< Terug

16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989

16.2.8  Een onzekere partij en de reacties daarop: sterk toenemende scepsis en kritiek.

Nog in januari 1978 wordt ook het eerste Oost-West tijdschrift geïntroduceerd: het Weense tijdschrift Pannonia zal voortaan ook in Budapest verschijnen om een culturele brug tussen oost en west te slaan met publikaties over kunst, cultuur en literatuur, maar ook op kerkelijk en religieus terrein, b.v. van de kant van Pax Christi en de Christelijke Vredesconferentie [waarvan de herv. bisschop Tóth in juni voorzitter wordt] is er steeds meer sprake van hartelijke contacten tussen mensen uit oost en west, die elkaar in Hongarije bij conferenties, gesprekken, etc. etc. spreken en b.v. het blad Népszava meldt eind mei dat nog altijd 80 % van de bevolking wordt gedoopt en kerkelijk begraven, en dat de staatsplechtigheden voor begrafenis en naamgeving weinigen aanspreken omdat ze ‘een onpersoonlijke sfeer’ hebben en “het gebeurt niet zelden dat er 30 baby’s op één massafeest worden afgehandeld”…. Ook de schriftelijke cursussen van b.v. de evangelische en katholieke kerken voor theologie voor leken [uniek in het zgn. ‘Oostblok’!] zijn een zeer groot sukses: vele honderden mensen méér dan verwacht melden zich ervoor!…...
Voor het eerst wordt er in het centrum van Budapest [Kálvin tér] een winkel geopend waar men [protestantse] bijbels en andere kerkelijke en theologische zaken, o.a. studieboeken, vrij kan kopen. De belangstelling is enorm, ook van het platteland en uit Hongaarstalige streken over de grenzen! In Hongarije worden nu tienduizenden bijbels [die tot voor kort nauwelijks waren te krijgen!] en andere religieuze lektuur grif verkocht en in grote hoeveelheden besteld. In Kecskemét wordt in 1978 een 4e museum van de Hongaarse hervormde [gereformeerde] kerk geopend, met ± 800 kerkelijke en historische stukken en in Budapest wordt een Evangelisch [-luthers] museum geopend.
Vanuit Hongarije kunnen door bisschop Károly Tóth 1.000 [Hongaarse] bijbels naar Kárpátalja [het grensge­bied van de Sovjet-Unie, Ukraïne, waar de Hongaarse hervormde kerk van groot belang is] worden gebracht! Zelden wordt voor zoiets door Moskou toestemming verleend!.... In de zomer van 1978 wordt "De kleine encyclopedie van de bijbel" [A biblia kisenciklopédiája], een door de staatsdrukkerij uitgegeven werk [78.000 exemplaren], een bestseller en is onmiddellijk uitverkocht. Het communistische partijblad "Népszabadság" verklaart naar aanleiding hiervan dat communisten zich beter op de hoogte zouden moeten stellen van de inhoud van de bijbel. Men kan er wat van leren, beter 't gesprek met gelovigen voeren en deze kennis kan de marxistisch-leninistische ideologie versterken......
"Zonder de bijbel is niet alleen de algemene geschiedenis van de Europese volken, maar ook het verleden van onze natie, kunst en taal niet te begrijpen.... de communistische beweging maakt deel uit van een hele Europese ontwikkeling, en heeft haar wortels in onze cultuur, die vèrgaand door dit boek is gestempeld", aldus de staatsuitgeverij. Ook voor een nieuw boek "De bijbel in de geschiedenis" is de belangstelling zeer groot. Marxisten en christenen werkten samen eraan.... Overigens loopt het aantal leerlingen van de 10 kerkelijke middelbare scholen [gymnasia] terug, wsch. vanwege de hoge bijdragen die van ouders worden gevraagd. Daarnaast staat een kerkelijke opwekkingsbewe­ging, die vooral onder jongeren veel aanhang heeft. "De kerk is weer in", zegt men, en christenen staan bekend vanwege hun trouw, serieuze en goede arbeid, hun voorbeeld en ijver, enz. De Hongaarse overheid legt de kerken weinig of geen beperkingen meer op, maar hoge funktionarissen worden slechts aangewezen [benoemd] na goedkeuring door de staat. N.b. het aantal aanmeldingen voor de r.k. schriftelijke cursus theologie voor leken is 4 maal zo groot als mogelijk is....  Verder doet ook in dit land voor het eerst een vrouw, dr. Klára Lenkey-Semsey,  als theologisch prof. haar intrede aan de Academie van Debrecen!
Volgens schattingen bezoekt 10 tot 15 % der Hongaren regelmatig de kerk terwijl 45 % zichzelf ‘religieus’ noemt en op het platteland is hier en daar 80 % gelovig. Toch blijkt nergens dat veel Hongaren nu iets anders als ‘houvast’ hebben gevonden en nog steeds geven velen, zowel jong als oud, zich vooral over aan consumentengedrag en het lijkt erop dat nog altijd velen in Hongarije iets hebben in te halen, en nú hun kansen grijpen! Ook de heersende partij blijkt hierop -ondanks al haar propaganda, plannen en leuzen- al vele jaren geen enkele invloed te hebben en het lijkt er integendeel op dat steeds meer Hongaren deze partij na meer dan 20 jaren als een factor nul beschouwen en hiervan werkelijk níets meer verwachten! Daarentegen wordt 1978 veeleer een jaar van openlijk toenemende oppositie, zij het uit de kleine kring van kritische intellektuelen. In 1978 verschijnt b.v. een bundel artikelen "0,1 %. Válogatás a magyar szamizdatból" [Oppositie 0,1 %, een keuze uit de Hongaarse samizdat] uitgegeven op verzoek en ter ondersteu­ning van het Poolse Comité voor Maatschappelijke Zelfverdediging KOR, onder redaktie van de al veel eerder genoemde filosofen György Bence [1941] en János Kis [1943], in 1979 vertaald en uitgegeven in Parijs. Verscheidene artikelen zijn al eerder, ± 1977, soms onder pseudoniem, gepubliceerd in bladen en tijdschriften in West-Europa, maar als manuskript voor beperkte kring ook wel in Hongarije.
Ook zijn in 1977 al drie bundels met 200 bladzijden, getiteld "Marx in het vierde decennium", uitgegeven door András Kovács in Budapest, en hierin behandelen 21 filosofen, sociologen, economen en literatuurweten­schappers, zoals de econoom Tamás Bauer, genoemde Gyögy Bence en János Kis, de filosoof Zoltán Endreffy en de bekende schrijver Miklós  Haraszti, de aktualiteit van het marxisme in Oost-Europa, als antwoord op de vraag: "Wat betekent voor jou het marxisme, vandaag?" van Kovács. Een samenvatting is moeilijk te geven, maar de verwijdering van het marxisme blijkt eenstemmig uit de meningen van alle ondervraagde intellektuelen, zelfs -zoals blijkt- van de bekende econoom Tamás Bauer, die dus samen met zogenaamde dissidenten publiceert……!!
Met name Miklós Haraszti's artikel "Wat is marxisme?" waarin hij dit systeem grondig verwerpt als o.a. "een met religieuze aanhankelijkheid erkende noodzakelijkheid", doet veel stof opwaaien. Hij zegt zelfs al dat de partij "met groeiende nervositeit ontdekt dat haar voogdijschap ten einde loopt"... Eerst heeft ze de individuele autonomie verloren laten gaan, maar nu wil men die weer terugroepen, en dat lijkt Haraszti onmogelijk. De schrijver zegt bovendien dat de marxistische ideologie natuurlijk níet die van de arbeidersklasse is maar primair van een elite van intellektuelen, en hij ontmaskert haar als surrogaatreligie, waarin mensen tot slaaf worden gemaakt, en vast raken.
Verder verschijnt een bundel van n.b. 1.000 bladzijden van literaire en wetenschappe­lijke teksten van 34 auteurs met de titel "Profil", die in 1978 in Budapest wordt uitgegeven door de journalist János Kenedi [1947], die hierin de vloer aanveegt met de [onberekenbare] 'normen' van de censuur. "Niet geschikt voor het profiel van ons blad", krijgt een auteur nogal eens -vaag- te horen, wanneer men een stuk niet kan of wil plaatsen: er wordt m.a.w. gemanipuleerd. Haraszti en alle anderen willen hiermee o.a. de aandacht vestigen op het in het westen over hun land ontwikkelde beeld, want "in dit image menen ze n.l. vrij dikwijls de invloed van het officieel vervaardigde zelfportret van ons land te ontdekken".....

