< Terug

16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989

16.3.2 ‘Ez van, ezt kell szeretni’, of: wat je hebt moet je koesteren!………
            Het wilde Oosten: toch veel dichter bij Wenen dan bij Moskou.

Intussen hebben de gebeurtenissen in Polen ook in Hongarije diepe indruk gemaakt, want de vakbondsleider Gáspár geeft in een interview met het partijblad wel toe dat in oktober 1980 ook in verschillende bedrijven in Hongarije is gestaakt en hij wenst een grotere vrijheid van meningsuiting voor de arbeidersa en meer publiciteit over arbeidskwesties. In maart bezoekt een Poolse delegatie Hongarije, maar hier is men nog steeds zeer voorzich­tig inz. de ontwikkeling in Polen. Men waarschuwt soms en dan weer steunt men de politieke koers, en op 4 oktober waarschuwt Sándor Gáspár b.v. tegen anti-sovjetisme en hij toont een soort vaderlijke bezorgdheid over de ontwikkelingen in Polen, maar "Solidarnosc" stuurt hierop een brief aan de Hongaarse vakbonden en spreekt daarin de hoop uit dat ze in de Hongaarse pers zal worden gepubliceerd.
Ook de Hongaarse vakbonden zijn nu meer aktief geworden, en vinden contact met de basis nodig. Vele jarenlang gold de Hongaarse Federatie van Vakbonden [SZOT, met 95 % der werknemers als leden] n.l. zonder meer als een verlengstuk van de partij en van de gevestigde orde. Voor belangen van de arbeiders komen zij niet op al kunnen ze mee beslissen in de bedrijfsvoering, en ze hadden zelden enige -voorzichtige- kritiek op het regime. Nu lijkt dat echter iets anders te worden, maar de Hongaren dringen vooral aan op een vreedzame oplossing en wensen geen van het -socialistische- regime ‘onafhankelijke’ vakbonden. Vervolgens wordt, een half jaar eerder dan gepland, een begin gemaakt met het invoeren van de 40-urige werkweek in de grote industriële bedrijven en tegen het einde van 1982 moet de 40-urige werkweek in het hele land een feit zijn! In de rest van het ‘Oostblok’ is 42 à 43 uur normaal terwijl in Roemenië 46 tot 48 uur per week wordt gewerkt………
Toch zal het waarschijnlijk niet bij dit soort aanpassingen blijven want ook de Hongaarse leider Kádár waarschuwt op een bijeenkomst [het 7e congres] van het Volksfront HNF in maart 1981 dat ook "in Hongarije de vijanden van het socialisme hun aktiviteiten opvoeren!" In aantal nemen ze af, ze zijn verstrooid en geïsoleerd, en daarom niet in staat om hun zaak in het openbaar te behartigen. Daarom opereren deze onverantwoordelijke lieden heimelijk", maar, aldus Kádár, “wij hebben niets tegen open en positieve diskussies, maar kunnen destruktieve aanvallen op onze verworvenheden niet dulden. Niemand zal worden toegestaan om met het lot van het volk te spelen". Hij voegt eraan toe dat er in Hongarije "geen onwettige aktiviteiten zijn toegestaan". Gyula Kállai wordt vervolgens tot voorz. en István Sarlós tot secr.-gen. herkozen.
Ondanks de dreigende woorden van Kádár wordt er in de Hongaarse media echter vrij open gediscus­sieerd en Hongarije geldt dan ook nog altijd als het meest vrije, welvarende en westerse land van Oost-Europa waar de levensstandaard sterk is gestegen en consumptiegoederen overal te verkrijgen zijn. Van gebrek is nergens sprake. Kleine zelfstandige bedrijven in de horeca en andere diensten en winkels schieten nu als paddestoelen uit de grond! De bevolking is niet ontevreden, er is geen sprake van politieke onrust, de TV en het artistieke leven zijn vrijmoedig, men is zeer open met z’n harde kritiek op 'het stalinisme' van de jaren '50 en men kan openlijk één en ander bespottelijk maken en absurdistische trekken geven. Het heersende regime in Hongarije is relatief flexibel, en tot een aantal hervormingen bereid.
De sfeer in Hongarije is dan ook veel meer open dan overal elders in het "Oostblok" en de talloze verschillen met landen zoals de Sovjet-Unie, de DDR, Tsjechoslowakije, Roemenië en Bulgarije zijn nog altijd opvallend. Men gaat in Budapest ook nog steeds door met allerlei voor het "Oost­blok" typische hervormingen. Hongarije publiceert als enige land in Oost-Europa al een aantal jaren vrij realistische economische cijfers, in tegenstelling tot de andere landen! Vooral het tolereren van de 'tweede economie' op het platteland heeft gezorgd voor ruim voldoende levensmiddelen, groenten en fruit, en 'the partial reprivatization of the rural economy has also helped dim the memory of the regime's often brutal recollectivization campaign of 1958/60 and created a basically reform-supportive consensus in the countryside". [Tökés, Problems of Communism, Hung. Reform Imperatives, 1984]. Toch zijn er ook in Hongarije de achtergeblevenen: de armen, de onderklassen van vooral ouderen, Zigeuners, ongeschoolden, enz. Pas in 1981 schenkt men voor het eerst van de kant van de overheid aandacht hieraan, waarschijnlijk onder invloed van gebeurtenissen in Polen, de oprichting van SZETA, en publikaties van sociologen en dissidenten [the unofficial intelligentsia].
Ondanks de toegenomen welvaart in de jaren '70 is de 'levenskwaliteit' blijkbaar niet beter geworden, gezien de epidemische groei van de akoholconsumptie, de hoge zelfmoordgraad, de teruglopende geboorte­cijfers, en de alarmerende toeneming van misdaden tegen eigendom. Het bierverbruik stijgt van 1970 tot '83 met de helft en de Hongaren zijn in dit deel van Europa de zwaarste drinkers: er zijn op 10 miljoen inwoners meer dan 150.000 alkoholisten en er wordt gem. 11 liter pure alkohol per man per jaar gedronken! Ook daalt het geboortencijfer nu weer van 13,9 tot 11,9, en het aantal beschuldigden van misdaden stijgt van ruim 46.000 tot ruim 60.000. [o.a. Tökés, Problems of Communism, Hungarian Reform Imperatives].
Het meest bekend en aktief op het terrein van zorg voor de onderste klassen der maatschappij nog de SZETA, die sociale problemen, zoals armoede, onder de aandacht brengt. De SZETA zet zich ook in voor de allerarmste groepen van b.v. ongeschoolde arbeiders zonder vast werk, bejaarden met een klein pensioen en kinderrijke gezinnen. Maar zelfs deze organisatie is loyaal en wil slechts via kleine stappen iets proberen te bereiken voor degenen die achterop bleven.
Maar ook ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen is Hongarije gematigd en realistisch: zo verklaren de Joego-slavische premier en z'n Hongaarse collega op 5 juni 1981, na hun overleg in Budapest, dat "communisti­sche en andere progressieve partijen in staat moeten zijn om een eigen koers uit te zetten” en ook hieruit blijkt dat Hongarije tegenover de hervormingskoers van de Poolse partij veel gematigder staat dan andere "broederpartijen" in de Warschaupaktlanden van Oost-Europa. Het hele jaar 1981 wordt gekenmerkt door de grote onzekerheid in Polen. Men denkt in Hongarije maar liever niet aan de mogelijkheid dat de Sovjet-Unie toch nog militair in Polen zal ingrijpen! Het blijkt echter dat het Poolse volk massaal achter de arbeiders en hun onafhankelijke vakbond "Solidarność" en met name achter de rooms-katholieke kerk staat én het blijkt duidelijk dat de regerende Poolse communisti­sche ‘Verenigde Arbeiderspartij’ èn de staat het vertrouwen van het volk hebben verloren, en het kost de regering zeer grote moeite om het gezag en de rust nog enigszins te handhaven. Polen is economisch immers failliet en heeft een enorme schuld van $ 30 miljard, kent grote voedseltekorten en is afhankelijk van de andere 'socialistische landen'.
Maar…. een militair optreden van Moskou zal in en voor Hongarije zeker ook tot een bijzonder ernstige crisis leiden! De toekomst van "het Hongaarse model" staat ermee, denkt men algemeen, op het spel! Een slechte afloop van de ontwikkelingen in Polen [dat als énige land in het oosten van Europa voor de Hongaren vanouds sympathie oproept!] zal leiden tot een einde van dissidente, kritische en van loyale, hervormingsgezinde geluiden en ideeën…….
Het lot van het regime van Kádár hangt zeer nauw samen met de ontwikkelingen van de wereldmarkt, en dus met het lot van Polen! Een nieuw Sovjet-militair ingrijpen in Oost-Europa zal het "Oostblok" politiek, economisch en cultureel weer isoleren, en daarmee onmiddellijk ook een zeer negatieve invloed hebben in Hongarije! Men is hier zeer beducht voor onrust, want men heeft algemeen èn terecht het gevoel "het nog nooit zo goed te hebben gehad". Vooral ouderen wordt de tegenwoordige situatie onder Kádár afgemeten aan het dramatische verleden, en dus als een enorme vooruitgang gezien. Toch is ook Hongarije al gedwongen om zich voorzichtig aan te passen: "De huidige crisis in Polen brengt ook de wereldvrede in gevaar; anti-socialistische krachten leiden Polen naar de afgrond", aldus het Hongaarse partijblad "Népszabadság" medio juni 1981. Van een andere, strakkere, binnenlandse politiek is echter geen sprake. Dissidenten worden bijna met fluwelen handschoenen "aangepakt", ofwel: vrijwel met rust gelaten! "Vader is niet boos, maar verdrietig", is de toon... men is ook vrij open naar de moderne westerse cultuur.
Slechts een handvol mensen voert een vorm van aktieve oppositie, maar "de meerderheid van hen heeft een baan en wil niet teveel riskeren”. Men is geïnteresseerd in de 'vliegende universiteit' en in de szamizdat-literatuur. Maar je kunt nog niet spreken van een beweging, het is meer nog een 'underground-cultuur'. Er komt wel eens een huiszoeking voor, waarbij verboden literatuur in beslag wordt genomen. Maar door de afwezigheid van harde onderdrukking zijn de hervormingsplannen van de Hongaarse oppositie ook meer gepolijst", aldus de kritische schrijver György Konrád tegenover Hendrik de Jong [de Volkskrant, 2 dec. 1981].
Het is de Hongaren dan ook zaak in elk geval de relatief vrije samenleving van de lijn van de bescheiden realist Kádár c.s. te houden, ‘te houden wat je hebt’, en niet terug te vallen in een soort stalinistisch, star en onderdrukkend, regime zoals dat b.v. in de DDR, in de Sovjet-Unie zelf, in Tsjechoslowakije, in Roemenië en Bulgarije nog altijd heerst… Zelfs de vroegere generaal Béla Király, degene die in oktober en november 1956 de belangrijkste militaire positie bekleedde als bevelhebber van de ‘revolutionaire strijdkrachten, en die de strijd moest opgeven en vluchtte, heeft in de Verenigde Staten een gesprek met Paul Lendvai en heeft een zeer positieve mening over het regime van Kádár: “hij realiseerde in Hongarije wat mogelijk was, en wat is politiek anders dan de kunst van het mogelijke?”, aldus de balling Király. [Lendvai, Das  eigenwillige Ungarn, 72].
De intussen bijna 70-jarige Hongaarse leider moet dus gezond blijven want ‘de mensen hebben hem nodig’ en over zijn leeftijd spreekt hij zelf niet. Hij is al sinds ongeveer een halve eeuw een overtuigd communist, maar hij is ook een zoon van het Hongaarse volk, die naar zijn overtuiging handelt, maar zeer goed beseft ‘dat mensen niet meer moeten lijden dan noodzakelijk is’. [Lendvai, idem, 73, 74]. Een verschil met Polen is wel dat het in Hongarije niet gaat om een hongerrevolte en om de principiële verdediging van de mensenrechten... als wel om een programma uit te werken dat de overgang van het staatssocialisme naar een demokratisch socialisme moet bewerkstelligen. De Hongaarse oppositie is meer intellektueel-theoretisch van aard dan aktivistisch, aldus Konrád.
Een gevolg van de ontwikkelingen in Polen is wèl dat de interesse voor de wekelijkse 'vliegende universiteit' met lezingen in particuliere woningen over diverse taboe-onderwerpen, en voor de "szamizdat"-literatuur is toegenomen. In februari 1981 opent bijvoorbeeld de architekt László Rajk jr. een boetiek voor szamizdat-literatuur in de Galamb utca in Budapest en voor het eerst na 10 jaar wordt ook een 'tweede handsboekenmarkt' in de hoofdstad geopend, met groot sukses. In dit land kan dan ook al jaren zeer veel, en men heeft hier zo zijn eigen opvattingen over alles!
In Hongarije is zelfs niet eens sprake van een aantal politieke gevangenen! Niemand wordt vanwege z'n overtuiging of ideeën veroordeeld of opgesloten, en politieke processen doen zich allang vrijwel niet meer voor. Allerlei ideeën kan men lanceren, en met name op cultureel en economisch terrein is van alles mogelijk. Op een soepele manier worden de [ideologische, communistische] dogma's in de praktijk gehanteerd!.....
Alleen al uit het feit, dat men de 'tweede' of grijze economie met het zeer wijdverspreide "informele circuit", die in totaal waarschijnlijk 30 tot 40 % van alle economische aktiviteiten omvat, toelaat, absoluut niet aanpakt, maar een belangrijke rol toekent, blijkt dat in Hongarije een kloof bestaat tussen de officiële dogma's en de dagelijkse praktijk!
Het feit dat de schrijver Konrád ook legaal in Hongarije zelf kan publiceren, is voor Oost-Europese begrippen al zeer bijzonder: overal elders geldt een fundamenteel verschil, een kloof, tussen de officiële, loyale, erkende en goed betaalde schrijvers van de officiële Bond, en de verdoemde, eigenwijze, niet toegelaten en niet erkende maar verboden dissidenten, emigranten, enz. In Hongarije is dit verschil er ook wel maar  de kloof bestaat er niet. De [meestal partijloze] schrijvers kunnen vrijwel altijd schrijven waarin en wat ze willen. "De groeiende szamizdat- [ondergrondse] literatuur oefent zelfs een zekere druk uit om de geldende normen soepel toe te passen, teneinde een al te grote 'underground-cultuur' te voorkomen". [Hendrik de Jong, de Volkskrant, 5 dec. 1981].
De popster János Bródy bevestigt dit: ”Je moet natuurlijk een soort zelfcensuur toepassen, maar..... als je het een beetje subtiel aanpakt, kun je alles zeggen wat je wilt. Het belangrijkste is dat je publiek onmiddellijk je boodschap begrijpt", aldus Bródy. Men hoopt ooit wel de 'tweede economie' te legaliseren, te controleren, en dan op winsten belastingen te heffen, maar menigeen twijfelt aan de mogelijkheid ervan! Hongarije is voorlopig nog "het wilde Oosten", waar alles kan wat niet strikt is verboden. In de praktijk blijkt zeer weinig verboden te zijn!  Enorme winsten [enkele malen het doorsnee-maandloon à Ft. 4.000] kunnen worden gemaakt, grote sommen kunnen worden betaald door degene die [van de staat] een bedrijf wil pachten, b.v. in de horeca of andere dienstverle­ning. Door de privatisering is de kwaliteit etc. sterk verbeterd.
Ook in de bouw is de informele sektor zeer aktief; zeer velen laten een huis bouwen met behulp van vrienden, familie, connecties, enz. Kleine fabriekjes op het platteland doen tegenwoordig goede zaken, want ‘economisch, psychologisch en politiek gezien is het belangrijkste van de jaren ’80 dan ook het pakket maatregelen voor de stichting van kleine ondernemingen, zoals b.v. de “economische arbeidsgemeenschappen”, de VGMK’s, met 20 tot 30 personen die privé, buiten het bedrijf om óf van de werknemers binnen een onderneming, die volgens een akkoord, buiten arbeidstijd om de produktiemiddelen op eigen rekening huren, b.v. in de industrie of de dienstverdeling. In totaal werken er op deze manier binnen relatief korte tijd al 10 % van het totaal aantal arbeids-krachten buiten de werktijden van hun hoofdberoep, d.w.z. 260.000 mensen in 23.000 kleinere bedrijven!

