< Terug

15. Hongarije tijdens de Opstand van 23 oktober tot 4 november 1956

15.7 De zevende dag van de revolutie, maandag 29 oktober 1956.

Na de toch wel hoopgevende zondag lijkt het ook op deze maandagochtend duidelijk dat de Russen zich aan hun afspraak houden. ‘Sovjettanks en manschappen trekken weg uit de door de oorlog gehavende stad, hun doden met zich meevoerend’, aldus de correspondent van United Press en ook andere westerse correspondenten én Hongaren zien de Russen uit Budapest wegtrekken. ‘Het geluid van de vertrekkende tanks en het ritmisch staccato van marcherende voeten klonk als een hemelse symfonie’, aldus een zekere László Béke, een 24-jarige pasgetrouwde student aan de Technische Hogeschool, die al vanaf het begin enthousiast meedeed met de opstandelingen en al op 23 oktober op het hoofdbureau van politie in naam van de ‘Revolutionaire Studentenraad’ wapens opeiste en tot z’n eigen verbazing nota bene in handen kreeg! [aldus Noel Barber, 18,19]. Er is ook deze nacht weinig gebeurd en het staakt-het-vuren is in het algemeen goed gehandhaafd.
Maar tot verbazing van velen, inwoners en anderen, komen er anderen om de bevolking van Budapest te helpen, en wel aan de noodzakelijke levensmiddelen. Boeren komen met hun wagens en karren, volgeladen met voedsel, de stad in en overal willen ze het weggeven aan wie maar wil en niemand mag ervoor betalen! Kippen, eenden, vlees en brood, eieren, ham en sigaretten worden gratis uitgedeeld en ook opstandelingen helpen hierbij.
Péter Gosztony, een 24-jarige luitenant in de Kilián-kazerne en beroepsofficier [later een bekend historicus, sinds 1957 in Zwitserland woonachtig!] ziet zelfs tot z’n verbazing met paarden bespannen volgeladen boerenkarren naar de kazerne rijden en hij merkt dat de boeren iedere betaling weigeren en slechts twee dingen willen: ‘Ons voedsel geven en… Maléter de hand schudden’ en Maléter, aldus Gosztony, zegt tegen een oude boer: ‘Reken maar dat jullie goed werk doen. Jullie zijn even belangrijk als wij’. [Barber, 104]. Het blijkt overigens dat Zoltán Vas, een veteraan van de communistische partij, die o.a. in 1945 de voedselvoorziening van Budapest en andere hongerende steden organiseerde, en nu minister van voedselvoorziening is, hierbij een grote rol speelt, want hij heeft alle voedselexport verboden. [Barber, 105]. Ook hij blijkt in deze dagen van de revolutie niet zo’n verstokte communist en stalinist al velen -vaak al jaren- over hem denken……  Kortom, velen hebben hetzelfde gevoel als de bekende schrijver en vriend van Nagy, Tibor Méray: ‘De atmosfeer  van 1945 was herleefd. Er hing iets in de lucht van een nieuw begin, na alle ellende en het vele bloedvergieten, en het was opwindend’.

