
Volgens velen kreeg de MKP duidelijk véél minder stemmen en hierover doen allerlei schattingen de ronde: Er zouden volgens Sulyok op de MKP eigenlijk 750.000 stemmen minder zijn uitgebracht en op de NPP 100.000 stemmen minder en volgens hem zijn er 500.000 stemmen ["blauwe briefjes"] t.b.v. de MKP en 100.000 t.b.v. NPP gebruikt.... De conclusie van Sulyok is dus dat de MKP eigenlijk slechts 333.000 stemmen kreeg! [Sulyok, 414/415] en "daaruit volgt dat de "marxisten" niet 1.815.000 [36 %] maar 1.065­.000 stem­men [21 %] kregen waarvan de sociaal-demokraten 732.000. De "burgerlijke" partijen kregen volgens hem niet 3,2 miljoen [64 %] maar 4,1 miljoen stemmen [79 %]……

top

Ook de gevluchte Imre Kovács [NPP] denkt dat er op grote schaal vervalste stemmen in omloop waren: de regering kreeg zgn. 3 mln stemmen, maar de communisten kregen 500.000 valse ["blauwe"] stemmen en de NPP 100.000: in werkelijkheid kregen de reg. partijen dus 2,4 miljoen stemmen. De oppositie kreeg zogenaamd bijna 2 miljoen stem­men, maar als men FKgP erbij telt bijna 2,8 miljoen: dat wil zeggen hetzelfde aantal als in 1945. [Kovács, Im Schatten der Sowjets, 297].
In de hierop volgende jaren -van de communistische eenpartijstaat- wordt het resultaat meestal uitgelegd als een sukses voor de ‘linkse krachten’, de coalitiepartijen die immers samen 60 % der stemmen kregen, maar men kan ook met reden zeggen dat het de communistische partij sinds 1945 blijkbaar nooit is gelukt om de meerderheid der Hongaren achter zich te krijgen! Haar sukses blijft zeer beperkt en alleen dankzij kiezersbedrog op grote schaal en de volledige steun van een alom tegenwoordige Grote Mogendheid kan ze op papier enige ’winst’ boeken, maar ruim driekwart der Hongaarse kiezers steunt, als men de officiële resultaten al serieus neemt, niet eens op die partij!…. Volgens de huidige gegevens waren er ± 200.000 ‘valse’ stemmen op de MKP uitgebracht, en dat betekent dat die partij sinds de vorige verkiezingen in november 1945 geen of nauwelijks winst heeft geboekt [Tibor Seifert, Neue Pester Lloyd, 24 september 1997], ondanks de zee van propaganda en alle aktiviteiten van geheime diensten, politieke politie, de militaire macht, de invloed van de sovjets achter de schermen, etc. etc.  
Sommige berichten spreken zelfs van 600.000 à een miljoen valse stemmen, maar vol­gens het Britse gezant­schap zouden er maar 100.000 tot 200.000 stemmen vals zijn! Enkele jaren later geeft de sociaal-de­mokraat Antal Bán zelfs toe ”dat er 300.000 valse [illegale] stemmen waren voor de Communistische partij!" [Max, 116]. Behalve het bedrog dat bij deze verkiezingen helaas behoorde, blijft toch staan dat de burgerlijke oppositie in Hongarije nog lang niet is uitgeschakeld, hoewel dat kort hierna toch wel gebeurt!
Het spreekt vanzelf dat ook in Londen en Washington wordt geprotesteerd tegen de schending van de bepa­lingen van het vredesverdrag, van de mensenrech­ten, en van de vrijheid van politieke meningsuiting, het ontnemen van kiesrecht aan groepen mensen, enz., maar ook nu is er sprake van een duidelijk meningsverschil tussen de nogal goedgelovige Britten en de tegenover de Sovjets wantrouwige Amerikanen!
De nieuwe USA-ambassadeur in Budapest, Chapin, die in de zomer van 1947 de opvolger van Schoen­feld wordt, verklaart b.v.: "Voor mij is duide­lijk dat de Sovjet-Unie koste wat het kost, Hongarije onder de controle van zichzelf alleen wil brengen, en bij haar blok wil voegen..... Wij hebben, omdat we geen militaire middelen willen gebruiken, geen mogelijk­heden meer om dit proces te stoppen".... "Dit is een zorgvuldig geplande fraude, een duidelijk schandaal". Hij beveelt dan ook aan, om "zonder natuurlijk openlijk toe te geven, dat we Hongarije hebben afgeschreven, het personeel in Budapest drastisch in te krim­pen, anders wekken we bij velen toch nog valse hoop, maar maken we ons bij anderen belachelijk". [Der Spiegel, 1984].
Zijn Britse collega dacht er echter totaal anders over! Volgens de Britse ambassadeur Alexander K. Helm waren deze verkiezingen "onverwacht eerlijk, vrij en geheim, en er waren geen tekenen van intimidatie of van druk van de Hongaar­se of Sovjet-autoriteiten"..... Het verschil in benadering van Oost-Europa is evenwel al in 1947 niet uitzonderlijk: De USA benaderen de situa­tie in het algemeen veel negatie­ver en meer pessimistisch dan Groot-Brittannië, waar men b.v. nog altijd enig geloof heeft in de Hongaarse sociaal-demokraten. [Max, 116].
Opmerkelijk is dat premier Dinnyés desgevraagd aan westelij­ke ambassadeurs wel een en ander toegeeft: "Op kleine schaal deden zich onregelma­tigheden voor... er was ook sprake van inefficie­ncy van het nieuwe bestuurs- apparaat en van megalomanie van lagere ambtenaren bij comités voor de registratie van kiezers, maar: er komt een onderzoek en de verantwoordelijken zullen worden gestraft!”... [Max, 113/115].
Na de tragikomedie van deze Hongaarse parlementsverkiezingen verandert er in het land echter weinig: Imre Nagy [MKP] wordt weer tot parlementsvoorzitter gekozen, en Dinnyés op 23 september opnieuw tot premier…..