In 1967 vond met het Deák tér al druk....

top

Dit projekt is echter veel omstreden en wordt regelmatig bediskussieerd want het levert spanningen op tussen de meer ‘ijverige’ en de doorsneearbeiders! Men kan n.l. in de eigen werktijd veel meer goederen produceren en die dan mooi voor een goede prijs verkopen en onderling de winst verdelen. Hoewel omstreden gaat de vorming van de VGMK’s echter gewoon door. [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 90, 91].
Het komt er in het in naam socialistische Hongarije dus op neer dat men via een omweg toch in een burgerlijke, kapitalistische struktuur belandt waar vooral geldt: Ieder voor zich! Volgens een literair blad kun je van je eerste loon in dit Hongarije namelijk niet leven en moet je wel, om je krachten te sparen, een tweede baan nemen, waarvoor je natuurlijk veel beter je best doet en meer mee verdient en dan -als derde baan- in de nog overgebleven vrije uren ’s avonds van je elders zuur verdiende geld een huis bouwt, zo mogelijk samen met vrienden en bekenden!….
Hongarije is in de jaren ’80 dan ook een land met ‘vele gezichten’: naar buiten toe, officieel, heersen er socialistische produktieverhoudingen, want 95 % van het nationale inkomen komt uit de socialistische sektor, evenals 98,6 % der der industriële produktie, en 95,4 % der werknemers en 93,3 % der kleine handelaars werkt in 1984 ook in deze sektor… en deze argumenten worden ook vooral tegen dogmatici en bekrompen, ouderwetse partijleden gebruikt evenals tegen de veel meer échte diktatoriaal geregeerde buurlanden in dit deel van Europa, zoals de DDR, Roemenië en Tsjechoslowakije, waar de heersende communistische eenheidspartij nog zeer veel gezag inboezemt en waar men alom nog bang is voor de Stasi, voor de Securitate of voor de Státní Bezpečnost [StB].
Één van de allergrootste verdiensten van Kádár is echter dat hij zijn volk nu juist heeft bevrijd van de angst en van de overheidsterreur! De Hongaren, althans degene die gezond is en geld heeft, kunnen zich daarom één en ander veroorloven, kopen wat ze willen en de staat vindt dat goed. Bovendien blijkt uit talloze voorbeelden dat dit regime zelf ook al jaren bezig is om alles van bovenaf te willen regelen. In scherpe tegenstelling tot de partijen in de hierboven genoemde buurlanden  wenst de regerende Hongaarse partij [MSZMP] nu juist een consensus, een dialoog of een modus vivendi met de bevolking, die zich relatief best kan uiten en openlijk kritiek kan geven. Kádár persoonlijk weet dan ook, met name na 1961, de kloof tussen volk en partij aanzienlijk te verminderen en vooral het reizen naar het westen betekende psychologisch zeer veel: het aantal Hongaren dat zich zoiets kan veroorloven is dan ook sterk gestegen: van b.v. 120.000 in 1963 tot 655.000 in 1985! [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 61, 62].
Die rol van ‘bemiddelaar tussen volk en partij’ wordt m.n. vervuld door het ‘Patriottische Volksfront’, dat een eigen en in heel Oost-Europa unieke, plaats wordt toegekend. Sommigen menen zelfs dat de partij zelf zich te weinig bemoeit met de gang van zaken want in het sociaal-economische gebeuren verliest de partij daardoor haar invloed. Voordat er beslissingen vallen is er eerst een proces van besluitvorming gaande waarbij het "Volksfront" [Hazafias Népfront] een belangrijke rol speelt. De partij probeert zoveel mogelijk rekening te houden met de mening van het HNF. Toch heeft dit Volksfront "geen ideologisch karakter", hoewel het zeer loyaal is; vooral op lokaal niveau bestaan er veel aktivitei­ten [milieu, gebouwen, verfraaiing, cultuur]. Het HNF speelt ook een rol bij de wetgeving, en daar houdt het parlement rekening mee: een belangrijk gevolg is het feit dat 'de bevolking' het gevoel heeft dat het haar eigen wetgeving is: één der geheimen van het "Hongaarse sukses". De partij luistert wel naar wat er aan de basis leeft! Het front past dus wel in het systeem, en geldt zeker niet als "oppositie". [Trouw, 14 april 1982].
Toch is er ook kritiek op het regime omdat het op economisch terrein faalt, of wel steken laat vallen: er is al gewezen op het nog altijd grote aantal armen en het gebrek aan zorg voor massa’s mensen, die gebrek lijden, verslaafd zijn, niet normaal kunnen rondkomen, als man en vrouw, vader en moeder van een gezin, hard moeten werken en zich weinig kunnen permitteren, op de steeds grotere maatschappelijke kloof tussen de éne groep die alle mogelijkheden kan benutten en van de sterk toegenomen economische vrijheden profiteert en een andere, grote, groep mensen die al die genoegens niet zelf kent maar alleen van horen zeggen!
Dit falen van het regime op economisch terrein wordt in de officiële pers regelmatig aan de orde gesteld, maar opmerkelijk is eigenlijk, dat men in de Hongaarse 'szamizdat-pers' nu de situatie van de mensenrechten en de kwaliteit van het leven "onder de voorwaarden van het reëel bestaande socialisme" aan de orde stelt.... "Wat voor goeds brengen de hervormingen als ze geen bescherming bieden voor individuele rechten om b.v. zelfstandige beslissingen te nemen in het dagelijkse leven op kantoren, in fabrieken, en in de omgang met de autoriteiten, als het regime de bevolking nog steeds meer als kinderen behandelt dan als volwassen staatsburgers?", vraagt b.v. de [niet-dissidente] bekende socioloog Elemér Hankiss in "Diagnózisok" [Budapest, 1982] zich af. [Tökés, R., Hungarian Reform Imperatives]. Vooral jongeren worden nu ongeduldig. Toch levert dit nog geen onmiddellijk gevaar voor Hongarije's politieke stabiliteit op, aldus George Schöpflin in "Opposition and Para-Opposition: Critical Currents in Hungary, 1968-78", in Tökés, ed. Opposition in Eastern Europe, 1979.
Ook de intussen naar het Westen uitgeweken filosofe en sociologe Ágnes Heller, die in februari 1981 in Hamburg de "Lessing-prijs" krijgt, heeft al eerder volledig afstand genomen van het marxisme en van alle hiervan afgeleide denkbeelden. Volgens Heller maken alle materiële verlangens en behoeften van de mensen hen níet gelukkig: "met elk vijfjarenplan wordt het paradijs weer verder uitgesteld", en de èchte revolutie die de mens met alles erop en erin omwentelt, moet nog komen, aldus Heller. ……..
Desondanks gaan de ‘hervormingen’ wel steeds verder en half september wordt meegedeeld dat per 1 oktober 1981 voor de Hongaarse Forint één koers wordt vastgesteld en dat alweer een novum voor heel Oost-Europa! De Forint is dan Hfl. 0,07 waard, en dat geldt voor alle handel en b.v. voor toeristen, en de al jaren realistische Hongaarse economen nemen zelfs de koers van de zwarte markt als vaste waarde! Ook maken zij dan zelfs de schatting dat "de tweede economie" of 'het grijze of zwarte circuit' 30 à 40 % van het economische leven omvat.
Prompt volgt dan nóg een ingrijpende liberale maatregel want per 1 januari 1982 kan iedereen een eigen zaak of onderneming beginnen met max. 100 werknemers: een buitengewoon vrijmoedige en liberale ontwikkeling in het hele gebied van Oost- Europa……….
Overal elders in de communisti­sche wereld wordt dit uiteraard beschouwd als een zéér gevaarlijke tendens naar het tolereren van "uitbuiting" en voor [dogmatische] klassieke communisten is dit vanouds ideologisch op geen enkel wijze te verteren! Voortaan kan men in Hongarije namelijk zelf een reklamebureau, een reformzaak, een taxibedrijf, taalcursussen, clubs voor b.v. gymnastiek of fitness, een goederen­vervoersbedrijf, autohulpdiensten, een exportfirma, een boekwinkel met bepaalde soorten boeken op alle mogelijke gebieden, enz. enz. opzetten.
Er ontstaat hierdoor veel meer ruimte voor het particuliere bedrijfsleven! De Forint wordt nu ook half-inwisselbaar en de winsten van de joint ventures kunnen nu ook naar het westen gaan. Al snel daarna geeft Hongarije te kennen dat het lid wil worden van het IMF en van de Wereldbank, terwijl elders in het "Oostblok" deze instellingen worden beschouwd als nu juist typische westers, kapitalis­tisch, dus vijandig......
Ondanks alles gaat Hongarije door met de hervormingen, decentralisatie en demokratisering. Zelf op buitenlands politiek terrein permitteert Hongarije zich nu steeds meer vrijheden, gaat z'n eigen gang, en onderhoudt b.v. zeer goede contacten met Oostenrijk en West-Duitsland, en met genoemde internationale financiële instellingen. Budapest ligt dan ook veel dichter bij Wenen dan bij Moskou!
'Deze lichtstad aan de Donau is voor de toeristen uit het westen de enige plek in Oost-Europa, waar hij kan vergeten dat hij achter het IJzeren Gordijn verblijft. Hij loopt het meest charmante Hilton-hotel ter wereld binnen, hij heeft dezelfde parkeerproblemen als thuis, hij vindt de K.u.K.-atmosfeer in café "Hungária", en worstelt zich bij "Ruszwurm" door hele heuvels van kastanjeijs. Als hij dan nog in Mátyáspince dineert, en de scherpte van een kip in paprika met schijnbaar milde abrikozenbrandewijn verorbert, gelooft hij vast en zeker eraan dat hier elke dag een aangename zondag is". Voor de bezoeker uit het oosten daarentegen geldt Budapest als bijna bij het westen horend, stralende gevulde etalages, óverlopende kramen met fruit, privé- modeboutiques.... doen de burger uit de gebrekkige economie van het Oostblok de kapitalistische overvloed vermoeden. [Der Spiegel, no. 41, okt. 1981]. Men begroet hier elkaar nog met "kézet csókolom" [küss' die Hand] en "Szervus", als in de oude tijd van het k.u.k.....
"Hier laat de heerschappij van de communistische partij de mensen leven, om ook zelf te overleven... het marxisme-leninisme veroorlooft zich hier een roze modellandje van de petite bourgeoisie... Hier in Budapest.... zijn mensen die koketteren en flaneren, en plezier beleven aan de conversatie...
Ze lachen hier om de razend populaire clown en cabaretier Géza Hofi [Budapest, Kőbánya, 2 juli 1936 - Budapest, 10 apr. 2002], die b.v. een parodie op de partijlei­der speelt, en met de doorverkoop van kaartjes voor het cabaret "Mikroszkop" verdient men er heel wat bij... Kádár zelf lacht er ook om, en applaudiseert mee!" Ook het cabaret "Vidám színpad" is zeer bekend. [idem]. Hofi beschouwt zich als een kok, die ervan houdt om goede soep op te dienen, "maar als je te veel zout gebruikt, bederf je de soep". Hij blijft m.a.w. binnen de perken. Van buitenlandse kritiek op z'n houding trekt hij zich niets aan: je moet de samenleving hier grondig kennen en er zelf in leven, om over mijn cabaret te kunnen oordelen. Alleen mensen die hier het spel meespelen, hebben recht van spreken. Buitenlanders zijn toch buitenstaanders, aldus Géza Hofi. [de Volkskrant, 5 dec. 1981]. Hofi [geb. als Hoffmann] verzorgde ook vele jaren de Oudejaarsshow waarover vaak nog weken werd gesproken!... Al jaren geleden vertelde men elkaar: "Een lerares op een school vraagt: "István, wat geeft de Sovjet-Unie ons? Een andere leerling fluistert hem in het oor: "Rotzooi, rotzooi!", waarop de lerares opmerkt: "Niet voorzeggen, István komt er vanzelf wel op, als hij even nadenkt!"..... [naar: Trouw, 13 april 1982].
Of iemand stelt, naar aanleiding van het alom bekende feit dat vrijwel iedereen in dit consumptieparadijs boven z’n stand leeft, de vraag: “Weet je waarom onze economie-studenten in Australië zijn geweest? Nou, omdat ze van kangeroes kunnen leren hoe men met een lege buidel toch grote sprongen kan maken!”.. [Der Spiegel, 41, okt. 1981].
Men geniet hier ook van alles dat er nog níet is: gewelddaden, straatroof, kinderprostitutie, georganiseerde drugshandel, de angst om z'n werk, stakingen, politieke onrust, enz. De angst is geweken en vele Hongaren leven voor het eerst in de geschiedenis een beetje boven het bestaansminimum, "we zijn petit bourgeois geworden", en de oppositie is marginaal. Cabaretiers troosten het volk met: "Onze weg kán niet naar de kelder leiden, want daar komen we nu juist vandaan". [Trouw, 13 april 1982].
In Hongarije is de 'vicc' [Witz] zeer populair, alom vertelt men elkaar grappen, moppen, satire, spot, in cabaret en sketches, toespelingen, volkshumor, over de politieke en economische situatie, 'hervormin­gen', prijsverhogingen, economische mislukkingen, deviezensmokkel, staatsschulden, willekeur van de autoriteiten, onmacht van de onderdanen, waanzin van de ideologische dogma's, wantoestanden, zinloze besluiten van de overheid, etc. etc. De tolerantie op dit terrein is vrijwel onbeperkt, in tegenstelling tot wat in een aantal andere landen van het "Oostblok" gebruikelijk is. [in o.a. "Politisches Kabarett in Ungarn, der Alte Mann und die Zeit, in: "Zeitbild, blz. 10/11, no. 5, 1983].
Ook Hongarije wenst nu meer manoeuvreerruimte in z'n buitenlandse betrekkingen want zelfs Roemenië en de DDR gingen hierin al min of meer hun eigen weg: de Oost-Duitsers houden namelijk via hun ‘speciale betrekkingen’ grote economische voordelen van de handel met de Bondsrepubliek en Roemenië trekt zich al jaren niets meer aan van de politiek van Moskou en krijgt vanuit het westen vooral complimenten hiervoor!……..
Al eerder, in 1976 op een bijeenkomst van Europese communistische partijen in Oost-Berlijn, heeft o.a. de secr. van het CC der Hongaarse partij voor buitenlandse zaken, Mátyás Szűrös, gewezen op het recht van elk land om een "nationale weg naar het socialisme" te gaan, en hij ontkende toen n.b. dat er één leidingge­vend centrum bestaat. De konsekwenties hiervan neemt men echter nog [lang] niet! [Tökés, Hungarian Reform Imperatives, 21].