Overal merkt men ook dezelfde nieuwe opgetogenheid want b.v. in totaal vernielde etalages worden de voorraden van weleer weer netjes neergezet, niemand vergrijpt zich aan kostbare artikelen die in de honderden kapotte etalages lagen uitgestald, iedereen is opvallend goedgemutst en geduldig, en geen mens denkt erover om iets van iemand te pakken of i.d. Alleen bloemen komen na het granaatvuur niet weer achter een vernielde etalageruit terug, want die gebruikt men om eerbiedig neer te leggen op de lichamen van de in de strijd gedode opstandelingen…. De dag hiervoor, zondag, hebben velen in Budapest vooral de vele doden, een duizend Hongaren, herdacht met o.a. een zee van kaarsen voor de ramen en op straat en met ook veel bloemen. En nu blijven zelfs kisten vol bankpapier gewoon open op straat staan omdat het geld dient ‘voor de gezinnen van hen die hun leven gaven voor de vrijheid’. ‘Voor het eerst in een week tijds hoorde men weer hartelijk lachen’. [Barber, 105, 106]. De winkels gaan weer open en men kan weer veilig over straat. Zelfs de premier waagt zich na zes dagen deze morgen ‘gewoon’ op straat en verlaat het partijgebouw in de Akadémia utca. Hij houdt verder zitting in het parlementsgebouw, enkele honderden meters hiervandaan.
Toch is lang niet iedereen blij en opgetogen want overal lopen ook mensen rond die op zoek zijn naar hun vermiste of dode vader, zoon, dochter, moeder enzovoorts, en duizenden rouwen slechts om dat verlies. Veel lichamen zijn ook onherkenbaar verminkt en worden voorlopig alleen door een nationale vlag bedekt. Er zijn ook nog overal reusachtige puinhopen, enorme gaten in huizen, vernielde Russische tanks, gedode Russen op straat. Elders in de stad en op het platteland ziet men van de strijd echter vaak niets: het leven gaat daar gewoon z’n gang en men heeft ondanks de nieuwsberichten en kranten, de radio en de telefoon zeer weinig of niets gemerkt van gewelddaden of van protest, van rebellie en bloedige gevechten, van zware beschietingen en puinhopen.
Met name het telefoonverkeer bleef overal intakt en dat zorgde niet alleen voor bijzonder veel gewone gesprekken met familie en vrienden, maar óók voor de verspreiding van veel geruchten over zaken waar velen zichzelf niet bij waagden, maar die men hoorde van of via ooggetuigen. ‘Zou het waar zijn dat de Russen vertrekken?’ en ‘Weet je dat je nu die winkel … weer kunt krijgen?’ 
