< Terug

16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989

16.3.4  De noodzaak en de wil tot verdere economische hervormingen in 1983 en ’84.

Zoals uit vorige hoofdstukken is gebleken is de situatie in Hongarije op economisch gebied in deze jaren niet meer zo goed en het lijkt erop dat de vaste lijn van hervormingen nu en dan wordt vertraagd door allerlei omstandigheden. Het land is dan ook niet in het bezit van veel grondstoffen maar moet integendeel zeer veel importeren, en wel uit de westerse landen. Dat kost geld, harde, westerse valuta, en daarover beschikt men nu eenmaal niet in overvloed. Elke dollar of Duitse Mark moet worden verdiend en bezuinigingen zijn bittere noodzaak. Vanwege de bezuinigingswoede van de minister van financiën -naar aanleiding van kritiek in de pers- worden per 1 januari 1983 bijvoorbeeld voor overheidsambtenaren de representatiekosten met 10 % verminderd en geschenken geven, een rondreis verzorgen, een operabezoek aanbieden, eet- en drinkpartijen, etc. kunnen niet meer op kosten van de staat gebeuren. Ook is het voorbij met de bestorming van het koud buffet bij officiële gelegenheden! Alleen frisdranken mogen worden genuttigd en een buitenlandse gast kan thee of koffie en éénmaal een receptie verwachten…. Toch kunnen ook vele zaken ’gewoon’ doorgaan, zoals een ski-kamp van [beter gesitueerde] middelbare scholieren uit het Hongaarse grenscomitaat Győr-Sopron in het kader van de samenwerking tussen hun provincie en het aangrenzende Oostenrijkse Burgenland: voor de zoveelste maal gaat men dus ‘gewoon’ naar Oostenrijk en ook Hongaarse scholieren kunnen relatief vrij naar het Westen reizen en hier met een andere wereld kennis maken….. 
In februari 1983 onderhandelt Hongarije echter al weer met westerse banken over het opnemen van een nieuwe lening, aldus de 65-jarige János Fekete, 1e vice-president der Hong. Nationale Bank, die de internationale monetaire zaken van deze MNB behartigt. Fekete zegt ook dat Hongarije genoeg deviezen heeft om de $ 1 mrd te betalen die dit jaar moet worden afgelost. Resultaat is dat het land van het IMF een lening krijgt van $ 400 mln en van de Wereldbank in juni een lening van $ 240 mln, die zal worden bestemd voor de opslag van graan [> $ 130 mln] en voor de vervanging van energiebronnen [< $ 110 mln] en er wordt nog overlegd over verdere financiering door particuliere banken voor $ 200 à 250 mln. Ondanks de goede situatie van de Hongaarse landbouw is er n.l. toch gebrek aan opslagruimten voor graan en aan machinerieën…. De lening van het IMF is overigens wel gebonden aan de voorwaarde dat Hongarije hervormingen doorvoert en daarmee de binnenlandse vraag vermindert.   
Die hervormingen komen inderdaad al vlot en in maart stelt de econome Anna Sándor [NRC/Hbl., 19 maart 1983] zelfs vast dat na 15 jaar van economische hervormingen de Hongaren ”nu ook met voorzichtige politieke hervormingen durven te komen, waarmee een antwoord wordt gegeven op de meest delikate vraag in Oost-Europa: hoelang kunnen economische hervormingen worden ingevoerd zonder dat dit tot politieke hervormingen leidt? De angst hiervoor is n.l. de hoofdreden waarom de noodzakelijke economische hervormingen in de meeste Oost-Europese landen toch niet komen! Intussen hebben de Hongaren al heel wat bereikt: het plan is geen heilige koe meer en bedrijven kunnen zich gemakkelijker dan elders in Oost-Europa aan de wereldeconomie aanpassen, het prijssysteem is geliberaliseerd en het geld en de markt spelen een aktieve rol. Toch heerst in Hongarije nu een situatie van vlees noch vis: het zit ergens tussen een plan- en een marktsysteem in”.
Intussen spreken zelfs de vader van de economische hervormingen Rezső Nyers en een ander lid van het CC der partij, István Huszár, al openlijk -in een interview in februari in de Financial Times- over politieke hervormingen “zéker vóór 1985”. Het parlement zal dan n.l. een aktievere rol krijgen want “als we de stabiliteit in Hongarije willen bewaren dan moet het parlement met de verschillende groeperingen rekening houden”, aldus Nyers.
Ook de gemeenten zullen meer autonomie krijgen en kunnen dan b.v. binnen hun eigen budget besluiten nemen en dat kan leiden tot aktievere deelneming van de burgers in het maatschappelijk leven. Intussen worden ook allerlei andere eisen op tafel gelegd en het lijkt erop dat privé-ondernemingen nog meer ruimte zullen krijgen, dat de economie van de politiek moet worden ontkoppeld en dat van ‘het plan’ weinig meer overblijft. De bekende econoom Tamás Bauer eist b.v. in een artikel in Mozgó Világ dat het staatsmonopolie der banken wordt opgeheven en dat de economische besluitvorming gedemokratiseerd wordt. Zelfs laat hij weten dat ‘zolang rond onze Comeconbetrekkingen een taboe heerst, we niet kunnen spreken van demokratische politiek’. De Comecon-prijzen en voorwaarden van de Comecon-handel moeten openbaar worden en die eis voor openbaarheid geldt volgens Bauer ook voor binnenlandse statistiek en financiële balans. Hij eist ook een convertibele, harde valuta bij de Comeconhandel en het feit dat dergelijke eisen  en adviezen überhaupt gepubliceerd kunnen worden in Hongarije is op zichzelf al en soort economisch-politieke hervorming!’ [Anna Sándor, NRC/Hbl., 19 maart 1983].
In dezelfde dagen in maart zegt de ‘invloedrijke’ sovjeteconoom Oleg Bogomolov, ooit adviseur van Andropov, zelfs dat de Sovjet-Unie lering zou kunnen trekken uit de geslaagde economische hervormingen in andere communistische landen, hoewel ze die niet geheel kan navolgen. O.a. de strukturele hervormingen van Hongarije bieden zeer waardevolle lessen, zoals b.v. de decentralisatie in de landbouw. Met name de Hongaarse boeren hebben, aldus de Russische econoom, zeer aanzienlijke autonomie gekregen en kunnen hun gewassen en prijzen zelf kiezen. Het land kan daardoor ruimschoots in de eigen behoeften voorzien. Wel maakt Bogomolev duidelijk dat de
Sovjet-Unie nooit zover zal gaan als de andere landen, maar wel zouden de Russen het winst- en verliesprincipe van de Hongaren kunnen navolgen in de staatsboerderijen en die leiding meer ruimte kunnen geven voor een eigen beleid. [NRC/Hbl., 15 maart 1983]. Dat die veranderingen ook in Hongarije niet altijd ‘vanzelf’gaan en b.v. bij de arbeiders populair zijn wordt echter duidelijk door de eerste persberichten en zelfs statistieken over [korte, beperkte] stakingen of werkonderbrekingen. Toch gaat de overheid wel door met haar beleid en kondigt op 9 april opnieuw een devaluatie van 3 % van de Forint af: voortaan is 1 $ Ft. 41,58 waard. Ze voelt zich uiteraard ook gesterkt door het officiële lidmaatschap van Hongarije van het IMF per mei 1983.
Een ander punt is de prijs van de Russische olie, die ondanks de dalende olieprijzen op de wereldmarkt toch voor de kleinere landen van Oost-Europa nog dezelfde blijft, en wordt vastgesteld via de gemiddelde prijs van de afgelopen vijf jaren. Men betaalt hiervoor met goederen. De [Russische] olie zal, denkt men, voorlopig nog lang niet goedkoper worden, maar die prijs kan op den duur toch wel dalen! De Comecon is voor de Russen echter niet een eenheid en er valt door de afzonderlijke landen blijkbaar wel te onderhandelen. ‘Waarschijnlijk marchanderen landen afzonderlijk met Moskou ieder op z’n eigen manier’, aldus de Hongaarse econoom András Köves, een expert op het gebied van de sovjet-economie. Toch heeft Hongarije ook steeds meer belang bij een opleven van de internationale handel en is sterker dan ooit georiënteerd op westerse landen en men hoopt dus ook in Budapest op een toenemende handel èn op een lagere olieprijs.
Intussen gaan de ideëen over toekomstige binnenlandse hervormingen ook verder en met name allerlei prominente, gezaghebbende economen blijken in Hongarije hun mening nog altijd vrij te kunnen ventileren, terwijl men zich hierbij nauwelijke hoeft af te vragen wie nu nog in de lijn van de partij ‘vaart’ en wie hiervan afwijkt. Deze economen zijn vaak tevens docenten aan de wetenschappelijke gerenommeerde instellingen en ze worden blijkbaar niet gehinderd door de zo vaste strukturen waarin Hongarije als lid van het Warschaupakt [1955] en van de zogenaamde ‘Raad voor Wederzijdse Economische Hulp’ [in het westen Comecon genoemd, 1949] nu eenmaal door de machthebbers in het Kremlin in Moskou op z’n plaats wordt gehouden! Tussen de regels door kan men overigens regelmatig lezen dat met name de Comecon als totaal versleten en olkomen achterhaald, overbodig, vervelend, wordt gezien terwijl eveneens algemeen bekend is dat Hongarije al vele jaren daadwerkelijk slechts een minimum aan z’n defensie besteedt en met woorden eigenlijk ‘volledig vertrouwt op de Sovjet-Unie’….
Opvallend is dat velen van deze Hongaarse economen, in zeer scherpe tegenstelling tot hun collega’s in b.v. Praag, Boekarest, Moskou en Oost-Berlijn, toch wel veel nieuwe voorstellen en plannen durven lanceren zonder enige angst voor repressie, afzetting en dergelijke.
Integendeel: onder de soepele en realistische, rustige János Kádár wordt het hen -evenals zeer veel anderen- blijkbaar vrijgelaten om steeds verder te denken dan de geijkte partijkaders, de ideologie, het jargon, de burokratie, de genoemde vaste strukturen. Voor hen staat de welvaart en het welzijn van de bevolking van het eigen land bovenaan en het is allang gebleken dat de Hongaren geen communisten maar consumenten zijn en dat de theorieën en opvattingen van de al zolang dode Marx van veel minder belang zijn dan de opvattingen over de markt, de wereldhandel en de privatisering. Het lijkt er dan ook vaak op dat moderne, kritische intellektuelen in Hongarije wel behoedzaam maar toch bijzonder vrijmoedig bezig zijn de vrijheid te verkennen, juist nieuwe paden te bewandelen, te publiceren, en níet de praktijk aan de theorie te toetsen maar omgekeerd…… Het is dan ook onmogelijk om Hongaarse economen in te delen als loyaal of ‘dissident’. Van het grootste belang is dat dit voor hen gelukkig geen waaghalzerij meer, zoals dat voor zeer vele collega’s achter het IJzeren Gordijn wèl zou zijn.

