< Terug

14. Het stalinisme in Hongarije, 1945 tot 1956

14.4.6 De facelift van het oude regime: het ’nieuwe’ gezicht van Ernö Gerö,
           18 juli tot
 23 oktober 1956

De tot dan tweede man, Ernő Gerő [zie vorige hoofdstukken], een oude trouwe communist en altijd afgeschilderd als ‘harde werker’, maar vele jaren Rákosi’s trouwe en kritiekloze metgezel, de ‘tweede man van het kwartet’, en degene die al vele jaren het economische beleid leidde, wordt nu -opnieuw door regelrecht ingrijpen van Moskou- de Hongaarse partijleider [1e secretaris], en János Kádár wordt bevorderd tot lid van het Politburo en tot secretaris van het Centrale Comité der partij, en is daarmee als nieuwe tweede man.
Ook de enorme burokratie, het overdreven centralisme en de plannen voor verdere collectivisering van het bewind van Rákosi worden aangevallen. Toch is dit ook weer een halfslachtige oplossing, want het systeem blijft en de noodzake­lijke grondige hervormingen blijven uit!
Immers: de 58-jarige doktrinaire stalinist Ernő Gerő, die vanaf 1944/45 steeds de rechterhand van Rákosi was, "en nauwelijks meer waard dan Rákosi zelf", “closely associated with Rákosi’s basic politics, a policy of terror, over industrialization, collectivization and the liquidation of  the New Course” [Kecskemeti, 76], wordt 1e secr. van het CC der MDP, maar velen vertrouwen hem evenmin als Rákosi! Nieuwe leden van het Politburo zijn vanaf 18 juli: 1e. János Kádár, die eerder na jaren is vrijgelaten uit de gevangenis, 2e de sinds ± 6 mnd. uit de gevangenis bevrijde [en ooit ter dood veroordeelde!] György Marosán, een vml. bakker en linkse sociaal-demokraat, die z’n eigen partij verraadde en die n.b. bij z’n vrijlating zelfs meende dat die aan Rákosi was te danken en direkt door Rákosi is ontvangen, en nu onmiddellijk bereid is om weer samen te werken, 3e. de ook pas vrijgelaten maar eerder ter dood veroordeelde intellektueel Gyula Kállai, 4e. de diplomaat Imre Horváth [* 1905, zie hieronder] en 5e. Imre Mező [Ramocsaháza ten NO van Nyíregyháza, 13 dec. 1905 – Budapest, 1 nov. 1956], ooit kleermaker, die in de jaren na 1927 in België woonde en hier lid van de communistische partij was. Hij was aktief in de Spaanse burgeroorlog en in het Franse Verzet, in 1945 terug naar Hongarije en vanaf 1950 partijfunktionaris in Budapest, vanaf 1954 secr. van het partijcomité van Budapest en een kameraad van Kádár.
Gerő verklaart nu dat de grootste fout van Rákosi was dat hij zich niet kon aanpassen aan de nieuwe toestand en ‘verslapping van het toezicht der partij leidde ertoe dat de Petőfi kring tot een tweede politieke centrum van het land werd’. Maar Moskou en Gerő zijn het eens: het beste is om met geleidelijke en langzame concessies de oppositie met een fluwelen handschoen te behandelen.

top

De keuze van Moskou was echter alleen maar fataal: het was ‘het inwisselen van de satraap voor de vice-satraap’, het maakt niet uit, Gerő had evenveel schuld en boter op zijn hoofd. Hij was al sinds 1948 op een verantwoordelijke post, en was verantwoordelijk voor de economie, de Vijfjarenplannen en de uitbuiting van de arbeiders. Een bijzondere verantwoordelijkheid had hij voor de gedwongen verhuizing van veel mensen, en ook híj was een moskoviet, een agent van de Komintern in Hongarije en kolonel van het sovjetleger…. [Maar] ’er was geen andere keuze dan Gerő, tenzij Nagy, maar die paste niet zo, hij was persona non grata en had niet het vertrouwen van het Kremlin. Nagy zou pro-Joegoslavië zijn en onafhankelijk van Moskou en Tito en Chroesjtsjov waren het hierover dus niet eens! Onder Gerő zou alles wel onder controle blijven, en de vitale sovjetbelangen zouden gegarandeerd blijven wat bij Nagy zeker níet het geval zou zijn! [Váli, 237-239].
Een rede van premier Hegedüs op 18 juli wekt ook al geen vertrouwen; hij noemt de fouten der dogmatici en ook Nagy wel met name maar verklaart als het meest belangrijkste: “Natuurlijk waren en zijn er niet alleen sektarische fouten in onze partij maar er zijn ook zeer ernstige en grove fouten van rechts, ja zelfs afwijkingen van rechts, die met name door Imre Nagy worden vertegenwoordigd”.
Hegedüs is n.l. vooral bang voor al die verdeeldheid en de gevolgen ervan, en de angst bij hem wordt steeds groter. Tot 1953 had hij die angst voor de kameraden, maar nú langzamerhand voor het volk en hij is bang dat het hele machtsapparaat ineen stort “en dat we voor een volstrekt onzekere toekomst staan”, aldus verklaart hij vele jaren later, maar op 18 juli zegt hij al: “We moeten nu oppassen, omdat verschillende elementen de situatie uibuiten en een aanval op de volksdemokratie van plan zijn”. Later moet ook híj erkennen: ‘we beriepen ons op ‘de volksdemokratie’ maar we dachten aan onze eigen macht’. [Hegedűs, 203/205 en 211].
De nieuwe, opnieuw door het Kremlin aangewezen Hongaarse satraap, de ijdele Ernő Gerő, die vanaf het begin, op z’n 19e, al lid der communistische partij was, en vanaf 1925 in de Sovjet-Unie woonde maar werkte voor de Komintern en dus ook wel elders in Europa, o.a. in Spanje [1936/38] kwam, zegt in z’n eerste toespraak op wo. 18 juli o.a. "De partij moet de economische moeilijkheden oplossen, vooral op het gebied van brandstof en grondstoffen, en ze zal het collectieve leiderschap versterken en de persoonsverheerlijking geheel uitbannen. De discipline moet verbeteren “en op ideologische en politieke grondslag worden geplaatst” [alsof ze dat niet was!?] en de partij zal krachtig optreden tegen "sektarisme van links en rechts". Bij het bestrijden van afwijkingen zal vooral tegen de invloed van Imre Nagy worden gestreden…. De Russen zeggen Hongarije een krediet van Rb. 100 mln toe en men wil nu een snelle verbetering van de levensstandaard door o.a. lagere prijzen en meer consumptiegoederen. Enkele weken later blijkt dat de Russische hulp o.a. zal bestaan uit de hulp bij de bouw van een atoomcentrale met een enorm vermogen, zodat de moeilijkheden in de elektriciteitsvoorziening zullen worden opgelost…
Ook worden o.a. al een demokratisering van het staatsapparaat, decentralisatie, méér zeggenschap voor het parlement en voor massaorganisaties, vermindering van 't aantal militairen [dat gebeurt in '55 en '56] met 15.000 man toegezegd, hoewel uitrusting en bewapening zullen worden verbeterd, en óók zal de doorvoering van het kolchozen­stelsel in de landbouw [!] plaatsvinden, en Gerő zegt dat de koers van de partij in 't algemeen wel goed was, en dat Hongarije geen opstand zoals in Polen zal kennen!....
Bovendien zegt hij dat Rákosi de verslapping van het toezicht der partij niet kon tegenhouden en die verslapping leidde, aldus de nieuwe leider, tot incidenten in de Petőfi kör die zich ontwikkelde tot een ‘tweede machtscentrum’. [NRC, 18 juli 1956]. Dat kan voor intellektuelen, studenten en schrijvers, echter niet anders dan een waarschuwing zijn! Gerö laat ook duidelijk weten dat het ‘socialistische kamp’ éénsgezind moet blijven tegen imperialistische kringen en dat het oorlogsgevaar niet is geweken, maar voldoende vaag is dan weer een waarschuwing voor de opvatting ”dat allen die niet het standpunt van de partij delen, vijanden zouden zijn”….
Er komt ook een nieuwe kieswet waardoor het mogelijk zal zijn op individuele kandidaten te stemmen en ‘de rechten van het individu en de onaantastbaarheid van zijn bezit worden gewaarborgd’. Hoe dit laatste goed te verenigen is met “de uitbreiding van het stelsel van kolchozen in de landbouw” blijft echter een raadsel!
Ook zegt Gerö dat Hongarije de belastering van Joegoslavië [sinds acht jaren!] nu betreurt en hij spreekt zich uit voor vriendschappelijk overleg tussen beide landen. [NRC, idem]. Budapest wil dus betere betrekkingen met Belgrado......
Het is voor velen overigens wel vreemd dat Gerő, die zelf al twaalf jaar in de leiding van partij en staat zit, nu ineens oproept om "het verleden als een gesloten hoofdstuk" te beschouwen, en met een schone bladzijde, een nieuw hoofdstuk, te beginnen, terwijl n.b. de partij zelf níet tegenover alle honderddui­zenden Hongaren die onder haar terreur hebben geleden, iets heeft goed gemaakt of de schade heeft vergoed, en de met zéér veel onschuldig bloed bedekte bladzijden nu ineens zonder meer wenst om te slaan! Maar de ijdele en zelfingenomen 58-jarige partijfunktionaris Ernő Gerő, die jarenlang tot z’n ergernis de tweede viool had moeten spelen, [Sebestyén, 129], is niet op de hoogte van wat er wèrkelijk onder het volk speelt. Hij heeft immers al die jaren [sinds 1945] binnen de zeer beperkte kring van de hoogste partij-elite geleefd en alleen de voorrechten, de luxe, daarvan genoten. Maar "het volk moet vooruitkijken", zegt hij terwijl bij zovele tienduizenden de diepe wonden n.b. nog zó vers zijn en de door ditzelfde regime de ter dood gebrachte vrienden en familieleden zéker nooit kunnen worden vergeten, en terwijl de tiran Rákosi in de nacht van 19 op 20 juli met medenemen van al z'n persoonlijke spullen hals over kop vanaf de militaire basis Budaörs is vertrokken, zonder ook maar één traan te laten over de honderddui­zenden onschuldige slachtoffers van z'n wrede en misdadige schrikbe­wind, en intussen veilig in Moskou is gearriveerd!……. 
Eerst zullen er toch een paar [!] arrestaties en processen moeten komen voordat men met een schone lei kan beginnnen, denkt menigeen! Bovendien moeten al die duizenden mensen die uit de gevangenis of uit het kamp zijn gekomen zéker weten waar ze voortaan op juridisch terrein aan toe zijn, want deze schone lei is -althans voor een eerlijke partij- natuurlijk géén manier om consolidatie of verzoening te bereiken, en onder de nieuwe leuze "met partijeenheid vóór socialistische demokratie" te werken! Ook de nogal rustige, relatief behoedzame János Kádár, die liever voorzichtig de kat uit de boom kijkt, het nieuwe politburolid, maakt zich er op 12 augustus in de industriestad Salgótarján gemakkelijk vanaf door tegenover een massa mensen te beweren: "Het gaat niet om mensen, maar het gaat om ideeën", waarmee hij als trouwe communistische funktionaris alle persoonlijke verantwoorde­lijkheid van iedereen afschuift! [naar Berecz, 81].