Maar bovenal zijn er ook nog totaal uitgeputte ‘vrijheidsstrijders’ die ondanks alles de geweren en machinepistolen niet uit handen geven zolang niet geheel aan hun wensen is voldaan. Ook kolonel Maléter blijft op zijn hoede in de Kilián-kazerne want hij is nog altijd bedacht op eventueel verzet. ‘Wij hebben ons niet overgegeven’; verklaart hij,  ‘en als onze eisen niet worden ingewilligd zullen we zolang doorvechten totdat dat gebeurd is’. De laatste Russen moeten eerst zijn vertrokken voordat hij  zijn strijders de wapens laat afleggen. [Barber, 108]. 
Het komt er voor Imre Nagy nu echter vooral op aan dat die ‘vrijheidsstrijders’ zich aan het bestand houden om de Russen niet uit te dagen en ook Mikojan wijst hem erop dat de sovjets ‘het zich niet over hun kant zouden laten gaan als de rebellen of het Hongaarse leger hen zouden blijven aanvallen. De enige manier waarop Nagy de steun van het Kremlin kon houden was een strikte naleving van het staakt-het-vuren. Hij moest de revolutionairen zo ver krijgen dat ze de wapens neerlegden en de arbeiders dat ze weeer aan het werk gingen’. [Sebestyén, 243].  
Intussen wordt Sándor Kopácsi [* 1922], de chef van de politie van Budapest, die zich vanaf de eerste dag bij de opstand had aangesloten, belast met de vorming van een nieuwe Nationale Garde [Nemzetőrség] van de politie, de opstandelingen en het leger samen, en als commandant kiest hij de [al in de Tweede Wereldoorlog] ervaren en dynamische, buitengewoon talentvolle generaal Béla Király [* 1912], die in 1951 is gearresteeerd en -natuurlijk op valse grond- ter dood veroordeeld en daarna tot levenslang en vijf jaar gevangen zat. Zij zijn nu de aangewezen personen om  de ‘vrijheidsstrijders’ of rebellen te bewegen hun duizenden wapens in te leveren en voortaan op de regering van Imre Nagy te vertrouwen…. Dat is echter een bijzonder moeilijke taak want heel wat rebellenleiders en groepen peinzen er niet over hun wapens in te leveren vóórdat de Russische bezetters inderdaad het land hebben verlaten! [naar Lendvai, hfst. 8, The General, the Colonel and the Adjudant, blz. 89- 99 en Sebestyén, 243/244].
Één gezaghebbende, dappere en nu alom bekende en zelfs legendarische militaire leider, kolonel Pál Maléter, stelt zich inderdaad wel pal achter de burgerregering ‘omdat zij probeert de orde en rust in ons land te herstellen’ en hij vertrouwt er dan ook op dat de vrijheidsstrijders, de helden der gewapende strijd, de rust zullen bewaren. ‘Ik roep de bevolking van Budapest op ook kalm te blijven en niemand toe te staan problemen te veroorzaken. Denk niet dat wij geen socialisten zijn, dat zijn we wèl. Dit is geen opstand van kapitalisten die de oude orde willen herstellen. Ons doel is de bevrijding van Hongarije en het herstel van de vrijheid van het Hongaarse volk’. [Péter Gosztonyi, General Maléter, a Memoir, in: Problems of Communism, maart/april 1966].

