|
16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989
16.3.6 De snel veranderende Hongaarse maatschappij en cultuur in 1984.
Één van de meest opmerkelijke zaken in 1984 vormt het officiële bezoek van 2 tot 4 februari van mevrouw Margaret Thatcher, de Britse conservatieve premier aan Hongarije en zij is daarmee de eerste Britse premier die Hongarije bezoekt. Thatcher bezoekt hiermee ook voor het eerst Oost-Europa en staat al vele jaren bekend als ‘Iron Lady’, om haar scherpe afwijzing van het communistische systeem en grote voorzichtigheid t.a.v. akkoorden met de Sovjet-Unie en haar satellietstaten. Toch wordt ze in Hongarije, waar Kádár tevoren over haar zei dat “ze wel niet de eerste violiste maar toch een belangrijk speelster in het NAVO-concert” is, hartelijk ontvangen en volgens haar is Hongarije "de meest aangewezen, natuurlijke keuze van Oost-Europese landen voor haar bezoek". Hongarije is, aldus 'the Iron Lady, ècht anders. Vooral het internationale klimaat en de impasse in het wapenoverleg tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie komen ter sprake, maar zoals bekend neemt Hongarije op dit terrein geen eigen, opzienbarende initiatieven, zoals premier Lázár in een interview met The Guardian al verklaarde, maar naderhand wordt verklaard dat de beide landen ‘met kleine stappen’ toch hebben bijgedragen aan vermindering van de spanningen tussen Oost en West....... Het overleg van twee uur met Kádár en met haar collega Lázár noemt Thatcher "openhartig, opbouwend en waardevol" en in Londen beschouwt men dit bezoek aan Hongarije als een stap in de richting van een bezoek aan Moskou. Volgens beide kanten verloopt het bezoek zelfs in een goede atmosfeer… Wel verdedigt de Hongaarse premier in een tafelrede de sovjetmaatregelen tegen het stationeren van Amerikaanse kruisraketten in West-Europa, maar daarop gaat men verder niet in. Al even opmerkelijk is dat het Slowaakse partijblad Pravda tegelijkertijd een felle aanval doet op Thatcher en het blad vindt de oproep van haar in Budapest tot een betere Oost-West-relatie via de onderhandelingstafel zelfs ‘cynisch en huichelachtig’, vooral omdat de Britse premier een paar maanden geleden nog samen met Reagan de communistische landen ‘naar de vuilnishoop van de geschiedenis verwees’, en eens te meer blijkt hieruit dat de sfeer in het milde Hongarije toch wel heel anders is dan die in het buur- en broederland Tsjechoslowakije. Op de laatste dag van het bezoek aan Budapest bezoekt Thatcher zelfs ‘als gewone huisvrouw’ de groentenmarkt in de Hongaarse hoofdstad en praat hier met ‘gewone mensen’. .…..
N.b. Twee maanden eerder is door de bekende literaire bladen Élet és Irodalom en Új Tükör het voorstel gedaan om de Britse schrijver Orwell [nog steeds verboden!] eindelijk te rehabiliteren en b.v. zijn roman Animal Farm uit 1984 in Hongarije te publiceren. Beide gerenommeerde bladen tonen zelfs in lange artikelen aan dat er alle reden is om Orwell o.a. te beschouwen als een vriend van de arbeidersklasse!…
Slechts enkele dagen na dit bezoek overlijdt op 9 februari 1984 de sovjetpartijleider en president Juri Vladimirovic Andropov en Kádár verklaart dan dat de overledene, zoals bekend, “in 1956 behulpzaam was bij de strijd van ons volk voor bescherming van de arbeidersklasse", maar of hij toen, als sovjetambassadeur in Budapest, een sleutelrol heeft gespeeld, is nooit helemaal duidelijk geworden. Vast staat echter wel dat Chroesjtsjov en de militaire inval der sovjettroepen de doorslag gaven. De Hongaarse media zijn over Andropov evenwel minder uitbundig dan elders in Oost-Europa maar men prijst toch dat hij 'de aanzienlijke economische en culturele verschillen tussen die landen' erkende. Zijn opvolger is de ruim 72 jaar oude en zieke Konstantin Ustinovič Černenko, al vanaf ± 1950 een vertrouweling van Brežnev, van wie men -na 20 jaar de oude Brežnev en Andropov- uiteraard absoluut geen hervormingen meer verwacht…………Wel vindt in juni het eerste overleg ter kennismaking tussen Černenko en Kádár plaats, tijdens de Comecon-top in Moskou, en het lijkt erop dat ook de nieuwe sovjetleider de speelruimte voor het Hongaarse economische beleid wil handhaven. Onder deze oude sovjetleider zal het terughoudende en bijzonder kritische beleid tegenover het westen, en vooral tegenover Amerika, ook niet veranderen. Dat wil echter niet zeggen dat Hongarije ook met handen en voeten hieraan is gebonden!
In april 1984 verschijnt er namelijk al een artikel van Mátyás Szűrös, secr. voor buitenl. zaken van het Centrale Comité der partij waarin hij zegt dat een dialoog en constructieve betrekkingen tussen de kleine Midden-Europese landen kunnen leiden tot een gunstiger internationale sfeer en meer mogelijkheden voor een betere verhouding tussen Amerika en de Sovjet-Unie! Ook wordt de dialoog tussen Oost- en West-Duitsland door Hongarije toegejuicht. In april 1984 komen ook de min.v.buitenl.z. van de landen van het Warschaupakt bijeen maar hier hebben vooral Moskou en Praag toch veel kritiek op de Bondsrepubliek Duitsland, die haar contacten in Centraal Europa uitbreidt en ‘normale’ betrekkingen wenst met alle landen. Van 11 tot 14 april bezoekt de Italiaanse premier Craxi Budapest en men deelt hem o.a. mee dat Hongarije toch níet als een soort brug tussen Oost en West wil funktioneren want Budapest handelt ”geheel conform het standpunt van Moskou”, zegt men, en in dezelfde maand april laat het sovjetpartijblad Pravda, ter gelegenheid van 15 jaar regime-Husák in de ČSSR, nog eens weten dat alle communistische partijen altijd trouw moeten blijven aan de ideologie en de inhoud van de Brezjnev-doktrine wordt herhaald. "Niemand zal worden toegestaan om het rad van de geschiedenis terug te draaien", d.w.z. eventueel zal men weer militair ingrijpen! De Sovjetpers neemt ook een -bedekte maar scherpe- aanval van het partijblad der KSČ, "Rudé Právo" over [op Hongarije], waar men “eenzijdig voordelen van kapitalistische regeringen en instellingen aanvaardt en de waarde van het eigen model wordt overschat”. Men keurt het scherp af dat een land zoals Hongarije "de neiging heeft om een soort kleine onafhankelijkheid te demonstreren" en men suggereert dat Hongarije [maar ook Roemenië en de DDR!] alleen maar heel egoïstisch uit is op westers geld en daarmee de eenheid van het Oostblok ondermijnt.
In Moskou reageert men iets gematigder maar de sovjetleider Černenko laat de teugels zéker niet vieren. Tegen Hongarije en de experimenten daar neemt men echter geen maatregelen omdat men weet dat dat kleine land met handen en voeten is gebonden aan het Sovjet-blok. Szűrös ontkent overigens dat Hongarije tegen de belangen van andere socialistische landen handelt, als het economische banden met het westen onderhoudt en probeert een dialoog tussen Oost en West naderbij te brengen om een confrontatie te voorkómen! De week hiervoor was Gromiko ook nog ter gelegenheid van de bijeenkomst van de ministers van buitenl. zaken van O.-Europa in Budapest en maakte de Hongaren duidelijk dat de banden tussen de landen van het Warschaupakt “vanwege de gecompliceerde internationale situatie” hechter moeten worden, maar dat vindt men niets bijzonders…
Ook onder Černenko is er m.a.w. geen sprake van een fundamentele wijziging en op de kritiek uit Praag over de economische aspekten van de Hongaarse ontwikkeling zal Moskou ook wel niet ingaan, want het is niet te wensen dat Hongarije net zo armoedig wordt als de rest van Oost-Europa, incl. de Sovjet-Unie zelf. Bovendien is ook Hongarije nauw verbonden met en gebonden aan de Sovjet-Unie zelf en aan scheve ogen en enige tegenzin vanuit b.v. Praag en Moskou is men in Budapest wel gewend. Er is dan ook geen enkele reden om Hongarije tot de orde te roepen en zelfs militaire leiders in het Kremlin zijn daarvan doordrongen. [n.a.v. een artikel in Trouw van 24 april 1984, wsch. van J. den Boef, “Praag gaat tekeer tegen Hongaars experiment”].
Alles gaat dus gewoon door: op het zoveelste voorstel van de Warschaupaktlanden, in Budapest bijeen, om een niet-aanvalsverdrag met de NATO te sluiten gaat men ook nú niet in, maar Kádár klaagde bij zijn bezoek aan Finland in september 1983 wel over de slechte betrekkingen tussen Amerikanen en Russen, waaronder ook de betrekkingen tussen kleine landen hebben te lijden! Hongarije blijft echter, aldus Kádár, zeer veel waarde hechten aan de internationale détente. Toch stoort men zich in Moskou blijkbaar, ondanks de meningsverschillen, niet aan de politiek van Budapest en dat blijkt nog eens op de vergadering van de Comecon-landen in Moskou in juni, waarop Hongarije, maar nu ook Oost-Duitsland, wat betreft het economische beleid in de verdediging zitten, want ‘beide landen profiteren van de handel met het westen’. Met name vanuit Praag hoort men al weer venijnige aanvallen op de “kortzichtige nationale houding om eenzijdige financiële voordelen uit de kapitalistische landen te behalen”, maar toch blijft Hongarije erbij dat de rol van kleine landen belangrijk is om de dialoog met het westen op gang te houden! Kort hierrna krijgt Hongarije zelfs opnieuw een lening van de Wereldbank van $ 47,4 mln t.b.v. projekten voor de exportbevordering en het opsporen van olie.
Ook het hoofd van de afd. buitenl. zaken van het CC der partij, Gyula Horn [Budapest, 1932], één de belangrijkste beleidsbepalers, schrijft in augustus 1984 dat alle partijen -in het tijdperk van een mogelijke atoomoorlog- grenzen moeten stellen aan de confrontatie, “want je kunt nu alleen nog kiezen tegen de oorlog, welke de ideologische en politieke verplichtingen ook zijn”… De eerste prioriteit van het Hongaarse beleid is dan ook om het gevaar van een nieuwe wereldoorlog af te wenden en de economische betrekkingen tussen oost en west vormen volgens Horn dan een soort stabilisator die bijdraagt aan het versterken van wederzijdse belangen……..
Deze mening gaat echter regelrecht in tegen die van Moskou en van Praag, waar men m.n. Hongarije en ook de DDR opnieuw ervan beschuldigt “eenzijdig financiële voordelen uit de kapitalistische wereld binnen te halen”, maar de Hongaren zijn dit soort beschuldiging wel gewend en het blad Népszava publiceerde al een lang artikel af waarin o.a. werd gewezen op het belang van kleine landen om bilaterale contacten uit te breiden, mede om de dialoog van Oost en West gaande te houden. Bijzonder is wel dat het Oost-Duitse partijblad Neues Deutschland eigenlijk voor het eerst het lange Hongaarse krantenartikel overneemt en aldus haar antwoord op de Pravda en de Rudé Právo, die vele jaren dezelfde mening verkondigden als Oost-Berlijn, klaar heeft.