top

Szűrös [* 1933], een arbeiderszoon uit de provincie, studeerde in 1956 in Moskou econ. wetenschappen en promoveerde in Budapest aan de Karl Marx-economische universiteit, n.b. over de status van West-Berlijn! Midden jaren '70 wordt hij Hongaars ambassadeur in de DDR, en later is hij 3 jaar Hongaars ambassadeur in Moskou. Hij is gehuwd met een Russin, die Hongarije in ± 1986 de Internationale Donaucommissie vertegenwoordigt. [Der Spiegel, nr. 37, 1986].
Hij gaat ervan uit dat elk socialistisch land unieke mogelijkheden heeft om de gemeenschappelijke uitgangspunten te realiseren, op basis van de eigen historische tradities. Voor Szürös staat het vast dat een klein maar souverein land als Hongarije z'n eigen gang moet kunnen gaan en bijvoorbeeld de ontspanning en de dialoog met westerse landen verder moet bevorderen, ondanks het 'proletarische en socialistische internationalisme'! Hij bevestigt deze onafhankelijke koers in een artikel "Het wisseleffect van het nationale en internationale in de ontwikkeling van het socialisme in Hongarije" in het theoretische tijdschrift van de partij, "Társadalmi Szemle" van januari 1984. [Tökés, Hungarian Reform Inperatives, 21/22].
Hongarije gaat dan ook door met het ontwikkelen van de economische en handelsbetrekkingen tussen oost en west en o.a. een internationale theoretische [ideologische] conferentie van communisti­sche partijen die van 5 tot 7 mei 1981 in Balatonföldvár wordt gehouden, en waar men zich beraadt o.a. over de rol van internationale en nationale factoren kan hier niets aan veranderen, en ook de topconferentie van de Comecon in Sofia, begin juli 1981, levert niets op. "Door de toenemende politieke spanningen tussen de USA en de Sovjet-Unie valt niet te verwachten dat de handelsbetrekkingen tussen Oost en West zullen verbeteren, aldus "Népszabadság". "Voor de lidstaten der Comecon is het meer dan ooit noodzakelijk dat ze hun onderlinge samenwerking verbeteren, hoewel er veel programmapunten nog niet zijn gerealiseerd"……

'Kameraad' Brezjnev op het Hongaarse partijcongres, 1975.


Ondanks deze en andere formele ideologische verplichtingen en frasen gaat Hongarije nog altijd haar eigen gang: zolang de bevolking de welvaart iets ziet stijgen en een zekere mate van persoonlijke vrijheid geniet, houdt ze zich rustig. Dat weet men in Budapest en in Moskou: de Hongaren zijn in het algemeen absoluut niet van de Russische bezetters en van het machtsmonopolie der communisten gediend, maar Kádár heeft voor zijn volk met z'n handige pragmatisme toch een modus vivendi geschapen. Deze Hongaarse leider houdt de schijn van het systeem hoog, maar is tegelijk bezig om de basisgedachten over b.v. de economische leerstellingen meer en meer te veranderen, aan te passen, en te moderniseren in de westerse zin! [naar Reformat. Dagblad, 5 okt. 1981].
Soms krijgt men echter wel de indruk dat de Hongaarse leiding vanuit Moskou enige kritiek krijgt, want in juli 1981 bezoekt Kádár Moskou en overlegt hier met Sovjet-Russische leiders, o.a. Brežnev. Er doen dan prompt allerlei geruchten de ronde over een hardere koers maar men merkt er in Hongarije weinig van, behalve dat van een aantal intellektuelen de paspoorten worden ingehouden, omdat ze uit sympathie voor de beweging "Solidarność" naar Polen wilden gaan....
Toch wenst men in Moskou wel maatregelen tegen de ontwikkelingen in Polen te nemen want in september 1981 begint er een intensieve propagandacampagne vanuit Moskou tegen de onafhankelijke vakbond 'Solidarność in Polen, na de oproep van Lech Wałęsa tot het stichten van onafhankelijke bonden elders in Oost-Europa!
Walesa ontkent overigens dat hij de macht in Polen wil overnemen. Wel wenst hij dat de staatsmacht onder controle van het volk komt omdat ze er is in dienst van het volk! Ook [het officiële] Hongarije sluit zich nu bij de kritiek uit Moskou aan en dreigt zelfs met gezamenlijk ingrijpen van de 'socialistische' landen, "om Solidarność tot betere socialistische gedachten te brengen".... Dit is opmerkelijk gezien de terughoudendheid van de Hongaren tot dan toe, maar men zegt nu [pas] dat "wat in Polen gebeurt niet meer een aangelegenheid van Polen alleen is" en dat past precies bij de zogenaamde Brežnev-doktrine…………Stellig heeft men dus vanuit Moskou het regime in Budapest eens even herinnerd aan de ‘internationale plicht van de socialistische landen’ en de druk wordt al snel daarna nog verder opgevoerd, want Hongarije mag nu eenmaal niet de kant van Polen opgaan…….. Er zijn ook in Hongarije dus meer maatregelen te verwachten. Zie hieronder!!
Toch kan Hongarije, ondanks een forse schuld van $ 6,6 miljard in 1982 lid van het IMF worden [zie hieronder] en men kan hierdoor veel gemakkelijker buitenlandse [westerse] leningen, dus harde valuta [!] krijgen. Daarnaast zal men een strenger economisch beleid moeten voeren: de lonen en prijzen goed in de gaten houden, de import beperken en de export vergroten. Van 1982 tot ‘84 volgen dan ook drie ronden van scherpe prijsverhogingen! Dankzij kapitalistische methoden wordt het Hongaarse ‘socialisme’ dus in stand gehouden!
Daarentegen verwacht men van de Comecon in Budapest blijkbaar niet meer zoveel, al kan dat uiteraard niet openlijk worden toegegeven. Hongarije drijft van heel Oost-Europa nu zelfs het meest handel met het westen: bijna 50 %, en dat percentage is in enkele jaren snel gestegen.
Binnen de "Comecon", officieel de "Raad voor Wederzijdse Economische Hulp" van de Oost-Europese landen o.l.v. Moskou, is nu zelfs bijna sprake van een openlijke economische oorlog omdat verschillende landen maatregelen nemen tègen de ander! Vanaf de zomer van 1979 eiste Roemenië bijvoorbeeld van toeristen, dus ook van Hongaren, dat ze benzine met Westerse valuta betalen, hoewel b.v. Hongaren die [bijna] niet legaal kunnen bezitten! Ook nam de DDR maatregelen tegen Poolse toeristen omdat men vreest dat daarvan een zekere gevaarlijke en ondermijnende invloed [à la "Solidarnosc"] uit kan gaan! De illegale ruilhandel op grote schaal van b.v. Polen, enz. -de bekende "Polenmarkten"- wordt soms ook -zij het tijdelijk en onvoldoende- aangepakt.
Ook krijgt Roemenië internationaal steeds meer kritiek op de politiek o. a. ten aanzien van de grote Hongaarse minderheid te verduren. Protestantse kerken vragen b.v. tevergeefs om toelating van meer theologiestudenten, want tot 1978 konden per jaar 30 studenten predikant worden, in 1979 echter maar 15 en in 1980 nog slechts 7. De belangstelling hiervoor is in de [Hongaarse] hervormde kerk met haar ± 900.000 leden en 900 gemeenten echter tien maal zo groot!.... Maar zoals bekend is Ceausescu voor kritiek van wie ook volstrekt doof.
In Hongarije zelf bestaat er echter een totaal ander politiek en cultureel klimaat: herdacht wordt bijvoorbeeld in maart 1981 de 100e geboortedag van de beroemde componist Béla Bartók, met talloze feestelijkheden, concerten, en o.a. een monument van József Somogyi in Budapest, en in december 1982 viert men de 100e geboortedag van de al even beroemde componist Zoltán Kodály, ooit de collega en vriend van Bartók……..
In september 1981 herdenkt men het 450-jarig bestaan van het Hervormde "College" [Kollégium], de theologische hogeschool van Sárospatak die overigens door het communistische regime in de jaren '50 is opgeheven!........
Ook wordt  in november 1981 het "Tolerantie-patent" herdacht, dat 200 jaar geleden door keizer en koning Josef II voor de hele Habsburgse Monarchie werd afgekondigd. Protestanten kregen toen [gedeeltelijk!] na twee eeuwen hun vrijheid terug en aan de openlijke vervolging kwam een einde. Het openbare karakter in de Monarchie bleef rooms-katholiek maar men mocht particuliere protestantse diensten houden. Van alle landen der voormalige Habsburgse Monarchie heeft echter alleen in Hongarije een grote protestantse "volkskerk" zich weten te handhaven…..
Bekend en op den duur ook beroemd wordt  het “Budapester Lentefestival” [Budapesti Tavaszi Fesztivál], dat voor het eerst plaatsvindt van 20 tot 29 maart 1981 en dat al snel een belangrijke, vaste en jaarlijkse gebeurtenis zal worden met vele internationaal bekende artisten, orkesten, muziek- en andere uitvoerin­gen. ["Tien dagen, honderd uitvoeringen"]….
Opmerkelijk is in 1981 ook de groeiende onrust in de rooms-katholieke kerk, waar volgens bisschop Cserháti ”sommige groepen verzet tegen de hiërarchie en het instituut plegen”. Hij acht zelfs, in november, de kans op een scheuring aanwezig, en hij vindt de situatie in de Hongaarse r.k. kerk ‘zeer gevaarlijk en pijnlijk’..... Enkele priesters zijn dan al geschorst naar aanleiding van "politiek gevoelige zaken", die ze in hun preken aan de orde stelden. Zij uitten hun sympathie voor het pacifisme, de basisgroepen, en gewetensbe­zwaarden, en keren zich daarmee tegen de lijn van het episkopaat. In december 1981 keert een groep priesters zich zelfs tegen de schorsing van twee collega's, die jongeren steunden die militaire dienst wilden weigeren want men meent dat het hoofd van de kerk, kardinaal Lékai, en het Hongaarse episkopaat zich niet houden aan de besluiten van het 2e Vatikaanse Concilie. Hier erkende de kerk immers het recht op dienstweige­ring! "De r.-k. kerk van Hongarije is het contact met de werkelijkheid kwijt en veroordeelt mensen, die iets anders denken, op middeleeuwse wijze, en het is onbegrijpelijk dat het hoofd van de r.k. kerk vandaag de dag nog een lans breekt voor de militaire macht", aldus deze priesters. Een stortvloed van kritiek barst vervolgens los en er verschijnt o.a. een protestbrief met 250 handtekeningen van gelovigen!
Het blijkt namelijk dat officiële besluiten van de wereldkerk slechts langzaam doordringen in Hongarije, want hier is de priesterstand sterk vergrijsd, ouderwets en hiërarchisch en tallozen zijn totaal van de kerk als instituut vervreemd, hebben geen banden meer met de kerk, hoewel ze nog wel als kerklid te boek staan.
Wel krijgt de r.-k. kerk in juli 1981 voor het eerst sinds 1948 toestemming om een bejaardentehuis voor leken te openen en dat tehuis "XXIII János pápa" [Paus Johannes XXIII] wordt door kardinaal Lékai in tegenwoordigheid van staatssecr. Imre Miklós geopend. In het algemeen werken kerk en staat in Hongarije dus wel goed samen en de staat [de partij, de overheid] beschouwt de kerken als waardevolle, positieve elementen in de samenleving.
Daarnaast staat echter dat op 22 sept. 1981 een r.-katholiek priester wordt geschorst na het houden van een toespraak, naar men zegt "een pacifistische preek", voor 700 jongeren, want met name de kerkelijke overheid o.l.v. kardinaal Lékai staat zeer afwijzend tegenover het verzaken van de militaire [dienst-] plicht door jonge Hongaren!…..
Die onafhankelijke, vaak ook pacifisti­sche basis-, gebeds- en studiegroepen van gelovige katholieken wordt dus steeds meer een bron van ergernis en irritaties want men schat het aantal deelnemers al op ± 100.000. Maar Lékai heeft hierop slechts venijnige kritiek: “Ze breken alles wat ik probeer op te bouwen weer af, het zijn fanatici. We hebben als natie het recht op een leger en op verdediging”, enz.... Maar men beschuldigt Lékai dan van verraad, van een slaafse houding, van veel te ver gaande samenwerking met het regime en van een al te grote bereidheid tot compromissen. De basisgroepen willen daarentegen een aktieve vredespolitiek en prediken weerloosheid, maar de kardinaal gaat er vanuit dat alleen via gematigdheid en voorzichtigheid voor de katholieke kerk een geleidelijke verbetering is te bereiken! "Praktische zaken, kleine verbeteringen" hebben de voorrang. Bovendien is hij fel tegen een pacifistische houding. Hierbij kan en mag men niet vergeten dat,  vergeleken met de tijd van zijn voorganger Mindszenty, de Hongaarse katholieke kerk uit een zeer diep dal vol conflicten is opgeklommen tot een bijzonder goede positie: het bewind van Kádár en de kerk van Lékai gaan immers soepeler en hartelijker met elkaar om dan waar ook in Oost-Europa, maar toch lijkt het erop dat Lékai absoluut geen kritiek of tegenspraak kan verdragen!……
Ook hier blijkt de bisschop van Pécs, Cserháti, weer veel soepeler en gematigder. Hij bekritiseert in het r.k. blad "Vigília" [juni 1982] de wapenwedloop als waanzin en keert zich tegen de opvatting dat de vrede alleen door bewapening gehandhaafd kan worden! De conflicten in de Hongaarse kerk lopen in maart 1982 tenslotte uit op een officieel onderzoek naar de theologische opvattingen van pater György Bulányi, de leider van de basisbeweging. Volgens de bisschoppen wijkt hij n.l. af van de officiële leer der kerk. Al in 1976 wezen ze op het gevaar van sektarisme in de ideeën van Bulányi. Hij valt m.n. de leidende rol der hiërarchie aan en hij meent dat elke wezenlijke vernieuwing alleen van onderop [van de gelovigen] kan komen.
Volgens kardinaal Lékai heeft Bulányi daarom "protestantse opvattingen". Leden van de 'basisgroepen' zouden zich, volgens de bisschoppen, weer bij gewone parochies moeten aansluiten! Rome heeft overigens ook kritiek op het Hongaarse episkopaat, en vindt dat men het regime teveel naar de ogen kijkt en te weinig [wettelijke] aktie voert voor de uitbreiding van b.v. het godsdienstonderwijs. Wel worden in april 1982 weer vijf nieuwe bisschoppen benoemd, maar de Hongaarse katholieke kerk zit met een sterk toenemend priestergebrek: elk jaar sterven er een 100 priesters, terwijl er per jaar ± 35 nieuwe worden gewijd…..
In 1981 overlijden de bekende dichters János Pilinszky [op 27 mei] en Péter Hajnóczy [in augustus]. Pilinszky [*1921] publiceerde vanaf 1946 en zijn werk bestaat vooral uit persoonlijke getuigenissen. Hij had een traumatische jeugd en maakte de oorlog mee als krijgsgevangene in een kamp in Duitsland. Hiervan kon hij zich nooit losmaken. Zijn wereldbeeld is dus zeer somber, maar hij ziet z'n ellende en lot als een onderdeel van het noodlot en de ellende van de hele mensheid. Hij ziet zichzelf echter niet zozeer als patiënt, maar meer als therapeut. Pas in 1959 verscheen een tweede bundel van Pilinszky, o.a. omdat hij 1949/56 niet mocht publiceren.
"De gedichten van János Pilinszky willen bemiddelen tussen leven en dood, de wereld en het bovenaardse, het menselijke en het goddelijke", maar deze dichter benadrukt toch vooral de kwellingen, de onoplosbare eenzaamheid, de onvermijdelijke verwoesting en de hel die de mens in dit bestaan aantreft! Zelfs het dichten kan de mens niet veranderen of verlossen van z'n negatieve levensge­voel, van vervreemding en eenzaamheid. Voor Pilinszky is het bestaan eigenlijk een absurditeit, en zijn God is wel machtig, maar bemoeit zich niet aktief met de wereld. [Naar: Steven van der Mije, "Ik zal kijken tot ik het vergeten heb verdiend", in Bzzlletin, no. 146, mei 1987, blz. 49-54]. Het zal duidelijk zijn dat het pessimisme van Pilinszky uiteraard niet paste in het stalinistische regime van de vroege jaren ’50, maar dat het regime van Kádár  er totaal andere opvattingen op na hield en houdt!...........
Péter Hajnóczy [*1941] sterft in 1981 aan een overdosis alkohol en drugs en hij behoorde tot de belangrijkste post-moderne Hongaarse schrijvers en dichters. Vanaf 1975 tot kort voor z'n dood publiceerde hij zeer veel werk, o.a. "Jézus mennyasszonya" [de verloofde van Jezus], dat als representa­tief voor Hajnóczy kan worden beschouwd.

