< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.4.2  Het eerste jaar van de Nieuwe Koers van premier Imre Nagy,
            juli 1953 tot juni 1954.  

In zijn eerste rede in het parlement al op 4 juli verklaart Nagy o.a. "We moeten ons realiseren en openlijk aan het land toegeven dat de doelstellingen van het ‘vermeerderde’ vijfjarenplan in veel opzichten boven onze krachten uitgaan, en dat ze -om ze voort te zetten- een overmatige inspanning van onze hulpbronnen vragen, en niet alleen de ontwikkeling van de materiële welvaart, maar nu ook een daling van de levensstandaard te weeg brachten….De onmatige industrialisatie en het streven naar industriële autarkie zijn helemaal niet terecht, vooral omdat we gebrek hebben aan grondstoffen”. [Kecskemeti, 44].
”Bij de beide grote economische takken van onze volksdemokratie, de industrie en de landbouw, hoort als derde zuil onze intelligentia, die een zeer belangrijke rol in het geestelijk-culturele leven van het land speelt. Ongelukkigerwijze komt het nog altijd voor..... dat de geestelijke arbeid niet voldoende wordt gewaardeerd, dat men de intellektuelen in het algemeen, maar vooral de intellektuelen van vóór de revolutie niet de noodzakelij­ke waardering geeft. Deze mensen moeten vaak in een atmosfeer van wantrouwen leven, die er tenslotte toe leidt dat men aan hen voorbij gaat. En dat terwijl het ons op alle terreinen van economie, van het wetenschappelijke en culturele leven aan ervaren en gekwalificeerde geestelijk werkenden ontbreekt...”.
”Als gevolg van dit wantrouwen of t.g.v. ongerechtvaardigde zuiveringsakties behandelt men goedwillende intellektuelen op een manier, die onze volksdemokratie onwaardig is. Men heeft hen van de mogelijkheid beroofd om hun weten en kunnen tot zegen van de natie te gebruiken. De regering zal met de grootste energie handelen, om een einde aan deze niet-correcte en ontoelaat­bare praktijken te maken, en de onrechtmatigheden goed te maken..... De intellektuelen hebben recht op waardering van de hele maatschappij binnen ons volksdemokratische regime, en zij moeten posten innemen die hun waardig zijn, naar hun capaciteit, op hun eigen terrein, of ze professor zijn of ingenieur, jurist of arts of agronoom. Iedereen moet er goed nota van nemen dat onder een volksdemokra­tisch bewind het onderwijs en de kennis méér op prijs gesteld worden dan in wèlke tijd van het oude regime der Heren ook. Dit respekt moet duidelijk worden door uitgebreide mogelijk­heden van werk en materiële voordelen". [Les Temps Modernes, blz. 823 e.v., Hinter dem Eisernen Vorhang, 4]. De regering heeft dus besloten om deze toestand radikaal te veranderen, en de misstanden op te heffen.
Opmerkelijk is deze aandacht voor de 'intelligentia', d.w.z. niet-boeren en niet-arbeiders, terwijl men altijd de arbeidersklasse beschouwde als de avantgarde en dè steunpilaar van het regime. Opvallend is ook het beroep dat de nieuwe Hongaarse premier doet op niet-communistische intellektuelen, die vele jaren op de achtergrond zijn gedrongen en doelbewust door de partij tot zwijgen zijn gebracht! Imre Nagy schijnt zelfs de vakkennis van intellektuelen van veel groter belang te beschouwen dan hun trouw aan de communistische partij-ideologie! Dat is een volstrekt nieuw geluid in het na-oorlogse "volksdemokrati­sche" Hongarije!
Nagy veroordeelt ook de illegale praktijken van de veiligheidsdiensten en de politie, enz., de rechtspraak, excessen en vergissingen tegenover de "koelakken", martelingen enz. De autoriteiten hebben het vertrouwen van het volk verloren door rechteloosheid. Er is een kloof ontstaan tussen het volk en de autoriteiten!
Hij hekelt ook de brutale, ruwe en onmenselijke houding van de burokraten tegenover eenvoudige mensen, zij hebben alle matiging, beleefdheid en menselijkheid vergeten. Er zijn verschillen­de ongrondwettige daden gepleegd.... De regering stelt nu een wetsontwerp voor om alle politieke gevangenen van wie de vrijlating níet de staatsveiligheid of de openbare orde in gevaar brengt, de vrijheid te geven. De beruchte Veiligheidsdienst [Állam Védelmi Hatóság] krijgt geen juridische macht meer, en de lijsten van "koelak­ken", waarop de naam van vrijwel iedere zogenaamde 'verdachte' kon worden geplaatst, en altijd bleef staan, zullen verdwijnen.
De Hongaarse premier lijkt hiermee de regering, de wet en de menselijkheid bóven de ideologie der communis-tische partij te willen stellen en hiermee begint de "ontspanning", de dooi, in Hongarije.
Ooit had Lenin gezegd: "Tegen het proletariaat liegt men niet": dat gebeurde wèl in Hongarije; hier heerste de leugen, zoals dus al snel na de dood van Stalin blijkt. Overigens heeft de partij in Hongarije sinds 1944/45 niet veel anders dan leugens verteld over de opbouw van het socialisme onder leiding van de werkende klasse, en over de broederlijke betrekkingen met de Sovjet-Unie. Men heeft aan het volk nooit anders verteld dan dat de partij slechts door spontane en natuurlijke ontwikkelingen -en geholpen door de USSR- een machtsmonopolie heeft verworven, en uitsluitend bijzonder goede bedoelingen heeft. "Hongarije heeft voor z'n ontwikkeling de weg van het socialisme gekozen, en is een lid van het socialistische wereldsysteem geworden", heet het later....
Voor het eerst na de oorlog geeft de leiding nu fouten toe, en dat krijgt een enorme aandacht van het publiek. Op veel plaatsen, vooral onder partijleden, wordt het vertrouwen echter gemengd met bezorgd­heid.
Opmerkelijk en nieuw is overigens dat Nagy als premier éérst in het parlement het regeringsprogramma bekend maakt en dus níet bij de partijleiding maar het is voor menigeen ook opvallend dat de nieuwe premier, en níet de partijleider [die eigenlijk verantwoordelijk is voor de partijlijn] komt met de scherpe kritiek [Balogh, Jakab, 120] maar op 6 juli 1953 valt het partijblad "Szabad Nép" [met 800.000 abonnees veruit de grootste krant van het land, onder hoofdredaktie van de stalinist Márton Horváth] dan toch de vroegere politieke koers van het regime aan! Het economische leven was zéér onevenwichtig geworden, kunstmatig lagere prijzen voor voedsel en levenson­derhoud, noodzakelijke gelden voor landbouw zijn overgeheveld naar de industrialisatie en er was ook slechts een zéér geringe aandacht voor de dienstensektor en kleine privé­sektor. Gevolg is o.a. dat de landbouw bleef stagneren en dat er slechts zeer geringe investeringen in de landbouw, n.l. 10 à 13 % van het totaal, werden gedaan. Tot enkele dagen geleden is men n.b. nog zeer trots geweest op het bijna volledig uitschake­len van de particuliere sektor!.... Nu wordt echter de collectivisering vertraagd en zelfstandige boeren wordt steun beloofd. De landbouw zal ook meer aandacht krijgen.

top

Ernstige gevolgen waren ook een tekort aan exportprodukten, het tekort aan harde valuta, nodig voor nieuwe investeringen, aankopen en import, een chronisch tekort op de handelsbalans, daling van de levensstan­daard. Tijdens het 1e 5-jarenplan trad zelfs een 20 % daling op van de reële lonen! De economische autarkiepo­li­tiek leverde op: overtollige produktie en lage efficiency bij investeringen, want hoge kosten en niet-concurrerende prijzen. Nu geeft men geleidelijk aan toe dat het belachelijk is dat een klein land zonder grondstoffen als Hongarije streeft naar een enorme en volwaardige eigen zware industrie en naar autarkie op economisch gebied! [Berend].
Alleen op kwantiteit werd gelet, het plan was no. één, prijzen zeggen niets meer en hebben geen echte marktwaarde; er is geen markteconomie meer en de prijzen van investeringsgoederen zijn laag. Veel nieuwe ondernemingen zijn gesticht maar ze hebben geen interesse in kwaliteit: gevolgen zijn dan ook veel onverkoopba­re goederen, ondeugdelijk materiaal, slordig gemaakt en prulwerk, en het voorbeeld is de in­dustriële produktie die 1952/54 met 13 % stijgt in 't laatste kwartaal, terwijl n.b. de voorraden met 72 % toenamen! Er bestaat ook een gebrek aan technologi­sche ontwikkeling! Bedrijven mogen niets meer zelf regelen, dus de modernisering blijft vèr achter en prijzen, kosten, enz., enz. wordt alles centraal [door de partijleiding] geregeld, en beschermd tegen buitenlandse produkten! Het kriteri­um van kwantitatieve groei verhindert op deze manier research, ontwikkeling en modernisering.
Nagy komt echter met hervormingen en wil verzoening: meer investeringen in de landbouw en lichte industrie,
een betere infrastruktuur: wegen, spoorlijnen, energievoorziening, water­kracht, en meer consumptiegoederen. Binnen de zware industrie moet meer nadruk vallen op arbeidsintensieve en export-produktie. Hongarije moet meer uitgaan van de eigen natuurlijke hulpbronnen, de lonen moeten omhoog, voor agrarische produkten moet meer geld worden betaald, de verplichte leveranties zullen worden afgeschaft. Een meer geleidelijke agrarische ontwikkeling, zoals 1947/48, zal worden hersteld. De boeren zullen dus veel meer vrijheden krijgen!
Boeren mogen van Nagy uit de collectieve bedrijven treden [volgens besluit van het CC!], hun aantal daalt dus zeer snel en als de meerderheid der deelnemers dat wil kan een ‘kolchoze’ zelfs worden ontbonden! Meer nadruk valt op de levensstan­daard, er komen minder beperkingen voor kleine ondernemin­gen, en voortaan zullen meer de overtuiging en de opvoeding een rol spelen dan dwang en intimidatie, bovendien worden de interneringskam­pen afgeschaft evenals de dwangarbeid: dit waren ook geen wettelijk toegestane instellingen en middelen! In 't algemeen wil de regering meer decentralisatie. De politieme­tho­den moeten ophouden want "in het verleden hebben de autoriteiten vaak de bepalingen van de constitutie, die rechten, vrijheden en veiligheid van de burgers garanderen níet in aanmerking genomen". Politieke gevangenen zullen worden vrijgelaten als ze geen ernstige misdaden hebben gepleegd en amnestie zal worden verleend voor kleinere misdrijven. Wet en orde zullen worden hersteld, een herziening van vonnissen wordt ook beloofd en er komt meer religieuze tolerantie. De kwestie van de eventuele vrijlating van [tienduizenden] politieke gevangenen blijkt overigens nog zeer lange tijd zéér moeilijk te liggen en krijgt ook veel meer betekenis en ernstiger gevolgen dan elders in Oost-Europa…..
Handel en kleinbedrijf kunnen ook meer eigen initiatieven nemen. "De ontwikkeling der zware industrie zou geen doel op zichzelf moeten zijn"... "Niets rechtvaardigt een overdreven industrialisatie".
In de Hongaarse verhoudingen is de eerste rede van de nieuwe premier, waarin hij in het openbaar de vorige regering [van Rákosi zelf!] hekelt, sensationeel te noemen! De rede brengt zelfs een schok in het land teweeg. Voor het eerst worden n.b. door de alwetende Partij fouten toegegeven! Toch weten velen niet wat ze hiervan moeten denken: een nieuwe premier biedt excuses aan voor de oude partijpoli­tiek en de leider van deze partij [van die oude politiek dus!] blijft n.b. op z'n post!! In de regering blijft de machtige en ervaren Ernő Gerő [1898] minister van binnnenl. zaken, met o.a. politie en ÁVH, en 1e vice-premier, en deze geldt weldra als een soort waakhond van Rákosi in het kabinet! Ook Hegedüs [landb.] wordt 1e vice-premier, maar de stalinisten Farkas en Révai worden als minister en als politburolid ontslagen, terwijl o.a. József Bognár [handel], Ferenc Erdei en Darvas minister blijven. Er komen overigens, door een aantal fusies, minder ministeries. 
Nagy wil dus een hogere levensstandaard, meer sociale voorzieningen, meer consumptieartikelen, nadruk op het landbouwbeleid, meer woningbouw, prijsverlagingen, afschaffing van geldboetes, beperking van overwerk, belastingverlaging, minder verplichte leveranties van boeren, collectivisering op vrijwillige basis, steun aan zelfstandige boeren, amnestie voor veroordeelden wegens economische delikten, afschaffing van concentratie­kampen, en rehabilitatie van slachtoffers.
Nagy wil ook meer culturele en intellektue­le vrijheden, meer godsdienstvrijheid, minder burokratie, meer deskundige leiding bij landbouwbedrijven [waar dus minder zal worden gelet op politieke betrouwbaarheid] en een aantal decentralisatiemaat­rege­len. De geforceerde ontwikkeling van de zware industrie wordt beëindigd.
Het gebruik van geweld en administratieve druk op de werkvloer en het systeem van steeds meer verplichte leveranties aan de staat heeft, zo gaf men al eerder [eind juni] toe, een sfeer van onzekerheid onder arbeiders en boeren geschapen, en heeft ervoor gezorgd dat de relaties tussen de partij en het werkende volk veel losser zijn geworden. Ernstige moeilijkheden in de nationale economie waren het gevolg ervan, zo beseft men nu. De kameraden Rákosi, Gerő, Farkas en Révai [het beruchte viertal] worden persoonlijk aangevallen vanwege hun praktijk van kliekvorming in de leiding [Berecz, 40] maar deste meer is het vreemd dat de no. één en twee, Rákosi en Gerö, beiden op hun post blijven!…..
Op grond van een dekreet van 25 juli betr. een algemene amnestie voor politieke straffen tot max. 2 jaar, m.u.v. oorlogsmisdaden en misdaden tegen het volk en de volksdemokratische [communistische] staatsor­de, komen op 26 juli 1953 vele gevangenen vrij. Er zitten tot dan 150.000 mensen vast in kampen! In totaal komen er al 10.000 gevangenen vrij. Enkele voorbeelden zijn: de schrijver/journalist/krantendirekteur Sándor Haraszti die na drie jaar vrijkomt. In 1949 is hij als verrader ter dood veroordeeld, maar 't vonnis wordt niet uitge­voerd. Pas in 1954 wordt hij vrijgelaten. Ooit was hij voorzitter van het "Verbond Hongarij­e-Joegoslavië", dus na 1948 was hij zeer verdacht! Géza Losonczy [*1917], ooit vice-hoofdred. van "Szabad Nép", daarna onder-min.v.cultuur, lid van het CC, 1951-'54 gevangen, wordt in de zomer van 1955 gerehabiliteerd.
Péter Kuczka [*1923], dichter van proletarische afkomst, dus de lieveling van het regime, is vanaf 1953 echter kritisch! ..."Ik houd van discussies, de shock, het 'oplichten' van meningen, ik discussieer graag met 't doet er niet toe wie, en m'n vrienden, m'n kennissen kunnen ervan getuigen, zelfs met 'wanhopige gevallen'. Ik zou zelfs met Sándor Gergely [een dichter en schrijver die stalinist bleef] willen discussiëren, als hij van z'n dogmatisme zou afzien, en van hógepriester weer een mèns zou worden, die op de aarde loopt”. [Les Temps Modernes, 882].
Overigens wenst Nagy ook de rol van de schrijvers te veranderen; niet langer moeten zij met een zekere zendingsdrift de politieke beslissingen aan het volk uitleggen maar ze behoren een eigen rol te spelen; ze zijn voortaan geen burokraten of partijfunktionarissen meer en op den duur zullen ze zich, met een eigen mening, niet langer voor 100 % hoeven te conformeren aan de partij…. [naar : Kecskemeti, 61].