top

"Hongarije distantieerde zich”, aldus Haraszti, “nog geen stap van de landen, die als het ware één familie vormen, waarin het staatsbestuur over handen en hersenen beschikt door de 'wens' van 99,9 % van de bevolking. Desalniet­temin krijgt dit land [Hongarije] zulk een gunstige pers heinde en ver in de wereld, van conservatieve dagbladen tot en met die van het eurocommunisme, alsof hier een vastberaden richting van interne vooruitgang bestond; alsof er binnen afzienbare tijd- waarschijnlijk juist in 1984- van de bovengenoemde procentverhouding [oppositie 0,1 %] een spectaculaire vermindering te verwachten zou zijn. “Nog nooit heeft een Orwell-regime in de vrije pers zoveel populariteit genoten. In de regeringsgebouwen langs de Donau begint zelfs een gefluister de ronde te doen: zou men toch niet de idylle enigszins moeten verstoren?", aldus de bekende fundamentele opposant Haraszti in de inleiding van de bundel "Oppositie 0,1 %", in januari 1978, en dat is dus vrijwel tegelijk met de al even fundamentele kritiek van de alom bekende schrijver Gyula Illyés op het Roemeense regime! Zie hierboven.
Maar ook over heel andere zaken kan men in dit land toch z’n mening uiten: Naar aanleiding van een artikel van András Mezei in "Élet és Irodalom" van 1 juli 1978 ontstaan bijvoorbeeld heftige discussies. Mezei stelt hier de gebrekkige innovatie bij vele industriële bedrijven aan de kaak, want veel wetenschappers en bedrijfsleidingen zijn onverschillig t.o.v. technische vernieuwingen, terwijl Hongarije het hiervan zéker moet hebben, wil het op de wereldmarkt een plaats veroveren: 40 tot 45 % van het nat. inkomen komt immers uit de buitenlandse handel!
Ondanks investeringen van Ft. 14 mrd per jaar en 80.000 mensen bij verschillende instituten voor onderzoek, research, enz. is de interesse gering: men durft geen risiko's te nemen, vernieuwing is vervelend, levert burokratische rompslomp op, is duur, enz. en het hele systeem van belastingen, kredieten en lonen zorgt al dat bedrijven weinig vernieuwingen noodzake­lijk vinden, en experimenten met patenten en uitvindingen leveren niets op. Men is dus al gauw tevreden, is niet creatief of dynamisch, maar wil rust!
Mezei vindt dat men dus veel meer initiatief, innovatie, kwaliteit, management en efficiency moet aanmoedigen. Als ondernemer in Hongarije ijvert men niet voor klanten, consumenten, de markt, maar [aldus Mezei] voor materiaal, staatssteun, loonpreferenties, de gunst van een minister! Er zal dus zeer veel moeten veranderen en b.v. de schuwheid om verantwoordelijkheid te dragen moeten overwinnen! [Innovation und Wirtschaftssystem in Ungarn, Osteuropa Archiv, 1980, blz. 232/243].
Kort hierna, in september 1978 begint een oppositionele, ondergrondse, "Maandagse Vrije Universiteit" met haar werkzaamheden, n.l. lezin­gen in privé-woningen. De eerste drie jaren werken hieraan mee: de historicus Miklós Szabó, de schrijver György Dalos [1943], de historicus Péter Hanák, Tibor Hajdu, de filosoof Gáspár Miklós Tamás, de bekende socioloog en oud-politicus András Hegedűs, de filosoof János Kis en enkele anderen. De destijds [1973] ontslagen filosofen en sociologen besluiten in 1977 om te emigreren. Ágnes Heller en haar man Ferenc Fehér, en György Márkus publiceren daarna verscheidene boeken in het Engels in New York, USA….

De econoom Rezsö Nyers kondigt [1968] in het parlement het ''Nieuwe Economische Mechanisme'' af.