top

Evenals Pilinszky is ook Hajnóczy uiterst pessimistisch, negatief, en ervaart het leven als grotesk, als een absurditeit! ‘Vol met geweld en gruwelen zit dit leven, en we komen altijd bedrogen uit’. Hajnóczy laat dan ook goed merken dat alle zekerheden in het bestaan slechts schijn zijn en dat de mens zich hieraan nooit kan vasthouden. Dit cultuurpessimisme ontleent hij o.a. aan de bijbel, die hij beschouwt als een kroniek van alle mogelijke menselijke tekorten. De geschiedenis van de mensheid is voor Hajnóczy a.h.w. een eindeloze herhaling van de zondeval! Bovendien kan eigenlijk álles -ook het eeuwenoude bijbelverhaal- bij deze schrijver ook een totaal andere, en dus volstrekt nieuwe, dimensie, gestalte, vorm en betekenis aannemen! [Naar: Jolanta Jastrzebska, "Een tragische visie op een absurde wereld, in: Bzzlletin, no. 146, mei 1987, blz. 22-25].
Het spreekt vanzelf dat beide genoemde en bekende dichters zich allerminst hebben laten leiden door de officiële ideologie en de visie van de heersende partij. Veeleer blijkt uit het werk van beiden dat hun levenshouding en visie volstrekt hieraan tegengesteld is geweest. Toch hebben beiden, zowel Pilinszky als Hajnóczy, alle mogelijkheden gehad om te publiceren in de verschillende literaire tijdschriften.
Ook in 1981, op 1 juli, overlijdt de 79-jarige wereldberoemde architekt Marcel Breuer, die in Pécs was geboren maar in 1920 al naar Wenen en later naar Weimar ging, en daar bij het "Bauhaus" aktief was, en veel contacten had met o.a. Mies van der Rohe en Gropius. In 1937 ging hij naar Groot-Brittannië en in 1939 naar de Verenigde Staten. Hij ontwierp in Nederland o.a. de Amerikaanse ambassade in Den Haag [1957], de Bijenkorf in Rotterdam en het hoofdkantoor van Van Leer Vatenfabriek in Amstelveen……..
Op 14 september wordt mevrouw Júlia Rajk, de weduwe van László Rajk [┼ 1949], onder grote belangstelling begraven. Met name in de jaren vóór 1956, tot de Opstand, nam ze een belangrijke plaats in bij het aan de kaak stellen van de gruwelijke misdaden van het stalinistische regime en ook zij werd in november 1956 gearresteerd en naar Roemenië weggevoerd, samen met haar zoon, de latere [tegenwoordige] architekt László jr. [* 1949] en deze behoort nu tot de burgerlijke en liberale dissidente intellektuelen.....
Van enig belang is ook het eerste "Internationale Hungarologische Congres" dat in augustus in Budapest plaatsvindt met veel geleer­den inz. de Hongaarse taal en cultuur. O.a. het onderwijs in de Hongaarse taal- en letterkunde in de buurlanden met hun 3 miljoen Hongaarssprekende inwoners vormt een zeer belangrijk thema.
Maar… zéér veel aandacht gaat er vooral uit naat de spanningen in Polen en in verband hiermee neemt -zoals hierboven vermeld- ook de druk op Hongarije toe om vooral de rebelse invloed vanuit Polen te weren, en daarom wordt b.v. op 9 oktober 1981 de 57-jarige Tibor Pakh [lid van de alternatieve organisatie "Szeta"] wegens politieke motieven in een psychiatri­sche inrichting opgesloten, en dat gebeurt toch zelden in Hongarije, hoewel dat in de Sovjet-Unie regelmatig voorkomt [!]. Pakh wilde n.l. naar Polen gaan maar dat werd hem verboden en z'n paspoort werd afgenomen. Toen ging hij in een kerk in hongerstaking en werd in het geheim meegenomen naar een inrichting. Op 20 oktober eisen 23 intellektuelen echter de vrijlating van Pakh en zij laten in hun oproep weten dat in de afgelopen maanden steeds vaker paspoorten van Hongaren, die openlijk sympathiseren met de onafhankelijke Poolse vakbond, worden ingetrokken.
Ook in Budapest lijkt men dus bijzonder op z'n hoede voor ongewenste invloeden vanuit het 'vrijge­vochten' en massaal rebellerende Polen. Toch wordt Pakh na de internationale protesten vrijgelaten. Pakh werd overigens in 1960 al eens opgepakt en tot 15 jaar veroordeeld omdat hij een lijst met namen van jonge Hongaren, die na de onderdrukking van de Opstand van 1956 waren geëxecuteerd, had doorgespeeld aan de UNO! In 1971 kwam hij vervroegd vrij. Ondanks alles nemen ook in Hongarije de protesten wel toe……..
Met tussenpozen verschijnt vanaf oktober 1981 het ondergrondse blad "Beszélő" [boodschap­per] onder redaktie van Miklós Haraszti en de illegale uitgeverij "A.B." drukt het blad en zorgt voor verspreiding. In 1981/82 verschijnen [slechts] vier nummers met gemiddeld 120 pagina's in 1.000 kopieën. Het blad zegt zelf dat het geen oppositiekrant is en slechts de grote massa mensen zèlf ertoe wil brengen zich een mening te vormen en het besteedt primair aandacht aan binnenlandse, m.n. informele, gewone onderwer­pen, over mensen die b.v tegen onwettige bevelen verzet bieden.
Men wil aldus eens kijken hoe de overheid haar middelen toepast om mensen weer ‘normaal’ te laten funktioneren en hoe conflicten eigenlijk ontstaan èn worden opgelost, en m.n. hoe mensen zich een mening kunnen vormen en met elkaar omgaan, maar het blad is ook solidair met onofficiële vredesgroepen, pacifisten, de Poolse vakbond "Solidarnosc" en met de dissidente "Charta '77" in de ČSSR.
Beszélö laat overigens merken ook wel op de hoogte te zijn van de bagatelliserende opmerking van Kádár over de oppositie van twee ‘dwergachtige’ groepjes, die boven de hoofden van de grote meerderheid, al die rustige Hongaren, luid kabaal maken! In totaal verschijnen er van 1981 tot ’89 27 nummers en men schat het aantal mensen dat Beszélö ontvangt en leest wel op enkele duizenden maar er zijn in deze tijd ook [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 187] ‘1 à 2 mln luisteraars in Hongarije van Radio Free Europe, al of niet belangstellend of zeer gepassionneerd’. Ook intellektuelen zoals de filosoof János Kis [1943] en György Bence [1941], die ooit tot de leerlingen van György Lukács en de ‘Budapester School’ hoorden,  laten zich vele malen horen als woordvoerders van de burgerlijke oppositie. M.n. de bijzonder intelligente en kritische Kis is er na z’n studie van overtuigd geraakt dat Marx vrije en gelijke mensen wilde, die zelf de processen van produktie en consumptie controleren en zijn conclusie luidde al enkele jaren geleden [1973] dat een gereguleerde markeconomie nodig is.
Men komt er in kringen van de oppositie nu ook wel achter dat de overheid toch regelmatig mensen laat arresteren en b.v. jongeren van ‘een lagere sociale status’ of ‘marginalen’ en ‘onaangepaste’ zigeuners, kortom lui die niet ‘sociaal nuttig werk’ doen, aanpakt of vervolgt wegens ‘subversieve aktiviteiten’ en b.v. Miklós Haraszti concludeert in november 1985, n.a.v. het groots opgezette zgn. “Europese Cultuurforum” in Budapest, maar ook naar aanleiding van het roemruchte “Helsinki-proces” zelfs dat Hongaarse dissidenten ècht geen hulp van buiten, uit West-Europa, hoeven te verwachten! [naar Tökés, Hung.’ negotiated revolution, 188]. …..
János Kis zegt dan ook in een uitgave uit september 1982 van Beszélő dat Hongarije natuurlijk geldt als een sociaal stabiel, voorbeeldig land in Oost-Europa, als een eiland van politieke matiging en een bescheiden, zelfs sterk verslechterende, economische stabiliteit. Kortom: een soort beweging als Solidariteit in Polen of een open confrontatie tegen het regime van Kádár kun je niet verwachten. De keuze die dan overblijft is een ‘quiet development through controlled changes’ en er zijn volgens hem ècht nog wel zaken die kunnen worden verbeterd, op het terrein van mensenrechten, liberale demokratie, etnische autonomie en zelfbesturend socialisme. [naar Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 188].
Toch is de stem van deze dissidente intellektuelen nog slechts de stem van een kleine groep mensen van wie velen denken dat zij wellicht zelfs een gevaar  kunnen gaan betekenen voor de voortgang van de hervormingen in het land. Het regime ziet zich immers juist nu min of meer verplicht de weg van Moskou te volgen en de vrijheden die de Polen zich permitteren steeds luider en openlijk af te wijzen! 
Dat gebeurt b.v. op 2 oktober 1981 als de nauw aan de communistische staat gebonden, officiële "Landelijke Federatie van Vakbonden" [SZOT] in een brief meedeelt dat ze "met verontwaardiging en verrassing" kennis heeft genomen van de oproep van de Poolse bond "Solidarność" aan de vakbonden elders in Oost-Europa om zich los te maken van de staat: “dit is een inmenging in onze binnenlandse aangelegenheden”, aldus SZOT-voorzitter Sándor Gáspár, maar intussen nodigt Wałęsa, de voorzitter van Solidarność, de Hongaarse vakbondsleider zelfs uit voor een bezoek aan Polen en hij is ervan overtuigd dat zijn Poolse bond de belangen van de arbeiders behartigt…..