top

Nagy wil ook een beperking van de macht der geheime politie! Om meer mogelijkheden, ideeën, energie, initiatieven te coördine­ren moet het al bestaande Volksfront worden gereorganiseerd, en een soort tegenwicht tegen het partijapparaat van Rákosi en z'n kliek worden. Over de taken van het Volksfront heeft Nagy ook nieuwe opvattingen. Het Volksfront moet de bevolking aanmoedigen, en partijlozen, de gehele bevolking voor de politiek winnen. Nagy wil de intelligentsia mobiliseren, en een opleving van patriottische gevoelens, niet slaafs de Sovjet-Unie nadoen. Men moet een appèl kunnen doen op de gewone partijleden.... Hij wil terug naar de wetten, meer macht voor de regering, uitbreiding van haar juridische bevoegdheden, en minder macht voor de partij. Kortom: in Hongarije wil men eerder met diepgaande hervormingen beginnen dan elders in de satelliet­landen van Oost-Europa.
Op 26 juli 1953 wordt al een belastingverlaging voor de boerenbevolking afgekondigd. Toch staat Nagy vrijwel alleen, krijgt zeer weinig steun van z'n ministers en van het partijapparaat helemaal niet! Zelfs Hegedüs, de nieuwe min.v.landbouw, steunt Nagy niet: "Met Nagy had ik al tien jaar ruzie. Ik viel hem niet aan, maar hij mij wèl, heel scherp. Na de oorlog controleerde Nagy de landbouw, ik nam die taak van hem over en dat kon hij niet hebben. Het zette bij Nagy kwaad bloed, dat die jonge jongens uit de provincie hem, de oude emigrant die in Moskou een rol had gespeeld, het werk afnamen. Immers: Nagy hield niet van mijn generatie in de partij, wij waren de Rákosi-kaders. De Nagy-generatie vond zich beter dan de jonge communisten.... Bovendien: ik kon Rákosi en Gerő niet afvallen. Ik vond dat niet loyaal. Ze hadden mij jarenlang geholpen", aldus Hegedűs vele jaren later.. [NRC/Hbl. 18.11.89]. Hoe al deze mooie plannen van de premier moeten worden verwezenlijkt blijft dus nog de vraag want Nagy heeft niet de machtsmiddelen om z’n plannen door te drukken!
Al snel na de publikatie van het regeringsprogramma, dus na de sensationele rede van Nagy, blijkt overigens dat de boeren al veel verder willen gaan: ze gaan in de aanval en velen van hen denken: het communisme is voorbij; het land zullen we weer verdelen en het particuliere eigendom herstellen. Ze gaan dus hun eigen gang!
Bij de burgerij in de steden is Nagy wèl populair door z’n beloften. [Kecskemeti, 45].
Vrijwel tegelijk met de rede van de nieuwe premier blijkt ook dat de partijleiding geen echte koerswijziging wenst en dat met name Rákosi, die z’n machtsmonopolie kwijt is, toch openlijk moeite heeft met de ‘nieuwe koers’ van Imre Nagy. De karakters van beide leiders botsen ook hevig en totaal: Rákosi is een ambitieuze machtswellusteling die de situatie in Moskou goed kent en beseft dat die situatie nog wel kan veranderen terwijl Nagy duidelijk een andere, meer gematigde, lijn wenst te volgen.
Andere partijfunktionarissen, zoals Gerő, de man achter de geforceerde industrialisatie, nemen vooral de houding van de satelliet en de opportunist aan: we zullen wel kijken hoe de wind in Moskou gaat waaien en wie dan de favoriet van Moskou is: Rákosi of Nagy!….. Rákosi is na enige tijd ook jaloers op Nagy want die is populair, en hij wil, net als z’n oude kameraden, vooral afwachten wie de langste adem heeft…
Bovendien: precies één week na de rede van Nagy in het parlement, op 11 juli 1953 houdt de partijleider Rákosi ook een rede voor partijaktivisten in Budapest en hij waarschuwt hier dat de maatregelen die de partij voorstelt om haar doel, de opbouw van het socialisme, te bereiken, níet zijn veranderd. Formeel worden nu de besluiten van eind juni [de “juniresolutie”] uitgelegd.
‘Het zou’, aldus Rákosi, ’beter, meer correct, zijn geweest om het nieuwe programma eerst in naam van de partij voor te leggen, omdat zoals nu is gebeurd, veel kameraden niet duidelijk was dat de voorstellen die kameraad Nagy in de Nationale Vergadering [het parlement] deed, waren voorbereid op basis van de resoluties van het Centrale Comité der partij”. Rákosi waarschuwt in het bijzonder de boeren: ze krijgen alleen toestemming om de coöperaties te verlaten aan het einde van het produktiejaar, dus vanaf oktober, en “koelakken blijven koelakken, met of zonder een lijst”. De autoriteiten der partij moeten verder waakzaam blijven en Rákosi waarschuwt ook de partij om ”niet teveel aandacht te schenken [aan het regerings-programma] of de uitspraken van Nagy breder uit te leggen”…. [Váli, 98].

Op 8 maart 1949 viert men de 'Internationale Vrouwendag'


