|
16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989
16.3.5 Maatschappelijke problemen, dissidenten en onvrede,
en de reakties daarop in 1983.
De hierboven genoemde ophefmakende voetbalschandalen kunnen ook worden gezien als gevolgen van de politieke en economische vrijheden die men zich langzaamaan veroverde, en die voor een groot deel ten grondslag liggen aan de wet op de instelling van een economische politie [naar: Leeuwarder Courant, sept/okt. 1984]. Ook hebben de schandalen in de voetbalwereld, waar intussen 475 mensen werden aangeklaagd, het land diep geschokt.
Enorme bedragen gingen hier om en de corruptie en het bedrog vierden hoogtij. Dat lijkt nu voorbij, maar het publiek keerde zich af van het voetbal. Al in februari 1983 is n.l. een groot en geruchtmakend schandaal in de voetbalwereld ontdekt: door onderlinge afspraken beïnvloedden clubs en meer dan 200 spelers, trainers en funktionarissen de uitslagen van wedstrijden op de toto-formulieren en degenen die dat wisten wonnen hierbij een aanzienlijk bedrag aan geld; het geld van toto en lotto werd dus onderling verdeeld. Trainers en scheidsrechters namen steekpenningen aan en de uitslagen stonden tevoren al vast….. Na deze corruptiezaak volgden er arrestaties en twee processen en in maart 1983 werden in het "toto- of voetbalschandaal" de eerste vonnissen geveld: 16 spelers worden geschorst omdat ze afwisten van manipulaties en drie bondsscheidsrechters raken hun licensies kwijt, drie trainers en een clubvoorzitter werden ontslagen. Wel mogen de 49 betrokken clubs nog aan de competie blijven deelnemen! Er zijn tenslotte 330 [al geschorste] voetballers veroordeeld en de clubs "Újpest Dózsa" [van het ministerie van binnenl.z. en de politie!] en "Honvéd" [van het min.v.defensie!] worden in september 1983 financieel bestraft. Ook enkele andere voetbalverenigingen, zoals Volán en Nyíregyháza worden ook zwaar verdacht en men zegt dat met de zwendelaffaires meer dan Hfl. 1 mln is gemoeid. Op 30 september veroordeelden de rechtbanken van Budapest en Szekszárd een aantal leden van de zgn. "toto-maffia", die vanaf 1981 meer dan 32 miljoen forint met vals [voetbal-] spel hadden verdiend……De rechtbank in Budapest veroordeelde 32 hoofdschuldigen tot gevangenisstraffen van ½ tot 6 jaar en eerder zijn al 190 spelers en 13 scheidsrechters veroordeeld tot terugbetaling van prijzengelden…
Later in 1983 worden in Hongarije, als eerste land van Oost-Europa, contracten tussen voetballers en clubs, een maandloon tot Ft. 8.000 en premies voor prestaties ingevoerd: een begin van professionalisme in de sport. Het is een antwoord op de enorme financiële schandalen die openbaar werden en leidden tot processen en veroordelingen. Het is -formeel tenminste- ook afgelopen met de clubs van ministeries en grote staatsbedrijven zoals Honvéd, Újpest Dózsa [zie hierboven], Ferencváros [van de vleesindustrie] en MTK-Budapest [van de textielvakbond]. Om de topvoetballers te houden onderhield men tot dusver ook een "zwarte rekening", zorgde voor woningen en dienstauto's, etc... Manipulatie en bedrog tierden welig en al eerder werden spelers voor grote bedragen door het Westen gekocht. [der Spiegel, no. 37, sept. 1983]……De voetbalbond ontneemt tenslotte in september aan spelers van vier clubs van de eerste divisie hun premies, 200 à 300 gld. per speler, ‘wegens gebrek aan inzet’. ….
In december 1983 blijkt overigens dat het schandaal zich nog steeds uitbreidt want er worden opnieuw 74 spelers, onder wie twee van Ferencváros, voorl. geschorst en het aantal schorsingen beloopt dan 334. De fraude kosste de staat intussen al bijna Ft 40 miljoen [> gld. 2,5 mln] en verscheidene spelers zijn al veroordeeld tot hoge boetes, gevangenisstraf of schorsing. N.a.v. het ontslag van de manager van de populaire club Ferencváros, Dezsö Novák [“vanwege de matige prestaties”], tekenen spelers zelfs een petitie vóór zijn herstel en dreigen met een spelers-staking…. Het in Hongarije zo populaire voetbal krijgt dus een naam van corruptie en verdachte geldzaken en dat maakt op het publiek een grote indruk. Het blijkt dat ook beroemde voetballers maar ‘gewone’ mensen zijn die, net als zoveel andere Hongaren, nu ‘van de gelegenheid gebruik maken’ om extra bij te verdienen en in luxe te leven! Maar ook in de voetbalwereld blijkt dat ‘staatsbedrijven’ zoals de befaamde voetbalclubs door allerlei nieuwe mogelijkheden niet meer goed kunnen worden gecontroleerd en in feite op een zeer kapitalistische manier hun winsten proberen te maken en door interne afspraken bedrog plegen. Die nieuwe financiële privépraktijken vragen echter om overheidsoptreden en daar moet men nog aan wennen.….
Deze Hongaarse overheid heeft voorlopig echter andere zorgen, want het blijkt steeds duidelijker dat o.a. een aantal intellektuelen steeds meer z’n eigen gang gaat en daarbij ‘illegaal’ de principes van de [niet zo demokratische] ‘socialistische staat’ duidelijk aan het licht wil brengen en daarmee die staat min of meer wenst te ontmaskeren. Ook worden de protesten van Hongaren in Roemenië en Slowakije steeds openlijker en de diepe sympathie van sommige groepen èn van prominenten in Hongarije zelf is ook duidelijk: daarmee gaat men eigenlijk in tegen het officiële beleid van stilzwijgen t.o. de ‘socialistische broederlanden’, maar dat beleid blijkt praktisch niet meer vol te houden o.a. omdat intellektuelen, schrijvers en ook sommige politici van de partij zich opwerpen als verdedigers van die drie miljoen ’Hongaren over de grens’ [a határontúli magyarság], terwijl het regime hiermee eigenlijk geen raad weet. Hier steekt immers het aloude nationalisme de kop op, waarvan communisten altijd dachten [‘wisten’] dat dat bij het oude feodale en fascistische tijdperk hoorde dat nu eindelijk is overwonnen door het socialisme en de klassenstrijd….
Maar ook met een aantal kritische, pacifistische groepen in b.v. de rooms-katholieke kerk weet men geen raad en het is in Hongarije allang gebleken dat ‘het socialisme’ zich moeilijk verdraagt met vrijheid en demokratie, met b.v. vrijheid van meningsuiting, en dat zelfs uit de mond van hoge funktionarissen der partij de onzekerheid klinkt over de toekomst van het ‘socialistische’ karakter van het regime. Ook bij moderne en progressieve Hongaarse economen bestaat er gelukkig wel de wens en mogelijkheid tot experimenten en het zoeken naar nieuwe mogelijkheden, maar ook zij kunnen over de toekomst van het soort maatschappij zoals die in Hongarije al meer dan 20 jaar bestaat, weinig of niets zeggen en stellen vooral vragen! Ook deze economen zijn echter niet op zoek naar de antwoorden zoals die door de marxistische ideologie worden gegeven, maar het is duidelijk dat men steeds meer economische en financiële vrijheden en mogelijkheden voor het publiek, voor particulieren, zoekt en hun sterk toegenomen behoeften aan ontspanning, consumptie, reizen, èn b.v. hun burgerlijke mentaliteit wel kent!
Intussen kent ook het eigenzinnige Hongaarse model nog altijd z’n grote maatschappelijke problemen van b.v. armoede en discriminatie die evenmin met de aloude ideologische antwoorden kunnen worden opgelost! Door sociologen is ook vastgesteld dat b.v. de kerken in de samenleving hun bindende rol voor zeer velen hebben verloren, maar dat er niets voor in de plaats is gekomen: ook de moderne Hongaarse maatschappij is, met name in de grote steden, gefragmenteerd en -precies zoals in het westen: je moet jezelf maar zien te redden en van de staat [!] of de buren kun je in de regel weinig of geen hulp meer verwachten….. Duidelijk is ook dat het regime in de jaren ’80 in een veel meer kritieke fase is beland en dat men sommige nieuwe uitingen van onvrede voorlopig slechts met ouderwetse middelen, zoals politieoptreden en huiszoekingen, dreiging enz. weet te beantwoorden.
Opmerkelijk is overigens dat er in dit relatief tamelijk vrije land niet eens een wet bestaat die de censuur regelt! De partij schrijft eenvoudig de richtlijnen voor en de regering en lagere besturen, uitgevers etc. hebben zich hieraan te houden! Nooit kan iemand dus een beroep doen op de wet waarin zwart op wit is geschreven dat een publikatie of boek verboden zou moeten of kunnen worden en elke schrijver is in principe niet zeker over wat hij wèl en wat hij beter niet kan schrijven…. Je moet min of meer op de hoogte zijn van het feit dat de censuur informeel is en je moet altijd voorzichtig zijn, een soort zelfcensuur toepassen, of/en aanvoelen wat kan en wat niet kan….. Toch is Hongarije vergeleken met enkele andere zgn. “Oostblokstaten” wel soepel en er kan inderdaad zeer veel….