Uit het voorgaande blijkt uiteraard dat zelfs [!] ook in Hongarije sprake is van een snel toenemend aantal radikale, demokratische burgerlijke opposanten. Zij leggen zich niet neer bij de bestaande situatie, n.l. de dominantie van Oost-Europa door de Russische bezetters, de absolute heerschappij van één partij, en bij "het minste kwaad", n.l. Kádár. Zij wensen ook niet te horen dat men zich moet neerleggen bij het zogenaamde "reëel bestaande socialisme", bij de nu al ruim dertig jaar bestaande "pax sovietica", dat men vooral dankbaar moet zijn voor het huidige tolerante regime en dat men voorzichtig moet opereren, om vooral de Sovjetheersers niet nóg eens te provoceren! Deze 'negatieve legitimatie' [“het kon immers nog veel slechter”, “jullie wonen n.b. in de vrolijkste barak van het kamp”] wordt door dissidente intellektuelen met andere woorden niet meer geaccepteerd.
Weliswaar erkent en ziet men dat in Hongarije geleidelijke binnenlandse hervormingen mogelijk zijn, maar dergelijke hervormingen zijn elders [blijkbaar] onmogelijk, en het communistische systeem heeft o.a. in Tsjechoslowakije in augustus 1968 opnieuw haar gewelddadige gezicht laten zien. De oprichting van "Charta '77" in de ČSSR en met name de processen tegen leiders ervan hebben in Hongarije ook hun weerslag: men is solidair met gevangen en veroordeelde leden van Charta. [András Kovács in: Internationale Spectator, juli 1981, blz.377-384].
Van groot belang is echter ook dat men -met name na "Helsinki 1975"- burgerrechten niet langer als een gunst, als concessies van het regime maar als essentiële, onvervreemdbare rechten van de mens ziet! Het in het Hongaars vertaalde document van "Charta '77" doet hierbij ook dienst, evenals de verschillende publikaties van de Poolse dissidentenbeweging [o.a. KOR].
Overigens blijkt zelfs in het 'tolerante' Hongarije, dat meer economische rechten van de bevolking níet automatisch meer politieke rechten oplevert. Terwijl de overheid allerlei concurrentie en persoonlijk initiatief op economisch terrein toestaat en zelfs toejuicht, is men kennelijk bang om het machtsmonopo­lie van de eenheidspartij ter discussie te stellen. De taboes en de ouderwetse, typische ideologische vooroordelen van communisten in de economische sfeer [b.v. ten aanzien van winstmotieven, concurrentie, efficiency, management, privé-bedrijven, handel met het westen] hebben het allang begeven, dezelfde soort ouderwetse en halsstarrige vooroordelen ten aanzien van een burgerlijke parlementaire demokratie blijven "eenvoudigweg" bestaan.... Met andere woorden: alle diskussie en overleg over demokratisering leidt niet ‘gewoon’ naar de [parlementaire] demokratie!!
Ook de nu al drie decennia oude, vermolmde ideologische denkbeelden ten aanzien van de militaire en politieke tegenstellingen tussen Oost en West in Europa, de Muur, het IJzeren Gordijn enz., de Comecon en het Warschaupakt, blijven onverkort bestaan, terwijl men terzelfder tijd overlegt over investeringen, joint ventures, westerse leningen aan het 'arme' Hongarije, meer handel en vrijer verkeer, enz.
Voor een aantal intellektuelen blijft bovendien altijd op de achtergrond de vraag naar de legitimiteit van het huidige regime bestaan: de rol van János Kádár omstreeks 4 nov. 1956 is en blijft weliswaar omstreden, maar vast staat wèl, dat uitsluitend en alleen de Sovjets, een illegale bezettingsmacht, hem en zijn regime aan de macht hebben geholpen, en de wettige regering van Imre Nagy hebben afgezet; de Hongaarse natie heeft m.a.w. nooit in vrijheid haar eigen lot mogen bepalen. Intellektuelen stellen dus vragen: hoort het geweld inherent bij dit soort regime? Waarom bestaan er nog altijd klassenverschillen en conflicten, die zelfs groter worden? Zijn de hoge kerkelijke leiders terecht zo blij met de verworven vrijheden, terwijl het gemeenteleven intussen verschrompelt?
Waarom onderdrukt [respektievelijk: discrimineert of wantrouwt] men in de "socialistische broederlanden", vooral in Roemenië, maar ook in Tsjechoslowakije en zelfs in Joegoslavië, staatsburgers van Hongaarse taal en nationaliteit? In hoeverre zijn armen, Zigeuners en vele anderen eigenlijk beter geworden van "dertig jaar socialisme"? Talloze vragen blijven ook in Hongarije simpelweg om ideologische redenen onbeant­woord: vandaar dat men ze in de ondergrondse, vliegende "universiteit" behandelt!
Een belangrijke rol bij dit alles speelt ook het weer opkomende nationalisme, ofwel: het herstel van de waardering voor de eigen natie en haar eeuwenoude symbolen [de H. Kroon!!] en voor de -met name voor Hongaren- fatale loop van de eigen geschiedenis! De politieke verdeeldheid der 15 miljoen Hongaren in de regio van Donau en Karpaten is al eerder aan de orde geweest, maar ook de zoveelste langdurige overheersing door ‘weer een andere’ grote mogendheid voelt menigeen als abnormaal. Het is bovendien voor Hongaren overigens ook duidelijk dat de partij intussen geen vaste koers meer vaart en al een aantal jaren onzeker lijkt over de politieke lijn, terwijl ze op allerlei kwesties, vragen en voorstellen geen antwoord heeft! Zo is de door iedereen, óók door de partij, gewenste nauwe samenwerking met de landen van West-Europa eigenlijk toch vreemd omdat men in sommige kringen van b.v. ouderwetse en dogmatische partijbonzen ook nog altijd de ‘gevaren’ in en de principiële verschillen met de westerse, kapitalistische wereld ziet. Van de strijdbaarheid der partijleden ten bate van de ideologie hoort men in Hongarije echter al vele jaren bijzonder weinig, hoewel die strijdbaarheid nog wel bestaat: met name de jeugd wordt geregeld opgeroepen tot een zinvol, aktief, gezond leven, maar de resultaten zijn nog altijd niet zo duidelijk zichtbaar….