Duidelijk is dat Rákosi opkomt voor de communisten in de kolchozen, hun partijorganisaties, de leden van de DISZ, de Jeugdorganisatie, de traktorbrestuurders, de combine-operators, ….die de coöperaties willen verster-ken… “die moet je niet ontmoedigen door vijandige propaganda, want de vijand probeert de resultaten die tot nu toe zijn bereikt in verband met het dorpssocialisme te ondermijnen. Wij zullen geen enkele anti-coöperatie agitatie tolereren, net zoals we geen enkele agitatie tegen de opbouw van het socialisme zullen tolereren”, aldus de nog altijd verwaande en zich van z’n macht bewuste Hongaarse partijleider. [Kecskemeti, 47].
De waarschuwingen van Rákosi aan het adres van de boeren zijn overigens al in juli niet voor niets: op het platteland bestaat er onrust, hoewel de regionale partijkranten die bagatelliseren en de nadruk leggen op het snel binnenhalen van de oogst. Ook Szabad Nép, de toonaangevende partijkrant, zegt op 13 juli al dat ”men probeert om de uitvoering van ons programma tegen te werken”, en vijf dagen later heet het al: ”Koelakken en achterlijke elementen onder de kolchoze-boeren bieden verzet tegen de autoriteiten en oogstbrigades staken zelfs hier en daar”. Door sommigen wordt later benadrukt dat de kritiek en het zelfbewuste optreden van Rákosi regelrecht verband houden met de arrestatie van Beria, die op 10 juli 1953 in Moskou wordt ontslagen en die immers nog kort tevoren Rákosi’s scherpste kritikus was! Voor de Hongaarse partijleider is dit het sein dat een belangrijk kritikus [in Moskou] al vlot wordt uitgeschakeld…. [Kecskemeti, 48].
In feite bekritiseert Rákosi de premier en hij bagatelli­seert de hervormingen: ”Het partijapparaat zal de teugels in handen houden, weliswaar komen er enkele verbeteringen, maar de oude politiek gaat door”. Rákosi richt zich ook m.n. tot funktionarissen op het platteland: zij verkeren in een bijzonder moeilijke situatie want de boeren kunnen de rede van Nagy uitleggen als een vrijbrief om de collectieve bedrijven te verlaten, en de grond weer onder elkaar te verdelen. Hij waarschuwt ook voor "overspannen verwachtingen" van het hervormings­programma. "Dè bron van regeringsvoorstellen is de partij, waarvan de politieke basis onveranderd blijft", aldus Rákosi. [Kovrig, 270].
Hij alarmeert dus de partijmensen: zij moeten dat tot elke prijs proberen te voorko­men! Ze moeten de boeren zeggen dat ze ín de collectieve bedrijven moeten blijven en honder­den politieke officieren wor­den vervolgens naar het platteland gestuurd om de partijleiders ter plaatse te helpen tegen de boeren, en aldus met intriges tègen Nagy te ageren! [Fejtő]. "Koelakken mogen onze socialistische orde niet vernielen", aldus de partijbaas! Rákosi vindt m.a.w. de nieuwe koers van Nagy gevaarlijk!
Vooral op het platteland doet zich intussen echter al onrust voor want de boeren hebben wel oren naar de plannen van de nieuwe premier! Men wil zelfs al vóór de oogst de kolchozen verlaten! Dit leidt al in juli op verschillende plaatsen tot moeilijkheden, tot een revolte van de Hongaarse boeren, maar toch is Rákosi [nog precies als altijd!] zelfverzekerd; zelfs de "ontmas­kering" en de dood van Beria in Rusland is voor hem een goed teken: diezelfde Beria ging in Moskou immers ook tegen hem tekeer en is nu n.b. al uitgeschakeld! De kameraden in de partij moeten 'gewoon' hun kruit droog hou­den. Rákosi, die een diepe ideologische afkeer heeft van een zelfstandige boerenstand, zal Nagy en z'n fouten dus nauwlettend in het oog houden.... Hij beschikt overigens nog over vele machtsmiddelen die eventueel tegen z'n "rechtse, opportunistische" rivaal zijn te gebruiken! Zijn eigen man Gerő blijft immers de economische zaken leiden, en Béla Szalai, óók een man van Rákosi wordt hoofd van het Nationale Planburo. [Kovrig, 270].
Er is ook geen sprake van dat Rákosi -nu in het openbaar- zelfkritiek uitoefent. In plaats van een discussie over hoe de fouten voortaan te vermijden en over een oplossing van de moeilijkheden, wordt de nadruk door Rákosi gelegd op "het gevaar van nieuwe afwijkingen" [zoals hierboven vermeld] en "dit leidt tot grote verwarring en verhindert de aanwezigen om de juiste politieke lijn te vinden". [Berecz, 41].   
De zelfkritiek die Rákosi nog geen twee weken eerder intern [zie hierboven] uitte, is blijkbaar al weer vergeten; voor hem was dat kennelijk alleen een verplicht ritueel. Vergeten is hij dat "hij zichzelf boven de partij plaatste, alle adviezen en kritiek negeerde, en tussenbeiden kwam om zelf als leider der AVH te bepalen wie er gearresteerd moest worden". [Kovrig, 268]. In feite doet Rákosi bij iedereen, vooral bij de boeren, al weer twijfels ontstaan over de noodzaak van hervormingen en veranderingen! Met andere woorden: de oude politiek kan volgens Rákosi best worden voortgezet! [idem, 270].
Rákosi noemt wel het besluit dat de zware industrie minder snel zal worden uitgebreid, maar ook hier klinkt zijn dreiging: "Ook in de toekomst willen we meer kolen en staal produceren dan we nu doen, en we móeten ook meer produceren". Zelfs zegt Rákosi dat, om aan het plan te voldoen, het werk geïntensiveerd moet worden, en dat het "niet waar is dat onze plannen in het algemeen veel te hoog gegrepen zijn". Openlijk lijkt hij "de vijand" aan te vallen, die zegt "dat het plan niet meer geldig is, dat de normen niet meer hoeven te worden vervuld, en dat arbeidsdiscipline niet meer nodig is". [Balogh, Jakab, 120].
Voor de goede verstaander is dus duidelijk dat de Hongaarse partijleider absoluut niet van plan is om zijn inzichten en plannen serieus te wijzigen! Rákosi’s speech impliceert dus dat de Nieuwe Koers van het kabinet van Nagy níet die van de partij is en eigenlijk is Rákosi voor de nieuwe premier een gevaarlijke scheurmaker. [idem]. "Men", het partijkader, is op een rede zoals Nagy hield totaal niet voorbe­reid en dat wekt grote conster­natie bij het apparaat, maar het Politburo en het Secretariaat zijn nog almachtig.

top

Terwijl het regime van Rákosi wellicht het meest stalinistisch was in heel Oost-Europa, lijkt nu echter de "dooi" van Nagy de meest plotselinge en radikale ommezwaai in heel Oost-Europa. Toch beseft Nagy dat wellicht zelf niet want hij is een 'orthodox' communist, een trouw partijman, en hij kent de Sovjet-Unie goed; hij wil geen Hongaarse Tito worden, wil niet los van de Sovjet-Unie, en kan en wil nu zelfs niet eens een soort fraktie van eigen aanhang vormen; hij heeft goede bedoelingen maar ook een zekere naïviteit. Maar de uitkomst van dit program­ma is onzeker: waarop zal een totale decentralisa­tie uitlopen? Zal de macht van de partij ondergeschikt worden? Vindt een desintegratieproces plaats? Toch weet Nagy dat hij de zegen van Moskou heeft en hij vindt geen reden waarom Rákosi zich hiertegen zou verzetten! [Fejtő, Histoire des démocraties populaires, La culture planifiée, blz. 338-348].
Vanaf juli 1953 tot maart 1955 is er dus sprake van een dubbelzinnige politiek in Hongarije: de hervormin­gen van premier Nagy enerzijds èn de sabotage van conservatieve stalinisten in de partij o.l.v. Rákosi en Gerő anderzijds. Dit is dus een periode van halfhartige hervormingen, van zwenkingen van links tot rechts, onzekerheid en onrust. Rákosi verzoent zich nooit met Nagy: ze blijven bittere rivalen, vijanden, en er is dus vooral sprake van een politieke verlamming. [Kovrig, 268/270].
Thus throughout Nagy’s premiership a state of latent political crisis prevailed. He was unable to get rid of Rákosi or even to discipline him; Nagy did not control the Party’s disciplinary apparatus”. [Kecskemeti, 48].
Er lijken zelfs twee machtscentra te ontstaan, die elkaar op leven en dood bestrijden. In het partijappa­raat blijft Rákosi de baas, en in het [veel minder belangrijke en machtige] kabinet is Nagy 'de baas'. Bovendien blijven in dit land nog steeds intrige en sabotage, agitatie en propaganda, overheersen. In zijn eigen kabinet wordt Nagy ook niet gevolgd: zelfs de stalinist Ernő Gerő, degene die verantwoorde­lijk is voor zovele afwijkingen en onwettige praktijken, wordt als minister van binnenl. zaken niet ontslagen nu de premier terug wil keren naar "wettelijke normen" [de legaliteit], en Mihály Farkas, die berucht is vanwege ernstige wandaden, wordt n.b. "een trouwe steunpilaar" van Nagy.....
Aan deze onverwachte en buitengewoon verrassende ontwikkelingen is overigens te merken dat ‘het volk’ er volkomen buiten wordt gehouden en dat van zakelijke en objektieve voorlichting aan de bevolking geen sprake is. De Hongaarse Werkerspartij blijft de énige machtsfaktor en daarbuiten bestaat, voorlopig althans, geen enkele mogelijkheid om politiek aktief te zijn. Van aanvallen op de vorige politieke leiding is wel sprake maar er is nog geen sprake van het nemen van ‘verantwoordelijkheid’ hiervoor of van het openlijk erkennen van ‘schuld’ hiervan en b.v. een proces of veroordeling! Men kan zelfs zeggen dat de leiders in ‘Moskou’, hoewel ze krachtige termen gebruikten en het ontslag van Rákosi als premier hebben bevolen, blijkbaar ook nog niet precies weten hoe het verder moet met dit land, althans nog lang niet duidelijkheid weten te scheppen. ’Nergens in het Oostblok is iets dergelijks aan de gang en er blijft sprake van tegenstellingen, van een grote mate van onzekerheid, van een kloof binnen de partij en van duidelijke onvrede’. [Váli, 8].
Ook premier Nagy hield op dezelfde dag, 11 juli, een rede voor de partijactivisten, en verklaart met name de plannen voor de landbouw en de lichte industrie van zijn rege­ring, maar de "uitleg" van de "juniresoluties" door de beide hoogste leiders aan de kaders leidt niet tot enige opheldering.
Wel is de Hongaarse premier de eerste die de Nieuwe Koers van Malenkov in praktijk wil brengen. Er is nu ook sprake van enige internationale ontspanning, getuige de wapenstilstand in Korea op 27 juli, het hervatten van de diplomatieke betrekkingen met Joegoslavië door de USSR en de Oost-Europese landen in juni, en een akkoord met Joegoslavië over een eind aan grensincidenten per 28 augustus 1953. In mei 1954 worden de handelsbetrek­kingen tussen Hongarije en Joegoslavië hervat. De nieuwe 1e secretaris van de CPSU [en dus leider van de Sovjet-Unie] Nikita Chroesjtsjov wil tot een politiek van "vreedzame coëxisten­tie" met het Westen komen: in jan./febr. 1954 komen de "Grote Vier" voor het eerst na enkele jaren weer bijeen in Berlijn, en overleggen over de Duitse kwestie, over een vredesver­drag met Oostenrijk, over Europese veiligheid, Korea en Indo-China.
Al in augustus 1953 wordt Mihály Farkas hersteld als lid van het Politieke Comité en het secretariaat van het CC, maar hij wordt door Rákosi slechts gebruikt om Nagy in de gaten te houden, te controleren en te sabote­ren. Men denkt echter ook dat hij de gunst van Nagy zocht, en zodoende z'n herstel voor elkaar kon krijgen. In augustus 1953 wordt de inkomstenbelasting voor boeren verlaagd, en op 14 september worden er prijsverlagin­gen, lagere verplichte agrarische leveranties van de boeren, en enkele loonsverhogingen doorgevoerd.
De investerin­gen in de zware industrie lopen terug, en er wordt meer geld voor lichte industrie en levensmidde­len gebruikt. De welstand voor coöperatieve boeren wordt bevorderd, en in februari 1954 beraden landbouwexperts zich over verdere steun aan de agrarische sektor. In feite worden de agrarische coöperaties in een snel tempo verlaten door de boeren. In okt./nov. 1953 worden meer dan 500 coöperaties ontbonden, en het aantal leden loopt terug met 120.000 [d.i. 30 %].
Andere hervormingen zijn de groter autonomie van lokale raden en de instelling van een Procureur-generaal in juli 1953, de afschaffing van politiebewaking, van de werk- en interneringskampen, van de beperkingen voor de zgn. [tienduizenden!] "klassen­vijan­den" die bij een plotselinge aktie van een aantal maanden geleden uit de hoofdstad zijn verwijderd, en van de rechtspraak door de politie. Tot eind augustus worden overigens nog honderden gevangenen gedwongen tot een schuldbekentenis en dan volgt een snelle veroordeling door het “Volksgerecht” en wordt men alsnog -maar nu ‘legaal’- vastgezet….
Wel worden vele onschuldige personen in vrijheid gesteld en ze kunnen naar hun huis en werk terugkeren. Een aantal krijgt een financiële tegemoetkoming, die echter vaak onvoldoende is en het is niet verwonderlijk dat bij zeer vele vrijgelatenen altijd een gevoel van grote verbittering blijft bestaan over een onmenselijk en zeer brutaal en hard regime, dat in haar machtswellust verschrikkelijk te keer ging tegen tienduizenden onschuldigen, en waarvan de baas n.b. nog altijd op zijn plaats zit! De partij en haar leiding bieden n.l. níet hun excuses voor de vele geheime processen en martelingen en de criminele en illegale daden aan! Men blijft zich nu vooral hullen in stilzwij­gen, en weinig of geen zaken worden in feite volledig opgehelderd.
Vanaf november ’53 mogen gevangenen ook brieven schrijven en korte bezoeken ontvangen maar de hele zaak der politieke gevangenen wordt al snel een zaak van vertrouwen in de partij en in het hele communistische systeem zoals dat in Hongarije is opgedrongen. Heel wat vrijgelatenen krijgen weldra gehoor, krijgen invloed en gelden als invloedrijke intellektuelen en arbeiders. De terugkeer van de slachtoffers van de zuiveringen uit de concentratiekampen en het weer toelaten van hen tot de partij [!] schept echter ook een explosieve atmosfeer die het gezag van Rákosi en z’n kliek ondermijnt. [Kecskemeti, 31].
Vervolgens komt er dan ook een lawine van beschuldigingen tegen de partijleiding, tegen de ÁVH en haar personeel en tegen de rechterlijke macht. Deze vloed van informatie is niet meer te stuiten en er komt een Speciaal comité voor rehabilitatie van de partij tot stand, maar in de leiding zitten n.b. ook Rákosi en Gerő en Erik Molnár……. Zij weten zeer veel tegen te houden en de premier staat voor een hopeloze taak. De sovjets werken immers nog altijd zeer nauw samen met de Hongaarse afdeling der KGB, de ÁVH, en het gaat er nu slechts om tijd te winnen. De ÁVH is en blijft een ‘staat in de staat’ en luistert slechts naar sovjet-adviezen en naar de partijleider Rákosi, die eigenlijk ”de rijen wil sluiten tegen degenen die het socialisme willen afbreken”.
De crisis in Hongarije is evenwel nog lang niet opgelost want de machtsstrijd tussen de partijleider en de premier is nog lang niet ten einde. Beiden gaan nu ook regelmatig naar Moskou om in het Kremlin steun te zoeken en het blijkt b.v. dat Rákosi na het politieke einde en de arrestatie van Beria nog niet echt de steun heeft van de Russische partijleider Chroesjtsjov.
In het land zelf blijft ook de onduidelijkheid want op 31 oktober 1953 komt bijvoorbeeld het [eigenlijk toch machteloze] CC der partij bijeen, en het besluit: "Het Politburo en de regering moeten doorgaan met hervormin­gen", terwijl zoals bekend juist het invoeren van die hervormingen onduidelijk is. Er loopt intussen ook een onderzoek o.l.v. vijf man naar de problemen van de werkende klasse, dat binnen een maand een rapport indient: "Veel arbeiders vinden de nieuwe koers te overhaast, te willekeurig..... Alleen een volledig regeringsprogramma kan de erosie van de partij voorkomen", zo wordt gezegd. [Kovrig, 271]. Toch garandeert dit uiteraard geen enkele oplossing want de machtsstrijd, het duel, tussen Imre Nagy en Mátyás Rákosi, maar ook die in het Kremlin in Moskou is nog lang niet beslist….
Wel heeft de meer open politiek van Nagy en de onmiddellijke gevolgen ervan haar invloed op de literatuur want in november 1953 uiten enkele stalinistische schrijvers voor het eerst zelfkritiek in het literaire blad "Irodalmi Újság". De door het regime geliefde opportunistische dichter en schrijver Lajos Kónya [Felsőgalla, 2 nov. 1914 – Budapest, 13 juli 1972] b.v. die 1951 tot ’54 in het bestuur van de Schrijversbond zit en in 1950 en in 1953 de Kossuthprijs voor z’n literaire werk krijgt, en ook steeds vasthield aan het doctrinaire stalinisti­sche regime en altijd zonder meer zijn optimisme met rokende fabrieksschoorstenen èn met het partijboekje verbond, geeft nu toe dat hij een exponent van de "oude koers" is geweest.

