|  | 
 14. Het stalinisme in  Hongarije, 1945 tot 195614. 3   De stalinistische diktatuur, september 1947  tot maart 1953. 14.3.1  Het jaar van de ommezwaai [A fordulat éve], september 1947 tot juni 1948.  ”…fear and silence, a good enough basis for  Party unity under the leaders’s undisputed authority”.[Kecskemeti, Unexpected  Revolution, 31]. Nog geen maand na de Hongaarse parlementsverkiezingen  van 31 augustus 1947, waaraan zelfs [!] verschillende partijen kunnen meedoen,  wordt dus in het geheim in Szklarska Porȩba, in Polen, een conferentie van  communistische partijleiders uit Oost-Europa en uit Frankrijk en Italië  gehouden, want door Stalin is [na de ’uitdagingen’ van de kant der USA, zoals  het Marshallplan en de Truman-doktrine] tot een hechte samenwerking van de  communistische partijen besloten……….Van 22 tot 27 september 1947 komen hier afgevaardigden der  communistische partijen van Oost-Europa maar ook van Frankrijk en Italië,  bijeen, en hier wordt de algemene politieke lijn voor de komende tijd  uitgestippeld. Namens de Hongaarse partij zijn de prominenten József Révai en  Mihály Farkas aanwezig. Als opvolgster van de in 1943 opgeheven "Komintern"  wordt nu een "Kominform" [Communistisch Informatiebureau]  opgericht, en alle communistische partijen zullen zich in solidariteit aan de  politieke koers, de algemene lijn, houden. Men zal de aktiviteiten coördineren,  ervaringen uitwisselen, gemeenschappelijke politieke belangen vaststellen, de  banden nauwer aanhalen en de contacten verbeteren. Er moet aldus, volgens de  richtlijnen van Malenkov en de onverzoenlijke Zjdanov, één front tègen de  imperialistische dreiging van Amerika komen…. De hele wereld is nu, aldus m.n.  de ideoloog Andrej Zjdanov, in twee kampen verdeeld, het oorlogsgevaar is  groot, en 'we moeten ons vastberaden opstellen tegen de Amerikaanse agressie'.
 De conferentie van Szklarska Porȩba is historisch vooral  van belang omdat hier het algemene plan wordt opgesteld om na ongeveer twaalf  jaar een einde te maken aan de zgn. "Volksfrontpolitiek" die beoogde om  samen met andere linkse, progressieve partijen te streven naar de vernietiging  van het fascisme.
 Dít doel is intussen bereikt en in de landen van  Oost-Europa bezitten de communistische partijen, geredigeerd door Stalin, een  ongekende machtspositie. Ze hebben andere groepen of partijen niet meer nodig,  tenzij als formaliteit. Er wordt daarom nu besloten om de andere partijen,  zoals Boerenpartijen en sociaal-demokraten, van de macht uit te sluiten, de  [invloed van de] leiders ervan te liquideren, en alles te richten op de  alleenheerschappij van de communis-tische partij. Het proces van sociale  hervormingen [in socialistische zin] moet worden versneld. De westerse invloed  in Oost-Europa bleek al eerder vrijwel nihil te zijn en Stalin kan dus in Oost-  en Midden-Europa zijn gang gaan.
 "De partijen van Oost-Europa zijn uit het  imperialistische systeem gestapt, en hebben een nieuw type staat geschapen, de  volksdemokratie", aldus wordt nu verklaard. De macht is hier aan het volk,  de grote industrieën, banken en transportondernemingen behoren aan de staat,  waarin het industriële proletariaat de avantgarde vormt. Later, in 1948  besluit men ook tot "verscherping van de binnenlandse klassenstrijd",  en tot "socialistische omvorming van de landbouw", d.w.z. collectivisering.  De voorbereidingen hiervoor worden echter b.v. in Hongarije al in 1947 gemaakt  door Gerő, de tweede man van de partij, en o.a. András Hegedüs en Ferenc Erdei,  die op de agrarische afdeling van de partijcentrale aktief zijn, weten hier al  van. Toch gaat het met de Hongaarse landbouw wel goed, met uitzondering van de  streken waar de Duitse [Schwäbische] boeren waren verdreven en waar nu  ”nieuwe boeren” waren gevestigd, die lager ontwikkeld waren dan de Duitsers,  aldus geeft Hegedüs vele jaren later wel toe!! [blz. 70/71].
 Nu telt echter alleen de ideologie, en die wordt nu  eenmaal vèr buiten Hongarije vastgesteld. De genadeloze en overijverige Gerő  heeft dus primair de sovjetervaringen met de landbouw voor ogen en het gaat er  dus niet om de Hongaarse landbouw tot bloei te brengen, maar het glorierijke  voorbeeld van de Sovjet-Unie, van Stalin, mechanisch te volgen en ook in  Hongarije in praktijk te brengen. Daarbij moet je nu eenmaal soms tot het  uiterste gaan en je ogen sluiten voor klachten van experts, zoals de boeren  zelf! Hegedűs wist b.v. niets van de ellende en de hongersnood [met miljoenen  slachtoffers] die in de jaren ’30 in Rusland gepaard ging met de  collectivisering van de landbouw, de van bovenaf gedikteerde invoering van  kolchozen en sovchozen. [Hegedűs, 70/71].
 Toch zijn ook o.a. Rákosi, Révai en Gerő verrast door  het einde van de “Volksfrontpolitiek”, maar Stalin speelde na 1945 eigenlijk  een spelletje en nu blijkt dat hij géén [echte] demokratie in het oosten van  Europa wenst. Dat idee was slechts een zoethoudertje voor de westelijke  bondgenoten in de oorlog. De nieuwe politiek der Kominform wijst nu veel meer  op de overtuiging van het Kremlin dat er een nieuwe, ideologische strijd en  mogelijk een oorlog op komst is met de ‘burgerlijke’en imperialistische  westerse mogendheden.
 Door de Kominform worden rechtse [d.w.z gematigde]  sociaal-demokraten er nu van beschuldigd trouwe medeplichtigen van de  imperialisten te zijn en alle anticommunisten worden meer dan ooit beschuldigd  van sabotage en verraad, van fascisme en van bourgeois-opvattingen, plannen  voor een samenzwering en contrarevolutie. Dit is de reaktie, dit zijn de boze  machten uit het verleden………Dat betekent voor Hongarije dat de communistische  partij in feite een machtsmonopolie zal proberen te verkrijgen en de hele  staatsmacht naar zich toe weet te trekken, met op de achtergrond de blijvende  macht der Sovjets en ook list, bedrog en terreur.
 In Moskou heeft men bovendien besloten om de  satellietlanden van Oost-Europa, zoals Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije,  Joegoslavië, Roemenië en Bulgarije onder direkte controle te houden. Voor een  soort nationaal-communistische lijn is geen plaats en alle partijen richten  zich op 'de rijke ervaringen van de Sovjet-Unie onder de wijze leraar, leider  en bevrijder Jozef Stalin'. Het gaat er voortaan om zoveel mogelijk van de  Sovjetkameraden te leren en hen na te doen………….. Ook de relatief grote en  invloedrijke communistische partijen van Frankrijk en Italië volgen deze  politiek en keren zich daarmee zélf ook af van de vorming van  coalitieregeringen waarin ze tot voor kort nog vertegenwoordigd waren. Men  onderwerpt zich daarmee aan de leiding en controle van Moskou en sluit de rijen  'tegen het Amerikaanse imperialisme'.
 De "Koude Oorlog" tekent zich hiermee veel  scherper af, en naar de mening van de belangrijke en invloedrijke  Sovjetpoliticus en ideoloog Andrej Ždanov is dat slechts de schuld van de  imperialistische en kapitalistische Amerikanen met hun  "Truman-doctrine" en Marshallplan, en andere ’intriges’, die immers  al eerder kwamen met hun politiek van afbakening en beveiliging van invloedssferen.  Andrej Ždanov wordt de secretaris-generaal der "Kominform", waarvan  de zetel in Belgrado komt. Fel gaat men te keer tegen de USA en haar  bondgenoten in de andere, de westelijke wereld en beide kampen wensen zichzelf  te beschermen tegen de ander. Het is dan ook niet vreemd dat er na verloop van  korte tijd sprake is van een ”IJzeren Gordijn” in de meest letterlijke zin van  het woord, dwars door Europa. Over het imperialistische en totalitaire,  agressieve en expansionistische karakter van de eigen, communistische ideologie,  en over de repressieve methoden die zijn en worden gebruikt hoort men uiteraard  achter dit IJzeren Gordijn niets…
 De Hongaren, Révai en Farkas, zijn met dit alles  tevreden, maar eigenlijk is Hongarije zelf nog niet zo ver als in Szklarska Porȩba  door de nieuwe "Kominform" wordt verklaard, hoewel het land wel als  een "volksdemokratie" wordt beschouwd!
 Alles duidt er wel op dat m.n. de Hongaarse  communistische leider Rákosi zich zeer goed bewust is van het feit dat hij  zonder de steun van Moskou niet aan de macht kan blijven, en zich dus zonder  één enkel probleem enthousiast in de schoot van Moskou werpt. Hij is de  favoriet van Stalin, de 'beroemdste man van alle communistische partijen', en  is sovjetburger, spreekt Russisch, is met een Russische vrouw getrouwd, was  aktief voor de Komintern, heeft vele jaren in de SU doorgebracht, en heeft  vanaf het begin in 1944 z'n macht -als "Gauleiter", satraap of  stadhouder in Budapest- aan de Sovjets te danken! Hij en zijn kliek krijgen nu  van Moskou het groene licht, en een aanstaande hegemonie van de communisten  staat ook in Hongarije wel vast, hoewel dat voor veel Hongaren, die niet worden  geïnformeerd over  b.v. deze conferentie  in Polen, nog lang niet duidelijk is!
 Toch moet er nog veel gebeuren. "We hebben", aldus  Révai, "een stap voorwaarts gezet, maar ons plan was niet zo suksesvol als  we hoopten... onze invloed in de werkende klasse is nog niet zo overweldigend.  In een aantal bedrijven en mijnen zijn de socialisten sterker dan wij".  [Kovrig, 220].
 Wel is de communistische partij de grootste geworden,  staan de andere regeringspartijen en enkele kleine partijen onder  communistische invloed, evenals de meeste kranten en tijdschriften, 20 % der  dokters en 1/4 deel der ingenieurs, de vakbonden, 2/3 van de leiding, de hele  politie, de legerofficieren, maar -zo kort na de verkiezingen- is de oppositie  nog sterk! Alleen voor de vorm zijn de "Onafhankelijke Partij van Kleine  Grondbezitters" FKgP en de "Nationale Boerenpartij" NPP nog  blijven bestaan, maar de leiding van deze beide plattelandspartijen is in  handen van loyale, ongevaarlijke meelopers der communisten, zgn.  cryptocommunisten of fellow travellers. Niemand in Hongarije heeft het  in het openbaar nog over het ’kékcédulás választási csalás’ [het  verkiezingsbedrog van de blauwe briefjes] van augustus 1947, want dergelijke  zaken zijn voor de immers tóch zegevierende communisten de moeite niet waard.  Vooruitgang, het belang der Arbeidersklasse, Vrede, het Sovjetvoorbeeld, de  Partij en de wijze maarschalk Josef Stalin, tellen nú en het nabije verleden is  niet meer van enig belang….
 Zoals in de rest van Oost-Europa wordt nu -na de  conferentie van Sklarska Porȩba- ook in Hongarije [door de toonaangevende  communisten!] de veel kleinere sociaal-demokratische partij beschouwd als een  anachronisme, als een overblijfsel uit vroeger tijd, een hinderpaal op weg naar  de eenheid der arbeidersklasse, een overbodig en nutteloos verschijnsel.  Bourgeois-invloeden op de arbeidersklasse en bindingen en contacten met het  Westen worden nu schadelijk geacht, en vreedzame en parlementaire methoden  moeten nu worden beschouwd als een typisch westers, reaktionair en decadent  verschijnsel maar binnen de MSZDP zijn communistische agenten al langere tijd  bezig met agitatie. Een wetenschappelijk gefundeerd "socialisme in  opbouw" waar Hongarije nu mee bezig is, verdraagt -zegt men- immers geen  oppositie, geen verzet!……
 De leiders van niet- of anticommunistische partijen  wordt het leven dan ook geleidelijk aan onmogelijk gemaakt. Een aantal van hen  is al naar het westen gevlucht en anderen worden monddood gemaakt. Openlijk  verzet tegen de communistische politiek van nationalisatie van het hele  economische leven en van liquidatie van politieke tegenstanders wordt via  verdachtmaking, intimidatie en zware politieke pressie en scheldpartijen in de  pers vanaf 1947/48 dus onmogelijk. In Hongarije valt vanaf de zomer van 1947  echter nog veel te doen voordat de oppositie als macht is uitgeschakeld en  opgeruimd. De communistische partij is weliswaar de grootste partij, en heeft  de echte machtsposities in handen maar het immers gebleken dat ze níet de  voorkeur heeft van ruim 3/4 der bevolking, en zelfs de oppositie tegen de  regeringspolitiek is nog aanzienlijk: ze kreeg 40 % der stemmen!
