< Terug

16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989

16.3.3  Hongarije in het tweede halfjaar van 1982.

De genoemde -geheel eigen, Hongaarse- middenkoers van Kádár, ook wel Kádárizmus genoemd, leidde intussen in de loop der jaren tot relatief veel praktische hervormingen ofwel: veel kapitalistische elementen in de nog altijd ‘socialistische’ economie en een betrekkelijk grote vrijheid voor de Hongaren die intussen al gewend zijn geraakt aan hun nieuwe welvaart. Steeds meer wordt de burger consument en kan genieten van de resultaten van de eigen arbeid en van dwang of  iets dergelijks is in dit rustige land weinig of niets te merken! Zelfs de bemoeienis van de staat is veel geringer dan men in het westen vaak meent, en voor het gevoel der Hongaren kan men hier vrij en onbekommerd leven! Van massale onvrede is geen sprake en men weet alleen dat de Oost-Europese buurlanden vol jaloezie naar dit land met z’n volle winkels en met z’n overschot op de handelsbalans met het westen [!] kijken.
Volgens het Poolse dagblad Życie Warszawy kan men Hongarije beschouwen als een oase van voorspoed, ondanks de vele maatschappelijke problemen die er ook zijn!
Steeds weer is er sprake van nieuwe ‘hervormingen’ en dat betekent vrijwel altijd: meer vrijheden voor de mensen, meer eigen verantwoordelijkheid en meer kansen! Het blijkt allemaal nog te werken ook en kritiek op deze gemengde én voortvarende Hongaarse maatschappij bestaat er alleen vanuit enkele -economisch veel zwakkere- buurlanden, die zich echter niet kunnen mengen in Hongaarse zaken!
Men kan uiteraard met goede reden beweren dat bij de invoering van het NEM in 1968 dit alles niet de bedoeling was, maar het blijkt na zovele jaren dat dit mechanisme veel meer als een methode moet worden gezien dan als een strak schema, een doktrine. Deze methode komt mede tot stand door overleg, compromissen, volledige inschakeling van progressieve economen, medezeggenschap, aanpassing aan en aanvoelen van de wensen die er leven en dergelijke, en het is gebleken dat met een man als de Hongaarse partijleider Kádár, heel anders dan vrijwel al z’n collega’s in deze regio, is te praten, dat hij b.v. volkomen wars is van ènige persoonsverheerlijking, dat hij ‘de mensen kent’ en bereid is te luisteren. Dat hij daarbij een overtuigd communist -maar geen dogmaticus- is, is bekend, maar dat betekent o.a. óók dat hij beseft wat er in het Kremlin, het machtscentrum in Moskou leeft en hoe men over het relatief kleine Hongarije denkt…. Dat kan dus geen kwaad!
Het zal echter weldra blijken dat deze Hongaarse leider  toch minder oog heeft voor de veranderingen die zich in b.v. Polen en enkele andere landen van Oost-Europa voordoen en vooral ook voor de internationale solidariteit van ‘dissidenten’ over de grenzen, want ook Hongarije is, met zovele vrijheden en zoveel consumptiegoederen [maar ook met sterk oplopende schulden aan de banken in de kapitalistische wereld!] zéker nog niet gezegend met de algemene burgerlijke vrijheden zoals die in het westen van Europa gelden…. “Polen” heeft blijkbaar toch ook in Hongarije [waar men totaal anders kijkt naar Polen dan naar ‘al die andere Oostbloklanden’] iets losgemaakt….
Aan de economische vrijheid, om n.l. een kapitalist met een eigen bedrijf in het ‘socialistische’ Hongarije te zijn, wordt tenslotte toch níet de politieke vrijheid verbonden. Men kan dan ook niet zien dat de ‘demokratisering’ als vanzelf tot een parlementaire demokratie zal leiden en de situatie in Polen, waar een massale volksbeweging vanaf december 1981 slechts onder de duim kan worden gehouden via de noodtoestand, officieel: ‘de binnenlandse staat van oorlog’, leidt ertoe dat slechts weinigen erop vertrouwen dat het centrale deel van Europa langzaam maar zeker toch wel afstevent op de rust, de vrijheid en welvaart zoals die al decennia in West-Europa zichtbaar zijn!…… De Hongaarse burger is m.a.w. economisch mondig verklaard, maar politiek nog lang niet!
Weldra zal bijvoorbeeld blijken dat men in het zo vrije Hongarije toch ook maatregelen neemt tegen degenen die niet van plan zijn om ‘gewoon’ in het gareel te blijven lopen! Maar ook hier geldt: die maatregelen zijn bij lange na niet zo drastisch als in b.v. Roemenië, in de Sovjet-Unie of in Tsjechoslowakije……..  
Toch gaat men in economisch opzicht in dit land z’n eigen gang: “per 1 maart 1982 is b.v. de eerste privé-taxi op de vrije markt verschenen van iemand die voor 14 uur per week als nevenberoep een taxibedrijf sticht en vier jaar later is 2/3 van de taxi’s in Budapest, in totaal 6.282 stuks, in handen van kleine privé-ondernemers! Het aantal taxichauffeurs met hoofdberoep is dan 2.867 en de privé-chauffeurs verdienen twee tot drie maal zoveel het doorsnee-loon! Maar ze zijn zeer nuttig en het aantal privé-bedrijven is op alle terreinen als paddestoelen uit de grond geschoten! Tienduizenden vakarbeiders, beroepskrachten, technici en wetenschappers profiteren van deze kleine reprivatisering, b.v. computerexperts, bij wie de werknemers, ingenieurs, twee maal zoveel verdienen als bij de overheid. Aldus wordt b.v. hoogwaardige medische apparatuur door de firma Rolitron, van de zeer suksesvolle computerexpert László Rózsahegyi voor het ministerie van gezondheid, voor de staatsziekenhuizen gefabriceerd en in het tweede jaar van produktie boekt men al een drie maal zo hoge jaaromzet à Ft. 25 miljoen.