top

Kort hierna, nog in november, vergelijkt de al even optimistische 'nieuwe' dichter, schrijver en vertaler Péter Kuczka [Székesfehérvár, 1 maart 1923 – 8 dec. 1999], die in 1949 de Baumgartenprijs, in 1950 de József Attilaprijs en in 1954 de Kossuth-prijs voor z’n literaire werk krijgt, in "Irodalmi Újság" voor het eerst het lot der Hongaarse economie met dat van de poëzie, en komt tot de slotsom dat beide..... op een doodlopende weg zijn beland! In 1955 begint hij als hoofdred. met een nieuw literair blad, Életképek.
Het verst gaat echter het blad "Új Hang" [Nieuw Geluid] van jonge schrijvers. De hele redaktie is al in 1952 gezuiverd, maar in november 1953 schildert de plattelandsschrijver Pál Szabó [Biharugra, 5 april 1893 –Budapest, 31 okt. 1970], die eveneens al verschillende literaire prijzen kreeg, in dit blad duidelijk het verzet tegen het regime op z'n eigen dorp! In oktober had de journalist en literaire redakteur van de Hongaarse radio, Mihály Gergely [Varbó, N.W. van Miskolc, 1921 – 31 juli 2007] al eens verschijnselen van verval op het platteland op een realistische manier aan de kaak gesteld, en in de roman "Új Föld" [uitgegeven in 1953] plaatste Szabó nog zo duidelijk de domme conservatieve boer met z'n hang naar privé-bezit tegenover de intelligente 'collectivist' die zijn heil, z'n geluk en z'n welstand zoekt in de moderne, socialistische sektor....
Toch verheelt "Irodalmi Újság" al in juni 1953 niet dat Szabó weliswaar "de belangrijkste schepping over het huidige leven der werkende boerenstand heeft geleverd, maar toch de moeilijkheden bij het organisatorische werk onvoldoende tot uitdrukking brengt en de staat als een soort 'deus ex machina', een tovermiddel voor alles en iedereen, voorstelt”. [Sivirsky, 89].

Zelfs een gerenommeerd Koffiehuis moet met de propaganda meedoen. 'Leve de Democratie' en 'Weg met de reactie'!


Na een artikel van de orthodoxe communist, de toneelschrijver en dramaturg Ferenc Karinthy [Budapest, 2 juni 1921 – 29 febr. 1992], zoon van de beroemde en enigszins kritische Frigyes Karinthy, die van 1951 tot ’53 aan de dagbladen Szabad Nép en Magyar Nemzet meewerkt, en eveneens literair is onderscheiden, dat in het blad  "Csillag"  de lof bezingt  over  het  platteland, en  geen  enkele  behoefte  heeft  aan  een  ondergangsstemming, volgt echter een periode waarin zowel in "Irodalmi Újság" als in "Csillag" schrijvers van beide kampen, "liberalen" zowel als "socialistische realisten", aan het woord komen. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 15]. Toch legt de regering-Nagy dan nog geen nadruk op "steun van de intellektuelen", maar wil primair de steun en het vertrouwen van de [zelfstandige] boeren winnen. Pas vanaf de tweede helft van 1954 richt de propaganda zich ook op de intellektuelen, schrijvers, enz. en deze nieuwe taktiek hangt dan samen met de oprichting van het Volksfront, een geesteskind van de premier, in sept./okt. 1954. Zie hieronder.
Een opvallend kenmerk van de "Nieuwe Koers" is wèl dat er geen anonieme en agressieve ingezonden brieven ["van arbeiders in fabrieken, kolchozen", enz.], die de besluiten van de partij nog eens ‘spontaan’ toejuichen, meer in kranten verschijnen.
Ondanks alles staat het kleine Hongarije in deze jaren ook, zelfs wereldwijd, bekend om haar suksessen op het terrein van de sport. Hieraan is door het regime steeds veel aandacht besteed en de Hongaren staan ook allang bekend om hun sportieve prestaties en hun interesse ervoor. Intussen heeft de sport niet alleen aandacht van de overheid gekregen, maar is -uiteraard- ook onder controle van diezelfde overheid gebracht! Met voetbal voorop moest sport de wereld van de superioriteit van het Hongaarse communistische model tonen. De club “Kispest” is als “Honvéd Budapest” onder controle van het ministerie van defensie [zeg maar: Mihály Farkas] gebracht en de club “MTK Budapest” is onder de minister van binnenlandse zaken [en daarmee van de ÁVH, de geheime politie] geplaatst, terwijl de oude en bekende maar vanouds liberale, anti-communistische club “Ferencváros” [Fradi] moet toezien dat haar spelers naar MTK en Honvéd worden ‘getransfereerd’.
In 1950 introduceerde de partijtop het staatsamateurisme in het voetbal en topspelers worden officier in het leger en blijven dus officieel amateur, maar kunnen zich dan volledig op hun sport concentreren…
Het resultaat laat zich weldra al zien: Op de XVe Olympische Spelen in Helsinki in juli/aug. 1952 behaalt Hongarije bijvoorbeeld al 16 gouden, 10 zilveren en 16 bronzen medailles, en komt daarmee n.b. na de USA en de Sovjet-Unie op de 3e plaats! Vooral de ‘gouden voetbalploeg’ maakte een overweldigende indruk en schiep hoge verwachtingen bij de betrokkenen, het Hongaarse volk en partijleider Rákosi. Hij formuleerde het hoofddoel voor de voetballers in het eerste vijfjarenplan: Hongarije moet in 1954 wereldkampioen voetbal worden. [naar: Bert Wiskie, art. in het blad Ablak].
Een enorme prestatie is ook de bouw [in het kader van het 1e Vijfjarenplan] van het ultramoderne en immense stadion, dat 100.000 toeschouwers [75.000 zitplaatsen en 25.000 staanplaatsen] kan bevatten, en dat op de feestdag, 20 augustus 1953, als "Volksstadion" [Népstadion] in Budapest wordt geopend op een terrein van 22 ha. Hier zullen voortaan de internationale wedstrijden en de kampioenschappen plaatsvinden. O.a. een betonnen tribune van 30m hoog, 400 m lang en 50 m breed wordt erin gebouwd en het publiek kan op grote borden overal de uitslagen zien. [Ungarn, ein Reisebuch, Corvina Budapest, 1956, blz. 78/79]. 
Maar ook buiten het eigen land zijn de Hongaren bekend, beroemd, geworden: als een voorbereiding op het wereldkampioenschap voetbal wordt op 25 november 1953 in het Wembley Stadion in Londen een vriendschappelijke wedstrijd , “de wedstrijd van de eeuw”, gehouden en hier boekt het Hongaarse voetbalelftal, bekend als "az aranycsapat" [het Gouden Team], met beroemde voetballers zoals Ferenc Puskás, [“őcsi”, de jongere, Kispest, 1 apr. 1927 – Budapest, 17 nov. 2006], Nándor Hidegkúti, [“öreg”, de ouwe, 1922 – 2002], Sándor Kocsis [“kocka”, de ruit of ‘de kubus’, 1929 -’99], József Bozsik [“cucu”, 1925 - ’78], Gyula Grosics [“fekete párdu”, de zwarte panter, 1926], Zoltán Czibor [“bolond”, de gek, de nar, 1929 - ’97], Mihály Lantos [1928 - ’89], Jenő Buzánszky [1925], Gyula Lóránt [1923 - ’81], József Zakariás [“zaki”, 1924 – ‘71] en Jenő Budai [“púpos”, de bochel, 1928 – ’83] in een wervelende show in Londen voor meer dan 100.000 toeschou-wers een grootse overwinning van 6 : 3 op het Engelse nationale elftal.
Vooral Puskás en Hidegkúti maken een onvergetelijke indruk en de Magic Magyars krijgen een staande ovatie van het publiek. Voor het eerst in de 90-jarige voetbalgeschiedenis wint een team van de Britse voetballers op hun eigen terrein….. en al eerder hebben de Hongaren een reeks van overwinningen geboekt.
In het land zelf is men al op het sukses in Londen voorbereid en de partijleiding heeft al op voorhand het besluit genomen het rechtstreekse radioverslag in de avonduren te herhalen. De fabrieken liggen stil tijdens de wedstrijd en de arbeiders hebben vrijaf gekregen om de wedstrijd te kunnen volgen… Budapest lijkt tijdens de wedstrijd wel een spookstad. Het openbaar vervoer heeft nauwelijks reizigers en de metrostations zijn volledig uitgestorven. Bijna alle Hongaren zitten gekluisterd aan de radio en na afloop vieren ze feest alsof het land van een vreemde bezetter is bevrijd…. [Bert Wiskie, Ablak].
Op 22 mei 1954 denken de Britten in Budapest 'wraak' te kunnen nemen maar ze verliezen ook dan voor 110.000 toeschouwers van de Hongaren met 7:1. Binnen vier minuten hebben de Hongaren drie goals gemaakt en het lijkt erop dat de zege op het komende WK de Hongaren niet meer kan ontgaan…
Het regime lijkt vooral zeker van de zaak die ze in het openbaar al tot zó’n belangrijk doel heeft gemaakt en de wereldtitel voetbal zal de partijleiding wel geliefd maken bij het volk! Het ’socialistische model’ heeft immers de voorwaarden voor het voetbalsukses gecreëerd. Na afloop van deze wedstrijd pronken Rákosi en Farkas regelmatig met het ’gouden team’ en vooral Puskás wordt opgetrommeld als arbeiders in de grote staats-bedrijven voor ’uitmuntende prestaties’ worden onderscheiden. Bij een aantal van die ceremonies komt ook het open en direkte karakter van de Hongaarse aanvoerder naar voren. Puskás concentreert zich n.l. liever op het voetbal en vindt de pedanterie van Farkas en Rákosi misplaatst. Het ‘Gouden Team’, de voetballers en de coach Sebes, zijn in zijn visie zelf verantwoordelijk voor de suksessen. De politici hebben daar, aldus de majoor, weinig aan bijgedragen. Als Rákosi bij een dergelijke gelegenheid weer eens pocht dat hij als partijleider dit alles mogelijk heeft gemaakt, neemt de kleine linksbinnen geen blad voor de mond. “Jij mag dan wel de belangrijkste politicus van dit land zijn, maar ik ben de grootste voetballer van de wereld”, flapt hij eruit en werpt de verbouwereerde partijleider een triomfantelijke blik toe. [Bert Wiskie, Ablak]. Het regime claimde immers alle suksessen zonder meer als eigen 'socialistische overwinningen'.
Bij de Vijfde Wereldkampioenschappen voetbal in 1954 in Zwitserland, in Bern, lijkt Hongarije aanvankelijk de top te kunnen behalen en het geldt al bij voorbaat als favoriet. Enkele overwinningen in de voorrondes, ook o.a. tegen Duitsland, zorgen ervoor dat de Hungarian Hurricane alle kans heeft, hoewel Puskás toen werd uitgeschakeld door z’n Duitse tegenstander. Maar zelfs zonder hem weten de Hongaren in de kwartfinale Brazilië en in de halve finale wereldkampioen Uruguay te verslaan, en voor de grote finale op 4 juli is zelfs Puskás weer inzetbaar.