Hongarije blijft dus streven naar betere betrekkingen óók met belangrijke landen in West-Europa en o.a. daarom bezoekt bondskanselier Helmut Kohl in juni 1984 Hongarije, een land waarmee men al jaren goede, en vooral nauwe economische betrekkingen onderhoudt. De samenwerking op cultureel en economisch gebied zal worden uitgebreid, terwijl West-Duitsland nu al Hongarije's belangrijkste westerse handelspartner is. Een Duits cultuurinstituut, een "Goethe Institut" zal er in Budapest echter nog niet komen, hoewel Kohl dat betreurt: de positie der DDR zou dan worden ondermijnd, zoals iedereen weet. Wel wijst premier Lázár erop dat Hongarije alles wil doen om de dialoog tussen NATO en Warschaupakt weer te hervatten en men wijst vooral op de hartelijke ontvangst, de uitstekende betrekkingen en de zeer ontspannen sfeer.
Kohl legt de nadruk op het feit dat ook Bonn geen confrontatie of superioriteit wenst. De handel tussen beide landen verdubbelde in 10 jaar bijna tot DM 4,5 miljard en het aantal samenwerkingsakkoorden tussen Hongarije en de Bondsrepubliek Duitsland verdubbelde ook tot 322. West-Duitsland is intussen ook de pleitbezorger voor Hongarije inz. een akkoord met de EG en beide landen pleiten dus voor een voorgaande dialoog tussen Oost en West. ….. Half augustus wordt het al eerder tussen Bonn en Budapest gesloten akkoord voor samenwerking op economisch, technisch en industrieel gebied weer voor 10 jaar verlengd en Hongarije kan verder ook voldoende westerse landbouwmachines en onderdelen krijgen [kopen] en dat vormt al een grote tegenstelling met onderdelen van Oost-Duitse, Russische en Tsjechoslowaakse oogstmachines die niet op tijd kunnen worden geleverd. Begin januari 1985 blijkt dat de Hongaarse export naar West-Duitsland in januari t/m oktober 1984 opnieuw met 13 % is gestegen en dat de import uit West-Duitsland met 15,8 % steeg. …..
Ook met buurland Oostenrijk nemen de contacten snel toe en Oostenrijkers komen tegenwoordig in groten getale naar West-Hongaarse steden, vooral naar Sopron, 65 km van Wenen, 8 km van de grens, om hier spotgoedkoop op grote schaal hun inkopen te doen én/of naar de tandarts of de kapper te gaan, benzine te tanken, etc., etc. Sopron is m.a.w. een nieuw inkoopcentrum voor Wenen geworden want de gemiddelde Oostenrijker verdient nu eenmaal bijna zeven maal zoveel als de Hongaar en dan is de aantrekkingskracht van het al vanouds zo nabije Hongarije onweerstaanbaar.…. Ook kost een copieuze maaltijd in het duurste en deftigste restaurant in Sopron slechts Ft. 400 [>30 gld] enz. Enfin: in 1982 maakten al één miljoen Oostenrijkers een dagtocht naar het goedkope buurland, soms ook voor een bezoek aan een kuurbad in Budapest.
Iets verderaf gelegen westerse landen worden evenwel niet vergeten en in oktober 1984 bezoeken János Kádár en een Hongaarse delegatie Parijs. Hier pleit hij, samen met de Franse president Mitterrand, voor ontspanning tussen Oost en West, waarvoor geen alternatief is, en voor de voortzetting van de dialoog. François Mitterrand prijst Hongarije dan ook voor dergelijke pogingen. Kádár is hiermee de eerste Oost-Europese leider die de linkse Franse president officieel bezoekt, en Mitterrand koos in 1982 Hongarije als eerste Oost-Europese land uit voor een bezoek! De economische betrekkingen tussen beide landen zijn echter gering! Toch is "la Hongrie une nation intéressante avec une politique intéressante", aldus de Franse president en het bezoek is toch wel de bekroning van de Hongaarse diplomatieke aktiviteiten in de vier grote landen van West-Europa. Eind oktober voert partijsecretaris Mátyás Szürös nog eens topoverleg in Londen.
Maar Hongarije wil en kan niet uit het sovjetblok breken en, hoewel men een tegenover alle landen vreedzame en zo ontspannen mogelijke politiek wenst te voeren, gelden ook de verplichtingen tegenover de traditionele bondgenoten in het Oosten. In november 1984 bezoekt premier György Lázár b.v. Moskou en overlegt over technische, economische, wetenschappelijke samenwerking met de Sovjet-Unie. Men is het erover eens dat de spanningen de schuld zijn van "extreme krachten in de USA, die naar superioriteit streven" [d.w.z. president Reagan met z'n "starwars"], “terwijl de socialistische staten streven naar overleg, ontspanning, evenwicht!” en Kádár verklaarde op een bijeenkomst van het Centrale Comité der MSZMP in oktober hetzelfde. "De Europese realiteiten [de grenzen en invloedssferen] staan niet ter discussie", aldus Kádár. "De socialistische demokratie moet worden versterkt, het parlement zal meer bevoegdheden krijgen en meer een forum voor de publieke opinie worden". Hoe dit met elkaar is te rijmen zal de tijd nog leren en wat precies moet worden verstaan onder “socialistische demokratie” zal ook in Hongarije nog vele malen moeten worden uitgelegd.……
Ook zal weldra blijken dat juist de beide stellingen van “de Europese realiteiten die niet ter diskussie staan”, èn daarnaast de vele voorstellen tot -en het invoeren van- binnenlandse hervormingen, tot modernisering en demokratisering van de Hongaarse volksrepubliek, niet zonder meer kunnen samengaan. Hongarije gaat in deze nadagen van het bewind van Kádár dus min of meer permanent gebukt onder talloze grote en kleinere maatschappelijke problemen en een zeker pessimisme omdat velen wel zien dat men met de oude leuzen en ‘socialistische’ stellingen èn met de ‘Europese realiteiten’ niets opschiet, geen stap verder komt. De grote problemen met Roemenië en Tsjechoslowakije, met dissidenten van de ‘demokratische oppositie’ en met pacifisten, met de armoede van -nog altijd- een groot deel der bevolking en de nieuwe rijkdom van anderen, de corruptie en de schandalen blijven immers bestaan en niemand kan blijkbaar een oplossing geven, zelfs de partij niet!
Wat zullen deze kindertjes wel denken bij hun juf USA....
Daar is b.v. het ‘probleem’ der ± 360.000 Zigeuners, die wel als aparte minderheidsgroep worden beschouwd. Zij vormen niet een afzonderlijke nationaliteit en spreken voor een groot deel Hongaars en voor een deel hun eigen taal Romani. Toch is er wèl sprake van een maatschappelijk probleem en veel mensen hebben een afkeer van hen, vinden hen onaangepast, beschouwen hen als gevaar, en wantrouwen hen. Tot in de jaren '60 woonden velen van hen in "putri's" [hutten], vaak in zigeunerkolonies en hun geboortencijfer duidt op 500.000 in Hongarije tegen het jaar 2000! Cijfers wijzen er ook op dat 40 % [140.000] der Zigeuners redelijk is geïntegreerd, Hongaars spreekt, een min of meer vaste baan [industrie, bouw, landbouw] heeft, de kinderen naar school laat gaan, een inkomen heeft en kan lezen en schrijven, maar 60 % [220.000] is niet geïntegreerd en velen van hen leven nog altijd in "putri's" [hutten], men werkt slechts af en toe en is analfabeet, de kinderen gaan niet regelmatig naar school. Ook zijn er nog altijd 30.000 Zigeuner-nomaden, die trekken en niet werken [vooral uit de Balkan]. "Veel Zigeuners leven van de kinderbijslag", weet men vaak te vertellen, en dat wekt veel ongenoegen bij anderen, vooral omdat juist Zigeuners grote aantallen kinderen hebben! Onder de Hongaarse Zigeuners vindt men slechts sporadisch intellektuelen, wel houden ze zich nu steeds meer bezig met handel in allerlei zaken [goud, juwelen, schilderijen, bloemen; sommigen zijn rijk, en profiteren van de nieuwe mogelijkheden om een particulier bedrijf te starten. [naar Anna Sándor, "Zigeuners in het gareel", in NRC/Hbl, 10 augustus 1983]. "De mannen ruzieën, houden meer van hun paard dan van hun gezin, zijn lui en vaak dronken, de vrouwen zijn slimme bedelaarsters, die het met de zeden niet zo nauw nemen", aldus Menyhért Lakatos in "Berookte Beelden", een meeslepend epos, een chaotische schildering van het Zigeunerleven in Hongarije, vol met ontroerende taferelen, en een rauwe schildering van en verbijsterende kijk op het leven met z'n dronkenschap, seksualiteit, het exuberante geslachtsleven, [Maarten 't Hart] ruzies, diefstal, bedelarij, maar ook de solidariteit, trouw en levenslust. In het boek van Lakatos [die negatieve zaken, zoals slechte gewoonten wil scheiden van de positief gewaardeerde cultuur], kan de lezer die dat wil al z'n vooroordelen tegen Zigeuners bevestigd zien" aldus Theo Temmink over het boek van Menyhért Lakatos in "de Volkskrant" 19 november 1982 en "het lijkt wel of de Hongaarse rhapsodieën van Liszt...... nu in proza-transcriptie als berookte beelden voor ons liggen, aldus Maarten 't Hart in NRC/Hbl. Van 12 november 1982.
Wel ondernemen tegenwoordig Zigeunerintellektuelen en kunstenaars allerlei initiatieven om de ontwikkeling van hun gemeenschap zelf ter hand te nemen. Men wil de eigen taal bewaren, en via amusement, cursussen, clubs ontwikkelen. Integratie, en geen assimilatie wordt nagestreefd, en Lakatos wenst dus geen romantische ideëen over Zigeuners als "laatste wilden", die men vooral met rust moet laten, en wier isolement men in stand moet houden, laten voortbestaan……….
Een ander probleem vormen de ‘dissidenten’ of de ‘demokratische oppositie’ die herhaaldelijk van zich laat horen en die men ook in Hongarije nu en dan wel probeert aan te pakken, maar die oppositie wordt breder.
Eind januari 1984 worden bijvoorbeeld door de politie weer huiszoekingen gedaan bij verschillende dissidenten, zoals Ottília Solt, leidster en oprichtster der onafhankelijke stichting "Szeta" [Steunfonds voor de Armen]. Ook andere oppositie laat nu en dan via tijdschriften [b.v. Beszélő en Hírmondó] van zich horen, maar is voorzichtig en gematigd. Men volgt met name de ontwikkelingen in Polen op de voet. De autoriteiten in Hongarije stellen zich ook gematigd op; ze wensen eigenlijk geen arrestaties en houden vast aan de dialoog met "dissidenten". De pragmatische politiek t.o.v. het Westen is veel soepeler, men kan vanuit Hongarije veel gemakkelijker de grens over dan vanuit b.v. Roemenië, Tsjechoslowakije, de Sovjet-Unie of de DDR.
Verder is er een onafhankelijke vredesgroep "Dialoog", waarbij ook kerkleden en sommige partijleden betrokken zijn, en die al eerder pleitte voor eenzijdige stappen inz. ontwapening van Hongarije. Bovendien vindt ze dat beide partijen, Oost en West, schuldig zijn aan de wapenwedloop en dat is geheel in strijd met b.v. het standpunt dat men in Praag huldigt, n.l. dat alleen de westerse landen en de NAVO hieraan schuldig zijn.
