< Terug

16. Het regime van János Kádár, 1956 tot 1989

16.3.7 Het jaar 1985: nog veel gewone dingen én verregaande
           plannen voor hervormingen.

In januari is er sprake van een extreem koude winter en het Balatonmeer is twee weken dichtgevro­ren; er is sprake van stroomstoringen, onvoldoende energie en verplicht verlof en in Nógrád worden zelfs wolven gesignaleerd! Het energiever­bruik stijgt met 40 % maar de regering deelt mee dat dit toch verder moet worden beperkt want van 1974 tot '78 nam Hongarije veel krediet op en er werd ook veel meer uitgegeven en gebruikt dan geproduceerd. De import van consumptiegoederen nam dan ook snel toe en daarom is er, zoals gebruikelijk, per januari ook weer sprake van drastische prijsverhogingen, nu voor melk, suiker, brand­stoffen, post [+ 84 %,!] openbaar vervoer [+ 55 à 60 %] en er wordt al een inflatie van 7 % verwacht, maar ook worden extra compensaties aan ouders en ouderen toegezegd, inz. schoolgeld, sociale uitkeringen, geboortehulp, enz. Wel bedragen de spaartegoeden van de bevolking bij de "Országos Takarék Pénztár" OTP [Landelijke Spaarbank] nu Ft. 220 miljard maar toch kunnen veel Hongaren steeds moeilijker rondkomen en het vinden van een ander huis is een bijna hopeloze zaak. Ook de pensioenen blijven achter bij de inflatie en er zijn n.b. 200.000 mensen die n.b. nooit hebben gewerkt! In totaal is 40 à 50 % van de bejaarden en de helft van het aantal gezinnen met 2 of meer kinderen arm, aldus de bekende sociologe Zsuzsa Ferge die nu, aldus haar artikel in het blad Valóság, een veel beter sociaal beleid wil.
De handel met Sovjet-Unie bedraagt nu in totaal Rb. 9 mrd., d.i. 30 % van de totale handel, en vooral gas, olie, machines en grondstoffen komen daarvandaan: van de olie komt 95 % uit de Sovjet-Unie en van het gas 80 %.
Per 1 januari treden de in december gekozen direkteuren van bedrijven en direkties in funktie maar men denkt wel dat de belangen­strijd en loonconflicten nu gemakkelijker kunnen optreden. De bedrijfsraden krijgen grotere bevoegdheden en de loondifferentiatie zal steeds verder worden doorgevoerd: steeds meer wordt het loon afhankelijk van de presta­tie. Dynamiek en efficiency zullen in de bedrijven steeds meer gaan gelden en dat wordt bevorderd. De importbeperkingen hebben zo’n sukses gehad dat ze nu worden opgeheven, want de Hongaarse solvabiliteit is sterk verbeterd, aldus min.v. handel Péter Veress. Ook zal men leeglopers en "parasieten" veel strenger aanpakken want volgens berichten betreft het in Budapest alleen al 20.000 van dergelijke "ongewenste elementen" en lanterfanten. Voortaan kan men nu zelfs b.v. 1 tot 3 jaar te werk worden gesteld, zelfs in een 'heropvoedingskamp' of een bedrijf. Ook alkoholici, prostituees en beroepsgokkers vallen o.a. onder de nieuwe regeling en men waarschuwt al bij voorbaat dat iedereen zich moet kunnen legitimeren en eventueel moet aantonen dat hij/zij vast werk heeft. Het mechanisme van de staatsburokratie in Hongarije werkt echter niet zo streng, weten velen uit eigen jarenlange ervaring al te melden en ook is bekend dat velen niet zo hard werken om hun krachten te sparen voor een vaak veel beter betaalde ‘tweede baan’ in de schaduweconomie, in de avonduren, enz. Men kan de logge en traag werkende Hongaarse burokratie dus vaak niet zo serieus nemen, zoals menigeen ook wel weet, want heel wat mensen verdienen bij via de al vele jaren bestaande ‘grijze' of tweede economie: kippen, eieren, fruit, wijn, groenten worden gewoonlijk vrij verkocht door particulieren en niemand betaalt over deze inkomsten enige vorm van belasting. … Ernstig is ook het alkoholisme: per jaar drinkt een Hongaar gemiddeld 12,2 liter pure alkohol en de uitgaven aan drank zijn hoger dan die aan andere levensmiddelen samen.
In april 1985 komt min.v.cultuur Béla Köpeczi met een nieuwe wet: er komt meer zelfstandigheid voor scholen en de rechten en plichten voor leraren en leerlingen worden voor het eerst vastgesteld. Gratis onderwijs als principe blijft en de nationalitei­ten worden voor het eerst genoemd: die hebben recht op onderwijs in de moedertaal. Professoren blijven benoemd door de minister. In mei kiest de Hongaarse Academie van Wetenschappen [MTA] de 55-jarige economisch historicus prof. Iván T. Berend tot voorzitter als opvolger van de 73-jarige algemeen geziene anatoom prof. János Szentágothay, maar de Academie klaagt ook over geringe financiële middelen en over 'het ongunstige klimaat’ door de economische situatie. Gevolg is o.a. het vertrek van vele Hongaarse wetenschappers naar het westerse buitenland, waar ze veel meer kunnen verdienen, en het bezoek aan het westerse buitenland is relatief vrij: wie westerse valuta [deviezen] bezit kan elk jaar naar het westen, met alleen Forint kan men eenmaal per drie jaar, tenzij uitgenodigd, naar het westen. Er zullen, aldus de minister, ook meer middelen ter beschikking komen en er zal meer onderzoek worden gedaan naar de sociale gevolgen van het economische hervormingsbeleid, investerin­gen, marktmechanismen, technologie en elektronica, en naar maatschappelijke tendensen. Maar er blijven moeilijkheden:  het middelbaar onderwijs levert voor slechts 1/3 der afgestudeerden een plaats op hogeschool of universi­teit op en de belangstelling voor technische vakken is te gering. Voor film, theater en filosofie is die eig. te groot. Vroeger gaf alleen de staat subsidies voor cultuur en kunst, nu doen ook bedrijven, ondernemers, coöperaties iets dergelijks.
Ook de urbanisatie roept grote problemen op want veel kleine dorpen blijven verstoken van elektriciteit en waterleiding: en dat geldt voor 15 % der bevolking! Voorzieningen kosten immers, vindt men, teveel geld. Toch is een steeds verdere vlucht van het platteland naar de stad het gevolg, maar een grotere financiële autonomie van [de meer dan 3.200!] gemeenten wordt als deeloplossing gezien. Toch slaat Hongarije op economisch terrein geen slecht figuur, ondanks de wereldcrisis. Men oogst b.v. een rekord van 15,5 miljoen ton graan en de veeteelt produceert ook goed voor de export. De schulden nemen echter toe.
Zigeuners in Hongarije leveren ook grote sociale problemen op: 350.000 van hen leven in het land, woningen zijn vaak oud en slecht, de armoede is groot, de werkloosheid formeel niet bestaand, maar.... het opleidingsniveau is zeer laag, de aanpassingsproblemen zijn groot, het cultureel niveau is vaak zeer laag, er is weinig deelname aan het openbare leven, 90 % is 'gesetteld', heeft vaste arbeid en inkomsten. Een "Centrale Raad der Zigeuners in Hongarije" wordt [in het kader van het Vaderlandse Volksfront, HNF] opgericht.