top

Het lijkt eenvoudig allemaal een gevolg te zijn van de simpele communistische moraal: geen énkel mens is een zelfstandig, zelf denkend persoon met persoonlijke verantwoordelijkheid en met een geweten, een ziel, een eigen wil, met eigen gevoelens of sentimenten, maar ieder mens is slechts een radertje in de geschiedenis, in het apparaat, het mechanisme, en is er slechts vanwege z’n funktie in de maatschappij, om arbeid te verrichten en om nuttig te zijn ten bate van de nieuwe, ‘socialistische samenleving’.
Hieruit volgt ook een tweedeling want aangezien de overtuigde communist -gesterkt door de ‘wetenschappelijke zekerheid’, namelijk op de empirie, de ervaring, gestoelde kennis- vast en zéker gelooft in de toekomstige heilstaat van ‘het socialisme’ en dus in de énige weg naar dit paradijs, zijn degenen die hiervan persé [nog] níet overtuigd zijn en ‘domweg’ vasthouden aan zgn. achterlijke symbolen van vroeger, zoals b.v. de godsdienst, geweten, persoonlijke verantwoordelijkheid, een eigen gezins- en familieleven, en die vasthouden aan hun over-tuiging van een steeds terugkerende persoonlijke keuze tussen goed en kwaad, doen of niet doen, aan hun eigen wil, de eigen persoonlijke gevoelens, etc. etc., tot heden eenvoudigweg het slachtoffer, en zij zijn vaak maar al te gemakkelijk slechts als overbodige en dus schadelijke, nutteloze en hinderlijke, kwalijke verschijnselen gezien en zo ook [misdadig, slecht, denigrerend, moorddadig, gemeen] behandeld….
Vreemd is en blijft uiteraard dat in deze mechanische, materialistische en deterministische visie op de mens en de historie tóch de persoonlijke schuld [aan die onkunde of de onwil aangaande die énige weg tot het ‘socialistische’ heil] altijd weer van groot belang lijkt: als je n.l. overtuigd, zéker, bent van je eigen ‘op de wetenschap gebaseerde’ overtuiging is het toch waanzin, dwaas, om een ander via bijvoorbeeld een lijfstraf of opsluiting voor z’n [andere] overtuiging te straffen? De materiële omstandigheden zijn immers de ‘schuld’ van zo’n ‘minderwaardige’ visie van die ander?…… De bittere werkelijkheid is echter dat communisten zélf geen persoonlijke verantwoordelijkheid wensen te dragen, iets wat ze zovele anderen wèl hebben toegedicht!…. Wel kennen zij het principe van het ‘demokratische centralisme’, maar dat kan zéér gemakkelijk worden opgevat als: ”kijk eerst hoe de koers op dat moment is en pas je dan eenvoudig aan” en in Hongarije lijkt een eenheid van de alles overheersende partij zo langzamerhand ondenkbaar, moeilijker dan ooit……De koers van de partij [die zonder meer altijd de waarheid in pacht heeft!] is zelfs is nog onlangs merkbaar veranderd!!
Van een betrouwbare, al vele jaren ervaren en overtuigde communistische funktionaris [apparacsik] zoals Gerő kan men dan ook geen wezenlijke veranderingen verwachten, maar dat is wel bekend! Hij wil eenvoudig met een schone bladzijde beginnen en denkt dat hij geen andere concessies hoeft te doen dan lippendienst. [Váli, 243]. Duizenden partijleden worden nu [augustus 1956] op massabijeenkom­sten 'bewerkt' met redevoeringen à la Kádár, die moeten bijdragen tot herstel van de rust......
Ook in Moskou wil men nu vooral de rust herstellen en na de onlusten in Poznań is men hier toch wel benauwd: We moeten de destalini­satie in de hand houden! In een geheime circulaire van het CC der CPSU van einde zomer 1956 vanuit Moskou wordt dus vastgesteld dat o.a. ”de leidende rol der communistische partij absoluut moet blijven! Men kan alleen samenwerken met partijen die het marxisme-leninisme handhaven als doctrine!”
De ‘vreedzame coëxistentie’ blijkt dus slechts van beperkte waarde en heeft zéker geen betrekking op de ideologie! Zelfs Tito is hierover, na zo’n korte illusie, geschokt want hij voelt dat dit tegen hem, Gomulka en Nagy is gericht! Toch worden de economische, technische en financiële betrekkingen tussen Belgrado en Moskou wel verder verbeterd en de Sovjet-Unie wordt weer de belangrijkste handelspartner van het land!
Ook de ’broederlijke en hartelijke betrekkingen’ blijven; van 1 tot 20 juni gaat Tito naar Rusland en wordt alom met enthousiasme ontvangen en in september '56 voeren Chroesjtsjov en Tito langdurige en vertrouwelijke besprekingen, eerst in Belgrado en daarna op de Krim. Maar toch wenst de Joegoslavische president de Hongaarse leider Gerő -die hij slechts ziet als het verlengde van de door hem gehate Rákosi- eigenlijk ook niet en Tito is en blijft voor menig stalinist "het paard van Troje", die de deur openzet naar nationalisme, infiltratie van een bourgeois-demokratie, en die de centrifugale krachten binnen het Sovjet-blok versterkt. Maar ook Hongarije neemt weer de ‘normale’ contacten met Joegoslavië op, b.v. op vakbondsniveau, en het arbeiders­raden-systeem wordt gepropageerd. Sándor Gáspár [de vakbondsleider] en Zoltán Vas gaan naar Joegoslavië en de plaatsverv. voorz. Jenő Fock pleit voor arbeidersdemokratie en zelfbeheer.…..
Aldus lijkt alles -oppervlakkig gezien- weer wat rustiger te worden en de Hongaarse Werkerspartij [MDP] vormt nog altijd een machtig apparaat met in januari 1956: 820.000 leden en bijna 40.000 kandidaatleden, hoewel het meer een reus op lemen voeten is! De partij wil zelfs meer naar buiten optreden en ‘de arbeidersklasse voor zich winnen’ en zelfs schrijvers bezoeken de arbeiders in hun fabriek! In juni gaat de premier o.a. naar Csepel, het grootste industriële complex van het land maar veel arbeiders blijven nogal wantrouwig en defaitistisch; ze vertrouwen het na zoveel beloften en veranderingen etc. niet meer echt…. [Kecskemeti, 79].
Op de bijeenkomst van het CC der partij [zie hierboven] is ook over het lot van Mihály Farkas, die al in 1955 uit het Politburo is gezet, gesproken en op 22 juli '56 wordt ook deze generaal Farkas [ex-min.v.def., een gehaat stalinist, één van de vier leiders onder Rákosi, Joods, moskoviet] ontslagen uit de rang van generaal en alle funkties, en uit de partij gestoten want ook hij is "verantwoordelijk de geest van wantrouwen die zich had ontwikkeld en voor de ontsporingen van de socialistische wettigheid". Hij was degene die het officierenkorps  gelijkschakelde en het leger in communistische geest omvormde. Waarschijnlijk is zware druk van Tito ook bij dit ontslag van groot belang geweest. [NRC, 28 juli 1956]. Merkwaardig is overigens dat de zo pas naar Rusland overgebrachte Rákosi wèl lid blijft van het CC der partij en van het presidium van het [machteloze] parlement!…[idem].
Het publiek vindt ook het ontslag van Farkas echter vèrre van voldoende want ook Farkas heeft de hand gehad in gruwelijke, monsterlijke misdaden [Váli, 236] en hij gold al elf jaar een ‘onmetelijk ijdel persoon, die een rol speelde bij de schijnprocessen, het machtsmisbruik, de zuiveringen’. [Hegedüs, 208]. Ook hij wordt gehaat, verafschuwd en geminacht door velen, die hem slechts konden zien als machtige maar toch geheel aan Rákosi onderdanig figuur, één van zijn kliek, van ‘het kwartet’, maar dat geldt óók voor Gerő!……
Nu blijkt ook dat de nieuwe Hongaarse leiders van partij en staat denken dat het voortaan wel zonder de populaire Imre Nagy en zijn aanhangers kan, en naarmate de tijd verstrijkt zal -denkt men- de aandacht voor hem wel teruglopen. Nagy wordt dus zeer bewust totaal uitgesloten van de macht maar daarmee wordt ook aan de stemmen van zoveel vooraanstaande schrijvers en studenten, intellektuelen, geen ènkel gehoor gegeven! Er kan voor de partijleiding blijkbaar geen sprake zijn van een compromis tussen de opvattingen van de toch weer terzijde geschoven Nagy en die van de nieuwe machthebber Gerő met de rest van de partij…

top

Zelfs denken Gerő en Hegedűs, nu de anti-stalinist Kádár 2e man der partij is, dat de echte moeilijkheden nu kunnen worden opgelost want tussen ’de beide stromingen der oppositie [van Kádár en Nagy] is een splitsing opgetreden’, maar veel later begrijpt Hegedüs wel dat dit slechts schijn is: verscheidene schuldigen aan de gevangenschap [en martelingen!], etc. van Kádár zitten immers nog in het Politburo, zoals Gerő, de zeer scherpe en harde dogmaticus en vml. ’cultuurpaus’ József Révai en hijzelf! [Hegedűs, 207]. En….. tóch zijn er nog regelmatig geruchten over een soort eerherstel voor Nagy…….
Intussen blijven allerlei figuren uit het stalinistische -maar nog zeer nabije- verleden nog altijd op hun plek zitten en blijven voor de bevolking verdacht! Wat was b.v. de rol van Gerő zelf al die jaren precies? Wat wist hij van de wandaden van het regime van Rákosi èn hemzelf? Heeft hij nooit iets kunnen verhinderen? Liep hij dan niet altijd achter Rákosi aan? Waarom zijn Rákosi en Farkas wèl ontslagen uit al hun funkties en Gerő en veel anderen niet? De overweldigende meerderheid in het land blijft dan ook diep teleurgesteld…..
Intussen komt op 30 juli het [machteloze] parlement bijeen en premier Hegedüs belooft een uitbreiding van de bevoegdheden van het parlement inz. de wetgeving en er worden ingrijpende wijzigingen in het kabinet aangebracht. István Hidas wordt 1e vice-premier [opv. v. Gerő], Imre Horváth [* 1905, die vóór '45 10 jaar gevangen zat en toen gezant was in de USA, ČSR en GB] wordt min.v.buit.z., György Marosán vice-premier, Erik Molnár blijft min.v.just., László Piros: min.bin­nenl. z., Rezső Nyers: voedselvoorz., József Darvas blijft min.v.volkscultuur. Antal Apró blijft vice-premier, Albert Kónya min.v. onderwijs, de jurist Ferenc Donáth wordt secr. van het CC der partij. Ook in de partijleiding zijn al veranderingen aangebracht, maar naast enkele nieuwe leden [met b.v. een gevangenis-verleden!] zitten er ook nog ‘oude’ stalinisten in….. Zie hierboven.
Op 23 juli volgt dan het eerherstel voor vml. soc.-dem. leider, minister en president Szakasits, die begin april uit de gevangenis is ontslagen, en voor de in 1949 geëxecu­teerde gen. Pálffy-Österreicher... Ook aan andere personen wordt eerherstel verleend, zoals in augustus '56 aan de vml. evangelische bisschop Lajos Ordass en per 1 augustus volgt het eerherstel voor vele vml. funktiona­rissen der partij en dat leidt uiteraard tot geruchten van iets dergelijks voor Imre Nagy! Met hem vindt dan inderdaad binnenskamers ook overleg plaats maar slechts voor korte tijd geeft hij enkele fouten toe. Hij wil vooral van de partij een complete rehabilitatie van zijn politieke lijn, m.a.w. háár excuses, horen, en weigert zelf toe te geven! De 60-jarige oud premier wil zich nog liever uit de politiek terugtrekken en als partijloos verder gaan, dan concessies te doen! [Berecz, 83]. De partijleiding stelt o.a. hierom een beslissing, met name om hem weer als lid toe te laten, nog uit.

De rouwstoet op 8 okt. 1956 waarbij een aantal in 1949 ter dood gebrachte communisten wordt 'herbegraven'....


Het nieuwe beleid wordt ook iets duidelijker wanneer een week hierna, op 31 juli, de procureur-generaal  György Nonn [Csanálos, tgw. Roem.1918 – Budapest, 2007], een buitengewoon taalkundige, die o.a. van 1952  ondermin. v. propaganda en vanaf 1955 bestuurslid der Schrijversbond én bij de ÁVH werkzaam is, in het parlement verklaart dat hij kritiek heeft op vele leden der ÁVH met hun "uitzonderingspositie": dát leidde tot machtsmisbruik, het afdwingen van onware schuldbe­kentenis­sen d.m.v. morele en lichamelijke dwangmidde­len. "Het socialisti­sche recht is door hén op de meest harde wijze geschon­den" en Nonn laakt ook het feit dat er geen enkele controle op de ÁVH bestond!....... Het lijkt daarmee alsof de partij haar eenheid en de vaste koers weer heeft gevonden, maar in haar autoritaire en burokratische stijl verandert ze niet. De ideologische debatten hebben haar gezag zeer ondermijnd en een resolutie van het CC in augustus over de partijpolitiek tegenover intellektuelen laat zelfs zien dat de partij wel bijzonder weinig aan de intellektuelen heeft te zeggen, en met haar kaders niet veel verder komt dan apathie en een tekort aan ontwikkeling, onderwijs en opleiding! [Kovrig, 295].
Ook György Pálóczi-Horváth [Budapest, 20 maart 1908 - Londen, 3 jan. 1973], die al in de jaren ’20 in Wenen en in de Ver. Staten studeerde, in de jaren ’30 aan literaire bladen in Hongarije meewerkte en vertaalwerk deed, maar in april 1941 vluchtte en later bij de Britse ’Special Operations Executive’ dienst deed, in 1945 bij de Hongaarse uitzendingen voor de BBC werkte en vanaf 1947 weer, nu als hartstochtelijk communist [!] in Hongarije o.a. bij de radio en een tijdschrift werkte en literair leider bij de uitgeverij Hungária is,maar in september 1949 werd gearresteerd en als "spion van het Britse imperialis­me" 5 jaar gevangen zat, in 1954 wordt vrijgelaten en gerehabiliteerd, daarna als wetenschappelijk medewerker voor geschiedenis bij de Academie werkzaam is, publiceeert op 18 augustus 1956 weer een artikel in Irodalmi Újság en in dit weekblad verschijnen in deze maanden ook verschillende artikelen van b.v. Háy en Aczél en van de journaliste Judith Máriássy over het luxeleventje van de hoge partijfunktionarissen in hun door muren en wachtposten afgeschermde eigen gebied aan b.v. het Balatonmeer: dat veroorzaakt al een enorme sensatie! Het is duidelijk dat het klassieke ‘stalinisme’ zoals dat in Hongarije zo duidelijk en tegelijk zo gruwelijk zichtbaar was, nu wel ten einde is!....