top

Wèl hoort men sommige anderen in dit land wel eens suggereren: “Het socialisme is geen medicijn, hoor! Het is de kwaal zèlf!” Of: “Weet je wat het socialisme is? Het is de langste weg naar het kapitalisme!”……..
Enfin, vragen over de grondslagen van het regime zijn er voldoende en er wordt nu ook openlijk naar antwoorden gezocht. In 1978 verschijnt in Wenen het al eerder vermelde Hongaarse essay "De intelligentsia op weg naar de klassenmacht" van Iván Szelényi en György Konrád, dat al in 1973/74 is geschreven. De beide auteurs geven hierin  openlijk toe geen marxisten te zijn en ze beschouwen hun werk als 'samizdatliteratuur'. Zonder enige zelfcensuur of enige aandacht te schenken aan de officiële ideologische taboes willen ze inzicht, een kritische analyse, geven in de maatschappij waarin ze leven en ze komen hierbij al snel tot de conclusie dat het socialisme een nieuw systeem van onderdrukking en uitbuiting van de arbeidersklasse heeft geschapen, en dat de arbeiders onder deze "diktatuur van het proletariaat" tot de meest rechtenloze klasse behoren.
"Ons werd langzamerhand duidelijk dat de "diktatuur van het proletariaat" een mythe, een ideologie tot legitimatie van de macht van een nieuwe onderdrukkende maatschappelijke macht is. Szelényi en Konrád beweren zelfs, dat er van de idealen van de socialistische theoretici niets dan een nieuwe onderdrukking en uitbuiting is terecht gekomen. De auteurs hebben intussen vanaf 1973 praktisch permanent onder politiebewaking en verdachtmaking moeten leven, en beschouwen het nog als een wonder dat hun manuscript, dat kan worden beschouwd als "programma van een contrarevolutie", en zij zelf één en ander hebben overleefd. Szelényi, tot dan werkzaam op het Instituut voor Sociologie van de Hongaarse Academie van Wetenschappen, maakt in 1975 van de gelegenheid gebruik om te emigreren. [Uit "Nachwort" van Iván Szelényi, blz. 391-400, in: "Die Intelligenz auf dem Weg zur Klassenmacht"].
Voor velen in Hongarije is echter de geheime transaktie van wapens, 32.000 machinegeweren en een enorme hoeveelheid munitie, die vanuit Hongarije aan de linkse regimes in Ethiopië en Somalië zijn verkocht, en die in februari 1978 aan het licht komt, nog veel meer opzienbarend!……
Dat geldt ook voor de bijeenkomst van het CC der partij dat op 19/20 april 1978 bijeen komt en besluit tot het ontslag van de ruim 57-jarige oudgediende Béla Biszku, die in het partijappa­raat en in militaire en veiligheidszaken na 1956 [tot 1961] een grote invloed had, als secretaris van het CC der partij. Biszku was een hardliner die na november 1956 vooral hard optrad tegen 'contrarevolutionairen' en hij lijkt [leek] zich ook kritisch op te stellen t.a.v. het NEM, maar hij blijft nog wel lid van het Politburo! Károly Németh, partijleider in Budapest, wordt secr. van het CC, evenals   Ferenc Havasi [een techno­kraat, economische z., vml. vice-premier], Mihály Korom [een vml. min.v.jus­titie, die nu gaat over de politieke controle op het milit. apparaat], en Mátyás Szűrös voor buitenl. zaken. Men zegt ook dat met  het ontslag van Biszku de korte periode van enige conservatieve terugslag definitief voorbij is!
Het Centraal Comité laat dan ook weten dat de economie verder kan verbeteren door…….. meer vrijheid en zelfstandigheid van de bedrijven! Men beoogt een minder strakke centrale planning, en erkent het recht van elke communistische partij om een eigen weg te volgen [de zgn. "Eurocommunistische lijn"], terwijl dit standpunt door de DDR, de Sovjet-Unie, Tsjechoslo­wakije, Polen, enz. wordt verworpen! Maar toch blijkt Kádár het nog wel eens met de anderen dat het zogenaamde "eurocommunisme" en "alle vormen van antisovjet- en anticommunistische campagnes" bestreden moeten worden, zo blijkt in Polen waar hij in juni Gierek bezoekt.
Hongarije blijft dus op binnenlands gebied een geheel eigen "onafhankelijke" koers volgen, komt hierbij in conflict met o.a. Roemenië, maar heeft nog altijd de steun van Moskou, en steunt internationaal de politiek van de Sovjet-Unie trouw. Toch gelden sommigen in de partijleiding van Hongarije nog altijd als nogal dogmatisch inz. ideologie en cultuur, zoals de hierboven genoemde nu 58-jarige Valéria Benke, redaktrice van het blad  "Társadalmi Szemle", terwijl iemand als de 45-jarige minister van cultuur Imre Pozsgay daarentegen bijzonder open en tolerant is. Pozsgay  werd in 1975 staatssecr. en in 1976 min.v.cultuur [tot 1982].
In Utrecht, Nederland, wordt in het kader van een ‘Hongaarse Filmweek’ van 2 tot 5 mei 1978 een filmsymposium gehouden, waar Hongaarse en Nederlandse regisseurs en anderen van gedachten wisselen, enz., en "de indruk bestaat dat er van de Hongaarse dokumentaires veel valt te leren", zo zegt de organisator.
Minder goed te spreken is de Hongaarse overheid over een 2e ‘Wereldcongres van Vrije Hongaren’ dat van 5 tot 7 augustus Den Haag wordt gehouden, en waar allerlei problemen, zoals mensenrechten in Hongarije, de hulp aan vluchtelingen, lotsverbondenheid met Hongaren over de grenzen, oppositie, cultuur, literatuur en pers, de zeer moeilijke situatie van de Hongaren in Roemenië, de culturele diaspora, het recht op zelfbeschikking en de rol van een Vrij Hongarije in een Vrij Europa worden besproken. Vanuit Budapest laat men weten hiermee niet erg ingenomen te zijn.... Wèl te spreken is men uiteraard over een belangrijke delegatie van het Rotterdamse bedrijfsleven die Budapest in november 1978 bezoekt. Ook Hongarije richt zich namelijk al op de opening van het Rijn-Main-Donaukanaal, waarschijnlijk in 1983/85! Vervolgens houdt in april 1979 een groep Hongaarse middelgrote en kleine bedrijven in de machinebouw, transportmiddelen, elektrotechnische apparatuur, o.a. optische instrumenten en ijzerwaren, een show in Amsterdam.…
Ook de betrekkingen tussen Hongarije en de Verenigde Staten van Amerika zijn goed want in juli 1978 verleent de USA aan Hongarije de status van "meest begunstigde handelsnatie" en in augustus vergaderen nota bene Amerikaanse zakenlieden van Hongaarse afkomst in Budapest! Opmerkelijk is ook de vestiging van de Amerikaanse firma Levi Strauss met een eigen bedrijf in Marcali, een kleine plaats ten zuiden van het Balatonmeer.
Zoals eerder is gezegd ontwikkelen de betrekkingen met Oostenrijk zich ook gunstig want in de herfst van 1978 worden akkoorden gesloten over het afschaffen van de visumplicht met ingang van 1 jan. 1979, voor staatsburgers van beide landen. Verdere richt het Weense tijdschrift voor Europese samenwerking "Pannonia" begin 1978 een filiaal van de redaktie op in Budapest en "Pannonia" zal voortaan als eerste Europese literaire tijdschrift ook bijdragen van auteurs uit Hongarije, dus uit Oost èn West-Europa, bevatten!
Na bezoeken aan Wenen, Bonn en Rome brengt Kádár in november 1978 een bezoek aan Parijs en als resultaat zullen m.n. de economische betrekkingen [handel, samenwerking] worden uitgebreid! Ook nu sust de Hongaarse partijleider e.e.a.: "Wij willen geen voorbeeld zijn.... de planeconomie en de samenwerking in de Comecon vrijwaren Hongarije van de gevolgen van de economische crisis in de kapitalistische wereld.... er bestaat geen crisis in de communistische wereld, al komen er wel grotere verschillen voor.... de meningsverschillen tussen de Europese communistische partijen zullen kleiner worden... een meerpartijenstelsel in de socialistische landen is wel mogelijk... alleen praktische overwegingen leidden tot een eenpartij­systeem in de socialistische landen....., aldus Kádár in Le Monde. [Trouw, 24 nov. 1978].
In december 1978 wordt György Szepesi benoemd tot voorzitter van de Hongaarse Voetbalbond en hij moet het Hongaarse voetbal weer uit het diepe dal van nederlagen en de financiële schandalen halen. Het land staat n.l. al jaren onderaan in de rij van het Europese voetbal en het staat, m.n. sinds het verschijnen van het boek van Antal Végh over het zieke Hongaarse voetbal in 1974, bekend als corrupt. Volgens Végh laat het Hongaarse voetbal zelfs ‘de sociale kwalen onder een vergrootglas zien: cynisme, corruptie, egoïsme en de leugens waarop het is gebaseerd’. Leugens over amateurisme in de sport en gelijkheid in de samenleving….
Maar toch is ook deze kritische schrijver welwillend tegenover het huidige regime en hij wil wel zeggen dat het vroeger alleen maar de moeite waard was om het bestaande [n.l. door en door feodale] systeem te vernietigen, maar dat er nu voor het eerst in de Hongaarse geschiedenis een regime is waarvan het de moeite waard is om de fouten ervan te verbeteren! Na 300 jaren feodalisme kon er niet in dertig jaar vrijheid, gelijkheid en demokratie komen en ‘het is al heel wat dat de mensen in de 1000-jarige geschiedenis van het land genoeg te eten hebben!’ [John Jansen van Galen in: Haagse Post, 1 sept. 1979].
In een diep dal bevinden zich ook sommige takken der Hongaarse industrie, ondanks het feit dat de produktie stijgt en dat er van enorme hoeveelheden sprake is. Toch heeft men intussen wel in de gaten dat een groot deel van het Hongaarse produktieapparaat verouderd is en dat men hiermee nog lang niet kan concurreren op de wereldmarkt.
Aanzienlijk is b.v. de produktie in 1978 van 25,5 mrd kWh elektriciteit [+ 9,2 %], van 25,7 mln ton kolen [+ 0,8 %], van 2,2 mln ton aardolie [+ 0,4 %], van 7,3 mrd m3 aardgas [+ 11,1 %], van 3,9 mln ton staal [+ 4,1 %], van 3,2 mln ton gewalst staal [+ 3,6 %] en  van 2.9 mln ton bauxiet [- 1,7 %].

Een kunstmestfabriek in Hongarije


Ook de export maar vooral de import stijgt nog altijd [miljard Forint] 1976:       1977:       1978:        1979:
Export:                      204,8       238,6      240,7        282,1
Import                       230,1       267,3      300,9        308,9 
De economische plannen voor 1979 zijn eveneens nog gericht op groei van het nationaal inkomen met 3 à 4 %, van de industriële produktie met 4 %, van de landbouwproduktie met 3 à 3,5 %, van de inkomens per hoofd met 7 %, van de prijzen met 4,7 à 4,9 % en van de reële lonen met 1 %.
Het aantal particuliere auto’s is, zoals iedereen weet, sterk gestegen en bedraagt nu 700.000 en tot 1990 zullen er nog eens 1,2 miljoen woningen worden gebouwd. De Hongaarse economie heet daarom nog steeds ‘de gezondste van heel Oost Europa’. Toch is het mogelijk dat dit niet meer lang zal duren want de Sovjet-Unie kan haar partners niet meer voldoende olie leveren en steeds meer olie moet voor harde valuta van de OPEC-landen worden gekocht.