Maar niet alles! Op 26 januari 1983 wordt b.v. de ‘dissidente’ architekt László Rajk jr., die al eerder verdacht was wegens z’n aktiviteiten, n.b. met groot vertoon door 100 man politie uit z’n flat in de Galamb utca gezet, "omdat het bezit van twee flats [ook van z’n overleden moeder] per persoon niet is toegestaan".
Bij hem werd ook -na de inval in december ’82 en een eerdere huiszoeking en de sluiting van zijn winkel- huiszoeking verricht, en "met ongekend machtsvertoon" worden Rajk en de uitgever Ferenc Köszeg nu bedreigd. Materiaal à fl. 50.000 wordt in beslag genomen, o.a. uit Rajks ‘Szamizdat boutique’, maar de samizdat-boeken zouden een dag eerder al uit het huis zijn gehaald door dissidente uitgevers, en in veiligheid zijn gebracht. De intussen hier en daar wel bekende 'demokratische oppositie' [a demokratikus ellenzék], waarbij naast de eerder genoemde János Kis en Ottilia Solt, ook Rajk en Kőszeg horen, publiceerde vooral over sociale problemen zoals armoede, werkloosheid, woningnood, de grote loonverschillen, de tweede economie, [zelf-] censuur, pacifisme, vredespolitiek en de kerken. Veel minder bemoeide men zich in Hongarije met de situatie in buurlanden, maar o.a. de brede Poolse oppositie van de massabeweging Solidarność [1980/81], Charta ’77 in Tsjechoslowakije en soms ook de processen tegen Russische dissidenten werkten omgekeerd wel bij sommigen in Hongarije.
Vooral het feit dat de communistische Poolse overheid zich moeilijk kan handhaven, terwijl de kerk -los van de overheid- met gemak en spontaan vele miljoenen op de been kan brengen spreekt aan en het spreekt vanzelf dat de gebeurtenissen in Polen hun weerslag hebben in o.a. Hongarije, waar een kleine groep dissidenten aktief blijft. Zij zijn niet r.-katholiek maar weten en zien dat een kerk, die openlijk haar steun gaf aan de vakbeweging Solidarność bijna als Poolse oppositie dienst doet en dat de Polen als volk voordurend, massaal en openlijk hebben getoond allerminst enige sympathie voor het communistische regime te hebben…….
De in Oost-Europa wijd verbreide onvrede is in Hongarije echter nauwelijks merkbaar geweest en de reden hiervoor is duidelijk: Hongarije geldt n.l. als rijk en welvarend en veel vrijer dan vèrreweg de meeste [alle!] andere communistische landen en de onvrede kon hier zelfs in cabaret en soms in tijdschriften wel aan bod komen. Er zijn echter ook in het Hongarije van Kádár altijd politieke taboes geweest, die m.n. raken aan de fundamenten van dit regime. Juist die basis van de macht [het Russische militaire ingrijpen en de bezetting sinds november 1956!] is bij b.v. sommige intellektuelen omstreden.
Toch gaat het nu vooral om praktische zaken [zie hierboven] want de Hongaren hebben ook geleerd vooral dankbaar te zijn: de bescheiden en fatsoenlijke János Kádár [van wie je in het hele land slechts met moeite een portret vindt!] is dan toch maar al bijna 30 jaar de best denkbare leider. Voor de massa geldt hij vooral als mens en als magyar, Hongaar, en dat is beide in zéér positieve zin bedoeld!! Zij opmerkelijk soepele aanpak van binnenlandse problemen èn tegelijk zijn goede verhouding met zowel Chroesjtsjov als Brežnjev als nu Andropov, maken al vele jaren dat het ‘kádárizmus’ in het land populair is en daarbuiten vaak wordt geroemd als voorbeeld voor en model van een ander, beter soort ‘socialisme’…..
Al in 1983 verschijnen de verzamelde werken van de demokratische, niet-communistische schrijver en politicus István Bibó!...
Toch vraagt men in en buiten het land zich wel af waarom Hongarije voor het eerst sinds 3 jaar nú ineens de 'demokratische oppositie' aanpakt: Speelt de steeds voortdurende onrust in Polen een rol, of wil men de nieuwe sovjetleider Andropov behagen, gunstig stemmen? Rajk laat overigen weten dat hij in de flat van zijn overleden moeder een nieuwe ‘samizdat boutique’ [Hong. butik] zal openen.
László Rajk jr. is op 26 januari 1949 in Budapest geboren en was bijna 10 maanden toen zijn vader op 15 oktober werd opgehangen. László Rajk sr. had zeer hoge posten in de partij had bekleed, maar werd op 40-jarige leeftijd veroordeeld en geëxecuteerd in één van de grootste schijnprocessen tegen ‘titoïsten’ tijdens de stalinistische periode van Rákosi. Rajk is in 1956 alleen na zeer sterk aandringen van zijn weduwe, Júlia, formeel wel gerehabiliteerd en in oktober officieel begraven, maar de zaak bleef altijd min of meer taboe, waarschijnlijk omdat ook Kádár als min.v.binnenl.z., opvolger van èn destijds een goede vriend van Rajk, en zelfs peetoom van László jr., zèlf een rol speelde en medeverantwoordelijk was. De zoon werd als baby in 1949 bij z’n [toen gevangen genomen] moeder weggehaald en is onder een andere naam in een speciale instelling voor kinderen van in ongenade gevallen partijfuktionarissen gebracht…. Vele jaren gingen voorbij waarin zijn moeder zocht naar haar kind en het tenslotte weer bij zich kon hebben. Zijn moeder Júlia is ook altijd blijven opkomen voor politiek onderdrukten in het land en heeft sinds 1956, als overtuigd aanhanger van Imre Nagy en met hem gevlucht naar de Joegoslavische ambassade, een zeer bekende naam in Hongarije, maar niet positief voor het regime.
In ± 20 jaar heeft men dit soort zaken niet meegemaakt. Tot dusver reageerde de overheid altijd voorzichtig, wilde geen publiciteit, geen martelaren, maande tot kalmte, probeerde dissidente geluiden geen publiciteit te geven en aldus werd de onvrede binnen de perken gehouden. Waarschijnlijk wil men ook het eigen economische hervormingsprogramma niet in gevaar wil brengen, maar beseft men -omdat de handel met het westen en daarmee de economische groei stagneert- toch weer meer op Moskou te zijn aangewezen. Wellicht is men in Moskou ook van plan om ontwikkelingen zoals in Polen voortaan in de kiem te smoren en in Budapest wil men ook zoiets voorkómen: "Kádár doet er dus zèlf wat aan"...
Toch heeft men drie jaren lang de aktiviteiten van oppositionele groepen, zoals de ‘Szeta’ [1979] van Ottilia Solt, het blad Beszélő [oktober 1981] van János Kis en AB Független Kiadó [Onafhankelijke Uitgeverij AB, 1980] van Gábor Demszky, nauwelijks gehinderd en deze groepen van intellektuelen, die min of meer geïsoleerd in de maatschappij staan, willen zelf ook geen massale of grote akties ondernemen of echt oppositie voeren. De kerkelijke vredesgroepen en de ‘basisgroepen’ worden ook [nog] niet aangevallen, maar er is wel reden om aan te nemen “dat Kádár opgelucht adem heeft gehaald, toen het Poolse leger [in december 1981] een eind maakte aan het Poolse experiment”…
Het is echter onwaarschijnlijk dat Kádár in aktie is gekomen omdat hij daartoe opdracht van Moskou zou hebben ontvangen. Veeleer wil Kádár voorkómen dat Andropov een aanleiding krijgt om zich direkt met de zaken in Hongarije te bemoeien, want nu de handel met het westen stagneert en de aanpassing van de Hongaarse prijzen aan die op de wereldmarkt ook nadelig kan werken, is Hongarije weer meer op de welwillendheid van Moskou ten aanzien van de verwezenlijking van haar hervormingsplannen aangewezen. Het recente optreden tegen dissidenten is vermoedelijk dan ook mede bedoeld om Moskou gunstig te stemmen dat Hongarije er in de toekomst meer en meer op uit zal zijn om “Poolse ontwikkelingen” zo mogelijk in de kiem te doen smoren……
[J. den Boef, Trouw, 18 januari 1983].