In 1945 wordt bij Jacob van Kampen in Amsterdam o.a. het dan in het Nederlands vertaalde boek van George Pálóczi Horváth, ’Duister Hongarije’ uitgegeven; een boek dat een zéér partijdige, linkse visie van de historie van Hongarije met de nadruk op de klassenstrijd, wil geven en dan ook een lofzang op Rákosi en de communistische denkwijze, zoals dat vanuit de klassenstrijd betaamt, bevat!....
Ook de goedkope maar speciale winkels voor topmensen worden dan aangevallen en Máriássy laat weten dat ministers maar eens te voet moeten gaan in plaats van op een limousine te wachten waarvan zodra ze instappen de gordijntjes dicht gaan! Ongemakkelijke vragen? Jazeker, maar iedereen heeft het erover!, aldus de schrijfster.
Tja, van dat idee van gelijkheid droomden we ooit, het leek zo mooi, maar dát is het hem nu juist als men het erover heeft ‘het socialisme te realiseren’. [Hinter dem Eisernen Vorhang, sept. 1956, no. 9, blz. 44]. Het partijapparaat wordt hiermee voor schut gezet, belachelijk gemaakt, en heeft geen verweer, is hulpeloos en kan de oppositie niet meer intimideren! [Kecskemeti, 77]……..
Maar ook in Moskou weet men wel dat er in Hongarije sprake is van een alarmerende wijze waarop de spanning in de zomer van 1956 oploopt en hoe Gerő niet bij machte lijkt om daar iets aan te doen. In een strikt geheim telegram van 29 augustus zegt de sovjet-ambassadeur Juri Andropov [die zijn superieuren thuis in Moskou met zorgelijke rapporten overspoelt] bijvoorbeeld: “De politieke situatie in Hongarije… eist constante aandacht. Hoogst zorgelijk voor ons is het feit dat de Hongaarse kameraden tot dusverre onbetekenende resultaten hebben geboekt in de strijd om hun gezag in het land te versterken”. [naar Sebestyén, 135].
Maar toch toont het regime ook wel voorzichtige en -onschadelijk geachte!- ‘vernieuwingen’ want een resolutie van het Politburo van 1 september verbiedt het vernoemen van straten, pleinen en instellingen naar levende personen en de naam van Rákosi wordt dus nu alom geschrapt en daarmee zullen alle overblijfselen van de persoonscultus verdwijnen.
Ook worden de straffen tegen Aczél, Háy, Karinthy, Kuczka, Méray en Zelk opgeheven, maar wanneer Társadalmi Szemle van september bijvoorbeeld probeert de opvatting te lanceren dat b.v. partijfunktionarissen voor sommige fouten of i.d. gestraft zouden moeten worden heet dat toch wel ‘verkeerd’. Men moet vooral geloven dat er geen sprake kan zijn van een soort wisseling van de wacht! [naar Váli, 245]…… 

top

Wel gaat de oproep om wèrkelijk schoon schip te maken op een iets andere manier verder, want op 2 september vraagt Géza Losonczy, een bekende vriend en medewerker van Nagy, om bestraffing van degenen die verantwoordelijk zijn voor de stalinisti­sche praktijken; ze zitten n.l. nog op leidende posities! ”In het bijzonder moet men degenen straffen die hun fouten nog hebben bekroond met de weigering om -na het XXe partijcongres in de SU- tot een fundamentele verandering in hun houding te komen”... [Les Temps Modernes] en op 5 sept. 1956 publiceert Tamás Aczél een artikel over de ÁVH, waarin hij in bedekte termen toch felle kritiek levert, en dat slaat in als een bom!…..
Maar op vrijdag 5 oktober wordt dan toch maar een aantal vroegere officieren der ÁVO/ÁVH gearresteerd wegens "schending van de socialistische legaliteit"….. Op 8 september schreef Gyula Háy in "Irodalmi Újság" echter al een artikel dat eigenlijk nog veel verder gaat: "Laten we het maar rustig zeggen: Ja, wij vragen de volledige, onbe­perkte vrijheid... Schrijvers moeten de onbeperkte vrijheid hebben om de waarheid te mogen spreken, vrij om alles en iedereen te mogen kritiseren, het zat te zijn of verliefd te mogen zijn, in vrijheid aan de dood te mogen denken, aan God de Almachtige te mogen geloven of om God te ontkennen, om te twijfelen aan de juistheid van sommige cijfers van het Plan, ... de vrijheid om niet alleen op marxistische denkpaden te mogen wandelen. Het moet hun worden toegestaan om van bepaalde politici níet te houden, hen af te wijzen, om te zeggen dat de levensstandaard te laag is, zelfs dat er mensen zijn voor wie de bevoegde autoriteiten geen loonsverhoging overwegen! Álle censuur moet verdwijnen, óók de afschuwelijk­ste van alle, de censuur die men in zijn eigen ziel heeft opgericht, en die ons belemmert om iets neer te schrijven waarmee onze oppasser niet zou instemmen". [Les Temps Modernes]. Dat is voor iedereen een revolutionair geluid van een intussen bekend communistisch schrijver!……..
Op 16 september worden overigens de sankties tegen een aantal 'rebelse' schrijvers opgeheven en het Politburo deelt mee dat het destijds populaire en belangrijke netwerk van onafhankelijke en progressieve ”Volkshoge-scholen” [Volks- of Györffy-Colleges] weer nieuw leven wordt ingeblazen. Na 1945 [maar eigenlijk al vanaf ± 1939] kwam deze vorm van progressieve voorlichting van de grond, maar werd in 1949 verboden.
Prompt houdt onmiddellijk hierna van 17 tot 28 september de Schrijversbond haar jaarlijkse Algemene Vergadering en kiest -nu voor het eerst in het geheim- een nieuw Uitvoerend Comité waarvoor de officiële [stalinistische] kandidaten, zoals József Darvas, n.b. allemaal worden versla­gen, en ‘rebellen’, socialisten en zelfs burgers die ooit waren beschuldigd en/of gevangen zaten nu in het bestuur komen! [Kecskemeti, 77]
2/3 van het nieuwe bestuur is niet partijlid, zoals de vml. soc.-demokraat Pál Ignotus, en verscheidene tot heden gepeste en uitgebannen [dissidente] schrijvers komen eindelijk weer aan bod. Ook worden op de redakties van de beide bladen van de Bond, het meer algemene Irodalmi Újság en het meer op intellektuelen gerichte maandblad Csillag [Ster], grondige zuiveringen aangebracht en voortaan zijn de bekende en nu ‘bekeerde’ communisten László Benjámin en Lajos Kónya hoofdredakteur. O.a. László Németh, István Örkény, Lajos Tamási en Zoltán Zelk worden redakteuren van Irodalmi Újság [Hinter dem Eisernen Vorhang, nov. 56, blz. 31] en van nu af tot het begin der opstand worden in de kolommen van het blad de diskussies over de vrijheid voortgezet. De oppositie der schrijvers [Íróellenzék], die al in het voorjaar begon, krijgt hiermee gestalte!
Zo verschijnt er op 29 september een artikel van Ottó Major, die het zelfs waagt om tegen de tot dan bijna heilige partijresoluties met woorden tekeer te gaan: “Men versterkt de eenheid van de partij niet met het dulden van partijtrouwe literatuur die verouderd is en die zich als schadelijk heeft bewezen”. Ook eist een literaire kritikus, de jonge Sándor Lukácsy, die eerder bij de Petőfi kör een demokratische toon aansloeg en uit de partij werd gezet, in hetzelfde nummer dat de volledige inhoud van de debatten van de Petőfi-kring in de openbaarheid moeten komen! Anderen vragen zich b.v. af waarom in Hongarije westerse bladen kranten niet te koop zijn en waarom er nog altijd Hongaarse krijgsgevangenen in de Sovjet-Unie worden vastgehouden! [Hinter dem Eisernen Vorhang, nov. 1956, blz. 31].
Er is hier dus sprake van een groot verlangen naar vrijheid en het is duidelijk dat schrijvers en dichters zichzelf nog altijd zien als de intellektuele avantgarde van het land! ‘De redevoeringen van van bekeerde communisten zoals Gyula Háy en Zoltán Zelk worden tot opwindende, ontroerende, demonstraties voor de menselijke waardigheid en bemoedigde de gedelegeerden ertoe om in het presidium [de leiding] in plaats van ijverige volgelingen van Stalin en Rákosi, zoals Darvas e.a., mannen te kiezen die die door het regime vervolgd of althans niet waren ondersteund’. [Hinter dem Eisernen Vorhang., nov. 1956, blz. 30].
Al op 17 september valt echter in het partijblad Szabad Nép te lezen dat de schrijvers scherp worden terecht gewezen. Ze hebben, zo heet het, de eenheid van de partij niet gesteund, partijaktivisten naar de achtergrond gedrongen en problemen opgeworpen waarover alleen de partij kan diskussiëren! [idem, 31].
Maar op het congres besluit men tot een nóg konsekwenter optreden tègen de stalinisten en vóór demokratische hervormingen: censoren moeten worden bestraft en volledige persvrijheid wordt opgeëist! De Schrijversbond verklaart zich op haar vergadering zelfs solidair met de vml. premier en nu nog volledig genegeerde maar nog altijd zéér populaire Imre Nagy……en de ”Magyar Írók Szövetsége”, de Hongaarse Schrijversbond, is hiermee van nu af de eerste vrije en van de partij onafhankelijke organisatie in het land, en daarmee is een waarlijk revolutionaire daad gesteld! Binnen de Schrijversbond en in haar blad "Irodalmi Újság" vinden hierover vervolgens zeer heftige discussies plaats maar het partijblad meldt dit niet. Het is dus een duidelijk teken van grote onvrede in de partij! [Váli, 253].
Het mildere klimaat, de relatieve openheid en vrijheid worden vanaf juli ook merkbaar in de kranten en bij uitge-verijen, in films en theaters. Na vele jaren van beperking, een zelfopgelegd zwijgen, komt er nu weer een enorme hoeveelheid gedichten, novellen, toneelstukken, en journalistieke talenten, die soms uitgesproken kritiek hebben en aanvallen van politiek karakter doen. De Waarheid wordt aldus tot een obsessie, hoewel men nog geen openlijke kritiek op de Russen levert. [naar Váli, 252/253].
Wel desintegreert de partij nu snel en in allerlei universiteitsste­den hervat men ook de openbare bijeenkomsten van b.v. de Petőfi-kring met vrije debatten: een revolutionaire daad, zoals sinds vele jaren niet meer mogelijk was, en ’hoewel Gerő voorzichtig lijkt tegenover de oppositie gaan de schrijvers toch door met hun felle kritiek!’ [Kecskemeti, 76].
Ook Péter Veres, ooit boerenleider en politicus, laat zijn kritiek horen op 22 september in "Irodalmi Újság": "Er zijn schrijvers die zich aanpassen. De politieke machthebbers verbeelden zich dan dat deze schrijvers zich om niets anders bekommeren dan om hen te dienen of te amuseren. Soms echter geven deze 'entertai­ners' de tirannen pardoes zo'n harde oorvijg, dat de klap voorgoed blijft doorklinken", en op 30 september 1956 verschijnt een artikel van Sándor Nagy in het culturele blad "Művelt Nép", waarin o.a. zwart op wit staat te lezen: "Het stalinisme is failliet, het volk heeft z'n illusies verloren, een lange strijd staat nog voor de boeg, de mooie doelstellingen van de constitutie zijn nog slechts papier, de arbeider voelt zich niet de eigenaar! Het bedrijf, de boer heeft geen zekerheid, er is geen demokratie!"………

top

Veel jongeren en intellektuelen vragen op bijeenkomsten zelfs het recht om te twijfelen, het recht om zèlf te zoeken, niet op gezag te geloven en te gehoorzamen; 'dát vroegen de kerk en het fascisme n.l.’ [zo weet men...].
"Wij willen wel wat leren van allen die ons iets hebben te leren, maar we willen niet kopiëren! We hebben de politieke processen in de Sovjet-Unie gekopieerd tot aan de tragische karikaturen toe... Het is genoeg om erover na te denken dat de slachtoffers van de politieke processen bijna zonder uitzondering oude leidende personen en deelnemers aan de ondergrondse beweging in Hongarije waren... De mannen die de buitenlandse schema's volgden [de stalinisten!] konden hen niet vertrouwen! Het buitenlandse schema, zonder kritiek geïmiteerd, heeft tot model gediend voor onze industrialisatie, voor onze landbouwpolitiek en ook voor onze cultuur.... [Les Temps Modernes].
Eindelijk beseft men nu dus dat Hongarije niet veel meer was dan één van de  satellieten, een marionet in handen van de Sovjet-Unie van Stalin! Op 28 september volgt ook nog de Nationale Raad van de Vakbonden en wenst meer autonomie en meer welzijn voor de Hongaarse arbeiders. [Kovrig, 296].
Intussen spreekt Chroesjtsjov van 19 tot 27 september Tito in Joegoslavi­ë [zie hierboven] en vervolgens worden van 27 september tot 5 oktober 1956, ruim een week lang, Gerő, de 1e secretaris, Kádár en de vml. bankwerker en later o.a. min.v. chemische ind., István Hidas [Budapest, 1918 – 2002], die ook 1e vice-premier is, naar Rusland ontboden en op de Krim spreken zij met Chroesjtsjov, Suslov, Mikojan en…. met Tito!
Hier dringt men [de Russen en Joegoslaven] er bij de Hongaren op aan om concessies aan het volk te doen en tenslotte geeft de Hongaarse leiding toe. Tot 7 oktober blijven de Hongaarse partijleiders [Gerő, Kádár, István Hidas en Zoltán Szántó] in de Sovjet-Unie en intussen berust de leiding bij de Politburo-leden premier Hegedüs, de secr. van het CC Lajos Ács [1922-‘68] en István Kovács: "de belichaming van onzekerheid en machteloos-heid". [Kovrig, 296]…… Hier op de Krim hoopt Gerő vooral acceptabel voor Tito te zijn. [Váli, 247].  
Ook Imre Nagy merkt nu wel de snelle veranderingen en op donderdag 4 oktober schrijft hij een brief aan het Centrale Comité der partij. Hij hoopt anderen te overtuigen van z'n loyaliteit "voor de zaak van het volk, het vaderland en het socialisme". Weliswaar bleef Nagy vanaf z’n ontslag in 1955 op de achtergrond, want hij wilde geen fraktievorming binnen de partij en is trouw aan het zgn. "demokratische centralisme" en de partijeenheid, maar hij wil wèl dat het CC der partij zijn zaak herziet en hij wil ook wel weer een politieke funktie aanvaarden mits die in overeenstemming is met z’n overtuiging en z’n persoonlijke eer. [Kecskemeti, 77].
Maar Nagy krijgt niet onmiddellijk antwoord en niet alleen voor hem maar voor veel andere Hongaren duurt de onzekerheid voort, deste meer omdat de leiders vèr buiten het land nogal druk zijn met hun langdurige overleg met Tito en met de Russische leiders!……
In "Irodalmi Újság" van za. 6 oktober 1956 verschijnt intussen een zeer kritisch artikel, een pamflet, van de bekende en overtuigd communistische Gyula Háy, toneelschrijver [zie hierboven] met de titel: "Waarom ligt hij [kameraad Kucsera] mij niet?" [Mert nem szeretem?]……
Kucsera is een typisch voorbeeld van een parvenu, een nouveau riche, die verzot is op de pas verkregen rijkdommen, en niet sympathiek is. Hij is de man met de typische burokratische domheid, immoraliteit en wreedheid. Kucsera is de man die niks weet vanuit overtuiging of gedrevenheid, die op ons neerkijkt vanaf het voetstuk van z'n onwetendheid en die erg fanatiek vasthoudt aan het afgodische principe van de permanente verscherping van de klassenstrijd, omdat dat hem vergunt om verder z'n aandeel te leveren aan politieke betrouwbaarheid, dat met zeldzame waarde wordt gepersonifieerd". [Kovrig, 296]. Hij is de bekrompen funktionaris die eenvoudig de partijlijn volgt: geen mens maar een soort apparaat, de apparacsik.