top

In januari 1979 gaan de prijzen van benzine dan ook weer fors omhoog en de overheid begint zelf met bezuinigingen: 2/3 van de 7.400 dienstauto's wordt aan burgers verkocht, en het gebruik ervan wordt aanzienlijk beperkt. Per april 1980 wordt ook in Hongarije de zomertijd ingevoerd, waardoor men omgerekend 4 miljoen Gld. hoopt te besparen.
Nog steeds stijgt de bevolking zeer langzaam in aantal en het aantal geboorten is in 1979 160.400 maar in 1980: 148.700, en het aantal sterfgevallen is in 1979 136.800 en stijgt in 1980 tot 145.400! Het geboortecijfer nam van 1975 tot 1980 opnieuw af van 18,4 tot 13,9, terwijl het sterftecijfer steeg van 12,4 tot 13,6.
Het aantal inwoners steeg in 20 jaar, van 1960 tot 1980, van bijna 10 mln tot slechts 10,71 miljoen, maar de trek van het platteland naar de stad is nu tot stilstand gekomen: men wil [soms] liever op het platteland wonen, want b.v. in de kleine plattelandssteden zijn het arbeidsklimaat en de levensomstandigheden beter geworden.
Het zelfmoordcijfer is het hoogste ter wereld: 40 op 100.000 inw. p.j. [vgl. de ČSSR 24, Oostenrijk 23, Zweden 20, Duitsland 19, enz.] en in de meeste gevallen betreft het ernstig zieke ouderen en alkoholisten. Ook het aantal alkoholverslaafden in Hongarije is zeer hoog.
Een dekreet [wet] van de Presidentiële Raad legt officieel vast dat iedereen het recht heeft om te reizen en hoewel in 1978 4,5 miljoen Hongaren over de grens gingen, zijn de financiële mogelijkheden vaak zeer beperkt. Deviezen van de bank maken slechts een maal per drie jaar een buitenlandse reis mogelijk. Toch worden de visumbepalingen met Finland en Oostenrijk -na lange onderhandelingen- nu afgeschaft, en dat is een novum voor de Oost-Europese landen! Ook wordt 96 % der paspoortaanvragen van Hongaren voor westerse landen gehonoreerd, en dat is relatief voor Oost-Europa zéér veel!
Van 5 tot 7 maart 1979 bezoekt Kádár Moskou maar daarover wordt niet veel bekend gemaakt. In het algemeen wordt de bevolking evenwel voorbereid op de minder snelle stijging van het reële inkomen en op prijsverhogingen. Primair zal Hongarije [op den duur] moeten kunnen concurreren op de wereldmarkt, en daarom moet men de prijzen aanpassen, en b.v. subsidies [die ruim 1/3 van het budget vormen] afbouwen! Alle subsidies voor consumptieartikelen zullen 1979/80 geleidelijk worden opgeheven. De mensen worden ook erop voorbereid,dat alleen hogere produktie en meer winst van [meer zelfstandige] bedrijven loonsverbetering kan opleveren, maar het binnenlandse verbruik stijgt nog te snel in verhouding tot de export naar het westen. "We moeten", volgens vice-premier István Huszár, "eindelijk begrijpen dat we waarschijnlijk nog heel lang niet in staat zullen zijn om aan op zichzelf begrijpelijke verlangens te kunnen voldoen. We zullen zelfs een strenge selektie moeten toepassen". Alleen de export van hoogwaardige produkten naar het westen, en de nodige deviezen, harde valuta, die dat oplevert, zal bedrijven in stand kunnen houden; andere zullen op den duur moeten verdwijnen! Overtollig personeel zal op den duur moeten [kunnen] worden ontslagen. Men denkt echter dat het met de werkloosheid wel zal meevallen omdat er in vele sektoren een chronisch gebrek aan geschoolde arbeidskrachten bestaat.
Men richt zich tegenwoordig ook op "industriële coöperaties": nauwe samenwer­king van verschillende bedrijven betr. grondstoffen, produktie, leverantie, verkoop. Alles kan -door meer zelfstandige bedrijven- vanaf de basis in akkoorden worden vastgelegd. [naar de serie artikelen van J. den Boef in "Trouw", mei 1979].
Het regime van János Kádár in Hongarije blijkt op deze wijze tenminste voor verbetering vatbaar, en zet [economische] hervormingen door. De leiding blijkt te willen luisteren naar het publiek. Ook heeft men al jaren door dat men op alle mogelijke manieren ook nog één en ander kan bijverdienen want dank, die wordt uitgedrukt in geld [hálapenz] is immers een normaal verschijnsel [geworden] en een zeer grote mate van onderling dienstbetoon is eveneens in Hongarije normaal: b.v. bij de bouw van een huis. "Er is -op deze manier- een wijdverbreid netwerk ontstaan van zulke geldloze coöperaties, anarchistische vruchten van menselijke inventiviteit binnen het bestel van het staatssocia­lisme" [J.J. van Galen, Haagse Post, 1 sept. 1979]. De overheid in Hongarije kijkt echter niet zo nauw, en staat menigeen toe om via sluipwegen, zwarte handel, half legale trucs, enz.enz. erbij te verdienen.
Men vindt de overheid hierbij alleen hinderlijk; vroeger voedde men de mensen [de arbeidersklasse] op met de 'wetenschap van het materialisme', maar nu iedereen intussen materialistisch is geworden [en streeft naar een 2e huis, een auto en een buitenland­se vakantie] is het weer niet goed!
Al die goedbedoelde praatjes van de partij en van het Patriottische Volksfront, dat men niet goed genoeg, niet systematisch, ongemotiveerd, met onvoldoende werklust, werkt, neemt men voor kennisgeving aan. De overheid lijkt zelf ook alleen maar te geloven in materiële prikkels! Bovendien treden herhaaldelijk misstanden op: direkteuren, bedrijfsleiders, partijsecretarissen, enz. blijken ook zeer vatbaar voor corruptie, intriges, machtsmisbruik, enz. Er blijkt steeds weer sprake van een machtscom­plex, een vervlechting van belangen van leidende lagen van partij, staat en bedrijfsleven! De gewone burger heeft hierop geen vat, en vertrouwt dat complex dus ook niet! Opmerkelijk is wèl dat in Hongarije dit soort problemen publiekelijk aan de orde wordt gesteld, op de TV en via de pers. Dát is het verschil met de andere volksrepublieken. [J.J. van Galen, idem]. Men is in het land echter voorzichtig, behoedzaam, en waagt zich niet of nauwelijks aan kritiek op buurlanden. Hoofdredakteuren zijn in dezen hun eigen censor, en kennen hun verantwoordelijkheid. Op wekelijkse bijeenkomsten kan men z'n publiek ook mondeling inlichten, dat kan geen kwaad, zo moet je je marges gebruiken. Niemand is in dit land dus meer bang voor de overheid en voor haar uitgebreide apparaat.
De goede betrekkingen tussen kerk en staat worden nog eens duidelijk als in april 1979 weer enkele r.k. bisschoppen worden gewijd, o.a. László Paskai [rektor van het seminarie in Budapest] in Veszprém. De bisschop van Veszprém, László Kádár, is dan aartsbisschop van Eger geworden, en in Rome wordt het "Pauselijke Hongaarse Instituut" weer hersteld. In februari 1979 -precies 30 jaar na het schijnproces tegen József kardinaal Mindszenty- verzoeken ruim 400 Hongaarse priesters in de USA en Canada de Hongaarse regering om volledig eerherstel van hem. Men zal hem volkomen onschuldig moeten verklaren en de kerk weer volledig onafhankelijk van de staat moeten maken! Ook de grote staatsinvloed op het onderwijs moet verdwijnen, aldus de priesters in ballingschap, maar hun wensen gaan -zoals verwacht- niet in vervulling! Wel gaat de regering de nodige  grondige restauratie van het Benediktijnerklooster der abdij van Pannonhalma [incl. scholen enz.] mee financieren en in oktober kan de Hongaarse kardinaal Lékai met een delegatie zelfs de Sovjet-Unie bezoeken, maar hij gaat toch met name naar het zeer overwegend katholieke Litouwen, waar tienduizenden katholieken hem hartelijk verwelkomen……
In mei 1979 bezoekt de Britse aartsbisschop van Canterbury Coggan o.a. Hongarije en eind mei bezoekt de voorzitter van het presidium [president] Pál Losonczi Oostenrijk, als uiting van de hartelijke betrekkin­gen tussen beide landen.
Maar ook voor de Joodse gemeenten met hun 100.000 leden in Hongarije bestaat er een ongekende vrijheid en de invloed van deze kleine gemeenschap [1 % der bevolking] is veel groter, m.n. in akademische kring. In Budapest [met ± 80.000 Joodse inwoners] zijn o.a. de enige rabbijnenopleiding voor heel Midden- en Oost-Europa, een kosjere vleesfabriek, idem restaurants, een Joodse krant, een drukkerij, vele scholen en tientallen synagogen gevestigd. Toch zijn er soms uitingen van antisemitisme merkbaar, hoewel dat meestal niet openlijk zichtbaar is.
Van belang is verder het overlijden van István Bibó op 10 mei 1979. Deze 68-jarige calvinistische intellektueel, vml. professor en jurist, de al te vaak miskende politicus en socioloog dr. Bibó, die na de oorlog als belangrijk man in de ‘linkse’ Nationale Boerenpartij en als een der weinigen binnen die partij, pleitte voor een Derde Weg en voor wèrkelijk demokratische, progressieve verhoudin­gen en die over de fundamentele vragen hierbij veel publiceerde, in oktober 1956 minister was in het kabinet van Imre Nagy en enkele jaren gevangen zat, is jarenlang doodgezwegen.
Vanaf 4 november 1956 was Bibó degene die alleen in het door de Russen omsingelde parlementgebouw achterbleef en hier een verklaring van protest tegen het gewelddadige ingrijpen der sovjets, en een oproep tot geweldloos verzet en het negeren van de bezetters, typte en verspreidde. Pas in mei 1957 werd hij gearresteerd en daarna tot levenslang veroordeeld; in 1963 kreeg ook Bibó amnestie en kon [tot z’n pensioen in 1971] slechts bibliothecaris bij het Nationale Bureau voor Statistiek worden. [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 185].