top

Een geheel ander soort sukses wordt in de openbare toiletten in Budapest geboekt: in de jaren ’80 worden ze door de gemeente Budapest verpacht aan een particuliere firma; voortaan moet iedere gebruiker iets betalen en de baas kan dan gemakkelijk Ft 100.000 pacht aan de stad betalen èn twee mensen erbij in dienst nemen. “Iedereen is tevreden. De staat int een relatief hoog bedrag, de bezitter bereikt aanzienlijke winst, de hulpkrachten verdienen de helft meer dan een metaalarbeider en de klanten zijn ook meer tevreden dan vroeger, wat reinheid en service betreft. Zelfs tv-ploegen uit de hele wereld komen kijken om voor hun kijkers de ingewikkelde wegen naar profijt in een zich socialistisch noemende maatschappij op te sporen”.
Restaurants, door particulieren gepacht, doen het met minder arbeidskrachten en boeken een hogere omzet, dus winst en dat geldt b.v. ook voor de talloze kraampjes en snackbars, vooral aan het Balatonmeer! Bijzonder voor de hele communistische wereld, met name in de uitgeverswereld en vooral in Budapest, zijn de vele privé- boeken en krantenshops en winkeltjes in de onderdoorgangen van de metro. Baanbrekend hiervoor was met name de bekende en suksesvolle schrijver, de al eerder genoemde Antal Végh, die het boek “Waarom is het Hongaarse voetbal ziek?”  schreef. 50.000 exemplaren waren al heel snel uitverkocht en op de zwarte markt kostte het boek 15 maal zoveel als officieel. Végh mocht geen eigen uitgeverij oprichten maar wel is iedereen in dit land vrij om op eigen kosten eigen boeken uit te geven en te verkopen [terwijl de depots van de staat intussen vol staan met enorme voorraden onverkoopbare boeken ter waarde van 3 miljard Forint!]…. Hier was dus sprake van een gat in de wetgeving, maar óók in de markt: Voorbeeld is een literair gezelschap dat door vijf intellektuelen is opgericht en dat vanaf 1985 kook- en kinderboeken met enorm sukses verkoopt en in 1985 een omzet heeft van Ft. 50 miljoen!” [naar: Lendvai, Die eigenwillige Ungarn, 93 – 96].
Dit nieuwe bruisende economische leven leidde al bijna twintig jaar als vanzelf ook tot veel grotere verschillen in loon en sociale status. Maar ook zijn er nog altijd allerlei beperkingen, vele mazen in de wetgeving en halve maatregelen. Het is b.v. niet altijd duidelijk wat in privébezit mag komen en wat niet en waaar precies de grens ligt tussen privé- en maatschappelijk eigendom. Ook is het, met alle vrijheid voor de burger om z’n economische inititiatief bot te vieren, om b.v. privé een winkel, een kinderdagverblijf, een gymnastiekcursus, een reformzaak, een talenschool, een reklamebureau, een uitleenbedrijf voor grammofoonplaten op te zetten, toch moeilijk om aan kapitaal te komen want van de overheid kun je bijna niets lenen en particuliere kredietinstellingen bestaan niet, althans niet legaal. Kapitaal is er echter wel op de zwarte markt te krijgen, maar dan tegen een woekerrente van 30 à 40 %. Het huren van een winkel of kantoorruimte is onmogelijk of onbetaalbaar en het huren van een postbus gaat lastig. Ook is het onmogelijk om een verzekering af te sluiten ter dekking van het bedrijfsrisiko en het duurt jaren voordat je voor een bedrijf een stempel kunt laten maken. En zonder stempel valt er in de Oost-Europese samenleving weinig te bereiken. [Anna Sándor, NRC/Hbl., 6 okt. 1982]. 
Toch is het vanaf 1982 voor ‘arbeidersbrigades’ in grote bedrijven mogelijk de produktiecapaciteit [machines, etc.] buiten de normale werktijden te huren en deels voor eigen rekening te produceren. Dezelfde arbeiders die van 7 tot 3 uur werknemers van de staat zijn, produceren ‘s avonds voor eigen rekening en organiseren dan zelf hun werk: de ervaring leert dat ze ‘s avonds 30 à 40 % produktiever zijn dan overdag. Deze mogelijkheid heeft er ook toe geleid dat de grote bedrijven, die vroeger moeite hadden bij het vinden van arbeiders voor hun brigades, nu plotseling worden bedolven onder de werkzoekenden…. De officiële cijfers spreken echter nooit van een ‘tweede economie’ en naar buiten toe geldt ook Hongarije als ‘een socialistisch land’. ‘Het lijkt er dus op dat de overheid nog steeds aarzelt om de grote stap definitief te wagen’, maar de Hongaren karakteriseren de huidige economische situatie met de grap: “Wat is socialisme? De hobbelige weg naar het kapitalisme”. [naar Anna Sándor, idem]. 
Het beleid wordt dus gewoon voortgezet, ondanks enkele wijzigingen in de regering: Op 25 juni 1982 wordt b.v. György Aczél als vice-premier vervangen door de veel minder prominente István Sarlós; Aczél en Várkonyi worden secretaris van het Centrale Comité der partij en de gematigde en progressieve Imre Pozsgay wordt secretaris van het HNF [Vaderlandse Volks­front]. Hij wordt als minister van cultuur en opvoeding opgevolgd door de intellekteel dr. Béla Köpeczi, historicus en literatuurhistoricus.
Prof. dr. Béla Köpeczi [Nagyenyed, tgw. Aiud, Roem., 16 sept. 1921 – Budapest, 17 jan. 2010] is vice-secr. generaal van de Hongaarse Academie van Wetenschappen, bekleedde de leerstoel Franse taal en letterkunde aan de Universiteit van Budapest, en publiceerde o.a. in 1966 een uitgebreide studie over de betrekkingen tussen vorst Ferenc Rákóczi II en de Franse koning Lodewijk XIV, en ook boeken over Ferenc Rákóczi II zelf, in 1974 en 1982, en talloze artikelen m.n. over de Franse geschiedenis, literatuur, ideeën en cultuur. In 1972 werd hij lid van de Hongaarse Academie. 
Van belang is ook het bezoek van de Franse president, François Mitterrand, aan Hongarije van 7 tot 9 juli 1982. Hij bezoekt hiermee voor het eerst een land in Oost-Europa en hij de eerste Franse president die Hongarije bezoekt! Hij prijst dit land om haar openheid en mensenrechten, enz. Kádár wenst o.a. "meer dan ooit contacten, onderhande­lingen en ontmoetingen [met de westerse landen!] te hebben", en ook de Franse president hecht aan een echte dialoog, waartoe in Hongarije de bereidheid bestaat. "Hongarije is het land dat als geen ander openstaat voor het westen, waar de mensenrechten het beste schijnen te worden nageleefd en het dagelijkse leven het minst moeilijk is", aldus verklaarde men in Parijs.
Ook wordt op 13/14 juli 1982 door premier Lázár een bezoek gebracht aan zijn collega in Boekarest, en het resultaat is dat op papier "beide regeringen verder de goede verhoudingen zullen uitbouwen, de goede betrekkingen op alle niveaus zullen verbeteren, de politieke dialoog van partijen, parlementen, regeringen en politieke en maatschappelijke organisaties van beide landen zullen intensiveren, en meer economi­sche en culturele betrekkingen op het gebied van onderwijs, massamedia, kunst, vriend­schap van beide volken, zullen vestigen”. Dat zijn echter de gebruikelijke frases of leugens, want in feite blijft alles hetzelfde en bijvoorbeeld in de situatie van de bijna 2 miljoen Hongaren in Roemenië treedt geen enkele verbetering op. De betrekkingen blijven dus zeer slecht en op vrijwel geen enkel terrein bestaat tussen beide buurlanden enige overeenstemming! Ook de contacten op persoonlijk en commercieel vlak zijn, door het onderlinge wantrouwen, minimaal te noemen.

Cyrus Vance in Budapest na de overhandiging van de kroonjuwelen aan de Hongaarse parl. voorz. jan. 1978.

top

In juli 1982 vraagt Hongarije westerse centrale banken om een krediet à $ 300 mln. als aanvulling van de uitgeputte deviezenvoorraad. Vrijwel tegelijk wordt de Forint gedevalueerd met 6 à 7 %. Enkele weken hierna krijgt Hongarije inderdaad op strenge voorwaarden een krediet van $ 260 mln. van de Bank voor Internationale Betalingen [BIB] voor drie jaar, als eerste Oost-Europees land na afkondiging van de staat van beleg in Polen [dec. 1981]. Intussen is de buitenlandse schuld opgelopen tot $ 7,8 miljard en het lijkt er zelfs op dat het vertrouwen van buitenlandse [westerse] banken in Hongarije sterk vermindert…. Een kortlopend krediet moet nu de kredietwaardigheid van het land verhogen en dat kan gemakkelijker nu Hongarije lid is geworden van het IMF. Intussen stijgen de prijzen in de zomer weer aanzienlijk, de eerste levensbehoeften [brood, meel, rijst] en de tarieven van het openbaar vervoer gaan per 1 september drastisch omhoog: die van trein, tram en bus verdubbelen zelfs! Maar ook sinaasappels, koffie, chocola worden 25 tot 40 % duurder. Maar ja; de overheid wil de enorme subsidies verminderen en b.v. het spotgoedkope openbaar vervoer kost jaarlijks fl. 1,2 miljard aan subsidies. Ook wil men meer evenwicht tussen aanbod en koopkracht handhaven en het verbruik ‘binnen grenzen’ houden… Dat de prijzen van de genoemde  importgoederen  stijgen spreekt ook vanzelf want de handelsbalans van het land is lang niet in evenwicht. Er is groot gebrek aan harde valuta. De levensstandaard -en daarmee de sociale rust- wil men uiteraard handhaven en men roept daarom het bedrijfsleven op om zuiniger aan te doen, de produktiviteit uit te breiden en meer handel met het [westerse] buitenland te drijven. Bepaalde grondstoffen zullen niet eens meer worden geïmporteerd en van een aantal importprodukten worden de invoerrechten verhoogd, want, zo wordt meegedeeld, de buitenlandse kredietverlening wordt minder en de westerse landen hebben protektionistische en diskriminerende maatregelen genomen die de Hongaarse export hebben bemoeilijkt. Men denkt in Budapest zelfs dat de financiële problemen van Polen en Roemenië zorgen voor minder de gemakkelijke kredietverlening aan Hongarije. De schuld van dit land aan westerse krediteurs bedroeg eind 1981 $ 7,8 miljard [fl. 21 mrd] en [volgens Anna Sándor, NRC/Hbl., 3 sept. 1982] ruim een half jaar later $ 8,5 mrd. Het is hiermee duidelijk dat de afhankelijkheid van Hongarije, maar ook van een aantal andere Oost-Europese landen, Polen, Roemenië, maar ook de DDR, van westerse kredietverlening steeds groter wordt………. 
Minstens even belangrijk zijn de vele sociale problemen, want die worden niet meer ontkend! Er is b.v. het enorme probleem van het alkoholisme: Men drinkt nu zelfs 20 % meer dan één jaar geleden, en in 20 jaar is het verbruik verdubbeld tot gemiddeld 10 % van alle uitgaven van de bevolking! Pas in 1977 zijn de eerste beperkende maatregelen getroffen. Verkooptijden en –punten en de reklame worden beperkt, prijzen verhoogd, er komt een beter aanbod van alkoholvrije dranken, meer verkeers­controles zullen plaatsvinden, anti-alkoholclubs starten, en er komt betere zorg voor verslaaf­den. Toch is de zeer grote rol van alkohol bij criminaliteit, zelfmoord en ongevallen nauwelijks verminderd! Men schat het aantal alkoholici op intussen 500.000 en de helft van het aantal echtscheidingen en 1/3 van de misdrijven heeft regelrecht te maken met alkoholmisbruik. Ziekenhuizen moeten steeds meer verslaafden opnemen, en het alkoholisme kost de staat meer dan dat het aan accijnzen oplevert, aldus het blad "Magyar Hírlap"! Per jaar wordt n.b. 45 miljard Forint aan alkohol besteed, en drinkt men gemiddeld 12 liter pure alkohol per persoon. In 1961 dronk men per hoofd gem. 13,2 liter wijn, 17,2 liter bier en 3,7 liter sterke drank, in 1984 resp. 30, 87 en 9 liter per hoofd gemiddeld. Een negende deel van het inkomen wordt aan alkohol besteed, en bij 42 % der veroordeelden wegens misdaden, etc. was alkohol in het spel. [Heinrich, 134/135].
Een andere zeer algemeen voorkomende kwaal is de neurose. In 1961 lijdt 30 % der bevolking boven de 16 jaar eraan, in 1971: 42 %. Vooral in de steden is het aantal neurotici hoog. Zelfmoord is ook een enorm probleem, is zelfs een soort nationale cultus geworden! In 1984 worden officieel 4.767 gevallen geregistreerd, maar dit getal ligt waarschijnlijk hoger. [Heinrich, 136]. Won­ingnood, echtscheiding, abortus, armoede [van ± 30 % der bevolking] vormen evenzeer problemen. Het bestaan van werkloos­heid wordt nu [pas] officieel toegegeven! Het officiële minimuminkomen [de armoedegrens] bedraagt Ft. 2.500 p.mnd. In 1984 verdient 5 % der bevolking 10 maal het gemiddelde inkomen à Ft. 4.800 [ruim fl. 300,-] en volgens westerse schattingen leeft 28 % der bevolking beneden het officiële minimum…….. Daarnaast of daartegenover staan de rijken, en dat zijn vooral  artsen, advokaten, ingenieurs, literati, partijbonzen, burokraten, particuliere handelaren, boeren op coöperatieve bedrijven en zakenlui. Als 'armen' gelden vooral alleenstaande moeders met kinderen, gepensioneerden, ongeschoolde vrouwelijke arbeiders. Toch is het 'socialistische' Hongarije een land van veel 'zwarte' arbeid, een enorm grijs circuit [de tweede economie], inkomsten uit illegale arbeid....."Real incomes are often many times higher than the level of official incomes, especially if the skills offered are in high demand, as with doctors and car mechanics".
Volgens de officiële cijfers van 1982 verdient 23 % Ft. 2 tot 4.000 [tot fl. 280,-] p. maand, 23,5 % verdient Ft. 4 tot 5.000 p. maand, 17 % verdient Ft. 5 tot 6.000 p. maand, 10 % verdient Ft. 6 tot 7.000 [bijna fl. 500,-] p. maand, en 12 % verdient meer dan Ft. 7.000. De ongelijkheid is dus groot en duidelijk zichtbaar: "wealth is openly displayed in contemporary Hungary and it exists side by side with distressing poverty": ondanks de fraaie leuzen, de principes en de propaganda van de partij! Tegenwoordig kan er wel openlijk worden gezegd, dat "onze politiek van gelijkheid een utopie is", en dat de heersende partij iets heel anders verkondigt dan ze in werkelijkheid doet! Ondanks 35 jaar "socialisme" zijn er bovendien nog steeds grote verschillen tussen het loon van mannen en vrouwen, terwijl in hogere funkties vrijwel alleen mannen werken. [Heinrich, 112 - 116]. Het meest belangrijk is echter dat de overheid in dit land, als énige in de hele communistische wereld, reële cijfers produceert en publiceert, zelfs al laten die cijfers duidelijk zien dat er aan het realiseren van de oude linkse idealen nog bijzonder veel is te doen!

