< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.4.3  De ideologische strijd tussen Nagy en Rákosi gaat door,
            oktober 1954 tot april 1955

De hangende problemen zijn echter nog lang niet opgelost en begin oktober 1954 is er opnieuw sprake van een crisis! Van 1 tot 3 oktober vindt een zitting van het CC der partij plaats over de economische situatie en de economische politieke lijn der partij en in de discussies krijgt Nagy nu zelfs de meerderheid mee, tegenover de groep van Rákosi, die overigens zélf samen met z’n kameraad, de tweede man, Gerö lange tijd, in oktober en november, in Moskou in een sanatorium verblijft, hoewel hij kerngezond is en intussen onderhandelt o.a. omdat hij denkt dat Nagy en z’n aanhang de macht wil overnemen!… [Hegedüs, 180/181].
Premier Nagy schrijft na de zitting van het CC in "Szabad Nép": Het is onmogelijk en ontoelaat­baar om een economische politiek te voeren zonder de arbeiders, tègen hen in of schade­lijk voor hen. Zij die vijandig staan t.o.v. een verhoging van het levensniveau van de plattelandsbevolking zijn ook tegen de ontwikkeling van de agrarische produktie, want deze zaken gaan samen.... Toch hebben enkelen dit standpunt gesteund en dat willen ze ook nog door de partij laten overnemen. Achter de voorgestelde maatregelen tegen de boeren, tegen de landbouwproduktie staat [echter] een anti-arbeiderspolitiek! Het gaat er [bij hen] om de stad en het platteland tegen elkaar uit te spelen, om een tegenstelling te scheppen tussen levensniveau van arbeiders en dat van boeren, terwijl zij beiden in werkelijkheid nauw aan elkaar verbonden zijn!” Het is duidelijk dat Nagy  hiermee de 'linkse afwijkingen', d.w.z. de opvattingen van Rákosi, c.s. hekelt.
De oude economische politiek gaf, aldus Nagy, ”aan het socialisme een geheel valse uitleg, hield geen rekening met de mens, met de maatschappij, beperkte 'het socialisme' alleen tot maximale groei van de ijzer- en staal-produktie, aan de óverindustrialisatie”, en hij wil nu een volledige herziening van de partijpolitiek.
De premier hekelt nu eindelijk ook alle tegenwerking [van Rákosi, enz.] tegen hem. "Men moet de methoden van de [partij-] leiding wijzigen en enkele valse opvattingen over de rol van de partijleden elimineren. Men moet als principe invoeren dat partijleden een zéér belangrijke rol spelen, niet alleen in het goedkeuren van de taken die hun door de leiding worden toevertrouwd, maar ook van de uitwerking van de partijpolitiek". Bovendien gaat Nagy ervan uit: al wie niet schuldig is, moet in vrijheid worden gesteld! Alle misdaden van het verleden moeten voortaan onmogelijk worden!
De jonge hoofdcommissaris van Budapest, kol. Sándor Kopácsi [* 1923 in Diósgyőr], is het ook met Nagy eens en hij bekommert zich zelfs om slachtoffers van de terreur! Ook híj ziet mensen lijden, en kent intussen de gemene en zeer onrechtvaardige trekken van dit regime.

top

Maar ondanks alle klachten van de premier verandert er ook nú struktureel weer niets! De plaats van de zware industrie en van de landbouw in de economische plannen blijft onduidelijk, hoewel het erop lijkt dat Nagy nu pas goed in de aanval is gegaan en enige druk kan uitoefenen, en dat Rákosi en zijn kliek meer dan ooit in het defensief worden gedrongen...... Na korte tijd vinden sommigen echter al dat Nagy "ruimte schept voor rechtse afwijkingen", en met zijn standpunten slechts de rechtse oppositie aanmoedigt!!
Dat blijkt -zegt men- op 23/24 oktober 1954, wanneer na lange voorbereidingen in augustus en september het Eerste nationale congres van het "Patriottische Volksfront" [Hazafias Népfront] wordt gehouden, waarop premier Nagy een enthousiast voorstander blijkt van "nationale eenheid" n.b. zonder klassenonderscheid. Nagy houdt een rede, en wenst inderdaad, zoals velen al verwachtten, een meer zelfstandige koers naast de partij, er komen zelfstandige lokale afdelingen, en ook niet-communisten [partijlozen] zullen aktief betrokken [kunnen] worden. De afgevaardigden voor deze lokale comité’s worden n.b. in het openbaar en bij acclamatie gekozen!! Dat gaat dus totaal anders dan bij de partijlichamen!!……..
Nagy benadrukt ook openlijk dat hij de wensen en verlangens van z'n volk begrijpt, maar de partijfunktionaris­sen beschouwen deze houding als bevestiging van het feit dat Nagy rechtse afwijkingen vertoont! De partij is dus verdeeld als nooit tevoren! Nagy wil de oudere garde intellektuelen weer een plaats geven in het maatschappelijk leven en tot een integrerend bestanddeel van de maatschappij maken. Er zijn echter heel wat 'kameraden' [partijleden] die hen altijd al beschouwden als 'reaktionairen', en dat nu nog doen.
Volgens "Magyar Nemzet", het blad van het nieuwe Volksfront, van 26 oktober 1954 zijn van de 105 leden van de Centrale raad van het HNF 65 % intellektuelen, w.o. veel leraren. Ferenc Jánosi [Sárospatak, 13 jan. 1916 – Budapest, 2 sept. 1968], de schoonzoon van premier Nagy [geh. m. Erzsébet Nagy], die na z’n studie theologie in z’n geboorteplaats, in Duitsland en Debrecen, geref. predikant wordt in Vajdácska bij Sárospatak, en na milit. dienst [1943/44] en krijgsgevangenschap o.a. in 1944/45 op het ministerie van oorlog werkzaam is en 1951-’54 op het ministerie van cultuur, wordt de leider [secr.-generaal] van het HNF, en de eerder genoemde bekende schrijver Pál Szabó wordt voorzitter.
Intellektuelen durven nu n.b. weer openlijk te zeggen dat ze niet als "kameraad" wensen te worden aangespro­ken, als men geen partijlid is, en artsen, ingenieurs, professoren en andere intellektuelen die goed bekend staan maar die nu eenmaal niet lid van de partij zijn, krijgen weer het gevoel dat ze erbij horen.    
"Het is heel natuurlijk dat de oproep van het HNF bij de overwegende meerderheid van onze ingenieurs en technici een levendig en instemmend echo heeft gevonden", aldus het blad voor de metallurgie "Kohászati Lapok" van 10 november 1954. Toch onderkent het blad de skepsis van deze intellektuelen die in hun leven al zoveel onoprechtheid en wantrouwen hebben ondervonden; hun goede wil is vaak op misverstand gestoten.
Toch is nu met de oprichting van het "Vaderlandse Volksfront" een grote stap vooruit gedaan: de fouten uit het verleden kunnen worden vermeden, en er komt een betere atmosfeer.... Voortaan zullen eigen inzicht, kritiek en initiatief niet meer verloren gaan, maar als energiebron voor de opbouw van het land dienen, aldus "Kohászati Lapok".... [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, blz. 10].
Intellektuelen in Hongarije krijgen zelfs de kans om de autoriteiten te zeggen dat politieke agitatie niet de enige, ja zelfs niet de meest waardevolle bijdrage is die ze kunnen leveren! In het blad "Esti Budapest" van 2 oktober kan men b.v. kritiek van een vooraanstaand architekt lezen: intellektuelen durven nu n.l. weer met hun kritische mening voor de dag te komen! Het regime doet ook weer een appèl op de vaderlandsliefde die [volgens min. Darvas in "Magyar Nemzet" van 24 oktober 1954] nog altijd bij onze intellektuelen levendig is, en tegenwoordig -in tegenstelling tot verleden- zelfs "de zekerheid van de eindoverwinning in zich meedraagt". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, 8].
Nagy zelf benadrukt in een rede op 26 oktober zelfs heel optimistisch dat de kloof tussen arbeiders, boeren en intellektuelen is weggevallen. ”Men is elkaar in elk opzicht naderbij gekomen en daarmee is de basis gelegd voor een samenwerking die alle klassen omvat", aldus de premier. [idem, 8].
Toch lijkt het er in feite nog niet op dat Nagy nu definitief gelijk heeft of krijgt, hoewel er vanaf deze maanden, tijdens de "Nieuwe Koers" van Imre Nagy, allerlei groepen, clubs, verbonden en kringen voor intel­lektuelen overal in het land naar voren komen en een heel netwerk opbouwen!
Allerlei voorstanders van de politiek van Nagy komen nu uit de kampen en gevangenissen en sluiten zich bij hem aan. Voorbeelden van vrienden die hij om zich heen krijgt zijn Géza Losonczy, Sándor Haraszti, Ferenc Donáth, György Pálóczi-Horváth, Szilárd Újhelyi, en Gy. Heltai maar ook vele honderden anderen, die vaak aan de lijve de terreur van de gehate ÁVH, de folteringen en dwangarbeid in de kampen hebben ondervonden!
Voor dogmatische communisten, die wensen vast te houden aan de zekerheden van ’de vroegere tijd’ lijkt het echter alsof Nagy tracht met zijn HNF een tegenwicht tegen het partijapparaat van Rákosi en Gerő op te zetten, en met hulp van zijn HNF zijn "socialistische" en nationale, meer demokratische ideeën meer smakelijk te maken voor niet-partijleden. Hier en daar wordt van deze kant dus al gesuggereerd dat “het gevaar van rechts komt”.
Met enig sukses probeert Nagy nu bij o.a. schrijvers en jeugd aanhang te krijgen en de kring van zijn aanhangers stelt het voor alsof de èchte verandering dateert van oktober 1954 en níet van de resolutie van juni 1953. [Balogh, Jakab, 128]. Intussen gaat echter de agitatie van Rákosi en zijn kliek gewoon door en ook wordt e.e.a. naar Moskou doorgeseind. Maar velen zijn ook blij dat men weer een persoonlijke opvatting, een eigen mening, kan uiten zonder gevaar te lopen.
De schrijver Áron Tamási [1897-1966] die jarenlang niet zijn verhalen, ballades en mythen mocht publiceren, wordt nu ineens in het Landelijk comité van het Vaderlandse Volksfront gekozen, en is daarover zeer verheugd. Op 21 nov. 1954 schrijft hij hierover in "Magyar Nemzet": "Ik neem mijn verkiezing uit vrije wil aan omdat ik geloof dat de persoonlijke wilsvrijheid een sociale en morele macht is, die bij al ons werk voor de volksgemeenschap van wezenlijke waarde is... De geestelijke waarden van ons volk kunnen alleen in het kader van een haar eigen sociale orde gedijen. In dit opzicht is het socialisme ook mijn ideaal. Omdat ik echter geloof dat dit alleen met demokratische middelen kan worden verwezenlijkt.... begroet ik alles wat in de geest van demokratische methoden geschiedt, om arbeidsvreugde en levensvreugd te bevorderen. Voor Tamási geldt het 'socialisme' echter vooral als een algemeen menselijk ideaal, met persoonlijke verantwoordelijkheid en vrijheid, en met voor iedereen dezelfde natuurlijke rechten en redelijkheid. Hij kan nog nauwelijks geloven in een toekomst, waarin iedereen echt de plaats inneemt, waarop hij vanwege z'n eigen puurheid, kunnen en fatsoen hoort! [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1955, 9/10].