  
 Toch staat vanaf 1947/48, het jaar van de door de  communisten geproklameerde wending, de ommezwaai, a fordulat éve, de zege van de doelstellingen der communistische partij ook in het zo  burgerlijke Hongarije wel vast. Hierbij moet worden gezegd, dat het uiteraard  typerend voor communisten is dat men zónder meer van de zege uitgaat! "Wij  zijn de overwinnaars der historie", aldus is het gevoel, neen, de vaste -en  op ’de historische wetenschap’ gefundeerde- overtuiging van de partij en haar  leden…….
 Ondanks het feit dat in dit land zelfs in de zomer van  1947 nog min of meer vrije parlementsverkiezingen [kunnen] worden gehouden,  terwijl elders in Oost-Europa -alleen met uitzondering van Tsjechoslowakije- de  oppositie al [vrijwel] is uitgeschakeld, en dat men in Hongarije vaak meent  toch best een soort ongevaarlijke en comfortabele uitzonderingspositie  "tussen Oost en West" te kunnen zijn of worden, is ook in dit land  niemand en niets meer wèrkelijk opgewassen tegen de macht der communisten en  hun beschermers en helpers, de Russen, samen. "Hoewel we een minderheid  waren kon in de regering niets belangrijks zonder ons of tegen ons gebeuren.  Wij konden de graad van veranderingen dikteren en door controle van de  gewapende macht afrekenen met de samenzwering die de meerderheid der coalitie  beraamde", aldus verklaarde Rákosi. [Kovrig, 230].
 Maar ook in Hongarije blijkt de communistische partij,  wanneer ze eenmaal ongehinderd haar macht kan uitoefenen, en daarbij bovenal de  onvoorwaardelijke steun geniet van de Sovjet-Unie en haar hele machtsapparaat  in het bezette land [legerofficieren, geheime dienst, etc.], ruim baan te geven  aan een aantal eerder genoemde misstanden.
 In het programma van het nieuwe Hongaarse kabinet dat op  23 september 1947 door premier Lajos Dinnyés wordt gevormd, kan men de linkse  politiek duidelijk aflezen, zoals nationalisatie van de banken en bauxietmijnen  en met name de nationalisatie van de banken zal duidelijk gevolgen hebben omdat  de Hongaarse industriële bedrijven van bankkapitaal afhankelijk zijn.
 Het kabinet [van dezelfde partijen als in 1945] houdt  verder geen rekening met de verkiezingsuitslag: men heeft de meerderheid  immers behouden; maar toch blijft de [door de oppositie fel omstreden] uitslag  van de verkiezingen van 31 augustus nog enige tijd de gemoederen bezig houden.  Communisten en linkse socialisten eisen nu zelfs dat het kiesrecht aan  "fascisten" wordt ontnomen en dat er al wéér een nieuwe kieswet komt.  Met enig recht vreest de oppositie vooral het eerste want wie in Hongarije in  1947 precies 'fascist' is, is nog nooit uitgemaakt.
 Vast staat tot nu toe alleen dat zéér vele Hongaren  willekeurig ervan worden beschuldigd of verdacht, met name door de linkse  partijen die hun tegenstanders nogal eens voor "fascist" uitmaken.  Allerlei anticommunisten, degenen die de taktiek en het vuile machtsspel der  communisten doorzien, zijn op grond hiervan intussen ontslagen of nog veel  erger en men gaat hiermee overigens door: de vier regeringspartijen dienen een  klacht in over de Onafhankelijkheidspartij, en willen dat aan de  parlementsleden hun mandaat wordt ontnomen! Protestdemonstraties der MKP tegen  de Onafhankelijkheidspartij 'in het hele land' begeleiden zoals gewoonlijk de  officiële klachten.
 Op heel andere gronden verzoeken de grote  oppositiepartijen, de [r.-kath.] "Demokratische Volkspartij" van  István Barankovics en de "Hongaarse Onafhankelijkheidspartij" [MFP]  van dr. Zoltán Pfeiffer, en enkele gematigde sociaal-demokraten n.l. op 3  oktober 1947 om de uitslag ongeldig te verklaren; vanaf het begin is immers  duidelijk geworden dat er op grote schaal is geknoeid, o.a. met de ‘blauwe’  stembriefjes, die bij honderdduizenden de communisten ten goede zouden zijn  gekomen!……..
 Maar de klacht wordt -hoe kan men nog anders verwachten-  afgewezen en de verdachtmakingen gaan intussen 'gewoon' verder. De  communistische leider Rákosi zegt b.v. dat ”de Onafhankelijkheidspartij  reaktionair is en dat dat een te zware last voor de jonge Hongaarse demokratie  is om te dragen"..... Een oppositie in een vrij gekozen parlement vormt  voor communisten overigens al een blok aan het been en voor communisten speelt  het parlement -zoals men door de ervaringen in de Sovjet-Unie kan weten-  slechts een ondergeschikte rol!
 Vooral binnen de sociaal-demokratische MSZDP doen zich  grote moeilijkheden voor want al op 2 september besluit men uit de coalitie te  treden en de ministers Bán en Ries treden af, evenals Marosán. Ze worden echter  door Rákosi en Puškin gepaaid met beloften: ”Vertrouw ons! Wij zullen je nooit  in de steek laten of zonder je onderhandelen, hou de linkervleugel bij elkaar!”  [Kovrig, 224]. Na beraad tussen Sviridov en Bán op 8 en 9 september [terwijl  Sviridov al de eis stelt: ”Ik wens geen andere leiding der MSZDP!”] geeft de  partij toe: de MSZDP blijft in het kabinet, maar in feite gaat de [voor  gematigden en rechtervleugel] hopeloze strijd gewoon door. Verscheidene  arbeiders eisen zelfs het aftreden van Szakasits, "de verrader".
 Voor de communisten [MKP] geldt nu eigenlijk nog maar  één ding: men wil ’de vijand’ uitschakelen, en daarom vonden op 6 september  1947 opnieuw massademonstraties plaats om de wil van de partij kracht bij te  zetten, en zwakke pogingen om een regering zónder communisten te vormen leidden  tot niets.
 Overigens doen de USA en Groot-Brittannië geen pogingen  om de burgerlijke partijen en de MSZDP te redden, en de Britse hoop op de  Hongaarse sociaal-demokraten blijkt een illusie! Londen denkt n.l. nog steeds  aan banden tussen de eigen Labourpartij en de MSZDP, maar intussen zuivert de  MSZDP zich want ’wie niet wil samenwerken met de MKP moet eruit’, en dan staat  een fusie voor de deur. Een ononderbroken en langdurige campagne wordt hiervoor  in 1947/48 gevoerd!
 Ook binnen de FKgP, de Kisgazdapárt, doen zich  enkele problemen voor, maar Dinnyés is voor de communisten wel zeer geschikt,  loyaal en gewillig: hij is een stroman, een figurant. Op 11 september 1947 zegt  de Algemene Raad der FKgP, die n.b. door de linkervleugel wordt gedomineerd,  het vertrouwen in de pro-communistische Dinnyés, Ortutay en Dobi dan wel op,  maar ook híer dreigen de Russen en Vorosilov stelt eenvoudig vast: "Als  dit besluit van kracht blijft, hef ik de partij op!!" Hierna geeft de FKgP  ook toe en is daarmee tot een machteloos schaduwbestaan veroordeeld. [Kovrig,  224/225].
 Tenslotte komt er op 23 september een nieuw Hongaars  kabinet tot stand [zie hierboven] met vijf leden der MKP, o.a. Rákosi als  vice-premier, vier leden der 4 FKgP, vier sociaal-demokraten en twee der Nat.  Boerenpartij. Vrijwel alle niet-communistische ministers zijn fellow  travellers, die de communisten in feite steunen en loyaal zijn. In het  parlement wordt vervolgens vooral over het Driejarenplan gepraat en de communisten  zeggen zelfs dat dit een "regering is van direkte overgang naar de  diktatuur van het proletariaat". [Kovrig, 225].
 ”De verkiezingsnederlaag der communisten opent deze  partij dus de ogen: de overgang naar ‘de diktatuur van het proletariaat’, of,  zoals zij het noemen: naar het socialisme, moet verder worden versneld! Men had  geen belang meer bij een meerpartijensysteem en een coalitieregering, de  hegemonie was niet meer genoeg, maar men streefde naar de liquidatie van de  andere partijen. De verkiezingen van 1947 lieten diepe sporen na bij het  Hongaarse volk”. [Tibor Seifert, Neue Pester Lloyd, 24 sept. 1997], maar  vooral het doodvonnis [en de handhaving ervan!] en vervolgens de executie van  dr. György Donáth in oktober is van enorme betekenis in de strijd van Rákosi  c.s. tegen de demokratische krachten in het land…..
 Toch is er al een groep partijfunktionarissen ontstaan  die steeds meer macht heeft gekregen, arrogant is geworden en is bevangen door  machtshonger, en langzamerhand ontstaat in deze linkse kringen steeds meer het  idee dat het bestaan van meerdere partijen eigenlijk alleen maar overbodig,  lastig, vervelend en storend is.
 Op 10 oktober worden "Arbeidersrechtbanken"  opgericht, ter bestraffing van economische delikten in de bedrijven, maar ook  verzet tegen de arbeidsdiscipline en het socialisme zal voortaan worden  bestraft en stakingen worden nu verboden. Volgens de gevluchte vml. premier  Ferenc Nagy is het aldus wel zeker dat "iedereen met enig bezit vroeg of  laat schuldig is aan economische delikten!"… Men vindt het nu dus logisch  dat het stakingsrecht wordt opgeheven ”want in een staat waar de  arbeidersklasse en de werkende boeren de macht hebben is het onnodig om te  staken”, zo leert iedereen ijverig als verklaring, althans volgens de communistische  ideologie.…
 Op 24 oktober worden vervolgens banken, 264  handelsondernemingen en industriële bedrijven genationaliseerd, waardoor de  kredietinstellingen, de zware industrie en een deel der lichte industrie [in  totaal 83,5 % der industrie] in handen van de staat komt en op 4 december  worden [Wet XXX. 1947] de belangrijke banken bezit van de staat. Hierdoor komen  ook veel industriële bedrijven en handelsondernemingen aan de staat: 58 % der  arbeiders werkt nu in een staatsbedrijf. Voortaan beschikt de staat dus over  het kapitaal, en zíj bepaalt waarin ze de kredieten investeert. Meer dan 30 %  der buitenlandse handel valt voortaan onder direkte controle van de staat.  [Balogh/Jakab, 84].
 
  Jongeren bijeen, 15 maart 1947, voor het Nationaal  Museum  
 De bourgeoisie moet n.l. economisch worden uitgeschakeld  en de staat zal veel meer, zelfs een sterk overheersende, invloed krijgen. Ook  op het platteland zal via de coöperaties en staatsboerderijen een zelfstandig  bestaan op den duur tot het verleden gaan behoren want "Hongarije is op  weg naar het socialisme", aldus de leuze.
 Lonen en prijzen, het hele produktieproces, worden nu  centraal geregeld, en een ijzeren discipline wordt opgelegd aan alle  werknemers. Zo worden n.a.v. een staking in oktober 1947 in Csepel de arbeiders  door Rákosi nog eens gewaarschuwd. De kapitalisten zijn aldus economisch  ontmanteld, nu moet -en zal- dit nog op politiek terrein gebeuren [Kovrig,  224], en Rákosi's beruchte "salami-taktiek" [a szalámi taktika]  staat hiervoor garant……
 Ook op politiek terrein verandert er nu één en ander want  op 18 oktober worden de diplomatieke betrekkingen met het Vatikaan wel  hersteld, maar de nieuwe Hongaarse gezant, József Cavallier, een vroegere  journalist die nu een marionet in handen der communisten is [Mindszenty, 160],  vertrekt niet naar Rome………Op 12 oktober verklaart het rooms-kath. episcopaat  zich n.l. in een herderlijke brief tègen de verdrijving der Duitsers uit het  land, maar de regering laat weten: "De uitwijzing is in overeenstemming  met de Magyaarse nationale beweging en Hongarije behoort de Magyaren": de  uitwijzing is dus juist. [Weidlein, Ungarns Revisionspolitik, 85]. Aldus blijft  de tegenstelling tussen de linkse regering en de ‘rechtse’ oppositie van o.a.  kerken en enkele partijen.
 Ook vindt de MKP een coalitie en een oppositie nu niet  meer voldoende want ze wil ”meer duidelijkheid in het parlement” en drukt dan  het voorstel door dat de Hongaarse Onafhankelijkheidspartij ”wegens  onregelmatigheden bij het stemmen” door de Centrale Kiescommissie van al haar  mandaten wordt beroofd. Zonder deze 49 afgevaardigden is de meerderheid in het  parlement immers wel zeker!….