top

Voorbeeld van een groot probleem is ook dat van de ± 360.000 Zigeuners: de helft van hun kinderen maakt de school niet af, men ziet vaak het belang van onderwijs totaal niet! 40 % is analfabeet, vaak zijn ze zeer laag ontwikkeld, weinig betaalde banen, criminaliteit is relatief groot, los werk, de helft leeft aan de rand van de maatschappij, 30 tot 40.000 van hen leven zelfs nomadisch, zwervend, hebben geen werk. De helft spreekt "Roma" [maar kan het niet lezen of schrijven], er zijn geen boeken in deze taal verkrijgbaar. De vooroor­delen van anderen zijn nog algemeen! Velen wensen zich niet aan te passen, leven in hun eigen wereld, in min of meer aparte wijken.
Toch is b.v. Ferenc Havasi, secr. van het CC der partij nogal optimistisch. Hij wijst er in september 1982 in een lezing [verschenen in New Hungarian Quarterly, no. 89, lente 1983] op dat zelfs ook in deze moeilijke jaren de produktie, de inkomens, de consumptie, het aantal auto's en TV-toestellen, de banktegoeden, het aantal huizen, scholen, ziekenhuis­bedden en buitenlandse vakanties zijn toegenomen! [Tökés, Rudolf, "Hungarian Reform Imperatives"], maar kritici wijzen erop dat deze groei steeds slechts voor een deel der bevolking geldt en dat de 2,2 miljoen ouderen, mensen met 2 of meer kinderen en veel ongeschool­de arbeiders moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Verschillende sociologen leggen bovendien nadruk op het zeer ongezonde leefklimaat en dito consumptiepatroon, en op de armoede van de vele één-ouder gezinnen [van gescheiden vrouwen]! De verschillen tussen de inkomsten van een aantal rijken en van een massa armen zijn groot en nemen toe! [idem].
Men constateert ook vrij algemeen een economische stagnatie of malaise en zoekt de oorzaak hiervan in o.a. "reckless administrative interventions by powerful yet essentially unaccountable bureaucrats into ongoing reform processes". M.a.w.: al te veel [goed betaalde] managers en lokale autoriteiten saboteren hervormingen en houden de subsidies aan inefficiënte bedrijven en industrieën in stand. Er is dan ook wel sprake van toenemende vervreem­ding en officiële passiviteit t.o.v. corruptie, alkoholisme en andere vormen van afwijkend gedrag……
"We moeten ons bezig houden met de euforie en de zelfvoldaanheid van het "welvaartssocialisme", van de dagdromen dat we door de staat wel worden beschermd en de onvermijdelijke teleurstellingen die met deze houding gepaard gaan", aldus een deelnemer aan het symposium van het blad "Heti Világgazdaság" in november 1982. Met name de socioloog Elemér Hankiss laat hier merken totaal niet te geloven in een samengaan van marketing en rationele economie met prioriteiten en overlevingsinstinkten van de politieke managers. "Hoewel er veel mensen zijn die hervormingen steunen... zijn er velen wier belangen, gevoel voor veiligheid, reflexen en vaste overtuiging verplichten tot de gevestigde of traditionele praktijken. Dat is heel normaal, omdat een maatschappij die niet gewend is aan een zelfregulerende economie …..... de gewoonte van onafhankelijkheid en zelfvertrouwen heeft verloren.
Een centrale plannenmaker, een bestuurder, een controleur die wordt geconfronteerd met de noodzaak om snel en beslissend te handelen om een dreigende crisis te vermijden, gelooft -nogal begrijpelijk- dat zonder hem het land, het economische leven en de maatschappelijke orde onvermijdelijk vervallen tot anarchie", volgens de kritische niet-dissidente socioloog Elemér Hankiss in HVG, 27 nov. 1982. [Tökés, R., Problems of Communism, sept./okt. 1984].
Hankiss somt vervolgens in een lange lijst de "vijanden van voortdurende economische [en politieke] hervormingen" op: sommige ambtenaren bij staats- en lokaal bestuur, massaorganisaties, de hele grootschalige industrie, sommige managers van industriële ondernemingen, veel hogere ambtenaren en intellektuelen, en ook een belangrijk deel van zwaar overbemande economische en publieke administra­tie. Onbegrijpelijk is dan toch dat n.b. de staatssecretaris van het Nationale Planbureau, János Hoós, gelooft -en de lezers verzekert- dat het centrale plan belangrijker zal blijven dan de markt! [idem]………
De bekende en gezaghebbende econoom prof. dr. Tamás Bauer [Budapest, 1946], die doceert aan de Karl Marx-Economische Universiteit in Budapest en aan het Instituut voor Economie van de Academie van Wetenschappen, stelt daarentegen  in november 1982 in een artikel in "Mozgó Világ" [Wereld in Beweging] voor om ‘de hele pseudo-wetenschappelijke stalinistische theorie -waarop conservatieve vijanden van de Hongaarse hervormingen zich altijd weer baseren- maar overboord te gooien’. Voor Bauer is allang duidelijk dat het communistische systeem een nog veel grotere nachtmerrie heeft opgeleverd dan het kapitalisme ooit.... ‘De planeconomie kan niet eens voorzien in de behoeften van de producenten’, aldus de prominente econoom, die zelfs de draad van politieke demokratisering [weer] wil oppakken. Hij meent n.l. dat er sprake is van een algemene crisis in de centrale planeconomieën van Oost-Europa. [Tökés, R., Hungarian Reform Imperati­ves], en denkt dat het "hervormingsgezinde" Hongarije er wat betreft economische groei niet beter voorstaat dan de rest van Oost-Europa, die nooit hervormingsprogramma's doorvoerde. Technokraten en oude en nieuwe 'captains of industry' saboteren volgens Bauer systematisch een doeltreffende toepassing van de hervormingspolitiek.