top

Het lijkt er dus veel op dat het regime niet eens meer verlangt dat men de totale communistische ideologie aanhangt en zich haar geheel eigen maakt. De precieze maat van onafhankelijkheid, die de communisten gunnen, ligt echter lang niet vast en op de vraag of men het echt meent is geen antwoord te geven. De teugels kunnen ook wel weer worden aangehaald, zoals historische voorbeelden in de Sovjet-Unie bewijzen. [idem, 10].
Maar juist vanuit Moskou is eerder door het presidium van de sovjet-communistische partij alles in Hongarije ook geregeld; de opkomst [van Nagy] en de val [van Rákosi] en ”dit presidium moet gevoeld hebben dat de zaak uit de hand liep, dat het gist dat door Nagy’s persoon, programma en idealisme werd voortgebracht, gevaarlijke resultaten kon krijgen. Een man met een onafhankelijk oordeel was niet de soort persoon met de sovjets graag zaken deden. Aan de nadere kant had Rákosi Hongarije veilig voor de sovjets een aantal jaren geleid: hij was een trouw dienaar ondanks al zijn tekortkomingen. Hij betekende geen gevaar. De fouten en misdaden die hij had begaan waren geen schokkende gebeurtenissen voor de leden van het sovjetpresidium, die hun eigen aandeel in soortgelijke excessen hadden gehad tijdens Stalins regime, excessen misschien op zelfs een grotere en nog brutalere schaal dan die in Hongarije. De schade moest -nu echter- hersteld worden door een sterke hand, die Nagy niet bezat. De sovjetleiders hielden zich evenwel niet bezig met de hoop van het Hongaarse volk in het programma van Nagy had gesteld. Hun belang was gericht op het handhaven en bewaren van hun eigen machtsstelsel.
Het kan ook zijn dat Moskou moe werd van Nagy’s voortdurendende klachten over Rákosi, de man die in wezen hun vertrouwen genoot. Men besefte in Moskou totaal niet welk een impact het premierschap van Nagy had op de Hongaarse ziel. Men had in dit land weer vertrouwen dat het beter werd, de niet-communistische massa zag op den duur het einde van de sovjetcommunistische heerschappij over het land”. [Váli, 165/166]. Met zijn eigen woorden zegt de 1e vice-premier Hegedűs later hierover o.a.: ‘Het interesseerde de Russen niet dat Nagy de grote meerderheid achter zich had’ [Váli, 178].
Maar ook in Hongarije zelf blijkt pas na enige tijd dat premier Nagy inderdaad een ander beleid kan voeren en zijn programma lijkt te kunnen verwezenlijken en deze premier belichaamt blijkbaar de hoop op betere tijden! Pas in oktober 1954 gaan ook de ogen bij de Hongaarse Schrijversbond open! Na publikatie van stukken over het Rajk-proces blijkt nu de hele zaak tegen b.v. Joegoslavië vanaf 1948 verzon­nen te zijn, gebaseerd op leugens, en misdadig. "We zijn bedrogen", voelt men nu, en wie hiervoor persoon­lijk verantwoordelijk was??
Men mag het raden, maar zeer velen in dit land weten natuurlijk allang wie de oorzaak was van alle ellende! Machteloze woede maakt zich meester van velen, evenals depressie en diepe verontwaardiging. De oude lijn voldoet niet meer er ontstaat dus wanhoop: wat moeten we nu? Wát is "waarheid" [pravda] voor communisten? Wat is goed? Welke morele maatstaven legt men aan? En….  last but not least: hoe bestáát het dat de partijleider, Mátyás Rákosi, die al sinds 1945 aan de macht is, nog altijd geen verantwoording hoeft af te leggen en kan doen alsof er niets bijzonders aan de hand is!!
Toch verliest diezelfde partij van nu af geleidelijk alle vertrouwen en gezag, en haar autoriteit stort in elkaar... ”De partij was alles, maar is nu niets meer”, men is in een crisis beland. Het morele krediet van de partij is weg! De dichters en schrijvers hekelen nu de leugenachtigheid en de waanzin van het regime!..
Intellektuelen, o.a. schrijvers voeren nu discussies over problemen van het Volksfront en haar positie t.o.v. de partij, en over demokratie binnen de partij. In een "Open Brief" verklaart de al vele jaren bekende en eigen-zinnige schrijver Tibor Déry [Joodse afk.], *1894, in Irodalmi Újság van 23 oktober 1954 zijn steun aan Nagy en diens principes en enkele dagen eerder, op 14 oktober '54 wil zelfs de 1e secretaris van het CC der partij [zeg maar: de baas van de partijafdeling] in Budapest István Kovács de rehabilitatie van degenen die eerder onrechtmatig zijn veroordeeld.
Toch spreekt lang niet iedereen zich zo duidelijk uit en premier Nagy zelf klaagt in oktober '54 toch wel over mensen die hem wel met woorden steunen maar met daden saboteren! Daarom wordt het CC in oktober 1954 bijeengeroepen en dat zal [moet] een duidelijke lijn aangeven vóór de "Nieuwe Koers". Rákosi is echter hierop afwezig, zogenaamd wegens ziekte! Zie hierboven. De reorganisatie van het economische leven wordt bekend gemaakt, de koopkracht der bevolking moet omhoog.
Ferenc Erdei [een vml. links boerenleider en bekend populistisch schrijver, maar na 1945 ook een meeloper der communisten] wordt min.v.landbouw, als opvolger van András Hegedüs, die 1e vice-premier blijft, maar men [Rákosi c.s.] verwijt Nagy aan de andere kant ook dat hij te grote concessies aan de boeren doet ten koste van de industrialisatie en dat de lonen onevenredig vgl. met de produktie werden verhoogd.
Intussen blijven Rákosi en Gerő in Moskou, maar ze staan vrijwel dagelijks in telefoonverbinding met Budapest en doen ook discrete aanvallen op Nagy. Het schijnt zelfs dat men nu in Moskou ook de houding van Nagy afkeurt en de situatie in Hongarije als gevaarlijk beschouwt en volgens Hegedüs, die in 1954 zelf overigens ook lange tijd afwezig is en in China verblijft, wil met name de al jaren bekende en invloedrijke sovjetleider Molotov ’een einde aan de akties van journalisten en schrijvers in Hongarije, want de revolte moet stoppen’. [Hegedüs, 181]. Ook de min.v.cultuur Darvas [zelf vml. schrijver, nu een meeloper der communisten] is het oneens met de schrijvers, zoals blijkt op 21 nov. 1954 in "Szabad Nép"!
Wanneer Rákosi eind november 1954 uit Moskou naar Hongarije terugkomt heeft hij, aldus 1e vice-premier Hegedűs later, in Moskou ’blijkbaar de opdracht gekregen tot een totale machtsovername’ want ’de Russen hadden angst dat de tolerante Nagy het monolitische systeem niet kon leiden, en dus moet dan Rákosi maar weer terugkomen’ en het lijkt dan logisch dat Rákosi denkt dat ‘de eindstrijd aanstaande is’ en dat hij de steun van Moskou geniet. [Hegedűs, 182]. Díe steun is voor de dogmatische stalinist Rákosi uiteraard veel belangrijker dan de steun van z’n eigen volk, van intellektuelen, boeren, etc.
Vanaf begin oktober tot 29 november 1954 verblijft de 62-jarige Hongaarse partijleider Rákosi n.b. bijna 2 maanden in de Sovjet-Unie; men neemt aan dat hij hier klaagt over premier Nagy, en dat hij probeert steun te krijgen voor z'n eigen stalinistische, dogmatische opvattingen en naderhand blijkt inderdaad dat Rákosi zich gesterkt voelt, en de strijd opnieuw denkt aan te kunnen gaan. Hij verklaart dec. 1954 b.v.: "Enkele schrijvers, redakteuren en intellektuelen moeten terugkeren tot hun verstand".
Het blijkt overigens dat men van het programma en het beleid van premier Nagy in dít stadium al een heel ander beeld heeft dan hijzelf denkt, en met name z’n bewonderaars overdrijven zijn mogelijkheden om n.l. Hongarije te bevrijden van het sovjetcommunisme. Intimi van de relatief goedige, gematigde en tolerante Nagy, die absoluut geen agitator is en het volgens zeer velen ’goed bedoelt’, die een man van het volk is gebleven, wil overtuigen en níet afdwingen, reageerden ook anders dan het publiek en bleven in hem geloven als trouwe aanhangers. Ze bleven in naam communist, en gebruikten die frases maar …..‘vochten een antisovjet en anticommunistische strijd’. [naar Váli, 166/167].