 Op 1 november is al een arrestatiebevel uitgevaardigd  tegen dr. Zoltán Pfeiffer, de leider der burgerlijke oppositie, de  Onafhankelijkheidspartij! Zijn huis wordt  doorzocht door de politieke politie en men neemt alle dokumenten in beslag. Hij  vlucht [of: ziet zich gedwongen te vluchten] echter op 4 november naar het  Westen. Zijn partij raakt hierdoor in diskrediet en wordt in de pers scherp  aangevallen als 'fascistisch en verraderlijk’, ze wordt ontbonden en op 20  november verboden. Een aantal leden wordt gearresteerd en de 49 parlementsleden  worden vervallen van hun mandaat verklaard, en leggen hun mandaat neer. Ook de  steun van gematigde sociaal-demokraten helpt hen niet meer maar er volgen  opnieuw arrestaties na ’de ontdekking van een spionagecomplot’ op 3 november!  De "Demokratische Volkspartij" van István Barankovics, die uiteraard  is geschrokken van het verbod der Onafhan-kelijkheidspartij, blijft formeel nog  wel bestaan, maar ze wordt al snel een speelbal der communisten en is  machteloos. Ze krijgt bovendien geen voldoende steun van de r.-katholieke kerk.
 Intussen is er een heftige campagne gaande in de  sociaal-demokratische partij van Hongarije, waarin gematigden nog altijd een  rol spelen, hoewel ze al lange tijd onder zware druk staan. De tegenstellingen  verscherpen zich en worden m.n. door communisten [minister Rajk!] en hun  bondgenoten op de spits gedreven. De gematigde, parlementaire vleugel, van de  vice-voorzitter van het parlement mevr. Anna Kéthly, partijvoorz. Gyula Kelemen  [voorzitter en staatssecr. v. industrie], Antal Bán [min. v. industrie], en  Imre Szélig wil namelijk de onafhankelijkheid van de eigen partij behouden, al  wil ze wel ’op een normale basis’ samenwerken met de communisten. In een  memorandum van 15 oktober van de rechtervleugel spreekt men n.l. z’n onvrede  uit over de linkse leiding en wil de eigen partij niet onder laten gaan. Tegen  de communisten wil men zich harder opstellen, en tien dagen erna herhaalt men  deze eisen op een zitting van de centrale leiding....
 Ook de minister van industrie [sinds 1 juni 1945!],  Antal Bán, is zo iemand: hij steunt de nationalisatie van de grote industriële  ondernemingen en de planeconomie van harte, maar hij blijft hardnekkig de  zelfstandigheid van zijn soc.-demokratische partij benadrukken en wenst géén  fusie van de beide arbeiderspartijen. Hij ziet [samen met de andere leiders der  gematigde rechtervleugel] natuurlijk wel aankomen dat de communistische  doelstellingen dan zullen worden gerealiseerd en dat de soc.-demokraten dan nog  slechts marginaal, als versiering dienst zullen doen…. Ook hij heeft blijkbaar  wel in de gaten dat communisten alleen met mensen van min of meer dezelfde  overtuiging, cryptocommunisten, willen onderhandelen en dergelijke  opportunisten vindt men in 1947/48 in alle drie andere partijen van de  regeringscoalitie ruim voldoende!
 Tegen het einde van 1947 voelt de gematigde vleugel zich  echter steeds meer geterroriseerd door de linkervleugel, die een fusie met de  communisten wil doordrukken. Deze linkervleugel heeft al veel macht en op 31  december 1947 neemt men maatregelen tègen de rechtse sociaal-demokraten.  "De aktiviteiten van alle leden zal men doorlichten", zo wordt  besloten en vervolgens worden in februari 1948 Kéthly, Szeder en Szélig onder  druk van communisten en de linkervleugel uit de partij gezet. Vele andere  gematigde sociaal-demokraten volgen of treden af, en houden op als politieke  factor in de partij te bestaan. [Balogh/Jakab, 81]. Veel sociaal-demokraten  worden nu al lid van de communistische partij, en in veel bedrijven komt het  tot een fusie. De communisten hebben dan ook niet anders gedaan dan echte  sociaal-demokraten zwaar verdacht maken, hen in een bijzonder kwaad daglicht  stellen als 'verraders van de eenheid der arbeidersklasse' en via intriges hen  eruit te werken. Rechtse en gematigde [parlementaire] sociaal-demokraten  werden zonder meer als agenten van het imperia-lisme en verraders gebrandmerkt  en b.v. Gyula Kelemen wordt al in 1948 gearresteerd omdat hij "enkele  afwijkingen heeft getolereerd".
 Maar Moskou is bereid de sociaal-demokraten te paaien en  in februari 1948 belooft men aan Rákosi en Szakasits, die dan daar zijn, zelfs  dat de Sovjet-Unie 100.000 krijgsgevangenen zal vrijlaten, "als de  broedertwisten stoppen", en vervolgens kan men op 18 februari meedelen dat  de leiders van de centrumvleugel zijn afgetreden". [Kovrig, 226]….
 Dan wordt het soc.-demokratische centrum door de linkse  meerderheid eruit gegooid op een bijeenkomst van de soc.-demokratische  linkervleugel onder bescherming der NKVD! De partij verliest wel veel leden  maar een 'buitengewoon congres' keurt de bijeenkomst van 18 februari goed, en  is vóór vervroegde fusie. In februari 1948 bezwijkt vervolgens de rechtervleugel  der MSZDP onder zware druk, MSZDP-ministers nemen ontslag en György Marosán,  die volledig onderhorig en loyaal is aan de communisten, wordt formeel de  leider, maar de linkse en pro-communistische Szakasits gaat tijdelijk ook weg:  hij wil wel een nauwe samenwerking maar geen fusie! [Max, 118 - 122].
 Inderdaad wordt ook b.v. minister Bán op 26 februari  1948 uit de partij gezet en moet aftreden. Hij vlucht naar Tsjechoslowakije,  maar in dat land is een communistische coup aanstaande en dan gaat Bán naar  Zwitserland. Hij organiseert hier en later in Londen [1949 tot ‘51] de vrije  sociaal-demokraten uit de landen van Midden- en Oost-Europa maar hij gaat,  ernstig ziek, vlak voor zijn dood in 1951 terug naar Zürich waar hij overlijdt.
 Intussen vindt van 6 tot 8 maart 1948 het 36e  partijcongres der MSZDP plaats waarvoor men [aldus Ferenc Nagy] alleen  uitnodigingen naar betrouwbare leden heeft gestuurd! Honderden leden worden dan  /of zijn al/ uit de partij gegooid en gematigde leiders zoals Anna Kéthly ontslagen.  De linkervleugel heeft nu de macht volledig in handen en wenst zelfs  onmiddellijke onderhandelingen over een fusie met de MKP. Deze vleugel bestaat  uit o.a. Szakasits, Rónai, Ries, Pál Justus, András Szalai en m.n. György  Marosán, die bereid zijn tot vèrregaande samenwerking met de [stalinistische]  communisten, en die er zelfs het bestaan van de partij voor willen opgeven. Het  spreekt vanzelf dat men tegen elkaar de meest grove beschuldigingen, van  verraad, enz. heeft geuit……….
 Marosán [Hosszúpályi, 1908 – Budapest 1992] laat  overigens in zijn memoires [“Tüzes kemence”, Vurige oven] in 1968 al  weten dat hij ”als sociaal-demokraat altijd al handelde in de geest van de  communistische partijbesluiten” en het is verder uit de hele naoorlogse  ontwikkeling in Oost-Europa wel duidelijk dat de communisten andere partijen en  meningen alleen accepteren voorzover die meningen en standpunten met die van  henzelf in overeenstemming zijn!…
 De druk is intussen steeds verder opgevoerd en degene  die nog pleit voor een zelfstandig optreden van de MSZDP is of wordt monddood  gemaakt, opgepakt, beschuldigd e.d. en beseft dat hij/zij bijzonder voorzichtig  moet zijn!
 Op 10 maart 1948 bepaalt de commissie voor contacten  tussen de communistische MKP en de soc.-demokratische MSZDP dat de eenheid van  beide partijen op 1 juli zal plaatsvinden en als voorbereiding hiervoor zal een  gemeen-schappelijk Politburo en een gemeenschappelijk organisatiebureau worden  opgericht….
  
 Hongarije is immers al een jaar na de ‘bevrijding’  beland in een ander tijdperk, dat van de terreur. …”er begonnen mensen te  verdwijnen – sommigen kwamen een paar weken later terug, anderen later,  menigeen nooit….. Angst voor de bel bestond nog niet, maar soms werd er al wel  op de deuren geklopt, zowel ’s nachts als overdag [Márai, Land! Land!,  171/172]. En nu verscheen in Budapest alweer de Wreedheid – in uniform. De  types die in de nieuwe uniformen paradeerden, waren dezelfde als de groen- en  bruinhemden uit de nazitijd nog niet eens zo lang geleden, alleen de kleur van  de kleding veranderde. Degene die het uniform droeg was dezelfde figuur, want  hij deed hetzelfde: hij bedreef Terreur met vakmanschap. Maar…zo ontstond een  onzichtbare frontlinie in Budapest toen bekend werd dat het Monster van de  Terreur weer aktief was in de stad. Dit was geen ‘contra-revolutie’, het was  veeleer een stemming, een sfeer, een instinctieve houding’.
 De mensen begrepen vol afschuw dat in naam van de  Alleenzaligmakende Heilsleer weer iedereen vervolgd werd die niet in dat heil  geloofde, en degenen die vervolgd werden of vanwege hun klasse potentieel in de  gevarenzone verkeerden – intellektuelen, boeren, zelfbewuste arbeiders –  klonterden samen tot een front; ze waren niet op zoek naar martelaarschap maar  gingen zich ook niet laf verschuilen’. [Márai, idem, 174/175]. Wel weet  iedereen in Budapest intussen dat die terreur met name zetelt op het adres  Andrássy út no. 60, en het is allang bekend dat hier door mannen van de alom  gevreesde veiligheidspolitie verhoren worden afgenomen, gefolterd en “wat  menselijke wreedheid kan verzinnen is allemaal werkelijkheid geworden in dit  gebouw”.
 Het wrange hiervan is mede dat in 1944/45 óók de  Hongaarse nazi’s, de Pijlkruisers hier [in hun Hűség háza, Huis van de  Trouw] hun terreur op dezelfde manieren uitoefenden, zodat de communisten in  januari 1945 als het ware alles, de folterkamers en de cellen, etc. zó konden  overnemen… De ‘broeder’ [testvér] van toen [1944] heet alleen nu  ‘kameraad’[elvtárs] en z’n   uniform heeft een andere kleur…
 Maar goed, ook in dit land zijn duizenden te vinden die  zich bij de mogelijkheden aanpassen. En de mensen begrijpen dat de communisten  ‘die lieden’ als betaalde hulpkrachten beschouwen en met cynische minachting  over hen spreken als extra personeel voor de uitvoering van de Grote  Omwenteling. Er waren zeker wel mensen bij die te goeder trouw waren – die veel  hadden geleden en veel hadden verloren. En je kunt de mensen het recht niet  ontzeggen om genoegdoening te eisen wanneer de tijden veranderen en  genoegdoening mogelijk wordt. [Márai, 182].
 Hieronder vallen ook een aantal linkse  sociaal-demokraten die nu hun kans zien voor een eenheid der Arbeidersklasse en  hierin geloven. Na de verschillende zuiveringen besluit de [linkervleugel der]  MSZDP op 9 maart 1948 dan ook om een fusie aan te gaan om tot de Eenheid der  Hongaarse Arbeidersklasse te komen, en op 22 maart zegt de  sociaal-demokratische partij haar lidmaatschap van de "Socialistische  Internationale" op..... Het dieptepunt vormt dan op 1 april het ontslag  van 32 gekozen afgevaardigden der partij in het parlement, d.w.z. bijna de  helft van de in aug. 1947 gekozen fraktie!
 Op 24 april fuseren de partijorganisaties in zes grote  fabrieken in Budapest al, waarmee de zaak in feite is bezegeld. [Balogh/Jakab,  82]. De éénheid van de beide arbeiderspartijen is overigens ook op andere  manieren al voorbereid: In april 1948 hebben de vrouwenorganisaties van de  politieke partijen al aangekondigd dat ze zich zullen aansluiten bij het  communistische "Demokratische Verbond van Hongaarse Vrouwen", dat nu  haar 2e congres houdt. Mevr. Júlia Rajk wordt voorzitster.