In augustus 1985 vindt de 15e [Hongaarse] "Moedertaalconferentie" in Veszprém plaats en hier komen zoals gewoonlijk veel publicisten in de Hongaarse taal uit het land zelf en uit andere landen bijeen. Man kan vaststelen dat de internationale contacten sterk zijn toegenomen, o.a. door uitwisselingen van Hongaarse schrijvers met de in westerse landen wonende Hongaren en werk van deze laatsten, b.v. vroegere vluchtelingen, is in Budapest óók  verkrijgbaar. Toch laten, ondanks het feit dat men het regime voldoende stevig vindt, nu en dan dissidenten van zich horen, terwijl de min.v.binnenl.z. István Horváth onlangs tóch nog verklaarde: "Je hebt twee soorten criminaliteit, de gewone en de oppositionele"! De meest bekende dissidenten zijn tegenwoordig: de spottende dichter György Petri, de radikale intellektueel Gábor Demszky, de gematigde filosoof György Bencze, de socioloog en oud-politicus [en vml. premier!] András Hegedűs, de schrijver en leider van de onafhankelijke vredesgroep "Dialoog" Miklós Haraszti [verboden werk o.a. "Darabbér” [Stukloon], de ironische schrijver György Konrád, die o.a. al in 1978 samen met Iván Szelényi "Az értelmiség útja az osztályhatalomhoz” [Die Intelligenz auf dem Wege zur Klassenmacht] schreef, verder de kritische schrijver en illegale uitgever, architekt en ontwerper László Rajk jr., pater György Bulányi, de vml. politicus, jurist en econoom Ferenc Donáth, György Dalos, de filosoof Gábor Miklós Tamás, en verscheidene anderen. Zij allen wensen een westerse demokratie en verzetten zich in principe ook tegen de Russische bezetting. Illegale bladen zoals Beszélő, Hírmondó en Figyelő worden nu en dan in beslag genomen maar zeer opmerkelijk blijft dat deze ‘dissidenten’ niet worden opgepakt of gearresteerd, en voorzover ze dat waren, werden ze na korte tijd weer vrijgelaten! Het regime wekt bij hen blijkbaar weinig of geen schrik meer en ze zijn uiteraard van hun eigen gelijk overtuigd, terwijl ‘de partij’ het eigenlijk veel moeilijker heeft om nog geloofwaardig te lijken!
Het lijkt deze oppositie zelfs nuttig om te komen tot vorming van een coalitie en consensus en dat probeert men van 14 tot 16 juni in Monor, 30 km Z.O. van Budapest. Hier komen zelfs 45 genodigden bijeen, o.a. van de demokratische oppositie, populisten, hervormingsgezinde socialisten, verschillende bekende schrijvers, kunstenaars en intellektuelen. De agenda wordt hen gepresenteerd door de populistische schrijvers Csoóri en Csurka, de econoom Bauer en de filosoof Kis en vooral Csoóri en Csurka grijpen -bewogen- etnische thema’s aan en klagen over het morele verval en de culturele crisis van het bedreigde Hongarendom. Het behoud van de nationale culturele identiteit en het lijden van Hongaren over de grenzen is b.v. voor Csoóri zelfs primair. [Tökés, Hung.’s negotiated revolution, 190]. Bauer is overigens omstreden omdat hij toch nog wel gelooft in hervormingsplannen van de regering en ook de regering oproept i.v.m. economische problemen en de filosoof Kis geeft vooral punten van overeenstemming èn verschil aan voor een politieke beweging aan. Aan de populisten heeft hij eigenlijk weinig boodschap want al hun thema’s kunnen samengaan met mensenrechten, sociale welvaart, vrede, milieu, institutionele garanties voor rechtsstaat en hij wil m.n. institutionele hervormingen. Men komt in Monor eigenlijk dus niet nader tot elkaar, want er zijn heel wat hervormingsgezinde socialisten, veel 30- en 40-ers, die vooral in de politieke, administratieve en wetenschappelijke burokratie van het regime werkzaam zijn. Ze zijn ook allen academisch gevormd en er zijn veel stafleden bij van overheid, universiteit of b.v. de MTA. Allen zijn ook vml .KISZ- en nu partijlid, maar sommige professoren hebben b.v. in het westen gestudeerd. Velen zullen geschikt zijn voor de toekomstige sleutelfunkties!
Er heerst onder hen vooral zelfvertrouwen, ze zijn professioneel bezig, en er is een tendens om politiek gevoelige zaken tóch als routine af te handelen. Talloze voorbeelden worden genoemd, zoals Zoltán Biró, Mihály Bihari, Csaba Gombár, János Kornai, Rezső Nyers, M. Tardos, Zsuzsa Ferge, etc. etc. Allen zijn ze leidende intellektuelen, ze vormen de elite, en ze zijn ook geneigd tot verdere economische hervormingen en soms hebben ze al hierover veel gepubliceerd, ook wel over gevoelige zaken! [Tökés, 191-192]. De schrijver toont verder aan dat ‘from 1984 on, the public discourse on current policy options in Hungary was virtually dominated by the regime’s internal critics‘ en hiervan noemt hij heel wat voorbeelden: M. Bihari deed dat met: “Politiek systeem en socialistische demokratie” in 1985, István Csillag en László Lengyel met hun boek “Zakendoen, staat en maatschappij” in 1985, Zsuzsa Ferge met “Maatschappijpolitieke studies” in 1980, Csaba Gombár met “Gedachten van een staatsburger” in 1984, J,. Kornai met “Contradictions and Dilemmas: Studies on the Socialist Economy and Society“ in 1985 en Tamás Sárközi met “Temidden van hervormingen van de economische struktuur” uit 1986. [Tökés, 193]. En het blijkt dat géén van de auteurs het bestaande [óndemokratische!] systeem goedkeurt of wil houden!
Belangrijkste thema’s zijn voor hen de politieke cultuur, politieke participatie èn legitimatie, de machtsdeling in het politieke systeem, en de raison d’etre van de regeringspartij t.o. de executieve en legislatieve [reg.] macht en men is het zelfs wel eens: er moet politieke demokratie komen, en niet langer voogdij of afhankelijkheid, infantilisme van het volk. Het parlement moet als controle-instantie dienen en de legitimatie van het regime moet berusten op performance, zeg maar: op daden, en het vervullen van de wensen tot verbetering van de kwaliteit van leven. Men moet primair the rule of law herstellen en zowel hervormers als conservatieven vinden n.b. algemeen de bestaande regels over competities van de regeringslichamen [de drie machten] een chaos! In 1985 zal er dan ook een Constitutioneel Hof komen om e.e.a. te bestuderen en aanbevelingen te doen t.o. de Presidentiële Raad, want het gekozen parlement stelt al sinds 1950 niets voor, dus…
N.b. sinds 1950 gold ook: 95 % van de dekreten met kracht van wet waren afkomstig van de Presidentiële Raad, die geen enkele verantwoording hoefde te geven! “Moreover, the council had failed to exercise its duties of constitutional oversight regarding the prodigious decree- and rule-making activities of the Council of Ministers, individual ministeries, and other agencies such as the National Planning Office, with national jurisdiction”.