Óók een bekende foto!

top

Maar er zijn ook andere, veeleer bizarre en merkwaardige figuren, die een rol spelen en met wie men óók rekening moet houden ook al staan ze juist níet achter de regering van Nagy. Tot hen behoren o.a. de brutale en dubieuze, altijd luidruchtige József Dudás, over wie talloze en vaak bijzonder tegenstrijdige verhalen de ronde doen, en de theatrale en altijd opvallende János ‘bácsi’ Szabó. [naar Sebestyén, 245-248]. Zij -en vele anderen- horen tot degenen die er niet over peinzen de wapens over te dragen aan de regering, zolang de Russische bezetters inderdaad niet het land hebben verlaten en zolang b.v. niet volledig vrije verkiezingen zijn toegezegd! Daarmee hanteren ze overigens nog altijd enkele eisen van de massale demonstraties van de 23e oktober, waaraan inderdaad nog altijd níet is voldaan! Maar gisteren, de 28e oktober, is uit de historische radiorede van Nagy al duidelijk geworden dat de premier zóver niet wil gaan want hij sprak slechts over ‘onmiddellijke terugtrekking van de sovjettroepen uit Budapest en onderhandelingen over een verdere terugtrekking uit Hongarije’…. [Lendvai, 84].
Daaraan hebben de gewapende groepen in het land echter geen boodschap en hun houding van verzet blijft bestaan. Langzaamaan wordt n.l. duidelijk dat degene die zich in Hongarije nog ‘communist’ zou willen noemen zich bijna moet verantwoorden en als onvaderlandslievend wordt beschouwd. Vooral in de provincie, van Györ in het uiterste westen tot Szeged, Debrecen en Miskolc aan de oostelijke grenzen, ‘bereidt men zich erop voor om zich tegen de centrale regering te verzetten als die onwillig of niet in staat zou zijn de wensen tot een volledig einde van de monopolistische communistische controle te vervullen’. [Váli, 295].   
Bovendien worden sommige kenmerkende zaken van het oude regime pas nú aan het licht gebracht juist door gedreven mannen zoals Szabó ‘bácsi’: een aantal jongelui van zijn strijdgroep verschaft zich toegang tot het complex luxe villa’s op de Rozenheuvel, die in Budapest nu eenmaal al vele decennia bekend staat als de wijk van de elite, van het geld, en ’ze geloven hun ogen niet als ze het opzichtig vertoon van privileges zien’, zoals b.v. het elegante huis van Rákosi, dat sinds juli leegstaat, met bijvoorbeeld de twaalf kamers, w.o. een zwembad en twee luxe badkamers, fitness-apparatuur, de ‘Amerikaanse’ keuken met de allermodernste apparaten, de twee piano’s en de stralende witte telefoons op elke kamer, de bar met de goede Franse wijn, champagne en likeuren, etc.
Verder worden b.v. duizenden dokumenten van de geheime politie, de ÁVO en later de ÁVH, ontdekt en velen willen dan onmiddellijk weten wat er over hen zwart op wit hierin staat, maar ook wie hun verklikkers waren en komen tot ontstellende conclusies… Talloze goed bekend staande mensen worden immers nu ineens ontmaskerd als geheime agenten en informanten van de ÁVO…. [Sebestyén, 248-249].
Intussen proberen de sovjetleiders in Moskou te doen alof er niets bijzonders aan de hand is en op enkele recepties laten b.v. Chroesjtsjov, Bulganin en min.v.buitenl.z. Sjepilov zich van hun goed kant zien. Chroesjtsjov heeft b.v. een hartelijk gesprek met de Britse en de Amerikaanse ambassadeurs in Moskou en vervolgens heeft de wel humoristische maarschalk Zjukov nog een gesprek met de Amerikaane ambassadeur Charles Bohlen, en de Rus blijkt n.b. optimistisch over een vreedzame regeling met Hongarije. ‘Er is een regering gevormd die onze volledige steun heeft en de steun van het Hongaarse volk, en de situatie in Hongarije verbetert’, aldus de maarschalk, maar Bohlen blijft over het eventuele vertrek van de Rusische soldaten uit Hongarije toch zijn vragen houden, omdat Zjukov de vorige dag nog over de radiotoepsraak van Nagy opmerkte ‘dat deze niet een onmiddellijke terugtrekking uit Budapest had aangekondigd. De Russische soldaten konden blijven tot Nagy hen zou vragen te vertrekken of  ‘tot ze de orde hadden hersteld’. [o.a. Sebestyén, 250]. Maar minister Sjepilov bevestigt dat de sovjettroepen Budapest zullen verlaten, "zodra de opstandelingen de wapens neerleggen, en zodra de contrarevolutie voorbij is".
Maar toch neemt in Moskou de angst toe dat het ‘nieuwe Hongarije’ steeds meer de westerse kant opgaat en dat het socialisme of communisme [als men niet militair ingrijpt!] zal verdwijnen door de woede en haat der bevolking. Hongarije zal m.a.w. uit het Pakt van Warschau stappen en daarmee veel meer op het neutrale en demokratische, vrije en westerse Oostenrijk gaan lijken dan op énig land in Oost-Europa. Het alleen nog formeel bestaande leninistische, marxistische systeem belandt al in bestaansnood en zal op deze manier zeker verdwijnen!