Volgens het partijblad "Népszabadság" zijn onafhankelijke vredesgroepen in Hongarije overigens overbodig omdat "de socialistische politiek van de Sovjet-Unie vredespolitiek betekent", maar…"De Hongaarse regering zal geduldig en tolerant blijven", aldus verzekert de partijkrant. Toch is deze felle toon al vele jaren niet meer gehoord. De officieel bestaande "Hongaarse Vredesraad" heeft intussen vergeefs geprobeerd om alternatieve [basis- of dialoog-] groepen te integreren, maar men schat het aantal ‘dissidenten’ in Hongarije op slechts een 100 à 200, voornamelijk intellektuelen. Één de theoretici der beweging, de filosoof Gáspár Miklós Tamás [Kolozsvár, tgw. Cluj-Napoca, 28 nov. 1948], die in 1978 uit Roemenië naar Hongarije kwam en aan de universiteit van Budapest [ELTE} filosofie docererde maar al snel werd ontslagen wegens “ellenzéki magatartás”[oppositioneel gedrag], en die onlangs nog zei dat “men de regering kritisch wil volgen”. Maar hij wil "de staatsvorm niet in het geding brengen" en verder het demokratische pluralisme in b.v. vakbonden en regionale besturen bevorderen.
Volgens Miklós Haraszti, al in 1973/74 schrijver van het kritische boek ‘Stukloon’ en redakteur van Beszélő, wil men vooral ‘de vrijheid van het woord overeind houden en nieuwe ideeën ontwikkelen’. Eind maart 1983 vindt opnieuw een inval plaats bij dissidenten, o.a. in de flat van Rajk jr., die als ontmoetingsplaats geldt. Zes personen worden een aantal uren vastgehouden en manuskripten en boeken worden ook nu in beslag genomen.
Vervolgens worden in april de meest bekende en prominente dissidenten Rajk en de socioloog Demszky, die zich bezig hielden met het drukken en verspreiden van onofficiële lektuur, ondervraagd en in de gaten gehouden, en ze worden samen met de schrijver Haraszti, de filosoof Jenő Nagy, Kőszeg en Ottília Solt gedreigd met een proces, "vanwege het overtreden van de perswet" maar op 1 juni besluit men toch niet tot een proces over te gaan: meegedeeld wordt dat justitie geen strafvervolging zal instellen tegen deze zes eerder aangehouden dissidenten! Een officiële waarschuwing lijkt voldoende want de publikaties zijn intussen gestopt.
Haraszti laat intussen echter wel weten dat hij vreest dat de politie een eind wil maken aan de ‘samizdat’, maar ook hoopt hij dat ‘ze het op de Hongaarse manier proberen’. Voor het eerst na vele jaren worden dus dissidenten voor korte tijd opgepakt en men vraagt zich dan af of het regime minder terughoudend wordt, maar anders dan in sommige andere landen van Oost-Europa komt het in Hongarije níet tot politieke processen of tot langdurige gevangenisstraffen, maar het steekspel met intimidatie, waarschuwingen en verboden, enz. gaat wèl door.
Men is echter als dissident in Hongarije niet meer zo bang voor de autoriteiten, en weet zich min of meer gesteund door een aantal vooraanstaande economen en andere hervormers binnen de partij. Moskou, Boekarest, Oost-Berlijn liggen voor het gevoel van alle Hongaren dan ook mijlenver weg, terwijl men nog altijd de blik heeft gericht op het neutrale buurland Oostenrijk! Maar ja: "kleine landen zijn afhankelijke acteurs op het internationale toneel; maar ze zijn wel flexibeler en beweeglijker", aldus de voorzichtige hoofdredakteur van de partijkrant "Népszabadság", János Berecz. [NRC/Hbl., 9 april 1983], die zelfs ook al vindt dat de Comecon níet het einde voor z’n land is, en die tevreden is dat Hongarije krediet in Washington èn in Moskou heeft!
In feite zijn veel voorstellen van de 'demokratische oppositie' immers nauwelijks of niet te onderscheiden van die van hervormers binnen de partij! Miklós Haraszti b.v. wil geen aanval doen op de leidende rol van de partij, maar wil vooral het overheidsapparaat [justitie, bestuur] laten controleren door burgers en dus hun inspraak formeel vergroten, want "er bestaan in Hongarije nog niet geïnstitutionaliseerde garanties die het optreden van de autoriteiten aan banden kunnen leggen", aldus zelfs een hoge partijfunktionaris. [H. de Jong in de Volkskrant, 9 april 1983]. Voor de demokratische oppositie blijven deze beginjaren ’80 echter toch die van de gedrukte vrije pers!….
Op 8 mei 1983 vindt in Budapest een grote vredesdemonstratie van de KISZ en de Nationale Vredesraad plaats met 10.000 deelnemers, maar een onafhankelijke groep, 450 leden van de "Vredesgroep voor Dialoog", zondert zich af en houdt apart een kleine demonstratie met de leuze “Alle kernwapens nu weg uit Europa”. De leden dragen ook speldjes met “Dialoog” [Párbeszéd] erop maar de politie grijpt hier níet in! Onder druk van de overheid heft deze groep zich in juli 1983 zelfs op omdat haar het werken onmogelijk is gemaakt en ook worden 15 West-Europese pacifisten uitgewezen, die van plan waren om een internationaal vredeskamp van "Dialoog voor Vrede", dat vooral bestaat uit studenten en lektoren aan de universiteit van Budapest, bij te wonen. In augustus houden politieagenten in burger huiszoeking bij een aantal leden van de pacifistische “Vredesgroep voor dialoog” in Szeged, omdat zij pamfletten verspreidden tegen kernwapens. Ze kunnen wegens overtreden van de perwet tot 6 maanden worden veroordeeld.
Op 16 september 1983 volgt het ontslag van Ferenc Kulin [Pomáz, t.N.v. Buda, 27 okt.1943], hoofdredakteur van het nonconformistische, kritische maandblad "Mozgó Világ" [Wereld in beweging], vanaf 1975 het blad van de communistische jeugdbond KISZ voor literatuur- en maatschappijonderzoek, door het CC van KISZ ‘wegens z'n 'ideologisch afwijkende publikaties', want "hij is veel te negatief, te pessimistisch en kritisch tegenover de partijpolitiek" een heeft “systematisch de richtlijnen van de partij uitgedaagd”.... Prompt protesteert een commissie van de Schrijversbond tegen de toenemende administratieve maatregelen, en studenten van de Universiteit van Budapest [ELTE] betuigen hun steun aan de schrijver Csoóri en Kulin in een petitie. Die studenten dagen zelfs de onderminister v. cultuur Dezső Tóth uit tot een [ongekend!] openbaar debat over censuur en academische vrijheid! Tóth krijgt harde kritiek van studenten te verduren wegens 't ontslag van Kulin maar waagt zich toch 'in het hol van de leeuw' in de discussie met de 800 oproerige studenten [Budapest, oktober 1983], en toont zich een flexibel onderhandelaar! [Heinrich, 86]. De hele redaktie van "Mozgó Világ" wordt vernieuwd en men intervieuwt de economische hervormer [van het NEM van 1968] en lid van het CC Rezső Nyers: deze betreurt de problemen die zijn ontstaan en vindt de reakties [van de overheid] nogal overdreven! [Tökés, R., Hungarian Reform Imperatives, 12]. Desondanks komt er nog in 1983 een wet die de straf op illegale publikaties verdubbelt tot Ft. 10.000,-.
Intussen doet zich op 23 september een incident voor wanneer de socioloog en dissident Gábor Demszky [Budapest, 4 augustus 1952] zich verzet tegen een poging van de politie om z'n privé-brieven te lezen; een handgemeen ontstaat en Demszky wordt met een gummiknuppel in elkaar geslagen, loopt een hersenschudding op en moet zich vier dagen in het ziekenhuis laten opnemen. Kort hierna vraagt de dissidente filosoof Gábor Miklós Tamás in een Open Brief zich af of "dit misschien het begin is van een nieuw stenen tijdperk" in Hongarije en velen vrezen inderdaad een verscherping van de censuur. In oktober sluit de politie de juridische faculteit der ELTE af, op verzoek van de rector van de faculteit, de historicus Pölöskei [Réde, Bakonywoud, apr. 1930], nadat er in het gebouw een affiche met kritiek op het ontslag van Kulin was verschenen en om demonstraties tegen dit ontslag te voorkómen. De angst voor het herleven van de censuur is dus weer bij allerlei min of meer dissidente en kritische schrijvers en redakteurs aanwezig en wordt groter! Bovendien kent men de beperkte invloed van de dissidente intellektuelen in Hongarije wel en beseft dat ‘de grote massa’ nogal onverschillig staat ten opzichte van niet economische en financiële daden van het als ‘liberaal’ bekend staande regime…..
In oktober wordt inderdaad een proces tegen Gábor Demszky voorbereid en hij zal zich moeten verantwoorden voor het incident van september omdat hij zich verzette tegen z’n arrestatie en twee politieagenten aanviel….Demszky wordt op 21 december veroordeeld tot een half jaar voorwaardelijk. Het is na tien jaar het eerste politieke proces in Hongarije, maar Demszky, die ontkent iemand te hebben aangevallen, noemt ‘het proces wel eerlijk, maar de aanklacht is een farce’, en hij gaat in hoger beroep. Dat de politie op zoek was naar persoonlijke papieren van Demszky wordt volledig verzwegen! Nog nooit eerder in Oost-Europa gebeurd is dat de rechtszaal korte tijd door een honderdtal aanhangers van de beklaagde Demszky wordt bezet en dat is een protest tegen het niet binnenlaten van vrienden van Demszky!
