< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14. 3   De stalinistische diktatuur, september 1947 tot maart 1953.

14.3.1 Het jaar van de ommezwaai [A fordulat éve], september 1947 tot juni 1948. 

”…fear and silence, a good enough basis for Party unity under the leaders’s undisputed authority”.[Kecskemeti, Unexpected Revolution, 31].

Nog geen maand na de Hongaarse parlementsverkiezingen van 31 augustus 1947, waaraan zelfs [!] verschillende partijen kunnen meedoen, wordt dus in het geheim in Szklarska Porȩba, in Polen, een conferentie van communistische partijleiders uit Oost-Europa en uit Frankrijk en Italië gehouden, want door Stalin is [na de ’uitdagingen’ van de kant der USA, zoals het Marshallplan en de Truman-doktrine] tot een hechte samenwerking van de communistische partijen besloten……….
Van 22 tot 27 september 1947 komen hier afgevaardigden der communistische partijen van Oost-Europa maar ook van Frankrijk en Italië, bijeen, en hier wordt de algemene politieke lijn voor de komende tijd uitgestippeld. Namens de Hongaarse partij zijn de prominenten József Révai en Mihály Farkas aanwezig. Als opvolgster van de in 1943 opgeheven "Komintern" wordt nu een "Kominform" [Communistisch Informatiebureau] opgericht, en alle communistische partijen zullen zich in solidariteit aan de politieke koers, de algemene lijn, houden. Men zal de aktiviteiten coördineren, ervaringen uitwisselen, gemeenschappelijke politieke belangen vaststellen, de banden nauwer aanhalen en de contacten verbeteren. Er moet aldus, volgens de richtlijnen van Malenkov en de onverzoenlijke Zjdanov, één front tègen de imperialistische dreiging van Amerika komen…. De hele wereld is nu, aldus m.n. de ideoloog Andrej Zjdanov, in twee kampen verdeeld, het oorlogsgevaar is groot, en 'we moeten ons vastberaden opstellen tegen de Amerikaanse agressie'.
De conferentie van Szklarska Porȩba is historisch vooral van belang omdat hier het algemene plan wordt opgesteld om na ongeveer twaalf jaar een einde te maken aan de zgn. "Volksfrontpolitiek" die beoogde om samen met andere linkse, progressieve partijen te streven naar de vernietiging van het fascisme.
Dít doel is intussen bereikt en in de landen van Oost-Europa bezitten de communistische partijen, geredigeerd door Stalin, een ongekende machtspositie. Ze hebben andere groepen of partijen niet meer nodig, tenzij als formaliteit. Er wordt daarom nu besloten om de andere partijen, zoals Boerenpartijen en sociaal-demokraten, van de macht uit te sluiten, de [invloed van de] leiders ervan te liquideren, en alles te richten op de alleenheerschap­pij van de communis-ti­sche partij. Het proces van sociale hervormingen [in socialistische zin] moet worden versneld. De westerse invloed in Oost-Europa bleek al eerder vrijwel nihil te zijn en Stalin kan dus in Oost- en Midden-Europa zijn gang gaan.
"De partijen van Oost-Europa zijn uit het imperialisti­sche systeem gestapt, en hebben een nieuw type staat geschapen, de volksdemokratie", aldus wordt nu verklaard. De macht is hier aan het volk, de grote industrieën, banken en transportondernemingen behoren aan de staat, waarin het industriële proletariaat de avantgarde vormt. Later, in 1948 besluit men ook tot "verscherping van de binnenlandse klassen­strijd", en tot "socialistische omvorming van de landbouw", d.w.z. collectivisering. De voorbereidingen hiervoor worden echter b.v. in Hongarije al in 1947 gemaakt door Gerő, de tweede man van de partij, en o.a. András Hegedüs en Ferenc Erdei, die op de agrarische afdeling van de partijcentrale aktief zijn, weten hier al van. Toch gaat het met de Hongaarse landbouw wel goed, met uitzondering van de streken waar de Duitse [Schwäbische] boeren waren verdreven en waar nu ”nieuwe boeren” waren gevestigd, die lager ontwikkeld waren dan de Duitsers, aldus geeft Hegedüs vele jaren later wel toe!! [blz. 70/71]. 
Nu telt echter alleen de ideologie, en die wordt nu eenmaal vèr buiten Hongarije vastgesteld. De genadeloze en overijverige Gerő heeft dus primair de sovjetervaringen met de landbouw voor ogen en het gaat er dus niet om de Hongaarse landbouw tot bloei te brengen, maar het glorierijke voorbeeld van de Sovjet-Unie, van Stalin, mechanisch te volgen en ook in Hongarije in praktijk te brengen. Daarbij moet je nu eenmaal soms tot het uiterste gaan en je ogen sluiten voor klachten van experts, zoals de boeren zelf! Hegedűs wist b.v. niets van de ellende en de hongersnood [met miljoenen slachtoffers] die in de jaren ’30 in Rusland gepaard ging met de collectivisering van de landbouw, de van bovenaf gedikteerde invoering van kolchozen en sovchozen. [Hegedűs, 70/71].
Toch zijn ook o.a. Rákosi, Révai en Gerő verrast door het einde van de “Volksfrontpolitiek”, maar Stalin speelde na 1945 eigenlijk een spelletje en nu blijkt dat hij géén [echte] demokratie in het oosten van Europa wenst. Dat idee was slechts een zoethoudertje voor de westelijke bondgenoten in de oorlog. De nieuwe politiek der Kominform wijst nu veel meer op de overtuiging van het Kremlin dat er een nieuwe, ideologische strijd en mogelijk een oorlog op komst is met de ‘burgerlijke’en imperialistische westerse mogendheden.
Door de Kominform worden rechtse [d.w.z gematigde] sociaal-demokraten er nu van beschuldigd trouwe medeplichtigen van de imperialisten te zijn en alle anticommunisten worden meer dan ooit beschuldigd van sabotage en verraad, van fascisme en van bourgeois-opvattingen, plannen voor een samenzwering en contrarevolutie. Dit is de reaktie, dit zijn de boze machten uit het verleden………Dat betekent voor Hongarije dat de communistische partij in feite een machtsmonopolie zal proberen te verkrijgen en de hele staatsmacht naar zich toe weet te trekken, met op de achtergrond de blijvende macht der Sovjets en ook list, bedrog en terreur. 
In Moskou heeft men bovendien besloten om de satellietlanden van Oost-Europa, zoals Polen, Tsjechoslo­wa­kije, Hongarije, Joegoslavië, Roemenië en Bulgarije onder direkte controle te houden. Voor een soort nationaal-communistische lijn is geen plaats en alle partijen richten zich op 'de rijke ervaringen van de Sovjet-Unie onder de wijze leraar, leider en bevrijder Jozef Stalin'. Het gaat er voortaan om zoveel mogelijk van de Sovjetkameraden te leren en hen na te doen………….. Ook de relatief grote en invloedrijke communisti­sche partijen van Frankrijk en Italië volgen deze politiek en keren zich daarmee zélf ook af van de vorming van coalitieregeringen waarin ze tot voor kort nog vertegenwoor­digd waren. Men onderwerpt zich daarmee aan de leiding en controle van Moskou en sluit de rijen 'tegen het Amerikaanse imperialis­me'.
De "Koude Oorlog" tekent zich hiermee veel scherper af, en naar de mening van de belangrijke en invloedrijke Sovjetpoliticus en ideoloog Andrej Ždanov is dat slechts de schuld van de imperialistische en kapitalistische Amerikanen met hun "Truman-doctrine" en Marshallplan, en andere ’intriges’, die immers al eerder kwamen met hun politiek van afbakening en beveiliging van invloeds­sferen. Andrej Ždanov wordt de secretaris-generaal der "Kominform", waarvan de zetel in Belgrado komt. Fel gaat men te keer tegen de USA en haar bondgenoten in de andere, de westelijke wereld en beide kampen wensen zichzelf te beschermen tegen de ander. Het is dan ook niet vreemd dat er na verloop van korte tijd sprake is van een ”IJzeren Gordijn” in de meest letterlijke zin van het woord, dwars door Europa. Over het imperialistische en totalitaire, agressieve en expansionistische karakter van de eigen, communisti­sche ideologie, en over de repressieve methoden die zijn en worden gebruikt hoort men uiteraard achter dit IJzeren Gordijn niets…
De Hongaren, Révai en Farkas, zijn met dit alles tevreden, maar eigenlijk is Hongarije zelf nog niet zo ver als in Szklarska Porȩba door de nieuwe "Kominform" wordt verklaard, hoewel het land wel als een "volksdemokratie" wordt beschouwd!
Alles duidt er wel op dat m.n. de Hongaarse communistische leider Rákosi zich zeer goed bewust is van het feit dat hij zonder de steun van Moskou niet aan de macht kan blijven, en zich dus zonder één enkel probleem enthousiast in de schoot van Moskou werpt. Hij is de favoriet van Stalin, de 'beroemdste man van alle communistische partijen', en is sovjetburger, spreekt Russisch, is met een Russische vrouw getrouwd, was aktief voor de Komintern, heeft vele jaren in de SU doorgebracht, en heeft vanaf het begin in 1944 z'n macht -als "Gauleiter", satraap of stadhouder in Budapest- aan de Sovjets te danken! Hij en zijn kliek krijgen nu van Moskou het groene licht, en een aanstaande hegemonie van de communisten staat ook in Hongarije wel vast, hoewel dat voor veel Hongaren, die niet worden geïnformeerd over  b.v. deze conferentie in Polen, nog lang niet duidelijk is!
Toch moet er nog veel gebeuren. "We hebben", aldus Révai, "een stap voorwaarts gezet, maar ons plan was niet zo suksesvol als we hoopten... onze invloed in de werkende klasse is nog niet zo overweldigend. In een aantal bedrijven en mijnen zijn de socialisten sterker dan wij". [Kovrig, 220].
Wel is de communistische partij de grootste geworden, staan de andere regeringspartijen en enkele kleine partijen onder communistische invloed, evenals de meeste kranten en tijdschriften, 20 % der dokters en 1/4 deel der ingenieurs, de vakbonden, 2/3 van de leiding, de hele politie, de legerofficie­ren, maar -zo kort na de verkiezingen- is de oppositie nog sterk! Alleen voor de vorm zijn de "Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters" FKgP en de "Nationale Boerenpartij" NPP nog blijven bestaan, maar de leiding van deze beide plattelandspartijen is in handen van loyale, ongevaarlijke meelopers der communisten, zgn. cryptocommunisten of fellow travellers. Niemand in Hongarije heeft het in het openbaar nog over het ’kékcédulás választási csalás’ [het verkiezingsbedrog van de blauwe briefjes] van augustus 1947, want dergelijke zaken zijn voor de immers tóch zegevierende communisten de moeite niet waard. Vooruitgang, het belang der Arbeidersklasse, Vrede, het Sovjetvoorbeeld, de Partij en de wijze maarschalk Josef Stalin, tellen nú en het nabije verleden is niet meer van enig belang….   
Zoals in de rest van Oost-Europa wordt nu -na de conferentie van Sklarska Porȩba- ook in Hongarije [door de toonaangevende communisten!] de veel kleinere sociaal-demokratische partij beschouwd als een anachronisme, als een overblijfsel uit vroeger tijd, een hinderpaal op weg naar de eenheid der arbeidersklasse, een overbodig en nutteloos verschijnsel. Bourgeois-invloeden op de arbeidersklasse en bindingen en contacten met het Westen worden nu schadelijk geacht, en vreedzame en parlementaire methoden moeten nu worden beschouwd als een typisch westers, reaktionair en decadent verschijnsel maar binnen de MSZDP zijn communistische agenten al langere tijd bezig met agitatie. Een wetenschappelijk gefundeerd "socialisme in opbouw" waar Hongarije nu mee bezig is, verdraagt -zegt men- immers geen oppositie, geen verzet!……
De leiders van niet- of anticommunistische partijen wordt het leven dan ook geleidelijk aan onmogelijk gemaakt. Een aantal van hen is al naar het westen gevlucht en anderen worden monddood gemaakt. Openlijk verzet tegen de communistische politiek van nationalisatie van het hele economische leven en van liquidatie van politieke tegenstanders wordt via verdachtmaking, intimidatie en zware politieke pressie en scheldpar­tijen in de pers vanaf 1947/48 dus onmogelijk. In Hongarije valt vanaf de zomer van 1947 echter nog veel te doen voordat de oppositie als macht is uitgeschakeld en opgeruimd. De communistische partij is weliswaar de grootste partij, en heeft de echte machtsposities in handen maar het immers gebleken dat ze níet de voorkeur heeft van ruim 3/4 der bevolking, en zelfs de oppositie tegen de regeringspolitiek is nog aanzienlijk: ze kreeg 40 % der stemmen!