top

Zijn dood is echter het begin van een indrukwekkend en groots begin van de dissidente beweging, die van een los en klein groepje intellektuelen nu wordt tot een coalitie van de demokratische oppositie. Juist door de op Bibó vele jaren toegepaste terreur en onvrijheid is hij een legendarisch figuur van de naoorlogse politiek in Hongarije geworden.  Zijn plechtige begrafenis, waarbij zo ongeveer elke intellektueel van het land aanwezig was, leidde tot de afspraak van de aanwezigen om een gemeenschappelijk projekt op te zetten ter nagedachtenis van István Bibó: er zal een indrukwekkend boekwerk ter herinnering aan hem verschijnen. [Tökés, Hung.’s negotiated revol., 184, 186].
Min of meer als vervolg hierop sturen in oktober 129 Hongaarse intellektuelen van de burgerlijke oppositie, zoals de intussen in deze kring bekende György Bence, János Kenedi en János Kis, een brief aan partijleider Kádár en president Losonczi, waarin ze vragen z'n invloed aan te wenden om vijf na een proces veroordeelde leden van "Charta '77", de demokrati­sche oppositie in Tsjechoslowakije, zoals o.a. Václav Havel vrij te krijgen, en ook dit is een van de eerste belangrijke gemeenschappelijke akties van de Hongaarse oppositie! Ook hier blijkt dus dat er  sprake is van een kleine groep mensen die zeer bewust níet wil uitgaan van de gegeven omstandigheden van het 'socialistische' regime en van de machtsdeling in Europa sinds "Jalta" in 1945! Toch vindt men onder het publiek  nog zeer geringe steun, en van enige massale protestbeweging is in Hongarije geen sprake!………Hier heerst immers een klimaat van ‘leven en laten leven’, hoewel het land nog altijd politiek en militair is verbonden met [en gebonden aan] de rest van het door de Russen overheerste Oost-Europa en er vindt ook nog altijd regelmatig onderling overleg plaats. Op 14/15 mei 1979 vindt bijvoorbeeld in Budapest een topconferentie plaats van de "Raad van ministers van buitenl. zaken van het Warschaupakt" [die in 1976 is opgericht om het beleid te coördineren], om te overleggen over de internationale akkoorden en het overleg tussen m.n. de USA en de Sovjet-Unie over wapenbeheersing in Europa en men wil het militaire pakt, zegt men, eventueel opheffen, maar dan tegelijk met de NATO en dat gebeurt [zoals bekend] niet…..
Ook komt van 30 mei tot 2 juni de sovjetleider Brezjnev weer naar Hongarije, o.a. "om aan te tonen dat hij nog gezond is". Hij valt de Chinese leiders scherp aan en heeft slechts twee korte gesprekken met Hongaarse partijlei­ders. Ook Kádár doet een scherpe aanval op China, dat hij agressief, chauvinistisch, reaktionair, avonturistisch noemt. Chinese troepen hebben n.l. in februari Vietnam aangevallen en Leonid Brezjnev is met name daarom volgens de Hongaarse leider "de grootste voorvechter van de vrede van onze tijd"……..
En zelfs met het buurland Roemenië gaat het overleg ‘gewoon’ door. Op 16 en 17 juli 1979 bezoekt de Roemeense premier Ilie Verdeţ namelijk Hongarije, en ondanks de zeer slechte betrekkingen worden "verdere samenwerking en een nieuwe grensovergang, verdere uitbreiding van de betrekkingen tussen de Roemeense en Hongaarse partij- en staatsorganen, massaorganisaties, bedrijven, burgers, meer handel, economische en technische samenwerking" toegezegd. Consulaten zullen in Debrecen en in Cluj-Napoca [Hongaars: Kolozsvár] worden geopend waardoor gemakkelijker familiebezoeken kunnen plaatsvinden.... Intussen is echter de onrust in Hongarije over het lot van de ongeveer twee miljoen Hongaren in Roemenië niet verminderd want nog altijd worden allerlei maatregelen in het bijzonder tegen de Hongaren getroffen: als Jood of Duitser kun je tegen flinke betaling [van DM 8.000 p.p. van de ambassade b.v] uit het land vertrekken, maar zoiets  is er voor Hongaren niet. Een Hongaar [of dat een beroemd schrijver is doet er niet toe] die met iemand uit het westen wil praten moet dat 24 uur van tevoren aanvragen en dan binnen 2 uur uitvoerig schriftelijk verslag doen van wat er is besproken bij de Securitate. Ook wordt openlijke diskriminatie toegepast in het onderwijs: voor 5 Roemeenstalige kinderen in een vnl. Hongaarse klas komt er een aparte Roemeense klas, maar pas als er in een klas 25 Hongaarstalige kinderen zitten komt er een aparte Hongaarse klas bij! Overal is ook de ‘roemenisering’ van het  openbare leven zichtbaar, tot in de kleinste dorpen en alom worden Hongaren het slachtoffer van deze politiek.
Intussen kan ook de regering in Budapest niets doen tegen het ‘bevriende buurland’. En ondanks alle positieve berichten in het westen over de standvastigheid en onafhankelijkheid van het Roemenië van de starre en absolute diktator Ceauşescu met z’n bizarre persoonscultus lijdt de bevolking honger en diepe armoede en er verandert niets. Door dit bizarre en niets ontziende beleid en de smerige, bijna racistische propaganda tegen “die Aziatische barbaren” [De Hongaren] van “De Reus der Karpaten” [Ceauşescu] heerst er dan overal in Roemenië intussen een zeer diep wantrouwen tegen de Hongaren in het land, en [zegt men dan erbij] “tegen hun beschermheren in Budapest”. Het spreekt intussen vanzelf dat men zich in Hongarije het lot van de broeders over de grens zeer aantrekt, maar voorlopig is dat nog vergeefs… [naar Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 37, 38, 39].   