Mevr. weduwe Júlia Rajk wordt op 6 okt. 1956 getroost door Imre Nagy!


Háy schrijft b.v.: "Och, ik vind z'n auto, z'n leuke woning, de behandeling die hij geniet, niet zo erg …... maar al die dingen worden doel op zichzelf". Kucsera leeft als een parasiet, boven het volk uit, koopt in aparte winkels, heeft de speciale ontspanningsmogelijkhe­den ter beschik­king, leidt een kunstmatig bestaan, zonder veel talent, smakeloos, als een dilettant. Die politieke betrouwbaar-heid is normaal, kost niets, wie trouw de opdracht uitvoert is gezien. Maar demokraten en oprechte patriotten worden geminacht. Echte revolutio­nairen tellen niet, maar wèl: een belangengroep­je, zonder speciale kennis. Van álles is [in dit systeem] te regelen, maar literatuur en kunst zijn niet zo gemakkelijk te 'regelen'... Kucsera houdt overigens niet van kunst en cultuur, is immuun ervoor, en dus: betrouwbaar! Kortom: Hier, in dit land, regeert níet het volk, demos, maar het bureau: er is hier sprake van een burokratie en níet van een demokratie! Kucsera c.s. construeren huizen, fabrieken, steden, metro's, enz., tot eigen roem, en fantastische cijfers worden hierover gepubliceerd, maar soms ten koste van mensenle­vens………
En Háy concludeert: "We moeten kiezen: Kucsera óf de mensheid! Voor Kucsera is 'mens' geen mens, recht geen recht, moord geen moord, leugen geen leugen... Een mens is slechts materiaal, dat ter beschikking moet staan [voor de partij o.i.d.]. Kucsera wordt binnen enkele dagen al beroemd in het land, en ’dit machtige wapen van de belachelijkheid ondermijnt een partij wier heerschappij berustte op stilzwijgende angst’. [Kovrig, 296].
Op diezelfde dag vindt ook, na lange aarzelingen van de kant van het regime en veel druk van b.v. mevr. Júlia Rajk op dat regime, op de druilerige en koude zaterdag 6 oktober -al zolang een soort nationale doden-herdenking in Hongarije n.a.v. de executie van de ”13 martelaren van Arad” [de Hongaarse generaals van de vrijheidsoorlog van 1848] op die dag in 1849- de herbegrafenis op het Kerepesi Temető plaats van de in 1949 geëxecuteerde slachtoffers van het stalinisme: László Rajk, gen. György Pálffy-Österrei­cher, dr. Tibor Szőnyi en András Szalai.
Het initiatief hiervoor kwam van Júlia Rajk en van voormalige politieke gevangenen….. Ooit, slechts zeven jaar geleden heeft de almachtige partij hen als honden behandeld, maar nu is diezelfde partij, in het nauw gedreven, wel gedwongen het een plechtige, officiële begrafenis toe te staan. Ook Gerő en de partijleiding hebben er met enige angst, terughoudendheid en tegenzin in toegestemd.…. Men had mevr. Rajk eerder 200.000 Forint aangeboden ‘als compensatie’, een fortuin dat de gemiddelde Hongaar in een half leven niet bij elkaar zou verdienen. Zij weigerde echter en verklaarde dat ze geen geld wilde, maar gerechtigheid! [naar Sebestyén, 133].
Het lijk van Rajk is overigens na lang en intensief speuren einde juli in de grond langs de weg gevonden, een 20 km van de hoofdstad…. Maar voor Júlia Rajk [*1914 als Julianna Földi], is er maar één fundamentele waarheid: “Ha egy nemzet nem néz szembe a múltjával, akkor hazugsággal van tele a jövője is”. [Als een natie haar eigen verleden niet onder ogen ziet, dan is haar toekomst ook vol leugens]…………..
De hoofdcommissaris van politie van Budapest, de 33-jarige kol. Sándor Kopácsi, weet bij de herbegrafenis de orde goed te bewaren, want hij heeft n.b. [!] van tevoren contact opgenomen met de meest vooraanstaande leden der oppositie, en zich van hun solidariteit verzekerd….. De onderneming was echter zeker niet zonder gevaar, want de massa was door de slechte leiding en de schaarste aan het einde van haar incasserings­vermogen. Het is de eerste keer dat men de misdadige incompetentie van de macht blootlegt en het viel te vrezen dat men nu van de gelegenheid gebruik zou maken, en dat de plechtigheid in een oproer zou ontaarden, aldus Kopácsi [98].

top

Als een openbare -en bijna nationale- aangelegenheid krijgt de plechtigheid ook aandacht van alle kranten in het land; ze verschijnen met een zwarte rouwrand rond de foto’s van de vier mannen die 7 jaar geleden werden veroordeeld en ter dood gebracht. [Hinter dem Eisernen Vorhang, 1956, no. 10, blz. 44].
Ook bijna alle leidende politici van het regime zijn aanwezig en vormen een soort erewacht bij de doodskisten, aan de ingang bij het kolossale mausoleum voor Lajos Kossuth, en enkele communistische partijfunktionarissen, de ‘moskoviet’ Ferenc Münnich [1886-1967], die in 1918 als krijgsgevangene in Rusland al communist was en van 1922 tot 1945 met een onderbreking tijdens de Spaanse burgeroorlog in de Sovjet-Unie woonde, en vervolgens 1946-49 hoofd der politie in Budapest was, maar die nu ambassadeur in Belgrado is, en Antal Apró hebben de opdracht gekregen om een rede te houden. Maar hierin  loven ze met name de partij, want….…."de garantie dat dergelijke schendingen van de wet niet meer zullen plaatsvinden is de partij zelf", aldus Apró... [Kovrig, 296].
Apró [als 1e vice-premier en voorz. van het Vaderl. Volksfront] verklaart ook nog: "Er heeft nooit een tragischer plicht bestaan dan de onze. We moeten onze dode kameraden in ere herstellen, die wij niet meer in het leven kunnen terugroepen... Allen die hebben deelgenomen aan de vervolging van onze kameraden zullen we ter verantwoor­ding roepen voor hun misdaden", en: "wij betreuren ten diepste dat we aan de kwaadaardige laster, die tot hun martelaarschap heeft geleid, geloof hebben gehecht. De bijzetting is de laatste stap tot hun rehabilitatie, waartoe we door de wil van het volk zijn gedwongen". Hij valt ook de stalinistische blunders en de persoonlijkheidscultus in Hongarije scherp aan en zegt: “Wij staan garant [dat die schendingen niet meer voorkomen] omdat we vastbesloten zijn en we kunnen leren van onze dwalingen van het verleden”. [Váli, 247].
En Münnich laat in z’n toespraak o.a. weten dat “we vechten voor garanties die toelaten dat alleen objektief schuldigen strafbaar zijn” [hetgeen al eeuwen in beschaafde landen bestaat [Váli, 247] maar waarvoor je in Hongarije blijkbaar nog moet vechten!!] en hij heeft het over ‘criminelen die uit het moeras waren opgedoken om de dappere revolutionaire held Rajk te vermoorden’, maar hij wordt bijna overstemd door gejoel want een aantal van die criminelen stond daar nog steeds op dat podium als vertegenwoordigers van de communistische partij. [naar Sebestyén, 134]……. Men kan hierbij o.a. ook nog scherp van mening verschillen over wat de communistische partij, die zich immers altijd zonder meer als ‘objektief’ [wetenschappelijk] beschouwt en ‘die altijd gelijk heeft’, precies verstaat onder ‘objektief schuldig’……….. Maar het partijblad Szabad Nép sluit zich globaal bij de beide toespraken aan en schrijft over onder de kop "Nooit meer!" o.a.: "Dit zijn martelaren, het is een tragedie dat ze ter dood veroor­deeld waren in naam van het volk en het socialisme”…..
De plechtige herbegrafenis en het drie uren durende defilé langs de vier zwarte stalen doodskisten in de stromende regen worden aldus tot een stille, maar openlijke demonstratie van 2 à 300.000 mensen tègen het [stalinistische] regime. Vooraan lopen n.b. de weduwe mevr. Júlia Rajk met haar 7-jarige zoontje Laci en vml. premier Imre Nagy, die somber kijkt ‘maar haar zegt dat spoedig het stalinisme aan de beurt zou zijn om te worden begraven’. [Sebestyén, 134]. Nagy omarmt Júlia Rajk ook demonstratief en geeft haar een kus! [Hinter dem Eisernen Vorhang, okt. ’56, blz. 45]. Alle winkels en fabrieken in Budapest zijn zelfs op deze zaterdag gesloten om de arbeiders de gelegenheid te geven de indrukwekkende plechtigheid [kilometers ver buiten het centrum] bij te wonen….. en leidende figuren uit het politieke leven houden de erewacht bij de kisten.
Er doet zich echter geen enkel incident voor tijdens de vreedzame demonstratie, hoewel de plechtigheid zéker niet kan worden gezien als een demonstratie vóór Rajk, die immers zelf ook keihard en zeer fanatiek was, de geheime politie naar sovjet-model vormde en zelf ook misdaden beging! Hij was m.a.w. een leidende figuur onder de fanatici die het moorddadige, verdorven systeem aan het land hadden opgelegd, berucht als architekt van de politiestaat…. En ‘na zijn showproces kreeg hij nu een show-begrafenis’. [Sebestyén, 133].
Wèl is dit een openlijke bekentenis van de almachtige partij dat ze misdaden heeft begaan en dat draagt veel bij tot een klimaat van opstandigheid, woede, frustraties, ergernis, enz. Het is vooral een demonstratie tegen de beruchte politieke politie en het is dus maar goed dat er geen enkele Ávo aanwezig is…. Men zegt zelfs dat, als het weer niet zo slecht was geweest, op déze dag de revolutie wel was uitgebroken…..
Een mop die in deze dagen vól van zwarte humor in Budapest wordt verteld luidt: ”Weet je wat het verschil is tussen een christen en een marxist? Nou, een christen gelooft in een leven na de dood en een marxist gelooft in de rehabilitatie na de dood”. [naar Anderson, 82].
Na de plechtige herbegrafenis gaat een groep van 300 à 500 studenten -als een soort demonstratie tègen de diktatuur- via het standbeeld van Stalin, de ambassade van Joegoslavië schuin daartegenover, en langs de zetel van de ÁVH op Andrássy út [sinds bijna 7 jaar: Sztálin út] no. 60, [Frigyes Kahler, ”Twaalf dagen vrijheid in Hongarije in 1956”, in: Hongrie le prix de la liberté, Hongarije de prijs van de vrijheid, Brepols, 1999, blz. 8] naar het monument met de ‘eeuwige vlam’ voor graaf Lajos Batthyány [de eerste Hongaarse premier, ook door de Habsburgers geëxecuteerd op 6 oktober 1849] in de binnenstad van Pest en legt hier een krans neer, maar men begint ook anticommunistische leuzen te roepen, vrijheid en onafhankelijkheid op te eisen en zelfs enkele toeschouwers sluiten zich bij de demonstratie aan want ze geloven dat, hoe ongelofelijk het lijkt, dít alleen maar met toestemming van ‘boven’ kan plaatsvinden! [Anderson, 83]. De politie drijft vervolgens de demonstranten snel en met zachte hand uiteen. [Sebestyén, 135].
Ook al die andere slachtoffers die men hierna in oktober 1956 opnieuw begraaft, hoewel het destijds ook vaak keiharde stalinisten waren, gelden nu in de ogen van velen als martelaren, en veel mensen vinden dat hun officiële herbegrafenis alleen al nuttig is om het bestaande regime in z’n hemd te zetten [to strike it in its vulnerable spot]. [Váli, 246/247].
De plechtige en droeve gebeurtenis op de begraafplaats zorgt overigens ook o.a. voor een gewetenscrisis onder vele partijfunk­tiona­rissen en activisten want "de partij is er niet op voorbereid... het is een diepe schok voor de publieke opinie... het kader van de partij is geschokt". [Berecz, 92]. Men vraagt zich nu af of b.v. Rákosi zelf ook terecht zal moeten staan en premier Hegedűs en het hele politburo is allang blij dat de menigte zich na de plechtigheid verspreidt, maar ‘de herbegrafenis had ons moreel vernietigd, ze had ons voor de toekomst gedis-krediteerd. We waren niet voorbereid op bloedige demonstraties etc., maar we waren nogal tevreden met onszelf: de klus [van 6 oktober] is geklaard’, en de ÁVH, nu onder leiding van min.v.binnenl. z. László Piros, die bij z’n mensen populairder is dan Gábor Péter, heeft zelfs maatregelen getroffen om de versperringen [mijnen] aan de grens met Oostenrijk op te ruimen en dat ging toen al [!] onder scherp protest van Tsjecho-slowakije en Roemenië. Hongarije geeft ook meer paspoorten uit voor het personenverkeer met Roemenië, waar zoals bekend, honderdduizenden ook Hongaren wonen! [naar Hegedűs, 213-215].
Een voorbeeld van die gewetenscrisis is ook een stuk vol zelfkritiek van de minister van ‘volkscultuur’, József Darvas, op zo. 7 oktober gepubliceerd in het partijblad Szabad Nép. Deze bekende schrijver en meeloper is sinds vier jaar minister, als opvolger van de stalinist Révai, maar na het XXe congres der CPSU komt bij hem de gewetenscrisis, de zelfkritiek, mede door een verblijf in Frankrijk in het voorjaar van '56. Hij erkent nu zijn fouten, en vraagt bijna om vergeving voor z’n kwaad, want Darvas suste zijn geweten vanaf ± 1950 steeds met: "Dat is nu eenmaal de prijs van het socialis­me". Hij voelde het wantrouwen van anderen tegen hem ook wel, maar suste z'n geweten en werd steeds harder. In 1953 ging Darvas b.v. voor de verkiezingen nog eens naar Szabolcs-Szatmár, waar hij was geboren en hij komt hier alleen maar zwijgende boeren tegen.