top

Toch staat vanaf 1947/48, het jaar van de door de communisten geproklameerde wending, de ommezwaai, a fordulat éve, de zege van de doelstellingen der communisti­sche partij ook in het zo burgerlijke Hongarije wel vast. Hierbij moet worden gezegd, dat het uiteraard typerend voor communisten is dat men zónder meer van de zege uitgaat! "Wij zijn de overwinnaars der historie", aldus is het gevoel, neen, de vaste -en op ’de historische wetenschap’ gefundeerde- overtuiging van de partij en haar leden…….
Ondanks het feit dat in dit land zelfs in de zomer van 1947 nog min of meer vrije parlementsverkie­zin­gen [kunnen] worden gehouden, terwijl elders in Oost-Europa -alleen met uitzondering van Tsjechoslowakije- de oppositie al [vrijwel] is uitgeschakeld, en dat men in Hongarije vaak meent toch best een soort ongevaarlijke en comfortabele uitzonderingspositie "tussen Oost en West" te kunnen zijn of worden, is ook in dit land niemand en niets meer wèrkelijk opgewassen tegen de macht der communisten en hun beschermers en helpers, de Russen, samen. "Hoewel we een minderheid waren kon in de regering niets belangrijks zonder ons of tegen ons gebeuren. Wij konden de graad van veranderingen dikteren en door controle van de gewapende macht afrekenen met de samenzwering die de meerderheid der coalitie beraamde", aldus verklaarde Rákosi. [Kovrig, 230].
Maar ook in Hongarije blijkt de communistische partij, wanneer ze eenmaal ongehinderd haar macht kan uitoefenen, en daarbij bovenal de onvoorwaardelijke steun geniet van de Sovjet-Unie en haar hele machtsapparaat in het bezette land [legerofficieren, geheime dienst, etc.], ruim baan te geven aan een aantal eerder genoemde misstanden.
In het programma van het nieuwe Hongaarse kabinet dat op 23 september 1947 door premier Lajos Dinnyés wordt gevormd, kan men de linkse politiek duidelijk aflezen, zoals nationalisatie van de banken en bauxietmijnen en met name de nationalisatie van de banken zal duidelijk gevolgen hebben omdat de Hongaarse industriële bedrijven van bankkapitaal afhankelijk zijn. 
Het kabinet [van dezelfde partijen als in 1945] houdt verder geen rekening met de verkiezingsuit­slag: men heeft de meerderheid immers behouden; maar toch blijft de [door de oppositie fel omstreden] uitslag van de verkiezingen van 31 augustus nog enige tijd de gemoederen bezig houden. Com­munisten en linkse socialisten eisen nu zelfs dat het kiesrecht aan "fascisten" wordt ontnomen en dat er al wéér een nieuwe kieswet komt. Met enig recht vreest de oppositie vooral het eerste want wie in Hongarije in 1947 precies 'fascist' is, is nog nooit uitgemaakt.
Vast staat tot nu toe alleen dat zéér vele Hongaren willekeurig ervan worden beschuldigd of verdacht, met name door de linkse partijen die hun tegenstanders nogal eens voor "fascist" uitmaken. Allerlei anticommunisten, degenen die de taktiek en het vuile machtsspel der communisten doorzien, zijn op grond hiervan intussen ontslagen of nog veel erger en men gaat hiermee overigens door: de vier regeringspar­tijen dienen een klacht in over de Onafhankelijkheidspartij, en willen dat aan de parlementsleden hun mandaat wordt ontnomen! Protestdemonstraties der MKP tegen de Onafhankelijkheidspartij 'in het hele land' begeleiden zoals gewoonlijk de officiële klachten.
Op heel andere gronden verzoeken de grote oppositiepartijen, de [r.-kath.] "Demokratische Volkspartij" van István Barankovics en de "Hongaarse Onafhankelijkheidspartij" [MFP] van dr. Zoltán Pfeiffer, en enkele gematigde sociaal-demokraten n.l. op 3 oktober 1947 om de uitslag ongeldig te verklaren; vanaf het begin is immers duidelijk geworden dat er op grote schaal is geknoeid, o.a. met de ‘blauwe’ stembriefjes, die bij honderdduizenden de communisten ten goede zouden zijn gekomen!……..
Maar de klacht wordt -hoe kan men nog anders verwachten- afgewezen en de verdachtmakingen gaan intussen 'gewoon' verder. De communistische leider Rákosi zegt b.v. dat ”de Onafhankelijkheidspartij reaktionair is en dat dat een te zware last voor de jonge Hongaarse demokratie is om te dragen"..... Een oppositie in een vrij gekozen parlement vormt voor communisten overigens al een blok aan het been en voor communisten speelt het parlement -zoals men door de ervaringen in de Sovjet-Unie kan weten- slechts een ondergeschikte rol!
Vooral binnen de sociaal-demokratische MSZDP doen zich grote moeilijkheden voor want al op 2 september besluit men uit de coalitie te treden en de ministers Bán en Ries treden af, evenals Marosán. Ze worden echter door Rákosi en Puškin gepaaid met beloften: ”Vertrouw ons! Wij zullen je nooit in de steek laten of zonder je onderhandelen, hou de linkervleugel bij elkaar!” [Kovrig, 224]. Na beraad tussen Sviridov en Bán op 8 en 9 september [terwijl Sviridov al de eis stelt: ”Ik wens geen andere leiding der MSZDP!”] geeft de partij toe: de MSZDP blijft in het kabinet, maar in feite gaat de [voor gematigden en rechtervleugel] hopeloze strijd gewoon door. Verscheidene arbeiders eisen zelfs het aftreden van Szakasits, "de verrader".
Voor de communisten [MKP] geldt nu eigenlijk nog maar één ding: men wil ’de vijand’ uitschakelen, en daarom vonden op 6 september 1947 opnieuw massademon­straties plaats om de wil van de partij kracht bij te zetten, en zwakke pogingen om een regering zónder communisten te vormen leidden tot niets.
Overigens doen de USA en Groot-Brittannië geen pogingen om de burgerlijke partijen en de MSZDP te redden, en de Britse hoop op de Hongaarse sociaal-demokraten blijkt een illusie! Londen denkt n.l. nog steeds aan banden tussen de eigen Labourpartij en de MSZDP, maar intussen zuivert de MSZDP zich want ’wie niet wil samenwerken met de MKP moet eruit’, en dan staat een fusie voor de deur. Een ononderbroken en langdurige campagne wordt hiervoor in 1947/48 gevoerd!
Ook binnen de FKgP, de Kisgazdapárt, doen zich enkele problemen voor, maar Dinnyés is voor de communisten wel zeer geschikt, loyaal en gewillig: hij is een stroman, een figurant. Op 11 september 1947 zegt de Algemene Raad der FKgP, die n.b. door de linkervleugel wordt gedomineerd, het vertrouwen in de pro-communistische Dinnyés, Ortutay en Dobi dan wel op, maar ook híer dreigen de Russen en Vorosilov stelt eenvoudig vast: "Als dit besluit van kracht blijft, hef ik de partij op!!" Hierna geeft de FKgP ook toe en is daarmee tot een machteloos schaduwbe­staan veroordeeld. [Kovrig, 224/225].
Tenslotte komt er op 23 september een nieuw Hongaars kabinet tot stand [zie hierboven] met vijf leden der MKP, o.a. Rákosi als vice-premier, vier leden der 4 FKgP, vier sociaal-demokraten en twee der Nat. Boerenpartij. Vrijwel alle niet-communistische ministers zijn fellow travellers, die de communisten in feite steunen en loyaal zijn. In het parlement wordt vervolgens vooral over het Driejarenplan gepraat en de communisten zeggen zelfs dat dit een "regering is van direkte overgang naar de diktatuur van het proletari­aat". [Kovrig, 225].
”De verkiezingsnederlaag der communisten opent deze partij dus de ogen: de overgang naar ‘de diktatuur van het proletariaat’, of, zoals zij het noemen: naar het socialisme, moet verder worden versneld! Men had geen belang meer bij een meerpartijensysteem en een coalitieregering, de hegemonie was niet meer genoeg, maar men streefde naar de liquidatie van de andere partijen. De verkiezingen van 1947 lieten diepe sporen na bij het Hongaarse volk”. [Tibor Seifert, Neue Pester Lloyd, 24 sept. 1997], maar vooral het doodvonnis [en de handhaving ervan!] en vervolgens de executie van dr. György Donáth in oktober is van enorme betekenis in de strijd van Rákosi c.s. tegen de demokratische krachten in het land…..
Toch is er al een groep partijfunktionarissen ontstaan die steeds meer macht heeft gekregen, arrogant is geworden en is bevangen door machtshonger, en langzamerhand ontstaat in deze linkse kringen steeds meer het idee dat het bestaan van meerdere partijen eigenlijk alleen maar overbodig, lastig, vervelend en storend is.   
Op 10 oktober worden "Arbeidersrechtbanken" opgericht, ter bestraffing van economische delikten in de bedrijven, maar ook verzet tegen de arbeidsdiscipline en het socialisme zal voortaan worden bestraft en stakingen worden nu verboden. Volgens de gevluchte vml. premier Ferenc Nagy is het aldus wel zeker dat "iedereen met enig bezit vroeg of laat schuldig is aan economische delikten!"… Men vindt het nu dus logisch dat het stakingsrecht wordt opgeheven ”want in een staat waar de arbeidersklasse en de werkende boeren de macht hebben is het onnodig om te staken”, zo leert iedereen ijverig als verklaring, althans volgens de communistische ideologie.…
Op 24 oktober worden vervolgens banken, 264 handelsondernemingen en industriële bedrijven genationali­seerd, waardoor de kredietinstellingen, de zware industrie en een deel der lichte industrie [in totaal 83,5 % der industrie] in handen van de staat komt en op 4 december worden [Wet XXX. 1947] de belangrijke banken bezit van de staat. Hierdoor komen ook veel industriële bedrijven en handelsondernemingen aan de staat: 58 % der arbeiders werkt nu in een staats­bedrijf. Voortaan beschikt de staat dus over het kapitaal, en zíj bepaalt waarin ze de kredieten investeert. Meer dan 30 % der buitenlandse handel valt voortaan onder direkte controle van de staat. [Balogh/Jakab, 84].