Gábor Demszky is als 20-jarige maoïst na een demonstratie al eens een jaar van de universiteit ELTE verwijderd en gevangen gezet. Toen werd hij taxichaufferu en later bibliothecaris. In 1976 studeerde hij af en van 1976-’81 was hij medewerker van het blad Világosság. In 1979 werd hij medewerker van de Stichting SZETA en verklaarde zich o.a. solidair met Charta ’77 in Tsjechoslowakije.
Vervolgens laat de dissidente Haraszti op 9 december 1983 weten dat Demszky op 21 december voor de rechtbank moet verschijnen. Voor het eerst sinds 10 jaar vindt er in Budapest dus weer een politiek proces plaats! Demszky, die o.a. meewerkte aan het ondergrondse blad "Figyelő" [Waarnemer] en aan de uitgeverij AB, wordt wegens het bezit van ondergrondse lektuur, veroordeeld tot ½ jaar gevangenisstraf. Officieel heet het dat Demszky zich moet verantwoorden wegens z'n poging tot verzet tegen z'n arrestatie en het aanvallen van politiemannen op 24 september. Maar de rechtszaal is n.b. korte tijd bezet gehouden door 100 aanhangers van Demszky omdat hun de toegang was verboden! Demszky vindt de aanklacht een farce, en gaat in hoger beroep.
Ondanks het liberale imago van Hongarije is er dus toch opnieuw sprake van een hardere aanpak, politieoptreden, geweld, arrestaties en veroordelingen van dissidenten! N.b. De politieagenten die hem met een gummiknuppel bont en blauw sloegen en een hersenschudding [+ 4 dagen ziekenhuis] bezorgden, gaan vrijuit.……
Gevolg van dit alles is dat Hongarije in een rapport van het Helsinki-comité over 1983 voor het eerst wordt genoemd omdat er sprake is van schendingen van mensenrechten, b.v. van godsdienstige discriminatie van 30 à 40 mensen per jaar [dienstweigeraars e.a.], en dat de persvrijheid in feite is beperkt! Toch heerst er in het algemeen een mild klimaat in dit Oost-Europese land.... Al in 1969 nam het CC der partij een resolutie aan waarin wordt gezegd dat het de bedoeling van de partij is om de vrijheid van geweten en artistieke creaties te respekteren. Dat leverde echter wel onzekerheid bij verschillende partijfunktionarissen op: wat is de grens? Velen in de partij voelen zich zelfs in het defensief gedrongen! Door het gebrek aan een consistente politiek en strategie hebben verschillende personen nogal eens verschillende standpunten!
Toch beseffen zelfs leiders der oppositie, zoals Ferenc Kőszeg, dat het bewind van Kádár ook in het westen populair is en Kőszeg erkent dat b.v. in z'n geschrift "De demokratische oppositie in Hongarije: tegenwoordige status en verwachtingen". "Het bestaan van een oppositie verschaft de Hongaarse regering vertrouwen in het buitenland. Het land heeft een gunstig imago in de internationale pers, o.a. door de libeale en pragmatische politiek en de relatief hoge levensstandaard, de relatief vrije stroom van informatie en mogelijkheden tot buitenlandse reizen, de openbare veiligheid, en het feit dat de autoriteiten de burgerrechten min of meer respekteren. [Heinrich, 86/87]. Opmerkelijk voor Hongarije is dat dissidenten geen politieke of sociale outcasts zijn en dat zij de dialoog met de autoriteiten níet voorgoed willen beëindigen. De grenzen tussen "dissident" en "loyaal" zijn [in tegenstelling tot b.v. Roemenië, ČSSR, DDR of de Sovjet-Unie] niet eens duidelijk aan te geven!
De bekende Hongaarse popster Zsuzsa Koncz.
De meeste dissidenten begonnen ooit als conformisten, overtuigde marxisten zelfs, en raakten geleidelijk ontevreden, ze hebben vaak geen helder ideologisch doel voor ogen, en vormen een breed spektrum van uiterst links tot burgerlijk-rechts. Een dissidente econoom als Tibor Liska wil een veel grotere rol voor het privé-kapitaal, en is populair bij regering [hervormers!] en oppositie. [Heinrich, 90/91]. Min of meer riskant blijven publikaties over het lot van de Hongaren als 'nationale minderheden' in de buurlanden. "There are several topics that are taboo for public discussions, and any attempt to table such topics openly provokes instant reactions": vooral de rol van de Sovjet-Unie en de relaties met de buurlanden horen bij die topics! [Heinrich, 91]. De precaire internationale situatie blijft voor Hongarije dus bestaan. Een grote rol speelt ook dat de leiding [Kádár] absoluut geen geweld en geen trauma's wenst, nog altijd "1956" in het achterhoofd heeft, en veel belang hecht aan het handhaven van het goede beeld van het land in het westen! [idem].
Langzamerhand wordt nu ook duidelijk dat de betrekkingen met de buurlanden Roemenië en Tsjechoslowakije steeds meer onder druk van de publieke opinie komen te staan en dat ook de kerken niet meer onverdeeld achter het bewind staat als het om politieke en vooral militaire kwesties, zoals de internationale kenrwapenwedloop, gaat. Aldus veroordelen de katholieke bisschoppen b.v. op 12 april 1983 de internationale wapenwedloop wel, maar ze geven níet, zoals men overal in het Oostblok verplicht doet, alleen het westen de schuld! Hongarije heeft n.l. zeer veel belang bij de hervatting van het wapenoverleg tussen de supermachten, en dat laten politici ook merken bij hun gesprekken met b.v. westerse collega’s.
Maar ook de al enkele jaren in de katholieke kerk bestaande onenigheid over de ‘basisbeweging’ blijft bestaan: in mei 1983 bezoekt de pauselijke nuntius voor Oost-Europa, aartsbisschop Luigi Poggi, Hongarije en zegt dat het Vatikaan de Hongaarse bisschoppen steunt tegen de basisbeweging, en die moet zich eenvoudig schikken naar de pauselijke richtlijnen.... Maar Rome wil o.a. ook meer mogelijkheden voor het godsdienstonderwijs in Hongarije en bisschop Cserháti pleit ervoor dat de staat meer vertrouwen heeft in de kerk, want de kerk heeft nu recht op vertrouwen: ze heeft al zóveel geduld geoefend! Wel constateren kerk en staat beide een maatschappelijke crisis: 40 % der huwelijken loopt [vaak al binnen vijf jaar] uit op echtscheiding, 45 % van de scheidende paren is jonger dan 29 jaar, 55 % van de meisjes van 18 jaar [en jonger] die trouwen is al zwanger, het drugsgebruik is enorm, alkoholisme en zelfdoding spelen een veel te grote rol...
Ook het feit dat de helft van de jonggehuwden bij de ouders inwoont is niet positief. Men zal dus elkaar raadplegen, de dialoog in plaats van confrontatie zoeken en heeft respekt voor elkaars ideologie, maar de kerk acht een compromis van gelovigen en marxisten op het punt van de uitgangspunten niet mogelijk...
In juni 1983 verschijnt een pauselijke bul waarin wordt meegedeeld dat de [rooms-katholieke] kerkelijke indeling van het land wordt gewijzigd: voortaan gelden de namen [aartsbisd.] Esztergom-Budapest en Kalocsa-Kecskemét; Kaposvár en Debrecen-Nyíregyháza worden nieuwe bisdommen en Veszprém wordt zetel van een aartsbisschop.
Opvallend is ook het bezoek van paus Johannes Paulus II Oostenrijk in september ‘83, waar hij o.a. bidt in het bedevaartsoord Mariazell, een ook voor gelovige katholieke Hongaren al eeuwen zeer bekend bedevaartsoord, waar o.a. de vorige primaat, József kardinaal Mindszenty, ligt begraven. De paus noemt hier Mindszenty een martelaar van het geloof, maar vervolgens gaat kardinaal Lékai naar Wenen voor overleg. Men blijft -naar buiten toe- echter zeer voorzichtig: de grote tegenstelling tussen Lékai en z’n voorganger Mindszenty is voor iedereen namelijk allang duidelijk, maar die kan uiteraard niet publiekelijk worden besproken of benadrukt….
De vooral praktisch gerichte bisschop Cserháti van Pécs, de secr. der Hongaarse r.k. bisschoppenconferentie, herhaalt verder in een interview, afgedrukt in het maandblad Kritika van de partij, dat "de Hongaarse overheid er goed aan doen om minder enge grenzen te stellen aan aktiviteiten betr. zielszorg der r.-katholieke kerk".