top

Een zeer grote rol speelt nu ook de vrijlating van duizenden politieke gevangenen, die in elk geval thuis hun verhaal kwijt kunnen, maar die zich formeel nota bene met hun handtekening wèl hebbben verplicht over alles betreffende hun verblijf in de gevangenis of het kamp te zwijgen, op straffe van vervolging..... Toch houden steeds meer vrijgelaten gevangenen dat niet vol; ze voelen zich immers eindelijk vrij, en publiceren zelfs hun lugubere ervaringen in de kampen van het misdadige stalinistische regime!…………
Hun ontboezemingen over verminkingen, martelingen, zgn. spionage, vernederingen, veroordelingen ter dood, enz. worden geleidelijk aan bekend en vormen nu een bijzonder stevige basis voor alle wantrouwen jegens een machtswellustige, arrogante partij die vele tienduizenden onschuldigen van dit volk op een bloedige en leugen-achtige dwaalweg heeft geleid! Vooral de dorpen Kistarcsa, ten oosten van Budapest, en Recsk raken berucht vanwege de grote kampen die zich hier bevinden/bevonden.
Toch wordt ook in dit stadium door de autoriteiten van de partij nog verschil gemaakt tussen een 'vrijlating zonder meer' en een officiële rehabilitatie, die vaak zeer lang op zich laat wachten! Bij velen blijft daarom de angst voor nieuwe arrestatie bestaan, omdat het vonnis nooit is herroepen, of omdat de reden van opsluiting nooit is meegedeeld! Het lot van vele tienduizenden geestelijk en/of lichamelijk gekrenkte en verachtelijk weggeschopte mensen wordt door de partij blijkbaar nog altijd niet zo serieus genomen!.... De dossiers blijven verborgen veelal ergens liggen!! Bovendien zijn nog lang niet alle gevangenen vrijgekomen! Met name leiders van de vroegere anticommunistische partijen en groepen, maar ook kerkelijke leiders zitten nog altijd gevangen.
Maar intussen troost menigeen zich allang met een premier die in ieder geval verbeteringen belooft en iets van zijn meer menselijke houding kenbaar maakt. Van veel invloed is ook de propaganda, die ervoor zorgt dat niemand openlijk terug wil naar 'vroeger' [de tijd van vóór de oorlog] en de idealen van 'het socialisme' en 'de volksdemokratie' blijken en blijven ondanks alle 'afwijkingen' voor velen toch nog een soort houvast. Op cultureel en sociaal gebied maar ook op economisch terrein is er immers -naast de diktatuur en onderdrukking- ook sprake van grote vooruitgang geweest.
Één van degenen die ook in 1954, in juli, vrijkomen is de vml. minister van binnenl.z. en in Budapest ooit vooraanstaande partijleider János Kádár, die in mei 1951 was veroordeeld en gevangen gezet, en die nu uit de gevangenis vrijgela­ten! Ooit was Kádár een zeer goede vriend van László Rajk, voor wie hij veel respect had en wiens opvolger hij in 1948 op binnenl.zaken werd. Kádár wordt zelfs de peetvader van het zoontje van Rajk, László, die in januari 1949 is geboren. In juni 1949 is Rajk, zoals bekend, ineens ontslagen en door Rákosi zwaar beschuldigd van allerlei gruwelijke misdaden en na een showproces ter door veroordeeld en opgehangen.
János Kádár heeft destijds ook nog een rol gepeeld bij het overreden van Rajk van z’n schuld en hem gezegd dat hij zich maar moest opofferen voor de partij hoewel dit verschrikkelijk is “maar”, aldus Kádár tegen z’n beste vriend ”tenslotte ben jij een oude strijder en kun je niet weigeren om de partij te helpen”. [Shawcross, 67].
Minder dan een jaar na de dood van Rajk was ook Kádár zelf als minister ontslagen, n.b. nadat hij nog een medaille voor ‘belangrijk partijwerk’ heeft gekregen en een gouden medaille van Arbeid, maar in april 1951 werd ook hij gearresteerd, als één van de tienduizenden die voor allerlei nonsens, zoals “nationalisme, verraad, spionage” in de gevangenis of in een kamp terecht kwamen. [Shawcross, 69-72].
Kádár schijnt zelfs nog veel meer gemarteld te zijn dan Rajk en hij vond “de gevangenissen onder Horthy en de Gestapo wel slecht genoeg, maar niets vergeleken met wat men heeft geleden in de gevangenissen van Rákosi”. Ook hij kwam in handen van de sadist Vladimír Farkas, de beruchte zoon van de oppermachtige minister van defensie Mihály Farkas. Tot bloedens toe werd Kádár geslagen en Farkas jr. stond bovenop hem te pissen, etc. [Shawcross, 72]. Tallozen werden ter dood veroordeeld maar velen stierven ook door de bijzonder slechte behandeling. Het lot van de weduwe van Rajk, Júlia, en haar zoontje Laci is hierbij van belang.

Op 1 mei 1952 demonstreren arbeidersvrouwen massaal!


Ook Júlia Rajk zat, net als haar man, al in 1943 gevangen in Sopronkőhida en is gemarteld door de Gestapo maar bekende niets. In 1949 wordt ze na haar man en met haar ’n half jaar oude baby opnieuw gearresteerd en de baby wordt naar een weeshuis overgebracht. Júlia Rajk wordt in de gevangenis in oktober 1949 gedwongen om de ophanging van haar man vanuit de cel èn tientallen andere executies ertegenover te zien, maar iedereen gelooft dan nog heilig in de partij die tenslotte alleen besluiten kan nemen tot heil van de mensen….
Pas in 1955 komt Júlia Rajk vrij, maar pas na een zoektocht vindt ze haar zoontje en ontdekt dat die nu István Kovács heet en absoluut nooit iets over z’n vader of moeder heeft gehoord. Zijzelf mocht ook de naam Rajk niet voeren en voelt zich praktisch uit de maatschappij verstoten….[naar: Shawcross, 73/74].
De 42-jarige totaal uitgemergelde, bleke en magere János Kádár is dan intussen ook vrijgekomen maar -hoewel hij denkt dat hij dankzij Rákosi is vrijgelaten [!]- hij mag Rákosi niet en is evenmin een vriend van Nagy. In de gevangenis is hij tijdens de hoogtijdagen van het stalinistische schrikbewind gemarteld en voor het leven geblesseerd en hij houdt, zegt men, hoewel communist, een intense haat tegenover Rákosi en zijn hele kliek. Hij is geen idealist of een wilde hervormer, maar veeleer een man van het centrum, gematigd. [Shawcross, 74-76].
Kádár lijkt ook niet een ambitieus man of een echte burokraat en hij is ook niet uit op publiciteit, maar is eerder voorzichtig en afwachtend. Hij wordt in 1954 al direkt 1e secr. der partij in het XIIIe distrikt van Budapest, ten noorden van het centrum van Pest met Újlipótváros en o.a. de belangrijke arbeiderswijk Angyalföld, en in 1955 wordt hij partijsecr. in de belangrijkste en grootste provincie van het land, de hele wijde omgeving van de hoofdstad, het comitaat Pest.
Belangrijker is uiteraard dat nu blijkt dat alle verhalen over en beschuldi­gingen tegen Kádár èn zeer vele tienduizenden anderen dus zijn verzonnen, en op smerige leugens berustten. Het hele proces tegen Rajk en zovele honderden andere onschuldigen door de ÁVH, die door Rákosi destijds met trots “het schild van de partij” werd genoemd, blijkt eveneens op leugens te berusten en aldus kan men, aldus velen, de partij die sinds jaren het monopolie van de macht heeft, absoluut niet meer vertrouwen.
Toch zijn de agitator Rákosi en degenen die nu nog altijd belang hebben bij het aan de macht blijven van hem en van het hele partijapparaat er niet gerust op, want als Nagy erin slaagt om de partij en andere organisaties mee te krijgen hangt hen een zeer onzeker lot boven het hoofd en er zullen stellig koppen gaan rollen. Het nieuwe Volksfront vindt men dus een negatief verschijnsel, een potentiële concurrent van de partij en er komen al geruchten over “een vijandige rechtervleugel, die als een golf  het land zal overspoelen”. Een crisis wordt al voorspeld en m.n. aanhangers van Nagy denken dat ’na Nagy’ alles weer zoals vroeger wordt.  [Váli, 152].
Er is in Hongarije in 1954 dus steeds duidelijker sprake van een polarisatie, een geruisloze, maar bittere strijd tussen ‘gematigden’ [Nagy en de zijnen] en ‘radikalen’ [Rákosi en het partijapparaat] en alle woorden van Nagy over b.v. ‘rehabilitaties’ en ‘bevrijding van onrechtmatig veroordeelde kameraden’, zoals hij in een artikel in Szabad Nép van 20 oktober 1954 gebruikt, roepen een scherpe aanval op van Rákosi-aanhangers, omdat Nagy “de eenheid en het gezag van de partijleiding heeft verzwakt”. Ook op dit terrein kan Nagy niet zoveel bereiken. [Váli, 149].