Dubcek en Kádár op het vliegveld van Budapest, 13 juni 1968 en''Kádár speelde de hele tijd een dubbelhartige rol''....


Vervolgens roept de Hongaarse partijleiding op 23 oktober 1981 [n.b. de 25-e verjaardag van de Hongaarse Opstand van 1956 [!], op tot "een internationale oplossing van de crisis rond Polen", want men is in toenemende mate bezorgd over de situatie in dit land en meent dat Polen "geen bron van internationale spanningen mag worden"...... In verband met de komende herdenking van de Opstand is zelfs een aantal als oppositio­neel bekend staande jongelui door de politie ondervraagd i.v.m. een voorgenomen demonstratie ter herdenking van deze  Opstand.
Toch gaan allerlei zaken ook gewoon door: eind oktober 1981 bezoekt de Hongaarse premier Lázár bijvoorbeeld Bonn en overlegt hier met bondskanselier Helmut Schmidt, en medio november bezoekt de West-Duitse vml. bondskanselier en voorzitter der SPD Willy Brandt Budapest. Beide regeringsleiders, Schmidt en Lázár, zijn het  erover eens dat “het ontwapeningsoverleg tussen de USA en de USSR van vitaal belang is". Kort hierna bezoekt de Oostenrijkse bondskanse­lier dr. Bruno Kreisky, die veel waardering heeft voor Kádár, ook Hongarije.
Intussen wordt okt./nov. 1981 op een sobere wijze herdacht dat Kádár 25 jaar geleden aan de macht kwam nadat Sovjettroepen de Hongaarse Opstand hadden neergeslagen, maar men heeft [uiteraard] alleen aandacht voor de officiële versie van een ‘contrarevolutie’. De diepe wonden van toen lijken nu echter geheeld en het land is een toonbeeld van rust en stabiliteit. De helft van de bevolking weet niet eens wat er toen gebeurde! Men heeft er alleen vaag iets over gehoord, en wordt van de officiële informatie niets wijzer! In zeer veel opzichten is Hongarije in 25 jaar totaal veranderd, en sterk verbeterd, en zelfs de invoering van het NEM in 1968 lijkt al lang geleden!
Het particuliere bedrijfsleven bloeit zelfs als nooit tevoren sinds de 2e wereldoorlog, en hard werken wordt weer beloond. Vergeleken met de onzekere toestand in Polen voelt men zich bevoorrecht, en "men heeft z'n les geleerd". In menig opzicht is Budapest steeds meer een westerse stad geworden, met overvolle parkeerplaatsen, met uitlaatgassen, met een druk [en spotgoedkoop] verkeer, met vele winkelstraten en een sterk toegenomen assortiment aan artikelen en met een snel opkomende middenstand van particuliere zaken: de 'magán szektor' [privé-sektor, "maszek"] heeft z’n intrede gedaan.
Cultuur en vermaak, opera, theater en film, zijn ook spotgoedkoop, evenals eten en drinken. In een vrij snel tempo worden nu economische maatregelen getroffen, die veel meer vrijheid geven aan kleine en middelgrote particuliere ondernemers. Men mag zelfs dochterondernemingen en een soort n.v.'s oprichten, en men kan van de staat panden en winkels huren. De kleine industrie en de kleine handel in de privé-sektor krijgt veel meer ruimte, vakmensen mogen als privé-persoon ook een vereniging stichten en in het kader van een "economische werkgemeenschap" samenwerken. Als enige Oost-Europees land heeft Hongarije vanaf oktober 1981 een gezonde en uniforme valutakoers voor zowel handel als toerisme, en Hongarije is het enige land van de Comecon dat al regelmatig op de westerse beurzen speculeert. Het is hier het enige land dat ècht in staat is om essentiële veranderingen in het economische mechanisme door te voeren. [Anna Sándor in NRC/Hbl. 21 okt. 1981].
Plotseling is nu de maatschappelijke opvatting over privé-ondernemingen veranderd en volgens de bekende socioloog Elemér Hankiss heeft de regering in de loop van de jaren '60 en '70 een soort schuldbesef opgedrongen aan de in de privé-sektor werkende en plotseling veel verdienende mensen, maar nu zijn zij ineens ontzettend nuttige burgers geworden, die alleen maar "het socialisme helpen versterken".. [i­dem]. Er is dus sprake van dat Hongarije 1956 "viert" met gezonde economische stappen,  aldus Anna Sándor. Men heeft nu -eindelijk- door dat de burokratie, de grote verliezen van staatsfirma's, staatswin­kels en het gebrek aan produkten schadelijk voor het socialisme zijn, en dat alles wat die verschijnselen tegenwerkt het socialisme ten goede komt.... Voor grote loonverschillen en voor concurrentie schrikt men niet meer terug. Met allerlei privé-initiatieven komt nu ook de behoefte aan leningen bij banken en het openen van een privé-rekening, waarvoor echter nog geen wetten, verzekeringen en voorzieningen bestaan! Toch lijkt men optimistisch en heeft vertrouwen in de nieuwe maatregelen. [Anna Sándor in NRC/Hbl., 5 nov. 1981].