Een concert in de Grote Synagoge van Budapest, 1984.

top

Tussen het aangeven van een probleem en de maatregelen ter oplossing ligt een enorm lange tijd en het parlement heeft sinds 1950 slechts 200 wetten behandeld, terwijl er in die veertig jaren 6.000 dekreten met kracht van wet en andere regels kwamen….. [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 194]. De conclusie kan luiden dat het dus nog slechts zéér weinig scheelt of n.b. door goed [door het regime zelf] opgeleide intellektuelen wordt de gehele politieke basis van het regime onderuit gehaald en failliet verklaard…
Maar ook de socialistische economie is failliet; in juni 1985 wordt nog eens een krediet à $ 650 mln. van het IMF en internationale banken aan Hongarije verleend ten bate van investeringen in chemie, verkeer en industrie. Het is een voorbeeld van regelmatige en uitgebreide westerse economische hulp voor Hongarije dat intussen lid is van de GATT, de Wereldbank en het IMF: een uitzondering in Oost-Europa. Ook is in Hongarije sprake van investeringen op beperkte schaal van westerse ondernemingen.
Intussen probeert men ook met het woeste verleden in het reine te komen! Voor het eerst sinds bijna 40 jaar wordt b.v. aandacht besteed aan de honderdduizenden "Ungarndeutsche" die vanaf 1946 uit Hongarije moesten vertrekken. De helft der Duitse minderheid werd na de oorlog verdreven: ± 200.000 “Volksduitsers” werden toen n.l. collectief schuldig geacht, maar nu wordt wel toegegeven dat de gedwongen "Ausssiedlung" toch wel erg overhaast en ‘rücksichtslos' was. Er is nu een veel betere verhouding, zeer velen komen uit Duitsland regelmatig naar Hongarije, met vakantie of i.d. Ook is er is nu veel meer begrip: de collectieve schuld lag veeleer bij Hongarije zelf! Destijds werden onschuldige Duitstalige Hongaarse boeren en mijnwerkers gelijkgeschakeld met 'fascisten', nazi's, enz., ook al waren ze in de oorlogstijd b.v. lid van de zgn. "Treuebewegung" van Duitsers die Hongarije als hun eigen "Heimat" beschouwden. Nooit is een dergelijke Duitse beweging als 'verzet' erkend. Nog jaren na 1945 ondervond men moeilijkheden. In de tegenwoordige situatie is er echter sprake van een "harmonische verhouding" en Hongarije biedt, aldus Anton Reger [vice-voorz. Demokratisch Verbond der Duitsers in Hongarije] bescherming, is ons thuis; de eigen culturele ontwikkeling is hier mogelijk en op kandidatenlijsten staan verschillende namen van mensen der 'nationaliteiten'. Er wordt nu ook een "Nationaliteitenraad" opgericht met verte­genwoordigers van de nationale minderheden in het land. Voorzitter is de historicus Lóránt Tilkovszky. Tweeta­lige publicaties, onderwijs en cultuur wil men bevorde­ren. Ook vindt in 1985 de herdenking van het 30-jarig bestaan van het "Demokratisch Verbond van Duitsers in Hongarije" plaats, en Géza Hambuch is secr.-gen. van de ènige organisatie der naar schatting 220.000 Duitsers, van wie overigens weinigen nog Duits spreken! Toch willen de natio­na­liteiten in Hongarije nu meer gebruik maken van mogelijkheden tot eigen taalonderwijs en cultuur.
Meer mogelijkheden ziet men tegenwoordig ook in de ongeveer 1.650 kastelen, landhuizen en sloten die in 1945 zijn onteigend en door de staat in beslag zijn genomen. Een aantal is tot museum gemaakt, maar de meeste zijn verval­len, in zeer slechte staat, totaal verwaarloosd, bouwval­len en ze verkeren in een onhoudbare situatie. Nu is er echter een nieu­we bestemming mogelijk: b.v. een toeristen­hotel! Nu wordt Ft. 50 mln per jaar aan herstel besteed en voor 650 landhuizen bestaan plannen tot herstel…..
Eveneens wordt nu onomwonden in talloze bekende films het bloedige en duistere verleden van het stalinisme, de jaren '50 van Rákosi, aan de kaak gesteld. Een nieuw voorbeeld is "Napló gyermekeimnek" [Dagboek voor mijn kinderen] van Márta Mészáros [* 1931]. Zij maakte al sinds 1968 geruchtmakende films met vrouwenthema's in een mannenmaatschappij, maar nu wordt het regime van de communisten van die jaren als kwaadaardig, onmenselijk, gemeen, hard, wreed en kil weergegeven. Generatieconflicten, adoptie, weeskinderen, stiefouders, onbegrip vormen vaak het thema. Haar man Miklós Jancsó is eveneens een bekend filmregis­seur.
István Szabó [* 1938] wiens eerste film in 1979/80 kwam "Mephisto", wordt nu met "Kolonel Redl" bekend. Alfred Redl, chef der geheime dienst van Oostenrijk-Hongarije en lid der generale staf, moet in 1913 na ontdekking van z'n jarenlange spionage voor de Russische tsaar en z'n homoseksualiteit [!?] aftreden, en pleegt onmiddellijk zelfmoord! Szabó stelt Redl, van eenvoudige Joodse komaf, voor als slachtoffer, tragisch figuur, trouw aan de keizer en koning en níet als dader en verrader. Redl zoekt een andere identiteit achter z'n militaire uniform door zich netjes aan de regels te houden. Hij zoekt ook veiligheid en zekerheid, en wordt dus afhankelijk. De cultus rondom de keizer, de carrièrezucht in de oude Monarchie en de onoprechtheid vormen het middelpunt. Maar Szabó’s eigenlijke thema is: Hoe houden mensen in Midden-Europa zich nog in leven temidden van de meest ernstige politieke stormen en revoluties?  Over moderne maatschappelijke thema’s wordt ook het nodige geproduceerd, maar het schijnt dat de partijleiding niet goed weet wat ze verder moet doen met de politieke liberalisering, en men hoopt vaak slechts dat Kádár [”János bácsi” of ”Jancsi bácsi”, ome Jan] nog vele jaren zal leven.........Ook de jeugd lijkt niets meer te voelen voor handhaving van het bestaande, en is [zo lijkt het] volkomen onverschillig en materialis­tisch.
Sommigen in de partij, de conservatieven of hardliners zoals Károly Grósz en János Berecz vinden zichzelf al liberaal, anderen zoals Mátyás Szűrös, Csaba Hámori en László Maróthy zijn gematigd en voorzichtig, weer een ander zoals Imre Pozsgay vindt allerlei experimenten met meer vrijheden niet eens gevaarlijk.