top

Groot wantrouwen tegen hem bestaat ook omdat het partijapparaat vermoedt dat premier Nagy [die in de zomer van 1954 ook lange tijd in de Sovjet-Unie vakantie houdt] met zijn HNF een soort concurrerende organisatie zal scheppen, naast of zelfs tègen de partij in, o.a. omdat vanaf medio november 1954 "Magyar Nemzet" [Hongaarse Natie] als dagblad van het HNF verschijnt! Dit blad ontwikkelt zich weldra zelfs tot een soort concurrent van het partijblad "Szabad Nép" want het blad wordt de spreekbuis van de regeringspolitiek van premier Nagy. De stijl en het niveau van "Magyar Nemzet" zijn ook anders: hier werken redakteuren en journalisten van naam. In dit blad zijn de oude 'burgerlijke' normen en waarden nog enigszins te herkennen, en reclame, persoonlijke advertenties en oproepen vindt men hier. Met dogmatische en doctrinaire vragen van de marxistische dialektiek houdt men zich bij "Magyar Nemzet" nauwelijks bezig.
De "Nieuwe Koers" wordt daarentegen breed uitgemeten, en als middel tegen alle fouten, dwalingen en kwalen van het verleden voorgesteld. Voor middenstanders en intellektuelen heeft men sympathie, en men erkent in "Magyar Nemzet" het bestaan van een privé-leven, terwijl voor "Szabad Nép" sinds vele jaren de vervulling van het economische Plan nog altijd de hoogste wens lijkt.......
Ook het literaire blad "Irodalmi Újság" gaat in nov./dec. 1954 door met een polemiek ten bate van de  hervormingen van Nagy, en scherp tègen de stalinisten Rákosi en Darvas! Intussen doen zich natuurlijk ook geruchten over een strijd achter de schermen voor!
"Magyar Nemzet" brengt ook regelmatig en uitvoerig buitenlandse [westerse!] culturele berichten over zaken die met de partij niets te maken hebben. Het zal dus niet verbazen dat er soms van een heftige woordenstrijd tussen "Szabad Nép" [dat in de eerste plaats trots is op de prestaties van de partij en dus Rákosi steunt] en "Magyar Nemzet" [dat ook kritiek heeft op en oog heeft voor andere zaken] sprake is. In okt. 1954 levert een groep jonge schrijvers in "Magyar Nemzet" dan ook kritiek op de kloof die men, d.w.z. het partijapparaat o.l.v. Rákosi heeft geschapen tussen een kleine, exclusieve en bevoorrechte groep van auteurs, die steeds maar weer de opdrachten krijgt, alle lof krijgt en wordt onderscheiden, en een grote groep schrijvers, die dat alles moet ontberen. Hevige kritiek wordt ook gegeven op het feit dat de honoraria veel te gering zijn, maar daar wordt in november 1954 al iets aan gedaan.
In "Magyar Nemzet" van 21 nov. '54 levert de bekende toneelschrijver Gyula Háy kritiek op "de monopolie­positie van een kleine kliek van geletterden, waar altijd wel wat is te verdienen" en Háy vindt dit een onhoud-bare situatie. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 6]. Ook het blad "Szabad Föld" [Vrije Grond] van de boeren doet aan de houding van "Magyar Nemzet" denken, maar de betekenis ervan is niet groot. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 14]. Het blad van de vrouwenorganisatie "Nők Lapja" [Vrouwenblad] laat intussen ook iets van de Nieuwe Koers merken door veel minder aandacht te besteden aan -voor het socialisme- voorbeeldige vrouwen boven op een traktor of bij de machine, en meer aan typische vrouwenzaken, romantiek en privéleven. Nog duidelijker is het blad "Béke és Szabadság" [Vrede en Vrijheid], dat o.l.v. Péter Ruffy de Nieuwe Koers van Imre Nagy steunt en scherpe kritiek heeft op het kolchozensysteem en de collectieve manier van produktie.
Gedurende 1954 worden er, naar men zegt, 20.000 politieke gevangenen vrijgelaten, de handel met het tot voor kort zo verschrikkelijke, vijandige en gevaarlijke Joegoslavië wordt hervat, en er worden, zoals eerder toegezegd, enkele decentralisa­tiemaatregelen genomen. Van belang is ook dat nu een aantal niet-communistische gevangenen worden vrijgelaten; een bekend voorbeeld is op 21 november 1954 de vml. soc.-demokratische leidster [van de rechtervleugel] en oud-parlementslid mevr. Anna Kéthly, die na 4 ½ jaar gevangenschap 'voorwaardelijk' wordt vrijgelaten. Toch worden na uitgebreide diskussies augustus/oktober 1954 eerder gearresteerde partijleden [dat waren er niet zoveel!] wèl, maar verreweg de meeste andere politieke gevangenen onder Nagy níet vrijgelaten, ondanks de vele verhalen. [Váli, 148/149]. Het probleem van de politieke gevangenen blijft zelfs [Váli, 150] een dodelijke kanker in het communistische politieke lijf…..  
Ondanks de voorzichtige pogingen tot ontspanning in Hongarije nemen de internationale spanningen in 1954 wel weer toe, b.v. in Indo-China, waar de Fransen een enorme nederlaag lijden, die het begin van het einde van hun koloniale rijk in Achter Indië inluidt. Hun oorlog wordt echter min of meer ”overgenomen” door de Amerikanen die in de communistische rebellen slechts de vijand zien. In september 1954 wordt de SEATO, een verdedigingsorganisatie voor de pro-Amerikaanse landen in Zuidoost-Azië, opgericht, en de West-Europese landen, de USA en Canada gaan akkoord met de herbewapening van de Bondsrepubliek Duitsland: de Akkoorden van Parijs van oktober 1954. Het spreekt vanzelf dat de Sovjets en hun bondgenoten, zoals het bezette Hongarije, hiertegen fel tekeer gaan en in West-Duitsland, dus onmiddellijk grenzend aan hun eigen ‘gebied’, slechts de herleving van het zeer agressieve, levensgevaarlijke fascisme zien…. 
De ideologische strijd achter de schermen in Hongarije is echter allerminst ten einde en eind okt. 1954 wordt er drie dagen en nachten een partijoverleg/conferentie gehouden. Márton Horváth, de hoofdredakteur van "Szabad Nép" en Politbur­olid, en Pál Lőcsei [redakteur] gaan hierop in in hun theoretische rubrieken, en men vraagt zich af of het partijblad de misdaden van het regime openlijk moet aanvallen en veroordelen? Moet men openlijk aangeven wie precies verantwoordelijk was/is?
Deze stille, sluipende ideologische strijd tussen de keiharde partijleider Rákosi en de premier, Imre Nagy, is nog lang niet ten einde maar in oktober ’54 passen ook andere vooraanstaande communistische leiders, zoals Andor Berei, István Kovács, de eerste partijsecr. in Budapest, en de oude kameraad van Rákosi, Zoltán Vas, zich aan en steunen Nagy. Voor enige tijd is het partijblad Szabad Nép zelfs vóór de Nieuwe Koers van Nagy en diens strijd met de stalinisten van Rákosi wordt dan nog meer bekend. [Váli, 136]. 
Ook Nagy is dan blijkbaar vol goede moed, want “het vertrouwen van de partijleden in de leiding groeit, evenals hun zelfvertrouwen in de bekwaamheid om met sukses de vele bestaande problemen op te lossen. Het vertrouwen van de massa’s in de partij en in de regering werd ook beter en de massa’s keken met hoop naar de toekomst. Dit wordt aangegeven door het feit dat de produktiecijfers in het laatste kwartaal van het jaar [1954] meer gunstig waren dan eerder cijfers. Er was een beduidende groei in de uitvoering van de exportplannen [1.950 miljoen forint] die boven het gemiddelde van het kwartaal uitkwamen… Tegen het einde van het jaar liet onze binnenlandse handel, vergeleken bij 1953 een stijging van 15 % zien. De constante en belangrijke stijging van de geldcirculatie sinds juli 1953 was in het laatste kwartaal van 1954 eigenlijk opgehouden” [Imre Nagy on Communism, XXXII-XXXIII]. Nagy spreekt ook over het Vaderlandse Volksfront “dat een belangrijke steun aan de politiek van de partij en de regering kan geven op alle terreinen in deze nieuwe periode op economisch, politiek en cultureel terrein”..… want ”het HNF versterkt de politieke aktiviteit van de massa’s op een nationale manier m.b.t. tot lokale, nationale en internationale kwesties”. [idem, XXXIII].
Weliswaar spreekt niemand [ook de premier niet!] erover, maar toch heeft de kolossale [communistische] Werkerspartij MDP met haar 900.000 leden nauwe­lijks echte wortels in de provinciesteden en op het platteland in Hongarije en alleen door en in de bijzondere omstandig­heden en tijdelijk krijgt ze steun van mensen, die carrière willen maken en ambitie hebben: van allerlei opportunisten dus! Hongarije telt op 1 januari 1955 9.750.000 inwoners en bijna één op de tien inwoners is dus tot dan toe gedwongen om partijlid te worden, te zijn of, zoals een kleine minderheid, is dat nog altijd uit overtuiging. Aan die 'bijzondere omstandigheden' dragen -ook in vredestijd- de alom aanwezige 60.000 man Sovjet-bezettingstroepen, in totaal 4 divisies, in het land flink bij. Het hoofdkwartier van deze bezetting bevindt zich in Tököl, op het eiland Csepel ten zuiden van Budapest.
Hierbij komen honderden Sovjet-adviseurs, die weliswaar bijna overal in Hongarije discreet optreden, maar een grote, beslissende invloed bezitten.

top

Ook hun man in Hongarije, de satraap of Russische stadhouder Rákosi, is de strijd nog lang niet moe en is vastbesloten weer aan de macht te komen en z’n nog altijd bestaande machtspositie in de partij uit te bouwen. Hij lijkt ondanks alles toch nog altijd het vertrouwen van de leiders in Moskou te hebben en is uiteraard niet van plan om de strijdbijl tegen premier Nagy te begraven. Intussen
Exaggerating the difficulties and mistakes, the frightening picture that Mátyás Rákosi painted of the situation in the country and the Party produced extraordinary dangers; it tended to discredit the policies carried on since June [1953], to drive the Party and the country from the path taken in June, and to support the view that it was better to return to the old system”.[Imre Nagy on Communism, XXXIV].
Het is duidelijk dat ‘men’ in 1954 binnen de Hongaarse partij steeds meer bezig is elkaar van ‘linkse’ resp. ‘rechtse’ afwijkingen te beschuldigen en óók dat een echte beslissing -die natuurlijk vanuit Moskou zou moeten komen- wordt uitgesteld. Premier Nagy houdt hierbij vast aan de besluiten van de partij van juni en juli 1953, terwijl Rákosi zich persoonlijk tóen al zwaar beledigd voelde, o.a. door de sovjetleiders die hem tot dan altijd hadden gesteund. Hij bleef echter partijleider en kon het partijapparaat, d.w.z velen die hem al lang kenden en geheel op hem konden vertrouwen en stevig in een belangrijke machtspositie zaten, blijven sturen. Dat hij hiermee bewust bezig is het gezag van Nagy te ondermijnen deert hem niet. O.a. met produktiecijfers slaat men trouwens elkaar voordurend om de oren en zoals bekend kan men hiermee zogoed als álles bewijzen. 
Er bleef immers al jaren veel geheim betreffende de Hongaarse economie. Over de voor het land onvoordelige contracten met de Sovjet-Unie en over de exploitatie van Hongarije door dat almachtige land, over de onnodige militaire importen en allerlei overbodige investeringen kan men nu eenmaal niets zeggen want énige kritiek op de USSR, de heldhaftige bevrijders, is in Oost-Europa onmogelijk. Ook Imre Nagy kan als premier niet veel doen; van de Sovjet-Unie krijgt hij geen krediet en enkele Oost-Europese landen exporteren minder grondstoffen naar Hongarije. [Váli].
Een [vrij] debat onder communisten onderling is overigens zeer moeilijk, eigenlijk onmogelijk omdat het onmiddellijk over de principes, de dogma’s, de theorie, de grondslagen gaat, die men maar al te vaak ontleent aan de gebeurtenissen in de Sovjet-Unie, aan Lenin en/of Stalin, en die kunnen nu juist gemakkelijk op eigen wijze worden geïnterpreteerd. Bovendien meent iedere communist zéker te weten dat het marxisme-leninisme nu eenmaal een wetenschappelijke basis heeft…
Een bekend voorbeeld van onenigheid is de Nieuwe Economische Politiek [NEP] van Lenin in de jaren ’20, waarmee men nog altijd een meer gematigde en voor boeren en handelaren iets vrijere, economische politiek kan verdedigen tegenover b.v. de stalinistische 5-jarenplannen en de gedwongen collectivisering van de landbouw van de jaren ‘30. Ook in Hongarije komt men met dergelijke argumenten en, terwijl de dogmatische en harde Rákosi kijkt naar de Sovjet-Unie onder Stalin, kijkt de veel meer praktische en mildere Nagy primair naar de omstandigheden en de behoeften in eigen land, maar ook Nagy komt [”Imre Nagy on Communism”] herhaal-delijk met het argument: “de feiten bewijzen dat….”. Ook spelen de voorbeelden van de sovjets zelf voor hem een grote rol en zoekt hij argumenten voor z’n politiek uit het sovjetvoorbeeld! Het is dan ook wel zeker dat premier Nagy er zelf vanuit gaat dat zijn Nieuwe Koers definitief de steun heeft van het Kremlin. [Váli, 153].  
Eenmaal terug in Budapest hervat Rákosi al onmiddellijk [per december 1954] de aanval op Nagy in alle hevigheid en  beschuldigt hem van ‘rechtse afwijkingen’ en noemt het Volksfront ‘een contrarevolutionaire organisatie’. [Váli].
Na november 1954 merkt men dus al snel dat de touwtjes weer voorzichtig worden aangetrokken: op 16 december 1954 worden de 'rebellen' [van het partijblad "Szabad Nép"], d.w.z. degenen die voorzichtig vragen durfden stellen, zoals de hoofdredakteur Márton Horváth, bij het machtige politburolid Mihály Farkas -die zich nu overigens voordoet als ‘onafhankelijk’ en nóch Nagy nóch Rákosi openlijk afvalt- ontboden en krijgen van hem te horen dat de redaktie zich aan resoluties van het CC moet houden! Verder wordt b.v. de direkteur van het Nationale Theater gedwongen om af te zien van opvoering van Imre Madách’s beroemde werk "De tragedie van de Mens". Dat stuk is [nog altijd] "bourgeois, pessimistisch, anti-socialistisch"...
Aan de andere kant blijft de bekende marxistische prof. György Lukács toch nog steeds enige vrijheid voor de cultuur, de persoonlijke gedachten en de literatuur, enz. eisen! Hij blijft tegen sektarisme, dogmatisme en monolitisme van de ene, almachtige partij!
Ook de begaafde jonge communistische schrijver en journalist Tamás Aczél [van Joodse afk., 1921], die in 1951 de Stalinprijs kreeg, en al eerder [1948] de Kossuthprijs, steunt Nagy, en leert hem persoonlijk kennen.
Openlijk wordt nu [door de regering] gezegd: De direkteuren van bedrijven moeten wel aan het plan voldoen, maar kunnen meer de vrije hand krijgen om het bedrijf te leiden. Ondernemers zijn geen slaven van de admini­stratieve orders van de centrale partijleiding. Het apparaat moet dus gereduceerd worden, er zal meer efficiency komen, marktmechanis­men moeten worden hersteld!………. De discussie over hervormingen barst vooral in 1955 goed los op universi­teiten, in de pers, in vakbladen, de Academie van Wetenschap­pen, enz. en tegenstanders [dus de meeste dogmatici en aanhangers van Rákosi] vinden dat een systeem van efficiency strijdig is met de centrale planning, en met het socialisme! Toch steunen heel wat intellektuelen de eerder genoemde hervormingsgezinde prof. György Péter. István Friss wordt hoofd van het departement voor staatscontrole van het CC, en direkteur van het Instituut voor Economische Wetenschappen.