 Intussen worden op lokaal niveau al gemeenschappelijke  comité's van 1/3 socialisten en 2/3 communisten gevormd, omdat de MKP nu veel  groter is geworden dan de sociaal-demokratische partij. In november 1947 telde  de communistische partij 752.000 leden [41,5 % arbeiders, 32,8 % boeren], en in  maart 1948 heeft deze partij zelfs al 887.500 leden! De MSZDP telt dan ±  240.000 leden. [Kovrig, 227]. Toch hebben de beide arbeiderspartijen samen met  167 zetels nog altijd geen meerderheid in het parlement dat nu [minus de 49  leden der Onafhankelijkheidspartij] nog 362 leden telt, maar dat is slechts een  formaliteit……...De nauw met de MKP en MSZDP verbonden partijen  FKgP en NPP, hebben immers samen ook 104  zetels, de ‘oppositie’ samen 91 zetels.
 Het wordt in 1948, het jaar van de wending ["a  fordulat éve"], mede door deze fusie van de beide linkse partijen  der "arbeiderklasse" steeds meer duidelijk dat ook Hongarije, na de  meeste andere Oost-Europese landen, de richting van een volksdemokratie, en  níet een burgerlijke demokratie opgaat!….. Ernő Gerő, de tweede man der  partij, heeft op 19 december 1947 aan de Politieke Academie van de Hongaarse  Communistische Partij overigens al verklaard dat ”Hongarije niet langer de weg  van het kapitalisme gaat, maar dat het land de Rubicon tussen de burgerlijke  demokratie en de volksdemokratie heeft overschreden”, en de partijleider Rákosi  zelf houdt op de 3e Landelijke Conferentie van de MKP in Budapest op  10 en 11 januari 1948 voor duizend communistische funktionarissen een  redevoering over ’de volksdemokratische omwenteling van het land en over de  opgaven van de partij’. De conferentie verkondigt daarna de leuze: “Het land  behoort jou! Jij bouwt het voor jezelf op!”
 Vrijwel hetzelfde doet zich ook voor in andere  Oost-Europese landen onder Russische invloed zoals Tsjechoslowakije, Roemenië  en Bulgarije, Polen en Joegoslavië. Juist met deze landen van het  "Oostblok" worden ook allerlei diplomatieke en economische akkoorden  gesloten, waardoor Hongarije steeds nauwer bij dit blok o.l.v. Moskou wordt  betrokken.
 Al eerder zijn op 9 december 1947 in Moskou ook drie  protokollen getekend, en tegelijk werden toen door de Sovjet-Unie de  voormalige Duitse vorderingen aan Hongarije, die eerder door de Sovjet-Unie  zijn overgenomen en op $ 260 miljoen waren geschat, op $ 45 miljoen vastgesteld.  Hongarije mag de Russen dus weer eens dankbaar zijn! Tweederde deel hiervan is  in de vorm van sovjet-deelneming aan Hongaarse bedrijven en éénderde als  warenleverantie te voldoen. [Sundhaussen, 582/568] maar in alle opzichten  blijkt Stalin de feitelijke machthebber in de hele regio…..
 Een regering per dekreet is al op 12 november 1947  mogelijk gemaakt en tegen het opheffen van de parlementaire onschendbaarheid  van gekozen volksvertegenwoordigers, willekeurige arrestaties, opsluiting  zonder proces, en deportaties kan niemand blijkbaar meer iets ondernemen. Op 15  november 1947 draagt het parlement zelfs de macht over aan de regering en komt  n.b. ruim een jaar niet bijeen! [Kovrig, 225]………..
 De voortdurende uitbreiding van de macht der  communistische partij wordt nu blijkbaar door niets en niemand meer gehinderd  en dat zorgt onvermijdelijk voor het optreden van machtsmisbruik, corruptie,  schending van mensen-rechten, arrogantie, hielenlikkerij en een zeer groot  aantal carrièrezoekers en opportunisten, die -volkomen geweten-loos- menen zich  voor hun eigen bestwil, voor de studie van hun kinderen, voor hun baan en  toekomst, carrière en ambitie, zich te moeten aansluiten bij de nu eenmaal  winnende [communistische] partij.
 Bij de politie, binnenlandse zaken, de verschillende  veiligheidsdiensten, het machtsapparaat, zeer vele ambtenaren en talloze  benoemingen kan allang niet meer [of kon zelfs na 1944/45 nooit] worden  gesproken van "demokratische verhoudingen" in de westerse zin en Révai  geeft dat wel toe: "Het feit dat wij onmiddellijk in 1945 de controle  over de gewapende macht van de staat kregen zorgde voor ons sukses".  [Kovrig, 230].
 Ook Rákosi geeft in maart 1952 wel toe dat ”er één zaak  was waarover de controle vanaf de eerste minuut door onze partij werd opgeeïst  en waarover de partij geen enkele verdeling van posten of benoemingen volgens  de sterkte van de partijen in de coalitie wenste te overwegen; dat was de  Staatsveiligheidsdienst…. Deze organisatie hielden wij stevig in onze handen  vanaf de eerste dag van oprichting en we zorgden ervoor dat het een betrouwbaar  en scherp wapen bleef in de strijd voor de volksdemokratie”. [Problems of Communism, 1952,  no. 4]. In feite hebben de  communisten dus allang het machtsmonopolie in handen en de rest is etalage,  show, list en bedrog, een farce….
 De Russische bezetters en hun communistische lakeien en  hielenlikkers, zelfverzekerde en zelfingenomen mensen in een nieuw uniform die  nú ineens iets te zeggen hebben, hebben in het nieuwe, zgn. vrije, onafhankelijke,  progressieve en "volksdemokratische" Hongarije al in 1945, maar ook  nog in en na 1947 zéér duidelijk tenslotte alle touwtjes van de werkelijke  macht in handen en van een ècht vrij en vooral: ongehinderd en openbaar  politiek, economisch of literair, moreel, religieus, enz. debat is geen sprake  meer. De verdere aanwezigheid van Russische troepen in [hun kolonie] Hongarije  wordt d.m.v. een verdrag op 18 februari 1948 -op dezelfde dag als het  Vriendschapsverdrag, zie hieronder- geregeld, maar het maakt voor veel Hongaren  uiteraard een bijzonder vervelende indruk…..
  
 ”De Hongaren begrepen dat de staat een vijandige kracht  geworden was, waartegen men zich op alle manieren moest verdedigen. Die  ‘staat’, die de communisten met pufferige ijver haastig in elkaar getimmerd  hadden, was geen werkelijkheid in de bindende zin van het woord…. Wetten en  overheidsbesluiten met een echte geldigheid waren er niet meer; wetten bestaan  alleen waar ze ook bescherming betekenen en niet alleen een aanval. Maar de  mensen zagen dat de wet geen bescherming meer bood, alleen bevelen afkondigde  en hun eigendommen afnam. Daarom leefden ze vanaf die tijd in permanente staat  van verdediging; ze verdedigden zich zo goed als ze konden tegen de staat, want  het was duidelijk dat het tijdperk van geïnstitutionaliseerd banditisme was  aangebroken.
 Ze zagen dat boeken die vanuit het oogpunt van het  [“volksdemokratische”] Systeem niet gewenst waren, verzameld en in de kelder  opgesloten werden: hierna volgt onvermijdelijk het moment waarop de schrijvers  die de ongewenste boeken schrijven, eveneens in de kelder worden worden  opgesloten. Vervolgens gebeurt dat met de lezers die de ongewenste boeken  lezen… En zo gaat dat verder, logischerwijs”, aldus de erudiete, ervaren Europese  burger en schrijver Sándor Márai [Land! Land, 200/201], die de wereldliteratuur  en geschiedenis nu eenmaal ruim voldoende kent en put uit een rijke ervaring.  Ook voor zichzelf ziet hij het leven als ‘bourgeois’-schrijver in het zogenaamd  bevrijde Hongarije na 1945 dus met de nodige skepsis….
 Hij stoort zich immers steeds meer aan het arrogante,  protserige, bekrompen gedrag van de nieuwe heersende klasse, die geen haar  beter is dan de nu weggevaagde, ’tot pulp vermalen door bommen en granaten’,  voormalige heersende klassen, de aristokratie, in z’n land. Het zijn de nouveau  riches en alles is slechts een duidelijke afspiegeling daarvan….. ”er waren  de cynische, rücksichtslose fellow travellers, die allesbehalve idioot  waren, toen ze verklaarden: ‘Ik weet heus wel wat dit voor banditisme is, ik  weet wel dat het niet in het belang van de werkende massa’s is dat ze de mensen  het recht ontnemen op privébezit, op onderneming, op politieke en geestelijke  vrijheid; ik weet dat ze dat als excuus gebruiken om het satrapenbeheer in te  voeren dat een cynische en rücksichtslose minderheid gelegenheid geeft om een  lekker leventje te leiden zonder inzet van karakter en talent. Misschien loopt  het wel verkeerd af, omdat de onderneming indruist tegen alles wat menselijk  is, maar het zal mijn tijd wel uitduren. En daarom loop ik met hen mee’.  [Márai, 203].
 Toch is het lang niet altijd duidelijk welke kant de  partij en de nieuwe heersende klasse uitloopt! Relatief veel aandacht krijgt ±  1947 bijvoorbeeld bij sommige ideologisch geschoolde communisten het  'fundamentele verschil' tussen het bestaande socialisme in de Sovjet-Unie en  het 'nieuwe type' der volksdemokratie en wat Hongarije betreft zijn met name  Jenő [Jevgeni] Varga en György [Georg] Lukács -die elkaar al vele jaren kennen-  van belang, hoewel beiden tot ver buiten Hongarije al vele jaren zeer bekend  zijn en vele jaren niet in het land woonden!
 De econoom Varga [Nagytétény, 6 nov. 1879 – Moskou, 8  okt. 1964], een bekende linkse socialist, die na de val van de Radenrepubliek  [toen  hij o.a. volkscomm. van financiën  en voorz. der raad voor Volkseconomie was] naar Wenen vluchtte en ook enkele  jaren in Duitsland was, bracht verder z’n leven in de Sovjet-Unie door, waar  hij o.a. in boeken een analyse geeft van de economie der -door hem  verafschuwde- kapitalistische landen. Hij woont na 1945 weer enige tijd in  Hongarije en  prijst in 1947 de  ‘volksdemokratie’ aan als "Democracy of a New Type" aan als  'iets geheel nieuws in de geschiedenis der mensheid'. Desondanks ziet hij in de  'volksdemokratie' toch niet meer dan een overgang naar het socialisme! De  feodale kenmerken heeft men afgeschaft, de grote ondernemingen zijn in handen  van de staat, die de belangen van het werkende volk in stad en land dient! Hij  meent zelfs dat de overweldigende meerderheid der zelfstandige boeren nu een  steunpilaar van het nieuwe regime vormen, en beschouwt nog in 1947 de politiek  der Hongaarse Radenrepubliek in 1919 [achteraf!!] als fout omdat ze de grond  tot staatsbezit maakte! "Die fout is nergens herhaald", aldus de  beroemde Sovjet-econoom Varga in 1947…….
 Hij denkt ook dat het handhaven van de uiterlijke vormen  van de parlementaire demokratie mogelijk blijft al is de politieke macht in  handen van het werkende volk gekomen, en beschouwt tenslotte de vriendschap met  en de nabijheid van de Sovjet-Unie als een kenmerk der nieuwe  volksdemokratieën....... [A Documentary History of Communism, ed. Robert  V. Daniels, vol. 2, The People's Democracies, blz. 151-155].
 Toch is ook de uiteenzetting van de ‘geleerde’ Varga met  z’n jarenlange ervaring met Stalin en in de USSR, korte tijd later al volkomen  achterhaald en uitgehold en is het benadrukken van zgn. 'fundamentele  verschillen' tussen de USSR en de Oost-Europese [satelliet-] landen al  volstrekt uit den boze, strafbaar, zeer verdacht en levensgevaarlijk!! Álles  wordt immers vanuit Moskou gedikteerd en híer liggen alle dossiers klaar en  worden de plannen gemaakt die door ambtenaren worden doorgestuurd naar b.v.  Budapest!
 Ongeveer hetzelfde geldt voor de in linkse kring dan al  wereldberoemde marxistische filosoof en kenner van de cultuur, esthetica,  literatuur, etc. György [Georg] Lukács [Budapest, 13 apr. 1885 – 4 juni 1971],  uit een Joods, rijk en burgerlijk milieu, die in 1908 promoveerde aan de r.k.  universiteit van Budapest, van 1912 tot ’17 in Heidelberg was, in 1918/19  communist en tijdens de Radenrepubliek vice-volkscomm. van cultuur wordt. Ook  hij vlucht in 1919 eerst naar Wenen en in 1929 naar Moskou. In 1931-33 is hij  aktief voor de KPD in Berlijn, maar gaat dan terug naar Moskou. In augustus  1945 komt hij naar Budapest terug en tot z’n dood woont hij aan de Belgrád  rakpart aan de Donau. Maar ook híj loopt niet altijd precies in de pas met de  partij en gedurende een aantal jaren na 1945 raakt hij op de achtergrond m.n.  door een conflict met dè partij-ideoloog, de scherpslijper József Révai, die nu  eenmaal vóór alles op Moskou is gefixeerd terwijl de wat meer wijze en  tolerante cultuurfilosoof Lukács zijn alomvattende kennis van de Duitse  cultuur, filosofie en historie niet op bevel kan vergeten…. Zie ook 14.3.