Ook viert corruptie in Hongarije hoogtij en voor alles moet men of wordt men geacht extra te betalen: de fooien zijn zeer uit de hand gelopen, en ook in de gezondheidszorg is de corruptie alom aanwezig: voor extra diensten dient men al vele jaren extra te betalen in de vorm van “hálópénz” [dankbaarheidsgeld] en smeergeld is ook van groot belang voor b.v. de politie, arbeiders en anderen die weinig verdienen. De meeste mensen verdienen dan ook veel meer dan officieel bekend is, en veel mensen hebben een tweede baan, soms zelfs een derde baan en zij hebben allemaal dus neveninkomsten, waarvan niemand weet hoeveel die opleveren. Men schatte al in 1971 dat jaarlijks 2 tot 3 miljard Forint aan fooien [alleen al in de dienstensektor!] extra wordt verdiend. In 1984 zou dit uitkomen op 7 à 8 miljard Ft. terwijl het "Központi Statisztikai Hivatal" [CBS] voor 1980 een totaal van 12 miljard Ft. schatte voor de kosten van alle aangeboden diensten, het zgn. drinkgeld [borravaló].
In 1981 berekende men al dat fooien, enz. 46,4 % van het nationaal inkomen vormen en dat nationaal inkomen bedraagt in totaal 650 miljard Ft., dat betekent aan fooien dus: 301,6 mrd Ft. In 1984 zouden deze bedragen resp. Ft. 659 en Ft. 305 mrd. bedragen. De autoriteiten hebben vele jaren lang hierover hun mond dicht gehouden want meer verdiensten leveren minder klachten en gemopper op. Iedereen weet immers dat veel geld in het 'grijze circuit', de tweede economie, wordt besteed aan de bouw van eigen huizen, eigen kleine bedrijven, tweede huizen, enz. en in het zgn. 'socialistische' Hongarije heeft ruim 60 % der bevolking een eigen huis! De regering stoot zelfs woningbouw als taak steeds meer af en laat één en ander over aan particuliere bedrijven! Sociale woningbouw gebeurt veel te weinig en de woningnood is een al jaren lang bestaande kwaal. Toch is er enorm veel gebouwd, veel krotten en ongeschikte, vervallen en oude woningen zijn afgebroken, maar in 1983 wordt de bouw van nog slechts 22 % der nieuwbouw door de staat betaald! Nu al wordt 44 % der woningen door de toekomstige eigenaar zelf gebouwd, met alle verhalen daarbij: klussen in de baas z'n tijd is vrij normaal, jarenlang bezig zijn is normaal, ambtenaren i.v.m. vergunningen omkopen is vrij normaal, alleen: aan materialen en vaklui komen is soms moeilijk. De "magán szektor" [maszek], de particuliere sektor, wordt van steeds groter belang in Hongarije, en de "újgazdák", de [weinige] nieuwe rijken, kopen tegenwoordig wat ze willen aan kleding, grond, villa's, auto's en elektronica. De kloof tussen rijk en arm groeit in dit socialistische land dan ook snel, zo weet men algemeen. Er is weer meer aandacht en waardering voor familie en gezin, maar vanwege de zeer vele echtscheidin­gen, enz. kan men zeer moeilijk "maatregelen" nemen.
In augustus komen ook nieuwe belastingmaatregelen die zorgen voor meer financiële mogelijkheden voor goedlopende particulie­re bedrijven. Ongeveer 1/4 der Hongaarse export bestaat uit agrarische pro­dukten [1/3] en levensmiddelen, o.a. conserven [2/3], 33 % der export gaat naar 't westen. De vleesproduktie is de 5e ter wereld en levert vnl. slachtvee en vleesprodukten. 34,8 % der veeteeltproduktie komt van particu­liere bedrijven [met samen n.b. 5 % der oppervlakte!]. 70 % bestaat uit grote, coöperatieve bedrijven, 30 % uit kleine, particuliere bedrijven en deze laatste worden nu niet meer genegeerd, maar juist gesteund. De beperkingen hiervoor zijn vrijwel opgeheven, en hun aanbod en koopkracht is sterk verbeterd. Slechts 1/10 der graanproduktie is bestemd voor de export.
N.b. De particuliere bedrijven, van samen van 1.420.000 eigenaars, zorgen voor 2/3 der aardappels, 2/3 der varkens, 1/3 van gevogelte, 60 % der eieren, 1/2 van groenten en fruit en men erkent nu zelfs dat kleine bedrijven veel sneller en beter op de markt en op andere nieuwe ontwikkelingen reageren. Van de agrarische export gaat nu n.b. 70 % naar het Westen en 30 % naar de Comeconlanden, en vooral levensmiddelen, vleesconserven, lederwaren, gevogelte, wijn, uien, vlees, honing, noten, meloenen, tomaten, komkommers, paprika's en appels, worden veel geëxporteerd.
Ook de economische en andere betrekkingen met landen in Oost-Azië nemen steeds meer toe, vooral met Japan, China, Taiwan en Singapore, Zuid-Korea, enz., en men hoopt uiteraard ook op meer investe­ringen, toerisme, handel, joint ventu­res en samen­werking.
Van grote betekenis is in 1985 het partijcongres en in verband daarmee worden talloze discus­sies en vergaderingen gehouden van o.a. maatschappelijke groepen die binnen het "Vaderlandse Volksfront" HNF [Hazafias Népfront, met als secr.-gen. de nogal openhartige Imre Pozsgay] opere­ren, zoals de Hongaarse Academie van Wetenschappen [o.l.v. de partijloze prof. János Szentágothai], de kerken, kunste­naars, schrij­vers, film en theater. Het HNF vertegenwoordigt zelfs 800 maatschappe­lijke organi­saties. Men ziet het congres in dit land zelfs als nationale maat­schappelijke aange­legenheid, en níet als de interne zaak van de partij. "Er is geen van boven opgelegd standpunt", zegt men nu. De “Hong. Social. Arbeiderspartij” geldt als "gezamenlijke onderneming van het volk" en openbare diskussies, vanaf de basis, vanuit gemeenten en bedrijven, gelden als no. één. Men is veelal open en kritisch, ook partijloze burgers nemen het woord en een "brede gedachtewisseling" over de politieke richtlijnen vindt plaats. Het HNF wil meer aandacht voor kleine dorpen i.v.m. ontvolking van het platteland, meer autonomie van gemeenten en comitaten, en de nationale minderheden [Duitsers, Roemenen, Slowaken, Zuid-Slaven] willen vooral meer moge­lijkhe­den voor onderwijs in de moedertaal.