Stalin en Rákosi als de grote helden van het Hongaarse volk! 1 mei 1952


Maar de Sovjet-Unie laat zich ook wel weer eens van haar ’goede kant’ zien en op 8 november 1954 gaan de  gemengde Sovjet-Hongaarse ondernemingen [betr. luchtvaart, aluminium, bauxiet, aardolie, enz.] definitief over in Hongaars bezit. De nationale luchtvaartmaatschappij MASZOVLET wordt nu "Malév" [Magyar Légi-közlekedési Vállalat, Hongaars Luchtverkeersbedrijf] en het land wordt hierdoor formeel althans íets minder afhankelijk van de Sovjet-Unie en meer soeverein…….
In nov./dec. 1954 wordt het literaire tijdschrift "Új Hang" [Nieuw Geluid] verboden wegens "teveel kritiek en te weinig constructiefs" en van okt. tot dec. 1954 publiceert "Művelt Nép" een serie artikelen die de grenzen van de Nieuwe Koers overschrijden, aldus het partijblad "Szabad Nép". Het culturele tijdschrift wordt daarom van een 'liberalistische instelling' beschuldigd, en de persafdeling van de partij wijst er nadrukkelijk opdat de redaktie van "Müvelt Nép" het "recht op kritiek" eigenmachtig heeft uitgelegd, de grens heeft overschreden, en zich aan 'staatsvijandige propaganda' heeft schuldig gemaakt......
Het blad moet dit oordeel ook publiceren, maar [omdat men intussen allang weet dat er een dubbelzinnig beleid wordt gevoerd: van de partij aan de éne kant en van de regering aan de andere kant!] publiceert een schrijven van het Informatiebureau van de ministerraad! Hier valt men de 'liberale' lijn nog niet aan, en oordeelt dat het blad weliswaar kritiek heeft geleverd, maar "altijd van een marxistisch standpunt en van het regerings-programma is uitgegaan". [Hinter dem Eisernen Vorhang, 12].
Tegelijk doen zich bij de redaktie van "Szabad Nép" zelf ook moeilijkheden over "rechtse afwijkingen" van enkele medewerkers voor: In januari 1955 neemt men hierover een besluit en werkt de 'liberalen' vervolgens weg. De hoofdredakteur Márton Horváth [zie hierboven!], die pas was benoemd na afkondiging van de "Nieuwe Koers" wordt ontslagen, de bekende journalist Tibor Méray wordt 'verbannen' naar O.-Berlijn en z'n collega Péter Kende wordt ontslagen. [idem]. De oude en bekende stalinistische lijn wordt dus voortgezet…..
Dat lijkt ook zo bij de verkiezingen voor gemeente- en provincieraden op 28 november 1954 want alle kandidaten zijn door het nieuwe "Vaderlandse Volksfront" [HNF] gesteld en 97,9 % der kiezers stemt hierop....

top

Maar……1/3 deel der gekozenen is níet partijlid! Zij gelden als onafhankelijken die de partijpolitiek echter wèl steunen, geheel in de geest van Imre Nagy. De premier ziet in de verkiezingen dus een bevestiging van z’n politieke koers.
Maar hier en daar is en blijft ook sprake van openlijke oppositie tegen het regime, die nog lijkt te worden aangemoedigd door sommige uitzendingen van "Radio Free Europe" vanuit München. Anti-communistische emigranten blijven in het Westen n.l. aktief in de bestrijding van een leugenachtig regime waarvan de onmenselijkheid en misdadigheid intussen zelfs in Hongarije zelf is aangetoond, en dat zich nu al jaren lang vastklampt aan de buitenlandse [Russische] bezetting..... Geregeld worden ook buitenlandse spionnen en agenten "van een buitenlandse mogendheid" in Hongarije opgepakt en bestraft.
De communist János Berecz weet in z’n boek uit 1986 [blz. 49-57] in de jaren ’50 verscheidene illegale en voor het communistische regime gevaarlijke "contra-revolutionaire" comité's, partijen, bewegingen, organisaties en hun plannen en soms gewapende en ondermijnende aktiviteiten te noemen. Hij noemt echter zelden of nooit onafhanke­lijke historische bronnen, maar men krijgt in elk geval de indruk dat buitengewoon veel Hongaren van allerlei rang en stand allerminst zijn gediend van het bankroete en dogmatische, rode regime dat immers nooit via een vrije en geheime keuze der bevolking haar legitimatie heeft gezocht....
Veeleer krijgt men van Berecz de indruk dat Hongarije zich in deze jaren aan de rand van een burgeroorlog bevindt, en dat het regime inderdaad zeer veel moeite moet doen om zich tegenover een onwillige bevolking, en tegen b.v. een "Maria Congregatio", een "Regnum Marianum", een "Keresztény Front" [Christelijk Front], de "Fehér partizánok" [Witte partizanen] en een "Magyar Ellenállási Mozgalom" [Hongaarse Verzetsbeweging] te handhaven!.... Waar of niet waar is in dezen niet eens zo belangrijk want elk communistische regime voelt zich nu eenmaal qualitate qua, door haar eigen zéér uitgesproken eenzijdige, linkse, partijdige, politieke lijn en door haar machtsmonopolie, aangevallen door ”principiële vijanden”, die nooit openlijk een kans krijgen en dus altijd in het geheim moeten werken…
Vooral als antwoord op de Westerse stappen m.b.t. West-Duitsland vindt van 29 november tot 2 december 1954 een eerste overleg in Moskou plaats over "vrede en veiligheid in Europa", n.l. over meer militaire samenwerking in Oost-Europa en men keert zich hier zoals gebruikelijk heftig tegen de herbewapening van de Bondsrepu­bliek Duitsland en vooral tegen het a.s. NATO-lidmaatschap van West-Duitsland. Men kan achteraf zeggen dat de conferentie geldt als voorbereiding voor het Pakt van Warschau, dat vanaf 1955 dient als dè tegenhanger van de NATO.
Het "Oostblok" lijkt zich dus [weer eens] klaar te maken met voorbereidingen voor een keihard optreden tegen de 'imperialistische kringen' in het Westen, maar….. een 'liberalistisch' en op de eigen, specifieke Hongaarse omstandigheden gericht optreden van Imre Nagy past hierin niet! "In zo'n situatie zullen ze een regime dat vrolijk en wel in een hervormings­proces zit achter het front wel niet toelaten". [Kopácsi, 90].
Bovendien leggen de Oost-Europese landen weer eens sterke nadruk op de noodzaak van voorrang voor de ontwikkeling van de zware industrie en uiteraard voelt 'de kleine Stalin' van Hongarije, Rákosi, die pas terug komt uit Moskou, zich hierdoor weer eens in z'n mening bevestigd!! [Balogh, Jakab, 129].
Men houdt in Moskou ook nu weer -zoals gewoonlijk- een ruime slag om de arm, door toe te voegen dat "de ontwikkeling van de andere takken van industrie en de landbouw parallel hieraan moet lopen".
Maar voor de Hongaarse partijleider Rákosi is de zaak duidelijk; hij zint dus op wraak tegenover al zijn vijanden, en weet zich gesteund vanuit Moskou. "Rákosi is weer de oude. Hij verkondigt dat de partij in gevaar verkeert vanwege het afglijden naar rechts [van Imre Nagy wel te verstaan] en hij stelt de premier op non-actief, deze verzet zich en vraagt het Kremlin om bemiddeling. [Kopácsi, 90].
In deze lijn van Rákosi past ook dat op 9 december 1954 het partijblad "Szabad Nép" de beide meest gelezen weekbladen "Irodalmi Újság" [van de Hong. Schrijversbond] en "Művelt Nép" [Cultuurvolk] heftig aanvalt. "Politieke blindheid" wordt de bladen verweten, omdat ze aan de conferentie in Moskou enkele dagen eerder niet onmiddellijk hebben weten te waarderen! "Het is ongelofelijk dat ooit iemand, en nog wel de uitgever van een krant, het klaarspeelt om geen notitie te nemen van zo'n belangrijke conferentie... de historische gebeurtenis in Moskou wordt n.b. door beide bladen met geen woord vermeld... en dat terwijl er toch in het rijtje der literatuur, kunst en cultuur niets belangrijkers kan zijn”..... [Hinter dem Eisernen Vorhang, 12]. 
Het lijkt er dus op dat de ideologische strijd geleidelijk aan in hevigheid toeneemt en dat de fronten worden gevormd. In december 1954 houdt premier Nagy voor het eerst een rede in de Grote [Calvinistische] Kerk van Debrecen ter gelegenheid van het feit dat hier tien jaar eerder het eerste na-oorlogse parlement bijeenkwam, en dat er daarna de Eerste Voorlopige Hongaarse regering tot stand kwam en hij is trots op wat er in tien jaar is bereikt. ‘We kunnen op wat er gedurende de afgelopen tien jaar is bereikt … op het terrein van de economie, op elk terrein van ons sociale en culturele leven, met opgeheven hoofde terugzien. Vandaag de dag zijn onze economische bronnen groter dan ooit tevoren. Gedurende de afgelopen tien jaar heeft onze industrie resultaten bereikt die onvoorstelbaar waren onder de situatie van het kapitalisme en die kunnen alleen worden bereikt in een land waar de produktiemiddelen in handen van het volk zijn en geen instrumenten van uitbuiting kunnen worden. … We hebben nu een socialistische industrie en een groeiende landbouw als resultaten van ons werk…” [Imre Nagy on Communism, 266], enzovoorts: de premier somt de enorme resultaten van het socialistische Hongarije nog eens op en heeft wezenlijk blijkbaar geen kritiek op deze gang van zaken. Hij geldt immers wel als toegewijd communist met een eerlijke marxistisch-leninistische overtuiging, en hij wordt vervolgens algemeen toege­juicht. Tragisch hierbij is dat de voorzitter van die eerste “voorlopige regering” van december 1944, prof. Béla Zsedényi, juist tien jaar erna, in december 1954, in de gevangenis overlijdt….
Maar de rivaal van de premier, Rákosi, laat [na 2 maanden in de Sovjet-Unie te zijn geweest] op 20 december in Debrecen wel héél andere geluiden horen en hij wil met name het primaat der zware industrie beslist herstellen! Hij wil ook de leidende rol van de partij op alle terreinen versterken, wil het socialisme verder opbouwen en wenst geen fouten toe te geven en wil eenvoudig terug naar de politiek van vóór juni 1953.………..
Nagy zegt overigens in Debrecen tegen vrienden wel dat Farkas van wie hij meende dat die hem tot nu steunde, “me daarnet geprovoceerd met de woorden: er ís geen Nieuwe Koers. Het is juist om de [oude] koers voort te zetten… de oude weg moeten we verder gaan, alleen een paar fouten moeten worden gecorrigeerd”.
Na het officiële deel van de herdenking zitten de beide groepen, van Nagy en Rákosi, geheel apart aan hun tafels in het bekende hotel en restaurant Arany Bika [de Gouden Stier] in Debrecen….
Het blijkt dus dat de tegenstellingen onverzoenlijk lijken. Premier Nagy wenst hardnekkig vast te houden aan de besluiten van juni 1953 en hij beschouwt ‘het viertal’ [dus incl. Farkas] onder leiding van Rákosi als vertegenwoordigers van ‘linkse, sektarische en anti-marxistische afwijkingen’, die juist door de resolutie van juni 1953 als zodanig werden gebrandmerkt en de premier wil ook de levensstandaard en de lonen verhogen, zaken die tot juni 1953 naast produktieverhoging geen of veel te weinig aandacht kregen. [Imre Nagy on Communism, XXXVII en XL].