top

Toch vinden aan de vooravond hiervan incidenten en ander ongemak plaats zodat de Hongaren op de bewuste dag niet geheel in vorm lijken. Na de eerste tien minuten [met een voorsprong van 2 - 0] neemt hun concentratie sterk af en tenslotte boeken de Duitsers de overwinning met 3 - 2. De miljoenen toeschouwers van de eerste over de hele wereld via de televisie uitgezonden voetbalwedstrijd kunnen hun ogen niet geloven, maar de Hongaren na vier jaar, met meer dan dertig gewonnen wedstrijden, dan tóch…. [naar Bert Wiskie].
Het sprookje is uit, maar ook partijleider Rákosi kan het niet geloven: In z’n woede schreeuwt hij tegen Farkas, die verantwoordelijk was voor het team, dat de nederlaag een poging is om hem uit z’n positie te wippen. “Wie zit er achter deze samenzwering, de Russen?”, werpt hij z’n kompaan voor de voeten.  Als sneeuw voor de zon is zijn machtswapen om de bevolking aan zich te binden verdwenen. Hij overdacht waarschijnlijk hoe hij zijn geloofwaardigheid bij de bevolking kon terugwinnen. In al z’n speeches en bij iedere ceremonie had hij zijn persoonlijke ‘genie’ en dat van de partij verbonden met het lot van de ‘Gouden Ploeg’. 
Onder de bevolking doen vervolgens de meest opzienbarende geruchten en complottheorieën de ronde. De geblesseerde Puskás had alleen mee willen spelen om zo de wedstrijd aan de Duitsers te verkopen, meenden sommigen. Was Puskás [= schutter, van Duitse afkomst, oorspr. Purczeld] ook niet een Duitser? Een vooral Grosics is de gebeten hond want jarenlang had ook hij, evenals Puskás, geen blad voor de mond genomen als het om de pedanterie van de partijleiders ging. Hij kreeg de gramschap van de partijleiding over zich heen; maandenlang huisarrest werd hem opgelegd en regelmatig werd hij op het hoofdkwartier van de ÁVH [Sztálin út no. 60] ontboden voor verhoor. Maar ook Puskás wordt regelmatig aan de nederlaag herinnerd en daarbij wordt het verwijt dat hij de finale aan de Duitsers had verkocht een terugkerend refrein… Toch zullen de Hongaren nog een aantal belangrijke internationale wedstrijden met klinkende resultaten spelen. [Wiskie].
Aldus blijkt zelfs in de sport dat niet iedereen meer zonder meer bang is voor en onder indruk van de grote leider, die blijkbaar zélf ook niet verstoken is van die kleine menselijke trekjes van jaloezie en achterdocht. Wel is de sfeer sinds enkele maanden iets verbeterd en de angst verdwijnt zéér geleidelijk, maar ook groeit de onvrede van de talloos velen die nauw bij het heersende regime zijn betrokken en ervan afhankelijk zijn, zoals de partijfunktionarissen en het politieapparaat dat volkomen onverwacht en volledig verrast kennis moet nemen van veranderingen van het beleid, dus van een onzekere toekomst. Hun is eerder immers nooit iets gevraagd of meegedeeld.
Nu wordt men echter bang voor het behoud van de eigen posities en ziet de nieuwe koers vooral als een algemene aanval op het hele systeem! Rákosi maakt hiervan gebruik want de angst van de funktionarissen biedt hem een goede uitgangsbasis voor de tegenaanval, b.v. op 11 juli. Het aantal aanhangers van hem is zeker niet gering en bestaat uit het hele machtsapparaat, de parlementsleden, het partijkader, en ook alle bevoorrechten die b.v. allerlei voorrechten genieten en een huis van een gedeporteerde in handen kregen. Ook de leden van de landbouwcoöperaties, de kolchozen, die met lede ogen zien dat veel boeren nu de kans daar is weer zelfstandig willen worden èn de hele boel, hun vroegere bezit meenemen! Al met al zijn er dus heel wat maatschappelijke groepen die geen enkel belang hebben bij het realiseren van het programma van Nagy! [Hegedűs, 170/171].
Bovendien is er van een duidelijke koers geen sprake en b.v. Rákosi en/of Nagy reizen regelmatig -in het geheim- naar Moskou om hier over de ander te klagen en er steun te vragen maar ook om zich te verantwoorden of z’n plannen uiteen te zetten.
Op 23 januari 1954 zegt Nagy, die pas uit Moskou terug is waar hij en anderen verantwoording moesten afleggen, in het parlement b.v. dat hij een verhoging der levensstandaard wil en meer handelsbetrekkingen met het Westen, maar volgens Kovrig [blz. 271] is Nagy gefrustreerd en wilde bij Chroesjtsjov en Malenkov klagen over de obstruktie van Rákosi c.s. Het helpt allemaal echter niet veel! De vijandschap en de spanningen tussen Nagy en de machtige en zelfvoldane Rákosi blijven levensgroot bestaan. Bovendien laat men in Moskou de onderdanige en kruiperige stalinistische Hon­gaarse partijleider nog steeds niet ècht vallen.
Ook in de pers komt dit slepende conflict duidelijk aan het licht. "Szabad Nép", het partijblad, dat veruit de grootste oplage heeft, en onder redaktie van de stalinist Márton Horváth sinds jaren de [paternalistische en keiharde, dogmatische en scherpe] toon aangeeft, wijst nogal eens regionale en plaatselijke bladen terecht, en valt andere bladen aan die zich al te 'liberaal' opstellen.
Op 1 februari 1954 waarschuwt men b.v.: "Veel kranten zijn in de afgelopen maanden, bij het streven naar verhoging van hun oplagen, in een moreel moeras geraakt. Een typisch voorbeeld hiervoor is "Népújság" [Volkskrant] in Pest". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 11]. Maar daarnaast pleit het blad "Társadalmi Szemle" [Maatsch. Revue] in februari ervoor dat men "studenten tot een grotere onafhanke­lijkheid, eigen initiatief en de confrontatie met nieuwe ideeën moet opleiden". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, blz. 9], en het pedagogische tijdschrift "Köznevelés" [Openbaar Onderwijs] van 1 febr.’54 wil dat er een einde komt aan "het overdreven wantrouwen tegen onze leraren". Op alle mogelijke manieren worden n.l. afkomst, familie, enz. van o.a. leraren nageplozen en 75 % van de inlichtingen over dergelijke mensen gaat n.b. over wat ze vóór 1945 hebben gedaan, welke verwanten in het buitenland wonen en dergelijke, en heeft dus niets te maken met hun geschiktheid voor het beroep! Het blad klaagt over deze [zuiver politieke] houding, en neemt in februari 1954 uitvoerig een leraar ten voorbeeld -en in bescherming- die is ontslagen vanwege het feit dat ontdekt is dat z'n vader een "koelak" was. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, blz. 6].
Nagy krijgt nu ook de steun voor nieuwe culturele richtlijnen, maar Rákosi zet nog eens uiteen dat "de partij in de laatste acht jaar geweldige prestaties heeft geleverd". Terwijl Nagy dus al maanden benadrukt dat er ook fouten zijn gemaakt, benadrukt Rákosi voortdurend de prestaties van de partij, en dát is typerend!……..
Toch is Rákosi diep vernederd door Moskou waar men hem liet vallen, hij voelt ook dat zijn dictatoria­le macht is beknot en zint op wraak. In het voorjaar van 1954 wil hij naar Moskou gaan, maar hier zegt men hem dat hij alleen welkom is sámen met premier Nagy! [Kovrig, 271].
Volgens Nagy heeft Chroesjtsjov, die vanaf begin september 1953 secr.-generaal der Communistische Partij van de Sovjet-Unie is en daarmee z’n macht heeft gevestigd, hem in mei ’54 zelfs laten weten dat Rákosi de mensen niet kan vrijlaten; hij was immers verantwoordelijk voor hun arrestaties en áls hij de mensen vrij zou laten wordt hij gecompromitteerd en ‘dat willen we niet. Rákosi’s gezag zullen wij beschermen’, aldus de sovjetleider tegen de Hongaarse premier. [Váli, 148/149]. Het blijft dus een onzekere situatie en “Rákosi could well hope to resolve the crisis by undermining Nagy in Moscow”. In oktober gaat Rákosi zelf naar Moskou “om gezondheids-redenen” en daar zijn de sovjet-leiders Chroesjtsjov, Bulganin en Malenkov net uit Peking terug, waar ze van de Chinezen hoorden dat ze Malenkov maar moesten laten vallen en m.n. de zware industrie weer moesten steunen. Het is dan niet verwonderlijk dat Rákosi denkt: als Malenkov van het toneel verdwijnt zal ook Nagy, z’n beschermeling, wel verdwijnen, en o.a. via intriges zal hijzelf dan sukses boeken! Ook in januari 1955 zal een delegatie der Hongaarse partij Moskou bezoeken. [Kecskemeti, 48].
Ondanks de voortdurende machtsstrijd in Budapest worden er toch maatregelen genomen die voor enige ontspanning zorgen en die premier Imre Nagy wel enig gezag geven. In januari 1954 worden persoonlijke identiteitskaarten ingevoerd en op 10 maart worden -eindelijk- de staat van beleg en het standrecht na vele jaren opgeheven. Op 13 maart worden vervolgens de vml. leiders der ÁVH, de beruchte sadisten Gábor Péter [* 1911], bekend als "de Hongaarse Beria", en Gyula Décsi [ook vml. minister van justitie], en enkele anderen, die jarenlang Rákosi c.s. trouw hebben gediend en in november 1952 zijn gearresteerd, na een geheim proces door het Opperste Militaire Gerechtshof veroordeeld tot resp. levenslang en 9 jaar gevangenis wegens "onmenselij­ke en wrede daden tegen de staat en tegen het volk". Péter organiseerde destijds het gruwelijke proces tegen Rajk, samen met NKVD-mannen. Ook bij het beruchte proces tegen kardinaal Mindszenty en de onmenselijke behandeling van hem en zovele anderen speelden Péter en Décsi een zeer belangrijke en lugubere rol en tegen Gábor Péter gebruikt men nu n.b. de aanklacht van 'zionisme'...
De ÁVH wordt nu ingekrom­pen en onder het ministerie van bin­nenlandse zaken [vanaf 1955 onder minister László Piros] geplaatst maar ook nu weer is het opmerkelijk dat degene onder wiens verantwoordelijkheid alle afschuwelij­ke misdaden en -vaak willekeurige- onwettige daden hebben plaatsge­vonden, de baas, de partijlei­der Mátyás Rákosi, 'gewoon' op zijn post kan blijven zitten! Hij blijft steeds buiten schot en de van zichzelf altijd zo overtuigde Rákosi is zelfs degene die de beschuldigende vinger naar Péter uitsteekt en persoonlijk alle verantwoordelijkheid en schuld absoluut verwerpt. Hij is immers voortdurend in de aanval en hoewel hij z’n positie bedreigd ziet, heeft hij heel wat vrienden en vertrouwelingen in het enorme partijapparaat.