top

Van belang is m.n. een nieuwe kieswet die bepaalt dat er voor de parlementsverkiezingen in juni in alle 352 distrikten minstens twee kandidaten verplicht zijn; een zeldzame bijzonderheid in de communis­tische landen! Maar het "Vaderlandse Volksfront" [HNF, waarin de talloze maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd, zie hierboven] stelt weer de kandidatenlijst samen. Voor het partijcongres wordt in febr. een nieuw "Congres­centrum" in Budapest geopend, met de grootste zalen sinds vele jaren, en door een Oos­tenrijkse firma uitgevoerd. Een zaal met 1.800 plaatsen zal dienen voor het a.s. congres en eerder óók voor het 5e "Budapester Lente­festival" van 22 maart tot 5 april, met o.a talloze concerten, waar 750.000 bezoekers worden verwacht……. Maar intussen laat het ministerie van binnenlandse zaken op de ouderwetse manier begin maart nog eens weten dat "Hongaarse staatsburgers door Westerse en Amerikaanse extremistische en imperialistische kringen worden bewogen tot een antiregeringspoli­tiek en dat ze ook betrekkingen met binnenlandse oppositionele kringen onderhouden".
Op 12 maart gaan partijleider János Kádár en president Pál Losonczi naar Moskou n.a.v. de begrafenis van de Sovjet-partijleider Černenko. In Hongarije verwacht men -na de drie begrafenissen vanaf 1982- van de nieuwe en vrij jonge Sovjet-Russische partijleider Michail Gorbačov dat hij een hervormer is: uit zijn eerste toespraken blijkt dat al!
Kort hierna vindt van 25 tot 28 maart 1985 de XIIIe partijdag van de heersende MSZMP [Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij] in Budapest plaats onder het motto: "Verder op de weg van Lenin" [Tovább a lenini úton]. De partij telt nu 871.000 leden, d.w.z. 11 % der volwassenen en in zijn rede meldt de secr.-gen. János Kádár o.a.: ”Sociale verworvenheden moeten we behouden, er is geen redelijk alternatief voor de tgw. vredes-, militai­re en buitenlandse politiek van Hongarije, er heerst hier een gezond politiek klimaat, vrede is het basisbelang van het volk, Hongarije neemt aktief deel aan allerlei overleg”. Hij be­groet de onderhandelingen van Amerika en de Sovjet-Unie en is tegen 'militarisering van het heelal" [zoals Reagan wil]. "Wij zijn vrienden van onze vrienden en correcte partners voor alle anderen". “40 jaar brachten een ommekeer en voor het eerst kwam de arbeidersklasse aan het bewind in een vrij en onafhan­ke­lijk [!] land, aldus de partijleider ….

Viering van Jom Kippur in de grote Synagoge in Budapest.


De productiviteit is vele malen hoger dan vroeger, de plannen voor 1986/90 [het a.s. 5-jarenplan] luiden: agr. prod. + 12 à 14 %, in­dustr. prod. + 13 à 16 %, inkomens + 10 à 13 %, consumptie + 10 à 13 %, bnp + 15 à 16 %. De consumptie is in 5 jaar met 6 % gestegen, de le­vensstandaard bleef bewaard, het nat. inkomen is 8,4 % hoger dan in 1980, industr. prod. stijgt met + 2,5 % per jaar. De inkomens van boeren zijn nu ongeveer gelijk aan die van de arbeiders en in 1985 verwacht men een rekord-graanoogst van 15,5 mln ton! Sinds 1 januari zijn er gekozen managers van landbouwbedrijven, terwijl de partij geen veto meer kan uitspreken. Bijzonder is dat allerlei problemen openlijk op het congres aan de orde kunnen komen: woningnood, onderwijs, maatschappelijke vraag­stukken; lonen blijven achter bij inflatie, jongeren en oude­ren wil men meer aandacht geven, de eigen typisch-Hongaarse koers blij­ft: marktelementen, decentralisatie, demokratie in be­drijven, zelfstandige beslissingen, particuliere sektor ver­sterken. Men wil de particuliere sektor tot 5 % laten groeien. In maart ’85 wordt Z. Méhes als secr.-gen. der vakbonden SZOT [al na 15 maanden!] ontslagen en opgevolgd door Tibor Baranyai. Sándor Gáspár, die december 1983 voorzitter werd, wordt herkozen en heeft [houdt!] daarmee tóch de eigenlijke leiding over de eenheidsvakbond!
De partij beoogt, zegt men, de eenheid van gelovigen en atheïsten, van communisten en partijlozen. "Ten gevolge van historische ontwikkelingen kwam in Hongarije een éénpartijsysteem tot stand", zo wordt nu [nog altijd leugenachtig] beweerd en Kádár laakt ook de Hongaren "die corrumperende invloed vanuit het Westen en de obsceniteit in de media" toejuichen of er niet tegen zijn. Hij waarschuwt ook tegen "bourgeois-kapitalistische infiltratie" in het socialis­tische Hongaarse systeem. "De pers moet zich meer inhouden, jongeren moeten hun eigen taal spreken en niet de westerlin­gen na-apen", aldus Kádár, die hiermee een nogal defensieve houding aanneemt. “Hongarije zal ideologisch samenwerken in verbondenheid met de andere socialistische landen. Sinds het vorige congres kwamen o.a. de 40-urige werkweek tot stand, en 300.000 nieuwe woningen werden gebouwd”.
Toch noemt Károly Grósz, 1e secr. van de afd. Budapest, vooral woningnood een probleem: jongeren moeten veel te lang wachten op een woning, dat levert problemen op en sociale spanningen. Bijna zijn de grenzen van het geduld der bevolking bereikt, de levensstandaard vooral van ouderen daalt. Technisch opgeleide jongeren komen soms niet meer aan bod met vernieuwingsideeën. Het gezin moet meer aandacht krijgen vanwege o.a. het hoge aantal echt­scheidingen en het zeer geringe geboortecijfer. Meer uitkeringen en meer financiële hulp aan jonge gezinnen zijn noodzaak. Het land telt nu 20 % gepensioneerden en 500.000 alleenstaande ouderen vragen ook steun en aandacht.
Premier György Lázár hekelt de vroegere [communistische, materialistische] manier van denken dat n.l. via economische groei allerlei gedachten [b.v. nationalisme, antisemitisme, godsdienst] wel zouden afster­ven en hij vindt ook het marktmechanisme voortdurend moet worden aangepast.
De Sovjetafgevaardigde Romanov verklaart dat "de éne [partij] de ándere zijn wil niet mag of kan opleggen want de socialistische landen en communistische partij­en zijn alle gelijk: er zijn geen heersers en onderwor­penen... De Sovjet-Unie stemt in met de economische hervormingen in Hongarije, maar waarschuwt wel tegen "te nauwe banden met het westen". "De Sovjet-Unie en Hongarije moeten elkaar steeds op de hoogte houden van de resultaten van hun economische systeem" en handel met het westen kan alleen op basis van wederzijds voordeel. Het westen mag economische factoren niet gebruiken als politieke pressiemiddelen tegen de socialistische landen", aldus de Russische gast. Wel vindt hij dat de Sovjet-Unie op economisch gebied van Hongarije nog wel wat kan leren....
György Aczél [secr. c.c. voor cultuur en ideologie] verklaart: "Hier en daar duiken aan het socialisme vreemde en vijandige inzichten op”, maar hij benadrukt de eenheid van de partij, macht en cultuur, lite­ratuur en kunst. Toch is slechts 1/3 der intellektuelen en kunste­naars partijlid, en het nationalisme wordt door Aczél als vals en gevaarlijk gezien. Toch heeft hij dan ongeveer “twintig jaren het culturele leven onder controle en het lukte hem de scherpe kanten van de werkelijke of potentiële oppositie van de intellektuelen eraf te houden, haar te verdelen, te isoleren en haar nu en dan zelfs voor de doelstellingen van stabilisatie van het systeem te winnen. De mogelijkheid van buitenlandse reizen en publikatie bewees vaak sterker te zijn dan de vastbeslotenheid om “erbuiten te blijven” en de officiële tijdschriften of uitgevers door zwijgen ’te straffen’. De meerverdieners, vaak de meest aktieve schrijvers,  werden gecorrumpeerd ofwel: politiek geneutraliseerd. Toch bleef de kritiek op corruptie. [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 131]. Sándor Gáspár wijst er namens de vakbonden op dat veel mijn­werkers en spoorwegarbeiders zich in een moeilijke posi­tie bevinden.
Imre Pozsgay  van het Vaderlandse Volksfont vindt dat de politieke tolerantie tot het uiterste op de proef is gesteld door recente prijsver­hogingen want “de bevolking reageert tegenwoordig gevoelig op de afname van het reële loon”. Vanaf 1982 neemt men prijsverhogin­gen niet meer zonder meer en er heerst nu een andere stemming onder het publiek. Positieve gevolgen [van de hogere prijzen] zijn er niet te mer­ken, te­korten worden niet minder en diensten worden niet verbe­terd! Pozsgay is zeer duidelijk over het lot der Hongaarse minder­he­den in de buurlanden: "Ze kunnen zich pas gelukkig voelen als ze zonder vooroordeel, zonder ongemak, en zonder een achter­haald en arrogant nationalisme worden behandeld door de rege­ringen van de landen waarin ze wonen, landen die zich pas als een beschaafd, 20e-eeuws land mogen beschouwen als ze leren dat minderheden geen hindernis maar juist een stimulans vormen voor de sociale ontwikkeling van de meerderheid". Hij vermeldt er niet bij, dat dit alles in Tsjechoslow­akije, Roemenië en Joegoslavië nog allerminst het geval lijkt, maar zegt wel: "De partij weet de spanningen in Hongarije te verminde­ren en naar een compromis te zoeken, de belangen in harmonie te brengen".
Opmerkelijk is dat partijleider Kádár in de wandelgangen ook nú weer vooraanstaande partijlozen uit het openbare leven spreekt, zoals b.v. Miklós Jancsó, Dezső Keresztury en prof. János Szentágothay. Dankzij o.a. de relatief open organisatie van het HNF is dat mogelijk. Men roemt het feit dat "ook gelovigen deelnemen aan de opbouw van het socialisme, en dit systeem niet slechts voor kennis­ge­ving aannemen".
Ook Csaba Hámori van de jeugdbond KISZ wijst op de proble­men van jonge­ren; 1/3 van hen heeft op 30-jarige leeftijd niet eens een eigen woning ter beschikking! De inflatie vormt ook een groot probleem, de aansluiting opleiding en beroep/be­drijfs­leven is lang niet altijd in orde! De lonen voor jongeren zijn onvoldoen­de!