“De kerk wil geen politieke rol spelen, maar wel meer speelruimte voor opbouwende kritiek in de maatschappij” en hij ziet helaas ook niet altijd dat 'de socialistische moraal' echt moreel is, n.l. met een duidelijk verschil tussen goed en kwaad en daaruit in volle verantwoording handelen t.o. de samenleving! Cserháti vindt dat, als de kerken zo nodig moeten meehelpen aan versterking van het gezinsleven en aan de ethische opvoeding der jeugd en verbetering van het lot van ouden en zieken, zoals in januari 1983 op het congres van het HNF is gezegd, de overheid de contacten tussen priesters en gezinnen niet met achterdocht moet blijven volgen en als 'clericale contacten' negatief brandmerkt! De overheid wantrouwt volgens Cserháti n.l. nog maar al te vaak de kerkelijke aktiviteiten en basisgroepen waarin religieuze verdieping wordt nagestreefd!……
Tegen de pauselijke richtlijnen in gaat in oktober 1983 ook een achttal priesters die protesteren tegen de strakke, negatieve houding van kardinaal Lékai t.o.v. de basisgemeenschappen in de kerk: Lékai zou willekeurig priesters overplaatsen en verplichten loyaliteitsverklaringen te tekenen. Ze beschuldigen de primaat zelfs van ‘een vervolgingscampagne’ binnen de kerk en hun aktie wordt in Wenen en dus verder in het westen bekend.
Het conflict met de basis- en pacifistische groepen o.l.v. György Bulányi, wordt dus steeds meer openlijk, maar intussen schaart ook het Vatikaan zich opnieuw achter het episkopaat en vindt dat ”de basisgemeenschappen dienen samen te werken met de bisschoppen”……..
Een sukses lijkt wel dat in de zomer voor het eerst ook christelijke uitgevers kunnen meewerken aan de jaarlijkse boekenweek in het centrum van Budapest en ze kunnen aldus duizenden bijbels en andere kerkelijke uitgaven verkopen! Toch ziet men ook dat de overheid nog altijd het drukken en verspreiden van religieuze lektuur, die als illegale ‘samizdat-lektuur’ wordt gezien, hindert en beboet: in december worden bijvoorbeeld weer eens twee katholieke mannen opgepakt, die deel uitmaakten van een groep die kerstgeschenken aan kerkleden wilde uitdelen, omdat ze in bezit waren van honderden zelfgedrukte boeken….. In januari worden ze veroordeeld tot geldboetes, die aanzienlijk kunnen zijn. De invloed van onafhankelijke vredesgroepen blijft echter gering en de officiële Vredesraad neemt zonder meer de standpunten van partij en regering in, b.v. inzake de plaatsing van moderne NAVO-kruisraketten èn idem van nieuwe sovjetraketten op het grondgebied van kleine lidstaten van het Warschau-pakt. Hongarije heeft al meer dan 25 jaar dit standpunt en baseert z’n houding ook op de financiële en economische steun die het regime toen kreeg van de Sovjet-Unie èn op het dulden van de economische experimenten in Hongarije… De vredesgroepen en ook het regime laten het voorlopig echter nog niet aankomen op een echte confrontatie. Bovendien is de groep ‘Dialoog’ intussen uiteengevallen in radikalen [Dialoog] en de nieuwe, gematigde “Vredesclub” met o.a. Ferenc Kőszegi, die met de Vredesraad samenwerkt en het officiële beleid steunt.
In december 1983 komt er zelfs binnen de officiële ‘Vredesraad’ een kerkelijke commissie tot stand die onder leiding van de calvinistische bisschop dr. Tibor Bartha en dr. Zoltán Aranyos staat, en die zich dus ook min of meer conformeert aan het regeringsstandpunt dat vooral Amerika schuld heeft aan de bewapeningswedloop. Het Nederlandse IKV aarzelt daarom eerst over haar verdere contacten met Hongaarse vredesgroepen, en volgens sommige berichten komt er in januari ook kritiek op opperrabbijn Salgó, die met de Vredesraad zou meewerken….
De ‘tweede’ kerk in Hongarije is vanouds de hervormde [of gereformeerde], met vier bisschoppen n.l. dr. Attila Kovács, dr. Károly Tóth, dr. László Kürti en dr. Tibor Bartha. Bijzonder is vooral dat in 1983 in Kecskemét bij de oude Hervormde kerk een Museum voor calvinistische [református] kerkelijke kunst wordt geopend. Men heeft hiervoor al 900 kerkelijke voorwerpen van artistieke en historische waarde, zoals avondmaalsbekers en kleden, verzameld en heeft alle medewerking van de autoriteiten.
Opmerkelijker is echter wat er in de veel kleinere Evangelische [lutherse] kerk van Hongarije, de 3e in grootte, zich afspeelt: deze kerk komt in april met een uitvoerige publikatie over het eerder gevonden testament van Martin Luther, van de uitgeverij Corvina in Budapest in samenwerking met twee Duitse uitgeverijen. Men deelt ook mee dat de eerste 42 kandidaten [26 vr. en 16 m., gem. 30 jaar] die 3 jaar geleden begonnen aan een schriftelijke cursus theologie van de evangelische theol. Academie in Budapest, zijn geslaagd. Men heeft destijds deze vorm van theologische studie gekozen omdat er niet voldoende andere opleidingsmogelijkheden bestonden….
Ter gelegenheid van het Lutherjaar 1983 komt er in oktober in Budapest bij het gebouw van de Evangelische Theologische Hogeschool een beeld van de beroemde reformator, dat al in 1940 is gemaakt door Elek Lux en waaraan nu de laatste hand zal worden gelegd door Barna Búza. Het meest spraakmakend is echter opnieuw de overigens zeer loyale evang.-lutherse bisschop Zoltán Káldy, die in een radio-interview verklaart dat "elke preek van een van de 300 predikanten van de evangelische kerk kritiek op het marxisme betekent", en dat zijn kerk in elk geval haar overleven níet dankt aan een taktisch akkoordje met het marxisme. ‘Wij hebben kritiek op negatieve aspekten van onze samenleving, zoals de slechte arbeidsmoraal, het zich terugtrekken in 't eigen gezin,'t uiteenvallen van gezinnen, enz.’, aldus bisschop Káldy. Van belang is ook dat in juli/aug. 1984 Budapest [Hongarije] gastvrouw zal zijn voor de algemene vergadering der Lutherse Wereldfederatie [LWF], die zal beginnen met een massabijeenkomst in het Sportstadion van Budapest. De autoriteiten zullen bij de voorbereidingen etc. alle medewerking verlenen! Káldy is dan ook kritisch t.o. meningen uit het westen als zou de kerk zich steeds ‘moeizaam van compromis tot compromis met de staat moeten voortslepen’ of dat de kerk het steeds weer gooit op een akkoordje met de marxistische staat. ‘Een preek over God is al niet te rijmen met een wereldbeschouwing waarin God wordt ontkend’, aldus de bisschop. Hij heeft ook kritiek op de vele kerkleden die zich terugtrekken in het gezinsleven en bovenmatig belang hechten aan hun vrije tijd, en Káldy wijst regelmatig kritiek van westerlingen op de kerk in Hongarije af en wijst b.v. erop dat “de kerk zonder principiële of theologische concessies te hebben gedaan toch zulke goede betrekkingen met de overheid heeft opgebouwd dat er in 1984 voor het eerst in een communistisch land een algemene vergadering van de Lutherse Wereldfederatie kan worden gehouden!”.
Hij is daarom teleurgesteld in mensen van de kerk die in plaats van dankbaar te zijn kritiek hebben en verdachtmakingen laten horen. “Zelfs in onze eigen pers zijn we nooit zo fel aangevallen”, aldus Káldy, die bekend staat als iemand die ‘de theologie van de diakonia”, de dienstbaarheid, onwikkelde: het gaat er niet om met woorden maar met daden van het evangelie te getuigen!, want “ook Christus zelf heeft z’n werk vooral als dienstbetoon verstaan”, aldus de Hongaarse bisschop, die ook duidelijk maakt dat de staat zich absoluut niet zal bemoeien met het verloop van de komende internationale vergadering! Zelfs Imre Miklós, de staatssecr. voor godsdienstzaken heeft zich enorm ingespannen om op het hoogste niveau vrij baan voor deze internationale bijeenkomst te krijgen, en men garandeert bij voorbaat b.v. al de vrijheid van spreken. Dat er toch twijfels blijven bestaan, b.v. bij sommige afgevaardigden uit de westerse wereld, m.n. bij in 1956 gevluchte Hongaren, blijkt al snel, maar o.a. de secr.-gen. van de LWF valt bisschop Káldy bij want ”de 120 Hongaarse gemeenten zullen er alles aan doen om de vergadering tot een sukses te maken en de deelnemers uit het westen volle gastvrijheid te bieden” Ook voor de grote medewerking van de Hongaarse autoriteiten bij de voorbereidingen heeft hij slechts veel lof………..