top

Men doet z'n mond niet open, lijdt honger! "Ik moest de partij, het socialisme, enz. verdedigen, maar.... ik verdedigde de fouten van een sektarisch regime", aldus Darvas. Hij erkent nu z'n fouten met schaam­te... [Les Temps Modernes, inleiding door Ferenc Fejtő]. Het regelrechte gevolg hiervan is dat men op wo. 17 oktober de stalinistische min.v. volkscultuur, d.w.z. van propaganda, en de waakhond van de partij, Darvas, uitsluit van het schrijverscongres! [Les Temps Modernes, Fejtő, inl.]. Hij gold immers al vier jaar lang als de cultuurpaus van Hongarije, maar zoals alle leiders van de partij en verschillende andere organen staat hij vèr boven en buiten de gewone mensen, afgesloten levend en genietend van alle privileges en van een goed salaris op kosten van de werkers van dit land…..
Op za. 13 en za. 20 oktober 1956 worden ook nog andere [communistische] slachtoffers van het stalinisme, zoals zeven generaals van resp. leger en politie, luit.-gen. Sólyom en Illy, gen.-maj. Porffy, Beleznay en Révai en de politiemannen Koródi en Horváth-Höniger, op 13 oktober [Váli, 248] met militaire eer en in het nabijzijn van duizenden officieren en de min.v.defensie, en onder enorme belangstelling herbegraven en op enkele punten in Budapest vinden kleine politieke demonstraties plaats, want [maar!] “dit gebeuren is nauwelijks bevorderlijk voor het versterken van de moraal van de strijdkrachten of voor de vastbeslotenheid om te vechten voor de partij en de zaak der sovjets” en onvermijdelijk komt weer de vraag: Wie is voor al die onschuldige slachtoffers verantwoordelijk? [Váli, 248].
Juist in die dagen publiceert Lajos Kónya een gedicht in Irodalmi Újság over de tragiek van de Hongaarse geschiedenis, een verloren vaderland, vol van gruwelen en wreedheid, alom dood en verderf.... Hij herinnert zich "Niets is moeilijker dan om Magyaar te zijn". Herhaaldelijk zweren schrijvers nu 'in naam van het XXe congres' dat ze zullen strijden voor complete vrijheid, dat ze de waarheid en vooruitgang zullen dienen, en loyaal zullen zijn aan het volk" [Berecz, 87] en zelfs in de provincie worden nu ook kleine "Petőfi-kringen" opgericht, waar men op bijeenkomsten rond verschillende onderwerpen allerlei eisen stelt.
In september en oktober is er wèl een toenemende invloed van Kádár en andere vml. veroordeelde en pas vrijgelaten communisten, want ze kunnen nu wraaknemen [op de stalinisten!] [Kecskemeti, 77], maar toch krijgt de interne partijoppositie geen massa’s op de been; ze beperkt zich tot verbale manifestaties en haar voornaamste doel, het herstel van de partij, dus de morele en ideologische zuiverheid, doet de massa’s niet zoveel. Wèl komen de massa’s in beweging door studentendemonstraties [iets later in oktober] die een stimulans betekenen  [Kecskemeti, 79, 80]………..
Maar intussen neemt de druk op de partij toe en treedt ze ook wel op: op do. 11 oktober worden luit.-gen. Vladimír Farkas [de beruchte zoon van Mihály en ooit plaatsvervanger van Gábor Péter] en drie andere ex-officieren der ÁVH gearresteerd, wegens "zware vergrijpen tegen de socialistische legaliteit" en men ziet hierin een voorbeeld. Zeer vele anderen kunnen nu immers gemakkelijk volgen, wanneer men de uitspraken van vice-premier Antal Apró op 6 oktober tenminste serieus neemt! Studenten eisen hierna een verantwoording, een openbaar proces, tegen Farkas sr. en jr., want op 13 oktober wordt ook Mihály Farkas gearres­teerd om dezelfde reden als z’n zoon, en de Petőfikring, de Schrijversbond en veel partijorganisaties willen een openbaar proces, n.b. nadat Mihály Farkas had gedreigd: “Als ze mij oppakken zal ik alles stalinistische partijleiders en ook de Russen ontmaskeren!” [Váli, 249].
Dezelfde dag verklaart min.v.justitie Erik Molnár in Szabad Nép zelfs dat hij maaatregelen heeft getroffen om gecompromitteerde rechters en en ambtenaren van justitie uit de stalinistische tijd te ontslaan, en het lijkt erop dat hiermee o.a. Vilmos Olti en de procureur-generaal Gyula Alapy, die beiden bij het showproces tegen kardinaal József Mindszenty [en Alapy ook bij het proces tegen Rajk] een zeer kwalijke rol hebben gespeeld, ook zullen verdwijnen!
Eerder heeft het regime ook een moedige neuroloog, een zekere prof. dr. Kálmán Sántha van de universiteit van Debrecen, die ook lid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen was maar in 1951 is ontslagen en gedegradeerd omdat hij enkele opmerkingen had gemaakt over mogelijke slechte gevolgen voor de geestelijke volksgezondheid van het stachanov-systeem [dat immers werkende mensen verschrikkelijk opjaagt]. Hij wordt begin 1956, deelt men hem mee, weer in de Academie opgenomen maar hij weigert: standvastig verklaart hij dat men hem dan éérst op alle manieren van èlke schuld moet vrijspreken. Pas na maanden komt zo’n verklaring inderdaad tot stand en op 25 september kan prof. Kálmán Sántha terugkeren naar de roemruchte Hongaarse Academie van Wetenschappen, die uiteraard al vele jaren onder zware communistische invloed is geraakt! [naar Hinter dem Eisernen Vorhang, nov. 1956, blz. 30]. Ook dit is een voorbeeld van een poging tot een zekere ontspanning van het regime, tot een appeasement met een kritisch, ontwikkeld en dapper staatsburger, maar ook hier geldt: de concessies worden, zo lijkt het, slechts met grote moeite en na veel tijd gedaan!…………..
Op andere terreinen gist het intussen ook duidelijk: b.v. bij de vakbonden, want op de plenaire vergadering van de Raad der Vakbonden op 10/11 september moet de voorzitter, Sándor Gáspár, de afgevaardigden vermanen en hen aan hun verantwoordelijkheid tegenover de leden herinneren. Hij levert zelfs kritiek op direkteuren van bedrijven die de arbeidswetgeving [b.v. sociale zorg, rechten van vrouwen en minderjarigen, en veiligheidsvoor-schriften] aan hun laars lappen en zegt de vakbondsleiders dat ze niet alleen het recht maar ook de plicht hebben de wet na te komen. Zulke bedrijfsleiders die tegen de wet ingaan, moeten, aldus Gáspár, rekenschap afleggen!   Zelfs wordt er openlijk kritiek geleverd op regeringsmaatregelen en duidelijk wordt geklaagd over de veel te grote inspanning en uitputting die het gevolg is van de eisen van de overheid…
Zelfs wordt op 11 september een oude sociaal-demokraat, Zoltán Horváth, die z’n overtuiging óók na bijna zeven jaar gevangenschap níet heeft opgegeven, door de Vakbondsraad tot redakteur van de Népszava gekozen! In een artikel in het partijblad Szabad Nép van 16 september zegt Horváth zelfs openlijk iets over z’n persoonlijke onschuld en over de [politieke] vergissingen van het regime en “niemand mag aannemen dat ik of mijn vrienden datgene wat we hebben meegemaakt, kunnen of willen vergeten!”
Op 14 oktober maakt het partijblad vervolgens bekend dat de bedrijfsleiders maar ook de plaatselijke vakbonden meer bevoegdheden [b.v. over uurlonen, loonakkoorden] krijgen en dat alle verandering van loon alleen met toestemming van de vakbond kan gebeuren. [Hinter dem Eisernen Vorhang, nov. 1956, blz. 31/32].
Op ander gebied, in de landbouw en dan met name m.b.t. de gedwongen collectivisering, heerst ook al jaren een situatie die schreeuwt om scherpe kritiek, maar vele jaren lang kon men die kritiek niet uiten, hoewel er officieel sprake was van een ‘collectivisering op basis van vrijwilligheid’. In september 1956 komt het blad Csillag echter met een artikel van een agrarisch socioloog, István Márkus die met drie anderen in de provincie Somogy onderzoek heeft gedaan naar de naoorlogse lotgevallen van een aantal dorpen. De conclusie luidt simpelweg dat de collectivisering nóch rekening hield met de verhoudingen in de landbouw nóch met de wensen van de boeren. Ze veroorzaakte slechts enorme economische schade. Wil men de situatie verbeteren moet er veel meer autonomie van de agrarische bedrijven komen, zonder inmenging van de overheid, en de boeren moeten eigen bezit kunnen houden en zèlf beslissingen kunnen nemen! Dát is, aldus Márkus, de kern van alles! 
Korte tijd later, op 25 september, wordt ook in de Petőfi-kring in Budapest dit onderwerp besproken en volgens de kranten is men het erover eens dat er een grondige verandering in de landbouwpolitiek nodig is! Er is ook nog altijd sprake van een tekort aan graan. [idem].

Júlia en László Rajk op 6 okt. 1956. omringd door duizenden!