top

Opvallend is de aanwezigheid op het Hongaarse partijcongres van afgevaardigden van b.v. de West-Duitse SPD en andere sociaal-demokratische partijen, waarmee men goede contacten heeft! Opmerkelijk is ook de openheid waarmee negatieve toestanden worden besproken, de zelfkritiek en de noodzaak van correcties. Men wil "het volk" meer betrekken bij oplossingen.
Op de laatste dag worden de organen gekozen. Politburo-leden: secr.-gen. János Kádár, vice-secr.-gen. Károly Németh, Károly Grósz [Budapest], Csaba Hámori [jeugd], István Szabó [agrariërs], György Aczél [cultuur], Sándor Gáspár [vakb.], Ferenc Havasi [economie], Pál Losonczi, György Maróthy, István Sarlós, Miklós Óvári en György Lázár. De meeste leden bleven, maar b.v. de harde oudgediende mevr. Valéria Benke [o.a. 1956 dir. van de Hongaarse Radio!] verdwijnt na 15 jaar uit het Politburo! O.a. de vrij gematigde Mátyás Szűrös wordt secr. van het CC der partij. Tenslotte stemmen de 931 gedelegeerden weer in met de besluiten, n.l. dat het beleid niet wezenlijk zal worden veranderd maar alleen aangepast waar dat nodig is…….
Kádár houdt nog een slotrede waarin hij benadrukt dat de partij niet meer werkt volgens dogma's maar er een is van hervormin­gen en vernieuwing, ook wordt de collectieve leiding wordt benadrukt, demokratisch centralisme geldt nog steeds; er is zo veel mogelijk meningsvrijheid, maar het uitvoeren der aanvaarde besluiten is de plicht van de leden! De partijleider is echter nogal nuchter en reëel en hij benadrukt: ”Niemand kan van deze afgevaardigde wonderen verwachten deze vier dagen. Er zijn in deze Congreshal geen tovenaars”.
In verband met de verkiezingscampagne pleit het "Vaderlandse Volksfront" [HNF] -zoals gebruikelijk- voor een samengaan van allen, een nationale eenheid. "Een bredere dialoog met de bevolking is nu mogelijk", zo zegt men.
Het parlement en andere volksvertegenwoordigingen zullen een belangrijker funktie krijgen. Gemeenten zullen meer financiën ter beschikking krijgen, een verdere 'verdieping van de demokratie' wordt beoogd en op economisch terrein blijven de al verregaande vormen van autonomie, zelfbeheer, geheim gekozen leiding enz. Men spreekt over grotere interesse van de bevolking voor de verkiezingen en roept iedereen op om te gaan stemmen omdat de opkomstplicht in Hongarije -als enige communistische land- nu is afgeschaft! Per distrikt zijn twee vergaderingen ter benoeming van kandidaten: wie op beide vergaderingen min. 30 % der stemmen van aanwezigen krijgt, is kandidaat. N.b. iedereen kan zich [op papier] melden!! Het apparaat van de ènige partij [MSZMP] en de organisatie HNF [kunnen] echter zorgen voor een goede opkomst van betrouwbare, loyale mensen, op de vergaderingen, en dus allerlei bekenden rekruteren... Ongewenste kandidaten zullen het dan in feite zeer moeilijk kunnen krijgen en moeten heel wat [honderden] mensen optrommelen.
Pres. Losonczi legt nadruk op vreedzaam samenleven van alle volken en talen in het Donaubekken: nationalisme is uit den boze en moet worden overwonnen. Toch blijven velen spreken over "szavazás" [stemming] in plaats van over "választás" [verkiezing], maar b.v. HNF-leider Pozsgay legt veel nadruk op dialoog, diskussie, confrontatie zelfs. "Verschil in levensbeschouwing kan geen reden zijn tot verdeeldheid", zo wordt gezegd. Hij pleit voor nationale eenheid, consensus inz. de maatschappelijke orde en men erkent dat b.v. nationaliteiten, kerken en partijlozen voor hun belangen kunnen opkomen.
Toch doen zich zéér ongewone taferelen voor bij een stormachtige verkiezingsvergadering in Budapest, waar een open debat tussen min.v.buit.z. Várkonyi en László Rajk jr. en andere dissidenten plaatsvindt. De architekt Rajk, 37, is de enige die ook kandidaat wil zijn, in Pest V, hij krijgt weliswaar de eerste keer voldoende [150] stemmen, maar op de 2e vergadering weet men de zaal vooral met partijleden te vullen. Toch zijn 370 aanhangers van Rajk jr. [vooral studenten] aanwezig. De organisatie laat echter via manipulatie veel meer andere stemmen erbij tellen; Rajk komt dan slechts aan 27 % der stemmen, d.w.z. 5 % te weinig, zegt men. Prompt zeggen anderen dus dat de partij ècht géén oppositie duldt en het bestaande net van een uitgebreid informatieapparaat en censuur nog volop van kracht laat blijven! Op 3 juni roepen dissidenten dan ook op om de verkiezingen te boycotten omdat de nieuwe regels worden gemanipuleerd! En toch…. Men pakt in Hongarije opposanten veel milder aan dan elders in Oost-Europa: geen arrestaties, geen politieke gevangenen, geen strafkampen en psychiatrische inrichtingen en men geeft ‘dus’ de indruk dat 'het hele volk' achter de leiding staat, en dat men met milde en zachte drang, en met de nodige zelfcensuur het doel bereikt……Het regime zou evenwel moeten erkennen, dat dissidenten ["de demokratische oppositie"] vaak als eersten allerlei problemen aan de orde stellen! Milieuzaken, politiewillekeur, Donaukrachtcen­trale, positie der Hongaren in de zgn. bevriende buurlanden, dienstweigering, enz.
N.b. buiten het HNF om kan men zich formeel alleen als persoon, als ‘onafhankelijk’, kandidaat stellen want organisaties [van dissidenten, oppositie] worden niet erkend! Toch zijn ook veel loyale mensen kritisch en er valt veel nadruk op jeugd- en sociale problemen, zoals onverschilligheid, materialisme, onzekerheid, moeilijke gezins- en woningsituaties, armoede, echtscheidingen en alkoholisme. Er zijn nog steeds veel te weinig kansen voor een zelfstandig leven van jongeren. Maar de oude Kádár vindt nog altijd [volgens een verkiezingstoespraak in Csepel] dat de hele Hongaarse natie zich nu identificeert met het socialisme, want "ons programma wordt door de publieke opinie aanvaard. Het doel is de versterking van de nationale eenheid; we zullen meer nadruk leggen op sociale gerechtigheid en de samenwerking van de partij met partijlozen”. Daarom bestaat er toch in de westerse pers maar ook in de samizdatliteratuur intussen levendige belangstelling voor de nieuwe soort verkiezingen in Hongarije, het meest ‘liberale’ land van Oost-Europa en twee dissidente kandidaten, Rajk en Tamás, testen deze kieswet dus….
Daarnaast geldt dat het parlement nog steeds niet zo belangrijk is; het komt slechts vier maal per jaar bijeen om wetten goed te keuren maar het heeft geen controlerende funktie! 
Op 8 juni 1985 vinden verkiezingen voor de 352 zetels van het parlement [Landsvergadering] en voor de > 3.200 gemeenteraden plaats. Voor het parlement zijn er nu 1571 kandidaten! Er zijn 7,4 miljoen kiezers en de opkomst is 93,9 %, 5,4 % stemt ongeldig en 99 % der geldige stemmen is voor kandidaten van het Vaderlandse Volksfront [HNF]. Van de 71 onafhankelijke kandidaten worden er 25 gekozen en dat beschouwt men toch als een fiasco voor de dissidenten die tot een boycot opriepen. Binnen het HNF zijn er ook partijloze, onafhankelijke kandidaten, een rabbijn, 3 r.k. priesters, enkele predikanten en protestantse bisschoppen, enz. Bij de 1e ronde behaalden 45 kandidaten geen absolute meerderheid, waar dus 3 of 4 kandidaten zijn, n.l. in 56 distrikten: een novum in communistische landen!! 35 kandidaten stonden op een "Nationale lijst": de belangrijkste leiders der partij, regering, openbare leven, kerken, nationaliteiten, vakbonden, enz. en zij zijn zeker van verkiezing!
Na de 2e ronde op 22 juni blijkt dat er 45 onafhankelijke parlementsleden zijn gekozen en dat er in totaal 90 partijloze [maar wèl loyale!] parlementsleden zijn. “Deze verkiezingen zijn bedoeld om verdere stappen te zetten op weg naar een socialisti­sche [!] demokratie” en relatief zeer veel westerse journalis­ten en correspondenten zijn aanwezig bij dit experiment in Hongarije. Kritiek komt vooral van de [véél meer rigide] communistische buurlanden maar men reageert hierop met: "ze moeten zich niet mengen in Hongaarse binnenlandse aangelegenheden!" Officieel waren er 154 ‘niet-officiële’ [onafhankelijke] kandidaten die spontaan werden genomineerd en bij het verkiezingsproces zijn betrokken en van hen zijn er dus 35 gekozen. Formeel wordt het parlement op 28 juni geopend. 
Het nieuwgekozen parlement [387 leden] komt pas in oktober bijeen, en keurt het 5-jarenplan goed. Hierin staat o.a. dat de efficiency moet worden vergroot, verbruik en import moeten beperkt worden, realisme en conti­nuïteit zijn primair, meer kwaliteit en technologische ver­nieuwing zijn nodig voor de wereldmarkt, de concurrentieposi­tie van Hongarije moet sterk worden verbeterd, het bankensysteem moet worden herzien: bedrijven en particulieren moeten veel gemakkelijker geld en kredieten kunnen opnemen. Een zeer bescheiden economische groei wordt voorspeld. Bijzonder voor een communistisch land is dat men wèl openlijk toegeeft dat "de coördinatie van de diver­se belangengroepen een moeilijke zaak is". Ook vermoedt men intussen wel dat de inflatie zal toenemen en dat een meer open positie op de wereldmarkt -en dus veel meer internationale concurrentie- Hongarije moeilijk zal vallen. Omschakeling naar wereldmarktprij­zen lijkt dus een langdurig proces en een groot probleem te worden. De groei van het bruto nat. produkt blijft immers achter, de export ha­pert, de kloof tussen arm en rijk is steeds groter geworden en  ernstige economische problemen doen zich voor. Men verwacht dan ook een zeer bescheiden groei tot 1990.
Toch probeert dit land bij de tijd te blijven en vanaf september 1985 wordt een circuit van 4 km lengte aangelegd ten oosten van Budapest voor Grand Prix van Hongarije autoraces, voor 120.000 toeschouwers. In augustus 1986 zal de opening plaatsvinden. Ook zijn nu 61.000 computers in Hongarije in gebruik, waarvan er 50.000 in particuliere bedrijven! Maar ook op andere terreinen is dit land bezig een westers land te worden: Ook Hongarije wordt nu [juni] immers geplaagd door supportersrellen rond voetbalwedstrijden en b.v. jongelui, aanhangers van Ferencváros, vernielden b.v. twee tramwagons na hun nederlaag -in het eigen stadion- tegen Tatabánya, en daarna dringen verschillende kranten aan op verscherpte veiligheidsmaatregelen en een algeheel alkoholverbod in en rond de stadions, want de Hongaarse Voetbalbond voelt zich toch wel in verlegenheid gebracht….. Het is immers nog maar kort geleden dat er vele tientallen voetballers werden gearresteerd, en honderden geschorst, na corruptieschandalen, omkoping en manipulatie met voetbalwedstrijden. Voortaan, vanaf eind juni, mogen er door fans b.v. geen vlaggenstokken meer worden meegenomen, en scheidsrechters moeten de wedstrijd stopzetten als blijkt dat supporters niet meer in de hand te houden zijn! Zijn er, denkt men achteraf, bij de hierboven genoemde wedstrijd misschien ook van tevoren onrechtmatige afspraken gemaakt?......  