top

Hongarije kan bovendien als een soort voorbeeld voor andere landen in Oost Europa gaan werken want ook b.v. de Polen en Oost-Duitsers leven onder een massieve sovjet-militaire bezetting van tienduizenden man soldaten! Maar zelfs de Pravda hult zich in deze dagen in stilzwijgen over Hongarije, want een definitieve beslissing van de bazen in het  Kremlin in Moskou laat nog altijd op zich wachten.
De tot dan toe vaak voor opportunistisch en wankelmoedig gehouden Imre Nagy lijkt echter nu geheel de westerse kant op te gaan maar…. heeft de zaak ook nú nog nauwelijks onder controle. Waarschijnlijk wíl hij dat ook niet en hij lijkt niet meer bereid tot het vervullen van énige wens van de sovjets! Daarmee lijken de kansen voor een vreedzame oplossing  van  de crisis in Hongarije voor Moskou verkeken; dat land is immers al veel verder gegaan dan Polen [of zelfs Joegoslavië!] en glijdt af naar een anti-communistisch bolwerk, als we niets doen, zo denkt men nu in het Kremlin. [Osteuropa Archiv, Die Sowjetunion und die ungarische Revolution, okt./nov. 1997, blz. 409, 410].
‘Met de ontbinding van de leidende organen van de partij èn het door de sovjets georganiseerde vertrek van de meest gevaarlijke stalinisten, zoals Gerő en Hegedüs, krijgt Nagy nu eindelijk meer ruimte om te manoeuvreren en met zijn verhuizing van het partijhoofdkwartier in de Akadémia utca naar het parlement ging de centrale macht inderdaad van de partijleiding over naar de regering. Daarbij nemen z’n beste kameraden nu de organisatie van z’n secretariaat en van de belangrijkste posities van zijn staf over. [Lendvai, 84]. Van nu af is hij dan ook door z’n aanhangers en trouwe vrienden zoals József Szilágyi, Géza Losonczy, Ferenc Donáth, Miklós Vásárhelyi, Tibor Méray en Miklós Gimes, die hem naar de kant van een échte demokratische ontwikkeling ‘duwen’ en die, al zijn ze nog lid van ‘de partij’, in feite geen communisten meer zijn!
Nagy is echter diep gefrustreerd omdat hij de èchte revolutionairen, de nog gewapende vrijheidsstrijders, niet kan doen inzien dat ze tegen de Russen nooit een absolute overwinning kunnen behalen en hen er niet van kan overtuigen dat een half ei beter is dan een lege dop. Hij denkt dat het compromis met de Russen het beste is wat er voor Hongarije inzit, maar veel opstandelingen zien die compromissen die hij al had gesloten als niet meer dan het begin van verdere onderhandelingen. Waarom zouden ze terugkrabbelen nu ze aan de winnende hand zijn?
Intussen worden in het land talloze langdurige diskussies en gesprekken gevoerd, waar woorden van idealisme, vrijheid en hoop niet van de lucht waren, maar de eindeloze bediskussieerde resoluties werden steeds onrealisti-scher….. ‘Veel mensen zijn dronken van vreugde, bedwelmd, zo euforisch dat ze niet zien wat er werkelijk gebeurde of wat er te gebeuren stond. Enkele sceptische mensen dachten dat het allemaal te mooi was om waar te zijn, maar hun stem verdronk in het wilde optimisme’.
Elke dag heeft ook Nagy langdurige gesprekken met vertegenwoordigers van revolutionaire of arbeidersraden etc. die druk op hem uitoefenen om steeds onmogelijke eisen te stellen, waarvan hij wist dat de sovjets ze niet zouden accepteren. Hij verliest eindelijk zijn geduld in een confrontatie met het pas drie dagen bestaande Revolutionaire  Comité van Hongaarse Intellektuelen [zie blz. 37] waarven veel leden hem altijd hadden gesteund in z’n persoonlijke en ideologische strijd met de stalinisten.
Nu legt men hem een lijst voor met nieuwe concessies die hij volgens hen moest doen: vrije verkiezingen en de eis tot terugtrekking van de Russische troepen, eisen zoals die overigens óók al op 23 okt. openbaar bekend werden! Hij weigert echter aan deze eisen te voldoen, blijft rustig, beleefd en welgemanierd maar dan krijgen de frustraties de overhand en hij kijkt de delegatie minachtend aan… [Sebestyén, 252, 253].
Het komt steeds op hetzelfde neer: de voorzichtige Nagy kan en wil niet aan de verregaande eisen van enthousiaste groepen en mensen voldoen, waarvan hij beseft dat ze niet verder nadenken over de gevolgen: de Russen zijn met hun enorme militaire macht nog lang niet definitief uit Hongarije verdwenen en doen dat wellicht ook nooit!
Hij blijft ook bij het reg. programma zoals hij dat de vorige avond heeft bekend gemaakt en wenst dus niet verder te gaan. ‘De tijd van heethoofden is voorbij, als jullie het niet met me eens zijn, zijn we geen vrienden meer. Het is niet te tolereren dat het gezag van de regering wordt ondermijnd door voortdurend veranderende eisen’, aldus Nagy. [Sebestyén, 253].