De vijf communistische kabinetsleden zijn: vice-premier Mátyás Rákosi, min.v.buit.z. wordt Erik Molnár, van binnenl.z. blijft László Rajk, van verkeer Ernő Gerő en van sociale z. Károly Olt. Premier Dinnyés, minister v. financiën Miklós Nyárády [Scheidl] [1905-1976], die 1946/’47 al staatssecr. was, min.v.landbouw I. Szabó en min.v.cultuur Gyula Ortutay zijn de vier ministers [van de linkervleugel] der FKgP; vice-premier Árpád Szakasits, min.v. handel Sándor Rónai, min.v.industrie Antal Bán en van justitie István Ries zijn de vier ministers der MSZDP, en de min.v.defensie Péter Veres en van we­deropbouw József Darvas zijn de beide NPP-ministers. Ook hieruit blijkt dat de veranderingen bijzonder gering zijn want de meeste ministers hebben al eens eerder een post in de regering gehad of blijven eenvoudig op hun post! Ondanks alles is Hongarije nu ”op weg naar een volksdemokratie”, en de planeconomie is per 1 augustus 1947 al ingevoerd. De doelstellingen van de Hongaarse communisten worden m.a.w. zonder veel problemen gerealiseerd, óók samen met de bekende -en nu gezuiverde- coalitiepartijen........
De inzet bij de verkiezingen was dan ook de coalitie, het regeringsblok voor sociale en economische hervormingen, en níet de communisti­sche partij. De rechtse, burgerlijke oppo­sitie had eigenlijk wel het communisme tegenover niet-communisme willen stellen, "to mobilise anti-soviet opinion in order to prevent the expropri­ation of capital" [Warriner, 41], maar ze kreeg er de kans niet voor. Toch vormen de kerken, het overgrote deel der onderwijsinstellingen, de overgrote meerderheid der boerenbevolking, de negen [!] niet-communistische politieke partijen, literaire bladen en schrijvers, vrouwen en jeugdorganisaties, banken, handelsondernemingen, kredietinstellingen, grote industriële ondernemingen, werkgevers en rechters tezamen in Hongarije nog altijd een maatschappelijk geheel dat zich niet direkt laat inschakelen voor het bereiken van de communistische politieke en economische idealen! Integendeel; de tegenstand hiertegen zal nog taai blijken.
Ook de verhalen van b.v. Hongaarse krijgsgevangenen die terugkeren naar Hongarije liegen er niet om. Men komt vaak met verhalen over barre, bittere en ellendige omstandigheden in Sovjet-Unie: honger, kou, armoede en ontbering werd er ook door de Russen zelf geleden. Er heerst, zo hoort men nu in Hongarije alom, een onmenselijk regime in de sovjetkampen, een verschrikke­lijk lot trof velen, en er komt dwangarbeid op grote schaal voor. [Sulyok, 419]. Daarnaast hebben vele duizenden anderen hun slechte ervaringen in het land zelf al met de Russen en met hun Hongaarse handlangers bij b.v. de ÁVO, opgedaan! De eindresultaten van de verkiezingen van 31 augustus worden overigens pas op 5 december officieel bekend gemaakt, en er is dan, denken velen, inderdaad tijd voldoende geweest om met de feitelijke cijfers te knoeien, te manipuleren….  
Het lot van Hongarije in de zomer van 1947 hangt uiteraard nauw samen met dat van de andere landen in Oost-Europa die vanaf 1944/45 door de sovjets worden beheerst en men kan met recht zeggen dat de Koude Oorlog juist in deze maanden pas goed begint en het verbod vanuit Moskou om een beroep te doen op de Marshallhulp vanuit de Verenigde Staten, zoals dat door Molotov op 3 juli wordt geformuleerd en slechts enkele dagen later op botte wijze aan een Tsjechoslowaakse delegatie wordt meegedeeld, markeert een grondige heroriëntatie van de sovjetpolitiek.
In Moskou besloot men n.l. tot de consolidatie van de door de Tweede Wereldoorlog gewonnen posities en in de hierop volgende weken wordt het “Oostblok” via een reeks handelsverdragen gebonden aan de economische macht der Sovjet-Unie. Er vindt verder een proces van versmelting van de sociaal-demokratische partijen met de communistische partijen plaats en de nog bestaande oppositie [m.n. in Hongarije!] wordt geliquideerd. Bovendien wil Moskou blijkbaar een veel nauwere ideologische binding van de andere partijen aan die van de Sovjet-Unie, een soort herleving van de in de oorlog [terwille van andere geallieerden, Engeland en Amerika] opgeheven Komintern, en het moet duidelijk worden dat de communistische partijen van de Oost-Europese landen absoluut gebonden zijn aan de besluiten van Stalin in het Kremlin. ‘Het economische en politieke offensief dat door Trumandoktrine en Marshallplan was ontketend, vereiste als antwoord een nieuwe communistische strategie en maakte ook ideologisch een herbezinning noodzakelijk’.    
De theorie van de vreedzame coëxistentie tussen beide maatschappelijke stelsels die Stalin bij herhaling tegenover bezoekers uit het Westen had uiteengezet, is dus niet langer houdbaar. Midden september 1947 krijgen de Centrale Comités van de communistische partijen daarom een uitnodiging van de Poolse partijleiding ‘ter bespreking van de internationale situatie’. De partijen van Frankrijk en Italië én die van de landen in Centraal Europa, Tsjechoslowakije, Hongarije, de Sovjet-Unie en drie communistische landen op de Balkan worden uitgenodigd en de afgevaardigden zien elkaar in een oud landgoed, nu rustoord voor politie-funktionarissen, in het Poolse wintersportoord Szklarska Porȩba. Ze kennen elkaar bijna allemaal uit de tijd van de Internationale Brigade in de Spaanse Burgeroorlog of uit het verzet en de concentratiekampen onder de Duitse bezetting. Van de grote voormannen uit de oude Komintern is echter niemand aanwezig. De geheime conferentie staat onder leiding van Andrej Alexandrovič Ždanov [26 febr. 1896 – 31 aug. 1948] die via de énige direkte telefoonverbinding met de buitenwereld voortdurend in contact staat met Moskou!