top

Maar ook in sommige sektoren van de industrie gaat lang niet alles naar wens. Het partijblad Szabad Nép bericht op 26 september b.v. dat in oktober 600 personenwagons van de Spoorwegen, de MÁV, vanwege een gebrek aan kolen voor drie weken uitgeschakeld zullen zijn en op dezelfde dag meldt Rádió Budapest dat het ministerie van transport bekend maakt dat vanwege het tekort aan benzine 500 autobussen en 1000 vrachtwagens niet kunnen rijden! Er zal volgens het partijblad op 4 oktober in de komende winter zelfs onder de meest gunstige situatie géén sprake van een overschot aan kolen zijn!…..
Men verwacht ook een scherpe daling van de eigen olieproduktie van een miljoen ton en de situatie wordt n.b. nog eens verscherpt door de vertraging van de -per overeenkomst toegezegde- kolenimport uit Polen en Tsjecho-slowakije, de “bevriende landen van het socialistische kamp”! [Hinter dem Eisernen Vorhang, nov. 1956, no. 11, blz. 33]. Het is duidelijk dat de situatie er in dit land economisch niet snel beter op zal worden, maar ook politiek is hier heel wat aan de hand!
Voor Hongarije als communistisch land betekent vooral dit laatste een nieuwe, totaal óngewone en bijna revolutionaire, ontwikkeling en zo ongeveer álles duidt erop dat zéér veel inwoners van dit land, van hoog tot laag, hun woede, haat en kritiek, onvrede, minachting, opstandigheid en wanhoop over het wanbeleid van een vooral starre en zelfgenoegzame overheid wel van de daken willen schreeuwen, wanneer eenmaal de angst voor diezelfde starre overheid voorgoed wèg zal zijn!……
Dát er talloze misstanden zijn en dat er grote ontevredenheid bestaat is weliswaar allang duidelijk, maar dat dat alles in de openbaarheid geraakt en zelfs door partijbladen kan worden gepubliceerd, en dat erover relatief vrij kan worden gedebatteerd, is volstrekt nieuw, een revolutionaire ontwikkeling!…….   
Ook op zo. 14 oktober wordt zelfs Imre Nagy op zijn verzoek en na het overleg op de Krim tussen Gerő, de Sovjet-leiders en Tito weer tot de partij als lid toegelaten!! "Het was fout en onterecht om Nagy uit de partij te zetten en een persoonlijk vooroordeel van Rákosi had destijds tot zijn afzetting geleid", maar Imre Nagy was wèl schuldig aan politieke fouten”, zegt de partij nu.….. en ”het Centrale Comité der partij zal verder de kwestie [van eventuele ideologische dwalingen] onderzoeken”. [Váli, 251, Kecskemeti, 78].
Later zeggen velen: “Als Imre Nagy nu, midden oktober, premier was geworden, is het wel zeker dat elke massa-demonstratie geen of een veel minder vijandig karakter had aangenomen”, en ook [premier] Hegedűs zegt achteraf iets dergelijks: “Als Imre Nagy begin oktober premier was geworden en Kádár partijleider, was de opstand vermeden”…. [Hegedűs, 216]. Zelfs de sovjet-ambassadeur Juri Andropov nodigt Nagy uit voor een ’vriendschappelijk gesprek’ en ook Anastas Mikojan zoekt hem op en is in het openbaar vriendelijk t.o. Nagy. [Kecskemeti]. ………
Toch was tot die 14e oktober elke aktie vóór Nagy nog gevaarlijk, want voor Gerő, de partijleider, geldt dat de partij altijd gelijk heeft en onschendbaar is en pas onder zware druk [b.v. van de Russen en van Tito] lijkt hij geneigd om toe te geven! Het toelaten van Nagy tot de partij zal hém immers onmiddellijk tot leider maken en alle oppositionele elementen zich rondom hem laten verzamelen! De sovjetleiders [Andropov en Mikojan] wantrouwen hem echter maar weten ook van z’n immense populariteit en willen hem dus onder bepaalde voorwaarden nog wel een kans geven: d.w.z. hem gebruiken voor hun doel! En ook Joegoslavië [Tito] is geïnteresseerd want Nagy is op het Joegoslavische model georiënteerd. [Váli, 249/250].
Chroesjtsjov heeft intussen eind september op de Krim met Tito overlegd [zie hierboven] en men besluit nota bene om Hongarije, Roemenië en Bulgarije "vrij te laten om zelf de weg naar het socialisme te bepalen" terwijl dat voor Polen, de DDR en Tsjechoslowakije níet zal gelden; híer houden de Russen hun grote invloed. Volgens sommige berichten hebben de sovjet-leiders er bij Tito op aangedrongen om de gemeenschappelijke communistische zaak niet in gevaar te brengen door het aanmoedigen van vrijheidsneigingen in landen waar dit een gevaar voor het communisme zou kunnen betekenen en de Russen zouden dit gevaar voor staten als Hongarije, Roemenië en Bulgarije niet zo groot achten, omdat de inwoners van deze landen ”meer gewend zijn aan een diktatoriaal bewind” [!]……….
Intussen lijken de val van Rákosi, de herbegrafenis van Rajk, de arrestatie van Farkas en het weer tot de partij toelaten van Imre Nagy [zonder dat hij zelfkritiek heeft geuit!] toch wel belangrijke Hongaarse stappen in de richting van een verzoening met Joegoslavië, en daarom gaan premier Hegedűs, Kádár, Apró en partijleider Ernő Gerő -onmiddellijk na de toelating van Nagy tot de partij- van 14 tot 22 oktober 1956 "op uitnodiging van de Joegoslavische communistische partij" voor een eerste overleg sinds ruim acht jaar met Tito naar Belgrado, Joegoslavië………”Moeten we nog de nadruk leggen op het feit dat al deze stappen ook stappen zijn in de richting van een betere verstandhouding met Joegoslavië?”, aldus het partijblad Szabad Nép.
Binnen de Hongaarse partij zijn en blijven de meningen over Imre Nagy echter verdeeld: sommigen vinden dat hij toch excuses moet aanbieden en anderen, zoals Kádár, vinden toch dat hij rechtse afwijkingen heeft, maar belangrijker is nu dat ‘de partij’ alle schuld op Rákosi gooit. [Váli, 250]. 
Nagy blijkt overigens ook steeds hardnekkig vast te houden aan z’n eigen overtuiging en plannen. Hij geeft de ‘juni-resolutie’ van 1953 die hem als premier aan de macht bracht niet op en heeft ook nog altijd z’n politieke programma, de “Nieuwe Koers” [Új Irány], op zak. Bovendien weigert hij zelfkritiek en hij lijkt vooral de procedures die destijds tègen hem zijn gebruikt aan te vallen. Dat lijkt van groot belang omdat de partij hem op 14 oktober weliswaar -onder druk- weer als lid heeft opgenomen, maar, zoals hierboven vermeld, onder een zeker voorbehoud! Ter verdediging zal hij het Centrale Comité dan [na een onderzoek inz. ideologische dwalingen] eventueel persoonlijk toespreken. [naar Váli, 252].
In het land groeit intussen de ontevredenheid sterk omdat men niet meer weet waar men met "de partij" aan toe is. Men stelt zelfs openlijk de vraag: "Wie leidt de politieke zaken nu: de Schrijversbond of het Centrale Comité?" Blijkbaar is elke koerswijziging op elk moment mogelijk, en men bereikt tenslotte toch helemaal niets.
Op 14 oktober, de dag dat Nagy weer partijlid wordt, schrijft b.v. het partijblad Szabad Nép dat de beroemde prof. Lukács nu zelfs ’nog meer dan ooit’ weet te zeggen: Er mag geen tussenkomst van de partij in het artistieke en literaire leven zijn en men [de partij] mag geen meningen onderdrukken met administratieve maatregelen!! En intussen concludeert de marxist Lukács n.b. dat het prestige van het marxisme in Hongarije en elders is gedaald! [Váli, 253/254].
Ook op andere maatschappelijke terreinen blijft de partij onzeker en weet ze geen antwoord, kan ze geen daden bij haar woorden [vaak: het versleten jargon, de oude dogma’s, de gebruikelijke kreten!] voegen.
Ook de Petőfi kör is nu weer aktief en houdt b.v. een speciale zitting over agrarische problemen. Hier verdedigt de al vanaf 1945 zeer aktieve en overtuigde communist en moskoviet Zoltán Vas, die Rákosi ook zéér goed heeft gekend, de regeringspolitiek [van de bevordering van het aantal kolchozen!] maar de gedwongen leveranties, de collectivisering en de zware financiële lasten voor de boeren leveren, waarmee Gerő dus ‘gewoon’ wil doorgaan, leveren scherpe kritiek op van Ferenc Donáth, een zeer goede vriend en aanhanger van Nagy!

top

Ook de vml. president en zeer loyale, zwakke en tegenover het communisme slaafse, ds. Zoltán Tildy, van wie n.b. pas in mei het huisarrest na acht jaar is opgeheven, prijst eerst de regeringspolitiek, maar wanneer de stemming aan de orde komt wordt het anders; hij weifelt en zoekt hij een beetje steun bij een andere renegaat, István Dobi, ook een landbouwdeskundige en meeloper der communisten en zelfs al enkele jaren de volstrekt machteloze ’voorzitter van het presidium der Hongaarse Volksrepubliek’, de president….
Beiden wonen op 20 oktober in Kaposvár [de geboorteplaats van Imre Nagy!] een bijeenkomst van boeren bij waarop zij buitengewoon heftig te keer gaan tegen de hele politiek en ze zitten blijkbaar vol haat tegen het via dwangmaatregelen opgelegde systeem; ze zijn zelfs openlijk antisovjet! Het lijkt bijna een revolte te worden, maar Tildy wijst dan op de sovjet-bezetting waarmee ze toch rekening moeten houden, gezien de politieke omstandigheden. Hij is dus nog nèt zo voorzichtig als in 1945, toen hij als president [1946-’48] andere politici met meer principes dit soort realisme óók voorhield. [o.a. Váli, 254]. 
Allerlei maatregelen en beloften van de overheid, van de partij, blijken aldus geen enkele effect te sorteren en fundamentele, noodzakelijke hervormingen komen niet van de grond.
De nieuwe koers van de kille, dogmatische, humorloze apparacsik, de ijskoude stalinist Ernő Gerő -die immers vele jarenlang de 2e man onder Rákosi was- belooft geen wezenlijke verbeteringen en het vertrouwen in hem is nihil. Hij zal, denkt men algemeen, nooit volmondig de fouten van z'n vroegere baas Rákosi en diens kliek [waarvan hij zelf lange tijd deel uitmaakte!] willen toegeven en herstellen!
Intussen denkt Gerő echter vooral: al deze kritiek in de maatschappij kán zo niet! Moskou moet ingrijpen om het gezag van hem en van de partij te herstellen, en hij denkt ook dat Tito nog steeds druk op Moskou uitoefent o.a. inzake de Hongaarse politiek, maar Gerő wil zichzelf en zijn kliek redden, omdat Tito zijn val wenst, en hij bedenkt vervolgens een meester-plan, terwijl n.b. Rákosi vanuit Moskou nog steeds de Hongaarse partijleiding bestookt met memo’s waarin hij waarschuwt tegen fascisten en zich uitspreekt voor harde maatregelen!
Volgens Váli wil Gerő dat Moskou ”het rechtse gevaar in Hongarije” [van partijleden zoals Losonczy en Donáth, en andere vrienden van Imre Nagy] ziet en vervolgens in Hongarije hiertegen optreedt. Hij heeft met andere woorden “z’n eigen Berlijn [17 juni ’53’] of Poznań [de rellen van juni ‘56]” nodig…. Eventueel kan hij als machtige en ervaren partijleider Nagy nog wel gebruiken als zwakke premier of als marionet en hoopt dan ook op een verzoening met Tito, hoewel Tito hem slechts ziet als de voortzetting van Rákosi, die met evenveel schuld is beladen. [Váli, 254/255, 258].   
Maar van de bijzonder negatieve mening van het volk, van de arbeiders of van de studenten en de schrijvers, en van de snelle desintegratie van de partij heeft de partijfunktionaris die Gerö is, geen idee. Hij is ook slecht geïnformeerd over de trouw van politie en leger en beseft vooral niets van de enorme, bezielende invloed van de gebeurtenissen in Polen op de Hongaarse natie. [Váli, 256/257].
Ook de manier waarop de partij denkt met haar slachtof­fers om te kunnen gaan, n.l. via formaliteiten zoals een verklaring, een rehabilitatie en een herbegrafenis, maakt menigeen niet méér overtuigd van de waarachtig nieuwe koers en de eerlijkheid, de menselijkheid en een geweldloze toekomst onder leiding van dezelfde partij! Een volledige zuivering valt onder Gerő niet te verwachten want de handen van de nieuwe leider en van velen met hem zijn daarvoor teveel met onschuldig bloed bevlekt……
Deze blijvende onzekerheid tot in de hoogste leiding heeft uiteraard haar weerslag op de leden die het niet meer weten, geen enkele oplossing ooit zelf durven aandragen, vaak zeer weinig ideologisch geschoold zijn, geen enkele initiatief ooit hebben durven nemen en zich nu alleen gelaten voelen, bang zijn, en zich -met argumenten- absoluut niet kunnen verdedigen! Dit laatste, argumenteren en diskussiëren met anderen, b.v. niet-communisten, is de partijleden immers volkomen vreemd; men gelooft, vertrouwt eenvoudig op wat de Leider zegt en gaat niet in diskussie want dat kan wel eens bijzonder gevaarlijk zijn! Rákosi b.v. is altijd berucht of bekend geweest vanwege zijn bijzonder scherpe geheugen en hij kon dan ook altijd op een uitspraak van een ander ‘terugkomen’. Wie er echter precies afwijkt van de 'partijlijn' is onmogelijk te zeggen maar het spreekt intussen wèl bijna vanzelf dat "Imre Nagy" in Hongarije een begrip is geworden en dat men zijn naam nu onmiddellijk verbindt met de nieuwe, zelfs gunstige berichten vanuit Polen.
Hier is -na heftige politieke diskussies in fabrieken, en bij studenten en officieren- vanaf ongeveer oktober een machtsstrijd, een scherpe tegenstelling, gaande tussen o.a. de pas vrijgelaten en gerehabiliteerde ‘nationale communisten’ zoals Władysław Gomułka [sept. 1948 afgezet en op 6 april ’56 gerehabiliteerd] en de stalinisten, zoals de min.v.def. en half-Rus Rokossovski. Intussen is hier ook aan 30.000 gevangenen amnestie verleend en duizenden andere Polen konden uit de Sovjet-Unie naar Polen terugkomen, terwijl meer dan 100 dossiers van politieke processen zijn herzien en er een veel liberaler klimaat is ontstaan. Maar ook in Polen is de levensstandaard gedaald en de economische toestand is slecht. De ontevredenheid en de kritiek daarentegen zijn groot en het oproer der arbeiders in juni toonde al aan dat de afkeer van het communistische regime groot is! Intussen kregen de deelnemers aan het oproer in Poznan milde straffen en er zijn arbeidersraden met vrij grote bevoegdheid in de industriële bedrijven ingesteld terwijl intussen heftige politieke diskussies plaatsvinden in fabrieken maar ook met studenten en officieren.
De machtsstrijd in oktober lijkt echter gevaarlijk: op 17 oktober loopt een studentendemonstratie in Warschau al uit op een massale bijeenkomst en onder arbeiders van enkele grote fabrieken zijn, zegt men, al wapens uitgedeeld, want ”er is bijna sprake geweest van een militaire coup van de stalinistische oude garde om een einde te maken aan de demokratisering”, maar het Poolse leger en zelfs de veiligheidspolitie staan achter de bevolking. Toch zouden Russische en Poolse troepen zijn opgeroepen om naar de hoofdstad te trekken….