top

In oktober benadrukte Nagy op de vergadering van het CC der partij dat hij tègen ‘de kortzichtige, oude fouten en ideeën, de linkse afwijkingen en het sektarisme van de opponenten van de Nieuwe Koers’, is, maar hij beseft al enige tijd dat hij met al z’n bedoelingen toch wordt gesaboteerd, o.a. door Ernö Gerö, die al vele jaren Rákosi’s tweede man was en die o.a. als voorzitter van het Comité voor Economische Politiek der partij inderdaad alles kan saboteren.  [Váli, 131]. 
’Nagy lijkt echter niet te beseffen dat men hém ziet als dè anti-stalinistische leider par excellence, de man die socialisme zonder geweld en mét enige demokratie wenste. ‘Men’ schreef hem al van alles toe [wat hij niet bezat] en dat kan men verglijken met de sovjetleiding na Stalin, die toch -nèt als Nagy- meer humanitair is. De Hongaarse premier is zich echter niet bewust van de hoop  en de idealen die men in hem ziet belichaamd…. .
Hij is geen held, die populair wil zijn en hij is al helemaal geen samenzweerder; hij wil de mensen niet organiseren in één grote partij en hij wil niet intimideren. Kortom: hij is geen revolutionaire conspirator, maar veel meer een leraar, de apostel van z’n ideeën’. [Váli, 137]. Anderen leggen nogal eens de nadruk op de naïviteit die Nagy lijkt te hebben, b.v. omdat hij zeker van steun uit Moskou lijkt te zijn. Toch zijn er al in december 1954 tekenen, persartikelen, die wijzen op zeer scherpe kritiek op de politiek van Nagy.     
Al die anderen, die apparacsiks, [de aanhangers van Rákosi c.s.] daarentegen keken simpelweg naar Moskou en daar was nu eenmaal niet zo’n volledige steun voor Nagy…. [idem]. En…… Moskou komt nu tenslotte in beweging. Op 7 januari 1955 worden de Hongaarse premier Imre Nagy samen met Mátyás Rákosi, Ernő Gerő, Mihály Farkas en Béla Szalai naar Moskou ontboden en hier blijkt dat Nagy alleen staat, maar dat Rákosi ondanks alles toch de steun van het Kremlin geniet…..
Vooral vanwege de resultaten van zijn economische politiek, die erg zijn tegengevallen [hoewel Nagy daaraan niets kon doen] wordt de Hongaarse premier aangevallen, maar ook zijn er algemene klachten over de onrust en verdeeldheid, de klieks, die in de partij zijn ontstaan, de openlijke akties van ‘de vijand’, teveel vrijheden voor anti-partij- en contrarevolutionaire elementen. [Váli, 157]. De produktie der zware industrie [de kern van de stalinistische econ. politiek] nam n.b. af en die van de [minder belangrijk geachte] consumptiegoederen nam toe.
Nagy merkt in Moskou ook dat de val van Malenkov aanstaande is, want zelfs Malenkov steunt hem niet meer omdat “hem toch niets meer kan gebeuren” en valt n.b. Nagy zeer scherp aan: “Nagy doet een beroep op de basis van de partij, en dat is in strijd met het ‘demokratische centralisme’. Het nieuwe Patriottische Volksfront kan dan ook geen “geweten van het land” zijn [zoals Nagy schreef], want dát is alleen de partij. In feite ontkent Nagy de klassenstrijd en doet een beroep op het hele volk. Hij is daarmee een nationalist”, aldus de verwijten in Moskou van degene van wie hij dacht steun te ondervinden. [naar Váli, 157].
De partijleider Rákosi valt Nagy op 25 januari 1955 in een rede voor het CC dan ook scherp aan: "De voorrang voor zware industrie blijft noodzaak!" Het nationalisme van Nagy en z’n lakse houding t.o. de koelakken worden gehekeld en de politieke lijn van Nagy wordt in ruwe bewoordingen scherp bekritiseerd. Nagy is volgens Rákosi in verschillende opzichten nalatig geweest en maakte b.v. een reeks ideologische fouten! De nadruk op de produktie van consumptiegoederen b.v. moet stoppen. Kortom: Nagy richtte schade aan de Hongaarse economie aan en beschadigde de partijmoraal. Ook vice-premier Hidas verklaart begin februari [t.g.v. 10-jarige bevrijding van Budapest] dat de zware industrie meer nadruk moet krijgen. Ook de defensie-uitgaven moeten volgens hem omhoog vanwege de uitbreiding van het leger: hij pleit voor meer waakzaamheid met 't oog op "avontuurlijke Amerikaan­se plannen".
Op 8 februari 1955 wordt Malenkov als premier in de Sovjet-Unie ontslagen; twee weken eerder is hij in de "Pravda" al scherp aangevallen en van afwijkingen beschuldigd. Nikolaj Bulganin volgt hem als premier op.
Ondanks het feit dat dit al werd verwacht gold Malenkov in Hongarije toch vooral als de beschermer van Imre Nagy! Het is dus een zéér slecht voorteken voor de Hongaarse premier: eind februari 1955 komen dan ook de eerste geruchten dat premier Nagy zou moeten wijken voor de Rákosi-aanhangers en Hongarije zou met deze stap, na de Sovjet-Unie, nu ook weer het accent willen leggen op de zware industrie.
Op 19 februari wordt gemeld dat premier Nagy ziek is, hij zou lijden aan een hartziekte en sinds enige tijd heeft niemand hem meer gezien.....Waarschijnlijk speelden bij Nagy naar aanleiding van het bezoek aan Moskou ook emoties mee, maar hij kon verder niets doen, moest het bed houden, was geïsoleerd en kreeg geen enkel bezoek van de partijleiding. [Váli, 161/162].

Csepel blijft vooral de Industriestad bij de hoofdstad!