Het 'Bevrijdingsmonument' siert vanaf 4 apr. 1947 de Gellértberg


De 51-jarige, bekrompen en dogmatische intellektueel Ždanov gold in het Politburo der CPSU als iemand met grote intellektuele gaven, en was o.a. bij de zuiveringen van de jaren ’30, in 1940 bij de sovjetisering van Estland en bij de verdediging van Leningrad in 1942/43 en na de oorlog in Finland zeer aktief geweest maar hij staat ook bekend als een man die een eigen communistische [“sociaal-realistische”] kunst en cultuur propageert en zich sterk bezig houdt met het vasthouden aan de zuivere ideologie, de communistische leer. Hij wordt  dus wel als kandidaat opvolger van Stalin gezien, maar hij is alkoholist en ziekelijk! In zijn toespraak tot de partijafgevaardigden legt hij vooral de nadruk op de aktiviteiten van de kapitalistische Amerikaanse vijand en op de dwingende noodzaak om hier iets tegenover te stellen: door het Amerikaanse kolonialisme en imperialisme, samen met het monopolie van de atoombom, wordt de vredelievende en progressieve Sovjet-Unie als klasseloze maatschappij [’en dus immuun voor agressie en uitbuiting’] immers bedreigd en die moet zich dus wel, samen met haar ‘bondgenoten’ bewapenen en voorbereiden op de strijd en die “koude oorlog” vindt voor Ždanov óók plaats op alle andere terreinen: nog in febr. 1948 worden in de Sovjet-Unie bijvoorbeeld de componisten Šostakovič, Prokoviev en Khačaturian slachtoffer van de beruchte zhdanovshtshina! [Internet en Onze Jaren ’45-’70, deel 23, blz. 711,712]. Opmerkelijk is overigens dat er van alle landen in Oost-Europa, alleen in Hongarije, ondanks alles, juist in deze zomer nog parlementsverkiezingen worden met meerdere partijen en verschillende lijsten, hóezeer de hele gang van zaken en uitslag ervan ook worden vervalst………

top