top

Ook de zeer bekende econoom János Kornai [Budapest, 1928, tot 1945: Kornhauser], die al vele jaren geldt als een scherp kriticus van de communistische planeconomie, waarover hij al in 1957 een boek schreef met de veelzeggende titel “A gazdasági túlzott központosítása” [De overdreven centralisatie van de economie], vindt dat de hervormingen van 1979 tot '82 slechts 'op goed geluk', en halfslachtig, zijn ingevoerd, en hij verwacht hiervan niet veel meer. De bevoogding en inefficiency zijn volgens hem nog veel te groot [en die moeten dus verdwijnen!]. Ze herinneren hem aan de commando-economie, en aan alles waardoor de communistische economie nu eenmaal gebukt gaat! In 1980 publiceerde hij het boek ‘A Hiány’ [Het Gebrek, vertaald als: Economy of Shortage] dat zelfs als z’n beste boek wordt gezien en waarin hij de typische communistische economie analiseert: die tekorten liggen niet aan foute plannen of aan verkeerd bepaalde prijzen maar zijn inherent aan die bureaukratische opvattingen! ‘Wat Kornai niet eens opmerkt is het feit dat de topmanagers en partij- en vakbondsfunktionarissen van de grootste en minst winstgevende ondernemingen in grote lijnen ook leden van het Centrale Comité van de partij, parlementsleden en lokale bestuurders, enz. zijn! Meer dan de helft van de hoogste en middenka­ders in economisch en technisch opzicht hebben niet eens de juist opleiding en training ervoor’, aldus prof. Rudolf Tökés [Hungarian Reform Imperatives, sept./okt. 1984]. Met instemming van de partij hebben zij een politiek-economische oligarchie geschapen, waarvan de 'ijzeren wet' het overleven tot alle prijs is. De 275 grootste firma's hebben 78,3 % van de Hongaarse produktie in handen, terwijl ze volgens prof. János Kornai n.b. de minste winst opleveren. [idem, blz. 13].
In 1982 begint men overigens met de geleidelijke ontmanteling van de mammoetbedrijven die werden opgezet in de korte periode dat het NEM op haar retour was [1972/78]: 26 grote industriële bedrijven en conglomeraten worden opgesplitst in 167 ondernemingen en hun winsten stijgen prompt. [idem, 17]. Sommmige bedrijfsleiders [direkteuren] worden voortaan voor 5 jaar gekozen.
Ook de kritische socioloog en oud-premier András Hegedűs [in 1973 uit de partij gegooid] constateert zelfs dat de managers van de grote industriële staatsondernemingen -een buitengewoon invloedrijke politieke belangengroep- al sinds [de dooi van] 1953 alle soort hervormingen heeft tegengewerkt. [Tökés, idem, blz. 13].
Het blijkt dus dat er van de hele "socialistische planeconomie" niet veel deugt, en dat de meest vooraanstaande en gezaghebbende Hongaarse economen dat openlijk toegeven. Men kan en wil op deze manier niet verder en de totale financieel-economische politiek zal moeten worden herzien. Steeds meer zal duidelijk worden dat men in feite de westerse weg van particuliere ondernemingen en een vrije markt moet kiezen!
Ondanks de malaise in Hongarije zelf is dit land echter "voor de volken van het Oostblok het paradijs van hun dromen, maar 'für die Partei, die auf ihre Alleinherrschaft nicht verzichten will, wirdt die im ganzen Block bewunderte Reform zu riskanten Seiltanz zwischen Markt und Marx". In Hongarije is echter alles verkrijgbaar, ook aan dure westerse kwaliteits­goederen, en dat nog wel voor de Forint, de munt van het land!
Maar…. voor heel wat dogmatische communisten is "dieser Glitzerwelt an der Donau" al een nachtmerrie geworden; hier raak je pas ervan overtuigd dat een staatseconomisch systeem niet deugt, hier is een experiment bezig: het rode kapitalisme; hier mag gewoon wat elders in het Oostblok absoluut nergens mag, hier is men in een privé-economie volop bezig, met steun van de staat. De partijpers moedigt hier zelfs mensen aan tot privé-initiatief, meer prestatie, bewegelijkheid in het beroep, en de moed tot het nemen van een risiko"....."onder de ogen van het Sovjet-leger heeft Hongarije z'n economie goeddeels geliberaliseerd en z'n burgers een in het Oostblok onvergelijkbare levensstandaard verzekerd". 
Uitgerekend dit Hongarije, geen industriestaat, maar "jener Abseits-Anrainer östlich von Österreich, mit dem ordentliche Mitteleuropäer nicht viel mehr verbinden als Pußta und Salami, Borstentiere und Zigeunerbarone und ein wenig vom verblichenen Glanz der k.u.k.-Monarchie... eigentlich ein Quantité négligeable auf der welthistorische Bühne", waagde het z'n economie te bevrijden van de starre planeconomie naar voorbeeld van Moskou.
Je hoort die dogmatische, orthodoxe kritici steeds minder, want alom is men intussen jaloers op die Hongaren. Hun land is een zonnig eiland in een donkere zee geworden! Ze exporteren n.b. de helft van hun agrarische produktie, deels zelfs naar het westen. Uitgerekend in dít land, waar de brutaliteit van het Sovjet-systeem 't meest duidelijk zichtbaar werd, krijgen elementen van kapitalisme met de zegen van de partij de sterkste wortels van het hele oostblok! Destijds lachten ze in het Kremlin om het "goulash-communisme", nu [1981] stelt zelfs Brezjnev de Hongaarse landbouw als lichtend voorbeeld voor! Zelfs in Joegoslavië, dat zich altijd veel beter voelde dan de landen van het Oostblok, wekt Hongarije afgunst; híer is n.b. alles vrij te krijgen! Híer is geen sprake van rijen wachtenden, wèl alom van eigen huizen. Zelfs tegenslagen weet men op te vangen, o. a. met enorme prijsverhogingen.
En de realistische en nuchtere econoom Rezső Nyers zegt eenvoudig: "Als we op de wereldmarkt willen bestaan, moeten we maar wennen aan een gure lucht". Voordeel is dat men altijd de hervormingen als praktisch en economisch noodzakelijk heeft voorgesteld en nooit als politiek-maatschappe­lijke verandering! Sinds 1968 steeg het inkomen met 6,2 % per jaar, de export steeg in 5 jaar met 62 %. In de [nog altijd zeer belangrijke] landbouw bepalen vakmensen en wetenschappers het beleid, en laten een zekere mate van vrije keuze. Hongarije kan nu voor DM 4,6 mrd agrarische produkten exporteren! Zelfs 'Hollandse' tulpenbollen worden in Hongarije gekweekt!....

Voor het eerst na 33 jaar kunnen de Hongaren in 1978 hun ''Heilige Kroon'' weer zien!