Ook zijn m.n. rooms-katholieke basisgroepen aktief en zij wensen een van de staat volledige onafhankelijke kerk want vele "gewone gemeenteleden" vinden de kerkelijke leiding vaak veel te volgzaam tegenover de autoriteiten. De r.-katholieke basisgroepen van pater György Bulányi wijken echter, volgens kardinaal Lékai, af van de officiële leer van de kerk, vooral wat betreft hun pacifisme. Met name kunstenaars en schrijvers vormen een "demokratische oppositie", waarvan Gábor Demszky in mei 1984 nog eens in hoger beroep hoort dat hij inderdaad tot een half jaar voorwaardelijke gevangenschap wordt veroordeeld..
Iets anders ligt het bij de filmregisseurs, maar ook zij scheppen allang niet meer het beeld zoals dat vroeger door de machthebbers was voorgeschreven. In talloze films maken Hongaren zoals Miklós Jancsó, Károly Makk, Márta Mészáros, Péter Gothár en vele anderen met name duidelijk dat men voorgoed wenst af te rekenen met het stalinisme. Men wenst dus een grotere politieke en persoonlijke vrijheid, en de waarheid over "de gebeurtenissen van 1956", en andere trauma's. Pessimisme, noodlot, mislukkingen, taboes, persoonlijke drama's spelen een grote rol in vele films, terwijl het Hongaarse regime dat niet verbiedt! Károly Makk zegt b.v.: “Hier heerst een situatie van schizofrenie; men leeft een publiek en een privé-leven. Het publieke leven is onecht, vals, gekunsteld, onwerkelijk, leugenachtig. Omdat men niet z'n eigen gewenste leven kan leiden, construeert men een tweede, kunstmatige leven en ”pendelt men tussen beide heen en weer". Bekend zijn o.a. "Liefde" [Szerelem], de eerder genoemde "Another way" [1982], en met name de lange serie "Dr. Faustus", naar een boek van László Gyurkó. Gyurkó is n.b. de officiële biograaf van Kádár, maar hij spreekt in deze serie onverbloemd, uitgesproken schrijnend zelfs, over 50 jaar Hongaarse geschiedenis van de 20e eeuw, aan de hand van het leven van György Szabados [1927-1973]! Szabados staat model, is het voorbeeld, van "de Hongaar en zijn persoonlijke en politieke geschiedenis" en Gyurkó's kritiek en zelfkritiek maken duidelijk dat er een zeer vrij artistiek en open klimaat in Hongarije heerst, dat zijn weerga elders in Oost-Europa niet vindt. [Leeuw. Courant].
In 1982 verscheen de nieuwe film van Károly Makk "Egymásra nézve" [oog in oog], in het Westen: "Een andere blik" of "Another way", naar het boek "Törvényen belűl" [Binnen de wet] van de zeer bekende en populaire schrijfster Erzsébet Galgóczi. Ondanks het feit dat de autoriteiten een verbod wilden opleggen [wegens o.a. lesbische verhoudingen en het uiterste pessimisme in de film] komt het daar niet van: Galgóczi is veel te populair! Ook de zeer subtiele persoonlijke verhoudingen en gebaren, privé-drama's, de vrijheid van een individuele levenswijze en de mogelijkheid om af te wijken van de normen en regels in de film gaan eigenlijk dwars tegen de principes van het regime in. Maar dit is niet nieuw! Zie b.v. ook 1980.
De genoegens van de vml. adel en burgerij, de comfortabele omstandigheden van vroeger en daarentegen de schrille, onmenselijke en vernederende stalinistische praktijken toont m.n. Jancsó in "Dr. Faustus". De politieke macht verleidt en corrumpeert, en dat brengt een integer mens tenslotte nooit geluk, aldus laat Miklós Jancsó overduidelijk zien. Iemand verliest zijn illusies en wordt daar in zekere zin rijker van, aldus Jancsó, die zelf zijn politieke illusies ook heeft verloren. Toch is men in Hongarije zelf niet erg te spreken over de film, die "een pessimistische teneur heeft, onverteerbaar en te langdradig" is, want ook in dit land wordt men al overvoerd met 'de meer toegankelijke' Amerikaanse films'...
Op 12 maart 1984 verklaren 19 Hongaarse 'dissidenten' van de "demokratische oppositie" zich solidair met een Verklaring van de Tsjechische "Charta '77" en de Poolse vakbond "Solidarność", die ze bewonderen omdat die vreedzaam een autonome samenleving op touw wilde zetten. De bekende Hongaren zoals o.a. de socioloog en uitgever Gábor Demszky, de schrijver Miklós Haraszti, de filosoof János Kis [theoreticus, die pleit vóór meer contact tussen intellektuelen en arbeiders: een moeilijke zaak], en de filosoof Gáspár Miklós Tamás tekenen als “vertegenwoordigers van de onafhankelijke pers en onafhankelijke instituten in Hongarije”.
Zij wensen meer burgerrechten, de invrijheidstelling van politieke gevangenen en vooral meer rechten voor [m.n. de Hongaarse] nationale minderheden in Oost-Europa want “de grootste droefheid van elke Hongaar is het gebrek aan rechten van de Oost-Europese minderheden”. Deze demokratische oppositie van intellektuelen, de burgerlijke liberalen in Budapest, en van zgn. ‘populisten’ van jongere schrijvers, nationalisten en andere kritici klagen m.a.w. over de onverschilligheid van het regime t.a.v. Hongaarse minderheden in Roemenië en Slowakije! Toch zal deze oppositie inderdaad moeten samenwerken om meer te bereiken, hoewel o.a. Aczél en z’n apparaat er tot dan goed in zijn geslaagd om die oppositie van b.v. ‘urbanisten’ [stedelijke liberalen] en ‘populisten’ [meer nationaalgezinden] verdeeld te houden. Het blijkt langzamerhand ook dat men meer aandacht wenst voor hèt centrale punt van de legitimatie van het regime: d.w.z. voor het taboe van de revolutie [Opstand] van 1956 en het kan niet anders of medewerkers van het regime van Kádár zullen hiertegenover een houding moeten aannemen. Ook de censuur die nog altijd telt voor b.v. provinciale bladen en het machtsmisbruik van lokale of provinciale ‘kleine tirannen’ [de kiskirályok, de kleine koninkjes] van het partijapparaat zullen wel aan de orde komen en b.v. de populistische schrijver Sándor Csoóri en de 38-jarige Slowaakse Hongaarse leider en burgerrechtenaktivist, geoloog en ‘dissident’ Miklós Duray steunen elkaar al. [naar Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 189].
In mei 1984 wordt de straf voor de 31-jarige dissident Gábor Demszky in hoger beroep zelfs bevestigd: ½ jaar voor 'gebruik van geweld tegen de politie' want in december 1983 raakte Demszky gewond bij de vechtpartij met de politie, toen die hem en z'n auto doorzochten op illegale literatuur. Dat wordt hém dus te laste gelegd…. Ook wordt in september een andere bekende dissident Gáspár Miklós Tamás een paspoort geweigerd om colleges te geven in Frankrijk en de USA, maar hem wordt wel aangeraden om het land voorgoed te verlaten, wat hij weigert! Toch vallen deze soort straffen, hoewel ze voor de mensen zelf uiteraard zeer vernederend en vervelend zijn, nog in het niet bij de straffen voor dergelijke aktiviteiten in b.v. Roemenië, Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland…
Op 11 mei 1984 wordt de hierboven genoemde Hongaarse Slowaak Duray overigens opnieuw aangehouden in Bratislava, aldus Hongaarse dissidenten, nadat hij in februari een brief aan president Husák had geschreven, waarin hij protesteerde tegen een wetsontwerp dat Hongaarstalig onderwijs in Slowakije zou beperken. In februari was hij n.b. juist vrijgelaten, drie weken na opschorting van z’n proces…
Duray kan nu worden veroordeeld tot 6 jaar wegens "het schaden van de belangen van de ČSSR in het buitenland" maar ook de toch al gespannen betrekkingen tussen Praag en Budapest kunnen schade oplopen. Duray is al eens eerder gearresteerd, en is ondertekenaar van "Charta '77". De verhoudingen tussen beide buurlanden worden ook slechter door de gemeenschappelijke plannen voor een waterkrachtcentrale in de Donau, waarvan beide landen elk de helft in de kosten, in totaal toen begroot op $ 2 mrd, zou bijdragen. De Tsjechen en Slowaken hebben intussen ijverig hun best gedaan maar de Hongaren hebben tot voor kort geen hand uitgestoken. Hier is m.n. de milieubeweging zeer aktief geworden en heeft vooral handtekeningen verzameld en petities afgegeven tègen de bouw van de centrale die het drinkwater zou gaan vervuilen en o.a. schade aan bos en landbouw zou brengen.
Dat de Tsjechen en Slowaken zo ijverig zijn geweest is overigens te verklaren uit het feit dat in de ČSSR nog geen sprake is van milieuakties tegen vervuiling of i.d. maar intussen voeren beide landen ook een heel verschillend economisch beleid. De ČSSR houdt nog altijd vast aan de planeconomie, en wat in de plannen staat moet worden uitgevoerd, terwijl met de mening van de bevolking in Hongarije intussen veel meer rekening wordt gehouden. Ook zijn de economische omstandigheden èn de uitgaven voor investeringen veel minder geworden. Toch lijkt Budapest er niet in te slagen om onder het projekt uit te komen, en daarom is men kort geleden toch maar met de uitvoering van de plannen van 1977 begonnen…. [naar Anna Sándor, ”Hongarije en Tsjechoslowakije ruziën over de Donau-krachtcentrale”, in NRC-Hbl., 3 mei 1984].
Intussen heeft men echter ook in Hongarije zelf gemerkt dat er ‘sinds de afkondiging van de staat van beleg in Polen ook bij ons meer administratieve maatregelen tegen deelnemers aan burgeriniatieven zijn genomen’…..
Maar al die maatregelen van de eigen, Hongaarse, overheid hebben -vergeleken bij b.v. Roemenië- nog niets te betekenen: daar is immers al jaren van regelrechte terreur sprake tegen o.a. leden van de grote Hongaarssprekende minderheid, waarvan het stalinistische regime van Ceauşescu met allerlei vormen van geweld probeert de identiteit uit te roeien. Soms worden berichten uit de illegale pers, zoals "Hongaarse pers van Zevenburgen" of uit het al genoemde Ellenpontok bekend, maar ook de redakteuren van de officiële Hongaarstalige bladen A Hét [De Week] en Előre [Vooruit] zijn al ontslagen. Bijzonder streng en onmenselijk worden gevangenen behandeld [of mishandeld] en contacten met Hongarije, b.v. familiebezoek en reizen, worden tot een minimum beperkt.
‘De hoop dat het nationalisme dankzij een identiek maatschappelijk systeem wordt geëlimineerd is tot heden niet vervuld’, aldus de vice-president van de Hongaarse Academie van Wetenschappen, prof. Pach. Er is dan ook een enorm verschil tussen de stalinistische ‘roemenisering’ van de 1,7 à 2 mln Hongaren in z’n land, maar ook de armoede der hele bevolking, zoals die door Ceauşescu in Roemenië wordt toegepast èn de veel gematigder politiek van de regering in Budapest, die het volk een zekere rust, enige rijkdom en welvaart heeft gebracht…… De irritatie daarover tussen Budapest en Boekarest wordt dan ook met moeite onderdrukt en in de Hongaarse pers verschijnen regelmatig artikelen over de Roemeense poltiek t.o.v. de Hongaarse ‘minderheid’.