Evenzeer geheel passend in de Hongaarse tradities èn toch zeer modern, is dat op 18 augustus 1983 -naar het voorbeeld van de ook bij de Hongaarse jeugd zeer populaire westerse rock muziek- de eerste Hongaarse rock-opera "István, a király" van Levente Szörényi [muziek] en János Bródy [tekst] voor het eerst wordt opgevoerd op de "Koningsheuvel" [Király domb] in het Stadspark in Budapest.
Het is een teken van het sterk toegenomen nationale bewustzijn, en van het besef dat aan de nationale Hongaarse koningen, in het bijzonder aan de eerste, christelijke koning en stichter van het koninkrijk [de Hongaarse staat], de nationale held en heilige koning István [970-1038], vooral een buitengewoon positieve betekenis moet worden toegekend. De historische grootheid van het eeuwenoude koninkrijk Hongarije is n.l. nog steeds van enorme betekenis. Dit alles vormt echter een flagrante tegenstelling tot de officiële opvatting, de dogmatische, oude communistische leer dat de ware geschiedenis toch pas met de "Grote Socialistische Oktoberrevolutie" in Rusland op 7 november 1917 begint......Deze eerste Hongaarse rock-opera is echter onmiddellijk bijzonder populair! Populair is ook de nieuwe Hongaarse filmversie van de al tien jaar oude musical ‘Jesus Christ Superstar’ van Andrew Lloyd Webbers, en o.a. het partijblad verklaart nog eens dat ‘de bijbel en daarmee de geschiedenis van Jezus behoren tot het gemeenschappelijke erfgoed van de mensheid’….
De verbondenheid met de westerse wereld is ook duidelijk geweest in het leven van de in januari 1983 in Los Angeles overleden beroemde Amerikaanse cineast van Hongaarse afkomst, Ernest László. Hij is geboren in Budapest in 1898 óf in Szabadka [tgw. Subotica] in 1905 [!], ging later naar Amerika waar hij in 1926 begon als assistent-cameraman, in 1930 cameraman werd, en als chef-cineast [1940] een beroemdheid werd door films zoals The Hitler Gang [1944], The Girl from Manhatten [1948], The Steel Trap [1952], Vera Cruz [1954], Judgement at Nuremberg [1960], It's a mad mad mad mad World [1963], Ship of Fools [1965], waarvoor László een Academy Award kreeg, en vele andere prijzen won……….
Op 3 maart 1983 overlijdt de 77-jarige wereldberoemde schrijver Arthur Koestler in Engeland. Hij werd in Budapest geboren als zoon van een Hongaarse, joodse vader en een Weense moeder. Ooit was hij pro-communistisch, maar later, al in de jaren '30 verzette hij zich fel tegen alle vormen van totalitaire diktatuur.
In augustus 1983 overlijdt de 80-jarige communist Zoltán Vas [Weinberger]. Hij zat van 1925 tot '40 in Hongarije gevangen en bekleedde als "moskoviet" [en jood] vanaf 1945 belangrijke funkties in de partij, o.a. als leider van het staatsplanburo. Hij was o.a. vriend en trouw medewerker van Rákosi, maar in 1953 verloor hij z'n funkties voor enige tijd. In 1956 werd hij onder Nagy weer minister, is daarna gearresteerd maar niet vervolgd! Na 1957 schreef hij een aantal boeken, o.a. zijn memoires. Hij staat vanaf 1945 ook bekend als iemand die tóch menselijk was ondanks de vaak kille, onmenselijke politiek.
De meeste aandacht gaat echter uit naar het op 15 april 1983 voorbije leven van de 80-jarige beroemde schrijver, essayist en dichter Gyula Illyés die al ± een halve eeuw een beroemd auteur was. Al in de jaren '30 behoorde Illyés tot de rebelse "populistische schrijvers", en leverde kritiek op het toenmalige regime. Door "Pusták népe" werd hij 1936 al beroemd. Na 1945, maar vooral na 1956, komt hij als "linkse, revolutionaire" auteur regelmatig in conflict met het dogmatische communistische terreurregime en zijn gedicht uit 1950 [!] "Egy mondat a zsarnokságról" [Één zin over tirannie], een bittere aanklacht tegen het stalinistische regime, wordt vanaf 1956 zeer beroemd!
Én de al even beroemde popster Levente Szörényi.
Lovend was de 'grand old man' Illyés over het bewind van "intelligente en liberale" Kádár, "dat scheppers laat scheppen", en dat "de dialoog in ere heeft hersteld". "Onze leiders hebben zich aangepast aan de smaak van de Hongaren... en ”Er heerst hier een gevoel van vrijheid"... Hij kwam al vanaf de jaren '60 op voor Hongaarse minderheden in de verdrukking in Roemenië en Tsjechoslowakije. [naar Peter Michielsen, in NRC/Hbl, 19 april 1983]. Ironisch is dat enkele uren na de dood van Illyés de partij een aanval lanceert op dissidenten die klachten verspreiden over de behandeling van etnische Hongaren in Roemenië, hoewel ze daarmee trouwens ingaat tegen de opvattingen van de beroemde Illyés! Maar menigeen in Hongarije vermoedt dat de partij weer eens de formele ‘vriendschappelijke en broederlijke banden’ met het socialistische buurland Roemenië wil benadrukken, omdat de publieke opinie in Hongarije zich steeds meer zorgen maakt over het lot van deze Hongaarse etnische minderheid, n.b. de grootste van Europa. De 1,7 à 2 mln Hongaren worden door het regime van diktator Ceauşescu namelijk gedwongen zich in alle opzichten aan te passen, en te "roemeniseren".
Stelselmatig worden Hongaren gedwongen om hun eigen identiteit op te geven, hun cultuur wordt onderdrukt, en een vals historisch beeld over Hongaren als "woeste indringers" in zogenaamd authentiek Roemeens gebied [Zevenburgen, Hong. Erdély of Roem. Transilvania, tot 1918 altijd een deel van de Hongaarse kroon!] wordt [via het onderwijs en de pers] gegeven. De contacten tussen Hongaren en Roemenen zijn minimaal en de Hongaren in Roemenië worden bewust en systematisch geïsoleerd van hun 10 miljoen broeders in buurland Hongarije!
Het onderwijs in de "minderheidstalen" wordt steeds verder beperkt, hun kerken worden in aktiviteiten totaal gecontroleerd en zwaar beperkt, cultuurhistorisch erfgoed is al door de staat in beslag genomen, en in Hongaarse woongebieden worden systematisch Roemeense ambtenaren, politieagenten, veiligheidsmensen, leraren, rechters en advokaten, ingezet. Door een doelbewuste industrialisatiepolitiek worden Hongaren gediscrimineerd, en de vestiging van Roemenen in Hongaars gebied en omgekeerd wordt bevorderd. Met name de [Hongaarstalige] kerken staan onder zware druk, zoals de < 1,5 mln rooms-katholieken en de 0,8 mln gereformeerden [hervormden]. Vrijwel alle bezit is genationaliseerd. De kerken zijn in Roemenië overigens de enige plaatsen waar men de [Hongaarse of Duitse] moedertaal nog mag gebruiken! Toch probeert men met kleine groepen te overleven en komt in het geheim bijeen om b.v. de eeuwenoude volkspoëzie, liederen, taal en cultuur te beoefenen. De lotsverbondenheid neemt toe en de gehechtheid aan de eigen [Hongaarse] tradities is nog groot, ondanks de vervolgingen en de controle van het openbare leven door de geheime politie, de beruchte en gevreesde "Securitate".
Wel krijgt o.a. de filosoof Attila Ara-Kovács, een der in november 1982 gearresteerde redakteuren van het illegale Hongaarse blad Ellenpontok [Contrapunten], in mei toestemming om naar Hongarije te vertrekken, maar hij vroeg al vier jaar geleden een visum aan om zich bij z’n vrouw in Budapest te kunnen voegen! In maart klaagde hij nog in een open brief dat twee collega’s, de dichter Géza Szőcs en de hoogleraar Károly Tóth, ‘door de autoriteiten in hun bestaan werden bedreigd’ want de Roemeeense staat negeert b.v. de Slotakte van Helsinki en schendt al vele jaren de rechten van etnische en religieuze minderheden, met name die van de vele etnische Hongaren in het land! Ondanks het feit dat Hongarije praktisch weinig of niets kan doen tegen het ‘socialistische broederland’ groeit in het land de onvrede over deze situatie, en nu en dan protesteren schijvers in de literaire bladen wel degelijk.
In mei publiceert het blad Élet és Irodalom b.v. een scherpe aanmval op een boek van de Roemeense schrijver Ion Lancranjan, die -geheel in de lijn van Ceauşescu- beweert dat de Hongaren hun hele geschiedenis door zich ‘nu eenmaal’ agressief hebben gedragen tegenover andere nationaliteiten en dat het Hongaarse irredentisme tegenwoordig weer vanuit Hongarije wordt aangemoedigd…Volgens Élet és Irodalom komt het er dus op neer dat vreedzaam samenleven van Hongaren en Roemenen verder onmogelijk is en dat is weer aanleiding voor een [Roemeens] pleidooi voor drastische assimilatie van de Hongaren in Roemenië, die de grootste etnische minderheid in heel Europa vormen! Maar men lijkt zich hierover elders en in Roemenië zelf niet te bekommeren.