Hongarije, inderdaad zgn. Oostblok, maar dan zonder voedselgebrek en honger......

top

Ook ten opzichte van het [westerse] buitenland volgt men in Budapest een ‘moderne’, nogal gematigde en zakelijke lijn en men legt veel nadruk op ontspanning en ontwapening en is relatief objektief t.o. bijvoorbeeld Amerika en z'n president Reagan. In februari vindt een bezoek van de Hongaarse premier György Lázár aan Oos­ten­rijk plaats en men spreekt af dat er een uitbreiding van de al vele jaren bestaande goede betrek­kingen zal komen. Cultureel en economisch bestaan er allang goede contac­ten tussen beide buurlanden en het toerisme en het 'kleine grensverkeer' zijn vrij. Daarom worden de probleemloze betrekkingen, het routine-overleg en de weder­zijdse goede wil geroemd. In Hongarije is intussen al enorm veel Oostenrijks kapitaal geïnvesteerd in b.v. hotels, in het nieuwe Congrescentrum en in het september geopende Ferihegy II, een grootse uitbreiding van de luchthaven bij Budapest, die met Oostenrijks kapitaal is gerealiseerd. Ook bezoekt de president der Wereldbank Jacques de la Rosière in mei Hongarije en overlegt met financieel-economische kringen en o.a. met Kádár en Pozsgay. Sinds 15 à 20 jaar spoort men vanuit Hongarije zelfs Hongaren in exiel [in het westen!] aan om in het voorma­lige vaderland tentoonstellingen te houden, concerten te geven, op te treden, enz.
Kenmerkend is de wens om kleine landen zoals Hongarije een grotere rol te laten spelen, zij het binnen de bestaande militaire pakten, maar een evenwicht tussen oost en west en stabili­teit acht men van enorm belang. Ook vindt men de rol van de [niet communistische] "Wereldbond van Hongaren" [Magyarok Világszövetsége] van belang om alle vormen van contacten tussen Hongaren over de hele wereld te bewaren!
In juni 1985 bezoekt de Duitse min.v.buit.z. Genscher Hongarije en ook híj waardeert namens z’n land zeer positief de voorbeeldige betrekkingen. Voor het eerst wordt er ook overlegd met leiders van de Duitse minderheid in Hongarije en Genscher ontmoet ook andere Hongaarse politieke en kerkelijke leiders. Iets eerder bezocht een hoge West-Duitse diplomaat Budapest en concludeerde ook al dat Bonn met Hongarije de best mogelijke betrekkingen onderhoudt; die zijn n.l. [economisch, toerisme] n.l. probleemloos en voorbeeldig want beide landen streven naar ontspanning! In september vindt het Wereldcongres van historici plaats in Stuttgart, voor de 1e maal in Duitsland. De Hongaarse delegatie met 92 man is zesde in grootte, met o.a. György Ránki, László Makkai, Domokos Kosáry, György Szabad en Sándor Romanovszky.
N.b. In het westen leven ± 1,3 mln Hongaren: Oostenrijk 70.000, West-Duitsland 50.000, Groot-Brittannië max. 25.000, Frankrijk 30.000, Zweden 16.000, en in Italië, België, Nederland, Zwitserland elk 10 à 15.000. In West-Europa wonen ± 225.000 Hongaren. In de USA leven 450.000 mensen van Hongaarse afkomst, in Canada 130.000, in Brazilië 70.000 en elders in Latijns Amerika 25.000, in Israël 130 à 220.000….
Hongarije land heeft een goede naam in het westen, als "de meest vrolijke barak van het socialistische kamp": het land waar véél meer vrijheden bestaan en véél meer mogelijk is dan elders in Oost-Europa. 70 % der bevolking kan de buitenlandse t.v. ontvangen, o.a. de Oostenrijkse zenders en de helft der bevolking luistert wel naar Radio Vrij Europa! [Lendvai, Das unwillige Ungarn, 131] Er bestaan zoals bekend zeer goede betrek­kingen met de landen van West-Europa en men erkent na vele decennia opnieuw het eeuwen­lange gemeenschappelijke verleden met Oos­tenrijk onder de Habs­burgse Monarchie!.... Ook met sociaal-demo­kratische partijen in West-Europa heeft de regerende [commu­nistische] MSZMP goede contacten. Kádár bezoekt als eerste Oost-­Europese communistische partij­leider in oktober 1985 zelfs Londen en hier worden de goede Brits-Hongaarse cultu­rele en economische betrekkingen nog eens bena­drukt. Ondanks de akkoorden van Europese Gemeenschap en Comecon is Hongarije bereid tot afzon­derlijke bilaterale akkoorden.
Van belang is ook [augustus 1985] de Internationale Landbouwtentoonstelling in Budapest, waaraan 27 buitenlandse vertegenwoordi­gingen, w.o. 20 westerse landen deelnemen: Nederland is als grootste 'buiten­land' vertegenwoordigd.
In december 1985 bezoekt ook de USA-min.v.buitenl.z. George Shultz Hongarije waar hij de economische politiek van Kádár en de goede Amerikaans-Hongaarse betrekkin­gen prijst! Het liberale en open klimaat, de mensenrechten en de culturele betrekkingen met het Westen wordt ook gewaardeerd. Hongarije wil met de USA een handelsverdrag voor langere termijn afsluiten, en niet meer voor slechts één jaar. Shultz benadrukt nog eens dat de oost-westgrens dwars door Europa kunstmatig is, maar m.n. Moskou bekritiseert dat, en beweert: "deze landen [van Oost-Europa] kozen vrijelijk voor de weg van het socialisme"…….
Van een totaal andere orde zijn daarentegen de zeer koele betrekkingen met buurland Roemenië. In januari 1985 bezoekt van min.v.buitenl.z. Várkonyi dit land en formeel gaat alles goed en men overlegt over het verbeteren van de "vriendschappelijke betrekkingen”; voor de toekomst worden regelmatige ontmoetingen ge­pland. De rol van de nationale minderheden zal worden "geakti­veerd", maar wat dat betekent moet worden afgewacht… In Hongarije voert men een andere politiek en ziet men de nationale minderheden als brug naar hun moederland, en erkent men hun rol als "een bijdrage aan samenwer­king". Ook bezoekt in april de Roemeense premier Daşcalescu Budapest en overleg over wederzijdse contacten, terwijl Kádár meer contacten, een grotere rol voor de Hongaarse minderheid in Roemenië als brugfunktie, meer reismogelijkheden voor verwanten, staatsburgers van beide landen en meer vriendschappe­lijke betrekkingen bepleit. Men zegt openlijk dat m.n. de economische betrekkingen sterk kunnen worden verbeterd [de handel moet worden uitgebreid] en ook worden veel meer culturele betrekkingen gewenst. Het akkoord van 1977 wordt als basis van de toekomstige betrekkingen gezien en regelmatig overleg wordt toegezegd. Echter: de positie der 1,7 à 2 miljoen Hongaren in Roemenië is onder het regime van Ceauşescu slecht. In Roemenië worden namelijk al jaren Hongaren geïntimideerd en door de geheime politie, de beruchte "Securita­te", dwarsgezeten. De smokkel van een dokument over de "Politiek van repressie en gedwongen assimila­tie" van de Hongaren in het land wil men voorkómen. Huiszoekingen, verhoren, arrestaties, en daarbij bittere armoede en isolement worden vaak toegepast. Hongaarse kerkelijke leiders worden vaak verdacht en altijd goed in de gaten gehouden. Kerken zijn eigenlijk de enige plaatsen waar men nog "in het openbaar" de Hongaarse taal mag gebrui­ken, maar ook hier zijn geheime agenten van de "Securitate" aktief. Theologische opleidingen, enz. enz. staan onder scher­pe con­tro­le van het regime van Ceauşescu. Ook een economische delegatie uit Roemenië bezoekt in april Hongarije en in sept. bezoekt een Hongaarse parlementaire delegatie Roeme­nië, maar van de hoop op betere economische en culturele betrekkingen komt niets terecht.
Intussen wordt de zaak der Hongaarse moedertaal van minderheden in Roemenië, de Sovjet-Unie, Tsjechoslowakije en Joegoslavië ook door b.v. Kádár en andere leiders wel onder ogen gezien, als een nationale aangelegenheid, een zaak van algemeen belang en voor het eerst in de moderne Hongaarse geschiedenis [van ná 1945!] besteedt men zoveel aandacht aan Hongaren over de grenzen! Nooit is hierover zo openhartig gepraat. In Slowakije wordt de Hongaar Miklós Duray op 14 mei vrijgelaten, na een jaar gevangenis zonder formele aanklacht, hoewel hij zegt nu beter behandeld te zijn dan vorige malen….. Ook vindt in aug./sept. 1985 een bezoek aan [Tsjecho-] Slowakije plaats van min.v.buit.z. Várkonyi en vice-premier József Marjai. Ze overleggen hier over de geplande Donaukrachtcentrale, het milieu, het toerisme en het grensverkeer, de nationaliteiten [minderheden] en economische samenwerking.
Op 25 juni vindt de 40e economische Topconferentie van de landen van het Warschaupakt plaats, maar de handel van Hongarije vindt nu nog voor 50 % plaats met de Comecon-landen van Oost-Europa; 30 % met Sovjet-Unie en verder vooral met de DDR, Polen en Tsjechoslowakije. Ook nú weer wil men veel meer coördinatie van 5-jarenplannen en van handel en moderne technologie, meer ontwikkeling der landbouw, levensmiddelenindustrie, meer wetenschap-pelijke en technische uitwisseling en gezamenlijke investeringen, maar Hongarije wenste al jaren o.a. veel gemakkelijker onderlinge handel, terwijl er van allerlei plannen in het verleden weinig of niets terecht kwam!
Tenslotte vindt in september 1985 nog een bezoek van Kádár aan [de nieuwe leider in] Moskou plaats en er is zoals bijna altijd sprake van een "hartelijk, warm en kameraadschappelijk overleg", maar sommigen denken tóch dat de Hongaarse partijleider zich moet verantwoorden voor verdere economische hervormingen. Gorbačov lijkt het Hongaarse model n.l. niet over te willen nemen maar wel te zullen toelaten. Er is [Lendvai, Das eigenwillige Ungarn, 143, 144] volgens goed geïnformeerde bronnen ook gesproken over het feit dat Hongarije steeds minder handel drijft met de landen der Comecon en steeds meer met het westen, maar dat komt niet in het communiqué! Het bezoek valt overigens samen met “40 jaar diplomatieke betrekkingen van Hongarije met de Sovjet-Unie” en men zegt nú dat ”de Sovjets Hongarije níet als verslagen vijand behandelden, maar als toekomstige vriend". ’Eindelijk, daarop wachtten we al veertig jaren’, zullen veel Hongaren wel denken……
Veel méér naar buiten komt het nieuws over het ‘Europese Cultuurforum’ dat van 15 okt.- 25 nov. in Budapest plaats vindt met 800 deelnemers uit 35 landen en 150 journalisten, want ”Hongarije is volledig open t.a.v. de westerse cultuur en literatuur”. Kunstenaars uit Oost en West ontmoeten hier elkaar en knopen contacten aan, maar Westerse delegaties leggen de nadruk op de individuele vrijheid van de kunste­naar, die dus níet in dienst staat van een regime, een partij, een ideologie. Men stelt het vrije verkeer van ideeën en personen voorop, want "er ís geen socialistische of kapitalistische kunst", en grenzen mogen geen barrières vormen! Men wenst geen censuur of storing van westerse radiosta­ti­ons en men wil dus een verbod op stoorzen­ders. Onderdrukking van nationale minderheden wordt eveneens veroor­deeld, want m.n. Oost-Europese regering hebben altijd weer de neiging om hun nationale soevereiniteit te bevestigen. De Slowaakse minister Miroslav Válek verklaart b.v.: "Er mag geen inmenging zijn in elkaars aange­legenheden, men moet niet willen proberen om bij de ander iets te veranderen"! Vanuit Oost-Europa wordt dan ook verklaard: “Kunst moet in dienst staan van de vrede, de humaniteit, antiracisme en antifascisme, kunst heeft een progressieve funktie en is een instrument van de politiek of de ideologie”.