De regering in Budapest komt daarom hoe langer hoe meer onder druk te staan van dissidenten en anderen, die nu zelf ervaren dat deze ‘broederlanden’, de buren Roemenië maar ook Tsjechoslowakije, toch een wantrouwende, negatieve, houding aannemen ten opzichte van de Hongaarse broeders over de grenzen en deze verhoudingen komen langzamerhand op scherp te staan. Men moet goed z’n best doen om nog correcte betrekkingen te handhaven maar intussen is de sfeer al enige tijd zeer slecht en van beide kanten heft men de beschuldigende vingers steeds in de richting van Hongarije!…
Hier is men immers steeds verder verwijderd geraakt van ‘het communisme’. Er zijn nu zelfs progressieve en hervormingsgezinde economen, die eigenlijk terug willen naar 1968, toen het Nieuwe Economische Mechanisme in werking trad waarmee Hongarije een periode van geleidelijke hervormingen inging. Die hervormingen zijn echter, zo lijkt het, op een dood spoor gekomen, en men wil ze nieuw leven inblazen waarin de planning inderdaad veel meer een handleiding is dan bindend voorschrift. Toch is Hongarije in al die jaren nooit ‘teruggeworpen’ naar iets wat lijkt op het soort ‘socialisme’ dat elders in Oost-Europa nog altijd zo dogmatisch, rigide is….
Men ziet hier geen lange rijen voor de winkels en er is eten en drinken genoeg, m.n. de landbouw kan exporteren en de particuliere markt is zeer goed voorzien, hoewel sommige zaken inderdaad schaars zijn en men inderdaad de broekriem moet aanhalen. Nieuwe plannen zullen zelfs, volgens een besluit van 20 april, voorzien in meer onderlinge concurrentie, zelfstandigheid en eigen initiatief van ondernemingen, meer prijzen volgens de marktprincipes, meer financiële prikkels voor de werknemers, meer technische vooruitgang, minder energieverbruik, betere planning op nationalal niveau, dus: nog meer marktwerking!
Ook haalt men de buitenlandse bezoeken van b.v. mevr. Thatcher en van Craxi aan om aan te geven dat uitwisseling van ideeën, een oprechte dialoog tussen vertegenwoordigers van verschillende sociale stelsels, bevorderlijk kan zijn voor beter begrip en tot vermindering van de internationale spanningen! Op datzelfde moment is ook de sovjetminister v. buitenl. zaken Andrei Gromiko in Budapest ……
In Hongarije zijn nu meer dan tien vrijhandelszones, waar westerse bedrijven, eventueel samen met Hongaarse, zonder douanecontrole en toestemming voor import, kunnen werken. Men kan voor Hongaarse valuta, dus veel goedkoper, grondstoffen kopen en van diensten, elektriciteit en post gebruik maken en de [lagere] lonen aan Hongaarse werknemers in Ft. uitbetalen. Het voordeel zit vooral in het gebruik van westers kapitaal en technologie en de export naar het westen, maar ook naar het oosten.
Ook uit talloze andere zaken blijkt dat men in Hongarije -althans in vergelijking met de buurlanden in Oost-Europa- vrij soepel omgaat met het aanpassen van de theorie van de ‘nu eenmaal heersende’ partij aan de eisen van de moderne maatschappij. De verplichte omwisseling van geld aan de grens bestaat hier niet meer en de grenscontroles verlopen soepel! Ook heeft het zogenaamde "gulyás-communisme" van Kádár de kritiek op hem voor een groot deel, zowel in het land zelf als in het Westen doen verstommen en tegenwoordig zijn zelfs schijnhuwelijken met een Hongaar om legaal het eigen land uit te komen in zwang bij b.v. Oost-Duitsers, Roemeense en Slowaakse Hongaren en bij Russische Joden [Anna Sándor]……
In tegenstelling tot de betrekkingen met enkele buurlanden verlopen die met het westen vaak soepel: in mei/juni 1984 wordt b.v. een akkoord gesloten tussen de Hongaarse Academie van Wetenschappen en de Amerikaanse multimiljonair György Soros [van Hongaarse afkomst: als György Schwartz 12 aug. 1930 in Budapest geboren, 1936 naam ”verhongaarst”, 1946 naar Gr.-Brittannië, 1956 naar de USA] over het stimuleren van het culturele, wetenschappelijke en managementniveau in Hongarije. De bepaling dat "buitenlanders geen fondsen mogen stichten in Oost-Europa, incl. Hongarije" wordt zelfs omzeild doordat het Soros-fonds in New York Hongaarse intellektuelen [ook zgn. kritische dissidenten!] in de USA laat studeren.... In Hongarije kan men van gelden van het Soros-fonds ook buitenlandse deskundigen laten komen en dito technologie aanschaffen, en b.v. de computerindustrie en de elektronica stimuleren. [A. Sándor]. Zelfs is een particuliere 'ondernemer' zoals Ernő Rubik, uitvinder van de beroemde kubus, intussen schatrijk geworden, van zijn kubus, d.w.z. het Hongaarse origineel: er zijn nu 100 mln stuks verkocht. Rubik komt overigens in maart ’84 al weer met een nieuwe versie van z’n kubus, n.l. een kubus voor blinden.
Maar Hongarije zit ook vast in het “Oostblok”… In mei 1984 wordt meegedeeld dat ook Hongarije -als 9e land- niet zal deelnemen aan de Olympische Spelen in de Verenigde Staten. Door Moskou wordt deze boycot afgedwongen, als wraak van de boycot van de Westerse landen van de Spelen van Moskou in 1980. Toch besteden de media, pers en TV tijdens de Spelen er wèl aandacht aan en men betreurt dus eigenlijk "dat Hongarije niet kon deelnemen".
Al op 30 juli schrijft het officiële partijblad "Népszabadság": "De Hongaarse media zullen zo goed mogelijk verslag doen en de Olympische idealen zullen ook in Hongarije worden hooggehouden", en dat gebeurt inderdaad want de Hongaarse media maken in augustus uitvoerig melding van de Olympische Spelen in Los Angeles, en maken daarmee eigenlijk zéér goed duidelijk dat men onder de zware druk van de Sovjets is bezweken. Een 4-voudige Amerikaanse kampioen atletiek, Carl Lewis, wordt op 20 augustus bij een wedstrijd in het Népstadion in Budapest door 50.000 mensen als een held ontvangen en luide toegejuicht!........ Later, januari 1985, deelt men mee dat de Hongaarse export naar de USA van jan. t/m okt. 1984 zelfs met 27 % is gestegen….
Per 1 juli komt ook de al eerder vermelde en aangekondigde speciale economische politie tot stand om corruptie, speculatie en fraude te bestrijden, vooral na drie spectaculaire schandalen in de voetbalwereld, in een warenhuis en bij een affaire waarbij een bende goud- en deviezensmokkelaars en -speculanten was betrokken!
Tezelfdertijd komen er ook berichten over 20 tot 30.000 m.n. jeugdige drugsverslaafden in Hongarije! Men is hierop totaal niet voorbereid, dergelijke missstanden werden vrijwel altijd verzwegen, er zijn geen maatregelen en er bestaat geen zorg. Toch is er in 1972 al door de psychiater Ödön Kiszekelyi een nota opgesteld maar pas nu [maart 1984] wordt de eerste afdeling voor verslaafden in een ziekenhuis in Budapest geopend. In enkele bars en café's in Budapest kan men 'gebruiken' en ook het aanschaffen en snuiven van lijm en cocaïne, het spuiten van heroïne en het slikken van b.v. LSD, gebeurt wel. In Hongarije drijven m.n. weinig uitzicht op een baan na de studie of op een eigen woning veel jongeren naar de drugsverslaving. “Met dit probleem bevinden we ons nu waar West-Duitsland 15 jaar geleden was en Oostenrijk 8 jaar geleden”, aldus István Bauer, direkteur van het Nationaal Medisch Instituut in een interview met Népszabadság.
“Maar”, aldus Bauer, ”in tegenstelling tot die landen zijn wij totaal niet voorbereid. Veel dokters hier zouden drugsverslaving bij een patiënt niet eens herkennen”. Er komt nu wel enige bewustwording bij het publiek maar er zijn nog veel faciliteiten nodig, aldus medici. Men vermoedt dat dit alles pas het begin is van het drugsprobleem in Hongarije, maar er zijn allerlei redenen voor jongeren [zoals de vele gebroken gezinnen] om hun toevlucht te zoeken in de drugs….. Hongarije stelt zich echter veel opener op naar het westen, waarvandaan steeds meer jongeren hun invloed meebrengen. [Anna Sándor, NRC/Hbl., 7 juli 1984].
Die geheel eigen sfeer in dit land is zelfs te proeven op 20 augustus 1984 op de Grondwetsdag [nationale feestdag] waarop o.a. de minister v.defensie Lajos Czinege [1960 - '84] erop wijst dat het machtsevenwicht tussen Oost en West in Europa de basis vormt voor de vrede. Het Warschaupakt streeft, volgens Czinege, géén overwicht na, en Gyula Horn, hoofd afd. buitenl.z. van het Centraal Comité der partij zegt o.a.: "Beide partijen moeten grenzen stellen aan de confrontatie,.... in een kernoorlog kun je geen andere partij kiezen dan de anti-oorlogspartij". Hongarije zal alles doen om een nieuwe oorlog af te wenden, aldus Horn, die ook zegt dat meer handel tussen Oost en West de stabiliteit kan bevorderen. Men vestigt overigens méér dan vroeger de nadruk op Szent István, de eerste en heilige koning van Hongarije, wiens naamdag de 20e augustus eeuwenlang was! "De eerste koning [┼ 1038!] staat dichterbij dan de andere koningen, èn dichterbij dan ooit". Men wil dat Hongarije naar het Westen toe open staat, en stelt waardering vanuit het Westen zeer op prijs! "Nog nooit had het Hongaarse volk zoveel redenen om trots te zijn op wat het heeft bereikt en we staan niet meer aan de kant van de verliezer. Er zijn in ons land verschillende meningen mogelijk, maar waarschijnlijk was men in dit land nog nooit zó eensgezind als nu", zo zegt men van hogerhand maar weer eens ein sinds enige tijd legt men vooral de nadruk op kleine landen die samen óók iets kunnen doen voor de ontspanning, détente, tussen de grote mogendheden. Ook begroet Hongarije het feit dat Oost- en West-Duitsland op verschillende manieren met elkaar blijven praten.
Talloze boeken verschijnen er over de nationale historie, over de koningen zoals de bovengenoemde stichter van de staat, Szent István, maar ook over alle verliezen die de natie moest lijden, over de historische rol van de Magyaren in het Karpatenbekken, over de talloze nationale helden. Over de vele illusies en het [geknakte] zelfbewustzijn der Magyaarse natie kan weer bijna alles worden geschreven, maar enkele taboes blijven er wèl, zoals b.v. de hegemonie van de ène [communistische] partij, de rol van de Sovjets na 1945 en met name de betekenis van de Opstand van 1956.
Ook de Amerikaanse fimster Tony Curtis [in Hongarije geboren] bezoekt in 1985 z'n oude vaderland!