top

Hongaren zijn al enige tijd de eersten in Oost-Europa die de [gaten in de] wereldmarkt ontdekken, zich aanpassen aan kwaliteitseisen, service, technologie, enz. In 5 jaar groeide de export naar het westen dan ook met 20 %. Allerlei grote Duitse concerns hebben tgw. Hongaarse partners: Bosch-Siemens, AEG, Triumph-Adler, Bayer, Hoechst, BASF, enz. Men kan nu ook een bedrijf [met < 100 medewerkers] voor meerdere jaren van de staat pachten. Er zijn nu al meer dan 115.000 dergelijke [vrijwel zelfstandige] kleine bedrijven. Toch verkeren veel grote indus­triële staatsbedrijven, zoals Mávag en Ikarus, in moeilijkheden, want o.a. "volgens streng economisch standpunt zouden 300.000 tot 400.000 in de industrie werkloos worden", aldus Nyers. Vele bedrijven zijn volkomen verouderd in alle opzichten, werken hopeloos inefficiënt, en zijn onrendabel.
De rol van de 70-jarige pragmatische Kádár persoonlijk is ook van veel belang. Hij heeft weliswaar veel gezag, maar kent de martelkamers, de methoden der geheime politie en verraad uit eigen ervaring. Hij is bovendien een verwoed schaker en zegt over deze hobby o.a.: "Wat men bij het schaken eerst moet leren is z'n overwinningen niet te enthousiast te vieren, nederlagen te verwerken en remise als het voor 't moment meest gunstige resultaat te zien: ook de ander kan en moet een keer winnen". Aldus "Der Spiegel", no. 52, december 1982 over het kapitalistische experiment in het communistische Hongarije.
Toch blijkt nu, bij een nadere beschouwing, dat het zgn. "gulyás-communisme" op een dood punt belandt en geen werkelijke groei meer kent, en dat men een moeilijke keuze zal moeten maken. Een vrije markteconomie, met allerlei vormen van concurrentie, die niet meer door de staat wordt beheerst, kan op den duur niet samengaan met een [politiek] machtsmonopolie van één enkele partij die alleen in theorie nog "het volk" vertegenwoor­digt! Het "Hongaarse model" [de tijd van Kádár] heeft n.b. slechts verburgerlijking gebracht, en voor de overgrote meerderheid gelden primair slechts de -inderdaad, sterk verbeterde- mogelijkheden tot consumptie.
Je kunt ook zeggen dat, wat de communisten altijd een gruwel was, de petit bourgeois,nu in Hongarijeoveral werkelijkheid is geworden!
Toch is een klein groepje intellektuelen, en dan nog met name in Budapest, bezig met politieke vraagstukken, al is 'het volk' dan ook niet geïnteresseerd. Het bijzondere van Hongarije is hierbij wel dat sommige groepen, zoals het Steunfonds voor de Armen, SZETA, en de r.k. kerkelijke basisgroepen, niet ‘illegaal’ of als ‘dissident’ bekend staan en dat er, zoals bekend, al vele jaren een groot schemergebied bestaat tussen wat is toegestaan en wat formeel is verboden, maar ‘je weet het maar nooit’ en dat zal nog blijken, want ook op dit terrein bestaat veel onduidelijkheid en het blijkt dat de overheid, de politie, nu weer meer aktief wordt bij het opsporen van ongewenste lektuur etc.
In augustus 1982 wordt b.v. de 30-jarige dissident Gábor Demszky gearresteerd en manuskripten van de Poolse vakbond "Solidarnosc" en met manuskript van een boek van György Konrád, "De verlie­zer", worden in beslag genomen. Een onafhankelijke uitgever wordt tot 20 dagen of fl. 300 boete veroordeeld.
Op 31 augustus 1982 vindt een demonstratie van ± 100 personen plaats in Budapest, uit solidariteit met Polen: men herdenkt de 2e verjaardag van de "Akkoorden van Gdańsk", waarbij de vakbond "Solidarność" is erkend, maar die intussen zijn geannuleerd door de 'noodtoestand'. Bij het bekende monument van de Poolse generaal Józef Bem, die voor Hongarije streed in 1849, worden bloemen en kransen gelegd en in toespraken wordt de Pools-Hongaarse vriendschap en gemeenschappelijke strijd in 1848/49 en in 1956 [!] gememoreerd, en de regering wordt opgeroepen om "Solidarnosc" te helpen, in Polen een amnestie en het herstel van het demokratische proces te bevorderen, en als vredestichter op te treden! De toespraken van organisatoren zoals o.a. Miklós Haraszti en László Rajk [*1949] worden door de politie verhinderd en ze worden opgepakt. Haraszti ook n.a.v. publikaties in het illegale blad "Beszélö", maar na vier uren ondervraging worden de opgepakte dissidenten weer vrijgelaten.
De organisatoren wilden in hun verklaring duidelijk maken dat het beknotten van de vrijheden in Polen de hoop op demokratische veranderingen in Oost-Europa langs de weg van wederzijdse erkenning en dialoog heeft vernietigd! "Het zou een illusie zijn te geloven dat Hongarije vorderingen kan maken naar demokratisering, als in Polen pogingen daartoe drastisch worden onderdrukt', aldus de prominente Hongaarse dissidenten, zoals Haraszti, Rajk, Demszky en anderen. Als een soort antwoord verklaart de minister v.binnenl.z. Horváth in oktober 1982 in het parlement dan ook: "We moeten op de hoede zijn voor mensen die samen met de imperialisten onrust stoken en de niet-bewust-politieke mensen ophitsen". Maar intussen schieten allerlei "onafhankelijke" groepen uit de grond, zoals de "Vredesgroep voor Dialoog" van de 25-jarige Ferenc Köszeg. De groep wil legaal handelen en weigert zich als "dissident" te [laten] beschouwen! Ook wordt in november 1982 de "Műegyetem Rakpart Klubja" [Kade-club van de Technische Hogeschool] opgericht, bij de viering van het 10-jarig bestaan van het nachtontspanningslokaal "Maxim", en deze club groeit ook uit tot een min of meer dubieuze vereniging waar men o.a. experimenteert hoever men eigenlijk kan gaan, maar diezelfde houding treft men ook op allerlei andere terreinen wel aan.
Op 16 september 1982 wordt b.v. de film "Megáll az Idő" [En de tijd stond stil] van Péter Gothár [1947] en de reeds 'bejubelde' cameraman Lajos Koltai voor het eerst vertoond, en deze film wordt nog in 1982 onderschei­den in Venetië, Cannes en New York. De oorzaak ligt in het feit dat je bij het zien van deze film je erover verbaast wat er in het huidige Hongarije allemaal kan! Elders in Oost-Europa zou zo’n film absoluut worden verboden, maar in Hongarije niet! De film geeft n.l. absoluut geen optimistisch beeld van de Hongaarse samenleving, zoals men dat van films uit communistische landen gewend is.
Er wordt hier namelijk een objektief politiek beeld geschapen over het jongste verleden; o.a. de Opstand en de jaren '60. De Opstand van 1956 heeft geleid tot desillusies, wanhoop, defaitisme, agressie, verbittering en diepe kloven tussen mensen. Pas ongeveer 1963 laat de moderne jeugd zich echter m.n. door de Amerikaanse cultuur [b.v. Rock 'n Roll, Elvis, Coca Cola, muziek], seks en drank, verleiden!……. De 'authentieke, briljante' film laat een deprimerende indruk achter, een sfeer van benauwenis en dreiging, grauwheid en bedomptheid, ongezelligheid, mist en nevel, verval. Toch maakt de film duidelijk dat de wonden van de Opstand van 26 jaar geleden 'kunnen worden gelikt': er is sprake van dooi en verzoening. De film geeft daarmee ook een tijdsbeeld van een Hongarije dat volwassen wordt en z'n evenwicht hervindt. "Vluchten hoeft niet meer". [de Volkskrant en Trouw 17.2.1983, NRC/Hbl. 18.2.83].