''Men'' vindt het in 1964 al druk op de nieuwe Elisabethbrug!! [vanuit Pest naar Buda].

top

Al deze plannen en publikaties over economische zaken roepen echter ook in Hongarije als vanzelf al vragen op over de politieke gevolgen ervan, en die komen in het algemeen erop neer dat een éénpartijstaat natuurlijkerwijze geen echte demokratie kan zijn of worden. Over welke soort concrete politieke hervormingen men dan wel en niet kan introduceren verschillen de meningen echter bijzonder sterk en op dit terrein is de vrijheid dan ook veel meer beperkt en reageert de staat, het regime, dan óók voor Hongaarse begrippen veel nerveuzer, en de intussen 71-jarige Kádár lijkt niet de man die dergelijke fundamentele hervormingen zal toestaan! Voor hèm is de machtsvraag al  ruim een kwart eeuw geleden definitief beantwoord, maar jongere intellektuelen, vooral filosofen en sociologen,  durven hier en daar toch al voorzichtig de legaliteit van z’n regime opnieuw aan de orde te stellen……..  
Voorlopig lijken de economische kwesties echter de overhand te hebben: Hongarije bevindt zich n.l. allerminst in een politieke crisis maar wel in acute en voortdurende moeilijkheden op economisch gebied. Toch hangen beide  samen en men moet bijvoorbeeld nog afwachten wie uiteindelijk de macht in de industriële ondernemingen zal krijgen, wanneer de staat die ooit afstoot. Sommigen voorzien echter al dat een staat die economisch de macht uit handen geeft [aan gekozen leiding of management, aan banken??] politiek op den duur nooit in staat zal zijn om haar machtsmonopolie te handhaven! De econoom Tamás Bauer [* 1942] zegt hierover o.a.: "Wanneer je je eigen fabrieksbestuur kiest wil je ook je eigen gemeenteraad kiezen". Ook Bauer geldt als zeer kritisch, maar ook hij wil geen 'dissident' heten, want "binnen het goulash-communisime van Hongarije is voldoende speelruimte voor kritiek", aldus Bauer. Wel pleit hij voor verregaande economische èn politieke hervormingen, en wil b.v. veel meer
macht voor het parlement. Ministers moeten voor het parlement verantwoording afleggen, aldus Bauer en anderen! Rezső Nyers, die eveneens zeer kritisch is en wèl loyaal, uit ook regelmatig kritiek op b.v. de Sovjet-Unie, wil ook snellere hervormingen, en wordt n.b. [april 1983] officieel onderschei­den terwijl hij openlijk laat horen dat er binnen de partij twee stromingen zijn! Nyers vermoedt zelfs dat de politieke en sociale spanningen groter zullen worden als Hongarije "de grenzen van het ideologische vasteland achter zich laat", en hij gelooft niet eens "dat er vaste regels voor onze speelruimte zijn" [gemaakt, opgesteld in Moskou ??!!]. [Rob Soetenhorst in NRC/Hbl., 9 april 1983]. 
De bekende en kritische socioloog András Hegedűs: "Vóór hervormingen zijn economen, veel jongere arbeiders, de al gelegaliseerde privé-sektor, managers van kleine ondernemingen, het ministerie van financiën, en de landbouwsektor [en de publieke opinie].... De orthodoxe anti-hervormingsvleugel bestaat uit de partij-organisaties, het management van de grote ondernemingen, een deel van de arbeiders, vakbondsburokratie, en partijfunktionarissen". Niemand weet echter hoeveel macht de partij bereid is af te staan! [Hendrik de Jong, in: de Volkskrant, 1 april 1983]. Of de éénpartijstaat gehandhaafd moet blijven is ook de vraag van kritische intellektuelen, zoals Elemér Hankiss. Er is echter wèl veel veranderd: er is geen sprake meer van een machtselite die tegenover 'het volk' staat! Tegenwoordig kent men vele belangengroepen, zelfs met grote invloed op de besluitvorming en met sterke lobbies en de partij [-elite] is meer coördinator geworden. Men heeft echter deze samenleving wel veel te snel, bewust en radikaal veranderd, waardoor traditione­le waarden [liefde, behulpzaamheid, vergeving en schuld] nu vaak zwak zijn, aldus Hankiss.
Hij vindt overigens het politieke leven in Hongarije nog altijd neo-feodaal [burokratisch, met vriendendiensten, enz.] en van een laag niveau. De tijd is echter voorbij dat men de vertegenwoordigers van het regime zag als beulen, en sadisten ["die daarboven"]. Steeds meer mensen kunnen nu -gelukkig- hun eigen leven en plannen vaststellen, aldus Hankiss.... Langzaam leren mensen hier weer onafhankelijk te leven en te denken, en "de politieke en sociale heropvoeding die hiervan uitgaat zal nog belangrijker zijn dan de economische rol".. Hankiss vreest wèl dat de kloof tussen rijk en arm, die n.b. al groter is dan in een aantal westerse landen, steeds groter zal worden! [H. de Jong in de Volkskrant, 8 april 1983].
Temidden van deze onzekerheden worden er door het Centrale Comité der partij dan toch enige besluiten genomen, met name over de economische politiek. Op 15 en 16 april 1983 komt het CC  voor ‘een zitting halverwege tussen twee congressen’, en neemt besluiten over de economische politiek. Men moet kiezen tussen vier voorstellen met aanbevelingen. Sommigen [‘hervormers’ zoals Imre Pozsgay, HNF, de econoom József Bognár en Rezső Nyers] willen behalve economische hervormingen ook een verdere politieke demokratisering, maar anderen [eveneens een minderheid, men zou kunnen zeggen: meer conservatieven] willen vooral meer controle op b.v. de 'tweede economie' en op het openbare leven, terwijl de meesten [zoals ook Kádár] gematigde en pragmatische hervormin­gen, en voorzichtige politieke [institutione­le] hervormingen wensen. [Tökés, Hungarian Reform Imperatives, 14].
Deze laatste groep heeft de overhand en pleit -tenslotte- voor verdere maatregelen t.b.v. decentrali­sa­tie en zelfstandige bedrijven. De leiders van grote staatsbedrijven zullen meer moeten letten op de markt want vooral de buitenlandse handel [de export] moet worden versterkt, en intussen vinden [weten en beseffen!] velen in Hongarije  intussen wel dat èchte verbeteringen slechts mogelijk zijn met westers geld en westerse technologie, door meer handel met het westen, enz.! Dat zegt b.v. prof. dr. Béla Kádár, onderzoeksleider op het "Instituut voor Wereldeco­nomie" in Budapest. Alleen dán kan de stagnatie worden beëindigd.
Met name landbouw, industrie en infrastruktuur zijn in Oost-Europa vèr achterop geraakt, en men kan alleen met leningen in het westen de zaak oplossen. Vervolgens moet men via de export [naar het westen] het geld terug verdienen... Professor Kádár vindt echter ook dat de Comecon-landen steeds verder hopeloos achterop zullen raken door hun gebrek aan onderlinge samenwerking: Die wordt n.l. bepaald door logge apparaten, zoals ministeries en planbureaus. [Anna Sándor in NRC/Hbl., juni 1983].
Om de bevolking meer bij het politieke leven te betrekken, zal men bij verkiezingen in elk distrikt steeds minstens twee kandidaten mogen [moeten] stellen, maar via een "Nationale Lijst" zal de [partij-] leiding wèl verzekerd blijven van verkiezing! Tegenkandidaten zullen op openbare vergaderingen van kiezers aangewezen moeten worden, maar op een voorstel van Nyers om het parlement weer een controlerende rol te geven gaat men niet in!
[Tökés, Hungarian Reform Imperatives, 17]. Wel krijgt het parlement meer invloed en gemeenten krijgen meer autonomie inz. de besteding van hun gelden. Voorlopig blijft de overgrote meerderheid der bevolking in Hongarije t.o.v. de politiek echter totaal passief en gedesinteresseerd en aktiviteiten ten bate van "demokratisering" verwacht men níet eens vanaf de basis! Van belang is wel dat in 1983 per wet een soort "constitutioneel hof" wordt ingesteld van 15 door het parlement gekozen leden, zoals advokaten, juristen, enz. Schendingen van de grondwet kunnen dan ook worden gesignaleerd en strafprocedures kunnen worden ingeleid. Men beschouwt dit als teken dat Hongarije de weg van een
"socialistische" rechtsstaat wil opgaan. [Heinrich, 63/64]. Men wil "de legaliteit van bovenaf bevorderen", maar ieder weet dat ministeriële richtlijnen in Hongarije vaak de bedoeling van wetten -m.n. op economisch terrein- verdraaien. Marchanderen enz. is in dit land zelfs een belangrijk, zelfs essentieel deel van de politieke besluitvorming! [Heinrich, 85].
Sommigen willen nog veel verder gaan met hervormingen, zoals bijvoorbeeld: alle ruimte scheppen voor particuliere ondernemers en het economisch leven geheel onttrekken aan de macht van het logge overheidsapparaat! Hervormers zoals Tamás Bauer willen zelfs ook de betrekkingen met de Comecon 'openbreken': In Hongarije zelf moet men over alle economische gegevens kunnen beschikken, en in het algemeen wil men openbaarheid van gegevens! Men stoot nu n.l. nog vaak op enorme muren van burokratie, slecht management, slechte kwaliteit, geheimen, enz. [Anna Sándor in NRC/Hbl., 19 maart 1983].
Steeds meer wordt Hongarije [door hervormingsgezinden] als model gezien voor de Sovjet-Unie, de DDR, de CSSR en Roemenië, die -zo vindt men vaak- onvermijdelijk ook voor zeer drastische hervormin­gen staan! De Hongaarse leiding wenst echter niet het land als model of voorbeeld te profileren: men is veel te bang om zich de kritiek van de elders nog altijd zeer machtige dogmatici op de hals te halen. Het liefst wil men in Hongarije onopgemerkt z'n eigen gang kunnen gaan! In mei 1983 wordt bepaald dat Hongaarse staatsburgers per 1 juli individueel in het buitenland [in West-Europa n.l.] mogen werken. Men moet formeel toestemming voor 5 jaar van z'n werkgever hebben en men is verplicht om o.a. een deel van de verdiende harde valuta om te wisselen voor Forint. Ook déze maatregel is voor alle Oost-Duitsers, Russen, Tsjechen en Slowaken, Roemenen en Bulgaren zonder meer volstrekt onvoorstelbaar want Hongarije is hiermee als het ware bezig om het IJzeren Gordijn ‘van binnenuit’ te ondermijnen en men ziet in Budapest blijkbaar de noodzaak niet eens meer om de ideologische basis -met alle gevolgen vandien- te handhaven en te beschermen! Hongaarse jongeren met diploma's kunnen mede hierdoor ook beter aan de slag komen, maar men ziet die dogmatische leiders van de ‘broederlanden’ over een dergelijke eigengereide ‘bekrompen’ Hongaarse houding al grommen!.…..
Per 1 juni 1983 wordt een werkloosheidsuitkering mogelijk gemaakt; deze zal ten hoogste voor 12 maanden gelden, in sommige gevallen tot 30 maanden. Deze hulp aan werklozen is de eerst maatregel in het kader van de 'szocialista piac­gazdaság' [socialistische markteconomie]. Ook dit gaat uiteraard in tegen de oude marxistische en sovjet-opvatting dat in de socialistische wereld nu eenmaal geen werkloosheid en inflatie kunnen ontstaan….