14 okt. 1956, rechts Imre Nagy en Judit Rajk


Op 18 okt. wordt een nieuwe massavergadering bijeengeroepen en keurt een aantal besluiten goed die aan het CC worden overgebracht. De stormachtige zitting van het CC wordt tenslotte onderbroken door het bericht dat Chroesjtsjov met een zeer hoge delegatie Warschau zal bezoeken en tijdens een nachtelijke vergadering wordt er bijzonder heftig gediskussieerd over o.a. een mogelijke inmenging van de Sovjettroepen in Polen.
De Poolse leiders wijzen echter dit soort inmenging vastberaden van de hand en de sovjet-delegatie vertrekt de volgende dag, 19 oktober zeer vroeg naar huis met de belofte dat Polen het bondgenootschap met de Sovjet-Unie níet zal verlaten en dat de [communistische] staatsstruktuur gehandhaafd zal blijven. Het Poolse volk leeft intussen hartstochtelijk mee tijdens het bliksembezoek der hoogste sovjet-leiding en intussen vergadert de partijleiding door. Gomułka wordt tot partijleider gekozen en levert in een rede op 20 oktober felle kritiek op o.a. de economische politiek van het vroegere stalinistische bewind.
Een nieuw Centraal Comité wordt gekozen en hierin is voor de orthodoxe stalinisten geen plaats meer. Toch gaan de demonstraties in veel steden nog dagen door maar de rust keert weldra weer terug, dankzij het feit dat de partijleider Władysław Gomułka geruststellende verklaringen kan afleggen en de situatie wel beheerst. Hij blijkt populair en wordt algemeen toegejuicht, want hij wil zo veel mogelijk Polen aan z’n bewind binden. In en buiten Polen was men het eens: Het heeft zéér weinig gescheeld of Polen was het slachtoffer van Russisch militair ingrijpen geworden! Maar niet alleen Polen hebben de radioberichten van uur tot uur gevolgd, óók in het westen, maar m.n. ook in Hongarije heeft men de ontwikkelingen in Polen nauwkeurig gevolgd en de invloed van deze gebeurtenissen kan men nauwelijks overschatten! Alleen al het feit dat in Polen een nieuwe [communistische] leider zit die beslist níet door Moskou is gewenst, is van grote betekenis! Als zelfs Polen, dat aan alle kanten door sovjet-bondgenoten is omringd, los kan komen van de macht en invloed van Moskou moet dat toch in Hongarije ook kunnen?!…….  

top

De nieuwe Poolse partijleider, de meer ‘gematigde’ en meer nationale communist Gomułka, die van 1948 tot ’56 door de partij was uitgeschakeld maar nu [na het XXe congres in Moskou] weer een kans krijgt, wordt ‘natuurlijk’ al snel vergeleken met Imre Nagy! Bovendien lijkt Tito ook een herstel van Nagy te steunen.
Intussen is de Hongaarse delegatie nog steeds in Joegoslavië en al die tien dagen wordt ze bestookt met telegrammen van Lajos Ács, de secr. van het Centrale Comité van de partij, die zegt dat de toestand in het land zienderogen verslechtert en dat “de delegatie onmiddellijk terug moet komen”. Dat laatste gaat natuurlijk niet want dat zou een belediging voor Tito zijn, ‘hoewel we na 4 à 5 dagen het protokol al hadden afgewikkeld’, aldus premier Hegedűs.
Intussen merkt deze premier dat Tito vooral goed kan opschieten met Kádár als onderhandelaar, omdat alle anderen nog uit de slechte tijd [van de agitatie tegen Joegoslavië] stammen! Gerő biedt intussen steeds maar weer excuses aan, zodat het bijna een ritueel wordt en Tito zegt niets. Hij noemt de Hongaren ook geen namen want ‘dan had iedereen schuldig geheten tot en met Stalin en de hele sovjet-leiding toe!’ We dachten, aldus Hegedűs, inderdaad dat we veel in orde hadden gemaakt en we begrepen dus de nerveuze telegrammen en de telefoontjes van Ács dan ook niet. We wisten wel dat Ács naar hysterie neigde, dus hielden we, hetgeen later realiteit bleek, maar voor hysterie’. [Hegedűs, 209 – 211]……….  
In Hongarije is er echter nog altijd sprake van een verhitte atmosfeer en van overspannen verwachtingen. De nieuwe partijchef Gerő is immers ook een stalinist, een kille moskoviet, een apparacsik, en van hem verwacht niemand enige werkelijke verandering…..
De intussen wel meer voorzichtig en wantrouwig geworden Imre Nagy is daarentegen de enige communistische leider die nog wordt vertrouwd. Hij geldt tenminste nog als eerlijk en oprecht, een man van het volk! Híj moet dus terugkomen. Alleen hij kan Hongarije, denken zeer velen, op "een eigen weg naar het socialisme" leiden. Hij was immers de enige die tegenover Rákosi 'neen' durfde te zeggen! Vooral op universitei­ten en hogescholen heerst een gespannen sfeer, waarbij men nu klaagt over allerlei strenge politieke verplichtingen en over de betutteling door de partij, die met het onderwijs als zodanig niets te maken hebben. Deze politieke onrust gaat gepaard met het bekend worden van allerlei economische gebreken, tekorten, mislukkingen, enz., waarna de Sovjet-Unie hulp aanbiedt à Rb. 100 miljoen.
Dit gebaar maakt echter geen indruk, want intussen weet men dat de Sovjet-Unie vele jaren flink van Hongarije’s economische bronnen heeft geprofiteerd en de eerdere berichten over geheime [gedwongen!?] leveranties van uranium en bauxiet aan de Sovjet-Unie maken ook dat de sympathie voor de Russsen tot een minimum is gedaald, voorzover die al bestond. De spanningen en de onrust blijven in dit land dus groot en bovendien lijken de machtsmiddelen van het regime, van de ‘tussenpaus’ Gerő, gering want hij mag blijkbaar van Moskou niet al te zeer optreden tegen al die ontevredenen! Arrestaties van schrijvers, studenten, etc. zijn er zelfs niet meer en de vrijheid van spreken is in Hongarije nog bijzonder groot wanneer men die met de andere landen in Oost-Europa vergelijkt….
Men heeft de smaak van de vrijheid blijkbaar te pakken en kan vrijwel ongestoord z’n gang gaan: de partij reageert nauwelijks of niet, en diskussieert ook slechts intern of verspreidt een resolutie waarvan men het zijne kan denken en die nauwelijks of geen gevolgen heeft. Ook de leden van geheime politie treden niet meer op omdat ze, nu haar vroegere leiders gevangen zitten, bang zijn voor een nóg slechtere naam bij het publiek. Het laat zich echter raden hoe men denkt over de nieuwe ‘leider’ Gerő, die dit alles -gezien tegen z’n achtergrond en ervaring- toch niet werkelijk kan goedvinden……          
Op di. 16 oktober wordt in Szeged door studenten aan de universiteit vergaderd en dan wordt de onafhankelijke "Bond van Hongaarse Universiteits- en Hogeschoolverenigingen" [Magyar Egyetemi és Főiskolai Egyesületek Szövetsége], de MEFESZ, heropgericht, terwijl de MEFESZ ooit, van 1945 tot 1948 het centrale verbond van de Hongaarse studenten was, maar werd door de communisten opgeheven! N.b. Deze daad der studenten is eigenlijk van revolutionaire aard, want ze willen geen controle van de partij meer, maar óók op 16 oktober klinkt op een openbare discussie met intellektuelen in Győr o.l.v. Gyula Háy, een hartstochtelijk aanhanger van Imre Nagy, voor het eerst zelfs de eis tot vertrek van de Sovjet-troepen uit het land: een revolutionair geluid!
Op do. 18 oktober krijgt Nagy een leerstoel aan de universiteit, maar niet, zoals men eiste, een post in de partij of in de regering! Dit wordt door niemand als de oplossing gezien!
Van enorme invloed zijn de ontwikkelingen in Polen, waar de hervormers blijkbaar wèl [zonder geweld van Sovjet-zijde] aan de macht kunnen komen en waar Gomułka per 21 oktober partijleider wordt, waardoor de dreiging van een Sovjet-interventie in Polen is weggenomen. Een nieuwe golf van [historische] diepe sympathie met de Polen gaat dan door Hongarije.
De Petőfi-kring hervat de openbare debatten, en nodigt o.a. de niet-communist en vml. president Zoltán Tildy uit! Ook studenten worden alom aktief, en steunen [vr. 19 oktober] openlijk de nieuwe Poolse leider Gomulka, die zegt dat hij “een Poolse weg naar het socialisme” zal bewandelen.
Het jeugdblad "Szabad Ifjuság" eist nu zelfs de afschaffing van de verplichte lessen Russisch en de colleges marxisme-leninisme, en een reorganisa­tie van de verplichte militaire opleiding aan de Hongaarse hogescholen en universitei­ten. De universitei­ten moeten geheel autonoom worden. Persvrijheid en afschaffing van de doodstraf worden ook opgeëist, en men eist op 16 oktober in Győr voor het eerst ook het vertrek van de -ongeveer 75.000 man- Russische troepen. Het is duidelijk dat het in dit land, in alle lagen der bevolking, gist en dat er bijna ‘geen houden meer aan is’, maar er is [nog] géén centrale leiding bij die al deze onvrede wil of kan coördineren.
Op vrijdag 19 oktober kondigt min.v.onderwijs Albert Kónya inderdaad al vlot hervormingen aan, zoals de  afschaffing van het verplichte onderwijs in de Russische taal! Blijkbaar geven nu manifesten van studenten, en níet meer de resoluties van de partij de toon aan! Studenten aan de TH voor Bouwnijverheid van Budapest eisen b.v. dat de leidende funkties alleen voor mensen met opleiding en vakkennis moeten zijn, een vreemde taal naar eigen keuze, meer financiële tegemoetko­mingen, autonomie van de universiteiten, openbare berechting van Mihály Farkas, in wie men een misdadiger ziet, en reorganisatie van de jeugdbond DISZ.
György Pálóczi-Horváth verklaart op 19 oktober '56 in "Irodalmi Újság": "Van alle klassen in de samenleving is die van de arbeiders het ergst getroffen door de misdaden en vergissingen. Hoe dikwijls gebeurde het in deze tijd van tirannieke wetteloosheid.... niet dat geboeide arbeiders op klaarlichte dag uit de fabrieken naar de gevangenis werden gesleept. En hoevelen van het zijn werkelijk gerehabili­teerd? Arbeiders moesten altijd de rekening betalen. Met wantrouwen tegenover het volk en met volledig vertrouwen op een zich uitbreidend apparaat van controles, interne en opperste controle, met dit alles heeft het eenhoofdige despotisme z'n eindprodukt voortgebracht: een burokratie die is uitgedijd tot enorme proporties en waarvoor de rekening opnieuw moet worden betaald door de arbeiders. Laat ons de leugen aan de kaak stellen"...