Hèt grote nationale trauma is nú echter: de onderdrukking van de 1,7 à 2 miljoen Hongaren in Roemenië, waarover men in Hongarije algemeen verontwaardigd is. Over de onderdrukking van de Roemeense meerderheid in het buurland maakt men zich echter niet druk………. Intussen viert men op 23 augustus 1984 in Roemenië uitbundig de 40e bevrijdingsdag, en dat betekent de 40e verjaardag van de nationale ‘vrijheid’. De rol van de Sovjet-Unie was hierbij, zegt men, nihil [!] maar volgens een artikel in het Hongaarse dagblad Magyar Nemzet speelde het sovjetleger wel degelijk een rol: het stond op die dag van de staatsgreep van koning Michaël in 1944 al diep in Roemenië en trok een week nadien Boekarest binnen, terwijl een interventie van Britten of Amerikanen onmogelijk was. Ook hierbij is dus sprake van fundamentele onenigheid van Roemeense en Hongaarse zijde want voor de Roemenen is duidelijk dat de sovjets op 600 km afstand van de hoofdstad stonden en dus geen enkele rol speelden…. “Het was een bijzonder dappere daad van de Roemenen zelf om zich van het Duitse fascisme te bevrijden, iets wat de Hongaren in oktober ‘44 niet konden””..
Ongebruikelijk is ook dat op 1 december 1984 de regerende Hongaarse partij MSZMP op zeer direkte en open wijze verklaart dat ze wil opkomen voor de rechten der Hongaarstalige minderheden in de buurlanden "om zich n.l. te verzetten tegen pogingen tot assimilatie". De eisen van Hongaarssprekende burgers in de buurlanden om hun eigen moedertaal te stimuleren en hun nationale cultuur te ontwikkelen zijn gerechtvaardigd en ook deze Hongaren moeten bijdragen tot vriendschap en samenwerking tussen onze volken. Het document dient voor het a.s. partijcongres in 1985 en hoewel er geen namen worden genoemd weet ieder dat het om de ČSSR en Roemenië gaat.
Over deze onderdrukking van de Hongaarse minderheid in Roemenië maakt men zich in Hongarije dus grote zorgen. Discriminatie vindt alom plaats en voor een einde van de Hongaarse taal en cultuur in Roemenië moet worden gevreesd en een Hongaarse levenswijze enz. worden vrijwel onmogelijk gemaakt.
De "Securitate" controleert alles en iedereen [ook Roemenen]. Niemand durft z'n mond open te doen, met name Hongaren houdt men zeer scherp in het oog, het minste of geringste is al verdacht, en wordt zwaar gestraft. Huiszoekingen, verhoren, 'auto-ongelukken' met dodelijke afloop, mishandelingen tot de dood erop volgt: men hoort officieel nooit iets, alleen van vrienden en bekenden, vaak maanden later.…. Een weldoordachte en bewuste politiek van immigratie van Roemenen naar Hongaarstalige gebieden zorgt voor stelselmatig steeds minder Hongaars onderwijs. In steden zoals Cluj [Kolozsvár] en Tȃrgu Mureş [Marosvásárhely] mogen zich geen Hongaren vestigen maar er komen wèl steeds meer Roemenen 'voor hun werk'. Omgekeerd worden b.v. Hongaarse artsen en andere afgestudeerden in Roemeense gebieden gevestigd, zodat men zich moet assimileren. Vrijwel alle hogere posities gaan naar Roemenen en onvrede en frustraties erover kan men nooit uiten, tenzij in zeer vertrouwde kring.
Alleen in de Hongaarse kerken kan men nog min of meer zichzelf zijn hoewel ook hier de leiding totaal door de staat wordt gecontroleerd en aangewezen. De [Hongaarse] hervormde kerk en de Unitarische kerk worden erkend, en iets meer 'vrij' gelaten dan b.v. de [vooral Hongaarse] rooms-katholieke kerk. Ook Duitsers en hun Lutherse kerk hebben het [onder de 'normale' d.w.z. zeer zware en armoedige omstandigheden] nog redelijk. De armoede en onderdrukking, de terreur van de Securitate, treffen overigens alle Roemenen die niet bij leger, veiligheidsdiensten en andere officiële organisaties in dienst zijn, maar de Roemeense autoriteiten ontkennen alles: "Hongaren zijn gelijkberechtigd, hebben hun scholen, kranten en theaters, en er worden in hun gebied grote investeringen gedaan". De zeer negatieve conclusies van een zeer kritisch onderzoek van de 'Raad van Europa' worden categorisch verworpen. “Het woord onderzoek wijst al op een neo-kolonialistische instelling, en Roemenië is geen kolonie!”
De officiële visie op de geschiedenis van Transylvanië [Erdély, Zevenburgen] is in Roemenië en Hongarije totaal tegengesteld. Achter de façade van het eensgezinde "Oostblok" woedt in de historische vakbladen een pennenstrijd vol woede en wrok. Het bewind van Kádár komt nu zelfs steeds meer onder druk van schrijvers en publieke opinie om iets meer te doen voor de 3 miljoen Hongaren 'over de grenzen' [a határontúli magyarság].
Alle officiële overleg heeft immers niets opgeleverd en de Roemeense president Ceauşescu gaat verder gewoon zijn gang. Het éne na het andere fait accompli wordt ten nadele van de nationale minderheden geschapen. Men is woedend over de Hongaarse bemoeienis en vindt deze "inmenging in binnenlandse zaken van een bevriend buurland, n.b. een soevereine staat". Men beschuldigt bovendien Hongarije herhaaldelijk van revisionisme: “bij de eerste de beste gelegenheid of crisis zal Budapest proberen om het verloren gebied terug te krijgen”, zegt men in Roemenië. Een in het buitenland gedrukt partij van 20.000 bijbels, die bestemd waren voor de Hongaarse hervormde kerk en officieel is goedgekeurd, komt nooit hier aan: men vermoedt- door allerlei aanwijzingen- dat het papier is gebruikt voor het maken van wc-papier!... Pas in 1980 kreeg men na een vergadering van de "Hervormde Wereldbond" WARC in Roemenië toestemming ervoor. Toch laat de secr.-gen. van de WARC simpelweg weten: "Emigranten en vluchtelingen zijn gemakkelijk geneigd om het het ergste te geloven. De Roemeense autoriteiten zijn echt niet zo dom om aanleiding te geven tot dit soort verhalen".... [Trouw, 16 januari 1985].
Intussen ontkennen Ceauşescu c.s. zoals altijd alle beschuldigingen en men beschouwt dit in Boekarest als een inmenging in binnenlandse aangelegenheden. Hij zal zelfs krachtig optreden tegen alle vormen van nationalisme en chauvinisme en er bestaat volkomen etnische gelijkheid in Roemenië. Hongarije wordt uiteraard weer eens beschuldigd van revanchisme en de bittere verhouding tussen beide landen wordt eigenlijk onderstreept. Toch lijkt de kwestie veel meer dan ooit een prominente plaats op het politieke toneel te krijgen en in Hongarije staat de regering steeds meer onder druk van o.a. intellektuelen die zich ergeren aan de onderdrukkende Roemeense politiek.
Roemeense Hongaren zouden ‘gewoon’ contact moeten kunnen hebben met Hongarije zelf en hun eigen taal en cultuur moeten kunnen handhaven, terwijl dat nu niet het geval is. Roemenië is volgens hen, en volgens allerlei getuigen, duidelijk bezig met ‘roemenisering’ en met diskriminatie van etnische minderheden.
Voor het eerst in de geschiedenis zal de Hongaarse partij de minderhedenkwestie dan ook zelfs op haar congres in maart 1985 op de agenda zetten als diskussiethema, aldus besluit men nog in 1984, en begin december 1984 komt de partij zelfs met een ongebruikelijk direkte en openhartige verklaring waarin ze opkomt voor het recht van Hongaarstalige minderheden in de buurlanden [zonder die m.n. te noemen!] om zich te verzetten tegen pogingen hen te assimileren. De Hongaarse partij vindt de eis van deze minderheden om de moedertaal te stimuleren en hun nationale cultuur te ontwikkelen gerechtvaardigd want ”de Hongaarse minderheden moeten bijdragen tot versterking van de vriendschap tussen onze landen!”
Gezien het verleden van de landen van Oost-Europa onder de sovjetheerschappij sinds 1945 betekent deze stellingname uiteraard een principiële, fundamentele verandering, maar die is verklaarbaar omdat in Hongarije de verontwaardiging over de [slechte] behandeling van de Hongaren algemeen is, hoewel daarover in de ‘socialistische broederlanden’ zelden of nooit iets gezegd kon worden…. Ook dit taboe is dus, zoals zovele, of -tenminste in Hongarije- bijna alle, gevallen en hiermee blijkt tegelijk dat de taaie burgerlijke en nationale waarden het ondanks alles toch lijken te winnen van de zogenaamde [maar met geweld opgelegde!] ‘socialistische’ moraal…… Van een “Oostblok” blijkt m.a.w. geen sprake [meer] te zijn, hoewel velen in de westerse wereld dit nog lang niet beseffen.
Zeer ongebruikelijk is ook de verschijning van een boek over de situatie van de homoseksuelen in Hongarije, en de 40.000 exemplaren zijn zeer snel uitverkocht, terwijl dit in verscheidene buurlanden, zoals de Sovjet-Unie en Roemenië, een zwaar taboe is en hierop een zware gevangenisstraf staat.
De macht van de oppositie blijkt medio november 1984 nog eens bij het aanbieden van een petitie met 10.000 handtekeningen door de "Dunakör" [Donaukring] bij het parlement. De ondertekenaars zijn als milieubeweging tegen het mammoetprojekt van de ČSSR en Hongarije uit 1977: de bouw van stuwdammen en een elektriciteits-centrale in de Donau bij Gabčíkovo en Nagymaros. Ten Noorden van de Donau zal, op ČSSR-gebied, een kanaal als hoofdstroom komen en de grondwaterspiegel zal enkele meters dalen.
Nog nooit is iets dergelijks in Oost-Europa gebeurd: een massaal en openbaar protest tegen een beslissing van de overheid. De bioloog János Vargha was met aktie begonnen en kreeg hierbij zelfs steun van enkele prominenten uit het openbare leven, zoals toneelspelers, sportlieden, zangers. Ook de Academie van Wetenschappen laat van haar twijfels iets merken, omdat "men de ecologische konsekwenties nog niet goed heeft onderzocht". In de maanden, dat men handtekeningen verzamelde, kreeg men soms wel last van de politie want de autoriteiten zijn bang voor "een lawine van privé-burgerinitiatieven", èn …. men vreest ook een broedertwist, een ruzie met de ČSSR, iets wat Hongarije, dat zich al als buitenbeentje van het "Oostblok" gedraagt, zich niet kan permitteren. [Der Spiegel, no. 51, 1984]…….. Toch meent men [de leiding] in Hongarije dat het politieke debat moet worden gemeden en dat het bij economische hervormingen zal [moet] blijven en men denkt dat aan de economische hervormingen geen politieke gevolgen zijn verbonden. Zelfs aan de armen [15 % der bevolking < min. loon] heeft de partij geen boodschap; die kunnen toch geen vuist maken, en zijn nergens vertegenwoordigd.
Toch verandert er iets: managers, bedrijfsleiders, ondernemers, direkteuren, economen: de technokraten, delen hoe langer hoe meer de lakens uit, en gaan hun eigen gang. Er zal een zekere kloof ontstaan tussen degenen die economisch hun gang willen en kunnen gaan, de mogelijkheden uitbuiten, voor eigen rekening en op eigen kracht werken, en zich zullen verrijken, èn degenen die dat niet kunnen, achterblijven, verpauperen.