top

Intussen klaagt de premier binnenskamers wel over de totale macht van de partij over álles en vindt dat dat door Rákosi zo is gekomen; hij vindt dat bovendien een afwijking van de communistische leer. Toch blijft deze premier in een zwakke positie want in de partijleiding is de steun voor hem gering, in het Secretariaat zit hij niet en in het Centrale Comité moet hij altijd weer ‘vechten’. ”Clashes between govenment orders and contradictory Party instructions, clashes between government supporters of Nagy’s program and Party representatives upholding the Principle of Party primacy became the order of the day”[Váli, 108] en er ontstaat zelfs een theoretisch debat over de jurisdiktie van staat en partij hierdoor! De klachten van Nagy zijn echter voor een deel wel suksesvol, maar níet zozeer dat Rákosi wordt ontslagen, wat de grootste wens van Nagy moet zijn geweest, hoewel nergens blijkt dat hij ooit zo’n poging heeft gedaan! [Váli, 110].
Een gevolg van het optreden van Nagy is ook dat in de literaire bladen steeds openlijker onthullingen zijn te lezen. In Irodalmi Újság van 1 augustus 1953 publiceert b.v. de schrijver en dichter, vertaler en essayist uit een arme boerenfamilie, die echter het gymnasium in Veszprém afmaakte en na z’n krijgsgevangenschap in Rusland tot ’47 z’n studie afmaakte aan o.a. het Eötvös-college, István Simon [Bazsi, enkele km t. ZW van Veszprém, 16 sept. 1926 – Budapest, 7 juli 1975] een gedicht met de titel “Röpirat”[Pamflet] en hij schrijft o.a.: “Tot nu toe leefde ik in hogere regionen waar ik alleen pracht en geluk zag; mijn meer gunstige omstandigheden legden een waas over het moeilijker leven van anderen, ze bedekten dat met de mantel der liefde. Ik leefde in de vervoering van buitengewone figuren en prachtige resultaten; ik zag niet hoe de enorme last van het werk de ruggengraat van mijn volk brak”… [Kecskemeti, 64].
Ook de eerder genoemde Péter Kuczka, de lieveling van het regime, schrijft in de regionale Nyírségi Napló, een gedicht dat op 7 november 1953 wordt gepubliceerd in het literaire blad Irodalmi Újság, waarin hij als eerste op een nieuwe, kritische, realistische toon duidelijk maakt dat de barre omstandigheden van de boeren hen dwingen om de communistische autoriteiten de schuld te geven en in verzet te komen tegen de collectivisering. Ze horen evenwel de toespraak van Nagy en besluiten met bijna algemene stemmen tot ontbinding van de coöperatie. Hij maakt dus niets mooier dan het is en vindt het desolate landschap in Noordoost-Hongarije al een vervloeking waar de natuur karig is en een mensenleven akelige ellende betekent waarvan men de communistische autoriteiten de schuld geeft, maar dát botst al totaal met de verplichte positieve houding van een echte, overtuigde communist………

'Sztálinváros', in de jaren '50 gebouwd


Kuczka’s thema is dus: de boeren die tegen het kolchozensysteem in verzet komen zodra ze van de speech van de nieuwe premier Nagy horen. Na de stemming vóór opheffing der kolchoze klaagt een voorzitter van het partijcomité: “Er was hier niks fout, hoor! We dansten altijd samen de hele nacht, toen kwam die rede van Nagy en die maakte de boeren gek. Vóór die tijd hadden ze me graag, maar nu spugen ze op me. Ze komen naar me toe met hooivorken… Nou, vertel es, kameraad; heb ik dit verdiend? En Kuczka eindigt met een man die de vuisten balt en vloekt tegen de partij. Het blad van de Nyírség in N.O.-Hongarije zorgt hiermee voor een enorme commotie: de partijfunktionarissen veroordelen het maar de schrijvers maken er geen zorgen over. [Kecskemeti, 64].
Het blijkt dat het voor schrijvers geleidelijk aan steeds moeilijker wordt om zich met de partij te identificeren, b.v. als ex-gevangenen thuis hun verhaal doen. Communisten worden hiervan op den duur wanhopig en worden nu ineens met de werkelijkheid geconfronteerd: die lof voor Rákosi van toen, nog zo kort geleden, is om je dood te schamen. Dat roept wroeging op!!….. Steeds meer komen er vervolgens onorthodoxe geluiden in literaire bladen zoals “Csillag” [ster] en “Új Hang” [Nieuw Geluid]. Weliswaar zijn communistische schrijvers nog voorzichtig en gematigd en men stelt de rol van de communistische partij nog niet aan de kaak. Die schrijvers hopen dan nog dat de partij nu kan worden gezuiverd van blaam. [Kecskemeti, 64].
Duidelijk is wel dat veel boeren graag de kolchozen verlaten en cijfers laten dat ook zien: van okt. tot dec. 1953 verliezen deze collectieve bedrijven ± 1/3 van hun leden en 20 % van het land en de wil om zelfstandig te worden is blijkbaar voor heel wat boeren van levensbelang. Volgens andere cijfers treden [na een dekreet van oktober 1953] 250.000 boeren uit de eerder hen opgedrongen coöperaties.
Er blijft overigens bij veel [communistische] schrijvers vanaf 1953 toch een hang naar vroeger, toen alles nog duidelijk was, en pas nú begint langzamerhand het besef door te dringen dat het wellicht onjuist is dat de partij de exclusieve macht had gekregen en dat daardoor corruptie en jaloezie waren gaan overheersen. De partij was een bevoorrechte groep en raakte daardoor geïsoleerd van het volk. Pas nú worden intellektuelen gewaar dat er een enorm ressentiment tegen de partij aanwezig is… Het volk heeft aldus alles leren haten wat met het communisme heeft te maken en als de verhalen van ex-gevangenen eenmaal loskomen is het beeld van de partij er één van bitterheid, misdaad, wanhoop. [naar: Kecskemeti, 62]. 
Toch blijft de premier, de 57-jarige Nagy, een idealist, die in zeker zin ook naïef en goedig is is. Hij lijkt niet goed op de hoogte van het machtsspel dat de politiek is en hij lijkt ook niet op de hoogte van de manieren van de potentaten in Moskou en al helemaal niet van de intriges die nu eenmaal in het Kremlin aan de gang zijn.
Zelfs doet hij geen enkele poging om aanhangers in het Centrale Comité, het Politburo of het Secretariaat der MDP te krijgen en hij blijft min of meer alleen staan. Hij doet ook veel te weinig om een eigen groep vertrouwelingen te krijgen en organiseert ook niets tegen de gevaarlijke en sluwe intrigant Rákosi, die n.b. onophoudelijk zijn positie bezig is te ondermijnen. Diens methoden zijn Imre Nagy volkomen vreemd, zo lijkt het, terwijl toch ook Nagy jarenlang als Hongaars balling in Moskou is geweest en n.b. de terreur van Stalin heeft overleefd, en dus nooit van de partijlijn is afgeweken….. Wel bleef hij vanaf maart 1945 bij de Hongaarse boeren populair omdat men hém blijft beschouwen als degene die de boeren eigen land in bezit gaf!….
Blijkbaar is hij een man gebleven die de eerlijkheid hoog wil houden en die toch gelooft in een soort nationaal communisme en denkt dat Hongarije zonder inmenging van buiten het kan redden, en een eigen lijn kan volgen. Nagy blijft ook als boerenzoon het platteland, de boerenstand, als een basis voor het economische leven en het welzijn van zijn land beschouwen, en doet n.b. weer een beroep op "de Hongaarse natie". In 1954 wordt "Egy évtized. Válogatott beszédek és írások, I" [Een decennium. Verzamelde redes en geschriften, I] van Nagy uitgegeven, dat evenwel al in 1955 wordt verboden!
Nagy wil nu de heersende MDP demokratiseren d.m.v. geheime stemmingen en hij wil ontsporingen van de persoonscultus uitbannen; diskriminatie-bepalingen tegen 'klassenvijan­den' moeten worden opgeheven en de "legaliteit" wordt -na al die gruwelijke ontsporingen van de afgelopen jaren- benadrukt. Maar de hervormingen van Nagy bewerken ook een inflatietendens, stijgende buitenlandse schulden, en een produktivi­teits­daling al stijgt in 1954 de levensstandaard met ± 15 %. In mei 1954 wordt het uurloon weer ingevoerd, en het stukloon wordt afgeschaft. In dat jaar wordt er echter 2,4 % minder geproduceerd dan in 1953 en in allerlei sektoren van de industrie treedt stagnatie op. Zelfs vergeleken bij 1949 zijn de produktie en de lonen achteruit gegaan, en in verschillende categorieën zijn de reële lonen lager dan tijdens het bewind van Horthy, alleen door de economische politiek die nu wordt gevoerd! [Balogh, Jakab, 123]......
Sommigen, b.v. de kliek van Rákosi, komen dus prompt met de beschuldiging: "de partijdiscipline komt in gevaar door particu­liere aktiviteiten" en: "Nagy is destruktief bezig en wijkt van de partijlijn af"! Rákosi ziet zich met andere woorden in z’n gelijk bevestigd.
Het wordt steeds duidelijker dat er een tweespalt bestaat tussen de beide machtscentra in Budapest en m.n. de [stalinistische] partijleider van de hoofdstad, István Kovács, wijst -al één der eersten- begin 1954 op de gevaren van de onenigheid tussen de partij [van Rákosi] en de regering [van Nagy] en hij betreurt in een brief aan het CC der partij die verdeeldheid. Naar aanleiding van deze brief dient Rákosi vervolgens een resolutie in bij het Politiburo, de hoogste leiding der partij waarvan hij zelf ook lid is, en veroordeelt op voorzichtige wijze het programma van z’n rivaal Nagy, die dan overigens langdurig ziek is. [Váli]. 