Op 1 december 1983 wordt in Roemenië immers na maanden van voorbereiding op zeer grootscheepse wijze herdacht dat het vroegere Hongaarse Zevenburgen [Transylvanië] 65 jaar geleden een deel van Roemenië werd: een volksvergadering met 1.228 Roemeense afgevaardigden in Alba Iulia [Gyulafehérvár] proklameerde toen onder luid gejuich van honderduizend andere Roemenen uit Zevenburgen de aansluiting bij het koninkrijk Roemenië. In allerlei fabrieken en bedrijven, scholen en in alle steden en dorpen is dat herdacht…
In het gebied wonen echter nog altijd 1,7 à 2 mln Hongaren die worden gediscrimineerd. Het gebied kwam in 1920 "definitief" bij Roemenië, maar was 1940/44 [door toedoen van Hitler-Duitsland] deels weer Hongaars, maar Roemenië benadrukt steeds opnieuw dat 't gebied zgn. "vanouds en authentiek Roemeens" is en beschouwt “zekere buitenlandse” [d.w.z. Hongaarse] historici als tendentieus, pseudo-wetenschappelijk, fout, vijandig, enz. Een broer van Ceauşescu, dr. Ilie Ceauşescu., prof. in de geschiedenis, onder-min.v.defensie, enz. publiceert ook een boek dat dit benadrukt, en dat zéker stof tot discussies zal geven, hoewel de Roemenen ‘wetenschappelijk bewijzen dat het vanouds hun gebied is’ en dat er van Hongaarse rechten dus geen sprake kan zijn. .......
Hongarije erkent wel de huidige grenzen, vindt echter de 'vrede van Trianon' van 1920 onrechtvaardig en imperialistisch, en vindt ook dat Roemenië de rechten van de Hongaren niet respekteert, èn de geschiedenis geweld aandoet en verdraait. In Roemenië is men slechts buitengewoon trots op de geweldige eigen prestaties o.l.v. president en partijleider Nicolae Ceauşescu.... Maar ook in de westerse wereld oogst de Roemeense leider veel of vanwege zijn ‘onafhankelijke buitenlandse politiek’ en zijn kritiek op het sovjetimperialisme….. Op de binnenlandse situatie in Roemenië, en met name de grote armoede van de hele bevolking en de terreur door de geheime politie, wordt echter weinig nadruk gelegd….
De Hongaarse pers reageert echter al enkele jaren en ook nu weer zeer kritisch op de Roemeense zienswijze en op de manier waarop de aansluiting van 65 jaar geleden is herdacht. Bovendien moet iedereen steeds weer lezen en horen dat de Roemenen een bijzonder positieve bijdrage aan de historie hebben geleverd en dat de Hongaren nu eenmaal vanouds vervelende Aziatische barbaren en indringers zijn en dat soort praatjes. Bij alles speelt, naar men algemeen zegt, de geheime politie, de Securitate, een beslissende rol, en niemand kan de ander nog vertrouwen bij persoonlijke contacten….
Enkele maanden eerder, op 19 en 20 september 1983, bezocht de Amerikaanse vice-president George Bush in Oost-Europa Roemenië en Hongarije en hij verklaart dat de betrekkingen met Hongarije geen enkel probleem opleveren, maar goed en zeer openhartig zijn. Bush heeft alle lof voor de 'liberale' Hongaarse binnenlandse en economische politiek maar bekritiseert de houding van satellieten van de sovjets en het mensenrechtenbeleid der Sovjet-Unie. De USA zien graag dat ‘de verschillende landen in Oost-Europa er hun eigen opvattingen op na houden’, aldus Bush.
”Amerika zal deze landen beoordelen naarmate ze tegemoet komen aan verlangens van het volk, een onafhankelijke buitenlandse politiek voeren en open zijn naar de rest van de wereld, en Amerika verwerpt”, aldus Bush, ”een verdeeld Europa”. Opmerkelijk is evenwel dat Roemenië vanwege de buitenlandse politiek wordt geprezen en dat Bush geen woorden wijdt aan de diktatuur en terreur van het regime van Ceauşescu.
In Moskou reageert men vervolgens -begrijpelijk in de Koude Oorlog- met: "Amerika wil nog steeds een wig drijven tussen de landen van Oost-Europa". Bush zegt overigens m.n. dat de USA ook na plaatsing van de middellange afstandsraketten het overleg met de Sovjet-Unie wil voortzetten.
Eenmaal in Wenen verwerpt Bush het idee van een verdeeld Europa nog eens en dringt er bij de communistische landen aan ‘weer helemaal deel te worden van het Europese continent’. Hij bespeurde in Roemenië duidelijk ‘de onafhankelijke buitenlandse politiek’ en in Hongarije vooral de invoering van grotere openheid van de samenleving en o.a. de op de markt gerichte economische hervormingen. Beide landen vormen volgens hem ‘gunstige uitzonderingen in het Oostblok’ en hij fulmineert vooral tegen het Kremlin. Men krijgt echter de stellige indruk dat Bush denkt dat alle kleinere landen van Oost Europa bèst in staat zijn zich in alle opzichten zelfstandig en onafhankelijk van Moskou te gedragen….
‘In een poging een wig te drijven in de eenheid tussen de landen van de socialistische gemeenschap babbelde de Amerikaanse zendeling ook schaamteloos over de vraag wie van hen op een beloning van Washington kunnen rekenen en wie niet’, aldus Tass, ingaande op de opmerking van Bush de USA een politiek van differentiatie zullen blijven voeren en in elk individueel geval reageren naar de mate waarin wordt tegemoet gekomen aan de verlangens van het volk, een onafhankelijke buitenlandse politiek wordt gevoerd en men zich openstelt voor de rest van de wereld’. Een Hongaarse funktionaris in Washington zei echter dat ’Hongarije niet zal ingaan op de Amerikaanse uitnodiging zich meer aan de invloedssfeer van de Sovjet-Unie te onttrekken’.
Hongarije heeft echter niet alleen moeilijkheden met het zeer nationalistische beleid van de Roemeense diktator Ceauşescu maar ook steeds meer met de autoriteiten in buurland Tsjechoslowakije. Niet alleen wonen hier, m.n. in het zuiden van Slowakije, een 600.000 Hongaren die er als ‘nationale groep’ worden gediscrimineerd, maar ook hebben beide landen al in 1977 een akkoord gesloten over de gemeenschappelijke aanleg van stuwdammen en een energiecentrale in de Donau. De kritiek daarop begint intussen in Hongarije bij het publiek ook langzamerhand steeds meer aandacht te krijgen en velen zijn bang voor de nadelige gevolgen van het megaprojekt voor b.v. de watervoorziening en het milieu. In april 1983 geeft ook de Hongaarse Academie van Wetenschappen voor het eerst haar mening over de milieu-effecten van de bouw van de stuwdammen in de Donau bij Bős [Gabčíkovo] in Zuidwest-Slowakije en bij Nagymaros ten noorden van Budapest waarvan de kosten worden geschat op $ 2 miljard.
Akties tegen het akkoord over de Donaustuwdammen in [Tsjecho-] Slowakije zijn er nauwelijks, maar in Hongarije wil een onafhankelijke milieugroep "Dunakör" [Donaukring] de publieke opinie mobiliseren en wijst op de gevaren voor het milieu en de drinkwatervoorziening van o.a. de 2 miljoen inwoners van Budapest, en voor de flora en fauna van Szigetköz. Bossen en akkerbouw zullen lijden onder uitdroging van de bodem na daling van de grondwaterspiegel, zegt men. Maar terwijl de ČSSR al zeer aktief is bij de aanleg en bouw van het projekt [dijken en een kanaal ten noorden van de Donau], doet Hongarije nog steeds niets want de regering in Budapest voelt o.a. steeds meer de druk van milieugroepen, die -n.b. ongestoord!- handtekeningen verzamelen!
In Praag geeft men toe dat een deel van de klachten van milieugroepen terecht is maar trekt zich er niets van aan. Enkele steden der ČSSR zijn immers al zeer vervuild. Toch ziet het er naar uit dat Hongarije níet onder het akkoord uit zal kunnen komen. Eén van degenen die in Slowakije wèl protesteert is de hier al bekende aktivist, de geoloog en schijver Miklós Duray [Losonc/Lučenec, 18 juli 1945], de 38-jarige leider van de Hongaarse minderheid, die op 10 november 1982 al in Bratislava, het vroegere Pozsony, Pressburg, is gearresteerd.