top

Het lijkt dan ook welhaast symbolisch dat Hongarije op 4 november 1981, precies 25 jaar na de sovjetinval in het land, het lidmaatschap van het Internationale Monetaire Fonds en van de Wereldbank aanvraagt, terwijl van de Europese communistische landen alleen Joegoslavië en Roemenië lid zijn van beide instellingen. Maar ook Hongarije wil nu de buitenlandse economische betrekkingen, d.w.z. die met het westen [!], verstevigen en de stap m.b.t. de éne -reële- koers van de forint [1 okt.] was een belangrijke stap ertoe. Bovendien komt de helft van het bnp uit de buitenlandse handel, die nu al voor 50 % buiten de Comecon om plaatsvindt. Aan de verplichting van het IMF om regelmatig financiële gegevens te publiceren voldoet Hongarije, als enige land van het "Oostblok", al enige jaren.
Toch worden de economische doelstellingen voor 1981 niet gehaald en dat wordt vooral geweten aan de slechtere relaties tussen Oost en West sinds de sovjetinval in Afghanistan! De import uit het Westen nam wel toe maar de export erheen stagneert. Intussen vermoedt in Budapest ook sterk dat de Russische olie steeds duurder zal worden, en "het niveau van de kapitalisti­sche wereld zal bereiken"……..
Intussen duurt de onrust in Polen voort en de Hongaarse vakbondsleider, de 63-jarige Sándor Gáspár [Politburolid en een vertrouweling van Kádár] stuurt aan de Poolse vakbondsleider Walesa een brief met verwijten en kritiek op "Solidarność". Gáspár bekritiseert m.n. de oproep van de vrije Poolse vakbond "om nèt zo te handelen" als deze  Poolse bond en zich dus los te maken van het regime en hij vindt dat een blijk van zelfoverschatting en onverantwoordelijkheid. De -redelijk goede- economische situatie in Hongarije acht hij ook absoluut niet vergelijkbaar met de veel slechtere toestand in Polen. M.a.w. de vlam vanuit Polen, die in 1956 naar Hongarije oversloeg, zal dat nu zeker niet doen!
Het klimaat in Hongarije is immers ontspannen en de nogal gematigde en pragmatische economische politiek heeft haar vruchten al afgeworpen. Vooral de Hongaarse boeren in de coöperaties profiteren van de nieuwe welvaart, in tegenstelling tot de kleine [particuliere] boeren in Polen en het land is- m.n. voor Oost-Europese begrippen- een consumptieparadijs geworden! Het voorbeeld van Polen is voor Hongarije dus niet toe te passen en men acht [gewapende, Russische] interventie nog onwaarschijn­lijk. Voor Hongarije met z'n vele contacten in het westen, zou dat ook fataal zijn, zo denkt men algemeen.
De rooms-katholieke kerk neemt in Hongarije tenslotte ook een veel minder belangrijke plaats in want de Hongaren zijn voor een zeer groot deel geseculariseerd, en voelen zich -in tegenstelling tot de Polen- met de kerk niet meer zo nauw verbonden. De Hongaarse kerken spelen politiek bovendien geen enkele rol en brengen zéker geen massa's mensen op de been! Een groot verschil is ook de verhouding tussen arbeiders en intellektuelen: in Hongarije bestaat geen solidariteit en het kleine groepje kritische intellektuelen leeft geïsoleerd van de arbeiders en juist deze laatsten hebben zeer veel belang bij het handhaven van de politieke stabiliteit………
Zelfs van de kant van de Russen lijkt voor Hongarije geen enkel gevaar te vrezen, want op 7 december 1981 bezoekt Sovjetpremier Nikolai Tichonov Hongarije en dit "vriendschappelijke bezoek" staat geheel in het teken van de prijs die Hongarije voor Russische olie zal moeten betalen. De Sovjet-Unie zal inderdaad minder 'goedkope' olie leveren, maar Hongarije en andere Comecon-landen kunnen dan wèl tegen betaling van de wereldmarktprijs [of tegen vlees, graan, enz.] meer kopen! De prijs van de Russische olie is overigens, zoals men goed beseft, al sterk gestegen en aangepast: in 1974 betaalde men voor een vat Russische olie nog $ 3,- maar in 1982 moet men $ 23 betalen!
Deze prijs ligt echter toch nog 30 % beneden de wereldmarktprijs en Moskou wil nu ook per jaar een akkoord over de olielevering, terwijl men tot 1980 steeds een akkoord voor 5 jaar wilde. Wel zal de Sovjet-Unie gas blijven leveren, tussen 1981 en '85 namelijk tweemaal zoveel als in de vorige 5-jarenplan-periode.
Zelfs bleek al vóór het bezoek dat b.v. de "Pravda" vol lof is over het 'Hongaarse model', dat ten voorbeeld wordt gesteld, en bijzonder wordt aangeprezen! Het particuliere initiatief, de financiële prikkels, de daaruit voortvloeiende goede arbeidsprestaties, de vertrouwensrelatie tussen partij en volk van Hongarije worden in het artikel met name genoemd! Die goede relatie met Moskou lijkt nu zelfs wel in scherpe tegenstelling te staan met de betrekkingen met de andere kleinere landen van Oost Europa: eind november 1981 ziet de Hongaarse regering zich zelfs gedwongen om de uitvoer van een waarde van meer dan Ft. 100,- aan voedsel uit het land te verbieden, want met name Polen, Tsjechen en Slowaken en Roemenen 'plunderden de goedvoorziene Hongaarse winkels'. Men mag p.p. ook niet meer uit het consumptieparadijs Hongarije meenemen dan 2 liter wijn, 1 liter sterke drank en 200 sigaretten......
Één en ander lijkt dus op een nieuwe fase in de handelsoorlog die de kleinere Oost-Europese landen al enkele jaren tegen elkaar voeren. Roemenië begon in 1979 met maatregelen tegen Hongaarse toeristen en in 1980 verbood de DDR de komst van Poolse 'toeristen'. In Hongarije is al maanden sprake van veel armere Oost-Europese 'toeristen' uit Polen, Tsjechoslowakije en Roemenië, die massaal in Hongarije boodschappen komen doen of die illegaal in de grote steden hun waren proberen te slijten en te ruilen tegen Hongaarse levensmiddelen, maar vervolgens legden hun regeringen hieraan dan weer allerlei beperkingen op!
Van de "Comecon" als gemeenschappelijke Oost-Europese economische instelling blijft dus niets over want men boycot elkaar, neemt sankties, en maakt elkaar het leven zuur en van enige 'samenwerking' blijkt absoluut niets, integendeel! Wel vindt van 8 tot 10 juni 1982 de 36e Jaarvergadering der Comecon in Budapest plaats, maar de Comecon-landen [met name de Sovjet-Unie] hebben intussen $ 80 mrd schulden aan het westen en via de export zal men ooit dit moeten verdienen en in harde valuta moeten terugbetalen!…
De Comecon-landen zullen, zegt men nu, betr. kernenergie, microprocessen en de coördinatie van hun economische plannen meer samenwerken, maar… de enorme burokratie en de ruilhandel blijven bestaan: ook de munten blijven onderling niet inwisselbaar en ook dat blijft een geweldige rem. Volgens József Marjai, de Hongaarse vertegenwoordiger bij de Comecon, is men er in 1981 in geslaagd om "ondanks ernstige moeilijkheden de plannen te realiseren en een groei van 2 % te bereiken”, maar dit bericht is volgens anderen niet waar. In het Westen kent men wel andere cijfers, o.a. van de Sovjet-Unie zelf! Maar het westen krijgt van Sovjetpremier Tichonov de schuld van de [stagnerende] economische ontwikkeling: "De westerse landen willen de socialistische landen economisch ondermijnen en politieke concessies afdwingen", aldus Tichonov. Men zal in Oost-Europa dus meer moeten samenwerken en integreren. Tot heden is hiervan echter geen sprake! Vanuit Moskou doet men niet veel concessies betr. de energieprijzen maar stelt wel eisen aan de kleinere Oost-Europese landen. Wel worden akkoorden over microprocessor-techniek, industriële robots en samenwerking gesloten.
Alom weet men bovendien van de eigen [Oost-Europese] zwakke munten en beschouwt men n.b. de Hongaarse forint al als "stabiele, harde valuta", zéker nu die een vaste koers heeft t.o.v. de westerse valuta! Hongarije blijft dus wat het al jaren is: a tábor legvidámabb barakkja [de vrolijkste barak van het -socialistische- kamp], een "oase van voorspoed"...... Van enige "vriendschappelijke gevoelens" ten opzichte van bijna alle buren [Roemenen, Slowaken, Russen, Serviërs] is bij de Hongaren echter nog altijd geen sprake, veeleer van spanningen, die historisch wel verklaarbaar zijn. Alleen ten opzichte van de Polen heeft men nog enig medelijden en sympathieke gevoelens. Officiële partijmensen hebben echter vooral de neiging om te zeggen: laten de Polen maar eens gaan werken!
Vergeleken met de rest van Oost-Europa is Hongarije stabiel, rustig, en kent een zekere welvaart. Het regime is geconsolideerd, en pragmatisch en er zijn geen tekorten aan voedsel, zoals elders in Oost-Europa wel voorkomt. Ondanks de 'samenwerking' in de Comecon speelt de Hongaarse handel zich al voor de helft hierbuiten af en men oriënteert zich steeds meer op handel met de westerse landen met een harde valuta!
Wel kijkt men intussen [nog altijd] met enige jaloezie naar het westerse, welvarende en rijke buurland Oostenrijk, en oriënteert zich hieraan.... "en dat zijn we toch al eeuwen gewend".  
Oostenrijk is immers al vanaf de jaren '60 voor de gemiddelde Hongaar het land van 'presztízstermék' [prestige-produkten] zoals nejloning [nylonhemden], karóra [horloges], orkánkabát [windjack], rocklemezek [rock-platen], divatos ruhák [modieuze keding], en later ook van nyugati autóalkatrészek [westerse auto-onderdelen], kvarcórák [quartzhorloges], olcsó számológépek [goedkope computers of rekenmachines], en déligyümölcs [zuidvruchten]. Bovendien is het neutrale Oostenrijk, ‘zoals altijd’, in veel opzichten een voorbeeld: ”a semleges osztrák sógor útja volt a követendő: a két nagyhatalmi tábor között a kis nemzetek semlegességét elérni". [De weg van de Oostenrijkse zuster was navolgenswaardig: om n.l. tussen de kampen der beide grote mogendheden in, de neutraliteit te bereiken]. Dat laatste is echter aan Hongarije nog niet gegund…..
Van nationale betekenis zijn wel de nieuwe Sporthal van Budapest die in februari 1982 wordt geopend en waarvan de bouw Ft. 1,8 mrd kostte, en verder, in Ópusztaszer, de opening van het "Nemzeti Történeti Emlékpark" [Nationaal historisch herdenkingspark] dat in april 1982 wordt geopend als herinnering aan de eerste Landsvergadering der Magyaarse stammen, die in 896 hier zou hebben plaatsgevonden. In de zomer van 1982 wordt verder de eerste Hongaarse atoomcentrale, gebouwd met Sovjet-Russische steun, in Paks in gebruik genomen.

top

Voor Hongarije is 1981 echter vooral "het jaar van de kubus" van de wereldberoemde Hongaar Ernő Rubik, en in oktober 1981 en juni 1982 worden er Wereldkampioenschappen met de "bűvöskocska", de toverkubus, gehouden en de 36-jarige Rubik zegt dat de regering hem 80 % van de inkomsten uit royalties laat houden: in korte tijd wordt hij dus miljonair! Er zijn intussen 25 miljoen kubussen verkocht, en eenzelfde aantal imitaties. De Hongaarse speelgoedfabri­kant, de firma "Polytechnica" houdt het patent op de uitvinding en in december 1981 wordt de beroemde Rubik onderscheiden met "de gouden orde van de arbeid"…….. Aldus ziet men dat een klein land als Hongarije nog steeds eruit springt in het Oosten van Europa waar de interne tegenstellingen zelfs al maar groter worden en waar de landen die ooit, decennia geleden m.n. door Stalin vanuit Moskou tot een militaire en economische eenheid werden gesmeed, vrijwel niets meer gemeenschappelijk hebben of beleven. Zelfs over basisprincipes zoals ‘het socialisme’ is men het in feite totaal oneens en de invulling van het begrip is al een groot probleem… Wat zullen al die andere landen van het zgn. “Oostblok” wel denken van b.v. het feit dat in april 1982 in Hongarije een "Landelijke Consumenten Raad" [Fogyasztó Országos Tanácsa] wordt opgericht, die informatie geeft over kwaliteit, assortiment, keuze, en de rechten van de consument. Zoals zovele ideeën komt ook dít niet uit een of ander ‘socialistisch’ land maar simpelweg uit het kapitalistische westen!
Nee, de scherpe tegenstelling tussen een rustig en stabiel land als Hongarije en sommige ‘bondgenoten’ wordt weer eens goed duidelijk op 13 december 1981 wanneer in Polen door generaal Wojciech Jaruzelski de noodtoestand wordt uitgeroe­pen, naar men beweert nadat de Poolse leiders herhaaldelijk zijn gewaarschuwd voor militair ingrijpen door Sovjet-troepen, eventueel met hulp van Oost-Duitsland en Tsjechoslowakije! Men kiest dus in Warschau voor “de weg van de minste weerstand” en de beste oplossing [zonder al te veel geweld].
Dit maakt kritische en dissidente Hongaren en anderen echter wèl weer bewust van het feit dat 'het socialisme' niet zonder geweld, vreedzaam, is te hervormen! "De 13e december 1981 moet als waterscheiding voor heel Oost-Europa worden beschouwd", aldus de expert prof. Rudolf Tőkés, die in het westen leeft en doceert, en in Budapest verklaart een lid van de politieke academie van het CC der partij zelfs dat "de interne reserves, de mogelijkheden van een zeker groeimodel [het NEM] zijn uitgeput". "Duidelijk is dat er iets nieuws nodig is ter vervanging van de toenemende slechte recepten voor politieke stabiliteit in Hongarije". [Tökés, Hungarian Reform Imperatives, in: Problems of Communism, 1984].
Natuurlijk juicht de Hongaarse partij het uitroepen van de "staat van binnenlandse oorlog" [= noodtoestand] in Polen toe, evenals de Tsjechoslowaakse en andere communistische partijen en in een verklaring verklaart men zich solidair met "alle krachten die strijden voor de verdediging van het socialisme en tegen contrarevolutionaire krachten in Polen"... Maar…. men is in Budapest allang blij dat een gewapende sovjetinterventie [die beruchte "broederlijke hulp"] in Polen is uitgebleven en men acht het niet onmogelijk dat Polen nu dezelfde weg naar geleidelijke verbeteringen opgaat als Hongarije na 1956.... Maar veel anderen menen te weten dat zich in Polen intussen in anderhalf jaar een vrije en pluriforme maatschappij van onderaf spontaan heeft ontwikkeld die bijzonder moeilijk zal zijn ooit nog terug te draaien. Bovendien is de heersende partij hier intern verdeeld.
Wel wordt in februari 1982 een handelsverdrag met Polen getekend: Hongarije zal de export van medicijnen, schoenen, meubels, kleding, toiletartikelen, wijn, groenten en fruit, bauxiet en aluminium, bussen, medische uitrusting en olieprodukten opvoeren en de handel zal in 1982 met 6 % toenemen tot bijna $ 2 mrd. In april 1982 bezoeken de Poolse leiders o.a. gen. Jaruzelski -na de drie buurlanden- tenslotte ook Hongarije en de leiding in Budapest geeft voorzichtig steun aan Polen; men wil van beide kanten de betrekkingen intensiveren.
Toch blijkt na enige tijd dat deze gebeurtenissen in Polen geen enkele invloed op de politiek van Hongarije hebben en als teken van de goede verstandhouding met Moskou bezoekt Juri Andropov, lid van het Politburo der CPSU en leider der KGB, eind december 1981 Budapest, waar hij bekend is want hij was hier in de jaren rond  1956  ooit Sovjetambassadeur!
Met ingang van 1982 worden zelfs opnieuw economische liberaliseringsmaatregelen getroffen, die o.a. een deel van de "tweede economie" legaliseren. Ook kunnen Hongaren die naar het buitenland reizen voortaan een groter bedrag dan ooit in Ft. meenemen: Ft. 15.000 p.p. voor Oost-Europa [a rubelszámolású országok] en Ft. 12.000 p.p. voor de westerse landen [a konvertibilis elszámolású országok]. Buitenlandse, westerse firma's in Hongarije kunnen nu hun winsten in forint omwisselen tegen harde valuta èn mogen die winst buiten Hongarije brengen em door de reële koers van de forint wordt Hongarije intussen steeds aantrekkelijker en interessanter voor westerse bedrijven, banken en zakenwereld. Per 1982 wordt in de meeste bedrijven in de vervoers-, handels- en gezondheidssektor ook de 5-daagse [40-urige] werkweek ingevoerd, terwijl er, zoals bijna gebruikelijk, in februari weer prijsverhogingen komen!
Verder bezoekt, voor het eerst sinds de noodtoestand in Polen, een Oost-Europese leider, n.l. Kádár, op 27 april 1982 de Bondsrepubliek Duitsland, waar hij op een vriendschappelijke manier overlegt met bondskanselier Schmidt, minister Genscher, SPD-voorz. Brandt, de oppositieleiders van CDU/CSU, Kohl en Strauss, met industriëlen, enz. De zeer goede betrekkin­gen blijven dus gehand­haafd en Bonn steunt een Hongaars lidmaatschap van het IMF!

Jenö Barcsay [1900-1988] ''Gezicht van een vrouw'', ± 1958.