top

Iets dergelijke proberen ook gen. Király en politiechef Kopácsi op militair terrein: een nieuwe, revolutionaire  legermacht [Nat. Garde] vormen uit de verschillende milities van studenten en arbeiders, rebellen, onder toezicht van de ministeries van defensie en politie [binnenl.z.], maar “de herrieschoppers mochten niet alles verpesten. Daar ging het om. Als we die niet in het gareel kregen, zou het voor ons allemaal afgelopen zijn”, aldus Kopácsi.
Dat roept om conflicten: tussen de oudere legertop met nog mensen die trouw aan het oude regime waren en die niets moet hebben van ’t idee van spontane groepen vrijheidsstrijders etc. etc. en kinderen van de straat, b.v. Het leger is en blijft m.a.w. verantwoordelijk voor het handhaven van de orde… Ook Maléter is eigenlijk vanaf ‘t eerste moment tegen het gebruiken van opstandelingen om politie-eenheden te vormen… en Kopácsi en Király willen nu vooral mensen “geschikt om Budapest in een paar dagen te ontdoen van alle dubieuze elementen, de déclassés en andere machtshongerige avonturiers”. [Sebestyén, 254]……. Toch worden de ‘vrijheidsstrijders’ op deze manier wèl officieeel erkend en gelegitimeerd. [Váli, 327].
N.b. later onderzoek en de bevindingen van Király en Kopácsi wijzen globaal wel uit dat er nu [vergeleken met 23 en 24 oktober] veel minder studenten en intellektuelen bij waren en veel meer fabrieksarbeiders en schoolkinderen,  ‘jongeren met de slechtste banen, de slechtste opleiding en de minste hoop’ maar die willen gewoon een einde aan het communisme, géén hervormingen van een verfoeid systeem, en zij hebben minder te verliezen dan alle andere groepen. Maar elk ontbreken van iedere vorm van een centraal gezag is nu een handicap; de onderlinge onenigheid en leiders zonder echt gezag zijn nu typerend en Nagy kon met niemand onderhandelen! [naar Sebestyén, 255].
De gemoederen van zeer velen, vooral van degenen zonder veel politiek besef of realiteitszin, blijven dus verhit en het enthousiasme en de strijdvaardigheid zijn nog lang niet gedoofd, want er ‘blijft nog veel te doen’……
Toch slaagt de min.v.defensie Janza erin een formeel akkoord te bereiken met de opstandelingen en ze beloven hun wapens neer te leggen. De resultaten moeten echter nog blijken, want de groepen ‘opstandelingen’ zijn nog altijd verdeeld en er is geen centraal gezag. 
Er zijn dan ook weinig overeenkomsten te ontdekken tussen de diverse commandanten, zoals de grillige József Dudás [die met z’n mannen op 28 okt. het gebouw van het partijblad Szabad Nép had veroverd, zie blz. 34!] en ‘oom’ János Szabó van het Széna tér, de luidruchtige, dynamische en compromisloze Gergely Pongrátz van de ‘Corvinisták’, en de asketische, rustige en bedachtzame István Angyal van de groep der Tüzoltó utca in Budapest, en b.v. de rustige en vastbesloten Rudolf Földvári in Miskolc, de verstandige Árpád Brusznyai in Veszprém en de zelfbewuste Attila Szigethy in Győr. Wel hebben ze allen hun radikale eisen voor de premier klaar en oefenen daarmee een stevige politieke druk uit, maar verder gaat iedereen het liefst z’n eigen gang… [naar o.a. Sebestyén, 256]. Toch ontvangt de premier dagelijks verschillende delegaties en overlegt daarmee, maar hij kan en wil niet zonder meer op al hun wensen ingaan en laat nogal eens duidelijk horen: “Heb een beetje geduld!”
Aldus ‘worden de beslissende dagen tussen 30 oktober en 2 november gekarakteriseerd door de bijna permanente wisselwerking tussen de pogingen tot politieke consolidatie van bovenaf en de pogingen van beneden af om druk uit te oefenen t.b.v. de snelle realisering van nationale verlangens’. [Lendvai, 89].
Dit nieuwe en jonge Hongarije lijkt voorlopig dus meer op anarchie en chaos dan op een geordende maatschappij, maar dat lijkt allemaal toch vooral een gevolg van het feit dat onder het vorige, onmenselijke en tirannieke systeem niemand ooit vrij en open kon zeggen wat hij of zij wenste. Iedereen werd systematisch de mond gesnoerd maar nu is dat eindelijk voorbij. De nieuwe, totaal open en demokratische, ‘orde’ moet m.a.w. na zoveel jaren van een keiharde en nietsontziende diktatuur, nog wennen…..
Bovendien blijkt bijvoorbeeld uit de levensverhalen van zowel de politicus Nagy als de militairen Maléter, Király en Kopácsi, de politici Tildy, Kovács en Kádár, en de opstandelingenleiders Dudás, Földvári, Pongrátz en Angyal al zó’n grillige, vaak door kleine en grote drama’s getekende ‘lijn’, dat men niet verbaasd kan zijn dat er nogal eens sprake is van een turbulent leven als in ‘een labyrint’. Reeds meer dan veertig jaar werkt de tragische en bijzonder woelige Hongaarse geschiedenis van oorlogen en diktatuur, van dwang en de moed der wanhoop, van arrestatie, veroordeling, strafkamp, enz., enz. immers door in het persoonlijke leven van vrijwel iedereen in dit land!