De socioloog Csaba Gombár [hoofd van het Sociaal-Wetenschappelijk Instituut van de MSZMP] durft zelfs te schrijven: “De politieke hervorming is nooit omschreven of voorbereid; het is een hervorming zonder gezicht, toevallig, zonder doel of richting. De regeerders vinden dat een debat maar zal leiden tot anarchie en de geregeerden zijn bang om een klap op hun kop te krijgen: die angsten houden elkaar overeind"…. “Zelfs aan de top meent men dat de samenleving niet rijp is voor de erkenning van uiteenlopende meningen! We moeten openbaarheid betrachten maar we weten ook daar nog niet waar de grenzen liggen, hoever we kunnen gaan", aldus prof. dr. Péter Schmidt, hoofd van het partij-instituut voor bestudering van de [politieke] ontwikkelingen van het Hongaarse systeem......
Aldus probeert men ook bij het grote gloeilampenbedrijf "Tungsram" in 1983/84 -na jarenlange verliezen- revolutionaire stappen: de schatkist dekte aanvankelijk de verliezen, en stelde voorwaarden: binnen 2 jaar moet er winst worden gemaakt, maar daarna vielen duizenden ontslagen, 80 % van het kader werd vervangen, enkele afdelingen zijn gesloten en men begint met decentralisatie. Het gevolg is dat de winst, die in 1983 Ft. 300 mln bedroeg, in 1984 waarschijnlijk Ft. 1 mrd zal bedragen. Men had 23.000 man in dienst. Dochterondernemingen worden nu veel meer zelfstandig, en werken beter... Het bekende en belangrijke bedrijf "Tungsram" exporteert n.b. p.j. voor Ft. 100 mln naar het Westen en het bedrijf heeft zelfs 16 dochterondernemingen en joint ventures in het Westen! Dankzij de enorme saneringen loopt de export nu dus snel weer op. De ooit zo fel bestreden kapitalistische methodes [b.v. van massaontslagen] werken dus ook in Hongarije volop, en wie geldt dan nog als “dissident’?
Belangrijk is vooral om "van onze dissidenten geen martelaren te maken", aldus n.b. János Kádár. Zij hebben trouwens niet veel invloed want met het politieke bewustzijn in dit land is het zeer slecht gesteld. Het interesseert nauwelijks iemand; wel komen o.a. sociale en jeugdproblemen steeds naar voren, maar niemand heeft een oplossing voor drugs, individualisme, anticollectivisme en onverschilligheid! Het gevolg is dat de partij van dit vacuüm gebruik maakt door politieke hervormingen steeds voor zich uit te schuiven want ze is er bang voor!
Volstrekt nieuw is ook dat op 20 oktober voor het eerst bekend wordt gemaakt dat vier mensen uit de DDR hun toevlucht in de West-Duitse ambassade in Budapest hebben gezocht, om daarna naar de Bondsrepubliek te kunnen emigreren, maar in Praag gebeurde iets dergelijks op nog veel grotere schaal [hier: 140 mensen].
Begin december 1984 komen de min.v.defensie van het Warschaupakt in Budapest bijeen en hier verklaart de Hongaarse minister gen. Lajos Czinege [Karcag, 1924 - Leányfalu, 1998], die al 24 jaar in fuktie is, o.a. te willen waarschuwen voor te overdreven optimisme over de komende ontmoeting van de beide ministers van buitenl.z. van de USA en van de Sovjet-Unie. “Dit is wel belangrijk maar er blijven pogingen van extreme imperialistische kringen [in de USA] die hun aanvallen op het socialisme voortzetten en superioriteit willen verwerven, aldus Czinege, hoewel dat een ander geluid is dan uit dezelfde mond kwam op 20 augustus….…
Kort hierna, op 6 december, wordt Czinege echter ontslagen als min.v.defensie en later wordt ‘ontdekt’ en vervolgens ook gezegd dat deze minister ‘een niet getalenteerd en corrupt en zeker niet ambitieus figuur was’.
“Om de opkomst van een institutionele rivaal, die het machtsmonopolie van de partij zou kunnen bedreigen, te voorkómen, vond Kádár in 1960 Czinege als minister van defensie en deze bleef dat heel lang; 24 jaar, tot plezier van het commando van het Warschaupakt en om te verhinderen dat de sovjets steeds meer en hogere militaire uitgaven van Hongarije vroegen. Czinege was nogal eens dronken, maar deed precies wat hem was gezegd.
Daarom beloonde de gewoonlijk puriteinse Kádár hem met een zékere baan en koos ervoor om z’n schandelijke levensstijl dan maar te tolereren: hij verrijkte zich graag en hield van een luxe leventje. Dat was tenslotte ook de reden voor z’n ontslag”. [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 42].
Toch lijkt het veel belangrijker dat men in Moskou plannen heeft voor een hernieuwing van het Warschaupakt, dat in 1975 voor 10 jaar is verlengd, voor 15 tot 20 jaar, maar dat m.n. Roemenië zich daartegen verzet.
Bijzonder voor dit land is ook dat in 1984, door de economische vrijheid en de goede kennis van software [Hongaars: szoftver], Hongaarse computerspelletjes al met sukses kunnen concurreren met Amerikaanse en Japanse. Producent is de nieuwe firma [N.V.!] "Novotrade" met haar begin 1983 opgerichte dochter "Andromeda Software Ltd." met n.b. 5 vaste medewerkers en 150 jonge en trotse free-lancers! Deze werkwijze is al uniek in Oost-Europa! De direkteur van "Novotrade" verklaart dat de firma in 1984 een omzet van bijna $ 1 mln. maakte, en in 1985 $ 1,5 mln aan omzet van Hongaarse videospelletjes verwacht en de produkten worden uiteraard alleen in het westen verkocht, en men hoopt hier op een zich zeer snel uitbreidende markt.
Volgens Ágnes Boldizsár, een hoge funktionaris bij Novotrade, wil men in korte tijd 100.000 videospelletjes verkopen. Typerend voor de Hongaarse spelletjes is wel dat ze veel minder geweld, schoten, ruimteoorlogen en gevechten tussen monsters laten zien dan de westerse spelletjes!
De jonge [maar uiteraard al snel bekende] dissident László Rajk jr. [1949]....
Ultra-modern zijn in Hongarije ook de stromingen in kunst en muziek, zoals de groep "Bizottság" [*1979] die in 1983 als eerste underground-groep een lp laat maken. Ook "Európa Kiadó" [Uitgeverij Europa of Europa te huur], die in 1982 zelfs tot 'hoop van de toekomst' wordt uitgeroepen, kan concerten geven, maar een lp vindt de platenmaatschappij nog te gewaagd. Toch maken politiek getinte liederen en allerlei dubbelzinnige toespelingen hun optredens vooral bij jongeren populair.
In 1984 steeg het nationaal inkomen met 3 % en de inflatie is 8 %. Het aantal buitenlandse bezoekers is 13 mln. en 5,4 mln Hongaren bezoeken het buitenland. Ook nu neemt de bevolking verder af [met 21.000] tot 10.658.000, en vanaf 1 januari 1980 nam de bevolking zelfs af met 51.500! Hongarije kreeg kredieten van het IMF à $ 440 mln en van de Wereldbank à $ 200 mln en de buitenlandse schulden dalen langzaam maar de economische groei, in 1984 2 à 2,5 %, blijft achter en het overschot op de betalingsbalans was $ 764 mln. En voor 1985 verwacht men 2,3 tot 2,8 % economische groei. Kenmerkend voor Hongarije zijn uiteraard ook dat naast "het algemeen belang" vanaf 1968 ook groepsbelangen en deelbelangen worden erkend en sociologen en economen geven de heersende partij MSZMP ook adviezen. Zelfs gelden ook coöperatieve boeren en ondernemingen [de Handelskamer] tegenwoordig als partners van de vakbonden. Men erkent marktprijzen, ondernemingsgeest, en het bevorderen van concurrentie, maar het grote aantal echtscheidingen, veel alkoholisme, woningnood, armoede, corruptie en pronkzucht van de nieuwe rijken zorgen voor enorme sociale problemen.
Van corruptie is bijvoorbeeld nog steeds sprake bij het voetbal. Één jaar na het vorige schandaal, wordt in mei 1984 een nieuw schandaal bekend: drie bestuurders van clubs in de hoogste afdeling, van Csepel Budapest en van VSSC Nyíregyháza zouden van elkaar 'overwinningen bij wedstrijden hebben gekocht' [“de club van Nyíregyháza won verrassend met 3-0 van het sterke Csepel”] en worden nu voor in totaal 24 jaar [2 x 10 jaar en 1 x 4 jaar] geschorst.
Maar men treft maatregelen: Per 1 juli mogen voetballers e.a. sportlui alleen nog worden betaald als ze een arbeidscontract met een club hebben gesloten. De tijd van [pseudo-] amateurs op kosten van de staat [en de verborgen akkoordjes over enorme betalingen en vergoedingen] is hiermee voorbij en het beroepsvoetbal wordt geboren, hoewel "een schijnvertoning, want het kind was allang op de wereld" [aldus Anna Sándor].
Het Hongaarse voetbal was allang ziek: "een morele crisis, mislukkingen, onverschillig publiek, corrupte leiding, een onzedelijk moeras", aldus het blad "Heti Világgazdaság". Zonder enige inzet was men tot nu toe al flink betaald maar voortaan betaalt de "markt", het publiek, en staatssubsidies vervallen. Wel krijgt men het loon van een vakman, d.w.z. Ft. 4.500 à 6.500 p.mnd maar men kan ook aanzienlijke premies uit de entreegelden erbij verdienen; besturen van clubs mogen nu ook transfergelden vragen van voetballers tot een maximum van 70.000 gld.
Aldus blijft voetbal ook in Hongarije een zaak van het grote geld, en de kanalen van de corruptie blijven bestaan, evenals dezelfde mensen op dezelfde posten. Een kwart miljoen Forint [± 15.000 gld] voor een topvoetballer is dan ook geen geld meer want je kunt hiervoor nog niet eens een auto kopen…..…
In augustus 1984 doen zich dus nieuwe voetbalschandalen en arrestaties voor; voor 20.000 gld. werden wedstrijden gekocht van Csepel tegen Volán Budapest, Honvéd en Nyíregyháza. Aan de vier gearresteerde schuldigen, o.a. de doelman van het nationale elftal, Attila Kovács, worden zware straffen opgelegd. Kovács moet 10 jaar wegblijven van het voetbalveld en twee anderen vier jaar. Ook spelers van de tegenpartij Honvéd, József Varga en Antal Nagy, zijn geschorst voor resp. 8 en 7 maanden. Al is het voetbal dan voor veel Hongaren buitengewoon belangrijk, toch is hier in zeker opzicht dus geen sprake van echte veranderingen, zoals die zich op andere terreinen wel voordoen en het blijkt dat men met sommige grote historische ‘problemen’ enz. nu beter, normaler weet om te gaan.
Begin maart 1984 worden bijvoorbeeld in aanwezigheid van een 150 mensen door officiéle delegaties kransen neergelegd bij het graf van László Rajk op het Kerepesi Temető, 35 jaar na zijn executie na het eerste Hongaarse stalinistische showproces in opdracht van de communistische [toen stalinistische] partij. Hier leggen ook László Maróthy, partijsecr. van Budapest en Gyula Kállai, voorz. van het Patriottisch Volksfront, namens hun organisaties een krans.