top

Maar toch: in juni 1983 komen in Hongarije voor het eerst bankbiljetten van Ft. 1000,- in omloop, met o.a. het portret van de beroemde componist Béla Bartók, en per 1 juli gaan ook de huren omhoog: beide tekenen van de waardevermindering van het Hongaarse geld t.o.v. westerse valuta, maar in juni kan Hongarije van de Wereldbank een krediet à ± $ 240 mln krijgen. Het blijkt dus voortdurend dat Hongarije geleidelijk aan maar tot in de hoogste kringen nauwlettend de ontwikkelingen in het westen in de gaten houdt en híer haar mogelijkheden en toekomst ziet en de rest van de landen van het “Oostblok” vooral ziet als achtergebleven, niet bij de tijd, niet gericht op de toekomst. Dat geldt ook voor de Comecon als instelling.
In juni 1983 wordt de normale en geplande jaarvergadering der Comecon afgelast want “de organisatie zou de plannen meer willen coördineren en integreren", en meer willen samenwerken inz. kernenergie en moderne technologie. Wel wil de Sovjet-Unie meer met Hongarije samenwerken op het gebied van levensmiddelenindustrie.
In feite verwijdert Hongarije zich echter steeds meer van de 'partners' in de Comecon want 50 % der handel vindt nu al met het westen plaats en het land neemt honderden miljoenen op van westerse kredietinstellingen, is lid van IMF en Wereldbank, en geldt als "meestbegunstigde handelspartner der USA".
Volgens westerse bronnen wil m.n. het op het westen gerichte Hongarije geen [zinloze] topconferentie en geen verdere integratie met andere Oost-Europese landen! N.b. Men is in Budapest openlijk al enige tijd zeer positief en optimistisch over de samenwerking met westerse landen, en kritisch, cynisch en negatief over de vele hindernissen die men al vele jaren lang ondervindt van een log, ouderwets, inefficiënt en burokratisch apparaat zoals de Comecon. In feite beschouwt men in Budapest de 'socialistische' buurlanden als achtergebleven, dogmatisch en bekrompen en men richt zich graag op zoveel mogelijk samenwerking met de moderne, westerse landen!
Blijkbaar willen ook de ministers van buitenl.z. van de Europese Gemeenschap officiële handelscontacten met Hongarije, zoals al eerder met Joegoslavië en Roemenië [!], en ‘dat kan’, aldus de Nederlandse minister van den Broek, ‘de verhoudingen in Europa gunstig beïnvloeden’.
Kádár c.s. verdedigen ook regelmatig hun economische beleid tegenover de ‘broederlanden’ en zeggen dan dat "in Hongarije geen sprake is van kapitalisme of van verraad van ideologische principes" maar intussen gaat men rustig door met de geheel eigen lijn: persoonlijke verantwoordelijkheid wordt van groot belang geacht, vele honderden particuliere bedrijven worden of zijn met steun van de overheid opgezet, en de overheid stimuleert de ondernemingslust en de concurrentie.... Toch worden ook in dit land aan echte particuliere ondernemers nog altijd veel beperkingen in de weg gelegd! Men krijgt te maken met b.v. de burokratie, ruimtegebrek, een onduidelijk
systeem van vergunningen, moeilijkheden bij het opnemen van krediet, gebrek aan kapitaal, enz.
Maar in de huidige politiek onderkent men ook de nonconformistische, zeer vrijmoedige en intelligente, praktische oplossingen, de hang naar steeds nieuwe experimenten, en daarnaast toch als een soort ‘verplicht nummer’, de geijkte ideologische leuzen, bestemd voor de "broederlanden". In de geest heeft men de knellende banden van het Warschaupakt en de Comecon allang opgegeven, en verwacht hiervan níets meer.
Daarentegen onderhoudt men al vele jaren hartelijke betrekkingen met westerse landen zoals Oostenrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, enz. "Westerse" zaken, trends en mode, zoals autoraces, particuliere veilingen, casino's, naturisme, boetiekjes, privé-kinderdagverblijven, talenscholen, allerlei cursussen, particuliere computer-service voor bedrijven, reform-winkels, reklame-agentschappen, enz. deden hun intrede in Hongarije, dat hiermee vrijwel altijd het eerste en enige land in heel Oost-Europa is, waar dit kan....  Ook de Hongaarse pers is over de westerse landen objektief, nuchter, koel en vrijmoedig. Men doet geen aanvallen, is niet agressief en vijandig, zoals de bladen in de DDR, de ČSSR en de Sovjet-Unie, want "Hongarije wil een soort brugfunktie tussen oost en west". 
Dat blijkt ook in twee benoemingen in juli 1983: Péter Várkonyi [Budapest, 1931 – okt. 2008], een expert inz. betrekkingen met de USA, wordt dan minister van buitenlandse zaken en de zakelijke, hervormingsgezinde  diplomaat dr. Mátyás Szűrös [Püspökladány, 1931, zie ook 1981] die al enkele jaren voor buitenlandse zaken werkt, wordt secretaris van het CC voor buitenlandse zaken.
De politieke houding die de Hongaren zich aanmeten wordt wel eens omschreven geheel in overeenstemming met hun trotse en skeptische volkskarak­ter. Ze zijn meesters van de illusie, van het fantastische, ze scheppen met een zeker gemak een andere, nieuwe wereld in film en fotografie, en houden van een 'temperamentvolle Selbstenszenie­rung', ze zijn mondain, houden van het kolossale, het pompeuze, het theatrale, de coulissen, pathetiek en operette, pracht en praal, uiterlijk vertoon, en weten te imponeren. Het zijn levenskunste­naars, meesters in het nadoen, geraffineerde enscèneurs! Eenmaal in Hongarije is vrijwel in niets te merken dat het land ‘inderdaad’ een satelliet is van een toch nog wel gevreesde grote mogendheid en de bevolking gedraagt zich absoluut ook niet alsof….…

Kardinaal Lékai begroet de paus in de nieuwe ''Kapel van O.L.V. der Hongaren'' in Rome! 8 okt. 1980.


Toch lijken de Hongaren ondanks en mèt dit alles ook praktisch te zijn geworden want alle maatregelen moeten hun nut hebben en doelgericht zijn. Per 1 juli 1983 worden bijvoorbeeld de kindertoelagen verhoogd van Ft. 490 tot Ft. 600 per maand, maar ook de huren gaan -zoals al een jaar eerder aangekondigd- omhoog met 130 %. Medicijnen en een aantal levensmiddelen worden m.i.v. september maximaal 40 % duurder; de prijzen van suiker, spijsolie, brood en margarine worden met 10 tot 23 % verhoogd omdat ‘de oogst slecht was en de produktiedoelen in de industrie niet zijn gehaald’……. Ook dit zijn tekenen van een slechter wordende economie: devaluatie, prijsverhogingen, teruglopende voedselex­port, snel stijgende schulden, enz.
Voorlopig zal de overheid een deel van de huurverhoging betalen, maar na 5 jaar moet men alles zelf betalen. Men [de overheid] wil de woningmarkt saneren en de huren zijn nog erg laag en zullen op den duur dus stevig moeten worden verhoogd. Een huis kopen is echter [15 à 20.000 Ft per m²] voor de meeste mensen veel te duur; ook op de zwarte markt wordt in huizen gehandeld, maar ook dan is een koopflat nog altijd erg duur. …..
Op 20 juli 1983 wordt meegedeeld dat particuliere bedrijven voortaan 6 i.pl.v. 3 werknemers in dienst mogen hebben en fami­liebedrijven 12 i.pl.v. 6. Vanaf 1983 mogen Hongaren p.p. Ft. 2.000,- [fl. 140,-] aan westerse valuta bezitten, en niemand heeft het recht om te vragen hoe en waar ze dat hebben verkregen! Ook deze bepaling is een novum in Oost-Europa, waar het bezit van westerse valuta vaak strafbaar is. Meegedeeld wordt dat in Hongarije in de afgelopen 18 maanden ongeveer 13.000 kleine particuliere ondernemingen zijn gesticht!
Kort hierop mogen Hongaren in "Intertourist"-winkels voortaan zélf inkopen doen voor westerse valuta terwijl deze winkels vele jaren [typisch voor het hele Oostblok] alleen voor westerse buitenlandse toeristen toegankelijk waren en per juli 1983 wordt het voor Hongaren ook gemakkelijker mogelijk om in het westen te gaan werken. Men kan -als de werkgever ermee instemt- zelf werk gaan zoeken! Tot dusver kon dat alleen via de weinige bevoegde ondernemingen, en nu werken b.v. slechts 3.000 Hongaren in het buitenland, van wie 40 % in een Oost-Europees land [m.n. de DDR], 30 % in het westen, m.n. in West-Duitsland en Oostenrijk en de rest in links geregeerde landen in de Derde Wereld. Men denkt dat nu de werkloosheid veel minder kan worden, omdat veel jongeren tot dan vaak geen werk kunnen vinden waarvoor ze zijn opgeleid; er zouden nu al 100.000 schoolverlaters in een dergelijke positie zijn aldus de bekende sociologe Zsuzsa Ferge. Je moet ook, eenmaal in het buitenland werkend, 20 % van je in harde valuta verdiende salaris inwisselen tegen forint. Men juicht deze maatregel algemeen toe, mede omdat veel jongeren in Budapest onmogelijk een huis kunnen krijgen. Duidelijk is wel dat de Hongaarse overheid dringend om harde westerse valuta verlegen zit…. [Anna Sándor, NRC/Hbl., 29 juni 1983].
Dat blijkt ook uit het feit dat voortaan buitenlandse [westerse] studenten m.i.v. september welkom zijn op -voorlopig enkele- Hongaarse universiteiten, en wel tegen betaling in dollars en men verwacht vooral studenten uit W.-Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland! Ook hier is de reden het gebrek een harde valuta en uiteindelijk hoopt men alleen al aan collegegelden $ 10 miljoen per jaar rijker te kunnen worden…. Toch hebben de Hongaarse studenten zelf wel hun bezwaren want de buitenlanders hoeven b.v. geen toelatingsexamen te doen èn geen lessen in
het marxisme-leninisme en andere ideologisch beladen onderwerpen [marxistische filosofie, social. economie] te volgen!! Op die manier ondergraaft de staat n.b. haar eigen principes en bovendien wordt het prestige van de dollar hierdoor nog groter dat het al is! Ook kunnen Hongaren die zelf over dollars beschikken n.b. niet van de faciliteiten gebruik maken……..
Intussen geldt ’ook zo’n westerse Hongaar’, de populaire 1e vice-president van de Hongaarse Nationale Bank, János Fekete, tegenwoordig als "The favorite Eastern banker of Western bankers". Hij kwam al in de jaren '60 -evenals een aantal economen- tot de conclusie dat een centraal geleide planeconomie voor z'n land niet deugt en "wij besloten om het plan onder controle van de markt te brengen", aldus Fekete t.o. Time. Toch geeft hij wel toe dat de levensstandaard al drie jaar dalende is. Typisch Hongaars is wellicht dat hij als marxist een meester is in het gebruiken van westerse financiële methoden! In 1982 schreef hij een boek "Terug naar de werkelijkheid", waarin hij het fout noemt dat 10 % der mensheid [in de communistische landen!] geïsoleerd blijft van de wereldhandel!