 De gezaghebbende en discrete chef-ideoloog van Hongarije  in deze jaren, de minister met de professorale bril József Révai, erkent nu  zelfs dat het een vergissing was om te denken dat er fundamentele verschillen  bestonden tussen de volksdemokratie en de staatsvorm der Sovjet-Unie. De  nieuwe 'volksdemokratie' was slechts een overgangsvorm!
 Het blijkt dus inderdaad zelfs voor de meest geleerde en  ervaren mens in dit systeem: er ís geen wet en vrijwel alles is afhankelijk van  de omstandigheden van het moment. De waarheid van vandaag is nu eenmaal niet  die van morgen… Maar pas op: je moet je dat elke dag opnieuw realiseren en je kunt  niet vertrouwen op de dekreten en besluiten van gisteren…. Wie vandaag nog vrij  rondloopt kan morgen worden opgepakt en zonder concrete aanklacht of proces  voor jaren of voor altijd verdwijnen….. “en de Hongaar… las op een dag in de  krant dat krachtens een besluit van de ministerraad hem het bezit was ontnomen  van het land dat zijn voorouders hadden bebouwd, van het industriële bedrijf  dat zijn grootouders hadden opgezet, van de woning waar hij woonde, dat hij  geen recht meer had op de baan die hij door zijn diploma, talent en inzet had  verworven, en ook geen mening meer mocht hebben, aangezien zelfs zijn ziel niet  meer van hemzelf was”… [Márai, 197/198].
  
 Tezelfder tijd wordt Hongarije nu door verschillende  bilaterale "Verdragen van Vriendschap, Samenwerking en Wederzijdse  Hulp" met andere Oost-Europese landen nauw met Oost-Europa verbonden. Op 8  december 1947 wordt een dergelijk verdrag met Joegoslavië gesloten en president  Tito wordt in Budapest hartelijk ontvangen...…..
 Ook dergelijke verdragen met Roemenië [24 jan. 1948],  Polen [18 juni 1948], Bulgarije [16 juli 1948] en Tsjecho-slowakije [16 april  1949] zorgen er formeel voor dat genoemde landen tegen een eventuele Duitse  gewapende aanval "of van welk met Duitsland verbonden land dan ook",  militair en diplomatiek samenwerken. Het meest belangrijk is uiteraard een  dergelijk verdrag met de Sovjet-Unie, dat na onderhandelingen tussen beide  delegaties in Moskou van 12 tot 23 februari 1948 door o.a. de zwakke president  Tildy, de stroman premier Dinnyés, de vice-premiers Szakasits en Rákosi, min.v.  buitenl.z. Erik Molnár en min.v. defensie Péter Veres, op 18 februari 1948 is  getekend.
 Een Brits rapport van januari 1948 spreekt dan ook  [terecht] over heel Oost-Europa als een blok van communistische landen waar  geen mensenrechten en vrijheid bestaan en dat onderhorig is aan de Kominform en  het Kremlin in Moskou. De communistische partijen oefenen de totale controle  hier uit, en weldra blijkt dat ook in Tsjechoslowakije de totale macht kan  worden overgenomen door de communistische partij, en dat Finland d.m.v. een  verdrag [zoals hierboven!] althans formeel nauw met de Sovjet-Unie wordt  verbonden. De angst voor agressie van de zijde van dit "Oostblok",  van de Sovjet-Unie, neemt in het Westen dan ook snel toe. [Max, 123]. Men doet  echter hier in feite niet meer dan afwachten want de westerse invloed in  Hongarije en de andere genoemde landen is nihil...
 Ook op economisch gebied gaat de zgn. "opbouw van  het socialisme" verder: op 6 februari 1948 vindt de nationalisatie van de  bauxiet- en aluminiumindustrie plaats en op 25 maart [officieel op 28 april] de  nationalisatie van alle banken en van de bedrijven met meer dan 100 werknemers.  Tot invoering van deze wet [XXV. 1948] is nog 1/4 der zware industrie en 4/5  der overige industrie het bezit van particuliere ondernemers gebleven. [Gluckstein,  41]. In totaal gaat het om bijna 600 bedrijven met samen 472.000 = 78 % van  alle 550.000 werknemers in de industrie. Voortaan bezit de staat meer dan 90 %  van alle mijnen en zware industrie [ijzer, staal, elektriciteit, bouw,  metalen], en 3/4 van de lichte industrie [m.n. levensmiddelen, textiel, hout].
 Ook in Hongarije wordt het  "Stachanov-systeem", regelrecht uit de Sovjet-Unie geïmporteerd,  ingevoerd [gekopieerd], waarvan de gevolgen zijn: loon naar prestatie, veel  overuren en opvoering van de arbeidsproduktiviteit. De arbeiders worden dus  steeds verder opgejaagd. Omdat de staat intussen dè grote werkgever is  geworden, ontbindt begin april 1948 het "Nationale Verbond van Industriëlen"  zichzelf. Het is een symbolische daad van grote, fundamentele betekenis:  Hongarije is n.l. in korte tijd een ander land geworden......
 Het land kan men ook niet meer een rechtsstaat noemen  want in maart 1948 begint men op het Ministerie van Justitie met het ontslag  van "anti-socialistische" rechters. In totaal gaat het om ± 1/10 deel  van de rechters en er komt hiermee een einde aan de onafhankelijke rechtspraak.  Intussen zijn echter al veel meer rechters en anderen om politieke redenen ontslagen  en op 4 mei 1948 volgt het dekreet waarin wordt bepaald dat van gevluchte  personen vanaf heden het bezit kan worden onteigend en hun staatsburgerschap  kan worden ontnomen. Voor iemand zoals Sándor Márai is echter allang duidelijk  dat de rechtsstaat in Hongarije niet meer bestaat: wanneer men eenmaal b.v. een  vorig regime zoals dat van admiraal Horthy   [1919 tot 1944] voor ‘reaktionair’ en [bijna-] fascistisch verklaart kan  men immers vrijwel iedereen die toen een funktie bekleedde wel oppakken!
 “Hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van de burger als  de staat waarvan hij burger is onwettigheden begaat? Draagt de staatsburger  alleen verantwoordelijkheid voor de daden van de staat als hij aktief deelneemt  aan de immorele handelingen? Het is te allen tijde de primaire plicht van de  staatsburger om voor het behoud van hemzelf en zijn gezinsleden te zorgen –  niet ten koste van het uitvoeren van bevelen die door zijn geweten niet als  rechtmatig worden erkend…….. de mensen werden wakker en begonnen te begrijpen  dat het principe van ‘collectieve verantwoor-delijkheid’ een immorele truc was,  aangezien het scherp te beoordelen en duidelijk te onderscheiden valt wie  schuldig is, en wie slechts bij de misdaden van anderen aanwezig is omdat hij  niet anders kan”. [Márai, 172].
 Zoals hierboven al is vermeld vindt men [links!]  langzamerhand ook andere dan de arbeiderspartijen overbodig en nutteloos want  in een ‘volksdemokratie’ kan theoretisch [zegt men] geen sprake zijn van een  oppositie of van de wens tot een nadrukkelijk ander beleid, een alternatief.  Daarom neemt na de vorming van het nieuwe kabinet in september 1947 de druk op  de FKgP verder toe, en in een verklaring van 12 november 1947 laat de partij  van "Kleine Grondbezitters" [Kisgazdapárt] of wat daarvan over  is, weten ’vóór een volksdemokratie’ te zijn en daarmee het idee van de  'burgerlijke demokratie' te verwerpen. Loyaal staat de intussen geheel  gezuiverde partij natuurlijk tegenover de regering en op een conferentie in  Balatonkenese op 6 en 7 maart 1948 dringt men aan op nauwere samenwerking van  de coalitiepartijen in een "Volksfront". Een nieuwe pro-communistische  leiding [o.l.v. István Dobi] wordt in april 1948 gekozen en dan onderscheidt de  partij zich in vrijwel niets meer van de communistische partij waarvan ze het  beleid immers al mee uitvoert…... Ook in de al geheel gezuiverde  "Nationale Boerenpartij" vindt iets dergelijks plaats want op de  partijconferentie [óók op 12 november 1947!] maken voorzitter Péter Veres en  secr.-generaal Ferenc Erdei hun keuze voor links nog eens duidelijk.....
 Aldus ontwikkelt Hongarije zich langzaam maar zeker tot  een ‘volksdemokratie’, waar echter van echte demokratie -d.w.z. een bestuur met  een vrij gekozen volksvertegenwoordiging en met alle ’normale’ burgerlijke  vrijheden, inclusief een beroep op de wet- geen sprake is. Slechts een bepaald  type mensen komt in dit bezette land aan bod en dat zijn géén ‘gentlemen’…..  Het zijn de mensen die vanuit hun machtspositie bevelen geven omdat ze weten  dat ze tot een club behoren waar men elkaar dekt of mensen die zich hierbij  bèst thuisvoelen en beseffen dat ze in dit land nu eenmaal geen andere keuze  hebben en de voordelen van een comfortabel, gemakkelijk en dus kritiekloos  leven graag krijgen aangeboden! Voor de vooruitzichten op geld of een goede  baan -corruptie- bezwijkt toch menigeen!?….
 Het lijkt er oppervlakkig gezien zelfs op dat slechts  een enkele criticus terughoudend, negatief blijft of cynisch staat tegenover  deze jongste ontwikkelingen, die immers alle kansen geven aan gewillige lui,  eventueeel zonder goede opleiding of enige mensenkennis, die alstublieft geen  persoonlijke moeilijkheden willen en bereid zijn hun leven ‘dan maar’ in deze  nu eenmaal niet zo ideale omstandigheden voor de -zogenaamde- publieke zaak te  geven….. Intimidatie, terreur, de geheime politie, foltering en verdwijningen,  uniformen en wapens, doen dan de rest.
  
 Zo’n criticus blijft ook de ‘bourgeois’-schrijver Sándor  Márai die b.v. premier Dinnyés beschouwt als ’een cynische klaploper, een  politiek dolende ridder, die na een paar glazen wijn in vertrouwd gezelschap  met de ontwapenende eerlijkheid van een lefgozer tegen zijn tafelgenoten zei:  ‘Je moet je voorstellen hoe diep dit land gezonken is als ik de  minister-president ben’. [Márai, 246]. ’In de regering werden nu alleen nog  maar corrupte, op posities beluste strebers getolereerd, die bereid  waren de politieke filialen van de communisten te vertegenwoordigen’, hoewel de  schrijver er tóch vanuit blijft gaan dat 90 % van de Hongaren eenvoudig een  vrij land wenst, een normale demokratie, géén communisme maar vrije  verkiezingen en nationale zelfbeschikking! ”Maar wat in het westen een recht  was, ja zelfs een burgerplicht,…. was in het oosten, in de interpretatie van de  communisten, samenzwering, waarop de strop als straf stond….. Stalin hield van  gehoorzame ambtenaren en dove, blinde robotmensen, alle anderen vond hij  verdacht”. [Márai, 248/249].
 Voor een deel geheel tègen hun verkiezingsbeloftes van  augustus 1947 ’onteigenen de communisten nu geleidelijk praktisch alles; de  grond, huizen, industrie en handel, de staatsmacht, scholen, pers, het  intellektuele leven, het particuliere eigendom, maar ook de individuele  persoonlijkheid. In twee verkiezingen bleek dat de overgrote meerderheid der  Hongaren dit alles afwees, maar de communisten beschouwen deste meer deze  afwijzende houding van het merendeel der Hongaarse maatschappij als hopeloos  reaktionair, fascistisch! En ze zetten zich n.b. nog in datzelfde jaar 1947  ertoe om met terreur en met alle middelen van intimidatie waarover een  politiestaat beschikt de ‘fascistische nalatenschap’ uit te roeien. [Márai,  249].
 “We hebben de boer het land gebracht, de arbeider de  fabriek, we hebben de intellektuelen socialistische carrière-kansen gebracht,  we hebben ze van hun heren bevrijd, en wat is hun dank? Ze stemmen bij de  verkiezingen tegen ons, ze saboteren onze initiatieven in het openbare leven en  negeren ons privé, ze hopen op de komst van de imperialistische vijand en een  nieuwe oorlog, die de communisten van het toneel zou laten verdwijnen”,  klaagden zij. Die klacht was vaak te horen… en de klacht was terecht; alleen  vertelden de communisten er níet bij waarom het grootste deel van de Hongaarse  maatschappij zo ondankbaar was tegenover het communistische systeem.