top

Bijzonder is eveneens de aandacht die de op 18 oktober 1982 in Montreal, Canada, overleden beroemde -van geboorte Hongaarse- bioloog een psychomedicus, de 75-jarige prof. dr. János Sellye, grondlegger van de theorie over [en het begrip] "stress", in zijn ‘eigen’ land krijgt. In 1907 was hij in Wenen geboren, groeide op bij Komárom, en in 1945 heeft hij zich in Canada gevestigd. Hij voerde het begrip "stress" in, en werd wereld­beroemd, althans in de moderne westerse wereld, want in Oost-Europa, in landen zoals Oost-Duitsland, Roemenië, de Sovjet-Unie zelf en Tsjechoslowakije, bestaat stress ‘natuurlijk’ niet: hier leeft iedereen voor z’n plezier, voor de Arbeid voor de gemeenschap, en de staat zorgt wel dat iedereen zich hier onbekommerd kan leven…. Die schone schijn heeft men echter in Hongarije als énige land van het ‘Oostblok’, met kennelijke goedkeuring van de [communistische] overheid en partij allang van zich afgeworpen…….
Die schone schijn is ook altijd hooggehouden door Leonid Breznjev, de partijleider van de Sovjet-Unie, die na een heerschappij van 18 jaar over het grootste land ter wereld, in november 1982 overlijdt. Men kan slechts constateren dat onder zijn conservatieve bewind de Sovjet-Unie een tijd heeft meegemaakt van vooral stilstand en ‘stabiliteit’. Dat geldt echter niet voor Hongarije, dat juist de afgelopen twintig jaar onder Breznjevs collega Kádár een tijd van dynamiek en vooruitgang op velerlei gebied meemaakte. De tegenstelling tussen de vrij dogmatische en behoudende sovjetleiders en de nogal vrijzinnige en pragmatische Kádár is dan ook groot, maar desondanks heeft dit verschil nooit tot openlijke onenigheid of erger geleid, en dat mag een wonder heten! Meer dan ooit in het verleden kent Oost-Europa nu vele verschillende soorten ‘socialisme’ of communisme en deze soort lijkt vooral samen te hangen met de aard van de -vaak behoudende en wantrouwige- partijleiders en hun clans.
Die allang bestaande grote onderlinge verschillen tussen de landen van Oost-Europa zullen ook wel blijven onder de opvolger van Brezjnev, die in november 1982 overlijdt. Op 12 november 1982 wordt n.l. Juri Vladimirovitsj Andropov de nieuwe Sovjet-partijlei­der, die Hongarije persoonlijk goed kent: Andropov was n.l. vanaf 1954 en ook in de heftige dagen van 1956 sovjetambassadeur in Budapest. Zijn rol bij de "Hongaarse Opstand", de tragische gebeurtenissen van oktober en november '56, die niet zo prominent was maar veel meer op de achtergrond, is nooit precies bekend geworden, hoewel hij zéker niets deed ten gunste van de opstandige Hongaren, maar, zoals het een diplomaat betaamt, voor het Kremlin betrouwbaar was en zich ‘zeer goed gedroeg’. Anderen beslisten echter!
Volgens de Britse historicus Christopher Andrew [*1941], die in Cambridge doceerde en zich specialiseerde op het terrein van o.a. de geheime diensten en spionage etc., hebben de gebeurtenissen in Budapest in die dramatische dagen een enorme invloed op Andropov gehad: hij zag a.h.w. vanuit zijn ambassade dat een geheel volk zich blijkbaar na massaal verzet in enkele dagen van een communistisch regime kan ontdoen, dat men zich daarbij niet schaamt om verraders, leden van de gehate geheime politie aan lantaarnpalen op te knopen, en is voor z’n verdere leven achtervolgd door deze schokkende ervaringen. Alleen een militaire bezetting  is de garantie voor de communistische heerschappij! Toch zegt men nu dat Andropov wel "voor hervormin­gen" in de USSR is, maar van veel meer betekenis is toch vooral dat hij op leeftijd is [68 jaar] en al meer dan vier decennia een rol heeft gespeeld in het machtsapparaat! Al snel is duidelijk dat Hongarije ook van hem niets bijzonders heeft te vrezen noch te verwachten, en dat ‘de geschiedenis gewoon verder gaat’…….
Ook in buurland Roemenië blijkt er niets te veranderen, zoals nog eens wordt aangetoond op 6/7 november 1982 als de arrestatie van tien vooraanstaande Hongaren in Roemenië, intellektuelen, plaatsvindt. De Hongaren klaagden in een dokument over de onderdrukking van de ongeveer twee miljoen [officieel: 1.670.000 in 1981] Hongaren in dit land. Enkelen van hen zijn met name bekend, n.l. Attila Ara-Kovács, prof. Károly Tóth en zijn vrouw in Kolozsvár, Attila Kertész in Oradea [Nagyvárad] en de dichter Géza Szőcs [in Marosvásárhely], enz. Ze smokkelden het dokument naar het Westen, en wilden een internationale onderzoeks­commissie naar Roemenië laten komen.
In het algemeen wordt Hongaren, door al te veel Roemenen slechts gezien als indringers, barbaren en vroegere bezetters, al vele jaren van alles verboden en ze worden zwaar onderdrukt; duizenden zijn al enige tijd geleden gedwongen verhuisd om plaats te maken voor Roemenen, huisbijeenkomsten zijn streng verboden, velen zijn al voor de minste vergrijpen zwaar gestraft, geslagen en gemarteld, en publikaties in het Hongaars worden bijzonder streng gecontroleerd of verboden, het Hongaars is al of wordt steeds verder uit het openbare leven verbannen en de armoede -zoals bekend voor en van vrijwel alle Roemenen- is schrijnend. Met name de Securitate is berucht door haar alomtegenwoordigheid en haar martelingen en vooral Hongaren worden in feite altijd verdacht en geminacht. Aan de grens is de controle bijzonder streng en degenen die b.v. voor hun familie vanuit Hongarije iets over de grens willen meenemen worden zeer geregeld gedwongen om alles af te geven en urenlang te wachten op de nodige stempels, of gewoon ‘omdat het Hongaren zijn’…. . Nu en dan dringt er over deze staatsterreur wel één en ander tot in Hongarije en het westen door, vooral door de uitgaven van het illegale blad Ellenpontok [Contrapunten], dat anoniem “ergens in Roemenië” wordt gedrukt en dat sinds december 1981 nu en dan verschijnt: nummer 9 verschijnt b.v. in december 1982.  
De verhouding tussen beide landen is dan ook nog altijd zeer slecht, men is bitter gestemd, hoewel Hongarije in december 1982 "een open en vrijmoedi­ge diskussie" wenst van beide partijdelega­ties in Roemenië. Intussen vindt men in de Hongaarse pers overigens ook veel satire en spot met de diktator, de "Leider" [Conducator] van Roemenië, de chauvinistische Nicolae Ceausescu en in een petitie vragen 70 Hongaarse intellektuelen aan de regering in Budapest "om iets te doen", maar de Hongaarse regering is daartoe absoluut niet bij machte! Ook de Hongaarse kerken in Roemenië zijn allang in problemen en er mogen b.v. slechts enkelen protestantse theologie studeren; tot 1978 waren er per jaar 30 afstuderenden, in 1979 nog 15 en in 1980 nog 7, terwijl er elk jaar 70 Hongaarse protestantse jongelui [van de Hongaarse Hervormde kerk met 900 gemeenten en ± 800.000 leden] theologie willen studeren! Ook de Hongaarse kerken staan onder bijzonder strenge controle van de atheïstische Roemeense staat en worden ook nog eens geleid door meelopers, vazallen, van dit regime!……. 

top

Voor o.a. de protestantse kerken in Hongarije zélf was van belang dat er in de herfst van 1981 werd stilgestaan bij het 200-jarige jubileum van het ‘Tolerantie Patent’ van keizer en koning Joseph II: voortaan kregen in 1781 protestanten in de Habsburgse monarchie [na ruim 200 jaar] weer een zekere mate van vrijheid van godsdienst, al bleef de r.k. kerk de énige officiele godsdienst. … Privé-uitoefening van andere religies werd toegestaan, en waar voldoende mensen waren mochten weer kerken komen, [die van buiten niet als kerk herkenbaar waren!: geen gezang mocht hoorbaar zijn, geen klokgelui, geen kerk aan een hoofdstraat]. Predikanten mochten weer zieken en stervenden bezoeken, scholen en universiteiten gingen weer open, etc. De reden voor Joseph II was echter zuiver praktisch, n.l. om de economie, handel en nijverheid te bevorderen!
Ook is in september 1981 het 450-jarig bestaan van het hervormde College van Sárospatak herdacht en in januari 1982 besluit de synode der Hervormde kerk om voortaan ook vrouwen toe te laten tot het ambt van predikant. De lutherse kerk kent dit al veel langer. Bijzonder is ook de maatschappelijke aandacht die er voor het eerst sinds vele jaren weer uitgaat naar de bijbel, die geldt als ‘een waardevol en zeer belangrijk boek voor de hele westerse samenleving en een meesterwerk van literatuur’. Voor het eerst wordt eigenlijk duidelijk dat de bijbel niet alleen voor de kerken van belang is maar dat talloze verhalen hieruit ook van belang zijn voor het begrijpen van de achtergronden van de maatschappij, de taal, etc. Daarnaast staat echter het feit dat de kennis ervan zeer gering is en dat lang niet alle mogelijkheden voor het bijbelonderwijs worden gebruikt maar dat ligt ook aan de kerken zelf.
Medio december 1982 wordt voor het eerst na 35 jaar [1948!] weer een rooms-katholieke mis [in de Matthiaskerk, o.l.v. kardinaal Lékai] voor de radio uitgezonden! Tot dusver waren alleen diensten vanuit een studio mogelijk. In oktober hebben de Hongaarse bisschoppen van de paus in Rome overigens te horen gekregen dat ze zich meer moeten inzetten voor het goed funktioneren van katholieke scholen in Hongarije en voor het contact met de basis, de eenvoudige priesters. Over de betrekkingen met de staat repte de paus echter niet.

''Het pand van onze vrijheid en vrede is de eeuwige Hongaars-Sovjetrussische vriendschap'', aldus een monument uit 1975.