top

Hij noemt ijdelheid en trots als redenen dat men het Hongaarse model elders in het "Oostblok" níet navolgt, maar "without that, there is no hope of success"! Fekete pleit voor verdere hervormingen en acht de Comecon niet meer dynamisch! Hij beschouwt de Forint al als bijna convertibel, en vindt dat b.v. een aandelenmarkt best past in een socialistisch systeem! Alle recente maatregelen die Hongarije openleggen voor de handel en het totale geldverkeer met het westen juicht hij toe. [Time, 27 juni 1983, Budapester Rundschau, 25 juli 1983, NRC/Hbl., 17 sept. 1983].
In augustus sluiten Hongarije en Israël zelfs een akkoord over wederzijdse kredietverlening om de onderlinge handel te bevorderen. Beide nationale banken stellen hiervoor $ 15 mln beschikbaar, ondanks het feit dat de landen geen diplomatieke en officieel ook geen economische betrekkingen hebben…...
Verder is het vanaf 1983 in Hongarije mogelijk om bij de Landelijke Spaarbank [Országos Takarék Pénztár, OTP] een [westerse, harde] valuta-rekening te bezitten: de anonimiteit van Hongaren zowel als buitenlanders is n.b. gegarandeerd, het spaargeld is belastingvrij, en de rente is relatief hoog. Nog slechts 60.000 Hongaren bezitten zo'n harde valuta-rekening en het totaal aan deposito's bedraagt nu nog slechts fl. 100 mln, maar dit bedrag stijgt snel, en Hongarije is -uiteraard- het eerste en enige land in Oost-Europa waar iets dergelijks mogelijk is! [Het Vrije Volk, 5 juli 1983]. De sterk toenemende westerse invloed is ook te merken op heel ander gebied want op 26 augustus 1983 sluit de Tabakfabriek [Dohánygyár] van Eger een contract met de Amerikaanse firma Philip Morris. Resultaat hiervan is dat, na de merken Marlboro en Multifilter, voortaan ook de kwaliteits­sigaret LM in Eger kan worden gefabriceerd en in Hongarije op de markt worden gebracht.
Van belang is ook het bezoek, van 18 tot 23 juli 1983, van de 71-jarige Hongaarse leider Kádár, als "een beproefd leider van het Hongaarse socialisme en een goede vriend van het Sovjetvolk" aan Moskou. Hij wordt hier hartelijk ontvangen door de nieuwe 69-jarige Sovjet-leider Juri Andropov die het beleid en m.n. ’de indrukwekkende suksessen op vele terreinen’ van Kádár in het openbaar wel prijst! Kádár, die volgens Andropov “in penibele confrontaties met de klassevijand op scherpe historische keerpunten [november 1956!] heeft vastgehouden aan de marxistisch-leninistische beginselen” krijgt dan ook de Lenin-orde "voor z'n verdiensten voor de opbouw van het socialisme"! Al eerder spraken enkele sovjet-economen openlijk hun lof uit voor het experiment in Hongarije en ook Andropov persoonlijk zou bewondering hebben voor de eigen weg van Hongarije, maar in feite neemt men van dit "Hongaarse model" in Moskou níets over.
‘Kádár komt dus met lege handen terug in Budapest want van de sovjetleiders krijgt hij slechts voorzichtige steun voor z’n landbouwpolitiek’. [R. Tökés, Hungarian Reform Imperati­ves]. In feite is het beleid van Moskou nog altijd gericht op verdere politieke, economische en ideologische integratie van de ‘socialistische landen’ en het is een publiek geheim dat o.a. Hongarije daar niet zo op is gesteld. Verdere integratie in de Comecon biedt n.l. weinig uitzicht op stimulering van de Hongaarse economie! De kernpassage uit Kádárs toespraak is zelfs die waarin hij een pleidooi houdt voor het behoud van de Hongaarse eigenaardigheden en de erkenning dat deze geen geldigheid hoeven te hebben voor de Sovjet-Unie! [Raymond v/d Boogaard, NRC/Hbl., 21 juli 1983].
Wel zijn beide landen officieel vóór een top van de Comeconlanden t.b.v. "verregaande economische integratie binnen Oost-Europa". Kádár, die vanaf 1956 altijd het vertrouwen genoot van de Sovjet-leiding, krijgt wel groen licht voor hervormingen maar hij laat ook merken dat er wel verschillen bestaan tussen de aanpak in Budapest en in Moskou. "Onze landen verschillen in grootte en onze omstandigheden zijn in veel opzichten onderling verschillend, maar we gaan in dezelfde richting. De praktijk heeft aangetoond dat een zeker verschil in de stijl van werken... de gemeenschappelijke ervaring bij de opbouw van het socialisme verrijkt", aldus de partijleider van het minuscule Hongarije..... De beide leiders dreigen overigens ook met ‘doeltreffende tegenmaatregelen van het Warschaupakt’ als reaktie op de eventuele plaatsing van nieuwe Amerikaanse raketten in Europa en verder blijkt weer eens de volledige overeenstem­ming tussen de buitenlandse politiek van Budapest en Moskou…….
Westerse waarnemers zien o.a. in dit bezoek duidelijke pogingen van de nieuwe partijleider in Moskou om de kleine landen van het "Oostblok" weer nauwer aan de Sovjet-Unie te binden en Andropov beseft natuurlijk dat ook het
relatief ‘welvarende’ en steeds meer op het westen gerichte Hongarije het economisch wat moeilijker krijgt, en wordt zich er weer van bewust dat dit kleine land dan toch meer afhankelijk van de banden met de Sovjet-Unie en de Comecon zal worden! De -formele- steun van Kádár aan een top van de Comecon blijft echter opmerkelijk omdat Hongarije in de praktijk juist al jaren met sukses streeft naar goede economische betrekkingen met de westerse landen!……Men vermoedt overigens dat die, al herhaaldelijk uitgestelde, topconferentie er m.n. door de tegenwerking van Roemenië er wel niet zal komen!
Het bezoek van de oude maar nog altijd zeer gerespekteerde en zelfs geliefde leider Kádár aan zijn 69 jaar oude ‘vriend’ Andropov wil overigens absoluut niet zeggen dat Hongarije zweert bij het bestaande. Integendeel, zoals uit zeer veel zaken al is gebleken. Ook doet de computer nu z'n intrede in alle middelbare scholen in Hongarije.  Talloze computers van het merk "Commodore 64" worden door Westerse toeristen naar Hongarije meegebracht en weldra verschijnt in dit land een 'számítógép használati utasítása’; een gebruiksaanwijzing voor programma's van de computer! Het Hongaarse bedrijf Novotrade en het Britse "Andromeda Software Ltd" produceren in 1983 al een Hongaars spelprogramma voor computer en hiermee megindult a magyarországi szoftverkészítés világhódító útjára [= begint de weg van de wereldomvattende Hongaarse fabricage van software].... Video en discodansen worden ook hier zeer populair, en -nota bene- in het partijblad Népszabadság verschijnt op 15 oktober 1983 een groot artikel over Aids……..
Intussen gaat men ook door met overleg binnen de Comecon over nauwere samenwerking en vanaf 20 oktober 1983 komen de premiers van de Comecon-landen bijeen in Oost-Berlijn en overleggen over de bestaande vage plannen voor harmonisatie van de nationale economische plannen tot 1990 en voor een gemeenschappelijke energiepolitiek. De moeilijkheden van de Comecon-landen worden evenwel steeds groter, de belangen lopen steeds verder uiteen, en niemand heeft een oplossing; bovendien hebben de premiers van deze landen in feite bijzonder weinig invloed en “in het beste geval kunnen de problemen openlijk op tafel komen”, aldus Simon Levski [NRC/Hbl. 20 okt.].
De laatste economische top van de Oost-Europese landen vond plaats en 1971 en sindsdien ‘durft of kan Moskou geen topconferentie meer bijeenroepen vanwege de sterk uiteenlopende belangen’ en een datum ervoor is alsmaar uitgesteld. Moskou levert vooral kritiek op landen die slechte kwaliteit leveren maar levert intussen steeds minder olie voor een steeds hogere prijs. Wat betreft de landbouwpolitiek zal men het ook niet snel eens worden want alleen Hongarije en Bulgarije zijn netto-exporteurs van voedsel en vanaf 1970 is de export van voedsel uit O.- Europa naar het westen dan wel gestegen van $ 3,2 mrd tot 9,8 mrd, maar de import nam intussen nog veel sneller toe van $ 3,9 mrd tot 32 mrd, en het gaat vooral om tientallen miljarden ton graan [1976 tot ’80: 50 mrd ton, waarvan de Sovjet-Unie, die er qua landbouw steeds slechter voor staat, meer dan 2/3 kocht!]…. Hongarije is ook het enige land dat graan exporteert, n.l. ± 1 miljoen ton per jaar maar Hongarije wil geen ‘gemeenschappelijk voedselprogramma’ van de Comecon, want het vreest -begrijpelijk- dat zo’n ‘gemeenschappelijke programma’ geen enkel voordeel voor het land zal betekenen!
Hongarije wil m.n. een betere prijs voor z'n agrarische export en een beter systeem voor aankoop bij privé-boeren, en wenst -met z’n primair op de markt georiënteerde economie- vooral geen agrarische integratie met de rest der Comecon met z’n minder ontwikkelde, strakke, centralisti­sche planeconomie. Premier Lázár verklaart b.v.: "We geloven dat het nodig is om onze handel met de kapitalistische en met de ontwikkelingslanden uit te breiden" en bekend is dat m.n. Hongarije -om valuta te verdienen- m.n. de export naar de westerse wereld inderdaad sterk wil en moet uitbreiden. Graan en vlees zijn net als olie en grondstoffen strategische goederen, aldus Lázár….en de landbouw heeft evenveel investeringen nodig heeft als de winning van grondstoffen, maar dat dit “niet in de voedselprijzen van de Comeconlanden wordt weerspiegeld”… Olie en grondstoffen stegen 3 à 4 maal zo sterk in prijs als de voedselprijzen en dus eist de Hongaarse premier ook een stijging van die prijzen! Hongarije gaat ook in tegen de wens van de Russen om minder handel te drijven met de westerse landen, en deze conferentie is alleen al bijzonder door de openlijke conflicten en door het zeer geringe sukses dat de Russen boeken!
Ook wenst Roemenië een uitzonderingspositie in Moskou in te nemen door de Russische olie voor roebels te kopen, maar dat wenst Moskou zéker niet! Na een jaar heeft Andropov overigens nog niets van een bereidheid tot hervormingen laten zien, en er blijven talloze onderlinge problemen in Oost-Europa en de sovjetpremier Tichonov legt er nog eens de nadruk op dat de partners in Oost-Europa meer goederen aan Moskou moeten leveren, willen ze de ruwe olie en grondstoffen uit de USSR kunnen blijven betrekken…. 

Monument voor de dichter en martelaar Miklós Radnóti [┼ 1944] in Salgótarján.