 Ze zeiden níet dat alles wat gebeurd was, door de natie  níet als haar eigen initiatief werd beschouwd, omdat het niet ten behoeve van  het Hongaarse volk was gebeurd maar in het belang van de Sovjet-Unie en het  door haar gestuurde ingehuurde kleine maffiacommando, de partij dus”….. Men  wees alles af wat bedacht was door mensen die op bevel van een vreemde macht  handelden, en die -als ze moesten kiezen tussen de belangen van het Hongaarse  volk en die van de Sovjet-Unie- onvoorwaardelijk en slaafs voor de belangen van  de sovjets kozen. [Idem, 249/250].
 ”En de persoon die niet gekocht, geïntimideerd of tot  ballingschap gedwongen kan worden, moet fysiek worden vernietigd. Dit is de  praktische gebruiksaanwijzing in de communistische handleiding”, aldus Márai  [blz. 251].
 Márai ontdekt bij zichzelf ook dat hij zich [voor het  eerst] verveelt ‘doordat ik omgeven was door permanent geworden boosaardigheid,  domheid en een hardnekkig gebrek aan integriteit’ [Márai, 207], en na enkele  jaren in deze -steeds meer verstikkende- atmosfeer te hebben geleefd besluit de  burgerlijke en zeer ontwikkelde Europeaan Sándor Márai om in de zomer van 1948  dit land voorgoed te verlaten. Hij is dan is opnieuw uitgenodigd naar  Zwitserland te komen, maar kan nog relatief gemakkelijk Hongarije, waar de  vrijheid om te schrijven, maar óók de vrijheid om [desnoods dan maar] te  zwijgen nauwelijks meer bestaat, verlaten.
 
 Het hoofdkwartier der 'Partij' in Budapest Toch blijkt dat niet alles in Hongarije volgens het plan  verloopt. Al in februari 1948 verschijnt er een rapport vol kritiek dat door het  Politburo der MKP wordt goedgekeurd. Hier staat in dat er van ’ernstige  defekten en gebreken in het theoretische werk van de partij’ sprake is en dat  ”het Politburo zelf niet eens uit marxistisch-leninistisch perspectief de  theoretische [ideologische] problemen van de ontwikkeling der Hongaarse  demokratie heeft geanaliseerd". [Kovrig, 229]. Men heeft het blijkbaar  veel te druk gehad om de bevelen van Stalin in de Hongaarse praktijk om te  zetten.
 Verder staat het jaar 1948 uiteraard in heel Hongarije ook  in het teken van de plechtige en feestelijke herdenking van de [burgerlijke]  revolutie en Vrijheidsoorlog van 15 maart 1848 tegen het absolutisme der  Habsburgers en zelfs de sovjet-soldaten geven na 100 jaren officieel de vlaggen  en vaandels die ze in 1949 op de Hongaren buitmaakten aan het Hongaarse volk  terug…
 Niet of nauwelijks aandacht is er natuurlijk voor het  feit dat de Hongaarse Vrijheidsstrijd in 1849 slechts met behulp van de inval  van het Russische leger door Oostenrijk kon worden onderdrukt, maar wel veel  aandacht krijgt de uitreiking [voor het eerst, aan de vooravond van de  herdenking] van de zgn.“Kossuth-prijzen” aan 110 verdienstelijke personen,  zoals de toneelspeelster Gizi Bajor [Budapest, 1893 – 1951, geb. als Gizella  Beyer] die na haar studie aan de Toneelacademie veel beroemde rollen in stukken  van beroemde Hongaarse toneelschrijvers en ook b.v. van Shakespeare speelde  maar ook bij de film een beroemdheid was; ze was ook lid van het Nationaal  Theater.
 Ook  worden deze hoogste prijzen verleend aan b.v. prof. György Lukács, de politicus  Erik Molnár, de Nobelprijswinnaar chemie Albert Szent-Györgyi, de beeldhouwster  Margit Kovács en de schrijvers Tibor Déry en Milán Füst. Postuum wordt de  Kossuth-prijs verleend aan de in 1945 in New York overleden componist Béla  Bartók, aan de rebelse schilder Gyula Derkovits [┼ 1934] en de linkse dichter  Attila József [┼ 1937]. Kort hierna wordt 4  april 1948 voor het eerst gevierd als Dag van de Bevrijding [1945], hoewel  daaraan ook al in 1947 uitgebreid aandacht is geschonken.
 Maar het politieke bedrijf gaat ook verder: in april 1948  worden de verplichte agrarische leveranties door zelfstandige boeren aan de  staat [tegen lage en door de overheid zelf vastgestelde prijzen!] drastisch  verhoogd en na een aantal min of meer geheime voorbereidingen vanaf 1947 vindt  vanaf juni 1948 ook een enorme propagandacampagne plaats tegen de vrije boeren  met particulier grondbezit [groter dan 14 ha]: zij worden nu ineens naar het  Sovjet-Russische voorbeeld "koelakken" genoemd en beschuldigd van een  kapitalistische en dus anti-socialistische houding, waarmee ze verdacht worden  gemaakt.
 Dat deze plannen volkomen indruisen tegen de  verkiezingsbeloften van een half jaar geleden speelt voor de Hongaarse  communisten geen enkele rol…. Tientallen boeren worden geïnterneerd en hun land  komt aan de staat. Collectieve boerderijen zullen als "socialistische  sektor" op den duur de plaats moeten innemen van de privébedrijven. Men  zal nog voorzichtig te werk gaan, want ”deze bedrijven zullen in het tempo en  de vorm komen zoals de werkende boerenstand dat wenst" maar Gerő, de tweede  man, verklaart wèl "dat het noodzakelijk is om de koelakken te bestrijden".  Wie de 'koelakken' nog wil beschermen geldt voortaan als vijand van het volk,  als iemand met rechtse afwijkingen.
 Dit nieuwe beleid is uiteraard moeilijk als ”logisch”  aan de boeren in Hongarije te verkopen want sinds ruim drie jaar is hen gezegd,  bezworen, dat zíj nu de Heren zijn en dat de eeuwenlange historie van  feodaliteit ten einde is, en nog niet één jaar geleden, vóór de verkiezingen in  augustus 1947, maakte nu juist de communistische partij propaganda met “de MKP  beschermt het privébezit van gewone mensen”. Nu ineens blijkt echter dat die  vrijheid van eigen bezit ‘van gewone mensen’ óók slechts bedrog was en dat  ’waarheden’ en feiten in het nieuwe, volksdemokratische land zomaar, zonder  enig overleg met betrokkenen, eenvoudigweg teniet gedaan kunnen worden…. Deze  ‘volksdemo-kratische’ overheid kent n.l. geen overleg mèt de bevolking maar  dikteert van bovenaf! Ze wenst [eist] bovendien steeds opnieuw massale  demonstraties om haar plannen en haar beleid kracht bij te zetten…
  
 Maar datzelfde blijkt eigenlijk al enkele jaren: ’de  mensen die uit Moskou waren gestuurd, gedroegen zich –aanvankelijk vriendelijk,  later cynisch, maar altijd konsekwent - als missionarissen in de wildernis: ze  waren naar Hongarije gestuurd om een heidens volk te dwingen zich te bekeren en  de enig zaligmakende, triomferende wereld-godsdienst, het communisme, aan te  nemen.…. Deze missionarissen waren echter door niemand naar Hongarije gehaald,  maar kwamen in het kielzog van het Rode Leger, slonzig als zwervers, met een  stok en een knapzak als reisbagage… [Márai, 199].
 Men kan hier nog aan toevoegen dat de communistische  satraap van Stalin in Hongarije, Rákosi, zelfs nooit heeft geloofd dat ’de  Hongaren’ bereid waren de door hem en z’n partij verkondigde nieuwe leer te  aanvaarden want juist híj was het die beweerde dat dit volk “voor 80 % uit  fascisten bestond”…. Ook beseft hij wel dat zijn macht totaal afhankelijk is  van de strijdkrachten der Sovjet-Unie die in het land blijven….
 Maar al die missionarissen nemen vele aanlokkelijke  zaken, zoals banen, geld, hun macht en intriges, hun rode sterren en andere  dekoraties mee en aan hen zijn de duizenden soldaten van het Rode Leger van het  grootste land op aarde al vooraf gegaan…. Het is dus verleidelijk om voor dit  alles te buigen en als het kan ermee z’n voordeel te doen. Meelopers,  cryptocommunisten, fellow travelllers   zijn dan ook in Hongarije in voldoende mate te vinden….
 De linkse FKgP-voorzitter een meeloper der communisten,  de al eerder genoemde István Dobi, een voorbeeld van een fellow traveller,  wordt nu minister van landbouw als opvolger van de communistische [maar toch  wat gematigde en voorzichtige] Imre Nagy, die n.b. níet veel voelt voor een  snelle collectivisering der landbouw.
 Na alle voorbereidingen vinden op 12/13 juni 1948  tenslotte het 4e congres der communistische partij MKP en het 37e congres der Sociaal-Demokratische  partij MSzDP, met resp. < 300 communistische en < 150 soc.-demokratische  afgevaardigden plaats en beide partijen houden daarna op 13 en 14 juni samen  een 1e congres der nieuwe "Magyar Dolgozók Pártja"  [Hongaarse Partij van Werkenden, MDP], die hiermee uit de fusie van beide  partijen ontstaat.
 Een "Centraal Comité" [CC] met 92 leden vormt  de leiding. De communist Mátyás Rákosi wordt secretaris-generaal, en daarmee  partijleider. De communistische partij telde 887.472 leden, de Sociaal-demokratische  partij 240.658 leden, zodat de verenigde MDP ruim 1.128.000 leden telt.  [Molnár, 58]. In het programma staat dat de volksdemo-kratie doel is en dat  demokratische burgerrechten voor iedereen gelden. Er kan echter geen ruimte  zijn voor 'vijanden van het volk' en van de demokratie... Dat laat m.a.w. alle  ruimte voor het beperken van de burgerrechten voor bepaalde groepen en in het  programma van de MDP staat ook dat er een ’breder volksfront’ kan komen t.b.v.  de politieke eenheid van het volk.’….. De economie moet uiteraard steeds  groeien, en men vertrouwt hierbij op de staatssektor en op het economische  plan. Op het platteland zullen er ten bate van de werkende boeren meer  coöperaties moeten komen. Sociale verzekeringen, gezondheid, de zorg voor moeders  en kinderen en het hele onderwijs zullen voortaan taken van de overheid moeten  zijn. De hoeksteen der buitenlandse politiek is voor het nieuwe Hongarije het  verbond met de Sovjet-Unie. De fusie is nu wel officieel, maar zelfs dan maken  communisten nog bezwaren tegen sommige linkse sociaal-demokraten in de leiding  der nieuwe MDP! "Bourgeois" of "Joods" is zo'n bezwaar,  aldus de pro-communistische linkse socialist György Marosán later..........
 Het partijblad "Szabad Nép" geldt als  toonaangevend, heeft veruit de meeste abonnees, en de hoofdredakteur Márton  Horváth [Budapest, 1906 – 1987], ooit opgeleid voor bouwkundig ingenieur, is  tegelijk hoofd der ideologische afdeling van de partij en het vroegere  soc.-demokratische partijblad "Népszava" [Stem des volks]  wordt nu formeel gedegradeerd tot het kritiekloze blad der machteloze en met de  partij verbonden vakbonden….
 Weldra blijkt de slimme Rákosi een diktator, die de  volle steun heeft van de machthebber in Moskou, de Sovjet-leider en diktator  Stalin. De zeer gewillige linkse soc.-demokraat Árpád Szakasits [stroman der  communisten] wordt partij-voorzitter, een vnl. ceremoniële funktie en het  "Politburo" der MDP telt 14 leden, 9 communisten [o.a. Rákosi, Gerő,  Farkas, Révai] en 5 vml. sociaal-demokraten [o.a. Szakasits, Rónai en  Marosán] terwijl het secretariaat van 8 man [van wie 6 communisten] ook van  enig belang is.
 De sociaal-demokraten hebben in de nieuwe MDP echter een  volkomen ondergeschikte positie en zijn zoals elders in Oost-Europa eenvoudig  opgeslokt door de communisten. De MDP wil een "volledige  demokratisering", d.w.z. de partijcontrole over het politieke, maatschappelijke  en economische leven maar voortaan spreekt men trouwens niet meer over  'communisten' of communisme. De partij wil de macht in handen van de arbeiderklasse  en de met haar verbonden werkende boeren leggen. Vrijwillige [!]  collectivisatie en mechanisatie van het platteland zijn ook doelstel-lingen. De  enige wèrkelijke machthebber [diktator] is nu “de kleine Stalin”, Rákosi die op  20 augustus 1948 in Kecskemét ter gelegenheid van het "Feest van het Nieuwe  Brood", dat in plaats van de oude St. Stefanusdag is ingevoerd, de -hem  hóe dan ook door Moskou ingegeven- plannen plannen voor de socialistische  omvorming van de landbouw uiteen zet. "Zelfs de armzalige FKgP is nu ook  voor collectivisering van de landbouw "om individuele boeren te helpen de  moeilijkheden bij de produktie te boven te komen", aldus de ex-premier  Ferenc Nagy, die ‘men’ echter niet meer hoort.