Op cultureel gebied van belang is het overlijden op 21 november 1982 in Budapest van de bijna 80-jarige pianiste Ditta Pásztory [Rimaszombat, tgw. Rimavská Sobota, 31 okt. 1903], eens de leerling aan de Ferenc Liszt Academie in Budapest, later de vrouw [1923] en vanaf 1945 de weduwe van Béla Bartók, die vooral werken van haar beroemde echtgenoot vertolkte. Al in 1946 ging zij terug naar Hongarije.
Bijzonder is ook de verschijning in 1982 van een eerste biografie over Kádár, geschreven door László Gyurkó en voor het eerst kan men n.b. hierin lezen dat Kádár is getrouwd en met wie [n.l. Mária Tamáska], wat zijn hobby's zijn, en meer zaken over zijn privé-leven, dat tot dan voor veruit de meeste Hongaren totaal onbekend is gebleven!…… Vooral de gebeurtenissen tussen 1946 en 1956 zijn van enorme betekenis voor de latere ontwikkeling van de Hongaarse leider gebleken, en het proces tegen zijn 'vriend' László Rajk [1949] ziet hij als 'het meest tragische hoofdstuk in de geschiedenis der Hongaarse arbeidersbeweging'. Dat Kádár zelf de gevangen Rajk zou hebben overreed om te bekennen ['in het belang van de partij'] is echter een sprookje, aldus Gyurkó. Wel zeer bijzonder is de sympathie waarmee men [Gyurkó] over Imre Nagy spreekt, én het feit dat Kádár persoonlijk n.b. over de Opstand van 1956 níet als een "contra-revolutie" [officieel voorgeschreven!] maar als volksopstand en een nationale tragedie spreekt! Hoe de Hongaarse [partij-] leider denkt over verdere hervormingen en over de tweede economie, en hoe de betrekkin­gen van 1964 tot 1982 waren met Brezjnev wordt niet bekend gemaakt. [Anna Sándor, NRC/Hbl. 9 apr. 1983]. ‘Alleen voor de tandarts en voor de macht heeft deze Hongaarse leider angst’, zoals z’n biograaf Gyurkó uit z’n mond noteert.
In 1981 had Kádár overigens voor de eerste maal ook een langdurig interview met een Hongaar die het land in 1956 was ontvlucht, n.l. met Paul Lendvai, en daarbij was hij ook open en vriendelijk. Voor Lendvai, die al 25 jaar in Oostenrijk woont maar regelmatig Hongarije bezoekt, is duidelijk dat Kádár een takticus is met een unheimlichem politischen Fingerspitzengefühl, een begenadigd technicus van de macht, wel geen verkapte demokraat  maar een behoedzame hervormer, die zweert op het primaat van de partij maar ook wel weet dat die in de woestijn niet kan opereren. Ondanks alle nederlagen en teleurstellingen, menselijke tragedies en politieke triomfen is hij volgens Lendvai eigenlijk steeds een man van de Ausgleich, van het compromis, het centrum,  gebleven. Het is dan ook een prestatie dat hij de aktieve medewerking en het welwillende dulden van het regime door brede lagen der bevolking wist te winnen. Hij werd populair omdat hij niet het blauw van de hemel beloofde maar de waarheid zei, ook al was die onaangenaam. Zo waren er volgens westerse schattingen zeker 453 doodvonnissen na 1956! Kádár is voor Lendvai bovenal dan ook een een ware grootmeester op het politieke schaakbord en hij is zeker de meest suksesvolle politicus van de communistische wereld! [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 57 – 60].

top

De koers van het Hongaarse regime wijzigt zich dus ook niet echt. Op 25/26 november 1982 besluit men zelfs dat het systeem van de leiding van ondernemingen ["a vállalat irányitás rendszere"] per 1 januari 1983 opnieuw wordt gewijzigd o.a. om "meer demokratie op de werkplek" te krijgen. Ook andere maatregelen ter bevordering van de economische vooruitgang worden genomen. Men kan voortaan persoonlijk zelfs obligaties kopen van staatsinstellingen, zoals raden, verzekeringsmaatschappijen, geldinstellingen, spaarbanken en landbouworganisaties. Per 1 december wordt de koers van de Forint vastgesteld op Ft. 15,95 per 1 DM, en dat betekent [na die in juli van 7 %] opnieuw een devaluatie van ± 4 %, hoewel men dat niet officieel bekend maakt. Hongarije zal hiermee de economie, die sterk afhankelijk is van de buitenlandse handel, verder versterken en kan zo het handelsoverschot behouden. Maar de schulden aan westerse landen van ongeveer $ 8 miljard zullen voorlopig wel niet geringer worden.  
Het IMF stelt in december aan Hongarije, als enige "Oostblokland" in 1982, voor 't eerst sinds het land in mei lid is, een krediet beschikbaar à $ 600 mln en sinds het lidmaatschap heeft Hongarije ook al honderden miljoenen van banken gekregen. Voorwaarde voor de lening van het IMF is wel dat men de import beperkt, de binnenlandse vraag vermindert en streng toezicht houdt op de reële inkomens, bedrijfsinvesteringen en overheidsuitgaven. ‘Budapest kan weer opgelucht adem halen’, hoewel de importbeperkingen ervoor zorgen dat er een gebrek komt aan grondstoffen. 
Door de importbeperkingen [sept.] hoopt men op den duur minder krediet nodig te hebben. Hongarije heeft nu $ 8,5 mrd schulden en moet in 1982 $ 1,2 mrd aflossen. Ondanks recente moeilijkheden is het land toch op economisch terrein nog het meest bruisende land van het "Oostblok". Híer worden althans burgers opgeroepen om in een zekere mate van vrijheid mee te denken over serieuze hervormingen. Er zijn intussen ook allerlei mogelijkheden om voor eigen rekening privé in groepen te werken: ervaringen leren dat men 's avonds 30 à 40 % meer produktief is dan overdag! In Hongarije is als het ware de burger economisch mondig verklaard [Anna Sándor, NRC/Hbl, 6.10.82]. Toch is het voor de startende ondernemer nog altijd zeer moeilijk om legaal aan kapitaal voor z'n investering te komen. Alleen de zwarte markt voorziet hierin, tegen enorme rentes!
Er zal ook nog veel gedaan moeten worden aan wetgeving op het gebied van verzekeringen voor particulie­re bedrijven, en de officiële erkenning: de overheid aarzelt nog te veel, en wil/kan de gevolgen van de economische vrijheden van de burgers op langere termijn niet overzien. In allerlei opzichten [cultureel, economisch, politiek] worden zaken de facto getolereerd, terwijl ze op papier niet geregeld [verboden of juist toegestaan] zijn! Dat is al jaren de politieke realiteit van Kádárs Hongarije, en men vaart er -vooral materieel gezien- wèl bij! Het is [dus] niet vreemd dat veruit de meeste Hongaren zich niet voor de grillige, willekeurige en wat dubieuze, onzekere en sterk veranderende dagelijkse politiek interesseren, maar hun kansen op financieel-economisch terrein wèl grijpen!
Alleen een nogal geïsoleerde groep van een 100 à 200 intellektuelen van o.a. SZETA, de bladen Beszélő en Hírmondó, en de uitgeverij AB, gelden als dissidente "demokrati­sche oppositie", en zij willen demokratische hervormingen, pluralisme en vrijheid van meningsuiting. Maar velen vinden de risico's, om b.v. te demonstreren en zich te onafhankelijk organiseren, veel te groot, en hebben intussen een goede baan, kunnen zich van alles permitteren, vinden met name op financieel-economisch terrein voldoende persoonlijke vrijheid. Men laat de politiek [al vele jaren!] met rust, zolang deze politiek de mensen met rust laat: "leven en laten leven" is al vele jaren het parool van Kádár! Alle denkbare alternatieven voor Hongarije [nu eenmaal buiten zijn wil geklemd in het Oostblok] zijn immers slechts gevaarlijk, slechter, riskant, luguber.... Toch begint men in de officiële pers wel weer met waarschuwingen aan de demokratische oppositie voor ‘krachtige maatregelen van overheidswege’……..
Er komen immers -ook in Hongarije- steeds meer mensen die zich niet langer laten bepalen door wat officieel mag en niet mag, die voor hun geweten hun individuele verantwoordelijkheid belangrijker achten dan hun maatschappelijke zekerheid. En of het nu gaat om kunstenaars die willen afrekenen met de zelfcensuur, oppositie, samizdat, vredesgroepen of binnenkerkelijke ontevredenheid, gemeenschappelijk is de wil zelf meer invloed te hebben op en verantwoordelijkheid te dragen voor het persoonlijke en maatschappelijke leven". [János Procházka over "De opkomst van het nieuwe vredesdenken in Hongarije", in Hervormd Nederland, 4 december 1982].
Tot dusver bestond er ook een soort consensus inz. de zgn. "alliantiepolitiek" en de economische en sociale hervormingen, maar: alleen over de procedures en níet over het eigenlijke doel ervan! [Heinrich, 49]. Ferenc Havasi [* 1929], lid van het Politburo en secr. CC voor economische zaken, geldt als de hoogste verant­woordelijke man voor het economische beleid en de hervormingen, erkent ook wel de economische moeilijkheden, waarin het land eigenlijk al vanaf 1973 verkeert. "Vroeger konden we voor een ton graan vijf ton olie kopen, nu nog maar 0,8 ton".
De lonen gaan niet meer omhoog, de prijzen stijgen, en de onrust neemt [dus] toe. Zal de bevolking haar geduld verliezen? Twintig jaar is men n.l. gewend geraakt aan steeds hogere inkomsten, een continue goede ontwikkeling, een geleidelijke groei. Van de sterk toenemende mogelijkheden in privé-diensten verwacht Havasi een veel betere service. Nadat twee generaties zijn opgegroeid met het idee dat de staat voor hen zorgt, moet men nu echter [ineens] dat idee laten varen. Slechts 1/3 deel van de Hongaarse industrieproduktie is naar internationale maatstaf klaar voor de wereldmarkt. Er zijn veel betere managers nodig.