top

Toch kan Hongarije vanaf eind december 1982 ook in een deel van haar energie zelf voorzien, want dan wordt in Paks het eerste deel van de kernenergiecentrale in bedrijf gesteld. Over 5 jaar moet de centrale 22 % van de nodige elektriciteit leveren. Na veel voorbereidingen en veiligheidsmaatregelen wordt begin november 1983 het eerste reaktorblok van de atoomenergiecentrale in Paks in gebruik genomen. Hongarije gaat dan ook op verschillende terreinen z’n eigen gang en op 21 oktober 1983 verklaart minister van industrie Lajos Méhes in het parlement dat hij de economische hervormingen wil intensiveren; hij is voorstander van decentralisatie, van kwalitatieve veranderingen in de produktie, meer doelmatigheid en meer concurrentie, nog meer ruimte voor privé-ondernemingen en efficiënte kleinere zelfstandige ondernemingen met grotere vrijheid van handelen. Het gigantische IJzer-en Staalbedrijf in Csepel [een oud symbool van het 'socialisme'] zal b.v. in 13 zelfstandige firma's worden gesplitst. De industriële produktie moet dan in twee jaar met 2,5 % stijgen en Méhes verwacht ook dat de groei van 1,5 % in 1983 zal worden gehaald. Dat -zoals bekend- deze decentralisatiepolitiek bijna haaks op die van de andere Comeconlanden staat is voor de Hongaren van geen enkel belang…. Tegendraads in de ogen van alle  andere communistische landen is ook al het feit dat in Hongarije voor het eerst sinds 1957, of eigenlijk sinds 1949/50, de [typisch communistische] drie ministeries van zware industrie, van hoogovens en machines en van zware industrie -weer- zijn samengevoegd onder één ministerie van industrie!
Na de inflatie, de privésektor, privé-eigendom van produktiemiddelen, buitenlandse investeringen, aandelenhandel blijven nog twee taboes vóor de ‘socialistische economie over, n.l. de werkloosheid en de stakingen, maar één van die beide laatste taboes van de klassieke communisti­sche ideologie is ook al bezig om te vallen: kleine stakingen of "werkonderbre­kingen" vanwege looneisen, vinden plaats èn ze worden tegenwoordig zelfs gemeld in de pers. Zie hierboven. Maar met name in Hongarije nemen de vakbonden sinds de 'gebeurtenissen in Polen'  in 1980 en ‘81 dan ook een steeds belangrijker en meer eigen, onafhankelijke plaats in en ze zijn ‘zelfs een macht van enige betekenis geworden’…….. De ideologie lijkt hiervoor echter geen oplossing te hebben!
Intussen deelt de bekende hervormingsgezinde econoom dr. Márton Tardos [dec. 1928 – juni 2006], die van 1964 tot ’80 werkzaam was bij het Instituut voor Economisch- en Marktonderzoek KOPINT, van 1981 tot ’87 hoofd der afdeling Economische Wetenschap van de Hongaarse Academie van Wetenschap­pen [az MTA Közgazdaság Tudományi Intézete] en schrijver van verschillende belangrijke artikelen in de Economische Revue [Közgazdasági Szemle], in een interview in Wenen mee dat Andropov "niet alleen in de landbouw maar ook in de Sovjet-industrie en dienstverlening zoveel mogelijk modellen wil toelaten", en dat opent, volgens Tardos, de weg naar hervormingen in de ČSSR en de DDR. Men lijkt in Budapest dan ook veel meer zelfbewust te worden en de tijd van voorzichtigheid en excuses ["we willen geen model zijn, en wij zijn maar een klein land met specifieke verhoudingen"] lijkt voorbij. Daarmee lijkt ook voor Tardos "de tijd van de koude neutraliteit [vanuit Brezjnevs Moskou jegens de experimenten in Hongarije] voorbij". Ook Rezső Nyers, tgw. leider van een economisch Instituut van de Academie, gaat al verder: "Het socialisme is gemeenschappelijk menselijk handelen in het belang van maatschappelijke doelen, en als het nodig is om prestaties te verbeteren moeten we het systeem waarschijnlijk ook corrigeren", aldus vermeldt István Futaky over Nyers in een in 1983 uitgegeven boek “Küss die Hand, Genossin”, over Hongarije als 'communistisch wonderland'.....
Het bijzondere van deze opmerking van de prakticus en realist Rezső Nyers, in 1968 de vader van het NEM, is natuurlijk het feit dat hij dat hij eventueel ‘het systeem’ [de leer, de theorie] wel wil corrigeren en dat voor hem het economische doel van groei kennelijk alle middelen heiligt…. Ook hij gebruikt, zoals zovelen, vele malen de term ‘socialistisch’ maar beseft natuurlijk terdege dit dat begrip in Hongarije héél anders wordt opgevat dan in b.v. buurlanden als Tsjechoslowakije en Roemenië. Uit het voorgaande blijkt uiteraard ook dat Hongarije met al deze plannen èn in de praktijk al zeer ver verwijderd is van alles wat ooit als typisch ‘communistisch’ of ‘socialistisch’ bekend stond en dat het land geruisloos en langzaamaan maar stelselmatig op weg is naar een gemengde economie van niet alleen staatsbedrijven maar ook particuliere initiatief wordt gekenmerkt. En het begrip ‘socialisme’ kan nu [1983/84] al vaak vooral worden opgevat als de zorg voor het algemeen belang, waar men nog aan kan toevoegen dat o.a. Kádár zelf al eens heeft gezegd dat de heersende MSZMP, de ‘socialistische arbeiderspartij’ vandaag de dag inderdaad een partij is voor iedereen, en een die de belangen van de hele bevolking op het oog heeft!   
Alom worden kleine particuliere bedrijven opgericht en er wordt nu ook niets meer in de weg gelegd aan de vorming van privé-kapitaal. Ook westerse firma's kunnen in Hongarije in licensie bedrijven stichten. Terwijl alom in het Oostblok de woningen nog formeel staatsbezit zijn, is in Hongarije 63 % privébezit en kort geleden bood de staat nog 340.000 huurwoningen te koop aan. Het lijkt alleen nog een kwestie van tijd te zijn dat Budapest een legale oppositiepartij toelaat en de geleidelijke uitverkoop van communistische principes is begonnen, ondanks kritiek van hardliners, die zich bezorgd afvragen of de leidende rol van de partij nog wel op alle terreinen van de socialistische maatschappij tot gelding komt. "De bourgeois-zeden lokken echter de massa: in september 1983 komen bijvoorbeeld 10.000 mensen af op de verkiezing van de eerste Hongaarse Schoonheidsko­nin­gin, die als eerste prijs een reis naar Parijs krijgt!" [Der Spiegel, no. 40, okt. 1983]……… Er zijn nu 130.000 kleine zelfstandige ondernemers in het land.
Op 26 en 27 oktober 1983 bezoekt Kádár Polen, het énige land in ‘Oost-Europa’ dat de Hongaren vanouds toch als vriend beschouwen, en hij sluit met gen. Jaruzelski een akkoord over samenwerking betr. produktie van auto's, landbouwmachines en elektronica. Over de [schuld aan de] internationale spanningen, n.l. ‘extremistische kringen binnen het imperialisme, vooral Amerikaanse en andere landen van de NAVO’, en de noodzaak tot ‘versterkte eenheid van Oost-Europa’ is men het wel eens en Poolse regeringsfunktionarissen zeggen dat Polen ‘nauwlettend de liberalisering van de Hongaarse economie volgt’. Van dit laatste is echter bijzonder weinig te merken omdat vrijwel
de hele bevolking van het communistisch regime van Jaruzelski, die alleen dankzij de noodstoestand kan regeren, weinig of niets goed verwacht.....
Bovendien kan Polen in deze tijd nog geen krediet van de westerse wereld verwachten, terwijl b.v. de Wereldbank  in november 1983 deelneemt aan een bankenconsortium dat Hongarije $ 200 mln leent en dat is een nieuw verschijnsel en betekent een garantie voor westerse banken. Hierna worden er half november nieuwe hervormingen per 1 januari aangekondigd t.b.v. een meer marktgerichte economie. Boeren moeten meer betalen voor kunstmest, machines, energie en veevoeder, omdat subsidies worden verlaagd, maar ze krijgen belastingverlaging. De industrie moet investeringen beperken, en de bedrijven moeten zélf uit hun winsten reserves vormen, zodat initiatieven kunnen worden gestimuleerd….
Zeer opmerkelijk is wel het ontslag van Sándor Gáspár, de bekende 66-jarige secretaris-generaal [leider] der vakbondenfederatie SZOT, na 16 jaar op 15 december 1983. Hij wordt nu slechts ceremonieel ‘voorzitter’, maar men vermoedt dat juist door Gáspár de vakbonden -naar aanleiding van de gebeurtenissen en de opkomst van Solidariteit in Polen- teveel prestige, invloed en een meer onafhanke­lijke rol hebben kunnen krijgen want de vakbondsleiding nam nogal eens een eigen standpunt betr. de loon- en prijspolitiek in en maakte zelfs enkele malen gebruik van haar formele vetorecht en dat vond men in de partij blijkbaar ongehoord…. Ook zegt men dat Gáspár tegen verdere marktgerichte hervormingen was. Wel blijft Gáspár lid van het Politburo, wat hij al twintig jaar was. De hierboven al genoemde minister van industrie Lajos Méhes volgt hem op als secr.-gen. der SZOT.
In de Hongaarse politiek speelt deze verandering echter een geringe rol: er verandert niet veel, hoewel men ook in Hongarije te maken krijgt met moeilijkheden: ontslagen van werknemers, omschakeling, veel grotere verschillen tussen arm en rijk, profijtbeginsel en prijsstijgingen. Ook wordt de rol van de vakbonden niet teruggedraaid!
Maar nog altijd is Hongarije in Oost-Europa een zeer gunstige uitzondering waar het de welvaart en het aanbod aan [luxe-] artikelen betreft. “In de meest westerse stad van Oost-Europa, Budapest, waant de bezoeker zich inderdaad in het Westen”, maar nu er moet worden bezuinigd en men met meer moeite westerse valuta binnenkrijgt en de export stokt, moeten er onvermijdelijke, impopulaire en wel pijnlijke maatregelen worden genomen, o.a. omdat de regering vooral het land internatio­naal kredietwaardig wil houden.
Steeds meer zal men inefficiënte en onproduktieve bedrijven willen afstoten en vooral laagstbetaalden en ouderen krijgen het relatief minder goed. De partij [en regering] wil evenwel op de weg van hervormingen doorgaan, en de orthodoxe, conservatieve elementen trekken in Hongarije al jaren steeds aan het kortste eind. Voortdurend wordt benadrukt: "Er is geen weg terug", en men heeft nog steeds de steun vanuit Moskou! Anders dan in de andere landen van het "Oostblok" wordt in dit land veel over maatschappelijke en economische problemen èn onenigheid in de pers geschreven en bediskussieerd. Het blijkt ook dat Hongarije conjunctureel veel meer afhankelijk is geworden van de westerse markt en ontwikkelingen. [J. den Boef in Trouw, 20 december 1983].

top

Ook zal de regering meer moeten doen om maatschappelijke onvrede in de hand te houden en adviseurs der regering zoals de eerder genoemde progressieve prof. József Bognár, gaan ervan uit dat de overheid moet reageren op economische en sociale onrechtvaardigheden, en deze moet corrigeren, wanneer men tenminste geen volksverzet of zelfs revolutie wenst! Bognár wil nu zelfs hervormingen die zich uitstrekken naar ”de knooppunten van bestuurlijke macht en de bestaande struktuur van instellingen”, aldus een intervieuw in "Magyar Hírek". "Er zijn nog stoutmoediger stappen vereist dan in 1968, zelf als de politieke en sociale risiko’s van het doorzetten van de hervormingen groter zullen zijn", aldus Bognár. [Reformat. Dgbl., 28 dec. 1983].
Toch kent Hongarije nog altijd een overvloed aan levensmiddelen en volle winkels waar men alles kan kopen wat het hart begeert en economische hervormers slaagden erin om het land en zijn bevolking een welvaart te bezorgen die elders in heel Oost-Europa allang veel jaloezie wekt.….Het mag ook een geluk heten dat de bevolking nog altijd, ook nu het minder goed gaat, rustig blijft en begrip heeft voor de situatie. Alleen in Hongarije wordt de bevolking dan ook, gunstige uitzondering in datzelfde Oostblok, regelmatig op de hoogte gehouden en ook negatieve ontwikkelingen en impopulaire plannen, prijsstijgingen en eventueel maatregelen worden zonder veel franje meegedeeld! Maar… het land moet internationaal, d.w.z. voor het westen [!] kredietwaardig blijven en dus wordt de levensstandaard bewust iets teruggedraaid.
Openlijk blijkt nu ook dat de ideologie volkomen tekort schiet en dat men steeds opnieuw oplossingen moet zoeken, n.b. in de westerse, kapitalistische, wereld! Nu is al overduidelijk dat de staatseconomie in veel opzichten niet werkt en dat het particulier initiatief en familiebedrijfjes alom bloeien en dat er opnieuw een middenstand met een bijzonder nuttige funktie ontstaat! ’Heeft dit alles nog met socialisme te maken?’, vraagt men zich b.v. in de pers openlijk af, maar de partij gaat al zolang door met hervormingen en beseft dat het einde hiervan ook het einde van haar eigen krediet zou betekenen. Het kleine Hongarije heeft dus geen keuze en is [blijkt] economisch afhankelijk van de westerse, kapitalistische geldverschaffers, van de handel met West-Europa en van de internationale [maar níet Oost-Europese] monetaire instellingen.
Voor zeer vele -al zolang in de geest op het westen georiënteerde- Hongaren, die in alle landen, naties en buurvolken ten noorden, oosten en zuiden van hen alle eeuwen door nooit enig voorbeeld, waarachtige vrienden of broeders, hebben gezien, betekent de [historische] verbondenheid met en met name de afhankelijkheid van het westen, echter weinig negatiefs….. Integendeel: ook in Hongarije zien sommige intellektuelen in de parlementaire demokratie zoals die in West-Europa wordt gehanteerd een voorbeeld voor eigen land, hoewel ze nog voorzichtig moeten zijn: zie het volgende hoofdstuk!
Die betrekkingen met nabije westerse buurlanden zoals Oostenrijk en ook de Bondsrepubliek Duitsland zijn immers goed en worden vooral economisch snel meer uitgebreid. Op 21 december 1983 bezoekt min.v.buitenl.z. Várkonyi de Bondsrepubliek en voert in Bonn overleg met o.a. bondskanselier Kohl en met z’n collega Genscher. De Hongaarse minister laat ook hier nog eens weten dat Hongarije veel belang heeft bij veelomvattende onderhandelingen met de landen van de Comecon en Bonn wil graag dat de Sovjet-Unie weer onderhandelt over vermindering der bewapening, en  dit overleg is dan toch het eerste contact op hoog niveau na de opschorting van onderhandelingen [met de USSR] in Genève en Wenen…….
Op 23 januari 1984 wordt door de EG-ministers van buitenlandse zaken aan de Europese Commissie voorgesteld om met Hongarije, als eerste Oost-Europese land na Roemenië en Joegoslavië, onderhandelingen te beginnen over een handelsverdrag en men wil op deze manier de economische liberalisatie verder bevorderen.
Intussen heeft het parlement dan in december de voorstellen [van de partij] behandeld tot demokratisering van enkele maanden eerder: Op 22 en 23 december 1983 neemt het parlement de wet aan waardoor voortaan meerdere kandidaten zich voor verkiezingen officieel moeten kunnen inschrijven en minimaal twee kandidaten per distrikt zijn verplicht. De kieswet heeft tot doel "het demokratisch karakter van de verkiezingen te versterken", maar het betekent niet dat personen die zich tegen het socialisme, tegen de zaak van de internationale vrede en veiligheid keren, ook kandidaat kunnen zijn! Wie steun betuigt aan het "Patriottische Volksfront" HNF kan zich kandidaat laten stellen op vergaderingen van het HNF. Eveneens vindt een decentralisatie van het lokale bestuur plaats.
Ook wordt de 40-urige werkweek verder doorgevoerd, verder wordt formeel een "Constitutionele Raad" ingesteld, die toezicht zal houden op het naleven van de grondwet.
Intussen is meer dan de helft der Hongaarse parlementsleden géén partijlid, hoewel wèl iedereen loyaal is t.o.v. het ‘socialistische regime’! Maar belangrijker zal nog de vraag zijn of het parlement meer zelfstandig kan funktioneren en haar eigen agenda kan opstellen, eigen commissies kan kiezen en een echt forum voor politieke diskussies kan worden, en al in 1984 is dat bij sommigen, zoals de economische hervormer van 1968, Rezső Nyers, aan de orde!
Hij vindt n.l. dat de kritiek uit het openbare leven, ook die van onafhankelijke deskundigen, in het parlement gehoord moet worden en de bevolking moet, juist in slechte tijden, bevrijd worden van de gedachte dat er wel voor en over, maar zonder haar wordt beslist, aldus Nyers. Nog altijd dreigt echter voor Hongarije dat de veel meer dogmatische en argwanende communistische broederlanden, zoals Roemenië en Tsjechoslowakije, het ‘socialisme’ in het zo welvarende en eigenzinnige, vrijere Hongarije als bedreigd gaan beschouwen…. [naar een artikel in Trouw, 10 januari 1984].
Een andere hervormingsmaatregel is dat de Hongaren binnenkort één paspoort zullen krijgen waarmee ze zowel naar Oost- als naar West-Europese landen enz. kunnen reizen. Wel blijven allerlei andere bepalingen bestaan; men mag bijvoorbeeld veel minder naar het westen dan naar het oosten en kan slechts beperkt buitenlands geld aanvragen! Ook in Hongarije blijft de partij nog wel belangrijker dan het parlement, want eerst besluit de partij tot maatregelen, zoals  hervormingen en pas enkele maanden erna stemt het parlement hierover.  
In december is ook een minimum groeiplan voor 1984 klaar waarin consolidatie en níet verbetering van de levensstandaard staat voorop en het nationaal inkomen zal 1½ à 2 % stijgen en ook de industriële groei zal 1½ tot 2 % bedragen, d.w.z. gelijk aan de groei in 1983.
Er worden nu ook cijfers gepubliceerd over de handel van Hongarije met de andere landen van Oost-Europa, die terug loopt, en over de handel met West-Europese landen die juist sterk is gestegen.
De export naar de Sovjet-Unie liep in 15 jaar, van 1970 tot en met 1984, terug van 35,1 naar 30,1 %, naar de DDR van 9,5 naar 5,9 %, naar de ČSSR van 8,1 naar 5,2 %, naar Polen van 5,9 naar 4,2 % [samen: 58,6 > 45,4 %]. De export naar de Bondsrepubliek stijgt van 6,9 naar 7,4 % en naar Oostenrijk van 3,1 naar 5,3 %, naar Joegoslavië van 2,3 naar 3,4 % [samen: 12,3 > 16,1 %].
De import uit de Sovjet-Unie daalde van 33,2 naar 29,1 %, uit de DDR van 10,5 naar 6,4 %, uit de ČSSR van 7,9 naar 5,0 %, uit Polen van 5,8 naar 4,4 %. Samen dus van 57,4 naar > 44,9 %. De import uit de Bondsrepubliek liep in die jaren op van 5,1 naar 10,7 %, uit Oostenrijk van 3,9 naar 5,1 %, uit Joegoslavië van 1,8 naar 3,9 % [samen dus van 10,8 naar 19,6 % [Heinrich, 178]. De totale export bedraagt ongeveer Ft. 325 miljard of $ 8,6 miljard en bestaat uit o.a. machine uitrustingen, ruwe grondstoffen, halfafgewerkte prod., agrarische produkten. De import bedraagt $ 8,1 mrd. en bestaat voor 21 % uit energie, 26 % uit machines, en voor 46 % uit ruwe grondstoffen en halfafgewerkte produkten. Het b.n.p. bedraagt in 1983: $ 23,050 mrd en dat betekent per hoofd der bevolking: $ 2.150,-.