Kádár pleit in Bonn wel voor détente en voor meer handel, maar men is in Budapest zeer tevreden over het vertrouwelijke overleg tussen Schmidt en Kádár, ondanks de moeilijke internationale situatie [Afghanis­tan, Polen, wapenwed­loop]. Hongarije vindt dat het aantal joint ventures kan en moet worden uitgebreid en wil, zoals bekend, de export naar het Westen verder uitbreiden en Schmidt, die herhaaldelijk heeft gewezen op de noodzaak van hervormingen, prijst het  Hongarije van Kádár aan als model voor o.a. Polen!….. Enkele dagen later bezoekt op 5 mei 1982 ook een delegatie van de Duitse Jonge Socialisten, de Jusos, Hongarije, en overlegt met o.a. de leiding van de KISZ.
Op 6 mei 1982 wordt Hongarije inderdaad lid van het IMF [Nemzetközi Valutaalap] en in juli wordt het land daarna ook automatisch lid van de Wereldbank. Hiermee wordt de kredietwaardigheid van Hongarije veel groter, en men kan voortaan grote kredieten opnemen zonder voorwaarden vooraf. Ondanks de grote schulden aan het westen [$ 8 mrd] vindt men in het westen de Hongaarse economie verder blijkbaar het vertrouwen waard..... De totale convertibiliteit van de forint zal 'binnen enige tijd' komen, terwijl zoals men weet, de inwisselbaarheid van de munt binnen de landen van de al meer dan 30 jaar bestaande ‘Comecon’ nog lang niet aan de orde is!…..
Een sektor die in Hongarije nog altijd floreert is de agrarische, want met name op het terrein van de landbouw en voedselvoorziening gaat het in Hongarije goed. Kleine zelfstandige boeren, die veel efficiënter werken dan de grote staatsbedrijven, voorzien al in 40 % van de voedselproduktie, en men gaat steeds verder door met reorganisatie en decentralisatie en trekt zich blijkbaar niets aan van dogmatici in Moskou, Praag, Oost-Berlijn en Boekarest. In feite is er ook sprake van werkloosheid in Hongarije, hoewel men dat verhult door te spreken over "mobiliteit van arbeids­krachten". [Leeuwarder Courant, 23 juni 1982]. Er zijn in 1978 36.300 particuliere agrarische bedrijven, waar men legaal p.p. maximaal 9 mensen mag laten werken, en de totale produktie bedroeg in 1978: Ft. 15,3 mrd.
In de Comecon is Hongarije absoluut de tweede en per hoofd der bevolking de eerste agrarische exporteur: in 1977/79 is zelfs een vierde deel van de agrarische export van de hele Comecon afkomstig uit Hongarije en gemiddeld per jaar produceert men o.a. 12,2 mln ton graan, w.v. men zelf 10,5 mln ton verbruikt! Verder levert Hongarije vooral [salami-] worst, paprika, gevogelte, wijn, schapen-, varkens- en rundvlees, groenten-, fruit- en vleesconserven, honing, eieren, zonnebloempitten en plantaardige oliën en vetten, augurken en komkommers, en levend vee en schapen in grote hoeveelheden. Het land koopt intussen 80 % van z'n agrarische en levensmiddelenimport in het westen en van de agrarische export gaat de helft naar Oost-Europa. De totale agrarische export bedraagt in 1979: Ft. 60 miljard. Overigens verwacht men nog een dynamische groei en ontwikkeling van de agrarische produktie en export, maar dan moet men hoge kwaliteit verkopen, praktisch zijn, flexibel op de markt reageren, op de wensen van consumenten ingaan, aan marketing doen.....[Osteuropa Archiv, 1981, blz. A 229 – A 247, Zunehmende Exportorientie­rung in der ungarischen Nahrungs­wirtschaft].
Verder zijn er in totaal in Hongarije nu bijna 100.000 mensen als eigenaar van een klein bedrijf werkzaam, w.o. velen in de bouw en de fabricage van onderdelen [machines, motoren, etc.] die bestemd zijn voor de export. Het kleinbedrijf vervult zelfs de helft van alle diensten in het land en neemt dus een zeer belangrijke plaats in.
Wel zijn er regelmatig veel klachten over de hoge belastingen die men als privé-ondernemer moet betalen; slechts 10 % van de kleine ondernemingen werkt met moderne methoden, 40 % volgt een middelmatige werkwijze en de helft loopt nog achterop met z’n werkmethoden want o.a. door gebrek aan krediet is modernisering vaak moeilijk of zelfs onmogelijk. [Osteuropa Archiv, 1981, blz. A 120 - A 124]. Het is dan ook logisch dat Hongarije zich -zij het zeer voorzichtig- beschouwt als een soort model voor de andere Oost-Europese landen en ook in het westen ziet men dit land als model, voorbeeld, proeftuin of experiment voor de andere landen en men is ervan overtuigd dat hervormingen à la hongroise op den duur in de landen van Oost-Europa zéker nodig zullen blijken!
Hongarije geldt n.l. als welvarend en redelijk vrij en het particuliere bedrijfsleven bloeit als nooit tevoren, men raakt gewend aan het streven naar efficiency, modernisering, markteconomie. De ondernemingslust neemt snel toe, maar er is gebrek aan kapitaal. De consumptie moet nu echter worden beperkt omdat de export daalt evenals de levensstan­daard. In 1982 bedraagt het budgettekort [slechts] Ft. 12,2 mrd maar Hongarije heeft "een enorm gebrek aan westerse kredieten en kapitaal"! Ook in 1981 werden de economische doelstellingen al niet gehaald, maar dat werd vooral geweten aan de politieke spanningen en de slechtere handelsrelaties Oost-West: “onze export kon niet groeien maar we moesten wel meer uit het kapitalistische westen importeren”. Bovendien verwacht men dat de prijs voor de Russische olie steeds meer die van de westerse wereld zal benaderen.
De belangrijkste motor achter dit beleid is echter al een kwart eeuw [!] de partijleider, János Kádár, die eind mei 1982 verscheidene onderscheidingen naar aanleiding van z’n 70e verjaardag krijgt: hij wordt o.a. "Held van de socialistische arbeid" en krijgt de Lenin-orde, en de bescheiden en nog altijd vrij eenvoudig levende Kádár kan, zo meent men algemeen, tevreden terugkijken op verscheidene suksessen; hij zit stabiel in het zadel en zijn land is rustig en relatief welvarend. Er is geen sprake van echte politieke moeilijkhe­den, de boeren hebben het beter dan ooit, de handelsbalans met het Westen vertoont n.b. een overschot, de winkels zijn goedgevuld, en Hongarije wekt zelfs de jaloezie van de buurlanden op! Men vertrouwt hem in Moskou al jaren volledig en in het westen wordt deze politiek ook geprezen! Iets dergelijks is in de Hongaarse historie zelden of nooit het geval geweest…
Zelfs de OESO denkt [december 1981] dat Hongarije z’n exportpositie op de Oost- èn West-Europese markt wel verder zal kunnen versterken! Kádár is en blijft echter in Oost-Europa een uitzondering, b.v. wanneer het gaat om andere landen in deze regio: ten aanzien van de onrust in Polen en de ‘noodtoestand’ vanaf december 1981 neemt Hongarije vooral een voorzichtige houding aan en men vindt vooral dat de Polen zélf een oplossing zullen moeten vinden. Zie hierboven!

top

Net zoals in 1968 t.o.v. Tsjechoslowakije is men in Budapest vooral gematigd, maakt geen propaganda, is praktisch, nuchter en afwachtend, en Kádár zelf verklaarde nog in maart 1981 dat sommigen in Hongarije wellicht in de spanningen in Polen een motief vinden om hun kritiek op de samenleving in Hongarije zelf te uiten maar ‘we zullen geen ongrondwettige aktiviteiten dulden’ en hij voegde hieraan toe ‘erop te vertrouwen dat zijn beleid een open diskussie over de problemen van het land mogelijk maakt’. De Hongaarse vakbondsleider Sándor Gáspár was in 1981 overigens de énige in Oost-Europa die bereid was tot een gedachtenwisseling met Walesa, hoewel hij het niet met hem eens was en is. Over de mogelijkheid dat sovjettroepen in Polen ‘de orde zullen moeten herstellen’ wil men het uiteraard niet hebben maar daaraan wordt wèl serieus gedacht, en de gevolgen van zoiets lijken bij voorbaat toch al zeer ingrijpend: Ook Hongarije zal dan wel moeten meehelpen om de failliete economie, de enorme schulden en de grote voedseltekorten van de Polen op te lossen en de juist zo sterk toegenomen handelsbetrekkingen met de westerse landen zullen er zéker onder lijden!……
De ontwikkelingen in Polen kunnen zelfs de Hongaarse economie grote schade toebrengen en b.v. de hervormingen, zoals de sterk toegenomen invloed van de wereldmarkt, zeer nadelig beïnvloeden. In september 1981 volgde dan zelfs [voor het eerst!] de dreiging vanuit Budapest dat ook Hongarije, samen met andere landen, zou moeten optreden tegen de idealen van de Poolse vakbond ‘Solidariteit’ om die vakbond ‘tot betere, socialistische gedachten’ te brengen…. Ook heeft SZOT-leider Gáspár al enkele malen opgeroepen om het Poolse voorbeeeld niet te volgen, vooral omdat de inspraak van de Hongaarse arbeiders voldoende is. Na ‘de staat van binnenlandse oorlog’ [!] van december 1981 blijkt het allemaal toch mee te vallen, níet voor de Polen, maar wel voor de buren, zoals b.v. Hongaren, Tsjechen en Slowaken… Ook komt de handel met Polen vervolgens in 1982 weer op gang. 
Toch zullen "de komende 10 jaar zullen drastische en fundamentele economische hervormingen moeten worden doorgevoerd omdat men zal worden geconfronteerd met problemen die zonder radikale ingrepen niet kunnen worden opgelost", aldus de zeer bekende progressieve econoom, prof. József Bognár [1917-1996], die samen met Rezső Nyers en Béla Csikós-Nagy het Nieuwe Economische Mechanisme [Új Gazdasági Mechanizmus] plande, voorzitter is van het Hongaarse Instituut voor Wereldeconomie dat hij in 1973 zelf heeft opgezet, in Budapest en lid van de Academie van Wetenschappen, op de jaarvergadering van economen in mei 1982 in de hoofdstad.
Maar ook moet het hele systeem van 'samenwerking' in de Comecon op de helling omdat het volkomen ouderwets is, en men zal zich -zoals Hongarije nu al doet- moeten aanpassen aan en richten op de wereldmarkt! Het is voor de Hongaarse leiders, en met name voor een aantal progressieve economen, al enkele jaren overduidelijk dat er niet meer zozeer een fundamentele tegenstelling bestaat tussen de westerse, kapitalistische wereld en de ‘socialistische’ wereld van Oost Europa, maar veeleer tussen die landen die zich vooral richten op de open wereldmarkt en landen die op een dogmatische, conservatieve manier vasthouden aan hun eigen protektionistische, naar binnen gerichte en ouderwetse werkwijze, die juist nu uitloopt op sabotage van de onderlinge handel, die in augustus 1979 al begon met de Roemeense benzineoorlog, m.n. tegen Hongarije! Onvermijdelijk lijkt het dus om een aantal hervormingen zoals in Hongarije al bestaan overal in Oost-Europa in te voeren.
Toch lijkt het er absoluut níet op dat enkele buurlanden het Hongaarse model voorzichtig zullen gaan volgen, alleen al vanwege oude, historische tegenstellingen: Nog nooit hebben b.v. Tsjechen of Roemenen iets van ‘de Hongaren’, die -al vele tientallen jaren- zonder meer met argwaan of nog veel erger worden bekeken, willen leren…. Ook staan de ‘vrijgevochten’ eigenzinnige Hongaren -dat is in heel Oost-Europa bekend- nu eenmaal veel dichter bij hun westelijke buren, de Oostenrijkers, dan bij één der andere buren: Oostenrijk is een voorbeeld, voor alle andere buren heeft men sinds mensenheugenis geen enkel positief woord over!…….
Ondanks de mooie woorden verwachtte het partijblad Népszabadság begin juli 1981, t.g.v. de topconferentie van de Comecon in Sofia, ook al niet veel van een verbetering van de handelsbetrekkingen tussen oost en west, met name door de toenemende politieke conflicten tussen Moskou en Washington en daarom is het voor de lidstaten der Comecon [de al meer dan 30 jaar bestaande ”Raad voor Wederzijdse Economische Hulp”] ‘meer dan ooit nodig om hun onderlinge economische betrekkingen te verstevigen, al zijn veel punten van het programma der Comecon nog niet gerealiseerd’. Het lijkt echter vooral een zoveelste poging om een failliete en nutteloze organisatie lippendienst te bewijzen want ook het kleine Hongarije kan zich niet onttrekken aan ‘bepaalde verplichtingen’….  Ook de 36e jaarlijkse conferentie van de Comecon-landen in juni 1982 in Budapest levert niets op: van b.v. het afstemmen van de economische plannen van de lidstaten is al geen sprake en de toenemende afhankelijkheid van een aantal Oost-Europese landen van westerse financiële hulp [nu $ 80 miljard schulden!] is uiteraard een taboe…. Toch noemt ook de Hongaarse premier Lázár m.n. de politieke moeilijkheden tussen oost en west die de economische ontwikkeling in de weg zouden staan en het partijblad noemt b.v. Reagan, de uitgesproken anticommunistische president der Verenigde Staten als degene die een beperking van de oost-westhandel èn van de westerse kredietverstrekking wenst! Lázár klaagt echter ook over de onderlinge leveranties vaak te laat zijn en dat contracten niet worden nageleefd……… 
Intussen is Hongarije, vergeleken met de andere landen van het "Oostblok" een paradijs van welvaart en rust met reklame van Coca Cola, Pepsi, Levi's, particuliere taxi- en andere bedrijven, T-shirts met Engelse teksten, Marlboro, Quelle, Philips, en dat is een normaal verschijnsel.
‘Langzamerhand begint Budapest zijn vroegere erenaam “Het Parijs van het oosten” te herwinnen. De Hongaren die 25 jaar geleden uit hun land vluchtten… zijn zonder twijfel sindsdien allemaal meer dan eens in hun land terug-geweest  en hebben het zelf kunnen constateren: materieel gezien is Hongarije met sprongen vooruitgegaan. Wie nu door Budapest wandelt waant zich in een westerse stad, al was het alleen maar doordat niemand er zijn auto nog kwijt kan. De auto is er hét statussymbool en voor veel mensen, na de tv, het liefste dat ze zich wensen. Ze klagen wel dat auto’s zo duur zijn maar hebben het er -net als hier- best voor over om jarenlang af te betalen… In de smallere straten moet je voortdurend op de rijweg lopen omdat de stoepen vol geparkeerde auto’s staan…. Van de stinkende uitlaatgassen trekt geen Hongaar zich iets aan, maar dat zal wel veranderen. Wel is het roken sterk afgenomen. Ook is het openbaar vervoer bespottelijk goedkoop: een  rit met bus of metro kost nog altijd, net als 10 jaar geleden, 1 Forint [7 cent] en de tram kost een dubbeltje….. De winkels hebben nu verschillende artikelen in huis en kunen zelfs tegen elkaar concurreren. De kledingzaken schieten als paddestoelen uit de grond, het aantal winkelstraten is eenvoudig niet meer te belopen. Bovendien komen er steeds meer ‘maszek’ bij, bedrijfjes die door kleine zelfstandigen worden gedreven, die niets meer met de staat te maken hebben. ’s Avonds is het meestal rustig op straat; iedereen kijkt dan tv, alleen op maandag, de tv-loze avond, is het druk; dan is er geen kaartje voor bioskoop, theater of concertgebouw meer te krijgen. De Budapester gaat trouwens toch veel uit en betaalt daar niet veel voor. Een behoorlijke plaats in de opera kost omgerekend niet meer dan een gulden of drie en ook eten wordt  aan de goedkope kant gehouden. Een etentje in een redelijk restaurant mèt zigeunerorkest kost je, compleet met wijn en toetje, met z’n zevenen nog altijd niet meer dan Hfl. 45,- en als je niet een paar dagen tevoren al besproken hebt kom je er niet eens meer bij’. Kortom: ”Budapest wordt steeds westerser”. [naar: Trouw, 7 nov. 1981]. 
N.b.: in de winkels is alles te koop, er is op straat geen politie of militair te zien, men heeft een overvloed aan consumptiegoederen, en bestaat een relatieve welvaart, hier is een dynamische maatschappij...: verbazingwekkend voor het "Oostblok". Het gemiddeld inkomen bedraagt nu Ft. 4.000 [= Hfl. 280,-] per maand, maar in sommige beroepen zijn privé-inkomsten tot Ft. 100.000 per jaar belastingvrij mogelijk. Particuliere bedrijven worden zelfs aangemoedigd, men mag maximaal 25 man personeel hebben. Het bezit van huizen is ook voor 70 % particulier of semi-particulier [met erfrecht]. Geleidelijk trekt de staat zich uit de economie terug, marktmechanismen begonnen al te werken, 'loon naar werk' geldt als principe, steeds meer prijzen worden aan de wereldmarkt gekoppeld en Hongarije is zeer gevoelig voor buitenlandse ontwikkelingen: de export levert 50 % van het nationaal inkomen! Toch wordt het lenen van geld van de internationale instellingen -ondanks het lidmaatschap van het IMF en de Wereldbank- vermoedelijk wel moeilijker. Maar, aldus verklaart een Amerikaans diplomaat: "Hongaren zijn slimme mensen, het zijn evenwichtskunstenaars,... en je ziet het resultaat". [Gooi en Eemlander, 28 sept. 1982].