Duray was al in 1968 aktief in de Tsjechoslowaakse politiek, maar vooral in de jaren ’70 werd hij bekend n.a.v. zijn aktiviteiten tegen de regering: ook hij ondertekende Charta’77 en richtte in 1978 zelfs een “Wettelijke Hulporganisatie ten bate van de Hongaarse Minderheid in Tsjechoslowakije” op, o.a. om te voorkómen dat de plannen tot opheffing van Hongaarse scholen in Slowakije doorgingen en tegen allerlei andere anti-Hongaarse maatregelen! In het algemeen komt hij op voor verdediging van de Hongaarse rechten als etnische minderheid. Hij wordt echter in de loop der jaren verschillende malen gevangen genomen, o.a. in 1982/83, huiszoekingen worden er in z’n flat gedaan, hij wordt onder bewaking gesteld, ondervraagd, etc. etc. Toch komt o.a. Charta’77 als organisatie voor burgerrechten voor hem in het geweer en hij wordt als een de belangrijkste dissidenten in ‘het verre Slowakije’ ook internationaal bekend: de Internationale PEN-Club en Amnesty International pleiten voor hem! Maar ook in 1984/85 zit hij ruim een jaar en drie maanden gevangen wegens “verstoring van de openbare orde, aktiviteiten tegen het socialistische systeem en tegen de Sovjet-Unie en haar bondgenoten”!
Duray liet n.l. in augustus in New York bij "Püski" een werk drukken: "In de hondenmuilband" [Kutyaszorítóban], waarvoor de bekende Hongaarse dichter en schrijver, essayist en later ook politicus, Sándor Csoóri [Zámoly, 13 km N.v. Székesfehérvár, 3 febr. 1930] een voorwoord schrijft met de titel "Kapaszkodás a megmaradásért" [Het opstijgen uit wat er overbleef]. Duray schreef ook een autobiografie, "Dilemma" [met eveneens een voorwoord van Csoóri] en hij liet hierin zijn verbittering blijken over het droevige lot van de ongeveer drie miljoen Hongaren buiten het land, over de grenzen, m.n. in Roemenië, Slowakije en Joegoslavië, maar prompt wordt Csoóri als "nationalist" gebrandmerkt, óók door het blad "Élet és Irodalom" van de Hongaarse Schrijversbond. Het is n.l. al vele jaren in de Oost-Europese landen gebruikelijk dat men b.v. in de pers elkaar niet aanvalt of bekritiseert en met name Hongaren die het wagen om over het vaak bittere lot der ‘broeders’, de Magyaren in de gebieden over de grens, in de buurlanden dus, te schrijven, wacht zéker geen lof of dank….
In juli wordt Csoóri, die van die broederschap der socialistische landen evenmin iets wil weten, dan ook vanwege het voorwoord in het werk van de zeer aktieve Slowaakse disssident, in Hongarije voor een jaar verboden iets te publiceren. De zeer kritische Csoóri schreef vele gedichten, essays en artikelen, en scripts voor verscheidene films en in 1982 kreeg hij de Oostenrijkse Herderprijs. Vele malen bezocht hij Noord-Amerika en West-Europa waar hij o.a. voordrachten enz. hield voor Hongaarse emigranten. In mei 1983 liet Csoóri in een legaal gepubliceerd gedicht ook al z'n sympathie voor de Poolse vakbond "Solidarność" blijken en beschuldigt hij de Sovjet-Unie van het schenden van de rechten van etnische minderheden. Bovendien keert hij zich tegen het eenpartijstelsel.
De Hongaren [10 % der bevolking van Slowakije] worden ook steeds meer gediscrimineerd; aktivisten voor burgerrechten worden verhoord en gepest, en de oude kwesties zijn nog springlevend. Na de 2e wereldoorlog werden ook de Hongaren bedreigd met collectieve uitwijzing en alleen dankzij de druk van de geallieerden ging dat niet door. Wel werden tienduizenden Hongaren in Tsjechoslowakije met militair geweld gedeporteerd naar gebieden honderden kilometers verder, b.v. vml. Duits gebied in Sudetenland, anderen moesten met een beetje bagage naar Hongarije vertrekken, en weer honderdduizenden andere Hongaren werden bedreigd met uitwijzing, en mochten tenslotte wel blijven maar werden gedwongen hun moedertaal te vergeten en zich tot ‘Slowaak’ te verklaren. Nog altijd wordt Hongaarstalig onderwijs in Slowakije beperkt en Duray verzamelde 10.000 handtekeningen hiertegen en leverde een petitie af. Maar ook het gigantische geplande stuwdammencomplex in de Donau [vanaf Gabčíkovo [Hong. Bős] in het westen tot Nagymaros boven Budapest] komt ook steeds meer onder vuur te liggen en levert problemen op. [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 40 – 43].
Op 30 augustus 1983 krijgt Jiří Hájek, de vml. Tsjechoslowaakse min.v.buitenl.z. onder Dubček in 1968, vml. lid van de ČS-Academie van Wetenschappen, en prominent lid van "Charta '77", van de regering in Praag dan ook geen toestemming om naar Hongarije te komen om deel te nemen aan een internationaal vredescongres waarvoor de Hongaarse Academie van Wetenschappen hem had uitgenodigd!……….
De kwestie van de grote Hongaarse minderheden buiten het eigen land trekt geleidelijk aan ook aandacht van andere landen en op 6 oktober 1983 wordt een West-Duitse-Hongaarse filmdocumentaire "Együttélés" [Samenleven] gemaakt over de rol en het lot van de nationale minderheden in Hongarije en buurlanden, van Lívia Gyarmathy.
Behalve de Hongaren in Roemenië en in Slowakije zijn er ook in het noorden van Joegoslavië, de Vojvodina, 426.000 Hongaren woonachtig en in de Sovjet-Unie, het grensgebied der Karpaten-Ukraïne, wonen nog eens 160.000 Hongaren.….... In totaal bedraagt het aantal Hongaren, d.w.z. mensen met Hongaars als moedertaal, in deze buurlanden, in delen van het voormalige historische koninkrijk tot 1918/19, dus ongeveer drie miljoen.
Evenals het grote voetbalschandaal eerder in 1983 trekt ook de diefstal op 5 november alle aandacht! Op die dag worden n.l. zeven zeer kostbare schilderijen van onschatbare waarde uit de Italiaanse renaissance, van o.a. Rafael, Tiepolo, Giorgione en Tintoretto, uit het Museum voor Schone Kunsten in Budapest gestolen. In het museum werd een tentoonstelling van werken van Rafael gehouden….
De dieven konder het gebouw verlaten zonder een spoor achter te laten en pas twee maanden later komt er enig licht in de zaak: waarschijnlijk zijn de schilderijen naar het buitenland gesmokkeld…. Intusen verbaast men zich en is algemeen verontwaardigd over het gemak waarop zoiets [‘dè roof van de eeuw’] in Hongarije mogelijk is geweest: de alarminstallatie was al enkele dagen kapot, een knullig veiligheidssysteem, een trap tegen een steiger, een ruit uit een venster snijden, en zó naar binnen om onverzekerde meesterwerken van meer dan fl. 120 mln [?] mee te nemen: belachelijk dat zoiets kan… Wel komen er intussen tips binnen uit o.a. Italië en W.-Duitsland…
Half januari 1984 worden in Hongarije en Italië verdachten opgespoord en aangehouden, en men vermoedt dat een aantal schilderijen intussen in Griekenland is beland, en dat de diefstal in opdracht van een Griekse miljardair is verricht en dat blijkt te kloppen.. Zes van de zeven schilderijen worden op 20 januari 1984 onbeschadigd in een Griekse kloostertuin teruggevonden en een was in Hongarije achtergebleven. De direkteur Klára Garas en adjunkt-dir. Tihamér Szentléleky worden per 1 april ontslagen en de vier [Hongaarse] daders worden in mei 1984 na een proces tot gevangenisstraffen van 11 jaar [hoofdverdachte] tot 5 jaar of ½ jaar veroordeeld. Zij zouden een Italiaanse dievenbende hebben getipt.
In de weldra bekende film ''Kolonel Redl'' [1984] pleegt deze zelfmoord. Een veel voorkomend iets in Hongarije.
Dat Hongarije in deze tijd steeds meer de invloed, zowel economisch als cultureel en op allerlei ander gebied, ondergaat vanuit het westen wordt nog eens duidelijk als in december 1983 bekend wordt gemaakt dat men vanaf zomer 1984 op beperkte schaal, op een aantal plaatsen in Hongarije aan de oevers van de Donau en de Tisza en op een strand bij Budapest voor het eerst naakt zal kunnen recreëren. Aan naturisten is intussen al een vereniging toegestaan, maar vreemd is dat alleen de radio het grote nieuws vermeldt, terwijl de kranten in alle talen zwijgen…. Een ander nieuw westers verschijnsel zal weldra ook in Hongarije haar intrede doen: Het land wordt in januari 1984 door de Internationale Federatie voor Autosport, de FISA, als eerste Oost-Europese land goedgekeurd om een
Grand Prix voor Formule I wagens te organiseren, en de autoraces zullen in 1985 voor het eerst te zien zijn….. De Hongaarse bond heeft n.l. aan alle sportieve, administratieve en financiële eisen voldaan, aldus de FISA…
|