Jongeren bijeen, 15 maart 1947, voor het Nationaal Museum

top

De bourgeoisie moet n.l. economisch worden uitgeschakeld en de staat zal veel meer, zelfs een sterk overheersende, invloed krijgen. Ook op het platteland zal via de coöperaties en staatsboerderijen een zelfstandig bestaan op den duur tot het verleden gaan behoren want "Hongarije is op weg naar het socialis­me", aldus de leuze.
Lonen en prijzen, het hele produktieproces, worden nu centraal geregeld, en een ijzeren discipline wordt opgelegd aan alle werknemers. Zo worden n.a.v. een staking in oktober 1947 in Csepel de arbeiders door Rákosi nog eens gewaarschuwd. De kapitalisten zijn aldus economisch ontmanteld, nu moet -en zal- dit nog op politiek terrein gebeuren [Kovrig, 224], en Rákosi's beruchte "salami-taktiek" [a szalámi taktika] staat hiervoor garant……
Ook op politiek terrein verandert er nu één en ander want op 18 oktober worden de diplomatieke betrekkingen met het Vatikaan wel hersteld, maar de nieuwe Hon­gaarse gezant, József Cavallier, een vroegere journalist die nu een marionet in handen der communisten is [Mindszenty, 160], vertrekt niet naar Rome………Op 12 oktober verklaart het rooms-kath. episcopaat zich n.l. in een herderlijke brief tègen de verdrijving der Duitsers uit het land, maar de regering laat weten: "De uit­wijzing is in overeenstemming met de Magyaarse nationale beweging en Hongarije behoort de Magyaren": de uitwijzing is dus juist. [Weidlein, Ungarns Revisionspolitik, 85]. Aldus blijft de tegenstelling tussen de linkse regering en de ‘rechtse’ oppositie van o.a. kerken en enkele partijen.
Ook vindt de MKP een coalitie en een oppositie nu niet meer voldoende want ze wil ”meer duidelijkheid in het parlement” en drukt dan het voorstel door dat de Hongaarse Onafhankelijkheidspartij ”wegens onregelmatigheden bij het stemmen” door de Centrale Kiescommissie van al haar mandaten wordt beroofd. Zonder deze 49 afgevaardigden is de meerderheid in het parlement immers wel zeker!….
Op 1 november is al een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen dr. Zoltán Pfeiffer, de leider der burgerlijke oppositie, de  Onafhankelijkheidspartij! Zijn huis wordt doorzocht door de politieke politie en men neemt alle dokumenten in beslag. Hij vlucht [of: ziet zich gedwongen te vluchten] echter op 4 november naar het Westen. Zijn partij raakt hierdoor in diskrediet en wordt in de pers scherp aangevallen als 'fascis­tisch en verraderlijk’, ze wordt ontbonden en op 20 november verboden. Een aantal leden wordt gearresteerd en de 49 parlementsleden worden vervallen van hun mandaat verklaard, en leggen hun mandaat neer. Ook de steun van gematigde sociaal-demokraten helpt hen niet meer maar er volgen opnieuw arrestaties na ’de ontdekking van een spionagecomplot’ op 3 november! De "Demokratische Volkspartij" van István Barankovics, die uiteraard is geschrokken van het verbod der Onafhan-kelijkheidspartij, blijft formeel nog wel bestaan, maar ze wordt al snel een speelbal der communisten en is machteloos. Ze krijgt bovendien geen voldoende steun van de r.-katholieke kerk.
Intussen is er een heftige campagne gaande in de sociaal-demokratische partij van Hongarije, waarin gematigden nog altijd een rol spelen, hoewel ze al lange tijd onder zware druk staan. De tegenstellingen verscherpen zich en worden m.n. door communisten [minister Rajk!] en hun bondgenoten op de spits gedreven. De gematigde, parlementai­re vleugel, van de vice-voorzitter van het parlement mevr. Anna Kéthly, partijvoorz. Gyula Kelemen [voorzitter en staatssecr. v. industrie], Antal Bán [min. v. in­dus­trie], en Imre Szélig wil namelijk de onafhankelijkheid van de eigen partij behouden, al wil ze wel ’op een normale basis’ samenwerken met de communisten. In een memorandum van 15 oktober van de rechtervleu­gel spreekt men n.l. z’n onvrede uit over de linkse leiding en wil de eigen partij niet onder laten gaan. Tegen de communisten wil men zich harder opstellen, en tien dagen erna herhaalt men deze eisen op een zitting van de centrale leiding....
Ook de minister van industrie [sinds 1 juni 1945!], Antal Bán, is zo iemand: hij steunt de nationalisatie van de grote industriële ondernemingen en de planeconomie van harte, maar hij blijft hardnekkig de zelfstandigheid van zijn soc.-demokratische partij benadrukken en wenst géén fusie van de beide arbeiderspartijen. Hij ziet [samen met de andere leiders der gematigde rechtervleugel] natuurlijk wel aankomen dat de communistische doelstellingen dan zullen worden gerealiseerd en dat de soc.-demokraten dan nog slechts marginaal, als versiering dienst zullen doen…. Ook hij heeft blijkbaar wel in de gaten dat communisten alleen met mensen van min of meer dezelfde overtuiging, cryptocommunisten, willen onderhandelen en dergelijke opportunisten vindt men in 1947/48 in alle drie andere partijen van de regeringscoalitie ruim voldoende!
Tegen het einde van 1947 voelt de gematigde vleugel zich echter steeds meer geterroriseerd door de linkervleu­gel, die een fusie met de communisten wil doordrukken. Deze linkervleugel heeft al veel macht en op 31 december 1947 neemt men maatregelen tègen de rechtse sociaal-demokraten. "De aktiviteiten van alle leden zal men doorlichten", zo wordt besloten en vervolgens worden in februari 1948 Kéthly, Szeder en Szélig onder druk van communisten en de linkervleugel uit de partij gezet. Vele andere gematigde sociaal-demokraten volgen of treden af, en houden op als politieke factor in de partij te bestaan. [Balogh/Jakab, 81]. Veel sociaal-demokraten worden nu al lid van de communistische partij, en in veel bedrijven komt het tot een fusie. De communisten hebben dan ook niet anders gedaan dan echte sociaal-demokraten zwaar verdacht maken, hen in een bijzonder kwaad daglicht stellen als 'verra­ders van de eenheid der arbeidersklasse' en via intriges hen eruit te werken. Rechtse en gematigde [parlementai­re] sociaal-demokraten werden zonder meer als agenten van het imperia-lisme en verraders gebrandmerkt en b.v. Gyula Kelemen wordt al in 1948 gearresteerd omdat hij "enkele afwijkingen heeft getolereerd".
Maar Moskou is bereid de sociaal-demokraten te paaien en in februari 1948 belooft men aan Rákosi en Szakasits, die dan daar zijn, zelfs dat de Sovjet-Unie 100.000 krijgsgevan­genen zal vrijlaten, "als de broedertwisten stoppen", en vervolgens kan men op 18 februari meedelen dat de leiders van de centrumvleugel zijn afgetreden". [Kovrig, 226]….
Dan wordt het soc.-demokratische centrum door de linkse meerder­heid eruit gegooid op een bijeenkomst van de soc.-demokratische linkervleugel onder bescherming der NKVD! De partij verliest wel veel leden maar een 'buitengewoon congres' keurt de bijeenkomst van 18 februari goed, en is vóór vervroegde fusie. In februari 1948 bezwijkt vervolgens de rechtervleugel der MSZDP onder zware druk, MSZDP-ministers nemen ontslag en György Marosán, die volledig onderhorig en loyaal is aan de communisten, wordt formeel de leider, maar de linkse en pro-communistische Szakasits gaat tijdelijk ook weg: hij wil wel een nauwe samenwerking maar geen fusie! [Max, 118 - 122].
Inderdaad wordt ook b.v. minister Bán op 26 februari 1948 uit de partij gezet en moet aftreden. Hij vlucht naar Tsjechoslowakije, maar in dat land is een communistische coup aanstaande en dan gaat Bán naar Zwitserland. Hij organiseert hier en later in Londen [1949 tot ‘51] de vrije sociaal-demokraten uit de landen van Midden- en Oost-Europa maar hij gaat, ernstig ziek, vlak voor zijn dood in 1951 terug naar Zürich waar hij overlijdt.
Intussen vindt van 6 tot 8 maart 1948 het 36e partijcongres der MSZDP plaats waarvoor men [aldus Ferenc Nagy] alleen uitnodigingen naar betrouwbare leden heeft gestuurd! Honderden leden worden dan /of zijn al/ uit de partij gegooid en gematigde leiders zoals Anna Kéthly ontslagen. De linkervleugel heeft nu de macht volledig in handen en wenst zelfs onmiddellijke onderhandelingen over een fusie met de MKP. Deze vleugel bestaat uit o.a. Szakasits, Rónai, Ries, Pál Justus, András Szalai en m.n. György Marosán, die bereid zijn tot vèrregaande samenwer­king met de [stalinis­ti­sche] communisten, en die er zelfs het bestaan van de partij voor willen opgeven. Het spreekt vanzelf dat men tegen elkaar de meest grove beschuldi­gingen, van verraad, enz. heeft geuit……….
Marosán [Hosszúpályi, 1908 – Budapest 1992] laat overigens in zijn memoires [“Tüzes kemence”, Vurige oven] in 1968 al weten dat hij ”als sociaal-demokraat altijd al handelde in de geest van de communistische partijbesluiten” en het is verder uit de hele naoorlogse ontwikkeling in Oost-Europa wel duidelijk dat de communisten andere partijen en meningen alleen accepteren voorzover die meningen en standpunten met die van henzelf in overeenstemming zijn!…
De druk is intussen steeds verder opgevoerd en degene die nog pleit voor een zelfstandig optreden van de MSZDP is of wordt monddood gemaakt, opgepakt, beschuldigd e.d. en beseft dat hij/zij bijzonder voorzichtig moet zijn!
Op 10 maart 1948 bepaalt de commissie voor contacten tussen de communistische MKP en de soc.-demokratische MSZDP dat de eenheid van beide partijen op 1 juli zal plaatsvinden en als voorbereiding hiervoor zal een gemeen-schappelijk Politburo en een gemeenschappelijk organisatiebureau worden opgericht….