In Hongaarse films, zoals ''Húsz óra'' van Zoltán Fábri [1965] blijkt nogal veel pessimisme en melancholie!


Kort hierna, per 1 augustus verlangt Roemenië zelfs van westerse toeristen èn van Oost-Europeanen zoals Hongaren de betaling van benzine in westerse valuta en het excuus is dat het land als enige in Oost-Europa geen olie uit de USSR tegen lagere prijs ontvangt. Gevolg is lange files, een stroom van protesten en enorme irritatie, omdat b.v. Hongaren niet zonder meer legaal over westerse valuta kunnen beschikken.
Overleg levert weinig of niets op en opnieuw wordt Hongarije in Roemenië ervan beschuldigd "valse voorlichting" te geven. Elders in Oost-Europa [ook in Hongarije] noemt men de Roemeense maatregelen "een schending van alle bestaande verdragen" en raadt toeristen aan om uit Roemenië weg te blijven! Er is sprake van een benzineoorlog, te meer omdat Hongarije tegenmaatregelen neemt: Roemeense vrachtauto's en bussen kunnen in Hongarije alleen nog brandstof tegen betaling in $ krijgen en voor de eigen burgers heeft Hongarije noodwisselkan­toortjes aan de Roemeense grens ingericht, waar men beperkt [westerse] valuta kan kopen..... Ook op andere terreinen neemt in dit land de druk op de 1,8 miljoen Hongaren toe en ze komen steeds meer in een isolement, terwijl Ceausescu inderdaad zegt: “Wij zullen niemand toestaan de zaak van de minderheden te gebruiken om zich te bemoeien met de binnenlandse problemen van Roemenië”.
Het wordt ook steeds moeilijker om contacten in Roemenië te onderhouden, m.n. sinds de “benzineoorlog” en de Roemeense leiding koestert nog altijd een grote haat tegen ‘de Hongaren’ en iedereen die de behandeling van de [Hongaarse] minderheid hekelt kan rekenen op de betiteling van ‘fascistische reaktionair’, zoals men die nu zelfs ook bezigt voor Gyula Illyés! Het is verder mogelijk dat de zaak van Károly Király, die van zijn kritiek niets terug neemt, terwijl de politie openlijk zegt “zijn veiligheid niet te kunnen garanderen” nog verder escaleert en dat kan tot verdere problemen met buurland Hongarije leiden. [naar een art. van J. J. Moskau in Trouw, 23 nov. 1979]. Opmerkelijk is uiteraard dat Hongarije absoluut niet meedoet met het koor van westerse landen die de Roemeense diktator prijzen omdat hij een van Moskou onafhankelijke politiek voert, terwijl men op de binnenlandse situatie in dat land totaal niet let. De betrekkingen blijven dus zeer slecht en het wantrouwen tussen beide landen blijft groot.

top

Kort hierna vinden op 23 juli scherpe prijsverhogingen plaats n.a.v. de [internationale] oliecrisis want de Sovjet-Unie, waarvan Hongarije op energiegebied vrijwel volledig afhankelijk is, vraagt een hogere prijs voor olie en gas. Levensmiddelen worden gem. 20 % duurder, brood 50 %, meel 36 %, vlees [-waren] 30 %, fruit 25 %, melk [-produkten] 17 tot 20 %, suiker 23 %, kolen 23 %, olie 30 %, aardgas 20 %, elektriciteit 55 %, lederwaren 20 tot 25 %, auto's 20 %, kinderkleding 50 %, reparaties 30 %, culturele aktiviteiten 30 %.
Ook dienstverlening en energie  zullen veel duurder worden en werknemers ontvangen een compensatie tot max. Ft. 180,-. Vooral olie wordt schaars en duur en daarom laat men m.i.v. 18 augustus westerse chauffeurs, die dieselolie wensen, in harde [westerse] valuta betalen. Er worden dus maatregelen voor energiebesparing genomen en in augustus worden b.v. de max. snelheden voor auto’s tot 100 of 80 km. en de openbare verlichting van straten en etalages wordt beperkt! De prijzen zullen geleidelijk aangepast worden aan de wereldmarkt en dat zorgt voor grote problemen want de bevolking, en m.n. de werknemers van Hongarije zullen zich ook moeten voorbereiden op meer efficiency en discipline. Het land is intussen via enorme gas- en oliepijpleidingen verbonden met Polen, de CSSR, de DDR en de Sovjet-Unie, waarvan men betreffende de energievoorziening wel afhankelijk zal blijven....
Er worden nu geleidelijk in Budapest en andere steden strenge maatregelen genomen tegen alkoholgebruik op de werkvloer en in de naaste omgeving ervan, bij wedstrijden, in het openbaar vervoer, in hallen en trappenhuizen van kantoren, op trottoirs, enz. en forse boetes kunnen worden uitgedeeld.
Een ander maatschappelijk probleem ziet men, evenals in West Europa zovaak het geval is, in de jeugd: voortdurend is men namelijk in de partij bezig om de jeugd te mobiliseren, leden te werven, bewustwording aan te kweken, een betere arbeidsmoraal, enz. te bevorderen, maar men merkt dat veel jongeren weinig of geen interesse vertonen, en liever hun vrije tijdsbesteding zelf invullen. Zelfs constateert men in bepaalde kringen een werkschuwheid, en hiertegen wordt vrijwel niets gedaan. Administratieve maatregelen worden zelden genomen, om werkschuwen tot arbeid te dwingen, en omdat de pedagogische arbeid van de KISZ blijkbaar niet werkt, bestaat in Hongarije tegenwoordig een niet onbelangrijke groep van jongeren, die -vooral in de zomermaanden- geen geregeld werk doet, zich van de ouders of van vreemden afzijdig houdt, en "van het leven geniet".
Onverschilligheid, lange tijd zitten op een terrasje, over veel geld beschikken en dat uitgeven, zijn de kenmerken. De overheid en alle organisaties hebben totaal geen vat op hen, ook al maken sommige 'funktionarissen' zich wel druk hierover. Binnen de partij en de KISZ beklaagt echter menigeen zich óók over onverschilligheid, gebrek aan motivatie en kennis van zaken, gebrek aan ideologische training, enz. en men moet de leden voortdurend wijzen op "de leidende rol" van de partij en de konsekwenties ervan. Velen denken dat een formeel lidmaatschap al voldoende is, en willen niet of nauwelijks verplichtingen op zich nemen. [Osteuropa, 1979]. De almachtige partij [MSZMP] omvat overigens met haar meer dan 700.000 leden toch slechts ongeveer 1/10 der volwassen bevolking!….
In augustus 1979 bezoekt de West-Duitse oppositieleider der CSU Franz Joseph Strauss Hongarije als eerste Oost-Europese land en in september bezoekt bondskanselier Helmut Schmidt als eerste West-Duitse regeringsleider Hongarije. Maar ook met Nederland werkt Hongarije met name veel op industrieel gebied samen, handelsdelegaties bezoeken elkaar over en weer, en ook de Nederlandse min.v.buitenl. zaken Van der Klaauw bezoekt in okt. 1979 Budapest waar hij echter door z'n collega Puja met name wordt gewaarschuwd voor een nieuwe wapenwedloop! Het westen [de NAVO] verstoort volgens Puja de militaire balans door met modernisering van het kernwapenarsenaal te beginnen, maar Puja ontkent dat er van de Russische SS 20-raketten enige dreiging uitgaat! Zowel Nederland als Hongarije blijven [dus] zeer trouw aan [de voorstellen van] hun eigen militaire bondgenootschap. Puja, die nu eenmaal als partijfunktionaris praat, haalt zelfs tegenover Van der Klaauw ook fel uit naar China en bagatelliseert het lot van b.v. de Vietnamese bootvluchtelingen, die hun [communistische] vaderland wensen te ontvluchten [“onder die vrouwen zitten erg veel hoeren”]. Het spreekt dan ook vanzelf dat de Nederlandse minister hierna niet positief gestemd is. … Toch is dat niet alles: In september 1979 komt er een Nederlandse order voor een Hongaarse bedrijf dat fietsen produceert: per jaar zal men 25.000 fietsen aan Nederland leveren. Wel is de handel tussen beide landen nog altijd gering, maar die zal enorm kunnen worden uitgebreid en ook de samenwerking, eventueel coproduktie, wordt mogelijk! De beide kamers van Koophandel nemen ook contacten op. In september 1979 krijgt Hongarije ook een bedrag van een Amerikaanse bank om de aankoop van Amerikaanse produkten te financieren.….