 Er moet volgens de MDP een nieuw 5-jarenplan komen en  aan de hogere klassen moet de leiding van het culturele leven worden  onttrokken, verder moet Hongarije nog nauwere betrekkingen met de Sovjet-Unie  en andere Oost-Europese [communistische] landen aangaan. De partij wordt nu  volledig "gebolsjewiseerd": geheel naar het glorierijke voorbeeld  van de zusterpartij der Sovjet-Unie o.l.v. Stalin. Sociale verzekeringen voor  alle arbeiders en een nieuwe grondwet staan ook op het programma.
 De fusie van de beide partijen, de eenheid van de  Hongaarse arbeidersklasse, wordt voortaan uiteraard altijd in zeer positieve  termen als een zeer bijzondere historische gebeurtenis afgeschilderd. De natie  heeft, zo zegt men, hiermee de weg van het socialisme gekozen en de ”diktatuur  van het proletariaat” in Hongarije is begonnen. In feite verandert er evenwel  niet veel, want de linkse partijen hadden al een meerderheid in het kabinet en  konden voorstellen wat ze wilden. Of men nu de aanwezigheid van de  Sovjettroepen erkent als belangrijk en doorslaggevend of niet: een feit is dat  Hongarije evenals de buurlanden in Oost-Europa gelijkgeschakeld wordt, en dat  iedereen slechts met de wil van maarschalk Stalin in Moskou rekening moet  houden.
 En het blijkt al enkele maanden dat er al weer nieuwe  plannen op stapel stonden want ‘het hele onderwijs’ wordt immers sinds enige  tijd beschouwd als taak van de staat en daarom wordt ook déze zaak weer  ingeleid met een massademonstratie op 28 mei 1948 van intellektuelen [!] vóór  de nationalisatie van alle scholen in de Sporthal van Budapest. De weken  hiervoor zijn ook al plannen ervoor bekend geworden maar het lijkt nu ernst te  worden….
 Toch blijkt dat er ook verzet is en daarom vindt op 3  juni ook een tegendemonstratie plaats in het dorp Pócspetri [tussen Nyíregyháza  en Nyírbátor]! Voor de communisten is dit natuurlijk ’een fascistische  demonstratie’ en die moet de kop worden ingedrukt. Vrijheid van demonstratie  bestaat immers niet voor ‘vijanden van de volksdemokratie’ en voor fascisten….  Toch protesteerde de dorpsbevolking tegen de overheidsplannen voor het  gemeentehuis en dan ontstaat er tumult: een geweer van een politieagent gaat af  en deze agent wordt zelf erdoor gedood!
  
 Maar in Budapest weet men wel hoe men dit soort  ‘fascistische en contrarevolutionaire agitatie’ moet aanpakken en  minister Rajk van binnenl. zaken geeft dus  bevel tot omsingeling van het dorp door honderden man der geheime politie van  de alom beruchte Gábor Péter en dan worden er meer dan honderd arrestaties  verricht. Na enkele weken van verhoor van de verdachten volgt een ‘bekentenis’  en het gevolg is dat de jonge notaris der gemeente, Miklós Királyfalvi, ter  dood wordt veroordeeld en de onderwijzer Som een gevangenisstraf oploopt [hij  zit 24 jaar gevangen en komt pas in 1972 vrij]…. Zo ongeveer de hele bevolking  wordt m.a.w. collectief veroordeeld en de terreur tegen de eenvoudige boeren en  hun gezinnen is verschrikkelijk… Een beroep op de wet of iets dergelijks is ook  hier uiteraard niet aan de orde want voor dit regime staat nu eenmaal van  tevoren al vast dat het gaat om een “fascistische samen-zwering” van een  opgeruid stel mensen die niet begrijpen dat er hogere belangen op het spel  staan… [o.a. Hegedüs, 90 en noten blz. 303].
 Maar het regime laat zich absoluut niet van de plannen  afhouden door protesten der bevolking want de maandenlange campagne, met vele  vergaderingen, agitatie en propaganda der communisten, en vele "spontane  verzoeken" [van ouders] loopt nu ten einde en op 16 juni 1948 neemt het  parlement [met 230 stemmen voor, 63 tegen en 70 onthoudingen] een wet van de  communistische min. v. onderwijs Gyula Ortutay aan [Wetsart. XXXVIII, 1948]  op de nationalisatie [of secularisatie] van het bijzonder onderwijs, ondanks  felle protesten van o.a. de "Katholieke Aktie".
 Het betreft 4.885 scholen, w.v. 3.148 rooms-katholieke  scholen: 2.300 lagere scholen [41 % van het totaal] met 650.000 leerlingen en  ruim 800 middelbare en hogere scholen. Verder betreft de wet 1.080 hervormde  en bijna 660 lutherse en joodse scholen. Duizenden leerkrachten zijn hierbij  ook betrokken. Een eeuwenoude traditie van kerkelijke scholen, die tot 1948  2/3 van het onderwijs verzorgen, gaat hiermee in één klap verloren. Geen enkel  middel is door de communisten geschuwd want men heeft b.v. al eerder katholieke  leken-leerkrachten gemobiliseerd tègen hun religieuze collega's en ouders en  leerlingen tegen kerk en godsdienst [-onderwijs] opgehitst.
 Voortaan behoren de scholen echter aan de overheid, die  een scherpe controle uitoefent en het monopolie bezit betr. de schoolboeken,  benoemingen, enz. 18.000 leerkrachten van de kerkelijke scholen komen nu in  dienst van de staat. Per dekreet wordt later geregeld dat er vanaf sept. 1949  wel godsdienstonderwijs mogelijk is, maar….
 Het hele onderwijs staat van nu af onder sterke invloed  van het atheïstische marxisme-leninisme en het materialisme, de heersende  ideologie. Men heeft het hierbij echter alleen over ”standaardisatie van het  openbare onderwijs”, en de ”opbouw van het socialisme” door de  volksdemokratische regering.
 In de loop der jaren worden talloze nieuwe  onderwijsinstellingen zoals hogescholen en universteiten, opgericht, waar  vooral technische, industriële en natuurwetenschappen worden onderwezen.  Leerlingen en studenten worden met name geselecteerd uit de kringen van  arbeiders en arme boeren: de nieuwe heersende klassen en hierbij is dan  openlijk sprake van discriminatie: wanneer de ouders van afkomst bourgeois zijn, kunnen ze voor hun kind een wetenschappelijke studie verder wel vergeten.  …
 Met name de Rooms-katholieke kerk en haar bisschoppen  o.l.v. kardinaal József Mindszenty heeft intussen tegen de onteigening zonder  ènige vergoeding vele malen maar vergeefs scherp geprotesteerd, o.a. door r.k.  ouderorganisaties. Priesters moeten namelijk hun baan opgeven en worden  vervangen door door de atheïstische, communistische staat betaalde  leerkrachten! 2.500 priesters doen dit inderdaad: ze hebben geen keuze.
 Kardinaal Mindszenty vraagt ook de USA en  Groot-Brittannië steun voor behoud van de r.k. scholen, maar de nieuwe  USA-ambassadeur Chapin [die duidelijker dan z'n voorganger geen enkel  vertrouwen heeft in communistische taktiek, enz.] legt hem uit: "De USA  kan geen staatssteun geven aan 'sectarische' godsdienstige' of particuliere  scholen". Men heeft overigens tegenover kardinaal Mindszenty ook gemengde  gevoelens; aan de éne kant prijst men z'n resolute, moedige anti-communistische  optreden als positief, maar men vindt ook dat hij erg rigoureus te werk gaat,  absoluut níet wil wijken, uit is op confrontatie, een compromisoplossing niet  mogelijk acht, "de taktiek van zelfmoord volgt". [Max, 128]……….
 Over de rooms-katholieke kerk [met haar ruim 6 miljoen  leden, 67 % der Hongaarse bevolking!] zegt het regime intussen, dat "de  vijanden van het volk zich hierin schuil houden" maar gezien het feit dat  vele tienduizenden gelovige katholieken in Hongarije juist in 1947 en 1948  regelmatig in het hele land talloze massale manifestaties en feesten,  congressen en bedevaarten houden, lijkt het wel alsof men moet erkennen dat  zich onder het volk nog talloze vijanden der communistische diktatuur  schuilhouden. Volgens kardinaal Mindszenty komen ter gelegenheid van Maria  Hemelvaart op 15 augustus 1947 bijna 1,5 miljen mensen, ter gelegenheid van  Maria Geboorte in september 1947 in totaal 1.768.000 gelovige katholieken en  voor de sacramentsprocessies in 1948 2.356.000 mensen bijeen. Aan de vieringen  en bedevaarten t.g.v. het Mariajaar hebben, aldus Mindszenty, in totaal 4,6  miljoen gelovigen deelgenomen. [Mindszenty, 140/143].
 Tienduizenden katholieken worden bovendien zeer  regelmatig door de priesters, pastoors en kapelaans, aangespoord om zich te  hoeden voor valse profeten, die haat zaaien en de vruchten van hun eigen  streven oogsten. Het katholieke zelfbewustzijn moet ook worden versterkt.  "U bent Hongarije, het volk van Szent István en van de Moeder Gods  [de Patrona Hungariae]!", aldus de zelfbewuste kerkvorst, die niet  moe wordt zijn landgenoten, ouders, opvoeders en allen die verantwoordelijkheid  dragen, enz. enz. te waarschuwen.
 Het is met andere woorden niet teveel gezegd, dat de  Rooms-katholieke kerk van Hongarije zich als een zeer sterk tegenwicht voor de  communistische politieke macht voelt en de conservatieve kardinaal Mindszenty  legt de vinger dan ook herhaaldelijk op de zere plek; de overheid oefent  terreur uit, en dat moet openlijk kunnen worden gezegd!
 In de herfst van 1948 laat de overheid overigens weten,  "dat de vakatures al weer zijn opgevuld" maar het Vatikaan  excommuniceert dan alle Hongaarse leden van het kabinet en het parlement die  vóór de wet hebben gestemd! Het bittere gevecht is dus gewonnen door de  communisten en alle anderen hebben -ook déze keer- niets te vertellen en/of ze  passen zich aan de vervelende omstandigheden aan.
 De hervormde [református] en lutherse [evangélikus]  kerk, met resp. 2 miljoen en 480.000 leden [samen ¼ der bevolking], stellen  zich overigens veel gematigder op en zijn bereid om een akkoord met de staat te  sluiten. Het verplichte godsdienst-onderwijs wordt afgeschaft, maar blijft op  vrijwillige basis bestaan: op verzoek van de ouders kan een kind eraan deelnemen;  eerst kiezen veel ouders wel voor godsdienstonderwijs als vorm van protest,  maar dat wordt steeds moeilijker en de druk van de overheid is weldra zo groot  dat vele ouders van godsdienstonderwijs afzien! Op papier blijft er wel  vrijheid van godsdienst bestaan maar deze wordt in werkelijkheid dus zeer  beperkt!
 In de protestantse kerken worden nu ook  pro-communistische bisschoppen 'gekozen' [benoemd], zoals Albert Bereczky en  János Péter [herv.] terwijl in de rooms-katholieke kerk natuurlijk geen  bisschoppen kunnen worden vervangen! In de grote protestantse kerken is de  invloed van de Zwitserse theoloog Karl Barth nu groot en deze theoloog bracht  in het voorjaar van 1948 drie weken een bezoek aan Hongarije en is uiterst  voorzichtig maar welwillend ten aanzien van het communistische regime. ……….
 Op 5 juni laat hij in een Open Brief z'n stem horen  n.a.v. de nieuwe bisschopsbenoeming en hij zegt "Ja" tegen het  socialisme!...”De Hongaarse hervormde kerk weerstaat”, aldus Barth, ”de  verleiding om zich in principiële oppositie terug te trekken, zoals de  rooms-katholieke kerk, en ze neemt liever het verwijt op zich dat "de  enige èchte calvinist in Hongarije de rooms-katholieke bisschop [kardinaal  Mindszenty!] is".... ”De weg, aan het begin waarvan u staat, is erg smal,  erg moeilijk en gevaarlijk, maar ook een weg met beloften. De manier waarop u  die weg bewandelt wordt niet alleen voor de toekomst van uw kerk beslissend,  maar kan ook voor alle andere kerken in het Oosten en eveneens in het Westen  een voorbeeld ter navolging zijn", aldus Karl Barth aan de Hongaarse  hervormde kerk. De Hervormde kerk van Hongarije heeft overigens al eerder [op  30 april 1948] laten weten dat ze volledig bereid is in de nieuwe orde van de  staat dienstbaar te zijn en haar wetten en instellingen te erkennen. "De  kerk biedt haar volledige bereidheid tot iedere dienst in de maatschappij en  het politieke systeem aan". Ze belijdt ook dat de republikeinse  staatsvorm in bijzondere mate ertoe dient om een vrije maatschappij van vrije  mensen op te bouwen"... De afschaffing van het grootgrondbezit [in maart  1945] en de nationalisatie der industrie worden als "in overeen-stemming  met de Heilige Schrift" goedgekeurd en ook de scheiding van kerk en staat  keurt de Hervormde kerk op 14 juni 1948 goed. Door de opheffing van een aantal  kerkelijke bladen wordt het op 11 juni 1948 opgerichte progressieve en dus  t.a.v. de overheid loyale weekblad "Az Út" [de weg] de  enige spreekbuis van de Hongaarse hervormde [gereformeerde] kerk.