Vervolgens wordt in mei herdacht dat 40 jaar eerder de Jodenvervolging in het door de Duitsers bezette Hongarije begon en daarbij halen o.a. de opperrabbijn van Hongarije, László Salgó, èn het officiële partijblad voor het eerst de dappere rol van de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg, die waarschijnlijk door Russisch toedoen om het leven is gekomen, en twee maanden eerder deed het blad Magyar Nemzet al een oproep om het monument voor de man die zoveel Joden het leven redde, Raoul Wallenberg, eindelijk eens te herstellen naar aanleiding van het feit dat hij 40 jaar geleden spoorloos verdween in een Russische auto in Budapest! Deze aandacht voor Wallenberg in Budapest is dan ook als een min of meer anti-Russische aktie te beschouwen!
Dat vestigt ook de aandacht op de "meest geassimileerde" groep in Hongarije, de Joden van wie er hier nog 80 à 100.000 [80 % in Budapest] wonen. Het is daarmee de grootste Joodse gemeenschap van heel Centraal- en Oost-Europa, m.u.v. de Sovjet-Unie. Van een analyse van het Joodse verleden kan men nog niet spreken: wie precies verantwoordelijk was voor de tragedie in 1944 is in Hongarije nooit beschreven en een "joodse kwestie" bestaat officieel niet, "Joods" is formeel alleen de godsdienstige gemeenschap en dat wordt nergens geregistreerd. Ook is de zeer 'bijzondere' verhouding tussen communisme en Jodendom in Hongarije nooit uit de doeken gedaan, maar die was bijzonder intensief! De meeste communistische leiders, van de 'volkscommissarissen' met Béla Kun in 1919 tot en met de 'moskovieten' zoals Mátyás Rákosi en Ernő Gerő [tot 1956] waren Joden!
Toch is vandaag de dag de Joodse gemeenschap in Budapest min of meer onzichtbaar, ongrijpbaar, en er is geen sprake van een eigen cultuur, taal, traditie, maar wél zijn de banden met het Hongaarse vaderland vanouds bijzonder sterk. Men zwijgt liever erover, weet het zelf soms niet, veel leeft onbewust, men is wat angstig, voelt een beklemming, er rust een taboe op. Er bestaat ook geen enkele affiniteit of verwantschap met Israël of met Joden in andere landen, het internationale Jodendom, maar er bestaat ook een ongelooflijke onwetendheid op het gebied van de meest elementaire kennis over de Joodse godsdienst, geschiedenis, symbolen, namen, feesten, enz. Wèl is er sprake van antisemitisme, soms uit onwetendheid, soms politiek geladen, als vooroordeel, gevoel, vermoeden. [naar Anna Sándor, "Blijvend taboe: de Joodse kwestie in Hongarije", NRC/Hbl., 11 december 1982]. Maar er is hoop! Ondanks het feit dat Hongarije en Israël [nog] geen officiële diplomatieke of economische betrekkingen onderhouden wordt toch in augustus 1983 voor het eerst een -niet officieel- contract met Israël gesloten over wederzijdse kredietverlening en handel!
In dit jaar overlijden verder twee wereldberoemde Hongaren, n.l. op 11 juni János Ferencsik, 77, de Hongaarse dirigent van het Nationale Filharmonische Orkest en vml. direkteur van de Staatsopera in Budapest en in Wenen [1948 - ‘50], die ooit studeerde bij o.a. Toscanini en Furtwängler.
Op 8 juli 1984 overlijdt in zijn woonplaats Nice de fotograaf en kunstenaar Jules Brassaï. Op 9 september 1899 werd hij als Gyula Halász als zoon van een hoogleraar Franse taal en literatuur, in Brassó [tgw. Brasov, Roem.] geboren, studeerde in Budapest aan Academie voor Schone Kunsten en ging na de wereldoorlog, 1919/20 naar Berlijn. Hij kwam in 1924 in Parijs, noemde zich naar z’n geboorteplaats en ontwikkelde zich tot een beroemd fotograaf, kunstenaar en schrijver. De Hongaar André Kertész maakte hem in Parijs met de fotografie bekend en in de jaren ’30 trokken vooral de achterbuurten, de bordelen, het nachtleven, de cafeetjes en het volkscabaret hem. "Alleen de nacht interesseerde mij", aldus Brassaï, die in Parijs ook bevriend was met andere beroemdheden zoals George Braque, Salvador Dalí, Picasso en Mattisse.
Tenslotte is er voor de kerken van Hongarije in 1984 ook sprake van een aantal concessies van de overheid. Zo wordt in januari aan de kerken een geringe zendtijd voor alleen de radio toegewezen. De r.k. kerk mag als grootste in 1984 in totaal 19 uur uitzenden, de andere kerken minder! Bovendien speculeert men n.a.v. het bezoek van de Poolse primaat kardinaal Józef Głemp aan Esztergom druk over een bezoek van de [Poolse] paus aan Hongarije, maar de staatssecr. voor kerkelijke zaken Miklós verklaart al snel: “Wij zijn een klein land en hebben goede relaties met het Vatikaan. We hebben geen pausbezoek nodig”. Hij verklaart ook dat onder primaat Lékai de betrekkingen tussen kerk en staat sterk zijn verbeterd, en dat ‘’we afgezien van ideologische verschillen- geen vijanden van elkaar zijn”. Bovendien mogen vanaf april r.-k. priesters in hun pastorie ["thuis"] weer godsdienstles geven en Hongarije staat dan al bekend als het Oost-Europese land waar kerk en staat nog de beste betrekkingen onderhouden.
Dit is mede te danken aan kardinaal László Lékai, die verzoening en een vreedzame oplossing wenst voor de meningsverschillen met de staat! Vrijwel tegelijk hiermee verklaart kardinaal Lékai echter ook dat de opvattingen van pater Bulányi en van de r.-katholieke basisgroepen op vele punten afwijken van de leer van de kerk: Bulányi c.s. vinden b.v. dat zij persoonlijk door de Heilige Geest zijn geïnspireerd èn bovendien zijn ze tegen de militaire dienst en vooral dat laatste wordt door Lékai als ‘bijzonder gevaarlijk’ gezien, o.a. omdat het ”ingaat tegen de leer van de kerk”. Dit laatste is echter niet waar. …
Eind april 1984 vindt er op de tv voor het eerst zelfs een openhartige diskussie plaats met Imre Miklós, staatssecr. voor kerkelijke zaken, en er wordt door de 66 aanwezigen, ‘representatief voor de Hongaarse samenleving’, n.b. openlijk geklaagd over de geringe informatie in de media over kerk en godsdienst in het land! Ook wil een meerderheid wel eens een katholieke mis op de tv zien. Er wordt ook geklaagd over de behandeling van de militaire dienstweigeraars, maar op de opmerking van een dame dat het marxisme geen antwoord heeft op de morele vragen van de tijd zegt Miklós o.a. dat hij zich wel eens afvraagt of christenen in 2000 jaar wel steeds volgens de Tien Geboden hebben geleefd…”Kerk en staat moeten elkaar dus maar niet beschuldigen”, aldus staatsecr. Miklós.
Begin maart 1984 wordt op uitnodiging van de Hongaarse Academie van Wetenschappen een conferentie van christenen en marxisten in Budapest gehouden met de “Verantwoordelijkheid van de mens in de huidige wereld” als thema. Deelnemers zijn o.a. prof. dr. János Szentágothay, de partijloze president der Academie, dr. Elemér Kocsis [Balmázújváros, 1926 - 2009], direkteur der theologische hogeschool der Hervormde kerk in Debrecen en een aantal buitenlandse filosofen en theologen zoals de r.-kath. prof. Karl Rahner.
Bijzonder is ook dat in september 1984 de bekende r.-katholieke theoloog prof. dr. Tamás Nyíri tot erelid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen wordt gekozen: Voor het eerst sinds 1948 wordt een niet-marxist hierin benoemd! De zeer kritische Nyíri wees er voortdurend en openlijk op dat de dialoog, overleg en coëxistentie tussen gelovigen en marxisten absoluut nodig zijn, maar dat dat moeilijk wordt gemaakt door de zéér ongelijke machtsverhoudingen! In het onderwijs en in de media overheersen duidelijk de marxisten en atheïsten!
De r.-katholieke kerk en de staat werken op ander gebied wel samen, n.l. tegen 'dissidenten': voorbeeld zijn de r.- katholieke dienstweigeraars. Acht van hen zitten gevangen. Één van hen is Károly Kiszely [nu 30], die al in 1976 1 ¾ jaar vastzat in een overvolle cel. Maar kard. Lékai steunt de staatsmacht volmondig en wenst géén pacifisten onder de katholieke gelovigen. "Dienstweigeraars zijn misleid, ze gaan ongevoelig en blind voorbij aan de lessen van het verleden", aldus Lékai. Opvallend is hierbij dat bisschop József Cserháti van Pécs [secr. der Hongaarse bissch. conferentie] het [eerst nog] volledig met hem eens en hij noemt Kiszely en anderen zelfs immoreel, en vindt dat primair de wetten van de staat moeten worden gerespecteerd..... Korte tijd later neemt Cserháti echter wèl [na aandringen van Pax Christi Nederland, van Jan ter Laak] het initiatief om bij de overheid [staatssecr. Imre Miklós] te pleiten voor een statuut voor dienstweigeraars en hij schat het aantal geweldloze rooms-katholieken op 2 tot 3.000, met 20 tot 30 priesters! Wèl veroordeelt Cserháti de groep van pater György Bulányi en ook pacifisten die zich tegen de kerkelijke hiërarchie verzetten. "Új Ember" [De Nieuwe Mens], het r.-kath. tijdschrift, en anderen herdenken ook in september 1984 dat het Vatikaan en de Hongaarse overheid in september 1964 een akkoord bereikten en men roemt nu over de "onbelemmerde godsdienstvrijheid", die geen zaak is van barmhartigheid [van de staat] maar van het demokratische gehalte van de samenleving".... Er is nu sprake geen sprake meer van een militant antireligieus atheïsme, maar van gelijke partners, aldus het blad....
In Rome zegt men echter nog eens wèl enkele wensen te hebben b.v. inz. de vrijheid van godsdienstonderwijs, maar toch is de verhouding tussen de r.k. kerk en de [Hongaarse] staat veel beter dan b.v. in Tsjechoslowakije! Onder Lékai's voorganger, kardinaal József Minsdszenty waren er slechts conflicten....
Men heeft dus in de rooms-katholieke kerk vooral z'n moeilijkheden met dienstweigeraars en pacifisten, en vooral met de 200 basisgroepen rond de 65-jarige pater György Bulányi. Deze voelt verwantschap met de eerste christenen die ook in armoede en verdrukking leefden. Al in 1952 werd Bulányi gearresteerd en veroordeeld als 'volksvijand'. Honderden leden van de groepen worden na '56 eveneens gearresteerd.
Vanaf de Akkoorden van Helsinki [1975] laat men de vervolging echter liever aan de kerk zélf over, en kardinaal Lékai stelt 'zich beschikbaar’. Vanaf 1979 weigeren sommige leden milit. dienst, en worden vervolgens opgepakt en veroordeeld, maar "Lékai weigert hen te laten bezoeken, maar als ze uit de gevangenis komen zijn ze onze paarlen en diamanten", aldus Bulányi! De kardinaal veroordeelt hen n.b. regelmatig in het openbaar als mannen "die het vaderland weerloos willen maken" en hij laat zelfs in 1982 onderzoeken of de aanhangers van Bulányi aan ketterij doen. Toch is Rome veel voorzichtiger, maar verbiedt Bulányi toch z'n ambt uit te oefenen, want ”ongehoorzaamheid aan de hiërachie van de kerk wordt niet getolereerd”, zo weet pater Bulányi. [Trouw, 11.10.84].