Door Rákosi wordt hij echter gedwongen tot zelfkritiek en moet zijn ’fouten toegeven’ en ’dwalingen corrige-ren’. Hij zal meer aandacht moeten geven aan de zware industrie en de discipline in het land en in de partij moeten herstellen. Hij zal m.a.w. de leiding van Rákosi moeten accepteren…… [Váli, 158].
Op 25 febr. 1955 komt het blad van de Kominform ook al met kritiek op het Hongaarse partijblad "Szabad Nép", dat in de voorbije maanden -ondanks de aanvallen op 'liberalen'- veel te weinig aandacht besteed zou hebben aan de ontwikkeling van de zware industrie. "Szabad Nép" berichtte tot in details en dus ’zeer eenzijdig’ over de landbouw en de levensmiddelenindustrie, maar vergat bijna de zware industrie. "Het blad heeft de lezers niet voldoende duidelijk gemaakt dat de wezenlijke taak van de partij in het verleden de ontwikkeling der zware industrie was en ook in de toekomst zal zijn. Pas kort geleden heeft het blad tegenover de dwalende uitleg van de partijpolitiek weer een vastbesloten standpunt ingenomen", aldus het officiële internationa­le orgaan. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 12]. Intussen zijn in januari 1955 de liberalen bij de krant inderdaad eruit gegooid en "Szabad Nép" valt dan o.a. het culturele maandblad "Csillag" [Ster] aan omdat het over ’de belangrijke inter-nationale gebeurtenissen in de strijd tegen het westerse imperialisme’ heeft gezwegen, terwijl "arbeiders, boeren, fabrieken en hele dorpen protesteerden" [tegen de westerse politiek]. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 12].
Van 2 tot 4 maart komt het CC bijeen, en alwéér komt het tot een nieuwe politieke lijn, hoewel Nagy zelf niet aanwezig kan zijn wegens z’n ziekte….. Nu wordt in een resolutie gezegd: "Een suksesvolle doorvoering der partijpoli­tiek wordt door het verhoogde gevaar van rechts verhinderd". De resolutie van juni 1953 was, zo zegt men, volkomen juist, maar de uitleg die eraan is gegeven deugt niet, en leidde tot dwalingen en tekortkomingen, en sommigen zijn, zo zegt men, daardoor in opportunis­ti­sche, anti-marxistische, schadelijke rechtse fouten beland. [Balogh, Jakab, 129].

top

Dit anti-marxisme en opportunisme en de rechtse afwijkingen worden vooral gezien in het ontkennen en het verhinderen van de ontwikkeling der zware industrie. Dáárin ligt in de kern de fout, zo wordt nu vastge­steld! Het zwijgen over de voor communisten zo befaamde alliantie tussen boeren en arbeiders, de opbouw van het socialisme en de leidende rol van de arbeidersklasse wordt ook bekritiseerd. Sommigen kwamen zelfs niet óp voor de arme boeren tègen de rijkere boeren, en ontkennen de noodzaak van collectivisering, officieel: "de socialistische reorganisatie van de landbouw"!!
Intussen wil men echter óók de produktie van consumptiegoederen en levensmiddelen bevorderen, en vooral de vrijwillige [maar dus wèl: noodzakelijke!] collectivisering propageren! [Balogh, Jakab, 130]. Voor 1955 wil men een industriële groei van 5,7 % en een agrarische groei van 7,3 % bereiken, en de zware industrie moet na een daling van 3,1 % in 1954 weer groeien met 6 %. Er worden in de loop der tijd ook weer maatregelen genomen tegen kleine zelfstandigen en boeren die in drommen de kolchozen hadden verlaten, worden er nu weer in gelokt. Een algehele collectivisering van de landbouw wordt weer als doel gesteld [terwijl nu bijna 70 % der boeren zelfstandig is] en aan het einde van 1954 wordt vastgesteld dat 60.000 nieuwe boerengezinnen tot de collectieve bedrijven zijn toegetreden en ook de verplichte inleveringen gaan omhoog. [naar: WP-jaarboek 1955, blz. 192] 
Het is intussen voor vrijwel iedereen wel duidelijk wie de hoofdschuldige is aan de "afwijkingen naar rechts"! Al op 9 maart beschuldigt men premier Nagy want volgens de verklaring van het CC ”heeft hij de arbeidersklasse bedrogen met demagogische, loze beloften en dus naar de verkeerde weg geleid, en heeft hij het ritme der socialisti­sche omvorming van de landbouw vertraagd". Voor de opvattingen van rechts was het mogelijk om zo’n groot gevaar binnen de partij te worden omdat kameraad Imre Nagy zulke anti-marxistische opvattingen in woord en daad steunde en zelfs ‘de eerste advokaat’ ervan was. [Váli, 163].
Nagy wordt er ook van beschuldigd dat hij via het Volksfront de rol van de partij wilde verminderen en “die rechtse opvattingen gaan in tegen de marxistisch-leninistische doktrine van de diktatuur van het proletariaat”. [idem]. De premier is weliswaar zelf niet bij de zitting van het Centrale Comité aanwezig, maar hij protesteert er wèl tegen. De leden van het CC is n.l. verteld dat de politiek van Nagy nu -met medewerking van Moskou- dood is en dat Rákosi in Hongarije weer heer en meester is… Ook komen de resoluties van het CC in de gehele pers en dat betekent dat de agitatie tegen Nagy begint te werken. Eerder kwamen allerlei besluiten en resoluties die min of meer tegen de politiek van Rákosi waren gericht n.l. nooit in de pers. [Váli]. Er wordt door Gerő in maart ook al aan de dan nog vrij onbekende 1e vice-premier András Hegedűs, die dan nog een gewillig volgeling van Rákosi en ”een gelovig partijfunktionaris” is, gevraagd om premier te worden. [Hegedűs, 15,19].
De premier wordt verantwoordelijk gesteld voor allerlei mislukkingen op economisch gebied. Hij wil wel toegeven dat er "correcties op economisch, politiek en cultureel gebied nodig zijn", maar hij weigert zelfkritiek uit te oefenen, en wil ook dat de principes van juni 1953 als richtlijnen blijven! Men zegt nu dat die principes wel goed zijn, maar dat ze uiteindelijk zijn vervormd, en dat het algemeen welzijn alleen kan worden bereikt op basis van het primaat der zware industrie. "Wie zich afwendt van de principes van Lenin en Stalin inz. de voorrang voor de zware industrie, loochent de leidende rol van de arbeidersklasse", aldus de partij....
Nagy weigert echter toe te geven, zelfkritiek te uiten en af te treden. Veeleer geeft hij de voorkeur aan afzetting door de partij en de hele natie verwacht dat ook, verwacht zelfs z’n arrestatie en een nieuw proces tegen hem, maar er gebeurt niets… [Váli].
De hoop van zeer vele Hongaren op verhoging van de levensstandaard en een liberaler politiek klimaat wordt na de bijzonder zware kritiek op Nagy dus de grond in geboord; er zouden, zegt men, veel aanhangers van Nagy, "personen met rechtse opvattingen", gearresteerd en gevangen zijn genomen, en er is sprake van herleving van de midder­nachtelijke terreur van de ÁVH. De scherpe aanval op "rechtse afwijkingen" maakt velen opnieuw erg bang! Aldus was de destalinisatie in Hongarije heftiger en scherper dan in de rest van Oost-Europa maar “ze voldeed niet aan de verwachtingen”, zegt men nu. Rákosi is dan wel in 1953 gekapitteld, maar mocht blijven en Nagy werd geprezen en aangemoedigd, maar kreeg nooit de middelen om zijn programma te verwezenlijken. Nu is echter het evenwicht in het Kremlin [na de afzetting van Malenkov] hersteld en Chroesjtsjov is duidelijk de nummer één. Álle leiders van de satellieten werden nu eenmaal door Moskou als pionnen behandeld, en men moest nederig buigen voor de wil van het Kremlin en dat accepteren, maar Nagy dééd zoiets niet, al was hij een ‘moskoviet’.
Het regime belooft wel een verhoging van de levensstandaard in 1955, maar 'niet zo hoog als in 1954', en men stelt het voor alsof men echt wel denkt aan het welzijn der bevolking, haar levensstandaard en de produktie van consumptiegoederen. Op 3 april 1955 wordt zelfs een amnestie voor politieke emigranten aangeboden. Dat lijkt een concessie van het regime want ter gelegenheid van de 10-jarige bevrijding op 4 april 1955 wordt een amnestie voor allerlei mensen "die hun misdaden noch uit staatsvijandige motieven noch onder invloed van vijandelijke propaganda" hebben begaan, afgekondigd.
Er wordt dus ook hier een zekere ruimte voor de overheid gelaten om alsnog tot vervolging over te gaan! Voor de [weinige] gewone misdaden die met minder dan een jaar zijn bestraft geldt de amnestie ook. Als men geen "misdaden tegen het volk" [vaag!!] heeft gepleegd kan men eventueel ook ongestraft uit het buitenland [de emigratie] terugkeren! [Hinter dem Eisernen Vorhang, 39]......
Op deze dag, “Bevrijdingsdag”, wordt Rákosi op de eretribune op het Sztálin tér naast het Heldenplein weer uitbundig geëerd en hij vindt dat prachtig. Bij deze feestelijke herdenking van de ‘bevrijding’ in 1945 is ook de sovjet-leider Suslov aanwezig en ook hij probeert [de bij de feestelijkheden opvallend afwezige] Nagy nog eens te overreden om af te treden, maar Nagy weigert opnieuw. Hij wil zich alleen verdedigen voor het Centrale Comité en dan wil hij een stemming. Rákosi kan [wil] dat uiteraard nooit accepteren en laat daarom de beschul-digingen aan het adres van Nagy formeel voor de leden van het CC opstellen.
Hierin stelt hij dat Nagy binnen de partij een oppositiegroep wilde vormen [een zwaar vergrijp] en zichzelf en z’n HNF bóven de partij wilde stellen. Zelfs wordt Nagy nu beschuldigd van ’clericalisme’ omdat zijn dochter is gehuwd met een predikant [ds. Ferenc Jánosi, zie hierboven] en Nagy dat kerkelijk huwelijk destijds [1945] bijwoonde, en ook van ‘nepotisme’ omdat hij z’n schoonzoon ‘als vredes-geestelijke’ de leiding van het Volksfront toevertrouwde. Het is volkomen duidelijk dat Rákosi Nagy eenvoudig wèg wil hebben en daarom álles doet om hem het leven moeilijk te maken en bij het publiek verdacht te maken. 
De bezwaren tegen Nagy zijn eigenlijk al in maart gepubliceerd, zoals: "Kame­raad Imre Nagy heeft politieke inzichten vertegenwoordigd die met de algemene richtlijnen der partij, de belangen der arbeidersklasse, de werkende boeren en de volksdemokratie niet zijn te verenigen... Hij wilde altijd maar weer de drijvende kracht van de socialistische opbouw, n.l. de zware industrie, hinderen, werkte de collectivise­ring tegen, wilde de partij uit haar leidende positie verdringen, en zelfs haar ónder de staat en het HNF plaatsen, stond een stijging van de levensstandaard in de weg, hij had partijvijandige, anti-marxisti­sche en anti-leninistische inzichten, en bracht de partij, de volksdemokratie en de socialistische opbouw veel schade toe”.....[Hinter dem Eisernen Vorhang, 35, Balogh, Jakab, 130/131].
Een teken aan de wand is ook de ter-dood-veroordeling op 13 april 1955 van vijf zgn. "koelakken", boeren met eigen grondbezit en b.v. wat vee, omdat ze zich tegen de zogenaamd vrijwillige [!] collectivisering verzetten. Rákosi bleef immers steeds aandringen op intensive­ring van de campagne tot "bestrijding van de koelakken" en tot collectivisering van de land­bouw! Vele boeren verzetten zich tegen de zeer rigoureuze overheidsmaat­regelen tegen hen en tegen b.v. de gedwongen leveranties aan de staat tegen bewust lage prijzen!