top

Ondanks al die cijfers gaat het in Hongarije, zoals eerder gezegd, nu minder goed en ook in 1984 worden er weer prijsverhogingen aangekondigd: op za. 21 januari 1984 worden niet onverwacht en “in overeenstemming met de doeleinden van het economische plan” weer prijsverhogingen aangekondigd: voor levensmiddelen, zoals het gevoelige produkt vlees, vis, gevogelte, conserven en bier, voor energie zoals kolen, hout olie, elektriciteit en benzine, voor bouwmaterialen zoals cement, dakpannen en stenen, en voor het openbaar vervoer, van 10 à 20 %. De bijzondere toelagen voor speciale groepen zoals ouderen, grote gezinnen en studenten zullen ook worden verhoogd. De regering wil o.a. de hoge subsidies verlagen en dus minder uitgeven, en men wil vooral meer de echte kostprijs doorberekenen. Hiermee wordt o.a. een jarenlange traditie in Budapest verbroken, want voor één Forint kan men niet meer een ritje maken met tram, bus of metro...... De salarissen gaan 5 % omhoog, maar de inflatie zal 7 à 8 % bedragen! Het gem. inkomen p.p.p.mnd. is nu: Ft. 4.300 [= fl. 300], en men verwacht dat ook nu de economische tweedeling wel weer groter zal worden.
Met name de vleesproduktie is in Hongarije een zeer gevoelig punt: in dit land [als 5e ter wereld] ligt deze produktie zeer hoog, n.l. 140 kg per hoofd per jaar, maar 2/3 hiervan [77 kg per hoofd p.j.] wordt in het land zelf gebruikt en 1/3 is bestemd voor de export en via de prijsverhoging wil men nu de export stimuleren want vlees is het belangrijkste exportprodukt van de landbouw; de helft hiervan bestaat n.l. uit vlees en vleesprodukten en elke vijfde dollar of DM wordt door de vleesverkoop verdiend. Bovendien wil Hongarije haar grote schulden [per hoofd de meeste van het ‘Oostblok’] aan het westen betalen en dus moet er meer vlees worden geëxporteerd en liefst minder thuis geconsumeerd… Dat kan door een prijsverhoging, die minder hard aankomt dan dat Hongaarse winkels b.v. een keer “nee!” zouden moeten verkopen!……
Een week voor de prijsverhjoging is overigens e.e.a. al aangekondigd in een interview met de staatssecr. van landb. en voedselvoorz. Miklós Villányi, die zei dat de kosten van de vleesproduktie tussen 1979 en ’83 met 35 % waren toegenomen, o.a. door de veel hogere kosten van veevoeder. Hij geeft ook toe dat de vleesproduktie minder winstgevend is dan andere sektoren van de landbouw; en een collega van Villányi laat weten dat de regering vorig jaar aan vleessubsidies Ft. 7,3 miljard betaalde, d.i. Ft. 1,3 mrd meer dan het jaar ervoor en die subsidies waren al  enorm hoog….  Op veel terreinen merkt men van overheidsingrijpen echter bijzonder weinig: In Hongarije tiert bijvoorbeeld de illegale straathandel van m.n. Polen welig. Talloze Poolse vrouwen verkopen hun bont, zilver, blouses en andere kleding, liefst voor westerse valuta, maar men doet niets tegen deze economische aktiviteiten.
De winkels in dit land zijn nog steeds goed gevuld, en niemand lijdt gebrek. Voor het regelen van talloze zaken zijn echter wel 'contacten' en 'relaties' nodig, en op vele artikelen, zoals een particuliere auto en een idem telefoon, moet men soms jaren wachten………. Wel maakt men steeds meer gebruik van mogelijkheden om bij te verdienen: b.v. een boutique, een bloemen­zaak, antiek-, lederwarenverkoop. Voor de buurlanden is dit een onorthodoxe, dus verkeerde ontwikke­ling, terwijl de Hongaren op deze manier juist beter kunnen leven……

Het nieuwe Budapest, hier Kispest.


Juist nu worden een steeds meer, geheel los van de partij en haar nevenorganisaties zoals het Vaderlandse Volks­front [HNF] en de Jeugdorganisatie KISZ, onafhankelijke organi­saties en verenigingen, veelal a-politiek, opgericht en sommigen, zoals Nyers, pleiten al voor veel meer bevoegdheden van het parlement, en voor decentralisatie van de macht, want, zeggen zij, ‘het volk moet meer eigen verantwoordelijkheid krijgen’.
Op verscheidene gezaghebbende economische instituten, zoals het eerder genoemde "Instituut voor Economische Wetenschappen van de Academie van Wetenschappen" [MTA Közgazdaság Tudományi Intézet] o.l.v. de al eerder genoemde prof. dr. János Kornai en het "Onderzoeksinstituut voor Wereldeconomie" [Világgazdasági Kutató Intézet] van dezelfde Academie o.l.v. dr. András Inotai discussieert men over verdere economische hervormingen. Decentralisatie en een beter management van de economie zullen niet slagen, als de oude, bestaande institutionele verhoudingen zich niet wijzigen, voorspelt men hier al. In 1968 begon men in Hongarije al met vormen van een markteconomie en tegenwoordig ziet men de planning meer een leidraad dan een absoluut bindend voorschrift…….
Allerlei problemen worden, geheel anders dan elders in de communistische wereld, in Hongarije openlijk besproken en aan de kaak gesteld! Zo schrijft de nog vrij jonge prof. dr. László Csaba [Budapest, 1954] een boek ter gelegenheid van het 35 jarig  bestaan van de "Comecon", en hij komt tot de slotsom dat men in 20 jaren alleen heeft gepraat, maar niets heeft gedaan: “We bleven toekijken, met een conservatief economisch management. De tweede helft van de jaren '80 zal nog moeilijker zijn, problemen hebben zich opgehoopt, een effectieve aanpak vergt veel tijd en pijn. De samenwerking van de landen onderling verloopt niet goed en is zeer moeilijk. De doelstellingen van al die plannen werden n.b. nooit bereikt en op de oude voet kan men niet verder.... De roep om veranderingen zal dus steeds luider worden, ….kleine wijzigingen rekken het leven van een ten dode opgeschreven systeem, maar radikale wijzigingen zijn nodig! Anders zal de chaos in Oost-Europa nog verder toenemen”, aldus prof. Csaba.
Ondanks alles gaat Hongarije echter toch verder met de economische hervormingen en op 20 april 1984 kondigt de MSZMP, de regerende partij, na een vergadering van het Centrale Comité [een soort ‘partijparlement’] verdere economische hervormingen aan: Er komt meer concurrentie van bedrijven, de sanering van de leiding van de bedrijven zal een aanvang nemen, er komen meer materiële prikkels voor werknemers, met een nieuw loonsysteem,
meer op de markt afgestemde prij­zen en meer decentralisatie.
In het algemeen vindt men snellere technische vooruitgang, minder energieverbruik, betere planning, sterkere rol van de markt [= de behoeften van de consumenten] en meer zelfstandigheid van ondernemingen nodig.
Er zullen dan ook grotere inkomensver­schillen komen, terwijl de rijkste 10 % der bevolking nu al al 4 à 5 maal zoveel als de armste 10 % der Hongaarse bevolking verdient, aldus de secr. van het CC der partij voor economie en lid van het politiburo der partij, Ferenc Havasi, [* 1929] die sinds enige tijd geldt als de verantwoordelijke man voor de economie en volgens velen ook een kanshebber is voor de opvolging van Kádár. Ooit is Havasi als metselaar begonnen, maar via het partijvoorzitterschap in de industriestad Tatabánya en later de provincie Komárom, kwam hij in 1975 bij de centrale leiding in Budapest. Hij moest toen, na de korte tijd van terugslag, de hervormingen weer intensiveren. Ook hij beseft terdege dat Hongarije is gedwongen om de export naar de westerse wereld te verhogen en de import te beperken, en dat het land afhankelijk is van de kredieten van westerse banken! Hij gaf zelfs in een rede in de Karl Marx- Econ. Universiteit in Budapest eind 1982 toe dat er in de binnenlandse politiek meer tekenen van onrust zijn dan in de vorige decennia maar denkt toch dat er verbetering kan komen. Bovendien erkent hij wel dat “we ons van het socialisme heel iets anders hadden voorgesteld” maar van het intrekken van b.v. de privé-initiatieven op economisch terrein wil hij niets weten en geeft wel toe dat m.n. de industrie nog veel meer effectiviteit en produktiviteit en vooral betere managers nodig heeft. Toch zijn volgens Havasi in 3 à 4 jaren al 120.000 mensen zonder problemen uit de industrie naar andere economische sektoren ‘overgeheveld’ en in de dienstensektor zijn nog zeer veel mensen nodig! Hij vindt ook dat er, ”omdat de partij alle pluralisme voldoende erkent en tot gelding laat komen”, geen meerdere partijen nodig zijn en verwacht -ook al mislukken de economische hervormingsplannen- geen ernstige crisis, die “een terugval in de steentijd” zou kunnen brengen, maar is zich ervan bewust dat Hongarije ook sterk van de rest van de wereld afhankelijk is. [Der Spiegel, no. 1, januari 1983]. 
Van 14 tot 17 mei 1984 bezoekt Havasi ook Nederland en hij vindt zo’n bezoek aan een land van de EG voor Hongarije belangrijk omdat de landen van de EG intussen belangrijke handelspartners zijn geworden. Die handel is echter niet in evenwicht en bovendien wordt een land als Hongarije, aldus Havasi,  door de hoge douanetarieven van de EG nog steeds gediscrimineerd. Ook kan Hongarije volgens Havasi steeds minder gemakkelijk toegang krijgen tot de EG-markt voor levensmiddelen en landbouwprodukten, maar hij is wel tevreden over b.v. de 57 samenwerkingsverbanden die intussen zijn opgebouwd tussen Nederlandse en Hongaarse firma’s om samen op te treden op een 3e markt, en over de joint ventures en de vrijhandelszones in Hongarije.
Opmerkelijk is dat de realistische en vrij nuchtere Havasi kritiek heeft op de 5-jarenplannen, die niet inspelen op de te verwachten ontwikkelingen van de komende vijf jaar zodat ze een recessie elders, b.v. in het westen, niet onmmiddellijk kunnen incalculeren en de technische ontwikkeling en de sociaal-maatschappelijke plannen niet kunnen beïnvloeden.