Ook de protestantse kerken profiteren wel van het meer open klimaat: in januari kan de Hongaarse hervormde kerk b.v. 1.000 Hongaarstalige bijbels aan de Hervormde kerk in het grensgebied van de Karpaten-Ukraïne schenken ten behoeve van deze Hongaarse minderheidskerk met ± 70.000 leden hier…..
Veel meer aandacht trekt in juli en augustus echter de VIIe Conferentie van de Lutherse Wereldfederatie [LWF] in Budapest bijeen, nadat ze al enkele jaren geleden was uitgenodigd door bisschop Zoltán Káldy, die toen [1980] zei dat “de assemblee een getuigenis voor Christus kan zijn in de socialistische landen en een goede dienst kan bewijzen aan de kleine lutherse kerken in Oost Europa”. 1.300 Vertegenwoordigers van bijna 100 lutherse kerken uit ± 100 landen komen hier voor 't eerst in een communistisch land bijeen, en [maar!] men kan hier in Hongarije in volle vrijheid vergaderen. De Hongaarse regering steunde n.b. het aanbod van de Lutherse kerk voor deze Assemblee en vooral Imre Miklós, staatssecr. voor kerkelijke zaken, steunt het initiatief van harte.
Toch is de diskussie erover al enkele maanden in volle gang, want allerlei westerse lutherse kerken houden zich bezig met de positie van de kerk in Hongarije, die “níet uit opportunisme -dus als een soort taktiek- tot een vorm van samenleven met de marxisten is gekomen”, tenminste volgens bisschop Káldy, die ook vindt dat zijn kerk écht wel zeer regelmatig kritiek heeft op de maatschappij: in elke preek en elke zondag n.l….
De kerk staat echter niet buiten de maatschappij en ‘wij hebben dus van binnenuit kritiek op deze maatschappij. We zitten met z’n allen in deze boot en van buitenaf roepen heeft geen enkele zin! De kritiek bestaat voor hem b.v. uit de zeer geringe arbeidsmoraal, de corruptie, het achterblijven van moraal bij de maatschappelijke ontwikkelingen en b.v. kunstuitingen, zoals in m.n. westerse films wordt gebracht, die b.v. het gezin ondermijnen. Vanuit o.a. Noorwegen krijgt echter zware kritiek te horen van de kant van de [in 1956 gevluchte] Noorse evang.-luth. predikant, László Terray, die -vanuit het veilige westen!- de Hongaarse kerk in vlammende bewoordingen verwijt haar medewerking te geven aan allerlei politieke dwangmaatregelen zoals collectivisering, deportaties, reisbeperkingen, etc. Maar ook vanuit de USA komt kritiek van anticommunistische organisaties die als vanouds de nadruk leggen op de onverzoenlijke tegenstellingen tussen communisme en de christelijke godsdienst. Toch wijst Káldy er wèl op dat b.v. Noorse bisschoppen [en nu ook de afgevaardigden naar Budapest] door de staat worden benoemd en Hongaarse nu juist helemaal níet!… Káldy acht de eigen kerk dan ook veel meer vrij t.o.v. de staat dan de Noorse [staats-] kerken hij beschouwt uiteraard ook zijn eigen, Hongaarse overheid, als dé overheid, die b.v. de wet stelt…
Tenslotte wordt bisschop [sinds 1958] ds. Zoltán Káldy, 65, tot voorzitter van het Presidium gekozen met 173 tegen 124 stemmen bij 15 onthoudingen [330 officiële afgev.]. Káldy vindt ook dat er in Hongarije godsdienstvrijheid bestaat en dat de politieke en maatschappelijke sfeer er goed is, en hij wijst kritiek vanuit het Westen op de weg en de theologie van de Evangelische [Luth.] kerk in Hongarije van de hand.
”De kerk hier doet geen principiële of theologische concessies aan de staat en bouwt toch goede relaties met de staat op; dat verdient lof en geen kritiek”, aldus Káldy. De broeders in het Westen mogen dankbaar zijn dat de conferentie hier kan worden gehouden en alleen wie iets voor deze maatschappij over heeft, heeft recht op kritiek. De zelfbewuste bisschop Káldy hangt n.l. de ”theologie van de diakonia” aan: de kerk moet de mensen dienstbaar zijn met haar daden en dat is géén aanpassing aan het marxistische denken, aldus de bisschop, die ook lid van het parlement is, en "hier zonder problemen de christelijke opvattingen kan uitdragen".
N.b. De Evangelische kerk van Hongarije telt ± 430.000 leden [> 4 % der bevolking] in 320 gemeenten, met twee bisschoppen, maar de vergadering levert -aldus Káldy- weinig nieuws op, hoewel velen uit het Westen nu, na de gastvrije ontvangst, wèl hun beeld over Hongarije moeten herzien….Toch hoorde Káldy wel bij degenen die de sovjetinval in Afghanistan vooral als “een nederlaag van het kapitalisme” beschouwden…
Ontevredenen blijven zich ook roeren in de Evangelisch-Lutherse kerk, waar 'nog altijd enkele resten van stalinisme zichtbaar zijn' want bisschop Káldy neemt nogal eens dominees onder handen, wijst hen op hun plichten, treedt vermanend op, en beschouwt zich als leider. Hij heeft het volledige vertrouwen van de overheid maar zéker niet van alle predikanten. In september 1984 wordt b.v. ds. Zoltán Dóka geschorst in afwachting van een tuchtprocedure want ds. Dóka schreef eerder een Open Brief aan de LWF waarin hij ds. Káldy bekritiseert: ”Deze heeft de kerk met zijn theologische opvatting praktisch horig gemaakt aan een staat die dat eigenlijk in 't geheel niet meer eist….. en Káldy oefent geestelijke terreur uit", aldus ds. Dóka want met bedreigingen en financiële middelen weet men 'ondergeschikten' n.l. nog altijd te treffen. Káldy vindt echter zelf dat hij juist zeer veel contacten met de basis onderhoudt en grijpt alleen in op goede gronden,"ten bate van de kerk", hij zegt dat 90 % der predikanten achter hem staat, vindt ds. Dóka een verwend en ondankbaar kind dat ziek is; hij zou hem wel willen helpen, maar.... ”Dóka wil nu primair een eerlijke behandeling". Sommigen zeggen bisschop Káldy te waarderen als persoon maar zijn theologie spreekt de mensen niet aan. Onenigheid blijft er dus bestaan over de situatie binnen de kerk maar velen vinden het unfair om de problemen via de buitenlandse pers te "bespreken". Eind oktober laat Káldy, na een onderhoud met een afgev. der LWF ["internationale druk"], de zaak tegen ds. Dóka vallen en diens schorsing wordt onmiddellijk opgeheven. ’De kerkelijke rechtbank heeft’, volgens bisschop Gyula Nagy, de collega van Káldy, ‘de zaak geseponeerd’… Op predikantenconferenties blijkt overigens dat bisschop Káldy lang niet algemene steun heeft voor z’n beleid; de meeste predikanten wensen eerst geen positie te kiezen en onthouden zich van stemming. Káldy heeft in de loop van het jaar n.l. wel gemerkt dat de meeste predikanten, 2/3 deel, openlijk niet meer achter hem staan en het opnemen voor ds. Dóka, die allang met de bisschop overhoop lag. Een aantal predikanten blijft dan ook weigeren in het conflict stelling te nemen. ………
Beide protestantse kerken [református en evangélikus] storen zich overigens bijzonder aan westerse christenen die zorgen voor de illegale invoer van bijbels, omdat die in Hongarije zogenaamd moeilijk verkrijgbaar zouden zijn! In werkelijkheid worden in dit land n.b. tienduizenden bijbels door de staatsdrukkerij gedrukt en ze zijn verkrijgbaar bij plaatselijke gemeenten en bij boekhandels!.........
Van 17/22 september 1984 vindt er een congres over "Theologie van de vrede" plaats in het [calvinistische] Ráday-College in Budapest, met ongeveer 100 theologen uit Oost en West, onder medevoorzitterschap van de Hongaarse hervormde bisschop dr. Károly Tóth, die voorz. is van de [vanouds zéér loyale] Praagse "Christelijke Vredesconferentie". O.a. het Nederlandse IKV en Pax Christi sturen afgevaardigden en het IKV zegt o.a.: "Manipulatie is hier tot het minimum beperkt, het congres is geheel vrij". Men overwoog zelfs om enkele "Charta '77"-leden uit te nodigen maar daarom neemt de Chr. Vredesconferentie zélf geen deel en vanuit Praag beklaagde men zich in Budapest. Tenslotte wil men alleen een bescheiden karakter aan het "seminar" geven, en alle deelnemers komen à titre personnel. "Charta '77"-leden zijn tenslotte ook niet uitgenodigd, maar "uit hun bijdrage aan de diskussies mag men wel citeren", aldus bisschop Tóth... "Er is een sfeer van begrip geschapen", wordt er gezegd, "en bisschop Tóth persoonlijk heeft hieraan veel bijgedragen" maar hij vindt wel dat de verdeeldheid van de vredesbewegingen een belemmering voor een eensgezind optreden is”.
Ook de hervormde kerk heeft wel enkele problemen, want hier doet de 82-jarige ds. József Éliás van zich spreken. Na 1945 was hij, zelf van joodse afkomst, de gevierde 'redder van Joden': duizenden joden werden via hem christen en waren daarmee veilig. Híj was degene die in 1944 een [eerste] bewijs van nazi-kampen en systematische misdaden tegen de Hongaarse joden aan Horthy stuurde! Ds. Éliás werd later slachtoffer van het stalinisme in zijn eigen kerk. Een boek over zijn leven, "Onvoltooid verleden", van de hand van de communistische schrijver Sándor Szenes, verschijnt zelfs en het ministerie van binnenl. zaken steunt de uitgave. Het staatssecr. voor kerk. zaken o.l.v. Imre Miklós is echter tegen, evenals bisschop Tibor Bartha!
De beroemde Hongaarse pianist Zoltán Kocsis.
Ds. Éliás had al jaren geleden ruzie met bisschop Bartha gekregen: zijn Universiteitskerk in Debrecen zou tegen betaling worden afgestaan: jarenlang hoorde Éliás niets, tenslotte blijkt dat Bartha het van de staat ontvangen geld ervoor, Ft. 7 mln. ± voor eigen doeleinden [1957: 450 jaar reformatie en restauratie van het Oratorium in Debrecen] heeft gebruikt. Bartha wordt dan door ds. Éliás aangeklaagd, maar de predikant wordt geschorst en weggepest. Een proces in 1973 leidde tot veroordeling van ds. Éliás, met volledige medewerking van bisschop Bartha en staatssecr. Miklós [maar níet van b.v. Kádár c.s.]. Later besluit n.b. de staat nogmaals geld voor een nieuwe kerk te geven. Éliás en anderen klagen dus over de terreur die door machtige mensen binnen de kerk nog altijd kan worden uitgeoefend. Bartha heeft echter niet meer de volledige steun van de staat! [Trouw, 6 oktober 1984]. In december 1984 vindt overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de kerken en van de regering; hierna wordt verklaard: "De kerkelijke leiding heeft vertrouwen in de politieke ontwikkelingen in het land en waardering voor de leiding, ze erkent de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en men waardeert het, dat "de staat andersdenkenden erkent en de diskussie aangaat men dergelijke mensen". Toch doen zich m.n. in de katholieke en lutherse kerken nog steeds problemen voor die raken aan de verhoudingen tussen kerk en staat.
|