top

Maar een econoom zoals György Péter, prof. aan de Karl Marx Economische Universiteit in Budapest, in 1954 voorzitter van het Centrale bureau voor de Statistiek en staatssecr. in februari 1956 [die okt. 1968 voorz. van het Hongaars Economisch Genootschap wordt en zelfmoord pleegt op 4 januari '69, waarschijnlijk n.a.v. beschuldigin­gen van corruptie] gaat nog een stap verder en valt in "Társadalmi Szemle" de oude koers in aug./sept. 1954 scherp aan, want het oude beleid schiep "een oceaan van papier"; er zijn veel te veel regelingen en controles. Hij wil m.a.w. meer vrijheid voor onderne­mers voor hun eigen beslissingen en hij wil ook -n.b. in dit stadium al- het evenwicht tussen vraag en aanbod herstellen en voor het eerst sinds 1948 komt er een debat hierover! Zelfs op het MDP-congres in mei 1954 wordt hij aangemoedigd door…. Gerő, de 2e man in de partij! De plannen van Nagy beginnen nu ook verder door te dringen want in april 1954 wordt een "Landelijk Verbond van Coöperaties" o.l.v. Imre Dögei opgericht. Het verbod moet ervoor zorgen dat de plattelandsbevolking beter wordt verzorgd met levensmiddelen en meer contacten met de steden kan onderhouden. Ook neemt men maatregelen tot steun aan de agrarische coöperaties. Het gevolg is dat voorraden zeer toenemen en dat het inkomen van de boerenbevolking toeneemt. In 1954 is het 7 % hoger dan in 1949. Toch kan de overheid de hoeveelheid brood en meel alleen vergroten door de export te verminderen! [Balogh, Jakab, 41].
Aan de vooravond van het partijcongres, dat een maand is uitgesteld, gaan in mei 1954 Rákosi en Nagy weer eens naar Moskou, op verzoek van Rákosi, die nu een eind wil maken aan de geschillen met de premier en van het Kremlin de zegen wil krijgen om het partijmonopolie weer in handen te nemen. [Kopácsi, 78].
Toch lopen de zaken voor Rákosi heel slecht: hij wordt er door Chroesjtsjov van beschuldigd dat hij eigenlijk nog niets heeft gedaan ten bate van onschuldige veroordeelden, "alsof u bang bent om de blik van de onschuldigen te trotseren wanneer zij de gevangenis verlaten" en de Russische partijleider acht het ontoelaat-baar om mensen zonder reden te verdenken en onschuldigen in een kwaad daglicht te stellen, en hij stelt Rákosi n.b. hiervoor persoonlijk verantwoordelijk!
Terwijl de lijn van Rákosi dus wordt afgewezen, krijgt Nagy een hart onder de riem gestoken: "U hebt gelijk dat u het rehabilitatieproces wilt versnellen, maar.... ziet u er wel op toe dat het niet ten koste gaat van het respekt van de bevolking voor de partij en de oude leider Rákosi. Wij zullen u verdedigen, Rákosi, maar op één voorwaarde: u steekt geen spaak meer in het wiel en u hult u niet langer in stilzwijgen over de fouten en mis-daden die in het verleden zijn begaan", aldus de Sovjet-partijlei­der [Kopácsi, 79], die blijkbaar uiteindelijk óók geen partij durft te kiezen, en vanuit Moskou dus ook niet het verlossende woord wil spreken! De strijd tussen Rákosi en Nagy gaat dan ook onverminderd verder, want Moskou laat de stalinist Rákosi tenslotte toch nog níet vallen!..... “Nagy had won the day: he had won a battle, but not the war”. [Váli, 113]. Toch blijft de keiharde, doorgewinterde intrigant, dogmaticus en machtspoliticus Rákosi, die altijd bereid blijft de strijd aan te binden en die van zichzelf overtuigd blijft tot het bittere einde, die nooit fouten zal toegeven ook nu paraat!
Volgens Nagy heeft men in Moskou ook Rákosi nog eens laten weten ’dat hij fouten moet toegeven en meer collectieve leiding moet toestaan omdat dat de enige manier is om het werk te doen’ [Váli, 113], maar het lijkt opnieuw aan dovemansoren gezegd. Ook het argument van Rákosi, na de verwijten aan zijn adres] dat hij zelf slachtoffer van Beria’s geheime politie was wordt door Chroesjtsjov niet geaccepteerd. [idem]. Volgens Hegedüs gaf men in Moskou aan de Hongaren overigens ook onzinnige adviezen en het bleek hem dat de Hongaarse leiders voor Moskou onbelangrijke figuren zijn die als het zo uitkomt eventueel zijn in te wisselen. Het interesseerde de Russen ook niet of Nagy een meerderheid [van het volk] achter zich had. [Hegedüs, 178].
Van 24 tot 30 mei 1954 vindt het derde congres van de Hongaarse [communistische] Werkerspartij plaats, en die partij telt nu 864.000 leden. Het aantal kandidaatleden liep vanaf 1951 overigens terug van 163.000 naar 54.000 en dat betekent dat de partij minder greep krijgt op de jeugd! Ook het aantal leden van de MNDSZ, de vrouwenorganisatie [Magyar Nők Demokrata Szövetsége] der partij, in 1952 nog één miljoen, is sterk gedaald tot 560.000, terwijl het aantal leden der Jeugdorganisatie DISZ eveneens terugliep, en dat kan niets positiefs voor de partij betekenen…..
Voor Rákosi en zijn aanhangers is het natuurlijk wederom duidelijk dat de partij de discipline absoluut niet kan verslappen, want dan verliest ze haar greep op de maatschappij en kan het hele gebouw instorten…
Een nieuw CC [een soort ’parlement’ van de partij] van 71 leden en 19 kandidaat-leden [van wie 46 nieuw] wordt bij geheime interne verkiezingen gekozen, maar slechts 55,1 % wordt herkozen. Een Secretariaat van 5 leden wordt gekozen, n.l. Rákosi, Ács, Farkas, Vég en de nieuwe J. Batolcsi, en dat lichaam leidt de lopende zaken; het Politburo bestaat nu uit 9 leden [was: 11] en 2 kandidaat-leden. Het zijn o.a. de 1e secr. Rákosi, verder Gerő, Imre Nagy, Mihály Farkas, de partijfunktionaris uit Budapest István Hidas [1918 - 2002], Antal Apró en András Hegedűs en de twee kandidaat-leden zijn: István Bata [1910 – 1982], die in Moskou 1947-’49 aan de militaire akademie studeerde, stafchef was en nu min.v.defensie wordt, en de voorz. van de metaalvakbond en direkteur van de staalindustrie in Csepel, József Mekis [1910 – 1984].
Premier Nagy [de ènige in het Politburo die Rákosi niet welgezind is] is echter afwezig wegens ziekte, maar de leiders van partij en kabinet sparen elkaar in het openbaar, ze laten een aantal geschilpunten liggen en praten niet over b.v. de resultaten van het aflopende 5-jarenplan.
Men is het erover eens dat de ontwikkeling der produktiekrachten nauw verbonden moet zijn met de stijging der levensstandaard, en dat betekent voor een communistisch land na "Stalin" al héél wat!..... De landbouw en levensmiddelenindustrie zullen 'sneller dan tot nu toe' worden ontwikkeld.
Rákosi houdt op het congres een vijf uur lange rede, zijn zoveelste lofzang op de suksessen van de voorbije periode en vertoont geen spoor van zelfkritiek. Hij zegt wel dat de Nieuwe Koers nodig is vanwege de gemaakte fouten, maar hij somt met name de fouten van ná juni 1953 [indirekt dus: van Nagy!] op en noemt geen enkele naam of verantwoordelijk persoon. Ook de hoge gast uit de USSR, de in Hongarije wel bekende maarschalk Klementi Vorosjilov, destijds in Budapest immers voorz. der Geall. Controlecommissie] houdt een rede en prijst de collectieve leiding èn de rol van particuliere boeren aan… Dat betekent uiteraard een grote  verrassing want in z’n land zelf zijn die particuliere boeren [“koelakken”] door Stalin allang met geweld uitgeschakeld en behoort alle land aan de staat of aan kolchozen!
Belangrijker is echter dat de nu herkozen partijleider Rákosi eigenlijk slechts lippendienst aan de hervor-mingspolitiek van de premier bewijst; hij wil wel “een correctie van de fouten van het verleden” maar beseft natuurlijk dat opheldering van zovele misdaden zou eindigen in de volledige politieke en misschien ook wel fysieke liquidatie van alle verantwoordelijke personen, en bijna iedereen die een leidinggevende post bekleedde was immers erbij betrokken. In feite saboteeert Rákosi dus nog steeds de Nieuwe Koers [Váli, 122] en ook enkele ministeries saboteren de nieuwe politiek van Nagy. Het partijapparaat voelt zich ook echt niet schuldig  en verzet zich dus tegen hervormingen.
Volgens András Hegedűs, de machteloze minister van landbouw die overigens lange tijd weinig aktief en geregeld afwezig is, is Júlia Rajk, de weduwe van de in 1949 door de partij veroordeelde en vermoorde László Rajk, de eerste die nú al duidelijk maakt dat “we geen kritiek of zelfkritiek nodig hebben maar bestraffing van de schuldigen”. Ze is echter in 1954 nog de énige….[Hegedűs, 175-178]. Maar men doet naar buiten alsof de eensgezindheid nog steeds groot is. Over het komende 5-jarenplan wordt niets gezegd, maar men wil het komende jaar 1955 gebruiken voor 'voorbereidingen' voor het nieuwe 5-jarenplan voor 1956-'60. Wel zal men doorgaan met nadruk op lichte industrie en landbouw. Men keurt aarzelend de koers goed maar van een echte liberalise­ring komt niets terecht. Formeel worden de besluiten van juni 1953 bekrachtigd.
De economische plannen voor de industrie voor 1954 worden ook iets naar beneden bijgesteld maar later blijkt dat zelfs die doelstellingen niet kunnen worden gehaald. De totale industriële produktie [1949 = 100] moest in 1954 volgens de in 1951 herziene berekening 310 zijn, maar een later doel is 265 en het wordt tenslotte 258. Het doel van de produktie van de zware industrie, hèt symbool van het regime, is eerst gesteld op 380 [vgl. 100 in 1949] en onder Nagy wordt dat bijgesteld tot 315, terwijl het resultaat tenslotte 288 is… [Váli, 133].
In 1950 en 1954 bedraagt de produktie van kolen resp. 11,8 mln ton en 22 mln ton, en de produktie van aard-olie ging [vgl. 1950] vooruit met 140 %, van elektriciteit met 100 %, van staal met 118 %, er zijn nu driemaal zoveel traktoren en het aantal stuks vee is 4 x zo hoog.
Op het congres wordt ook bekend gemaakt dat Nagy de burokratie wil verminderen en de autonomie van lokale raden wenst te vergroten en de premier kondigt ook een reorganisatie van het Volksfront aan, "op basis van de demokratische principes van de constitutie van de volksrepubliek en van de opbouw van het socialisme". [Balogh, Jakab, 125]. In dit nieuwe Volksfront zullen onder leiding van de partij [!] de [communistische] massaorganisaties van vrouwen, vakbonden en jeugd, en b.v. de vredesraad, op een breed terrein aktief kunnen zijn.... Het congres aanvaardt, zoals gebruikelijk en zonder enige diskussie, dit voorstel.
De meer preciese plannen worden op 29 mei 1954 door Nagy meegedeeld: het in 1949 opgerichte "Volksfront voor de Hongaarse Onafhankelijk­heid" [Magyar Függet­lenségi Népfront] zal worden vervangen door het "Vaderlandse Volksfront" [Hazafias Nép­front], dat meer aktiviteiten zal ontplooien en meer invloed zal krijgen en in augustus komen hiervoor allerlei vertegen­woordigers van maatschappelijke organisaties [zie hierboven] bijeen voor overleg. Wat precies de rol van de partij, die immers een leidende rol wordt toegedicht, naast dit Volksfront zal zijn, is niet duidelijk. Voor de goede verstaander is echter wel duidelijk dat Nagy niet één keer “de leidende rol der MDP” noemt en dat hij, zo lijkt het, een bredere populaire, meer demokratische politieke organisatie buiten de partij om wil scheppen, die ’de wil van het volk’ weergeeft. [Váli, 125/126].