top

“Nu moeten de plannen demokratischer zijn, we moeten de mensen meer inspraakmogelijkheden bieden, en verder hebben we een goed oriënterend prijssysteem nodig”, aldus de man die verantwoordelijk is voor de Hongaarse economie, en die verder erkent dat ”firma’s die meer winst maken hogere salarissen moeten kunnen betalen en dat de staat een deel van de managementfunkties moet delegeren aan de firma’s, terwijl de plannen daarvoor nog niet helemaal zijn uitgewerkt”… [Anna Sándor, NRC/Hbl., mei 1984]. Intussen prijst Hongarije zich ook zeer gelukkig met de aandacht en de bezoeken van West-Europese leiders zoals de Britse premier mevrouw Margareth Thatcher en de Italiaanse premier Bettino Craxi [zie 16.3.5], want “de uitwisseling van ideeën met westerse leiders kan bevorderlijk zijn voor beter begrip en kan bijdragen tot de verminde­ring van de internationale spanningen, en het bleek mogelijk een oprechte dialoog te houden tussen landen met verschillende sociale systemen”...
Dit is voor kleine Oost-Europese landen een zeer ongebruike­lijk geluid en de stappen van Hongarije worden in Praag en O.-Berlijn, in Boekarest en Sofia zeker niet gewaar­deerd, maar Hongarije probeert de dialoog met het westen op gang te houden en heeft op economisch gebied al het meest liberale systeem van heel Oost-Europa en de bevolking is welvarender dan elders. Men trekt zich dan ook weinig aan van de vaak botte kritiek uit andere landen in Oost-Europa en neemt aan dat de leiding in Moskou de Hongaarse politiek nog steeds steunt, althans geen plannen heeft om na zovele jaren daaraan iets te doen… De sovjet-minister van buitenlandse zaken Andrei  Gromiko, die Budapest bezoekt, wordt dan ook slechts ‘ingelicht’....
Ook in juni 1984 komen de landen der Comecon, nu in Moskou, weer bijeen en er wordt weer een nietszeggend communiqué uitgegeven over "meer samenwerking en harmonisatie van de economische plannen", enz. Opnieuw is het Hongaarse pleidooi voor b.v. convertibiliteit van de Oost-Europese munten, van de Rubel m.n., tevergeefs en met name de regeringen in Oost-Berlijn, Praag en Moskou voelen niets voor een meer marktgerichte economie terwijl Hongarije daarentegen juist wèl meer mogelijkheden voor handel met West-Europa en olie-import uit de USSR wenst. Hongarije met name wordt in het Westen daarentegen nogal eens geprezen, met name door bankiers want dit land is kredietwaardig, particulier initiatief wordt hier gehono­reerd, men streeft hier reële, d.w.z. marktprijzen na, de Nationale Bank wordt strak geleid en de inkomensverschillen worden veel groter.
Concurrentie en kleine zelfstandige bedrijfjes bloeien, in de agrarische sektor werkt men voor een deel ook zelfstandig. Als eerste Oost-Europese land herstelt Hongarije in 1984 nota bene de aandelen­han­del, eerst alleen voor bedrijven, later ook voor particu­lieren en vanaf 1985 zullen ook voor buitenlandse investeer­ders Hongaarse aandelen te koop zijn. Joint ventures [met Westerse firma's] in economische "vrije zones" zijn ook al mogelijk en hier kan men vrij van douanecontrole en toestemming voor import, zonder tol en goedkoop [alles met Hongaarse valuta] een bedrijf opzetten. Er bestaan nu [1984] tien dergelijke zones. Maar….bij alle economische experimenten is het de vraag of de Hongaren “nu eens stappen nemen onafhankelijk van de Sovjet-Unie, en dingen durven te vragen die tot dusverre niet mochten worden gevraagd, of dat Hongarije in dezen een voorpost van de Comecon is en dat er na dit eerste schaap meer over de dam zullen gaan?” [volgens Anna Sándor].
Toch lijken ‘stappen los van Moskou’ voor iemand als de Hongaarse partijleider Kádár een brug te ver; van hèm zijn dergelijke stappen niet te verwachten. Voor hem en zijn generatie en vele anderen met hem en… ook voor de westerse wereld, is en blijft het machtscentrum in Moskou nu eenmaal -gezien de diverse ervaringen die men al decennia lang heeft opgedaan- van enorme [en voor een klein land als Hongarije beslissende] betekenis, en zolang dáár niets fundamenteel is veranderd, moet men het met die kennis van zaken doen….    
Dat geldt in het bijzonder ook voor het geheime overleg van Hongarije met de Europese Gemeenschap, waarbij Hongarije een bijzondere positie wenst: handelsvoordelen in de agrarische sektor en opheffing van beperkingen voor landen met zgn. staatshandel. De facto drijven Hongaarse bedrijven immers al zelfstandig handel, en bepalen zelf hun prijzen. Economische hervormers in Hongarije willen terug naar het model van 1968 als richtinggevend, maar men wil voorkómen dat beoogde hervormingen zo gemakkelijk weer terug gedraaid kunnen worden, zoals in 1972 en 1978/79 gebeurde. Daarna hebben economische hervormers echter weer de overhand gekregen: "Hongarije leeft nu niet meer onder de tirannie van de centrale planning" en o.a. daarom kan het land regelmatig van de internationale banken lenen: in juli krijgt Hongarije b.v. opnieuw een lening van de Wereldbank à $ 47,4 mln..
Toch trekt de staat zich niet terug: de industrie blijft staatseigendom en via o.a. subsidies en centraal geregelde prijzen kan men veel regelen. De groeiende particuliere sektor zorgt wel voor enige concurrentie. Volgens de wet van 1982 mag men een privé-onderneming bezitten met max. 30 man personeel en velen werken hier in vrije uren op contractbasis, naast hun 'gewone' baan! Via belastingvoordelen stimuleert de overheid deze bedrijvigheid!
Vanaf april 1984 worden in het geheim ook nieuwe bedrijfsleiders geko­zen door de werknemers en per 1 januari 1985 zullen ze in funktie komen. Twee kandidaten per funktie worden aangewezen door het ministerie!
Ook in de landbouw werkt de particuliere sektor goed: 1/3 van de agrarische produktie komt van privé-bedrijfjes en de landbouw levert nog altijd 1/3 van de harde valuta van het land, [Elseviers Weekbl.] en het leek er zelfs op dat met name Hongarije en de DDR op de Comecon-top in Moskou het relatief vrije, pragmatische economische beleid ten opzichte van het Westen hebben moeten verdedigen tegen b.v. de Tsjechoslowaken, die Hongarije beschuldigen van een "kortzichtig nationale houding". Ook reageren de DDR en Hongarije veel gematigder op de plaatsing van Amerikaanse raketten in West-Europa; men neemt nu artikelen uit elkaar kranten over, en vormt zo een "gezamenlijk front"…………
Als gevolg van de vele ontwikkelingen naar meer vrijheid en de sterk toegenomen particuliere handel, wordt er op 1 juli 1984 in Hongarije een economische politie opgericht, die speciaal fraude, corruptie en speculatie moet bestrijden. Mede aanleiding vormen ook de grote corruptiezaken in de voetbalwereld [1983 en '84: honderden trainers, voetballers en scheids­rechters betrokken], verduistering in een warenhuis [grote hoeveelheden textiel verdwenen] en een smokkelaffaire [van een bende goud- en deviezen-smokkelaars]. …..
Een gevolg van de nieuwe economische politiek is ook dat -op 14 augustus 1984- voor het eerst na 1945 een bedrijf in Hongarije, n.l. Irodagép és Finommechánikai Vállalat, failliet wordt verklaard terwlijk er geen sprake is van overname of fusie! Slecht management en inferieure kwaliteit van de produkten vormen de oorzaak en de schatkist heeft een schade van Ft. 1 mrd opgelopen. Maar dit lijkt een voorbeeld voor andere bedrijven met een dergelijk management en kwaliteit!…….. Toch blijft Hongarije in cultureel en in economisch opzicht een model, een experiment in de communisti­sche wereld, met een levendig, druk verkeer en met volle etalages. Er heerst een tolerant klimaat op politiek, cultureel en religieus gebied, en aan de planeconomie heeft men sinds 1968 elementen van de vrije markt toegevoegd, vooral op agrarisch gebied, in de horeca en de kleinhandel.
Particulier initiatief wordt in deze sektoren aangemoedigd, en het resultaat is o.a. dat Hongarije geen voedselte­kor­ten kent en dat men er vrijwel alles kan kopen. Steeds meer mensen kunnen zich in dit land iets extra's veroorloven. Iedereen kan een [privé-] bijbaantje nemen en zeer velen verdienen dankzij hun vakmanschap op deze wijze er 'heel wat' bij. 45 % van alle families heeft een auto, en per jaar komen er 200.000 particuliere auto’s bij! Voor orthodoxe communisten in andere landen moge dit een gruwel zijn, de Hongaren varen er wèl bij, en zijn tevreden. Ook is men zich zeer bewust van het feit in Midden-Europa, in het hart van dit werelddeel,