top

Hongarije is immers al een jaar na de ‘bevrijding’ beland in een ander tijdperk, dat van de terreur. …”er begonnen mensen te verdwijnen – sommigen kwamen een paar weken later terug, anderen later, menigeen nooit….. Angst voor de bel bestond nog niet, maar soms werd er al wel op de deuren geklopt, zowel ’s nachts als overdag [Márai, Land! Land!, 171/172]. En nu verscheen in Budapest alweer de Wreedheid – in uniform. De types die in de nieuwe uniformen paradeerden, waren dezelfde als de groen- en bruinhemden uit de nazitijd nog niet eens zo lang geleden, alleen de kleur van de kleding veranderde. Degene die het uniform droeg was dezelfde figuur, want hij deed hetzelfde: hij bedreef Terreur met vakmanschap. Maar…zo ontstond een onzichtbare frontlinie in Budapest toen bekend werd dat het Monster van de Terreur weer aktief was in de stad. Dit was geen ‘contra-revolutie’, het was veeleer een stemming, een sfeer, een instinctieve houding’.
De mensen begrepen vol afschuw dat in naam van de Alleenzaligmakende Heilsleer weer iedereen vervolgd werd die niet in dat heil geloofde, en degenen die vervolgd werden of vanwege hun klasse potentieel in de gevarenzone verkeerden – intellektuelen, boeren, zelfbewuste arbeiders – klonterden samen tot een front; ze waren niet op zoek naar martelaarschap maar gingen zich ook niet laf verschuilen’. [Márai, idem, 174/175]. Wel weet iedereen in Budapest intussen dat die terreur met name zetelt op het adres Andrássy út no. 60, en het is allang bekend dat hier door mannen van de alom gevreesde veiligheidspolitie verhoren worden afgenomen, gefolterd en “wat menselijke wreedheid kan verzinnen is allemaal werkelijkheid geworden in dit gebouw”.
Het wrange hiervan is mede dat in 1944/45 óók de Hongaarse nazi’s, de Pijlkruisers hier [in hun Hűség háza, Huis van de Trouw] hun terreur op dezelfde manieren uitoefenden, zodat de communisten in januari 1945 als het ware alles, de folterkamers en de cellen, etc. zó konden overnemen… De ‘broeder’ [testvér] van toen [1944] heet alleen nu ‘kameraad’[elvtárs] en z’n  uniform heeft een andere kleur…
Maar goed, ook in dit land zijn duizenden te vinden die zich bij de mogelijkheden aanpassen. En de mensen begrijpen dat de communisten ‘die lieden’ als betaalde hulpkrachten beschouwen en met cynische minachting over hen spreken als extra personeel voor de uitvoering van de Grote Omwenteling. Er waren zeker wel mensen bij die te goeder trouw waren – die veel hadden geleden en veel hadden verloren. En je kunt de mensen het recht niet ontzeggen om genoegdoening te eisen wanneer de tijden veranderen en genoegdoening mogelijk wordt. [Márai, 182].
Hieronder vallen ook een aantal linkse sociaal-demokraten die nu hun kans zien voor een eenheid der Arbeidersklasse en hierin geloven. Na de verschillende zuiveringen besluit de [linkervleugel der] MSZDP op 9 maart 1948 dan ook om een fusie aan te gaan om tot de Eenheid der Hongaarse Arbeiders­klasse te komen, en op 22 maart zegt de sociaal-demokratische partij haar lidmaatschap van de "Socialistische Internationale" op..... Het dieptepunt vormt dan op 1 april het ontslag van 32 gekozen afgevaardigden der partij in het parlement, d.w.z. bijna de helft van de in aug. 1947 gekozen fraktie!
Op 24 april fuseren de partijorganisaties in zes grote fabrieken in Budapest al, waarmee de zaak in feite is bezegeld. [Balogh/Jakab, 82]. De éénheid van de beide arbeiderspartijen is overigens ook op andere manieren al voorbereid: In april 1948 hebben de vrouwenorganisaties van de politieke partijen al aangekondigd dat ze zich zullen aansluiten bij het communistische "Demokratische Verbond van Hongaarse Vrouwen", dat nu haar 2e congres houdt. Mevr. Júlia Rajk wordt voorzitster.
Intussen worden op lokaal niveau al gemeenschappelijke comité's van 1/3 socialisten en 2/3 communisten gevormd, omdat de MKP nu veel groter is geworden dan de sociaal-demokratische partij. In november 1947 telde de communistische partij 752.000 leden [41,5 % arbeiders, 32,8 % boeren], en in maart 1948 heeft deze partij zelfs al 887.500 leden! De MSZDP telt dan ± 240.000 leden. [Kovrig, 227]. Toch hebben de beide arbeiderspartijen samen met 167 zetels nog altijd geen meerderheid in het parlement dat nu [minus de 49 leden der Onafhankelijkheidspartij] nog 362 leden telt, maar dat is slechts een formaliteit……...De nauw met de MKP en MSZDP verbonden partijen  FKgP en NPP, hebben immers samen ook 104 zetels, de ‘oppositie’ samen 91 zetels.
Het wordt in 1948, het jaar van de wending ["a fordulat éve"], mede door deze fusie van de beide linkse partijen der "arbeiderklasse" steeds meer duidelijk dat ook Hongarije, na de meeste andere Oost-Europese landen, de richting van een volksdemokratie, en níet een burgerlij­ke demokratie opgaat!….. Ernő Gerő, de tweede man der partij, heeft op 19 december 1947 aan de Politieke Academie van de Hongaarse Communistische Partij overigens al verklaard dat ”Hongarije niet langer de weg van het kapitalisme gaat, maar dat het land de Rubicon tussen de burgerlijke demokratie en de volksdemokratie heeft overschreden”, en de partijleider Rákosi zelf houdt op de 3e Landelijke Conferentie van de MKP in Budapest op 10 en 11 januari 1948 voor duizend communistische funktionarissen een redevoering over ’de volksdemokratische omwenteling van het land en over de opgaven van de partij’. De conferentie verkondigt daarna de leuze: “Het land behoort jou! Jij bouwt het voor jezelf op!”  
Vrijwel hetzelfde doet zich ook voor in andere Oost-Europese landen onder Russische invloed zoals Tsjechoslowakij­e, Roemenië en Bulgarije, Polen en Joegoslavië. Juist met deze landen van het "Oostblok" worden ook allerlei diplomatieke en economische akkoorden gesloten, waardoor Hongarije steeds nauwer bij dit blok o.l.v. Moskou wordt betrokken.
Al eerder zijn op 9 december 1947 in Moskou ook drie proto­kol­len getekend, en tegelijk werden toen door de Sovjet-Unie de voormalige Duitse vorderingen aan Hongarije, die eerder door de Sovjet-Unie zijn overgenomen en op $ 260 miljoen waren geschat, op $ 45 miljoen vast­ge­steld. Hongarije mag de Russen dus weer eens dankbaar zijn! Tweederde deel hiervan is in de vorm van sovjet-deelneming aan Hongaarse be­drij­ven en éénderde als warenleve­rantie te voldoen. [Sundhaussen, 582/568] maar in alle opzichten blijkt Stalin de feitelijke machthebber in de hele regio…..
Een regering per dekreet is al op 12 november 1947 mogelijk gemaakt en tegen het opheffen van de parlementai­re onschendbaar­heid van gekozen volksvertegenwoordigers, willekeurige arrestaties, opsluiting zonder proces, en deportaties kan niemand blijkbaar meer iets ondernemen. Op 15 november 1947 draagt het parlement zelfs de macht over aan de regering en komt n.b. ruim een jaar niet bijeen! [Kovrig, 225]………..
De voortdurende uitbreiding van de macht der communistische partij wordt nu blijkbaar door niets en niemand meer gehinderd en dat zorgt onvermijdelijk voor het optreden van machtsmisbruik, corruptie, schending van mensen-rechten, arrogantie, hielenlikkerij en een zeer groot aantal carrièrezoekers en opportunisten, die -volkomen geweten-loos- menen zich voor hun eigen bestwil, voor de studie van hun kinderen, voor hun baan en toekomst, carrière en ambitie, zich te moeten aansluiten bij de nu eenmaal winnende [communistische] partij.
Bij de politie, binnenlandse zaken, de verschillende veiligheidsdiensten, het machtsapparaat, zeer vele ambtenaren en talloze benoemingen kan allang niet meer [of kon zelfs na 1944/45 nooit] worden gesproken van "demokratische verhoudin­gen" in de westerse zin en Révai geeft dat wel toe: "Het feit dat wij onmiddel­lijk in 1945 de controle over de gewapende macht van de staat kregen zorgde voor ons sukses". [Kovrig, 230].
Ook Rákosi geeft in maart 1952 wel toe dat ”er één zaak was waarover de controle vanaf de eerste minuut door onze partij werd opgeeïst en waarover de partij geen enkele verdeling van posten of benoemingen volgens de sterkte van de partijen in de coalitie wenste te overwegen; dat was de Staatsveiligheidsdienst…. Deze organisatie hielden wij stevig in onze handen vanaf de eerste dag van oprichting en we zorgden ervoor dat het een betrouwbaar en scherp wapen bleef in de strijd voor de volksdemokratie”. [Problems of Communism, 1952, no. 4]. In feite hebben de communisten dus allang het machtsmonopolie in handen en de rest is etalage, show, list en bedrog, een farce….
De Russische bezetters en hun communistische lakeien en hielenlikkers, zelfverzekerde en zelfingenomen mensen in een nieuw uniform die nú ineens iets te zeggen hebben, hebben in het nieuwe, zgn. vrije, onafhankelij­ke, progressieve en "volksdemokratische" Hongarije al in 1945, maar ook nog in en na 1947 zéér duidelijk tenslotte alle touwtjes van de werkelijke macht in handen en van een ècht vrij en vooral: ongehinderd en openbaar politiek, economisch of literair, moreel, religieus, enz. debat is geen sprake meer. De verdere aanwezigheid van Russische troepen in [hun kolonie] Hongarije wordt d.m.v. een verdrag op 18 februari 1948 -op dezelfde dag als het Vriendschapsverdrag, zie hieronder- geregeld, maar het maakt voor veel Hongaren uiteraard een bijzonder vervelende indruk….. 

top

”De Hongaren begrepen dat de staat een vijandige kracht geworden was, waartegen men zich op alle manieren moest verdedigen. Die ‘staat’, die de communisten met pufferige ijver haastig in elkaar getimmerd hadden, was geen werkelijkheid in de bindende zin van het woord…. Wetten en overheidsbesluiten met een echte geldigheid waren er niet meer; wetten bestaan alleen waar ze ook bescherming betekenen en niet alleen een aanval. Maar de mensen zagen dat de wet geen bescherming meer bood, alleen bevelen afkondigde en hun eigendommen afnam. Daarom leefden ze vanaf die tijd in permanente staat van verdediging; ze verdedigden zich zo goed als ze konden tegen de staat, want het was duidelijk dat het tijdperk van geïnstitutionaliseerd banditisme was aangebroken.
Ze zagen dat boeken die vanuit het oogpunt van het [“volksdemokratische”] Systeem niet gewenst waren, verzameld en in de kelder opgesloten werden: hierna volgt onvermijdelijk het moment waarop de schrijvers die de ongewenste boeken schrijven, eveneens in de kelder worden worden opgesloten. Vervolgens gebeurt dat met de lezers die de ongewenste boeken lezen… En zo gaat dat verder, logischerwijs”, aldus de erudiete, ervaren Europese burger en schrijver Sándor Márai [Land! Land, 200/201], die de wereldliteratuur en geschiedenis nu eenmaal ruim voldoende kent en put uit een rijke ervaring. Ook voor zichzelf ziet hij het leven als ‘bourgeois’-schrijver in het zogenaamd bevrijde Hongarije na 1945 dus met de nodige skepsis….
Hij stoort zich immers steeds meer aan het arrogante, protserige, bekrompen gedrag van de nieuwe heersende klasse, die geen haar beter is dan de nu weggevaagde, ’tot pulp vermalen door bommen en granaten’, voormalige heersende klassen, de aristokratie, in z’n land. Het zijn de nouveau riches en alles is slechts een duidelijke afspiegeling daarvan….. ”er waren de cynische, rücksichtslose fellow travellers, die allesbehalve idioot waren, toen ze verklaarden: ‘Ik weet heus wel wat dit voor banditisme is, ik weet wel dat het niet in het belang van de werkende massa’s is dat ze de mensen het recht ontnemen op privébezit, op onderneming, op politieke en geestelijke vrijheid; ik weet dat ze dat als excuus gebruiken om het satrapenbeheer in te voeren dat een cynische en rücksichtslose minderheid gelegenheid geeft om een lekker leventje te leiden zonder inzet van karakter en talent. Misschien loopt het wel verkeerd af, omdat de onderneming indruist tegen alles wat menselijk is, maar het zal mijn tijd wel uitduren. En daarom loop ik met hen mee’. [Márai, 203].
Toch is het lang niet altijd duidelijk welke kant de partij en de nieuwe heersende klasse uitloopt! Relatief veel aandacht krijgt ± 1947 bijvoorbeeld bij sommige ideologisch geschoolde communisten het 'fundamentele verschil' tussen het bestaande socialisme in de Sovjet-Unie en het 'nieuwe type' der volksdemokratie en wat Hongarije betreft zijn met name Jenő [Jevgeni] Varga en György [Georg] Lukács -die elkaar al vele jaren kennen- van belang, hoewel beiden tot ver buiten Hongarije al vele jaren zeer bekend zijn en vele jaren niet in het land woonden!
De econoom Varga [Nagytétény, 6 nov. 1879 – Moskou, 8 okt. 1964], een bekende linkse socialist, die na de val van de Radenrepubliek [toen  hij o.a. volkscomm. van financiën en voorz. der raad voor Volkseconomie was] naar Wenen vluchtte en ook enkele jaren in Duitsland was, bracht verder z’n leven in de Sovjet-Unie door, waar hij o.a. in boeken een analyse geeft van de economie der -door hem verafschuwde- kapitalistische landen. Hij woont na 1945 weer enige tijd in Hongarije en  prijst in 1947 de ‘volksdemokratie’ aan als "Democracy of a New Type" aan als 'iets geheel nieuws in de geschiedenis der mensheid'. Desondanks ziet hij in de 'volksdemokratie' toch niet meer dan een overgang naar het socialisme! De feodale kenmerken heeft men afgeschaft, de grote ondernemingen zijn in handen van de staat, die de belangen van het werkende volk in stad en land dient! Hij meent zelfs dat de overweldigende meerderheid der zelfstandige boeren nu een steunpilaar van het nieuwe regime vormen, en beschouwt nog in 1947 de politiek der Hongaarse Radenrepubliek in 1919 [achteraf!!] als fout omdat ze de grond tot staatsbezit maakte! "Die fout is nergens herhaald", aldus de beroemde Sovjet-econoom Varga in 1947…….
Hij denkt ook dat het handhaven van de uiterlijke vormen van de parlementaire demokratie mogelijk blijft al is de politieke macht in handen van het werkende volk gekomen, en beschouwt tenslotte de vriendschap met en de nabijheid van de Sovjet-Unie als een kenmerk der nieuwe volksdemokratieën....... [A Documentary History of Communism, ed. Robert V. Daniels, vol. 2, The People's Democracies, blz. 151-155].
Toch is ook de uiteenzetting van de ‘geleerde’ Varga met z’n jarenlange ervaring met Stalin en in de USSR, korte tijd later al volkomen achterhaald en uitgehold en is het benadrukken van zgn. 'fundamentele verschillen' tussen de USSR en de Oost-Europese [satelliet-] landen al volstrekt uit den boze, strafbaar, zeer verdacht en levensgevaarlijk!! Álles wordt immers vanuit Moskou gedikteerd en híer liggen alle dossiers klaar en worden de plannen gemaakt die door ambtenaren worden doorgestuurd naar b.v. Budapest!
Ongeveer hetzelfde geldt voor de in linkse kring dan al wereldberoemde marxistische filosoof en kenner van de cultuur, esthetica, literatuur, etc. György [Georg] Lukács [Budapest, 13 apr. 1885 – 4 juni 1971], uit een Joods, rijk en burgerlijk milieu, die in 1908 promoveerde aan de r.k. universiteit van Budapest, van 1912 tot ’17 in Heidelberg was, in 1918/19 communist en tijdens de Radenrepubliek vice-volkscomm. van cultuur wordt. Ook hij vlucht in 1919 eerst naar Wenen en in 1929 naar Moskou. In 1931-33 is hij aktief voor de KPD in Berlijn, maar gaat dan terug naar Moskou. In augustus 1945 komt hij naar Budapest terug en tot z’n dood woont hij aan de Belgrád rakpart aan de Donau. Maar ook híj loopt niet altijd precies in de pas met de partij en gedurende een aantal jaren na 1945 raakt hij op de achtergrond m.n. door een conflict met dè partij-ideoloog, de scherpslijper József Révai, die nu eenmaal vóór alles op Moskou is gefixeerd terwijl de wat meer wijze en tolerante cultuurfilosoof Lukács zijn alomvattende kennis van de Duitse cultuur, filosofie en historie niet op bevel kan vergeten…. Zie ook 14.3.
De gezaghebbende en discrete chef-ideoloog van Hongarije in deze jaren, de minister met de professora­le bril József Révai, erkent nu zelfs dat het een vergissing was om te denken dat er fundamentele verschillen bestonden tussen de volksdemo­kratie en de staatsvorm der Sovjet-Unie. De nieuwe 'volksdemo­kratie' was slechts een overgangsvorm!
Het blijkt dus inderdaad zelfs voor de meest geleerde en ervaren mens in dit systeem: er ís geen wet en vrijwel alles is afhankelijk van de omstandigheden van het moment. De waarheid van vandaag is nu eenmaal niet die van morgen… Maar pas op: je moet je dat elke dag opnieuw realiseren en je kunt niet vertrouwen op de dekreten en besluiten van gisteren…. Wie vandaag nog vrij rondloopt kan morgen worden opgepakt en zonder concrete aanklacht of proces voor jaren of voor altijd verdwijnen….. “en de Hongaar… las op een dag in de krant dat krachtens een besluit van de ministerraad hem het bezit was ontnomen van het land dat zijn voorouders hadden bebouwd, van het industriële bedrijf dat zijn grootouders hadden opgezet, van de woning waar hij woonde, dat hij geen recht meer had op de baan die hij door zijn diploma, talent en inzet had verworven, en ook geen mening meer mocht hebben, aangezien zelfs zijn ziel niet meer van hemzelf was”… [Márai, 197/198].