top

Toch blijft Havasi optimistisch, hoewel het moeilijk wordt om westerse kredieten te krijgen. Hij ziet voor de toekomst geen grote werkloosheidsproble­men; de dienstensektor zal nog veel mensen kunnen gebruiken. Hij -en anderen- zien m.n. binnen de partij allerlei mogelijke vormen pluralisme en zelfs confrontatie, en dat lijkt voldoende; meerdere partijen, m.n. een echte oppositiepartij, lijkt overbodig... Nog altijd maakt de regerende "Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij" aanspraak op de leiding, omdat ze vindt, dat ze de verschillende maatschappe­lijke belangen goed vertegenwoordigt. Voor Havasi is het uitgesloten dat Hongarije ooit weer vervalt in een centralistisch regime, "een weg terug naar de ijstijd". [Der Spiegel, no. 1, jan. 1983]. De situatie in Polen heeft de Hongaarse leiders overigens nóg eens geleerd dat economische malaise de politieke stabiliteit gemakkelijk kan aantasten, en dat legalisering van het [al lang bestaande] 'grijze circuit' een ramp kan voorkomen. 
Meer progressieve leidinggevende Hongaren, zoals de vooraanstaande partijloze [!] econoom prof. József Bognár [65], voorz. der Budget- en Planningscommissie en lid der Academie van Wetenschappen, denken overigens dat men in Moskou zéker niet zal ontkomen aan hervormingen. Meer financiële prikkels, meer ruimte voor eigen initiatief en goede prijzen voor produkten zoals in Hongarije voor de boeren bestaan, zijn ook in de Sovjet-Unie onmisbaar, en men zal zich ook veel meer [moeten] gaan oriënteren op de westerse markt, vermoedt Bognár. [de Volkskrant, 23 nov. 1982]. Hij is ervan overtuigd dat er nog meer, en verregaande economische hervormingen in Hongarije zullen komen, en dat die zullen leiden tot politieke hervormingen! "Politieke zeggenschap over het land moet door meer mensen worden gedeeld", aldus prof. József Bognár. [NRC/Hbl. 9 apr. 1983].
De oogst van 1981 bedraagt o.a. 4,6 mln ton graan, 903.000 ton gerst, 7 mln ton maïs, 1,6 mln ton aardappelen, 4,72 mln ton suikerbieten. In 10 jaar is de Hongaarse landbouwproduktie verdubbeld. Ondanks allerlei vergelijkingen tussen de landen van Oost-Europa, en de jaloersheid op de welvaart en het ontspannen klimaat in het kleine Hongarije, is er geen sprake van dat énig ander land Hongarije als reëel, navolgenswaardig, model beschouwt! Hongarije beschouwt zichzelf ook niet als voorbeeld, als model, en wil persé niet die indruk wekken. Wel beseft men als enigen [in het "Oostblok"] "bij een draaideur iemand voor te laten gaan, om vervolgens toch als eerste het gebouw binnen te komen".
Men weet in dit land van ongeschreven wetten, compromissen, dubbelzinnigheden, codes en façades, vaak niet eens wat de officiële lijn is! Toch zien veel mensen nu de toekomst met zorg tegemoet, vanwege de economische neergang. Misschien zal men de industrie liberaliseren zoals de landbouw, en/of de [gigantische] "tweede economie" legaliseren. Niemand kan b.v. verklaren hoe het mogelijk is, dat 1 mln mensen een auto bezitten [kosten: minimaal Ft. 50.000] terwijl het gem. loon Ft. 5.000 [350 à 400 gld] bedraagt. De harde jacht naar meer geld en meer luxe heeft echter zijn prijs... [Hendrik de Jong, in: de Volkskrant, 30 maart 1983]. Volgens de prominente socioloog Elemér Hankiss [o.a. lid der Hong. Academie van Wetenschappen] is n.b. meer dan 60 % der gezinnen werkzaam in de 2e economie! Officiële cijfers van 1981 bevestigen dat: in de industrie en bouw is 40 % ook in de '2e economie' werkzaam, in de landbouw 90 %, of wel: b.v. 20 tot 25 % der intellektue­len en 40 % der gepensioneer­den.....
Toch eindigt dit jaar met volkomen onverwacht nieuws: In december 1982 houdt het partijblad "Népszabadság" dissidenten voor dat ze ‘niet te ver mogen afwijken van de officiële lijn en dat ze niet mogen deelnemen aan politieke aktiviteiten die vijandig zijn tegenover de staat en dit bericht geldt daarmee als de scherpste kritiek sinds maanden! Men bestempelt de 'szamizdat' nu als vijandige politieke aktivi­teit en op 11 december zegt het blad dat men conflicten niet uit de weg wil gaan, naast tolerantie en geduld. Ook het CC van de partij wenst "scherpere maatregelen" tegen dissidenten. Met name de in West-Berlijn werkende schrijver György Konrád wordt aangevallen als "werktuig van agresssie­ve, imperialistische politiek, zonder zich dat te realiseren” en hij "gebruikt de westerse media om z'n oppositionele meningen te verkondigen en steunde "Solidarnosc", "dat Polen veranderde in een anarchie".….. De preciese reden voor deze nieuwe aanpak is niet bekend, maar b.v. in het westen vraagt men zich af: Wil men in Moskou een goede indruk maken? Is men toch nerveus geworden door de aktiviteiten van de dissidenten? Voor het eerst sinds vele jaren worden dergelijke aanvallen in de pers in Hongarije gedaan!
In Hongarije ontstaat een onafhankelijke, nog vrij losse en informele, vredesbeweging, die niet "dissident" wil zijn, en legaal wil opereren. De honderden sympathisanten zijn vooral studenten en andere jongeren. De 25-jarige Ferenc Köszeg: "De beweging wil de mentaliteit van het vijanddenken doorbreken; in Europa bestaat slechts één gemeenschappelijke cultuur".... Men wil de dialoog oost-west èn een dialoog tussen verschillende groepen [o.a. de partij] in het land op gang brengen. Vrede acht men geen zaak van de autoriteiten alleen, maar men wil eventueel ermee samenwerken. De verschillende groepen bestaan vooral uit studenten en de aktiviteiten nemen toe. Ook zijn er internationale contacten o.a. met groepen in de DDR, maar men wil geen onderdeel worden van de officiële ‘Nationale Vredesraad’. Toch zal het niet meevallen om ‘een kritische benadering’ duidelijk te onderscheiden van ‘vijandige politieke aktiviteit’, zoals de staat dat ziet! Ook is het niet de bedoeling om aan dissidenten een ‘thuisbasis’ te geven….. Het Nederlandse IKV neemt in 1983 contact op met de officiële en met de onafhankelijke "Vredesgroep voor een dialoog". In deze laatste is o.a. Miklós Haraszti aktief, die in Hongarije "Index on Censorship" uitgeeft, en aan huis een boekwinkel met dissidente lektuur heeft [evenals László Rajk jr.]. Het aantal niet-officiële uitgaven [boeken, tijdschriften] neemt de laatste tijd sterk toe en ze zien er steeds meer als echte boeken uit….. Maar in december opent de politie de aanval op dissidenten en hun samizdat-lektuur, boeken en geschriften, en doet invallen in zes flats! De aktie wordt beschouwd als volgend op het hoofdartikel in het partijblad van enkele dagen eerder. 14 dec. 1982. Inval in de boetiek [winkel] van de 33-jarige architekt László Rajk jr., die al twee jaar regelmatig [dinsdags­avonds] illegale samizdat- èn andere [o.a. niet-politieke] publikaties en boeken verkoopt. Dissidente boeken en andere publikaties worden in beslag genomen, huiszoekingen worden gedaan, enkele arrestaties vinden plaats, maar na korte tijd komen de gearresteer­den weer vrij met een waarschuwing. O.a. Demszky en Jenő Nagy worden verhoord. N.b. De oppositie wordt als geheel niet hard aangepakt, en men verbant ook niemand, zoals dat elders in Oost-Europa [Roemenië, ČSSR, DDR, Sovjet-Unie] wèl het geval is!

De nieuwe stad Dunaújváros, [tot1956 Sztálinváros].....


In Hongarije verschijnt het boek "Puskás - legende en waarheid", van de sportjournalist Tibor Hámori, over de na 1956 geëmigreerde wereldberoemde en legendarische Hongaarse voetballer Ferenc Puskás! De eerste 150.000 exemplaren van deze eerste biografie van een emigrant in z'n vroegere vaderland zijn onmiddellijk uitverkocht. De uitgeverij koopt nog 90.000 exemplaren in, waarmee het boek de top van de na-oorlogse Hongaarse boekenmarkt bereikt. Puskás was en blijft hèt symbool van de Hongaarse suksessen temidden van de politieke en economische ellende en misdadige terreur in de jaren '50. De partijbonzen hadden de [vrijpostige, niet-communisti­sche] Ferenc Puskás slechts te accepteren zoals hij was, of van hem af te zien, aldus Hámori. Ze kozen natuurlijk voor de eerste mogelijkheid... Pas in juni 1981 liet Puskás zich voor het eerst weer in Hongarije zien, en werd door de 60.000 aanwezigen in het Népstadion opnieuw massaal toegejuicht. [Der Spiegel, no. 52, dec. 1982, blz. 101/102].

top