top

te horen: ”we wonen in hetzelfde cultuurgebied als waartoe West- [!] Europa behoort” en de politieke term "Oost-Europa" wekt dan ook weerstand en men vindt die beledigend. In Hongarije voelt men zich zelfs meer veel betrokken bij Oostenrijk en Italië, dan bij de gang van zaken in het zgn. Oostblok. [NRC-Hbl, 20 november 1984]. Men weigert in Budapest, Oost-Berlijn en nu zelfs in Praag om door de nieuwe militaire spanningen [de plaatsing van raketten] tussen Oost en West de vele contacten met West-Europa te verminderen. Van zeer vele typische verschijnselen van de landen van het "Oostblok" is in Hongarije overigens allang geen sprake meer. Het gem. loon p. maand bedraagt [officieel!!] Ft. 3.800 à 4.000 of minder dan fl. 300,- [1 gld = Ft. 15 of 1 Ft is 7 cent]. In feite verdient dus een zeer groot deel der bevolking veel meer.
"In hotels loopt de Budapester beau monde rond zonder een spoor van gêne, drinkt sophisticated drankjes aan de bar, en bezoekt de disco's, of laat zich op het terras een Wiener mélange met uitgelezen pâtisserie aanreiken door correcte roodgejaste obers. Komt er langs de Donauboulevard een Mercedes of een Porsche aanrijden, dan kijkt niemand daar meer van op". Het land geldt als stabiel en relatief [voor Westerse buitenlanders] zeer goedkoop. Het lijkt, alsof iedereen tevreden is en alsof er van een consensus sprake is. Van enige politieke propaganda der "Hongaarse Socialistische Arbeiders­partij" is in het openbare leven niets te merken en portretten van de leiding ontbreken ten enen male. Nergens ziet men leuzen of rode vlaggen en er heerst hier en daar een bijna of vrijwel Westerse levenssfeer, ontspannen, vrijmoedig zelfs. Vrijwel over alles [relatief veel] kan men hier zeggen en schrijven wat men wil, er zijn geen politieke gevangenen, van een aktieve soort geheime politie is geen sprake. De 'dissident' Miklós Haraszti klaagt dan ook: "Nog nooit heeft een Orwell-regime in de vrije pers zo'n populariteit genoten: er is vlees te krijgen en arbeiders worden niet afgeslacht.... en zelfs intellektuelen zijn zonder dwang op handen van de staat: dat is een saai wonder".  Het regime kent aan de onderdanen [burgers] een aanzienlijke mate van vrijheid toe: men kan tegenwoor­dig aardig z'n gang gaan. In ruil daarvoor verlangt dit bewind te worden gerespekteerd. Hoe lang dit model nog werkt is echter onbekend. Vele Hongaren merken daarvan niets. Váci utca en Vörösmarty tér: ze konden in willekeurig welke westerse metropool liggen,..... het is er hoogstens rustiger, beschaafder, minder onveilig en minder vies. [Peter Michielsen, NRC-Hbl., 8 december 1984].
Hongarije levert ook paradoxen: luxe, nachtclubs, bisztro's en eszpresszó's naast zaken als recordcijfers aan echtscheidingen, zelfmoorden en alkoholisme. Die paradox is het gevolg van de economische hervormingen, waardoor men naast z'n officiële werk nog heel wat bij mag verdienen, een 2e, 3e of zelfs 4e baan erbij mag nemen. Het mag allemaal, men werkt en verdient zich een ongeluk. "De Hongaar verdient p.mnd. Ft. 4,700, en geeft Ft. 8.000 uit, spaart er Ft. 2.000 en heeft een huis van Ft. 1,5 miljoen!" Ft. 9.000 is het gemiddelde gezinsinkomen... Buiten Budapest staan villa's van Ft. 10 mln.... Men woont, rijdt auto, gaat uit, loopt er netjes, vaak zelfs chic bij, gaat in het Westen op vakantie, koopt kunst". [P. Michielsen, idem]…….
Bijverdienen opent dus ongekende mogelijkheden, maar niet voor iedereen, en daar begint de tweedeling! De grote zwakte der hervormingen is bovendien het gebrek aan institutionalisering. Zelfs voor sluiting van bedrijven zijn er geen regels! Wíe dat moet regelen is niet eens vastgelegd. Alles kan eventueel weer worden teruggedraaid, en dat leidt tot pessimisme en onzekerheid. Niemand weet b.v. wat er gebeurt 'na Kádár'. Persoonlijk is hij de garantie van de 'hervormingen'…… Bij een slechter wordende situatie komt er een nog duidelijker tweedeling, en men weet alleen dat de partij daarop niet is voorbereid! Miljoenen kunnen nauwelijks rondkomen: ouderen, plattelanders, mensen zonder bijverdiensten, personeel van winkels en kantoren, veel vrouwen, gehandicapten en  gedemoraliseer­den: In totaal een 15 tot 20 % der bevolking! 2/3 van de bevolking profiteert niet van al die hervormingen, vooral bejaarden met een pensioen van Ft. 2.700 p.mnd. 60 % der bevolking verdient minder dan Ft. 3.700 p.mnd.
De socioloog György Csepeli verklaart dan ook: "Wat moeten die mensen met de hervormingen? Ze schieten er niets mee op" en de bekende sociologe Zsuzsa Ferge [hoofd van een Bureau voor ontwikkeling van een sociaal beleid] zegt: "Je kunt 30 % der bevolking niet afschrijven. De sterken mogen niet winnen, bij de sociale gevolgen van de hervormingen staat men niet stil, wie geen belang heeft bij 'hervormingen' zal die nooit steunen. Ook de socioloog Elemér Hankiss waarschuwt voor een grote groep die niet is vertegenwoordigd, en geen enkele steun heeft. Anderen benadrukken echter: je kunt de ontwikkeling niet stilleggen vanwege die ouderen en zwakkeren. Eigenlijk is het debat tussen sociologen en economen in Hongarije dus buitengewoon openhartig! In alle andere landen van dat zgn. "Oostblok" is men nog lang niet zover. Bijzonder is ook dat niemand vanwege zijn mening of z'n cynisme of pessimisme wordt beschouwd als gevaarlijk, dissident, ongewenst, en daarom wordt uitgesloten van dit debat. Één der meest radikale en meest konsekwent-progressieve economen is Tamás Bauer.
Tienduizenden leven zelfs onder het bestaansminimum van Ft. 1.300. Van het egalitarisme van vroeger, toen er alleen armoede te verdelen was, is niets meer over. [idem]. Een algemeen pessimisme heerst er: in 1976 verwachtte 92 % een stijging van de levensstandaard, in 1979: 19 %, in 1981: 9 % en 1984: 4 %. Volgens de socioloog Csaba Gombár is de groep antihervormers binnen het partijapparaat en de burokra­tie -zij, die in de hervormingen vooral ideologische ketterij zien- groot! Ze hebben de meerderheid, maar ze hebben de feiten tegen: Hongarije heeft geen andere keus. Ze kunnen wel wijzen op ontevredenheid bij de bevolking die niet van het NEM profiteert. "Ze zien achter elke boom het kapitalisme. Onzin, maar het bewind kan hen niet negeren, ze kunnen altijd roepen dat ze de publieke opinie vertegenwoordi­gen. Wie zal dat tenslotte controleren?", aldus Csaba Gombár. Decennia lang is er gewerkt vanuit de mentaliteit dat, wanneer het slecht gaat, er zonder meer overheidssteun komt, ongeacht de kosten! ”Ministeries hebben aan fabrieken altijd reddingsboeien toegeworpen, dat verander je niet zomaar”, aldus de econoom László Szamueli.
Voorbeeld: in 1979 moesten meer dan 1100 bedrijven hun prijzen aanpassen, dat lukte niet of nauwelijks: prompt schoten de ministeries 741 bedrijven financieel te hulp!....... Traagheid, halfslachtigheid en onzekerheid domineren dan ook nog altijd op elk gebied. 275 mammoetbedrijven -met vaak monopolieposities, zorgen nog altijd voor 73,3 % van de industriële produktie, ondanks alle gepraat over autonomie der bedrijven, decentralisatie, efficiency, ontmanteling der monopoliebedrijven, marktprijzen, enz. Verdere hervormingen zijn omstreden en onzeker geworden. [o.a. P. Michielsen, NRC-Hbl, 5 tot 8 decmber 1984].
Toch is het bewind in Hongarije het enige dat zich -hoe paternalistisch ook- weet aan te passen: met een aantal wensen der bevolking houdt men wel rekening. De Hongaren lieten zich b.v. hun leukste speeltje, de tweede economie, niet ontfutselen! [Peter Michielsen, idem]. Dit wordt een land van kleinburgerlijke consumptie-verslaafden….. geld geld, geld. Tachtig uur per week moet je ervoor werken, voor relaties is geen tijd meer, ontmenselijking!, aldus een dichter. Hankiss: ”Er is geen religie meer om mensen bijeen te houden, Hongarije raakt gefragmenteerd, wanhopig, ontworteld. Daarnaast staat: mensen werken alleen voor zichzelf, dat levert zelfbewustzijn en zelfrespekt op, mensen worden autonoom, maar dat is altijd nog beter dan vroeger toen men niets had”. Ook het economische weekblad "Heti Világgazdaság" [Wereldeconomie van de Week] constateert in oktober 1984 dat het in Hongarije gaat over het geld: wie [níet] waagt die [níet] wint.
Men is zich ervan bewust dat men weinig of geen grondstoffen heeft, van de wereldeconomie afhankelijk is, en internationaal krediet nodig heeft. Het Hongarije van Kádár voert "Realpolitik", en heeft zich daarmee een zekere populariteit verworven. Binnen het Sovjet-blok heeft men zich een grote mate van binnenlandse vrijheid geschapen, hoewel men beseft dat Hongarije voor z'n grondstoffen en energie grotendeels van de Sovjet-Unie afhankelijk is. De economische groei is in 1984 en '85 dan ook gering: 2 à 2,5 % per jaar. Echte contacten met de Russen [tienduizenden, en de schattingen lopen uiteen van 40 à 50.000- militairen, met enorme eigen terreinen die voor elke Hongaar volledig zijn afgesloten] in Hongarije zijn er niet en zij spelen in het bewustzijn zelfs hoegenaamd geen rol.

De beroemde schijver Gyula Illyés, 1902-1983.


De groeiende export leverde in 1982 een handelsoverschot op van $ 500 mln, en dat moet -zegt men- in de komende jaren aangroeien tot $ 700 à 800 mln en dat zal nodig zijn om de [rente op de] enorme leningen van IMF en Wereldbank ooit terug te betalen. In enkele [nog vrijwel stalinistisch geregeerde] buurlanden, zoals Tsjechoslowakije en Roemenië, kijkt men intussen met argusogen, kritiek en wantrouwen naar dit experiment van een steeds meer liberale dan 'socialis­tische' vorm van laissez faire. Gevolgen zijn o.a. inflatie, machtsdeling, werkloosheid, opheffen van de veel te dure gratis gezondheidszorg en reële prijzen. De heilige koeien van het 'socialisme' worden echter daarmee geslacht! In 1983 steeg het aantal verliesgevende bedrijven n.b. met 62 %: grote kapitalen verdwijnen nog steeds in een bodemloze put.
Geleidelijk breidt ook de privatisering zich uit. In 1983 telt Hongarije 22.000 privé-bedrijven en 16.000 contractgroepen [die met fabrieken samenwerken] en onafhankelijke teams. De privé-bedrijven tonen ook aan dat ze veel sneller, beter en goedkoper kunnen werken dan de staatsbedrij­ven! Ze concentreren zich vooral op de dienstensektor. Toch hebben ze nog altijd last van de burokratie, van juridische belemmeringen, problemen met bevoorrading, enz. Enorme verschillen in prijzen voor "diensten" [particulier en staats-, o.a.] "zijn tekenend voor de huidige fase, de wilde periode waarin diegenen van het lompenproletariaat die het risico van zelfstandig ondernemerschap aandurven, de kolder in de kop hebben en proberen zo gauw mogelijk rijk te worden... De autoriteiten kunnen dit proces niet verhinderen, en als je het mij vraagt wíllen ze dat ook niet eens. Maar ik geloof wèl dat het begrip "socialisme" aan een herdefinitie toe is", aldus de kritische schrijver György Konrád. "Van 'dissidenten' is eigenlijk geen sprake, en men windt zich over 't feit van "slechts één partij" of van de aanwezigheid van de Russen niet op. "Op de gang van zaken in dit land hebben ze immers geen enkele invloed", aldus n.b. Konrád. ..... en "de zaken waarover men ontevreden is, hebben niets met de ideologie te maken, zoals de woningnood, slechte telefoon, en 1/5 der bevolking die niet kan meeprofiteren van de onwikkelingen, en zit vast aan de armoedegrens en het minimumloon" [aldus Alexander Münninghoff, in "Hongarije, rood met gouden randen", 18 september 1984]. N.b. in 1984 wachten ruim 200.000 mensen in Hongarije op de aflevering van een bestelde auto en bij de meest populaire modellen kan het wachten zes jaar duren, zo zegt men officieel. Ook met de wens tot een telefoonaansluiting kan [moet] men vaak enkele jaren wachten…
Een groeiend aantal bedelaars maakt overigens sommigen ervan bewust dat niet iedereen het beter heeft gekregen en ook begint men door de steeds stijgende prijzen te merken dat er wel degelijk van inflatie sprake is. Geld is intussen het sleutelwoord in een land dat zich stap voor stap heeft ontworsteld aan de in het Oostblok heersende opvatting dat materiële luxe alleen is weggelegd voor de partijtop. De Hongaar weet inmiddels wel beter en hij heeft ontdekt hoezeer harde valuta het leven kan veraangenamen en hoe comfortabel het vervoer per auto is", aldus verklaart b.v. de Hongaarse bondscoach György Mezey.

top