top

Tezelfder tijd wordt Hongarije nu door verschillende bilaterale "Verdragen van Vriendschap, Samenwer­king en Wederzijdse Hulp" met andere Oost-Europese landen nauw met Oost-Europa verbonden. Op 8 december 1947 wordt een dergelijk verdrag met Joegoslavië gesloten en president Tito wordt in Budapest hartelijk ontvangen...…..
Ook dergelijke verdragen met Roemenië [24 jan. 1948], Polen [18 juni 1948], Bulgarije [16 juli 1948] en Tsjecho-slowakije [16 april 1949] zorgen er formeel voor dat genoemde landen tegen een eventuele Duitse gewapende aanval "of van welk met Duitsland verbonden land dan ook", militair en diplomatiek samenwer­ken. Het meest belangrijk is uiteraard een dergelijk verdrag met de Sovjet-Unie, dat na onderhandelingen tussen beide delegaties in Moskou van 12 tot 23 februari 1948 door o.a. de zwakke president Tildy, de stroman premier Dinnyés, de vice-premiers Szakasits en Rákosi, min.v. buitenl.z. Erik Molnár en min.v. defensie Péter Veres, op 18 februari 1948 is getekend.
Een Brits rapport van januari 1948 spreekt dan ook [terecht] over heel Oost-Europa als een blok van communisti­sche landen waar geen mensenrechten en vrijheid bestaan en dat onderhorig is aan de Kominform en het Kremlin in Moskou. De communistische partijen oefenen de totale controle hier uit, en weldra blijkt dat ook in Tsjechoslowakije de totale macht kan worden overgenomen door de communistische partij, en dat Finland d.m.v. een verdrag [zoals hierboven!] althans formeel nauw met de Sovjet-Unie wordt verbonden. De angst voor agressie van de zijde van dit "Oostblok", van de Sovjet-Unie, neemt in het Westen dan ook snel toe. [Max, 123]. Men doet echter hier in feite niet meer dan afwachten want de westerse invloed in Hongarije en de andere genoemde landen is nihil...
Ook op economisch gebied gaat de zgn. "opbouw van het socialisme" verder: op 6 februari 1948 vindt de nationalisa­tie van de bauxiet- en aluminiumindustrie plaats en op 25 maart [officieel op 28 april] de nationalisatie van alle banken en van de bedrijven met meer dan 100 werknemers. Tot invoering van deze wet [XXV. 1948] is nog 1/4 der zware industrie en 4/5 der overige industrie het bezit van particuliere ondernemers gebleven. [Gluck­stein, 41]. In totaal gaat het om bijna 600 bedrijven met samen 472.000 = 78 % van alle 550.000 werknemers in de industrie. Voortaan bezit de staat meer dan 90 % van alle mijnen en zware industrie [ijzer, staal, elektriciteit, bouw, metalen], en 3/4 van de lichte industrie [m.n. levensmiddelen, textiel, hout].
Ook in Hongarije wordt het "Stachanov-systeem", regelrecht uit de Sovjet-Unie geïmporteerd, ingevoerd [gekopieerd], waarvan de gevolgen zijn: loon naar prestatie, veel overuren en opvoering van de arbeidsproduktiviteit. De arbeiders worden dus steeds verder opgejaagd. Omdat de staat intussen dè grote werkgever is geworden, ontbindt begin april 1948 het "Nationale Verbond van Industriëlen" zichzelf. Het is een symbolische daad van grote, fundamentele betekenis: Hongarije is n.l. in korte tijd een ander land geworden......
Het land kan men ook niet meer een rechtsstaat noemen want in maart 1948 begint men op het Ministerie van Justitie met het ontslag van "anti-socialistische" rechters. In totaal gaat het om ± 1/10 deel van de rechters en er komt hiermee een einde aan de onafhankelijke rechtspraak. Intussen zijn echter al veel meer rechters en anderen om politieke redenen ontslagen en op 4 mei 1948 volgt het dekreet waarin wordt bepaald dat van gevluchte personen vanaf heden het bezit kan worden onteigend en hun staatsburgerschap kan worden ontnomen. Voor iemand zoals Sándor Márai is echter allang duidelijk dat de rechtsstaat in Hongarije niet meer bestaat: wanneer men eenmaal b.v. een vorig regime zoals dat van admiraal Horthy  [1919 tot 1944] voor ‘reaktionair’ en [bijna-] fascistisch verklaart kan men immers vrijwel iedereen die toen een funktie bekleedde wel oppakken!
“Hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van de burger als de staat waarvan hij burger is onwettigheden begaat? Draagt de staatsburger alleen verantwoordelijkheid voor de daden van de staat als hij aktief deelneemt aan de immorele handelingen? Het is te allen tijde de primaire plicht van de staatsburger om voor het behoud van hemzelf en zijn gezinsleden te zorgen – niet ten koste van het uitvoeren van bevelen die door zijn geweten niet als rechtmatig worden erkend…….. de mensen werden wakker en begonnen te begrijpen dat het principe van ‘collectieve verantwoor-delijkheid’ een immorele truc was, aangezien het scherp te beoordelen en duidelijk te onderscheiden valt wie schuldig is, en wie slechts bij de misdaden van anderen aanwezig is omdat hij niet anders kan”. [Márai, 172].
Zoals hierboven al is vermeld vindt men [links!] langzamerhand ook andere dan de arbeiderspartijen overbodig en nutteloos want in een ‘volksdemokratie’ kan theoretisch [zegt men] geen sprake zijn van een oppositie of van de wens tot een nadrukkelijk ander beleid, een alternatief. Daarom neemt na de vorming van het nieuwe kabinet in september 1947 de druk op de FKgP verder toe, en in een verklaring van 12 november 1947 laat de partij van "Kleine Grondbezitters" [Kisgazdapárt] of wat daarvan over is, weten ’vóór een volksdemokra­tie’ te zijn en daarmee het idee van de 'burgerlijke demokratie' te verwerpen. Loyaal staat de intussen geheel gezuiverde partij natuurlijk tegenover de regering en op een conferentie in Balatonkenese op 6 en 7 maart 1948 dringt men aan op nauwere samenwerking van de coalitiepartijen in een "Volksfront". Een nieuwe pro-communisti­sche leiding [o.l.v. István Dobi] wordt in april 1948 gekozen en dan onderscheidt de partij zich in vrijwel niets meer van de communistische partij waarvan ze het beleid immers al mee uitvoert…... Ook in de al geheel gezuiverde "Nationale Boerenpartij" vindt iets dergelijks plaats want op de partijconferentie [óók op 12 november 1947!] maken voorzitter Péter Veres en secr.-generaal Ferenc Erdei hun keuze voor links nog eens duidelijk.....
Aldus ontwikkelt Hongarije zich langzaam maar zeker tot een ‘volksdemokratie’, waar echter van echte demokratie -d.w.z. een bestuur met een vrij gekozen volksvertegenwoordiging en met alle ’normale’ burgerlijke vrijheden, inclusief een beroep op de wet- geen sprake is. Slechts een bepaald type mensen komt in dit bezette land aan bod en dat zijn géén ‘gentlemen’….. Het zijn de mensen die vanuit hun machtspositie bevelen geven omdat ze weten dat ze tot een club behoren waar men elkaar dekt of mensen die zich hierbij bèst thuisvoelen en beseffen dat ze in dit land nu eenmaal geen andere keuze hebben en de voordelen van een comfortabel, gemakkelijk en dus kritiekloos leven graag krijgen aangeboden! Voor de vooruitzichten op geld of een goede baan -corruptie- bezwijkt toch menigeen!?….
Het lijkt er oppervlakkig gezien zelfs op dat slechts een enkele criticus terughoudend, negatief blijft of cynisch staat tegenover deze jongste ontwikkelingen, die immers alle kansen geven aan gewillige lui, eventueeel zonder goede opleiding of enige mensenkennis, die alstublieft geen persoonlijke moeilijkheden willen en bereid zijn hun leven ‘dan maar’ in deze nu eenmaal niet zo ideale omstandigheden voor de -zogenaamde- publieke zaak te geven….. Intimidatie, terreur, de geheime politie, foltering en verdwijningen, uniformen en wapens, doen dan de rest.

top

Zo’n criticus blijft ook de ‘bourgeois’-schrijver Sándor Márai die b.v. premier Dinnyés beschouwt als ’een cynische klaploper, een politiek dolende ridder, die na een paar glazen wijn in vertrouwd gezelschap met de ontwapenende eerlijkheid van een lefgozer tegen zijn tafelgenoten zei: ‘Je moet je voorstellen hoe diep dit land gezonken is als ik de minister-president ben’. [Márai, 246]. ’In de regering werden nu alleen nog maar corrupte, op posities beluste strebers getolereerd, die bereid waren de politieke filialen van de communisten te vertegenwoordigen’, hoewel de schrijver er tóch vanuit blijft gaan dat 90 % van de Hongaren eenvoudig een vrij land wenst, een normale demokratie, géén communisme maar vrije verkiezingen en nationale zelfbeschikking! ”Maar wat in het westen een recht was, ja zelfs een burgerplicht,…. was in het oosten, in de interpretatie van de communisten, samenzwering, waarop de strop als straf stond….. Stalin hield van gehoorzame ambtenaren en dove, blinde robotmensen, alle anderen vond hij verdacht”. [Márai, 248/249].
Voor een deel geheel tègen hun verkiezingsbeloftes van augustus 1947 ’onteigenen de communisten nu geleidelijk praktisch alles; de grond, huizen, industrie en handel, de staatsmacht, scholen, pers, het intellektuele leven, het particuliere eigendom, maar ook de individuele persoonlijkheid. In twee verkiezingen bleek dat de overgrote meerderheid der Hongaren dit alles afwees, maar de communisten beschouwen deste meer deze afwijzende houding van het merendeel der Hongaarse maatschappij als hopeloos reaktionair, fascistisch! En ze zetten zich n.b. nog in datzelfde jaar 1947 ertoe om met terreur en met alle middelen van intimidatie waarover een politiestaat beschikt de ‘fascistische nalatenschap’ uit te roeien. [Márai, 249].
“We hebben de boer het land gebracht, de arbeider de fabriek, we hebben de intellektuelen socialistische carrière-kansen gebracht, we hebben ze van hun heren bevrijd, en wat is hun dank? Ze stemmen bij de verkiezingen tegen ons, ze saboteren onze initiatieven in het openbare leven en negeren ons privé, ze hopen op de komst van de imperialistische vijand en een nieuwe oorlog, die de communisten van het toneel zou laten verdwijnen”, klaagden zij. Die klacht was vaak te horen… en de klacht was terecht; alleen vertelden de communisten er níet bij waarom het grootste deel van de Hongaarse maatschappij zo ondankbaar was tegenover het communistische systeem.
Ze zeiden níet dat alles wat gebeurd was, door de natie níet als haar eigen initiatief werd beschouwd, omdat het niet ten behoeve van het Hongaarse volk was gebeurd maar in het belang van de Sovjet-Unie en het door haar gestuurde ingehuurde kleine maffiacommando, de partij dus”….. Men wees alles af wat bedacht was door mensen die op bevel van een vreemde macht handelden, en die -als ze moesten kiezen tussen de belangen van het Hongaarse volk en die van de Sovjet-Unie- onvoorwaardelijk en slaafs voor de belangen van de sovjets kozen. [Idem, 249/250]. 
”En de persoon die niet gekocht, geïntimideerd of tot ballingschap gedwongen kan worden, moet fysiek worden vernietigd. Dit is de praktische gebruiksaanwijzing in de communistische handleiding”, aldus Márai [blz. 251].
Márai ontdekt bij zichzelf ook dat hij zich [voor het eerst] verveelt ‘doordat ik omgeven was door permanent geworden boosaardigheid, domheid en een hardnekkig gebrek aan integriteit’ [Márai, 207], en na enkele jaren in deze -steeds meer verstikkende- atmosfeer te hebben geleefd besluit de burgerlijke en zeer ontwikkelde Europeaan Sándor Márai om in de zomer van 1948 dit land voorgoed te verlaten. Hij is dan is opnieuw uitgenodigd naar Zwitserland te komen, maar kan nog relatief gemakkelijk Hongarije, waar de vrijheid om te schrijven, maar óók de vrijheid om [desnoods dan maar] te zwijgen nauwelijks meer bestaat, verlaten.