Ruïnes bij de Kiliánkazerne

top

Zeker is wel dat het oude regime nu definitief is gevallen en dat niemand zelfs enige poging heeft gedaan om dát te herstellen. Zelfs oefenen de nieuwe ‘revolutionaire’ raden en commissies, als nieuwe organen van zelfbestuur, nu in ± 80 % van alle gemeenten zonder problemen hun gezag uit en vrijwel overal zijn de oude ‘kameraden’ ontslagen en verdwenen, de sovjetsymbolen [de Lenins, de Stalins en de rode sterren] zijn verwijderd en er zijn soms ook boeken en papieren van de ÁVH verbrand. [naar Lendvai, 86, 87]. 
Intussen doen allerlei radiostations in de provincie en lokale en regionale revolutionaire raden en comités, bijzonder anticommunistische uitspraken, en men wenst met dat regime voorgoed af te rekenen. Hierbij gaat men duidelijk veel verder dan premier Imre Nagy met zijn ‘basically powerless government’ [Lendvai, 101] van plan is of ooit was, en men dwingt de regering als het ware om steeds verder op te schuiven naar een min of meer westers systeem, en volledig af te rekenen met alle overblijfselen van het nabije verleden want "socialistische verworvenheden" zijn voor velen al een lege huls, een kreet, een vage, algemene, ongeloofwaardige opmerking, die nergens op slaat.
Wat het concreet moet inhouden is onduidelijk, maar het lijkt toch alsof verantwoordelijke politici zich hierbij óók vooral duidelijk willen afkeren van het vooroorlog­se, conservatieve en autoritaire regime van admiraal Horthy [1919-1944] en willen proberen om Hongarije een nieuw en demokratisch gezicht te geven. Men wil primair naar buiten de indruk vermijden dat antisemitische, nationalistische, chauvinistische en feodale, en fascistische tendensen in het land toch weer de kop opsteken, en een belangrijke invloed krijgen…..
Het nieuwe, demokratische en vrije, soevereine Hongarije, wil m.a.w. de betrekkingen met de buurlanden, incl. de machtige Sovjet-Unie, níet laten verstoren en ondubbelzinnig worden door alle 'revolutionaire' zenders en persorganen vrije en geheime verkiezingen en vrije vakbonden geëist, eventueel onder toezicht der UNO.
Steeds meer komt nu ook de wens naar voren dat Hongarije een neutrale politiek, los van het pakt van Warschau, zal voeren, naast de algemene eis tot het terugtrekken van alle sovjettroepen uit het land.
‘Het hele aanzien van het land is dus totaal veranderden de sovjets komen zelfs het wrak van de communistische staat niet te hulp! Nagy’s dilemma is nu dus slechts: óf weggevaagd worden [door de Russen] óf geleidelijk toegeven aan de onweerstaanbare druk, die ook nog steeds sterker wordt, van de delegaties van arbeiders, studenten, revolutionaire comité’s, arbeidersraden, nationale raden, vrienden en adviseurs! [Váli, 295, 296].
Ondanks al deze voorlopig min of meer geruststellende zaken blijft de positie der Russische troepen echter toch onzeker en men kan de zaak nog niet helemaal vertrouwen, hoewel de Russen zich hier en daar inderdaad terugtrekken, en familieleden van Sovjetmilitairen worden op schepen op de Donau afgevoerd naar het Zuiden, terwijl een grote menigte Hongaren hen uitjouwt! Intussen heeft ook president Tito op 28 oktober een brief naar het Centrale Comité der Hongaarse partij gestuurd waarin hij de ontwikkelingen in Hongarije begroet als verzwakking van het stalinisme, maar hij waarschuwt ook tegen ”imperialistische manoeuvres en contrarevolutionaire elementen die de situatie zouden kunnen gebruiken”. [Litván, 79].
En die vrees leeft ook wel in Moskou, hoewel ‘de drie sovjetvertegenwoordigers, Mikojan, Suslov en KGB-chef Serov, van het proces van vernietiging van de partij en de staat in Hongarije in hun laatste rapporten van 29 en 30 oktober aan de sovjetpartijleiding zelfs zó’n pessimistisch beeld gaven dat het achteraf verrassend lijkt dat de beslissing over de 2e sovjetinterventie pas op 31 oktober is genomen en niet eerder’. [Lendvai, 88]……..
Op deze dag, 29 oktober, doen Engelse, Franse en Israëlische troepen een militaire inval in Egypte, maar deze kwestie houdt het westen verdeeld omdat de USA niet meedoet, en men zegt dat dat in het voordeel van de Russen werkt. Israël begint een militaire aanval op Egypte en verovert in korte tijd de Sinaï tot het Suezkanaal en daarmee begint de zgn. Suezcrisis, omdat ook Engeland en Frankrijk Egypte met bombardementen aanvallen.
Maar intussen beseft men in Moskou al snel dat de aandacht van het westen -inderdaad- bijna geheel uitgaat naar het optreden van Engeland, Frankrijk en Israël in Egypte, naar een nieuw hoofdstuk in de "kwestie Midden-Oosten" of de "Suez-crisis" en ook in Moskou weet men van de grote onenigheid tussen Engeland en Frankrijk, als de oude koloniale machten, die iets van hun vroegere invloed en macht willen heroveren, en daartegenover de Verenigde Staten! Een militair ingrijpen van het westen in Hongarije wordt dus al zéér onwaarschijnlijk geacht!
Allerlei trouwe bondgenoten van de Sovjet-Unie, zoals Tsjechoslowakije, Roemenië, Oost-Duitsland en China, doen overigens al een beroep op Moskou om in Hongarije in te grijpen maar de halve Rus Péter Kós [de verte-genwoordiger van Hongarije bij de UNO] wordt teruggeroepen uit New York, en opgevolgd door dr. János Szabó.

top