top

Tibor Déry schreef ook voor Irodalmi Újság korte verhalen en het blijkt dat arbeiders en schrijvers nu op hetzelfde front de tirannie bestrijden! "Irodalmi Újság", het officiële blad van de Hongaarse Schrijversbond, is intussen enorm populair geworden: elke editie is razendsnel uitverkocht, binnen het uur, soms wordt 't op de zwarte markt voor het 50-voudige verhandeld. Weldra verschenen ook weer andere tijdschriften, zoals "Új Hang" [Nieuw Geluid] van jonge dichters, en daarnaast het bestaande "Művelt Nép", etc.
Ook alle provinciale literaire en partijkranten en bladen en tijdschriften worden organen van vurige aanhangers van Imre Nagy [Berecz, 87] en wie het hiermee niet eens is wordt al snel gebrandmerkt en veroordeeld als 'stalinist' en als een hardnekkig voorvechter van de oude orde. Het is in deze situatie niet meer dan logisch dat Hongaarse anticommunistische emigranten in het westen -b.v. via de radio- hierop inspelen en alles aangrijpen om de zaak van de vrijheid voor hun vaderland te dienen.
Tamás Aczél, n.b. winnaar van de Stalinprijs, schrijft nu over het lot der plattelandsbe­volking, en heeft gezien dat partijsecretarissen de boeren met het pistool in de rug dwongen om zich bij de kolchozen aan te sluiten!
Vooral boeren zijn immers al vele jaren achtereen geminacht en getreiterd, tot wanhoop gebracht, moesten zware belastingen betalen en met alle middelen zijn ze gedwongen, geprest, om tot de kolchozen toe te treden. Veel boeren bleven echter zeer hardnekkig volhouden want hun kleine stukje grond was hen heilig: nóóit zal men dit opgeven, dán maar liever de gevangenis in! [Kecskemeti, 89].
Op za. 20 oktober '56 publiceert "Irodalmi Újság" de besluiten van de leiding van de Schrijversbond van 17 okt. waarin een buitengewoon partijcongres wordt geëist, omdat "alleen een nieuwe demokratisch gekozen partijleiding in staat is om een voorwaarts gerichte politiek te ontwikkelen". [Kovrig, 298]. Maar dit is voor de partij een óngehoorde provokatie: zíj alleen geldt immers vanouds als 'dé progressie­ve kracht'!
Nu nemen echter schrijvers, intellektuelen en studenten de leiding en al hun verdere verklaringen en eisen komen ongeveer op hetzelfde neer. De Schrijversbond wil b.v. persoonlijke wijzigingen in de partijleiding, Imre Nagy opnieuw aan de macht en opstelling van een programma van nationale eenheid.
Vanaf het begin overheerst ook zeer duidelijk het spontane en massale van de demonstra­ties en ook de leiders der "Magyar Újságírók Országos Szövetsége" [Landelijke Hongaarse Journalistenbond], o.a. Miklós Vásárhelyi, Sándor Haraszti, Iván Boldizsár en Sándor Fekete sluiten zich bij de eisen van schrijvers en studenten aan.
Op za. 20 oktober treden de studenten in Szeged, in totaal 3.000, vervolgens [ook een revolutionaire daad!] uit de officiële organisatie, de communistische jeugdbond DISZ, en ze richten de onafhankelijke studentenbond MEFESZ [zie hierboven] opnieuw op.
Ze verklaren unaniem in een resolutie hun solidariteit met de gebeurtenis­sen in Polen, en eisen o.a. volledige persvrijheid, afschaffing van de doodstraf, vrijere contacten met het westen en vrij reizen, meer voedsel en betere levensomstandigheden, openbaarmaking van de geheime akkoorden met de Sovjet-Unie betreffende de levering van Hongaars uranium, bestraffing van -en een openbaar proces tegen- de schuldigen uit de stalinistische tijd [o.a. Farkas], afschaffing van de verplichte colleges marxisme-leninisme, benoemingen op grond van capaciteiten en herstel van de autonomie van de hogescholen en universiteiten. Men eist dat de regering binnen 14 dagen aan deze eisen voldoet, en wil betere levensvoor­waarden voor het volk. ‘Onze nieuwe organisatie zal op basis van het marxisme-leninisme een nieuwe weg vinden naar het socialisme’, aldus de nieuwe studentenbond in Szeged. De lijst van klachten wordt intussen steeds langer, en men neemt het protest elders spon­taan over! In Hongarije wordt de rede van de nieuwe Poolse leider Gomułka, die ooit in 1948 [als niet-stalinist] is afgezet, uitvoerig besproken in de pers. Zijn lot lijkt immers op dat van de afgezette Hongaarse ex-premier Nagy. Beiden wensen een nationaal getint communisme. De -nog vreedzame- studenten en arbeiders in Hongarije zijn duidelijk geëlectriceerd door de gebeurtenissen in Polen!
Op ma. 22 oktober vinden studentenbijeenkomsten -vooral ’s avonds, na de gedane arbeid- in Budapest en Szeged, Pécs, Sopron en Miskolc plaats, en men besluit algemeen en spontaan zich aan te sluiten bij de nieuwe onafhankelijke organisatie MEFESZ en overal in het land volgt men dit voorbeeld al zeer snel. Ook de Schrijversbond eist nu een zuivering van de partij, alsmede een nieuwe leiding en een buitengewoon partijcongres voor de algemene verkiezingen in 1957. De studenten van de TH voor Bouwnijverheid in Budapest besluiten tot een demonstratie op 23 oktober, en stellen een manifest op, waarin namens de 5.000 studenten 16 politieke, economische en ideologische eisen staan vermeld, die eenstemmig worden aanvaard.
"Schrijft dit over en verspreidt dit onder de Hongaarse arbeiders: De 16 ...eisen van de resolutie, aanvaard op de plenaire zitting van de Technische Hogeschool voor Bouwnijverheid. Studenten van Budapest! De volgende resolutie is ontstaan.... op de drempel van een nieuw tijdperk in de Hongaarse geschiedenis... als gevolg van een spontane beweging van enkele duizenden Hongaarse jongeren die hun vaderland liefhebben:

  1. Onmiddel­lijke terugtrekking van alle Sovjet-troepen ["omdat hun aanwezig­heid hervormin­gen onmogelijk maakt"], in overeenstemming met het vredesverdrag, 2. Nieuwe, geheime verkiezing voor een nieuwe leiding op alle niveau's der MDP, en een partijcongres, 3. Hervorming van de regering o.l.v. Imre Nagy en onmiddellijk ontslag van alle misdadige leiders van het stalinisti­sche regime van Rákosi, 4. De openbare berechting van Mihály Farkas en zijn medeplichtigen, o.a. Rákosi -die in eerste instantie verantwoorde­lijk is voor alle misdaden van het verleden. Hij moet naar Hongarije worden terugevoerd en berecht. [Hij zit intussen al 3 maanden veilig in de Sovjet-Unie!] 5. Vrije, algemene en geheime parlementsverkie­zingen en het stakingsrecht, 6. Een nieuw onderzoek naar de betrekkingen tussen Hongarije, Rusland en Joegoslavië op basis van volledige gelijkheid en non-interventie, 7. De reorganisatie van het hele economische leven, o.l.v. experts; het hele economische leven moet in dienst staan van de eigen mogelijkheden en de belangen van het volk, 8. Publikatie van alle cijfers betr. de handelsbetrekkingen en de herstelbetalin­gen, uraniumvoorraden, exploitatie en Russische concessies, en het recht op vrije verkoop van het uranium op de wereldmarkt, 9. Volledige herziening van de produktie­normen voor arbeiders, en invoering van een minimumloon, 10. Een nieuw systeem van leveranties voor de boeren en gelijke behandeling van individuele boeren, 11. Een nieuw onderzoek naar alle rechtszaken en de vrijlating en rehabilitatie van onschuldige mensen, onmiddellijke terugkeer van krijgsgevangenen e.a. uit de Sovjet-Unie, 12. Volledige vrijheid van mening, pers en radio, 13. Verwijdering van het kolossale Stalinmonument [uit 1952/53], als symbool van tirannie en onderdrukking, en hiervoor in de plaats een monument voor de vrijheidsstrijders en martelaren van 1848/49, 14. Het huidige wapen, dat het Hongaarse volk vreemd is, moet worden vervangen door het oude, "Kossuth"-wapen, en nieuwe, nationale legerunifor­men, 15 maart moet een nationale feestdag worden en 6 oktober een dag van nationale rouw, 15. Volledige solidari­teit met de nationale onafhanke­lijkheidsbeweging in Polen, 16. Op de 23e oktober zullen de studenten om 14.30 uur zich verzamelen voor het hoofdkwartier van de Schrijversbond en zich dan naar het Bem tér begeven om er kransen bij het monument te leggen als teken van medeleven met de Poolse vrijheidsbewe­ging.

top

Fabrieksar­beiders worden ook uitgenodigd om in deze optocht mee te lopen". In groten getale wordt dit geschrift weldra overal in Budapest verspreid en door duizenden ondertekend. Men zal ook lokale afdelingen van de MEFESZ oprichten, en wil het bijeenroepen van een 'jeugdparlement' van alle jeugdgroepen.
Tegelijkertijd stelt ook de "Petőfi-kring" tien iets gematigder eisen op, die echter op hetzelfde neerkomen en daarmee nemen de niet-partijgebonden jongeren en studenten samen met de "Schrij­versbond" het initiatief tot het massale protest der bevolking. In de Petőfi-kring wordt vooral een bijeenkomst van het CC geëist, Imre Nagy moet opnieuw in de leiding worden opgenomen, Rákosi moet hiervan worden uitgesloten, de zaak Mihály Farkas moet in het openbaar worden bekend gemaakt en de schorsing van de kring [van juni] moet worden opgeheven. O.a. József Szilágyi roept op tot terugkeer van Nagy en tot demonstraties.
Het goede nieuws uit Polen is intussen van enorme betekenis en invloed voor de Hongaren, die alom hun solidariteit met Polen betuigen! Hier is n.l. de stalinistische terreur vreedzaam afgelost door de benoeming van een meer menselijke [Poolse!] communist, Władysław Gomułka, tot partijleider.
Een stille tocht naar de Poolse ambassade en naar het standbeeld van Bem, gepland voor di. 23 oktober moeten van deze solidari­teit met Polen getuigen. De Poolse generaal Józef Bem is n.l. degene die in 1849 de vrijheids-lievende Hongaren hielp tegen hun onderdrukkers: de Habsburgers en de tsaristische Russische troepen, die op verzoek van de Oostenrijkse keizer te hulp waren gekomen. Men wil aldus z'n eisen kracht bijzetten door openbare demonstraties, die echter ordelijk en zonder provocaties moeten verlopen, "in de geest van een socialistische demokratie"!
In de namiddag van dezelfde 22 oktober 1956 vertrekt de Hongaarse delegatie o.l.v. Gerő uit Belgrado, en hier denkt men dat -nu de verzoening met president Tito is bereikt- het ergste en de meest spannende dagen achter de rug zijn. Wanneer men vervolgens eenmaal aan Imre Nagy een belangrijke funktie zal hebben gegeven, zal de onvrede der bevolking wel wegebben, zo denkt de partijleiding, die uiteraard nog onkundig is van de concrete eisen van de vele duizenden studenten en schrijvers...... Nagy zelf is echter niet begerig naar de macht en hij zal daar niet om vragen, tenzij die hem wordt aangeboden.
Hij wenst dezer dagen [vanaf 21 oktober] in alle rust, buiten de hoofdstad, in zijn landhuis in Badacsonytomaj aan het Balatonmeer, bekend als het hart van de wijnbouw, door te brengen en hij kan hier genieten van een wijnfestival, waarbij hij is uitgenodigd, met genoeg eten en drinken, zang en dans. Hij staat zelfs allang bekend ‘for his delight in good food and wine’ en ziet er ook uit als een welgedane oudere man die op z’n tijd bèst samen met een prettige gezelschap kan genieten van het aangename leven op het land. Ook is hij zeer geïnteresseerd in voetbal en zijn kijk hierop en op de politiek kon men regelmatig beluisteren in één van de talloze café’s van Budapest…..  [naar Red Gadney, Cry Hungary! Uprising 1956, blz. 25/26]. Desondanks heeft hij nog altijd wel hartklachten.
Over de politieke opvattingen van Nagy tast men echter hier en daar tòch wel in het duister, want hij is wel een overtuigd communist en nu pas weer toegelaten tot de partij, maar wat voor hem ‘socialisme’ of ‘communisme’ precies betekent is lang niet voor iedereen duidelijk. Aan de éne kant is zijn leven en ook zijn Apologie, z’n verdediging tègen Rákosi en de stalinistische opvattingen, die hij intussen in 1955 en ’56 in het geheim heeft geschreven, vooral gedrenkt in het bekende communistische jargon [dat als persoonlijke Verdediging óók zeer tijdgebonden is!] en hij is en blijft toch ook een ‘moskoviet’, iemand die volledig vertrouwd is met de sovjetrussische manier van denken en handelen
Bij een nadere beschouwing blijkt echter aan de andere kant hier en daar óók dat hij dit ‘communisme’ of ‘socialisme’ toch vooral opvat als [de weg tot] een situatie van vrede en werk, van eenheid en welzijn, van geluk èn vrijheid voor de mensen, van het diepe nationale gevoel en de liefde voor het vaderland. Hij is en blijft de man van het volk, die toegankelijk is voor ‘gewone mensen’ en zich als een zeldzame uitzondering op de regel allerminst gedraagt als ‘de partijfunktionaris’.
Van enige dwang bij b.v. de collectivisering van de landbouw [waarvan hij op zichzelf een voorstander is, maar dan als coöperatie, samenwerking, bedoeld] is bij Imre Nagy totaal geen sprake en b.v. boeren zijn voor hem 1e zelfstandige, flinke mensen die weten wat het betekent om hard te werken voor hun brood!…..
Zelfs wenst hij het internationale motto van de communisten, “Arbeiders van alle landen, verenigt u!” graag te combineren met de beroemde Oproep [Szózat], die ruim honderd jaar eerder de Hongaarse dichter Mihály Vörösmarty [1800-’55] ooit deed: “Hazádnak rendületlenűl légy híve, oh Magyar!”: Wees aan je Vaderland onwankelbaar trouw, o, Hongaar! [Imre Nagy On Communism, In Defence of the New Course, 42].
Hij ziet zijn eigen volk eenvoudig als harde werkers die hun grond en de arbeid liefhebben en die uiteraard de solidariteit opbrengen om samen een rijk en vrij vaderland tot stand te brengen. Tussen de nationale en internationale belangen bestaat er voor Nagy geen kloof of tegenstelling en tussen eenvoudige, harde werkers en de hen toekomende normale vrijheden en genoegens bestaat die er, wat Nagy betreft, evenmin!
Maar intussen kan Gerő dus bij zijn aankomst in de vroege ochtend van 23 oktober 1956 op het station in Budapest opgetogen zijn na de "hartelijke, succesvolle besprekingen met Tito". Weldra bemerkt hij echter al dat men in zijn eigen land, en in het bijzonder in Budapest, bijzonder weinig werkelijke waardering heeft voor wat er in Belgrado is bereikt……….

Gerö neemt in Belgrado afscheid van Tito, 23 okt. 1956....... Links premier Hegedüs


De spanningen zijn hier, in Budapest, tot een ongekende hoogte gestegen, en de reeds enige tijd verhitte gemoederen, de agitatie en de alom in het land opgestelde resoluties met de zeer concrete eisen zijn allang niet meer door een opgetogen verklaring van Gerő over een diplomatiek suksesje te kalmeren.
Weldra worden Gerő en de andere leden der delegatie, eenmaal thuis in Budapest, door Lajos Ács, die immers namens de partijleiding op de winkel heeft moeten passen, op de hoogte gesteld van de werkelijke situatie in het land, en die lijkt al onmiddellijk uit de hand te lopen!
Voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis staat immers een massale demonstratie op het programma, die geheel tègen de wil van de partij is georganiseerd, door mensen die het gezag van de partij bewust ontkennen en intussen nota bene een onafhankelijke, eigen organisatie hebben opgericht!........

top