top

Alle propaganda van Rákosi en b.v. Lajos Ács [1922 - ’68, partijfunktionaris, lid v/h secretariaat CC en sinds 1953 lid van het Politiburo] voor vrijwillige collectivisering maakt onder de boeren niet veel indruk: men is slechts bang dat dit regime toch weer dwang zal gaan uitoefenen, zoals dat ook al gebeurt op beperkte schaal. 70 % der cultuurgrond bevindt zich nu [weer] nog in handen van particuliere boeren [in 1953: 60 %].
Bovendien spreken Rákosi en Ács zich in redevoeringen b.v. op 25 en 26 maart '55 overduidelijk uit vóór een 'socialistische' d.w.z. collectieve landbouw als einddoel! Een grotere produktie kan, aldus Ács, alleen zó tot stand komen! Hij wil ook via een grote campagne alle wijdverbreide vooroordelen tegen de "nieuwe socialistische organisatie", de collectivisering wegnemen...
Ondanks het karakter van vrijwilligheid en van uitsluitend wettelijke maatregelen, en de steun die nu eenmaal in de befaamde juniresolutie van 1953 aan particuliere boeren is beloofd [en dat wordt door Rákosi benadrukt], wordt toch geklaagd over "kapitalistische elementen die in het bijzonder na juni 1953 op brutale wijze weer hun hoofd hebben opgeheven op het platteland". Er is volgens Ferenc Dávid [1e partijsecr. in het comitaat Szolnok] sprake van een fluistercampagne van boeren tègen de collectivise­ring. "Men zegt dat ze alles wat na juni '53 is begonnen weer terug gaan draaien" en "Als we niet op onze hoede zijn, is dat koren op de molen van de vijand", aldus de partijfunktionaris Dávid.
Men wil ook alles doen om de produktiviteit van de Hongaarse 'kolchozen' te verbeteren, en ze zo meer aantrekkelijk te maken. Toch geeft zelfs het partijblad "Szabad Nép" van 25 maart 1955 toe, dat het bijzonder slecht is gesteld met het aantal partijleden op de kolchozen: In vele honderden kolchozen in Hongarije bedraagt het aantal partijleden n.b. nog geen tien!! [Hinter dem Eisernen Vorhang, 36]. Er wordt ook geklaagd over het feit dat het partijfunktionarissen maar niet lukt om op de kolchozen solidariteit tussen vroegere arme land-arbeiders en vml. middelgrote boeren tot stand te brengen. Dit soort dingen verhindert overtuigde communisten uiteraard nooit om dan deste meer harde akties te ondernemen want het gaat tenslotte om de overwinning van de eigen dogma’s, de principes, de therorie, en níet om de zege van de Wil van het Volk.
De agitatie en propaganda van de partij moeten eenvoudigweg dus worden geïntensiveerd om de mensen te overtuigen. Steeds weer nieuwe strijdbaarheid, nieuwe akties, nieuwe funktionarissen, partijaktivis­ten, is het oude communistische parool, maar de nog jonge partijfunktionaris Ács lijkt wel goed te beseffen dat de boeren bijzonder wantrouwend zijn, hoewel hij heftig ageert tegen "de klassenvijand op het platteland, de koelakken en hun hulpjes, bloedzuigers en reaktionaire aanhangers van Horthy, Pijlkruisers [fascisten] en de reaktionaire clerus"....
Al deze groepen scheldt hij uit voor speculanten en woekeraars, die hun verplichte leveranties en hun verplichte belastingen op schaamteloze wijze saboteren, en op deze wijze bij de werkende bevolking op het land de discipline ondergraven. Hij lijkt ook te weten dat deze groepen de kolchozen in een zeer kwaad daglicht stellen, en het wantrouwen vergroten. Ács wil de staat hiertegen laten optreden, en biedt tevens het oude communistische recept als oplossing aan: isoleer de 'koelakken', de rijkere boeren van de anderen, het agrarische proletariaat en de middelgrote boeren. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 37]. Alle mooie beloften aan de boeren ten spijt ["vele vormen van hulp, een vrije markt"] blijft deze overheid toch dat de boeren éérst hun verplichtingen, zoals b.v. de leveranties, precies nakomen!
Iemand als Ács wil de controle verscherpen, en het partijapparaat weer alom waakzaam laten zijn. Slechts de grotere aktiviteit van partijmensen kan er volgens hem voor zorgen dat de mensen [m.n. de boeren] hun verplichtingen nakomen. De jongste richtlijnen en resoluties en m.n. het Plan van de partij [die dus nogal eens verschillen van vorige doelstellingen] zijn altijd en overal het criterium...... Alle partijfunktionarissen hebben slechts tot taak deze partijlijn aan de bevolking uit te leggen, en het beginsel van het zgn. "demokratisch centralisme" blijft als dogma gelden: álle besluiten moeten onverbiddelijk worden doorgevoerd en kritiek op dergelijke besluiten is onmogelijk!
Het CC der partij komt vanaf 14 apr. 1955 bijeen [zoals gebruikelijk: in haar gebouw in de Akadémia utca, dicht bij het parlement, in Budapest] voor beraad over de besluiten van maart j.l. en op 18 april 1955 wordt Imre Nagy wegens anti-marxistische inzichten en fraktievorming ontslagen als premier, op 14 april al als lid van het Politburo en CC; Nagy wordt afgezet, en beschuldigd van "een rechtse opportunisti­sche politiek, factiona­lisme [scheurma­kerij], anti-marxisme en anti-leninisme, klerikalisme en nepotisme. Zie hierboven. Zijn koers is echter -zo weet iedereen- al vanaf het begin in 1953 geblok­keerd en ondermijnd door Rákosi en zijn kliek! Men neemt Nagy o.a. kwalijk dat hij "een doorslaggevende factor bij de socialistische wederopbouw van het land, n.l. de ontwikkeling van de agrarische coöperaties, heeft gehinderd”.
Mihály Farkas, die vanaf juni 1953 dééd alsof hij Nagy steunde, en daarmee een ommezwaai van 180° maakte, maar van medeplichtigheid aan ernstige schendingen van de wetten is beschuldigd, wordt nu ook ontslagen uit het Politburo en alle andere funkties [secr. van het CC]. "Hij steunde lange tijd [tot dec. 1954] de foute inzichten van kameraad Imre Nagy”, zegt men nu [Hinter dem Eisernen Vorhang, 35].
Nagy wordt als premier opgevolgd door de al eerder genoemde 1e vice-premier [vml. min.v.landb. en agrarisch deskundige] András Hegedűs [* 1922]. Nieuwe leden van het Politburo zijn: István Kovács [1e secr. in Budapest] en József Mekis [Budapest, 1910 - 1984, oorspr. metaalarbeider bij Hoffherr en later min. v. lichte industrie, 1952 voorz. der Metaalarbeidersbond en later voorz. der Centr. Raad der Vakbonden]; László Piros [Újkígyós, t. Z. v. Békéscsaba, 1917 – Szeged, 2006, die van jongsaf in de vleesindustrie werkzaam was en als soldaat in Rusland gevangen werd genomen en sindsdien, in 1944/45 bij de antifascistische Hongaarse partizanen dienst deed, dan parl. lid werd en o.a. in 1949 voorz. van de vakbond van arbeiders in de levensmiddelen-industrie, sinds juni 1954 min.v. bin­nenl. Zaken, wordt kandidaat-lid; Mekis wordt ook 1e vice-premier evenals de oudgediende stalinist Ernő Gerő.
Na zijn afzetting schrijft Imre Nagy, die nooit in het openbaar zelfkritiek wilde leveren omdat dat neer zou komen op het buigen voor Rákosi, maar zich wèl -op een eerlijke manier- wil verantwoorden, een soort politiek testament of apologie "A magyar nép védelmében" [Ter verdediging van het Hongaarse volk] of vertaald “Imre Nagy on Communism”, dat na de opstand in 1956 naar het Westen wordt gesmokkeld. In 1958 kan het worden gepubliceerd en het blijkt vooral dat Nagy zeer trouw aan "de Partij" wil blijven, maar het dokument is ook een duidelijk getuigenis tègen de stalinistische dogmatici, de diehards in het land die hem wensen te vernederen en zich van de wensen van ‘het volk’ niets wensen aan te trekken.
Bij ‘het Hongaarse volk’ blijft de naam van deze vroegere premier daarom verbonden met een veel meer ontspannen, meer liberale, nationale en gematigde politiek, die rekening wenst te houden met de wil des volks en die oog heeft voor de mensen in plaats van slechts voor de eigen dogma’s, de communistische ideologie en die vooral de wensen van Moskou in het oog houdt….. Toch heeft Nagy nooit effectief de massa kunnen of willen organiseren, maar dat kon zonder medewerking van het bestaande partijapparaat ook niet.  

Budapest krijgt in 1953 een 'Volksstadion', weldra zéér populair!


Rákosi's macht lijkt hiermee geheel hersteld, en de politieke lijn van Nagy wordt veroor­deeld: "hij voerde een foute politiek, onderwaardeerde het belang van de zware industrie, en bouwde het "Volksfront" op als een soort rivaal van de partij!"…….
Er worden ook weer processen gevoerd tegen ‘koelakken’ en aktivisten tegen de regering en evenals in andere landen in Oost-Europa wordt ook in Hongarije een campagne gevoerd tegen de diefstal van volksvermogen, zorgeloosheid, verspilling, vriendjes- en familiepolitiek in de bedrijven; vaak worden de bedrijfsleiders zelf als de oorzaak genoemd! Alleen al in maart en april bevat de pers meer dan 100 berichten over strafmaatregelen op dit gebied, vooral onder de boeren. Ook wordt de massaorganisatie, het Vaderlandse Volksfront, onder sterkere partijcontrole gesteld, evenals de communistische Jeugdorganisatie DISZ. [naar WP Jaarboek, 1955, blz. 192].
Het zal bovendien nog blijken dat zeer velen in dit land zich niet eenvoudig en gewillig schikken in de ‘nieuwe’, d.w.z. de oude leiding van de tijd van Stalin, maar dat het verzet van b.v. kunstenaars, schrijvers, studenten sterk toeneemt!

top