top

Wel wordt men, door o.a. de sterke prijsverhogingen, meer ontevreden dan eerder, en 'men' gelooft niet meer zoals vroeger in het 'socialisme'. Bovendien tast de veel hogere prijs voor olie [+ 30 % in Hongarije] nu in één klap het statussymbool van de nieuwe klasse van ambtenaren en beter betaalde arbeiders aan en in het algemeen moet voor de privileges veel meer worden betaald. Maar tóch gaat men door met de hervormingen!
Een "Central European Internatio­nal Bank", de CIB wordt in Budapest geopend als de eerste Oost-Europese bank met westerse meerderheidsbelangen, n.l. van zes grote banken in Milaan, München, Wenen, Tokio, Kobe en Parijs. Samen hebben die westerse banken 66 % der belangen en de Hongaarse Nationale Bank 34 %. Doel is o.a. een snellere aansluiting bij de wereldmarkt, een betere concurrentiepositie voor de export en de convertibiliteit van de Forint. Ook wordt bepaald dat ondernemingen die geen bijdrage leveren aan het verdienen van deviezen, op den duur zullen moeten sluiten! Men hoopt hiermee dat de CIB een rol kan spelen voor Westerse ondernemers die in een gemeenschappelijke onderneming [joint venture] willen samenwerken met Hongaarse bedrijven en bovendien kan Hongarije via de CIB toegang krijgen tot de internationale [West-Europese] geldmarkt! Voor dogmatici zal werkloosheid en arbeidsonrust wel goed uitkomen, maar het blijkt toch ook nu dat althans in Hongarije de praktijk van de markt, de economische belangen, het winnen van de ideologie. [J. den Boef in "Trouw", 24 nov. 1979].
Door degelijke bijzonder belangrijke besluiten en maatregelen wordt het overigens de bevolking, weliswaar zeer geleidelijk en indirekt, duidelijk gemaakt dat het ‘socialistische’ Hongarije om eigen bestwil is gedwongen zijn heil en toekomst steeds meer te zoeken in de westerse, zeg: kapitalistische, waarden en normen. Er blijkt immers al in deze jaren, waarin goed duidelijk wordt dat de Sovjet-Unie in de toekomst geen -of in elk geval veel minder- economische garanties meer zal kunnen geven, dat er in de wereld óók geen economisch alternatief is te vinden voor een grondstoffenarm land als Hongarije!
Wel bestaan er b.v. plannen om allerlei zware subsidies langzamerhand af te bouwen, maar dat zal nog jaren vergen en dat zal waarschijnlijk ook werkloosheid [tot heden voor de Hongaren: “een typisch westers verschijnsel”] opleveren. Het spreekt dan ook vanzelf dat juist een weldenkend en intelligent deel der bevolking geen genoegen meer neemt met slechts een herhaling van de oude slogans en fraaie teksten, zoals die al meer dan dertig jaren worden verkondigd maar géén werkelijke oplossing meer zullen bieden….
Als een soort protest tegen het regime, althans een duidelijke correctie of kritiek op het níet zo sociale beleid, wordt op 5 december 1979 zelfs voor het eerst een onafhankelijke organisatie opgericht met een maatschappelijk doel, de SZETA, "Szegényeket Támogató Alap" [de Stichting tot Steun aan de Armen] door o.a. Ottília Solt, maar ook tegen deze organisatie worden geen maatregelen genomen! Talloze levens van Hongaarse burgers blijven er overigens van getuigen dat het geloof in iets ándere waarden nog lang niet is verdwenen: Op 24 juni de 67-jarige is de zeer bekende schrijver István Örkény, die herhaaldelijk met het regime in conflict kwam en jarenlang [tot halverwege de jaren '60] een publicatieverbod kreeg opgelegd, overleden. Hij schreef m.n. absurdistische werken, zoals "Egy perces novellák" en hij leverde scherpe kritiek op het regime maar genoot grote faam bij het publiek. In zijn toneelstukken en romans geeft hij blijk van z'n gevoel voor zwarte humor.
Ook overlijdt in juni de 75-jarige voormalige premier [1946/47] Ferenc Nagy in de USA, waarheen hij in 1947 vluchtte omdat de communisten en Russen hem persoonlijk en ook z'n land al te zeer bedreigden……..
In 1979 worden voor het eerst enkele tijdschriften uitgegeven, die aktuele en moderne, èn belangrijke historische thema’s behandelen, zoals het tijdschrift voor geschiedenis "História" met een relatief grote oplage van 50 tot 70.000 exemplaren [vanaf maart '79]. Het blad snijdt met name thema's aan die tot heden in de sfeer van het taboe lagen, zoals de nationaliteitenkwesties, de kerken, de milieubescherming, sociale spanningen, enz.! Verder wordt "Heti Világgazdaság" [Wereldeconomie van de week] vanaf juni 1979 een belangrijk economisch tijdschrift, dat weldra bekend staat om de radikale hervormingsge­zinde artikelen, ten bate van de markteconomie en met voorlichting over de grote internationale [westerse] organisaties van vooraan­staande economen en andere gezaghebbende intellektuelen…..Dat zijn toch enkele lichtpunten!
Het economische leven blijft voor velen dan ook het meest belangrijk en in december 1979 komt het 'plenum' van het CC der partij bijeen en beraadt zich over de economie, want de plannen zijn niet gehaald! De reële lonen bleven wel gelijk maar er is sprake van inflatie en de industriële èn de agrarische produktie bleven achter. Toch neemt b.v. de chemische industrie in Hongarije tegenwoordig een steeds belangrijker plaats in en er worden honderdduizenden tonnen kunststoffen geproduceerd, o.a. in het "Chemische Kombinát" in Leninváros in het noordoosten. De staat speelt intussen alleen via kredietvorming nog een grote direkte rol op economisch terrein en ook die kredietpolitiek is vooral gericht op exportbevordering. Na 1979 gelden al voor 40 % der Hongaarse produkten [3/4 der industriële produktie] de prijzen van de wereldmarkt, en dat proces zal verder gaan, hoewel vooral de prijzen van landbouwprodukten nog niet zijn aangepast, maar nog worden beschermd tegen buitenlandse concurrentie. Per 1 januari 1980 komen er dan ook al drastische prijsverhogingen voor een aantal produkten en diensten en de energieprijzen stijgen met 30 % want de economische groei liep in 1979 sterk terug!
Intussen staat nu ook de milieubescherming in de belangstelling en men probeert de bevolking bewust te maken van de problemen, vooral in en om de hoofdstad Budapest. Op 22 juni 1978 is al een "Landelijke Raad voor Milieu- en Natuurbescherming" opgericht

Ook in kleinere steden zoals Salgótarján wordt flink gebouwd!

top