  
 Later, in 1949, komt een kerkelijke persdienst tot stand  o.l.v. bisschop János Péter, de zeer loyale, pro-communistische bisschop van  Debrecen! Hij is ook verantwoordelijk voor de buitenlandse betrekkingen van de  Hervormde kerk die in 1948 b.v. lid van de "Wereldraad van Kerken" is  geworden.
 Tot 1948 waren in de kerk al twee stromingen zichtbaar,  n.l. van degenen die "Ja" tegen de nieuwe republiek en het socialisme  zeggen [zoals b.v. pres. Tildy, bisschop Bereczky en dr. Péter] en anderen die  wilden dat de kerk vooral een onafhankelijk en profetisch getuigenis [tègen  terreur, diktatuur, machtsmisbruik en een opdringerig commu-nisme, enz.] laat  horen, zoals o.a. de nu afgezette bisschop László Ravasz, prof. dr. István  Török in Debrecen en  prof. dr. László  Pap in Budapest [Szentes, 1908], die o.a. in Utrecht theologie studeerde en  hier promoveerde. In de oorlog hielp hij talloze Joden, communisten en  vluchtelingen en was zeer sociaal voelend. In 1947 werd hij voorzitter der  Theolog. Academie van Budapest, maar kwam weldra in een isolement. In 1948  woont hij in Amsterdam de oprichting van de Wereldraad van Kerken bij, maar hij  krijgt later veel moeilijkheden met de linkse en loyale bisschop Bereczky van  Budapest c.s. die hij [en vele anderen] toch beschouwt als een kliek  collaborateurs…
 De veel kleinere evangelisch-lutherse kerk van Hongarije  kent zoals gebruikelijk ongeveer dezelfde verschijnselen, zoals nu: de grote  verdeeldheid. De bisschoppen Béla Kapi en Lajos Ordass [1901-’78] zijn n.l.  absoluut niet gediend van het communistische regime dat blijkbaar haar  totalitaire ideologie aan iedereen wil opdringen. Ordass, die o.a. in Lund  heeft gestudeerd, verzette zich m.n. principieel tegen de overname van de christelijke  [kerkelijke] scholen door de communistische staat en zette zich in voor een  vrije, onafhankelijke kerk, maar hij wordt, nèt voordat hij in Amsterdam werd  verwacht bij de oprichting van de Wereldraad van Kerken opgepakt, en volkomen  vals beschuldigd van ‘deviezenovertreding’. Kort hiervoor was hij nog in Genève  geweest voor kerkelijk overleg en toen al had men er bij hem op aangedrongen  níet terug te gaan. Hij ging toch en z’n afscheidswoorden waren: “Bid voor ons;  wij moeten het lijden op ons nemen”. Hij wordt tot 8 jaar veroordeeld, maar  weigert afstand te doen van het bisschopsambt!… [Elseviers Weekbl., 19 juli  1958]. Toch zijn ook in de evangelische kerk helaas wel anderen te vinden, m.n.  enkele evang.-lutherse politici, die al vanaf 1945 als progressief en zeer  links bekend zijn, zoals Darvas en Mihályfi.
 In 1948 wordt nog eens overduidelijk dat de communisten  uitstekend gebruik kunnen maken van de historische kerkelijke verdeeldheid,  want in geen enkel opzicht voelen de Hongaarse protestanten [1/4 der  bevolking] zich verbonden met de Rooms-katholieke kerk [2/3 der bevolking]. De  [nieuwe!] protestantse leiders zijn zeer loyaal en protesteren niet tegen de  overheidsmaatregelen terwijl de kerk van Rome [met paus Pius XII op de  achtergrond!] juist zeer scherp protesteert tegen de aantasting van haar  rechten, en tegen de beroving van haar bezit. Via de zeer loyale protestantse  bisschoppen met hun grote bevoegdheden en sterke centrale macht, vooral inz.  benoemingen en ontslagen, kan men deze kerken vrij gemakkelijk controleren.
 Tegen de Rooms-katholieke kerk worden echter steeds meer  maatregelen genomen: op 23 juli wordt de leider der "Katholieke  Aktie" [Actio Catholica] Zsigmond Mihalovics, die bekend is  geworden door o.a. charitatieve akties in Budapest, tot 10 jaar gevangenschp  veroordeeld en de "Katholieke Aktie" in Hongarije wordt ontbonden en  verboden. Ook komen er veel akties en propaganda tegen r.-kath. priesters,  religieuze ordes en kloosters en de felle protesten tegen deze maatregelen leveren  elke keer weer een fel gevecht tussen kerk en staat op.
 Slechts enkele rooms-katholieken stellen zich in het  openbaar loyaal en/of voorzichtig tegenover het regime op, zoals de bekende  historicus prof. dr. Gyula Szekfü [1883-1955], die zich na 1938 tegen het  fascisme keerde en na 1945 gezant in Moskou werd. Hij meent, met velen in Oost  en West, dat het bolsjewisme van karakter is veranderd, en dat het communisme  geen vijand van de godsdienst meer is! Hierbij staat de katholieke historicus  Szekfü de Sovjet-Unie voor ogen waar de Orthodoxe kerk sinds de oorlogsjaren  immers is erkend en ”nu in vreedzame harmonie met de atheïstische staat het  welzijn van het volk dient". [Mindszenty, 161]. Het is dan 8 december 1948  en de kardinaal weet intussen wel beter..... Zijn secretaris is al gearresteerd  en zijn eigen arrestatie wordt voorbereid!…..
 Verder is er o.a. de progressieve dr. Richárd Horváth  [1906-1980] die meent te weten "dat de nieuwe tijd ideeën die met het  christendom verwant zijn, verwerkelijkt". Ook de bekende pater István  Balogh, die vanaf 1945 al politiek aktief is, is nog altijd zeer loyaal  tegenover het communistische regime en is meer gevoelig voor de feitelijke  situatie in Hongarije zelf dan voor het gezag van de paus in Rome…….
 Na de nationalisatie van het onderwijs volgt -”in de  lijn van de opbouw van het socialisme”, zoals men formeel zegt- de  nationalisatie van de pers, uitgeverijen, film en bioscopen, en de overheid  krijgt daarmee het monopolie van de gehele informatie in handen……….
 Van een heel andere orde en veel belangrijker is  uiteraard het ineens ontstane heftige conflict met Joegoslavië dat op 28 juni  1948 ontbrandt! Vanaf die datum wordt president Tito van Joegoslavië ineens  door een woedende Stalin vanuit Moskou zwaar beschuldigd, omdat hij zijn eigen  weg ging, zonder afhankelijkheid van Moskou.
 Prompt wordt de Joegoslavische Communistische partij uit  de "Kominform" gestoten en een felle campagne in de pers en radio  tegen de Joegoslavische renegaten, de afvalligen, vindt plaats. Nog in februari  1948 bezocht Tito Hongarije en er vond in Budapest overleg plaats van o.a.  min.v.binnenl. zaken László Rajk met de Joegoslavische minister Rankovic in  een goede, kameraadschapperlijke sfeer zoals dat heet.
 Maar dan komt de volledige ommekeer van zaken! ‘Stalin  vaardigde het bevel uit tot het inzetten van een vernie-tigingsoorlog tegen  Tito en iedereen die zich los wilde maken van de suprematie en  alleenheerschappij van Moskou!
 Vanaf dit moment staat de Hongaarse partijleider  Rákosi, die tot 1948 verschillende malen Tito en Joegoslavië aan de Hongaren  ten voorbeeld stelde, vooraan in de zéér felle ideologische strijd, de  haatcampagne, tegen Joegoslavië. De handel met het buurland stopt ineens,  terwijl in 1947 9 % der Joegoslavische import uit Hongarije kwam en 8,4 % der  Joegoslavische export naar Hongarije ging! Ook worden alle betrekkingen  verbroken en de grenzen worden vrijwel gesloten. Nú ineens beweert men in heel  Oost-Europa dat Tito al in de oorlog "een agent der Britse  imperialisten" was en altijd al fout zat...
 Voortaan hoort Tito dus óók ineens bij de vijand en  zelfs in Hongarije worden allerlei binnenlandse ‘elementen’  prompt verdacht, onbetrouwbaar en gevaarlijk  geacht. Die moet men dus onmiddellijk onschadelijk maken! De angst groeit  binnen zeer korte tijd, de spanningen worden opgevoerd, een grote mate van  onzekerheid wordt gecreeërd, en verdachtmakingen, samenzweringen en complotten  worden ineens overal en altijd mogelijk geacht, dus volgen er een aantal  spionageprocessen!…….
 Tegenover de afvallige Tito geldt Rákosi nu deste meer  als een trouwe "Moskoviet", die zich ook nu volledig aan Stalin  conformeert en het totaal eens is met de beslissingen van Moskou. Een  genadeloze campagne tegen 'afwijkingen', de binnenlandse vijand, volgt nu in  heel Oost-Europa. Men is dus uiterst waakzaam, en de Sovjet-Unie wordt nóg eens  geprezen als het enige juiste model voor alle andere 'socialistische' landen.  Door de bestrijding van het 'titoïsme' wordt het regime ook in Hongarije veel  feller, en alle pluralisme verdwijnt. Waar men "de reaktie" vermoedt  [zoals in enkele andere partijen, bij de boeren en in de kerken] wordt die dan  ook met alle mogelijke middelen aangepakt en de blinde gehoorzaamheid aan  Stalin is nu primair. [Kovrig, 234/235].
 Vanaf juni 1948 wordt de "Demokratische Federatie  van Zuid-Slaven in Hongarije", die na 1945 een bevoorrechte positie innam  en als teken van vriendschap tussen beide landen gold, ineens verdacht. Alle  haat tegen Tito wordt op de Zuid-Slaven ín het buurland Hongarije gericht en  hun Federatie wordt ontbonden! Het is dus duidelijk dat vanaf nu Joegoslavië  behoort bij de vijand tegen wie men zich moet wapenen en bij wie absoluut niets  deugt. "In Joegoslavië laat men elementen van kapitalisme in de landbouwpolitiek  bestaan", verwijt men bijvoorbeeld -in de resolutie der Kominform van 28  juni- Tito. [Sundhaussen, 573/574], en mede daardoor volgt in augustus 1948 een  nog méér intensieve campagne voor "vrijwillige" collectivisering.
 
  'De bouwers van het socialisme', propaganda voor het stachanov-systeem, 1953 In deze junidagen van 1948 ontmoet Márai in Budapest nog  een linkse socialist en fellow traveller, de voormalige  sociaal-demokraat Pál Justus en die vindt deze ‘val van Tito’ bijzonder  ernstig: ’dit is het grootste ongeluk dat het socialisme kon treffen, een  tragedie’, zegt hij bleek en stamelend. Hij had zich niet tegen de terreur, de  vereniging met de MKP kunnen verzetten   en stond tandenknarsend en vol walging erbij op de tribune en deed mee.  Hij wist dat dit een vorm van morele zelfmoord was, maar kon zich er niet tegen  verzetten [Márai, 205/206] maar onder vier ogen geeft hij tegenover Márai wel  toe dat er onder die communisten géén gentlemen [die e.e.a. doen om  anderen te dienen en die altijd hun woord houden!] zijn! Niet één!……….
 Met name door het uitstoten van Tito raakt het politieke klimaat  in Oost-Europa in een snel tempo harder en elke Oost-Europese leider wil zo  trouw mogelijk aan Moskou zijn en zo zuiver mogelijk in de leer; tegenover  Stalin moet je je onvoorwaardelijke trouw nóg maar eens bewijzen! Alle  communistische partijen van Oost-Europa worden dan geleidelijk gemodelleerd  naar Sovjet-voorbeeld, en de secretaris-generaal krijgt hierin nog een grotere  machtspositie. De breuk met Tito is ook het sein voor de aanpak van de  zelfstandige boeren, de "koelakken". Men herinnert zich ineens weer  de woorden van Lenin die [ondanks zijn Nieuwe Economische Politiek!] al  waarschuwde dat kleine privébedrijven de vorming van kapitalisme en  bourgeoisie tot resultaat hebben, "voortdurend, dagelijks, elk uur,  spontaan en op grote schaal".……….
 
 |