Het hoofdkwartier der 'Partij' in Budapest


Toch blijkt dat niet alles in Hongarije volgens het plan verloopt. Al in februari 1948 verschijnt er een rapport vol kritiek dat door het Politburo der MKP wordt goedgekeurd. Hier staat in dat er van ’ernstige defekten en gebreken in het theoretische werk van de partij’ sprake is en dat ”het Politburo zelf niet eens uit marxistisch-leninistisch perspectief de theoretische [ideologische] problemen van de ontwikke­ling der Hongaarse demokratie heeft geanaliseerd". [Kovrig, 229]. Men heeft het blijkbaar veel te druk gehad om de bevelen van Stalin in de Hongaarse praktijk om te zetten.
Verder staat het jaar 1948 uiteraard in heel Hongarije ook in het teken van de plechtige en feestelijke herdenking van de [burgerlijke] revolutie en Vrijheidsoorlog van 15 maart 1848 tegen het absolutisme der Habsburgers en zelfs de sovjet-soldaten geven na 100 jaren officieel de vlaggen en vaandels die ze in 1949 op de Hongaren buitmaakten aan het Hongaarse volk terug…
Niet of nauwelijks aandacht is er natuurlijk voor het feit dat de Hongaarse Vrijheidsstrijd in 1849 slechts met behulp van de inval van het Russische leger door Oostenrijk kon worden onderdrukt, maar wel veel aandacht krijgt de uitreiking [voor het eerst, aan de vooravond van de herdenking] van de zgn.“Kossuth-prijzen” aan 110 verdienstelijke personen, zoals de toneelspeelster Gizi Bajor [Budapest, 1893 – 1951, geb. als Gizella Beyer] die na haar studie aan de Toneelacademie veel beroemde rollen in stukken van beroemde Hongaarse toneelschrijvers en ook b.v. van Shakespeare speelde maar ook bij de film een beroemdheid was; ze was ook lid van het Nationaal Theater.
Ook worden deze hoogste prijzen verleend aan b.v. prof. György Lukács, de politicus Erik Molnár, de Nobelprijswinnaar chemie Albert Szent-Györgyi, de beeldhouwster Margit Kovács en de schrijvers Tibor Déry en Milán Füst. Postuum wordt de Kossuth-prijs verleend aan de in 1945 in New York overleden componist Béla Bartók, aan de rebelse schilder Gyula Derkovits [┼ 1934] en de linkse dichter Attila József [┼ 1937]. Kort hierna wordt 4 april 1948 voor het eerst gevierd als Dag van de Bevrijding [1945], hoewel daaraan ook al in 1947 uitgebreid aandacht is geschonken.
Maar het politieke bedrijf gaat ook verder: in april 1948 worden de verplichte agrarische leveranties door zelfstandige boeren aan de staat [tegen lage en door de overheid zelf vastgestelde prijzen!] drastisch verhoogd en na een aantal min of meer geheime voorbereidingen vanaf 1947 vindt vanaf juni 1948 ook een enorme propagandacampagne plaats tegen de vrije boeren met particulier grondbezit [groter dan 14 ha]: zij worden nu ineens naar het Sovjet-Russische voorbeeld "koelakken" genoemd en beschuldigd van een kapitalistische en dus anti-socialistische houding, waarmee ze verdacht worden gemaakt.
Dat deze plannen volkomen indruisen tegen de verkiezingsbeloften van een half jaar geleden speelt voor de Hongaarse communisten geen enkele rol…. Tientallen boeren worden geïnterneerd en hun land komt aan de staat. Collectieve boerderijen zullen als "socialistische sektor" op den duur de plaats moeten innemen van de privébedrijven. Men zal nog voorzichtig te werk gaan, want ”deze bedrijven zullen in het tempo en de vorm komen zoals de werkende boerenstand dat wenst" maar Gerő, de tweede man, verklaart wèl "dat het noodza­kelijk is om de koelakken te bestrij­den". Wie de 'koelakken' nog wil beschermen geldt voortaan als vijand van het volk, als iemand met rechtse afwijkingen.
Dit nieuwe beleid is uiteraard moeilijk als ”logisch” aan de boeren in Hongarije te verkopen want sinds ruim drie jaar is hen gezegd, bezworen, dat zíj nu de Heren zijn en dat de eeuwenlange historie van feodaliteit ten einde is, en nog niet één jaar geleden, vóór de verkiezingen in augustus 1947, maakte nu juist de communistische partij propaganda met “de MKP beschermt het privébezit van gewone mensen”. Nu ineens blijkt echter dat die vrijheid van eigen bezit ‘van gewone mensen’ óók slechts bedrog was en dat ’waarheden’ en feiten in het nieuwe, volksdemokratische land zomaar, zonder enig overleg met betrokkenen, eenvoudigweg teniet gedaan kunnen worden…. Deze ‘volksdemo-kratische’ overheid kent n.l. geen overleg mèt de bevolking maar dikteert van bovenaf! Ze wenst [eist] bovendien steeds opnieuw massale demonstraties om haar plannen en haar beleid kracht bij te zetten…

top

Maar datzelfde blijkt eigenlijk al enkele jaren: ’de mensen die uit Moskou waren gestuurd, gedroegen zich –aanvankelijk vriendelijk, later cynisch, maar altijd konsekwent - als missionarissen in de wildernis: ze waren naar Hongarije gestuurd om een heidens volk te dwingen zich te bekeren en de enig zaligmakende, triomferende wereld-godsdienst, het communisme, aan te nemen.…. Deze missionarissen waren echter door niemand naar Hongarije gehaald, maar kwamen in het kielzog van het Rode Leger, slonzig als zwervers, met een stok en een knapzak als reisbagage… [Márai, 199].
Men kan hier nog aan toevoegen dat de communistische satraap van Stalin in Hongarije, Rákosi, zelfs nooit heeft geloofd dat ’de Hongaren’ bereid waren de door hem en z’n partij verkondigde nieuwe leer te aanvaarden want juist híj was het die beweerde dat dit volk “voor 80 % uit fascisten bestond”…. Ook beseft hij wel dat zijn macht totaal afhankelijk is van de strijdkrachten der Sovjet-Unie die in het land blijven….
Maar al die missionarissen nemen vele aanlokkelijke zaken, zoals banen, geld, hun macht en intriges, hun rode sterren en andere dekoraties mee en aan hen zijn de duizenden soldaten van het Rode Leger van het grootste land op aarde al vooraf gegaan…. Het is dus verleidelijk om voor dit alles te buigen en als het kan ermee z’n voordeel te doen. Meelopers, cryptocommunisten, fellow travelllers  zijn dan ook in Hongarije in voldoende mate te vinden….
De linkse FKgP-voorzitter een meeloper der communisten, de al eerder genoemde István Dobi, een voorbeeld van een fellow traveller, wordt nu minister van landbouw als opvolger van de communis­tische [maar toch wat gematigde en voorzichtige] Imre Nagy, die n.b. níet veel voelt voor een snelle collectivisering der land­bouw.
Na alle voorbereidingen vinden op 12/13 juni 1948 tenslotte het 4e congres der communistische partij MKP en het 37e congres der Sociaal-Demokratische partij MSzDP, met resp. < 300 communistische en < 150 soc.-demokratische afgevaardigden plaats en beide partijen houden daarna op 13 en 14 juni samen een 1e congres der nieuwe "Magyar Dolgozók Pártja" [Hongaarse Partij van Werkenden, MDP], die hiermee uit de fusie van beide partijen ontstaat.
Een "Centraal Comité" [CC] met 92 leden vormt de leiding. De communist Mátyás Rákosi wordt secretaris-generaal, en daarmee partijleider. De communisti­sche partij telde 887.472 leden, de Sociaal-demokratische partij 240.658 leden, zodat de verenigde MDP ruim 1.128.000 leden telt. [Molnár, 58]. In het programma staat dat de volksdemo-kratie doel is en dat demokratische burgerrechten voor iedereen gelden. Er kan echter geen ruimte zijn voor 'vijanden van het volk' en van de demokratie... Dat laat m.a.w. alle ruimte voor het beperken van de burgerrechten voor bepaalde groepen en in het programma van de MDP staat ook dat er een ’breder volksfront’ kan komen t.b.v. de politieke eenheid van het volk.’….. De economie moet uiteraard steeds groeien, en men vertrouwt hierbij op de staatssektor en op het economische plan. Op het platteland zullen er ten bate van de werkende boeren meer coöperaties moeten komen. Sociale verzekeringen, gezondheid, de zorg voor moeders en kinderen en het hele onderwijs zullen voortaan taken van de overheid moeten zijn. De hoeksteen der buitenlandse politiek is voor het nieuwe Hongarije het verbond met de Sovjet-Unie. De fusie is nu wel officieel, maar zelfs dan maken communisten nog bezwaren tegen sommige linkse sociaal-demokraten in de leiding der nieuwe MDP! "Bourgeois" of "Joods" is zo'n bezwaar, aldus de pro-communistische linkse socialist György Marosán later..........
Het partijblad "Szabad Nép" geldt als toonaangevend, heeft veruit de meeste abonnees, en de hoofdredak­teur Márton Horváth [Budapest, 1906 – 1987], ooit opgeleid voor bouwkundig ingenieur, is tegelijk hoofd der ideologische afdeling van de partij en het vroegere soc.-demokratische partijblad "Népszava" [Stem des volks] wordt nu formeel gedegradeerd tot het kritiekloze blad der machteloze en met de partij verbonden vakbonden….
Weldra blijkt de slimme Rákosi een diktator, die de volle steun heeft van de machthebber in Moskou, de Sovjet-leider en diktator Stalin. De zeer gewillige linkse soc.-demokraat Árpád Szakasits [stroman der communisten] wordt partij-voorzitter, een vnl. ceremoniële funktie en het "Politburo" der MDP telt 14 leden, 9 commu­nisten [o.a. Rákosi, Gerő, Farkas, Révai] en 5 vml. sociaal-dem­okra­ten [o.a. Szakasits, Rónai en Marosán] terwijl het secretariaat van 8 man [van wie 6 communisten] ook van enig belang is.
De sociaal-demokraten hebben in de nieuwe MDP echter een volkomen ondergeschikte positie en zijn zoals elders in Oost-Europa eenvoudig opgeslokt door de communisten. De MDP wil een "volledige demokratisering", d.w.z. de partijcontro­le over het politieke, maatschap­pe­lij­ke en economische leven maar voortaan spreekt men trouwens niet meer over 'communisten' of communisme. De partij wil de macht in handen van de arbeider­klasse en de met haar verbonden werkende boeren leggen. Vrijwillige [!] collectivisatie en mechanisatie van het platteland zijn ook doelstel-lingen. De enige wèrkelijke machthebber [diktator] is nu “de kleine Stalin”, Rákosi die op 20 augustus 1948 in Kecskemét ter gelegen­heid van het "Feest van het Nieuwe Brood", dat in plaats van de oude St. Stefanusdag is ingevoerd, de -hem hóe dan ook door Moskou ingegeven- plannen plannen voor de socialistische omvorming van de landbouw uiteen zet. "Zelfs de armzalige FKgP is nu ook voor collectivisering van de landbouw "om individuele boeren te helpen de moeilijkheden bij de produktie te boven te komen", aldus de ex-premier Ferenc Nagy, die ‘men’ echter niet meer hoort.
Er moet volgens de MDP een nieuw 5-jarenplan komen en aan de hogere klassen moet de leiding van het culturele leven worden onttrokken, verder moet Hongarije nog nauwere betrekkingen met de Sovjet-Unie en andere Oost-Europese [communisti­sche] landen aangaan. De partij wordt nu volledig "gebolsjewiseerd": geheel naar het glorierij­ke voorbeeld van de zusterpartij der Sovjet-Unie o.l.v. Stalin. Sociale verzekeringen voor alle arbeiders en een nieuwe grondwet staan ook op het programma.
De fusie van de beide partijen, de eenheid van de Hongaarse arbeidersklasse, wordt voortaan uiteraard altijd in zeer positieve termen als een zeer bijzondere historische gebeurtenis afgeschilderd. De natie heeft, zo zegt men, hiermee de weg van het socialisme gekozen en de ”diktatuur van het proletariaat” in Hongarije is begonnen. In feite verandert er evenwel niet veel, want de linkse partijen hadden al een meerderheid in het kabinet en konden voorstellen wat ze wilden. Of men nu de aanwezigheid van de Sovjettroepen erkent als belangrijk en doorslaggevend of niet: een feit is dat Hongarije evenals de buurlanden in Oost-Europa gelijkgeschakeld wordt, en dat iedereen slechts met de wil van maarschalk Stalin in Moskou rekening moet houden.
En het blijkt al enkele maanden dat er al weer nieuwe plannen op stapel stonden want ‘het hele onderwijs’ wordt immers sinds enige tijd beschouwd als taak van de staat en daarom wordt ook déze zaak weer ingeleid met een massademonstratie op 28 mei 1948 van intellektuelen [!] vóór de nationalisatie van alle scholen in de Sporthal van Budapest. De weken hiervoor zijn ook al plannen ervoor bekend geworden maar het lijkt nu ernst te worden…. 
Toch blijkt dat er ook verzet is en daarom vindt op 3 juni ook een tegendemonstratie plaats in het dorp Pócspetri [tussen Nyíregyháza en Nyírbátor]! Voor de communisten is dit natuurlijk ’een fascistische demonstratie’ en die moet de kop worden ingedrukt. Vrijheid van demonstratie bestaat immers niet voor ‘vijanden van de volksdemokratie’ en voor fascisten…. Toch protesteerde de dorpsbevolking tegen de overheidsplannen voor het gemeentehuis en dan ontstaat er tumult: een geweer van een politieagent gaat af en deze agent wordt zelf erdoor gedood!