top

Eenzelfde soort lofzang vind je ook elders: "Budapest is rustig, prachtig, uitpuilend van alles wat een mens het leven aangenaam kan maken; nergens is een rij te zien. Is dit een droomeiland? Men heeft zich losgemaakt van de Sovjet-omknelling, naar buiten doet men braaf mee met de Sovjet-politiek, maar Hongarije is in feite "het Zwitserland van het oosten", aldus de New York Times. “Er bestaat geen Hongaars model, wel een Hongaarse methode. Hoewel het land geen meerpartijenstelsel kent, acht men een pluralisme, medezeggenschap en demokratie wèl aanwezig!"
"De stalinistische terreur heeft plaatsgemaakt voor een ongelooflijk gezapige vorm van repressieve tolerantie", maar er bestaat toch nog geen manier om conflicten op een vreedzame wijze op te lossen en om wezenlijke veranderingen aan te brengen: dat ziet men nu in Polen, destijds in Tsjechoslowakije en in 1956 in Hongarije zelf! De partij heeft toch nog steeds de absolute macht, hoewel de vele belangenorga­nisaties misschien toch uiteindelijk wel in staat zijn tot wezenlijke veranderingen", aldus Elsbeth Etty in "De smalle marges van het Hongaarse liberalisme" [in n.b. "De Waarheid", 14 juni 1982].
Kortom: "The Hungarians have realized that in order to survive and to progress they must be realistic about the situation. As a Hungarian saying has it: "ez van, ezt kell szeretni" [wat je hebt moet je koesteren]! [Heinrich, 180].
Toch is het langzamerhand de vraag of de bevolking het bewind van Kádár nog wel zal blijven koesteren, want de toekomst ziet er met name op economisch terrein niet zo florissant meer uit. Dat blijkt weer eens in augustus 1982 wanneer er opnieuw sprake is van enorme prijsstijgingen "ter verbetering van het economisch evenwicht, tot matiging van het verbruik en ter vermindering van de subsidies"…. Intussen worden brood, meel en rijst 20 % duurder, sinaasappelen en chocolade 25 % duurder, openbaar vervoer is per 1 september 1981 n.b. 100 % [trein] à 120 % [bus] duurder en koffie was al iets eerder 40 % duurder geworden.
De import wordt beperkt door belastingmaatre­gelen, omdat men de handelsba­lans meer in evenwicht wil brengen en de overheid geeft het openbaar vervoer p.j. al Hfl. 1,2 miljard aan subsidies. In het algemeen zegt men nu dat "de inkomens en verbruik sneller zijn gestegen dan in de plannen was aangegeven", en bedrijven moeten ook zuiniger aan doen en zich nog méér richten op de export naar het westen.
Het is dan ook moeilijk te voorspellen, aldus Rudolf Tőkés [in "Problems of Communism", sept./okt. 1984] of en voor hoelang de bevolking de -zoals zij dat ziet- voortdurende erosie van haar levensstandaard zal verdragen, zonder compensatie van het regime te vragen op het terrein van burgerrechten en politieke vrijheden.
De dissidente János Kis zegt in mei 1983 hierover in Beszélő: .... "If it [the government] wishes to carry out the reforms, it must make political concessions, and the public support it gains could be used to break down the resistance of the [party-government] apparat. Or, if it does not wish to take a chance on political concessions, it must rally the apparat to show its strenght toward society”. Vooral de ernst van de economische crisis is dan ook onderwerp van diskussie tussen de regering en de oppositie, die verdere hervormingen wenst.
Ook in Hongarije bestaan n.l. ontevredenen, tegenstanders van "pseudo-kapitalistische" hervormin­gen: vooral oudere direkteuren van industriële staatsbedrijven, aan de kant gezette partijfunktionaris­sen, ouderwetse mannen van de binnenlandse veiligheidsdiensten "met lang verlof", intellektuelen die terzijde zijn geschoven, gedegradeerde ideologen, vele afgestudeerden van sovjet-universiteiten en een aanzienlijk aantal verbitterde gepensioneerde, oude partijleden. Zij lopen nog rond, en zijn niet zonder invloed bij sleutelfiguren in partij en regering. [Tökés, Hungarian Reform Imperatives, 15].
De nu 70-jarige -behendige en vooral ook flexibele- Kádár wenst echter al sinds jaar en dag een middenkoers te varen, zijn beleid voort te zetten en zowel ten koste van de ultra-conserva­tieven als van de radikale hervormers [en hun artikelen in enkele bladen] alle grote stromingen te verzoenen. [Tökés, idem].
Met ingang van het nieuwe schooljaar is intussen de 5-daagse schoolweek ingevoerd, en het godsdienstonderwijs [nu nog voor 3 % der leerlingen!] beperkt tot het 7e of  8e uur op de middag. Voor de bijbel blijkt wèl meer belangstelling te komen; in het voortgezet onderwijs wordt erkend dat de bijbel een 'voortreffelijk meesterwerk der westerse literatuur' is, en dat kennis ervan voor literatuur en kunst onontbeerlijk is. Enige elementaire kennis van de inhoud van de bijbel is echter bij zeer velen in Hongarije minimaal: men is er al vele decennia lang niet meer mee vertrouwd! Slechts 12,3 % der bevolking verklaarde in 1972 regelmatig naar de kerk te gaan. In 1983/84 zijn er in totaal bijna 500 theologische studenten.
Het blijkt in het algemeen ook dat de kerken, waarschijnlijk naar aanleiding van de sterk toegenomen welvaart, de auto en de televisie, en b.v. door de politieke rust in de afgelopen jaren toch veel minder invloed hebben gekregen en Hongarije lijkt wat dit betreft nu veel meer op de geseculariseerde landen van West-Europa. Gevolg is b.v. dat het aantal r.k. priesters in 20 jaar, 1960 tot 1980, met ruim een kwart is afgenomen van 3.800 tot bijna 2.800. Volgens kardinaal Lékai is de situatie -door het ‘humane communisme’- voor de kerk ook veel gemakkelijker geworden en de betrekkelijke grote welvaart leidt volgens hem tot een zekere onverschilligheid t.a.v. religieuze kwesties. Toch heeft de kerk ook veel meer vrijheid gekregen, kerk en staat gaan soepeler dan elders in Oost-Europa met elkaar om  en ze mag in 1981 b.v. voor het eerst een bejaardenhuis openen!
Maar deze hartelijke verhouding tussen kerk en staat leidt ook tot aanhoudende en sterke kritiek van binnenuit.
Er doen zich steeds grotere problemen voor: nu en dan wordt er b.v. een priester betrapt op een pacifistische houding en/of een preek waarin men opkomt voor dienstweigeraars, en dat strookt -zegt men dan- niet met de leer van de kerk, maar ook is dat niet in overeenstemming met de opvattingen van b.v. kardinaal Lékai, die het in deze kwesties eens is met de staat die nu eenmaal een leger en de militaire dienst verplicht heeft gesteld….
In de loop der tijd zijn er op vele plaatsen ook zgn. kerkelijke basisgroepen, vooral van jongeren, gevormd, die -zich op de bijbel beroepend- kritiek hebben op de hiërarchie en de kerk als instituut, en b.v. de al eerder genoemde, nogal gematigde, secr. van de r.k. bisschoppenconferentie, bisschop Cserháti van Pécs acht nog in november 1981 de kans op een scheuring toch wel groot. De pacifistische priesters beroepen zich ook op het Tweede Vatikaanse Concilie van jaren geleden, dat dienstweigering toestond, maar dat in Hongarije nooit veel gevolgen heeft gehad: ze vinden dus dat de katholieke kerk het contact met de actualiteit is kwijtgeraakt en ‘met middeleeuwse methoden mensen veroordeelt die een andere mening, b.v. over geweldloosheid,  zijn toegedaan’…….Lékai heeft al twee priesters geschorst omdat ze opkwamen voor het goed recht van dienstweigereaars en sinds 1981 worden ook door een anoniem comité Dignitas Humana [Menselijke Waardigheid] de gebeurtenissen in kerk en maatschappij kritisch gevolgd en dit comité spreekt b.v. in febr. 1982 met sympathie over de westerse vredesbeweging en haar pleidooi voor minder kernbewapening.
De kritiek op de bisschoppen is zelfs snel toegenomen, en ook de staat kijkt nog altijd zeer argwanend aan tegen dienstweigering, protesten van kerkelijke organisaties, die men immers jarenlang heeft verdacht van een ‘volksvijandige’ antisocialistische houding en in navolging van de DDR komt nu ook in Hongarije een kerkelijke, min of meer pacifistische, beweging voor tweezijdige ontwapening die zich ook tegen aartsbisschop Lékai, die persoonlijk zo goed kan opschieten met [of ‘zich slaafs gedraagt tegenover’] het regime, keert en hem verwijt dat hij niet meer vrijheid, b.v. om kerken te bouwen en godsdienstles te geven, dat volgens de grondwet is toegestaan, eist. Zelfs zou volgens verschillende bronnen ook het Vatikaan, de nieuwe Poolse paus, Johannes Paulus II, de Hongaarse kerk te toeschietelijk vinden: ze kijkt het regime teveel naar de ogen!

Kádár voor het eerst in West-Duitsland, met Helmut Schmidt, juli 1977.

Toch verklaren de bisschoppen in maart 1982 zich nog duidelijk tègen de ‘basisbeweging’ en m.n. tegen haar leider de priester György Bulányi in Budapest. Deze wordt ervan beschuldigd af te wijken van de officiële kerkleer en de leidende rol van de hiërarchie af te wijzen! De vernieuwing van de kerk kan volgens Bulányi dan ook alleen van onderaf komen. Intussen start men zelfs een oficieel onderzoek naar de rechtgelovigheid van de priester, en de bisschoppen zien in hem iemand voor wiens sektarische ideeën ze al in 1976 waarschuwden! Lékai vreest dat hierdoor protestantse opvattingen de katholieke kerk binnen zullen dringen en met de andere bisschoppen is hij van mening dat de leden van de ‘basisgemeenten’ zich bij de gewone parochies moeten aansluiten! Toch lijkt er nog wel enige beweging in deze zaak te zitten, want de voorzichtige en gematigde bisschop József Cserháti van Pécs, secr. van de Hongaarse bisschoppenconferentie, keert zich in juni n.l. tègen de opvatting dat de vrede door bewapening moet worden gehandhaafd en in een interview met het r.k. blad Vigília bekritiseert hij openlijk de waanzin van de bewapeningswedloop van de laatste dertig jaren!…….

top