Óók zo'n socialistische modelstad werd Dunapentele, vanaf 1951 Sztálinváros

top

Ook blijkt al snel dat Nagy wil dat het nieuwe Volksfront ook individuele leden, b.v. partijlozen, telt, terwijl juist Rákosi hierin niets ziet en fel tegen is! Als dat Volksfront individuele leden aanneemt zal het immers een soort oppositiepartij, een concurrerende organisatie kunnen worden en o.a. hierom is in 1948 Joegoslavië zo scherp aangevallen. Een volksfront verkleint de rol van de partij en ondermijnt de partij als een soort onafhankelijke politieke kracht. Tenslotte wordt er een kleine concessie aan het standpunt van Nagy gedaan: personen van verdienste kunnen, alleen op uitnodiging, persoonlijk lid worden. [Váli, 123/124].
Er worden nu inderdaad maatregelen genomen om de burokratie te verminde­ren, de plannen te vereen-voudigen, de lonen te verhogen, de autonomie van industriële bedrijven te vergroten en de administratieve rompslomp te verminderen. Van 1949 tot '54 is het aantal ambtenaren n.l. gestegen met 164 % [tot 280.000 man] en meer dan verdubbeld vergeleken met de jaren '30, waarbij men niet eens hierbij de administratie van de staatsbedrijven rekent! Ook het aantal industriearbeiders is in 15 jaar met 212,6 % enorm gestegen tot ruim 700.000, en tot het administratieve personeel in de industrie worden nu 243.000 mensen gerekend, een stijging van ruim 350 %. [Balogh, Jakab, 126].
Een enorme burokratie -die alleen al door de salarissen zwaar drukt op de begroting- kenmerkt dus het leven in een land tijdens "de opbouw van het socialisme" en alle pogingen om hierin voorzichtige veranderin­gen aan te brengen, zoals premier Nagy dat wenst, zonder de 'socialistische produktiewijze' wezenlijk te veranderen, lijken tot mislukken gedoemd. Niemand wenst immers z'n baan bij de staat zonder meer op te geven en er is immers geen enkele vrije discussie over mogelijk. Van 1953 tot '54 daalt het aantal agrarische coöperaties met 700 à 800 [samen 100.000 boeren] en het percen-tage van de coöperatieve sektor daalt n.b. van 25 tot 15,6 %. Hiernaast blijft ruim 11 % staatsbedrij­ven, maar in 1954 telt Hongarije nog altijd 73 % particuliere boeren en dat aantal neemt toe!!
Een analyse over de talloze en ernstige fouten van het verleden blijft echter op het congres ook achterwege, en o.a. daardoor ontbreekt ook een visie op de toekomstige koers van de partij. Rancunes, intriges, een ziekelijk wantrouwen, en verzet tegen veranderingen blijven in de partijleiding overheersen. Chroesjtsjov steunt Nagy wel, en raadt Rákosi aan om gevangenen vrij te laten, maar de Sovjet-leiding als geheel wil Rákosi niet ècht kwijt. De Hongaarse partijleider blijft bij zijn stalinistische principes, en wil geen wijzigingen.
"Kameraad Rákosi was niet van zins de cellen open te zetten. Omringd door zijn vroegere stafleden ... zag hij erop toe dat de vernieuwingsdrift van Imre Nagy in alle opzichten werd getemperd, vooral op het punt van de rehabilitaties. Om van succes verzekerd te zijn wees hij die taak toe aan procureur-generaal Alapi, dè man die Rajk, Kádár en honderden andere onschuldigen had laten veroordelen. Het parool luidde: De gevangenissen zijn niet alleen met onschuldigen bevolkt.... We moeten voorzichtig te werk gaan, de zaken stuk voor stuk bekijken". [Kopácsi, 78].
In feite is ’de Baas’ Rákosi dan ook woedend, razend, op Nagy die in enkele gevallen ’op eigen gezag’ de cel laat openen, zoals voor de gematigde Anna Kéthly, de vml. sociaal-demokratische leidster, die na de fusie van communisten en soc.-demokraten destijds al snel werd veroordeeld als 'Britse spionne'. Zoals gebruikelijk ziet Rákosi in wat hij niet zélf heeft of in Moskou is geregeld, prompt een samenzwering. Al jaren beoordeelt hij mensen uitsluitend op basis van hun klasse-verleden: slechts degenen die uit arbeiders- of arme boerenmilieus komen kan men desnoods nog waarderen, alle anderen zijn bij voorbaat uitgesloten. Bovendien laat de Baas, de kleine Joodse Rákosi, zich altijd door eigen minderwaardigheidscomplexen leiden, en informeert n.b. altijd of iemand Joods of arisch is en hoe groot hij/zij wel niet is. [naar: Kopácsi, 53].
De onzekerheid over de koers blijft dus bestaan en wanneer dan blijkt dat de arbeidsproduktiviteit niet toeneemt, dat de levensstandaard niet stijgt, de zware industrie achterblijft, vele boeren de collectieve boerderijen verlaten, de produktie van consumptiegoederen niet stijgt, enz., dan is dat een reden voor Rákosi en andere stalinisten om zich tegen Nagy te blijven verzetten, en hem zoveel mogelijk te ondermijnen en in Moskou verdacht te maken..... Later blijkt dat de Hongaarse economie niet meer groeit: in 1953 bedroeg de groei nog 4,4 % maar in 1954 is er sprake van een teruggang van 1,5 %. Hongarije is daarmee het enige Oost-Europese land met een economische daling, terwijl het land in 1950 en '51, althans volgens de officiële cijfers, nog voorop liep. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 35].
Kort na het partijcongres vindt op 7 juni 1954 de Algemene vergadering van de Hongaarse Schrijversbond plaats waarvan de leiding bestaat uit o.a. de "Stalinprijsdrager" Tamás Aczél, József Darvas [zie hierboven], de vml. boerenleider en populistische schrijver Péter Veres en de dogmatische, diep overtuigde communistische schrijver en journalist  [van Joodse afkomst] Béla Illés [Kassa, 22 maart 1895 - Budapest, 5 jan. 1974]. Hij was al in het begin van de 20e eeuw literair aktief, heeft Endre Ady nog gekend, en was medewerker bij het blad Nyugat. Al in 1916 was hij doctor aan de universiteit van Budapest, in 1919 steunde hij de Radenrepubliek, ging vervolgens naar Wenen en kwam in 1923 naar Rusland waar hij als lid aktief was in b.v. de Schrijvers Unie van de Sovjet-Unie. In 1944/45 komt hij naar Hongarije terug.
Ook op dit congres wordt Rákosi uitgenodigd en verklaart hier over de vrijheid van de schrijvers: "Hoewel we de verkregen suksessen erkennen, verwacht ons werkende volk méér van onze schrijvers en kunstenaars. Veel werken die het licht zien, keren zich nog af van de brandende proble­men van ons volk. De politiek van onze partij helpt alle schrijvers die trouw zijn aan het volk, om hun creatieve plaats te vinden binnen het kamp der volksde­mokratie, en zij die beginnen de opvoedende taak van hun artistieke werk te onderkennen, genieten ook van deze steun....
Wij verzekeren de schepping van de grootst mogelijke vrijheid èn van grote verantwoordelijkheid. De taak van de schrijver is het om de aktuele problemen te behandelen, te speuren in het duistere verleden en in de positieve krachten van het heden... De partij moet de schrijver wel enige vrijheid geven, en niet onderge­schikt maken aan de burokratie. [Les Temps Modernes, 831/832]. Maar in "Irodalmi Újság" schrijft Pál Szabó [zie hierboven], de voorz. van het Volksfront in oprichting, al op 18 juli 1954 lovend over de nieuwe literaire vrijheid die Nagy met zijn Nieuwe Koers heeft gebracht, en hij denkt zelfs dat nu "alle deuren open staan voor literaire creaties". In het volgende nummer van "Irodalmi Újság" wordt al geëist, dat de Hongaarse literatuur boeiender en interessanter moet worden, want de communistische lektuur kenmerkt zich alleen maar door vervelende en loze zaken"…….. In het daarop volgende nummer [15 aug. 1954] versmacht István Örkény zelfs vol weemoed: "Hoe lang is het al geleden dat er voor 't laatst sprake was van Schoonheid?". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, blz. 14].... Op 26 september 1954 verklaart "Magyar Nemzet", het nieuwe blad van het Patriottische Volksfront [HNF], i.v.m. dit nieuwe Volksfront: "De intelligentia moet in het HNF de leiding overnemen, maar dat kan ze alleen als ze weer een rol van betekenis speelt, haar stem mag verheffen, en ernaar wordt geluisterd. We mogen niet meer het onrecht tegen intellektuelen dulden zoals van de afgelopen jaren, dat onrecht moet worden goedgemaakt!
Het regime keert zich dus tegen haar eigen vroegere politiek van vooroordelen en leed. Men heeft n.l. jarenlang van hogerhand zich bewust gekeerd tegen "bourgeois-invloeden" enz. Voor velen is dit uitgelopen op een treurig, zeer armoedig en miskend bestaan. Het regime heeft zeer bewust duizenden mensen met capaciteiten uitgesloten van allerlei beroepen, en tot schande gemaakt! Zelfs mensen met het uiterlijk van een grootgrondbezitter of van een bourgeois, kortom niet typische arbeidertypes moesten het ontgelden, en hun leven werd door een almachtige en trotse monopolie-partij bewust geruïneerd.
De "Nieuwe Koers" van Imre Nagy geeft althans enige hoop op verbetering en opluchting: men hoeft zich niet meer te schamen voor z'n 'burgerlijke' afkomst en z'n 'intellektuele' beroep, en kan weer deelnemen aan het openbare leven.... mits men niet te oud en al veel te zwaar psychisch kapot gemaakt is!!
In "Magyar Nemzet" is b.v. te lezen: "Het Vaderlandse Volksfront heeft je nodig, mijn vriend! Ons land heeft jou nodig en alle fatsoenlijke mannen en vrouwen, die 'ruiken' als gentlemen, van petit bourgeois-afkomst zijn of vaklui zijn, die tot nu toe verwaarloosd zijn en zich ten dele nog steeds verwaarloosd achten". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, blz. 5].

Het zéér belangrijke ministerie van Binnenl. Zaken, gebouwd in 1949


Dat betekent al een soort revolutie vergeleken met de jaren voordien: Tot dusver moest immers iedereen die aan een universiteit of hogeschool wil studeren bewijzen dat hij /zij uit de arbeidersklasse kwam! Dat is de zgn. "prolet­kult", je reinste discriminatie naar het domme voorbeeld van Rusland! Als men z'n baan wilde houden kwam men krampachtig met een of andere voorouder, een oma of opa die arbeider of [arme] boer was geweest.
Tot oktober 1954 worden dus wel enkele hervormingen doorgevoerd en resoluties worden door het CC der partij aangenomen, want de meerderheid is nog altijd volgzaam en kritiekloos en dit centrale comité heeft toch geen wezenlijke macht of controle!

top