top

Maar in Budapest weet men wel hoe men dit soort ‘fascistische en contrarevolutionaire agitatie’ moet aanpakken en  minister Rajk van binnenl. zaken geeft dus bevel tot omsingeling van het dorp door honderden man der geheime politie van de alom beruchte Gábor Péter en dan worden er meer dan honderd arrestaties verricht. Na enkele weken van verhoor van de verdachten volgt een ‘bekentenis’ en het gevolg is dat de jonge notaris der gemeente, Miklós Királyfalvi, ter dood wordt veroordeeld en de onderwijzer Som een gevangenisstraf oploopt [hij zit 24 jaar gevangen en komt pas in 1972 vrij]…. Zo ongeveer de hele bevolking wordt m.a.w. collectief veroordeeld en de terreur tegen de eenvoudige boeren en hun gezinnen is verschrikkelijk… Een beroep op de wet of iets dergelijks is ook hier uiteraard niet aan de orde want voor dit regime staat nu eenmaal van tevoren al vast dat het gaat om een “fascistische samen-zwering” van een opgeruid stel mensen die niet begrijpen dat er hogere belangen op het spel staan… [o.a. Hegedüs, 90 en noten blz. 303]. 
Maar het regime laat zich absoluut niet van de plannen afhouden door protesten der bevolking want de maandenlange campagne, met vele vergaderingen, agitatie en propaganda der communis­ten, en vele "spontane verzoeken" [van ouders] loopt nu ten einde en op 16 juni 1948 neemt het parlement [met 230 stemmen voor, 63 tegen en 70 onthoudingen] een wet van de communisti­sche min. v. onderwijs Gyula Ortutay aan [Wetsart. XXXVII­I, 1948] op de nationali­satie [of secularisatie] van het bijzonder onderwijs, ondanks felle protesten van o.a. de "Katholieke Aktie".
Het betreft 4.885 scholen, w.v. 3.148 rooms-katholieke scholen: 2.300 lagere scholen [41 % van het totaal] met 650.000 leerlingen en ruim 800 middelba­re en hogere scholen. Verder betreft de wet 1.080 hervormde en bijna 660 lutherse en joodse scholen. Duizenden leerkrach­ten zijn hierbij ook betrok­ken. Een eeuwenoude traditie van kerkelijke scholen, die tot 1948 2/3 van het onderwijs verzorgen, gaat hiermee in één klap verloren. Geen enkel middel is door de communisten geschuwd want men heeft b.v. al eerder katholieke leken-leerkrachten gemobiliseerd tègen hun religieuze collega's en ouders en leerlingen tegen kerk en godsdienst [-onderwijs] opgehitst.
Voortaan behoren de scholen echter aan de overheid, die een scherpe controle uitoefent en het monopolie bezit betr. de schoolboeken, benoemingen, enz. 18.000 leerkrachten van de kerkelijke scholen komen nu in dienst van de staat. Per dekreet wordt later geregeld dat er vanaf sept. 1949 wel godsdienston­derwijs mogelijk is, maar….
Het hele onderwijs staat van nu af onder sterke invloed van het atheïstische marxisme-leninisme en het materialis­me, de heersende ideologie. Men heeft het hierbij echter alleen over ”standaardisatie van het openbare onderwijs”, en de ”opbouw van het socialisme” door de volksdemokratische regering.
In de loop der jaren worden talloze nieuwe onderwijsinstellingen zoals hogescholen en universteiten, opgericht, waar vooral technische, industriële en natuurwetenschappen worden onderwezen. Leerlingen en studenten worden met name geselecteerd uit de kringen van arbeiders en arme boeren: de nieuwe heersende klassen en hierbij is dan openlijk sprake van discriminatie: wanneer de ouders van afkomst bourgeois zijn, kunnen ze voor hun kind een wetenschappelijke studie verder wel vergeten. …
Met name de Rooms-katholieke kerk en haar bisschoppen o.l.v. kardinaal József Mindszenty heeft intussen tegen de onteigening zonder ènige vergoeding vele malen maar vergeefs scherp geprotesteerd, o.a. door r.k. ouderorganisaties. Priesters moeten namelijk hun baan opgeven en worden vervangen door door de atheïstische, communistische staat betaalde leerkrachten! 2.500 priesters doen dit inderdaad: ze hebben geen keuze.
Kardinaal Mindszenty vraagt ook de USA en Groot-Brittannië steun voor behoud van de r.k. scholen, maar de nieuwe USA-ambassadeur Chapin [die duidelijker dan z'n voorganger geen enkel vertrouwen heeft in communistische taktiek, enz.] legt hem uit: "De USA kan geen staatssteun geven aan 'sectarische' godsdienstige' of particulie­re scholen". Men heeft overigens tegenover kardinaal Mindszenty ook gemengde gevoelens; aan de éne kant prijst men z'n resolute, moedige anti-communistische optreden als positief, maar men vindt ook dat hij erg rigoureus te werk gaat, absoluut níet wil wijken, uit is op confrontatie, een compromisoplossing niet mogelijk acht, "de taktiek van zelfmoord volgt". [Max, 128]……….
Over de rooms-katholieke kerk [met haar ruim 6 miljoen leden, 67 % der Hongaarse bevolking!] zegt het regime intussen, dat "de vijanden van het volk zich hierin schuil houden" maar gezien het feit dat vele tienduizenden gelovige katholieken in Hongarije juist in 1947 en 1948 regelmatig in het hele land talloze massale manifestaties en feesten, congressen en bedevaarten houden, lijkt het wel alsof men moet erkennen dat zich onder het volk nog talloze vijanden der communistische diktatuur schuilhouden. Volgens kardinaal Mindszenty komen ter gelegenheid van Maria Hemelvaart op 15 augustus 1947 bijna 1,5 miljen mensen, ter gelegenheid van Maria Geboorte in september 1947 in totaal 1.768.000 gelovige katholieken en voor de sacramentsprocessies in 1948 2.356.000 mensen bijeen. Aan de vieringen en bedevaarten t.g.v. het Mariajaar hebben, aldus Mindszenty, in totaal 4,6 miljoen gelovigen deelgenomen. [Mindszenty, 140/143].
Tienduizenden katholieken worden bovendien zeer regelmatig door de priesters, pastoors en kapelaans, aangespoord om zich te hoeden voor valse profeten, die haat zaaien en de vruchten van hun eigen streven oogsten. Het katholieke zelfbewust­zijn moet ook worden versterkt. "U bent Hongarije, het volk van Szent István en van de Moeder Gods [de Patrona Hungariae]!", aldus de zelfbewuste kerkvorst, die niet moe wordt zijn landgenoten, ouders, opvoeders en allen die verantwoordelijkheid dragen, enz. enz. te waarschuwen.
Het is met andere woorden niet teveel gezegd, dat de Rooms-katholieke kerk van Hongarije zich als een zeer sterk tegenwicht voor de communisti­sche politieke macht voelt en de conservatieve kardinaal Mindszenty legt de vinger dan ook herhaaldelijk op de zere plek; de overheid oefent terreur uit, en dat moet openlijk kunnen worden gezegd!
In de herfst van 1948 laat de overheid overigens weten, "dat de vakatures al weer zijn opge­vuld" maar het Vatikaan excommuniceert dan alle Hongaarse leden van het kabinet en het parlement die vóór de wet hebben gestemd! Het bittere gevecht is dus gewonnen door de communisten en alle anderen hebben -ook déze keer- niets te vertellen en/of ze passen zich aan de vervelende omstandigheden aan.
De hervormde [református] en lutherse [evangélikus] kerk, met resp. 2 miljoen en 480.000 leden [samen ¼ der bevolking], stellen zich overigens veel gematigder op en zijn bereid om een akkoord met de staat te sluiten. Het verplichte godsdienst-onderwijs wordt afgeschaft, maar blijft op vrijwillige basis bestaan: op verzoek van de ouders kan een kind eraan deelne­men; eerst kiezen veel ouders wel voor godsdienstonderwijs als vorm van protest, maar dat wordt steeds moeilijker en de druk van de overheid is weldra zo groot dat vele ouders van godsdienstonderwijs afzien! Op papier blijft er wel vrijheid van gods­dienst bestaan maar deze wordt in werkelijkheid dus zeer beperkt!
In de protestantse kerken worden nu ook pro-communistische bisschop­pen 'gekozen' [benoemd], zoals Albert Bereczky en János Péter [herv.] terwijl in de rooms-katholieke kerk natuurlijk geen bisschoppen kunnen worden vervangen! In de grote protestantse kerken is de invloed van de Zwitserse theoloog Karl Barth nu groot en deze theoloog bracht in het voorjaar van 1948 drie weken een bezoek aan Hongarije en is uiterst voorzichtig maar welwillend ten aanzien van het communistische regime. ……….
Op 5 juni laat hij in een Open Brief z'n stem horen n.a.v. de nieuwe bisschops­benoeming en hij zegt "Ja" tegen het socialisme!...”De Hongaarse hervormde kerk weerstaat”, aldus Barth, ”de verleiding om zich in principiële oppositie terug te trekken, zoals de rooms-katholieke kerk, en ze neemt liever het verwijt op zich dat "de enige èchte calvinist in Hongarije de rooms-katholieke bisschop [kardinaal Mindszenty!] is".... ”De weg, aan het begin waarvan u staat, is erg smal, erg moeilijk en gevaarlijk, maar ook een weg met beloften. De manier waarop u die weg bewandelt wordt niet alleen voor de toekomst van uw kerk beslissend, maar kan ook voor alle andere kerken in het Oosten en eveneens in het Westen een voorbeeld ter navolging zijn", aldus Karl Barth aan de Hongaarse hervormde kerk. De Hervormde kerk van Hongarije heeft overigens al eerder [op 30 april 1948] laten weten dat ze volledig bereid is in de nieuwe orde van de staat dienstbaar te zijn en haar wetten en instellingen te erkennen. "De kerk biedt haar volledige bereidheid tot iedere dienst in de maatschappij en het politieke systeem aan". Ze belijdt ook dat de republikein­se staatsvorm in bijzondere mate ertoe dient om een vrije maatschappij van vrije mensen op te bouwen"... De afschaffing van het grootgrondbezit [in maart 1945] en de nationali­satie der industrie worden als "in overeen-stemming met de Heilige Schrift" goedge­keurd en ook de scheiding van kerk en staat keurt de Hervormde kerk op 14 juni 1948 goed. Door de opheffing van een aantal kerkelijke bladen wordt het op 11 juni 1948 opgerichte progressieve en dus t.a.v. de overheid loyale weekblad "Az Út" [de weg] de enige spreekbuis van de Hongaarse hervorm­de [gereformeerde] kerk.

top

Later, in 1949, komt een kerkelijke persdienst tot stand o.l.v. bisschop János Péter, de zeer loyale, pro-communistische bisschop van Debrecen! Hij is ook verant­woordelijk voor de buitenlandse betrekkingen van de Hervormde kerk die in 1948 b.v. lid van de "Wereldraad van Kerken" is geworden.
Tot 1948 waren in de kerk al twee stromingen zichtbaar, n.l. van degenen die "Ja" tegen de nieuwe republiek en het socialisme zeggen [zoals b.v. pres. Tildy, bisschop Bereczky en dr. Péter] en anderen die wilden dat de kerk vooral een onafhankelijk en profetisch getuigenis [tègen terreur, diktatuur, machtsmisbruik en een opdringerig commu-nisme, enz.] laat horen, zoals o.a. de nu afgezette bisschop László Ravasz, prof. dr. István Török in Debrecen en  prof. dr. László Pap in Budapest [Szentes, 1908], die o.a. in Utrecht theologie studeerde en hier promoveerde. In de oorlog hielp hij talloze Joden, communisten en vluchtelingen en was zeer sociaal voelend. In 1947 werd hij voorzitter der Theolog. Academie van Budapest, maar kwam weldra in een isolement. In 1948 woont hij in Amsterdam de oprichting van de Wereldraad van Kerken bij, maar hij krijgt later veel moeilijkheden met de linkse en loyale bisschop Bereczky van Budapest c.s. die hij [en vele anderen] toch beschouwt als een kliek collaborateurs…  
De veel kleinere evangelisch-lutherse kerk van Hongarije kent zoals gebruikelijk ongeveer dezelfde verschijnselen, zoals nu: de grote verdeeldheid. De bisschoppen Béla Kapi en Lajos Ordass [1901-’78] zijn n.l. absoluut niet gediend van het communistische regime dat blijkbaar haar totalitaire ideologie aan iedereen wil opdringen. Ordass, die o.a. in Lund heeft gestudeerd, verzette zich m.n. principieel tegen de overname van de christelijke [kerkelijke] scholen door de communistische staat en zette zich in voor een vrije, onafhankelijke kerk, maar hij wordt, nèt voordat hij in Amsterdam werd verwacht bij de oprichting van de Wereldraad van Kerken opgepakt, en volkomen vals beschuldigd van ‘deviezenovertreding’. Kort hiervoor was hij nog in Genève geweest voor kerkelijk overleg en toen al had men er bij hem op aangedrongen níet terug te gaan. Hij ging toch en z’n afscheidswoorden waren: “Bid voor ons; wij moeten het lijden op ons nemen”. Hij wordt tot 8 jaar veroordeeld, maar weigert afstand te doen van het bisschopsambt!… [Elseviers Weekbl., 19 juli 1958]. Toch zijn ook in de evangelische kerk helaas wel anderen te vinden, m.n. enkele evang.-lutherse politici, die al vanaf 1945 als progressief en zeer links bekend zijn, zoals Darvas en Mihályfi. 
In 1948 wordt nog eens overduidelijk dat de communisten uitstekend gebruik kunnen maken van de historische kerkelijke verdeeldheid, want in geen enkel opzicht voelen de Hongaarse protestan­ten [1/4 der bevolking] zich verbonden met de Rooms-katholieke kerk [2/3 der bevolking]. De [nieuwe!] protestantse leiders zijn zeer loyaal en protesteren niet tegen de overheidsmaatregelen terwijl de kerk van Rome [met paus Pius XII op de achtergrond!] juist zeer scherp protesteert tegen de aantasting van haar rechten, en tegen de beroving van haar bezit. Via de zeer loyale protestantse bisschop­pen met hun grote bevoegdheden en sterke centrale macht, vooral inz. benoemingen en ontslagen, kan men deze kerken vrij gemakkelijk controleren.
Tegen de Rooms-katholieke kerk worden echter steeds meer maatregelen genomen: op 23 juli wordt de leider der "Katholieke Aktie" [Actio Catholica] Zsigmond Mihalovics, die bekend is geworden door o.a. charitatieve akties in Budapest, tot 10 jaar gevangenschp veroordeeld en de "Katholieke Aktie" in Hongarije wordt ontbonden en verboden. Ook komen er veel akties en propaganda tegen r.-kath. priesters, religieuze ordes en kloosters en de felle protesten tegen deze maatregelen leveren elke keer weer een fel gevecht tussen kerk en staat op.
Slechts enkele rooms-katholieken stellen zich in het openbaar loyaal en/of voorzichtig tegenover het regime op, zoals de bekende historicus prof. dr. Gyula Szekfü [1883-1955], die zich na 1938 tegen het fascisme keerde en na 1945 gezant in Moskou werd. Hij meent, met velen in Oost en West, dat het bolsjewisme van karakter is veranderd, en dat het communisme geen vijand van de godsdienst meer is! Hierbij staat de katholieke historicus Szekfü de Sovjet-Unie voor ogen waar de Orthodoxe kerk sinds de oorlogsjaren immers is erkend en ”nu in vreedzame harmonie met de atheïstische staat het welzijn van het volk dient". [Mindszenty, 161]. Het is dan 8 december 1948 en de kardinaal weet intussen wel beter..... Zijn secretaris is al gearresteerd en zijn eigen arrestatie wordt voorbereid!…..
Verder is er o.a. de progressieve dr. Richárd Horváth [1906-1980] die meent te weten "dat de nieuwe tijd ideeën die met het christendom verwant zijn, verwerke­lijkt". Ook de bekende pater István Balogh, die vanaf 1945 al politiek aktief is, is nog altijd zeer loyaal tegenover het communistische regime en is meer gevoelig voor de feitelijke situatie in Hongarije zelf dan voor het gezag van de paus in Rome…….
Na de nationalisatie van het onderwijs volgt -”in de lijn van de opbouw van het socialisme”, zoals men formeel zegt- de nationalisatie van de pers, uitgeverijen, film en bioscopen, en de overheid krijgt daarmee het monopolie van de gehele informatie in handen……….
Van een heel andere orde en veel belangrijker is uiteraard het ineens ontstane heftige conflict met Joegoslavië dat op 28 juni 1948 ontbrandt! Vanaf die datum wordt president Tito van Joegoslavië ineens door een woedende Stalin vanuit Moskou zwaar beschuldigd, omdat hij zijn eigen weg ging, zonder afhankelijkheid van Moskou.
Prompt wordt de Joegoslavische Communistische partij uit de "Kominform" gestoten en een felle campagne in de pers en radio tegen de Joegoslavische renegaten, de afvalligen, vindt plaats. Nog in februari 1948 bezocht Tito Hongarije en er vond in Budapest overleg plaats van o.a. min.v.bin­nenl. zaken László Rajk met de Joegoslavische minister Rankovic in een goede, kameraadschapperlijke sfeer zoals dat heet.
Maar dan komt de volledige ommekeer van zaken! ‘Stalin vaardigde het bevel uit tot het inzetten van een vernie-tigingsoorlog tegen Tito en iedereen die zich los wilde maken van de suprematie en alleenheerschappij van Moskou!
Vanaf dit moment staat de Hongaarse partijlei­der Rákosi, die tot 1948 verschillende malen Tito en Joegoslavië aan de Hongaren ten voorbeeld stelde, vooraan in de zéér felle ideologische strijd, de haatcampagne, tegen Joegoslavië. De handel met het buurland stopt ineens, terwijl in 1947 9 % der Joegoslavische import uit Hongarije kwam en 8,4 % der Joegoslavische export naar Hongarije ging! Ook worden alle betrekkin­gen verbroken en de grenzen worden vrijwel gesloten. Nú ineens beweert men in heel Oost-Europa dat Tito al in de oorlog "een agent der Britse imperialisten" was en altijd al fout zat...
Voortaan hoort Tito dus óók ineens bij de vijand en zelfs in Hongarije worden allerlei binnenlandse ‘elementen’  prompt verdacht, onbetrouwbaar en gevaarlijk geacht. Die moet men dus onmiddellijk onschadelijk maken! De angst groeit binnen zeer korte tijd, de spanningen worden opgevoerd, een grote mate van onzekerheid wordt gecreeërd, en verdachtmakingen, samenzweringen en complotten worden ineens overal en altijd mogelijk geacht, dus volgen er een aantal spionageprocessen!…….
Tegenover de afvallige Tito geldt Rákosi nu deste meer als een trouwe "Moskoviet", die zich ook nu volledig aan Stalin confor­meert en het totaal eens is met de beslissingen van Moskou. Een genadeloze campagne tegen 'afwijkingen', de binnenlandse vijand, volgt nu in heel Oost-Europa. Men is dus uiterst waakzaam, en de Sovjet-Unie wordt nóg eens geprezen als het enige juiste model voor alle andere 'socialistische' landen. Door de bestrijding van het 'titoïsme' wordt het regime ook in Hongarije veel feller, en alle pluralisme verdwijnt. Waar men "de reaktie" vermoedt [zoals in enkele andere partijen, bij de boeren en in de kerken] wordt die dan ook met alle mogelijke middelen aangepakt en de blinde gehoorzaamheid aan Stalin is nu primair. [Kovrig, 234/235].
Vanaf juni 1948 wordt de "Demokratische Federatie van Zuid-Slaven in Hongarije", die na 1945 een bevoorrechte positie innam en als teken van vriendschap tussen beide landen gold, ineens verdacht. Alle haat tegen Tito wordt op de Zuid-Slaven ín het buurland Hongarije gericht en hun Federatie wordt ontbonden! Het is dus duidelijk dat vanaf nu Joegoslavië behoort bij de vijand tegen wie men zich moet wapenen en bij wie absoluut niets deugt. "In Joegoslavië laat men elementen van kapitalisme in de landbouw­politiek bestaan", verwijt men bijvoorbeeld -in de resolutie der Kominform van 28 juni- Tito. [Sundhaussen, 573/574], en mede daardoor volgt in augustus 1948 een nog méér intensieve campagne voor "vrijwillige" collec­tivisering.

'De bouwers van het socialisme', propaganda voor het stachanov-systeem, 1953


In deze junidagen van 1948 ontmoet Márai in Budapest nog een linkse socialist en fellow traveller, de voormalige sociaal-demokraat Pál Justus en die vindt deze ‘val van Tito’ bijzonder ernstig: ’dit is het grootste ongeluk dat het socialisme kon treffen, een tragedie’, zegt hij bleek en stamelend. Hij had zich niet tegen de terreur, de vereniging met de MKP kunnen verzetten  en stond tandenknarsend en vol walging erbij op de tribune en deed mee. Hij wist dat dit een vorm van morele zelfmoord was, maar kon zich er niet tegen verzetten [Márai, 205/206] maar onder vier ogen geeft hij tegenover Márai wel toe dat er onder die communisten géén gentlemen [die e.e.a. doen om anderen te dienen en die altijd hun woord houden!] zijn! Niet één!……….
Met name door het uitstoten van Tito raakt het politieke klimaat in Oost-Europa in een snel tempo harder en elke Oost-Europese leider wil zo trouw mogelijk aan Moskou zijn en zo zuiver mogelijk in de leer; tegenover Stalin moet je je onvoorwaardelijke trouw nóg maar eens bewijzen! Alle communistische partijen van Oost-Europa worden dan geleidelijk gemodelleerd naar Sovjet-voor­beeld, en de secretaris-generaal krijgt hierin nog een grotere machtspositie. De breuk met Tito is ook het sein voor de aanpak van de zelfstandige boeren, de "koelakken". Men herinnert zich ineens weer de woorden van Lenin die [ondanks zijn Nieuwe Economische Politiek!] al waarschuwde dat kleine privébedrij­ven de vorming van kapitalisme en bourgeoisie tot resultaat hebben, "voortdurend, dagelijks, elk uur, spontaan en op grote schaal".……….

top