top

Maar in Budapest zijn zelfs ook niet-regeringsdelegaties, zoals "Radio Vrij Europa" aanwezig: een pri­meur!... Typerend is dat men op het Forum niet tot een slotcommuniqué kan komen omdat Roemenië door veel Hongaren is "beledigd": in de wandelgangen klaagden heel wat Hongaren over de slechte behandeling en de discriminatie der 1,7 à 2 miljoen Hongaren in Roemenië. In verband met het "Cultuurforum" vinden ook de "Hongaarse Kunst­weken" in Budapest plaats met vele concerten, tentoonstellin­gen, theater- en operavoorstellingen en films -ook uit andere landen. Voortaan zijn in Hongarije ook buitenlandse dagbladen -beperkt- vrij verkrijgbaar: alwéér een bijzonderheid voor Oost-Europa!! Met name de westerse delegaties zijn bijzonder te spreken over de open en vrije sfeer van de debatten en discussies in Budapest waar de Hongaarse organisatie de nadruk liet vallen op de culture­le éénheid van Europa, het ook in het westen zo benadrukte universele karakter van de Europese cultuur, terwijl de Sovjet-Unie juist landen wil veroordelen waar 'de cultuurdragers werkloos zijn'. Károly Grósz, de tweede man van Hongarije verklaart zelfs: "Een homo­gene maatschappij is een illusie", en: "Andersden­kenden moet men met argumenten weerleggen!"
Deze fundamentele verandering van het karakter van de Hongaarse maatschappij wordt ook zichtbaar in en rond de positie van de kerken en de godsdienst!
In januari 1985 publiceert het blad "Kritika" bijvoorbeeld een artikel over godsdienstig leven in Hongarije: godsdienstige mensen hebben meer kinderen, minder echtscheidingen, meer sociale betrokken­heid, vaak aandacht voor uitgestotenen, eenzamen, alleenstaan­den, en andere onderste maatschappelijke lagen, ze zetten zich in tegen onderdrukking en diskriminatie. Ook bewijzen de statistieken: onder gelovigen vindt men meer trouw, een meer positieve gezindheid t.a.v. arbeid, huwelijk; er is minder egoïsme, meer offer­bereidheid, vertrouwen, en bewust leven en naastenliefde zijn bij gelovigen nog in ere en worden door de overheid zeer gewaar­deerd.
Theologische cursussen der drie grote kerken hebben nu 1.000 afgestudeerden en de al eerder genoemde György Aczél [de “cultuurpaus”] verklaart: "Met gelovigen is gemakkelijker samen te werken dan met onverschilli­gen". De kerkgeschiedenis wordt nu gezien als "een helaas jarenlang verwaarloosd wetenschappe­lijk terrein". Men erkent nu de grote rol van der kerken in het maatschappelijke leven, onder­wijs, ziekenzorg, het culturele leven, enz. en de huidige goede betrekkingen tussen kerk en staat, de weder­zijdse waardering en het respekt worden benadrukt. Men roemt ook een dialoog, maar "principiële verschillen in uitgangspun­ten blijven" en hier is geen compromis mogelijk, en dat wordt van beide kanten erkend...
In die geest wordt dan ook in maart de 75e verjaardag van kardinaal László Lékai, de aartsbisschop van Esztergom en r.k. primaat van Hongarije, gevierd. Hij wordt zeer gerespekteerd als buitengewoon belangrijk figuur in het openbare leven, en Kádár laat nog eens weten dat "in Hongarije de staat de gevoelens van gelovigen respekteert". Lékai beklemtoont nog eens 'het gemeenschappelijke nationale goed'. Zelfs door marxisten in Hongarije wordt nu wel erkend dat de kerken en alle verschijningsvormen van religie belangrijke instellingen zijn: "Het is onmarxistisch om te ontkennen wat er in het verleden plaatsvond", zo zegt men nu……..Zelfs worden nu aan de r.-kath. theologische academie in Budapest ook allerlei geestelijken/priesters opgeleid voor Hongaren in het Westen!
In april 1985 wordt het 50-jarig bestaan van het [progressieve] rooms-katholieke maandblad "Vigilia" herdacht want dit blad wilde literatuur en christelijke cultuur verbinden en stond kritisch t.o. de vooroorlogse gevestigde cultuur. In 1946 hervatte men aktiviteiten onder zeer moeilijke omstandigheden en verdachtmakingen. Toch stond "Vigilia" positief t.o.v. de sociale en politieke hervormingen, de nieuwe orde, na 1945 en zelfs in de jaren '50 kon men nog wel heel wat publiceren wat elders niet kon. Het blad draagt de moderne en progressieve opvattingen uit en het maakte ook na 1963 de 'geest van het Concilie' bekend. Vooral intellektuelen en jongeren, studenten zijn abonnees, er verschijnen nu 10.500 exemplaren, voor o.a. 2.000 priesters. Men houdt een geest van openheid tegenover de marxisten, het leninisme en de socialistische staat, maar tegenwoordig heeft men meer aandacht voor gezins-problemen, de zin van het leven, meditatie, jongeren, en geeft een christelijke visie op de maatschappij en de cultuur en literatuur. Vervolgens vindt op 30 mei in Budapest een conferentie van rooms-katholieke secretarissen van [nationale] bisschoppenconferenties uit heel Europa plaats, waarop de zielszorg, gescheidenen, bejaarden
en jeugd de voornaamste problemen vormen.
Volgens min of meer aktuele gegevens is de bevolking van Hongarije nog altijd voor 63 % rooms-katholiek, voor 19 % calvinistisch [hervormd], voor 4 % evang.-luthers, voor ruim 2 % grieks-katholiek, en verder zijn er 40 à 54.000 leden van vrije kerken en er zijn ook nog ongeveer 80.000 Joden. Dat betekent dat bijna 90 % der bevolking formeel, op papier, nog altijd lid is van een kerk… In 40 jaar zijn er ook 310 nieuwe katholieke kerken gebouwd, waarvan 17 grieks-katholiek, 24 nieuwe hervormde, 10 lutherse en 2 bap­tis­tenkerken. De financiering is een zaak van gemeenten en pa­rochies en van buitenlandse hulp, terwijl men ook vaak is aangewezen op vrijwilligers! Ook een novum in Oost-Europa is het akkoord van het r.-k. episkopaat met het Staatsbureau voor kerkelijke zaken over pastoraat, zielszorg in profane instellingen -b.v. gevangenissen en zieken­huizen- voor personen die dat wensen!……
Verder zullen Amerikaanse Joden geld inzamelen ten bate van de res­tauratie en behoud van Joodse monumenten, o.a. de grote syna­goge in de Dohány utca in Budapest, de 3e in grootte ter wereld en hiervoor is $ 250 mln nodig. In 1985 bezoekt ook een Amerikaanse Joodse delegatie Budapest, en is zeer positief te spreken over het "vrije, levendige Joodse godsdienstige leven in Hongarije". …
Bijzonder is verder dat de Hongaarse regering al veel eerder akkoorden sloot met twee kleine kerken over het weigeren van militaire dienstplicht, n.l. de Nazareners en de Jehova’s Getuigen, want in vrijwel alle andere communistische landen is dit volledig ondenkbaar! Jongelui zullen geen wapens dragen, maar wel burgerlijke aktiviteiten doen. Gevolg is echter wèl dat leden van alle andere [veel grotere] kerken illegaal handelen als ze dienstplicht weigeren en zij worden nooit door hun eigen geestelijke leiding gesteund! Bijzonder is ook de herdenking van 40 jaar bevrijding op 4 april 1985. Álle slachtoffers, soldaten, burgers, Joden worden nu herdacht en geëerd, óók westelijke geallieerden als "geheel verschillende mensen met heel verschillende gedachten, maar allen door de oorlog ge­troffen". Ook geeft men nu wel toe dat er in de eerste tien jaren na 1945 véél fouten zijn gemaakt en dat er veel misvattingen en schendingen van socialistische principes door de kliek van Rákosi waren….. Maar "het socialisme moet natuurlijk en menselijk zijn", zo heet het nu. Er zal een monument komen voor alle -900.000 á 1 miljoen- Hongaarse slachtoffers van de oorlog en het fascisme. Historisch van groot belang is dat per 4 april 1985 de Nationale Szécheny­i-Bibliotheek, met o.a. 6 miljoen boeken, enz. enz., definitief wordt overge­bracht naar de Z.W. vleugel van de gerestaureerde Koninklijke Burcht van Buda.
Aandacht wordt ook besteed aan enkele beroemde personen, Hongaren, die in 1985 overlijden, zoals in januari in Rome de bekende beeldhouwer Amerigo Tot [= Imre Tóth, geb. 1908 te Fehérvárcsurgó ten N.W. van Székesfehérvár], die in Budapest wordt begraven. Hij was een boerenzoon, studeerde in Budapest, ging in 1921 naar Duitsland, was werkzaam bij het Bauhaus in Dessau, was eerst schilder en later beeldhouwer. Tóth studeerde ook in Berlijn en Parijs, werd in 1933 gearresteerd en is toen naar Italië uitgeweken waar hij o.a. aktief werd in het verzet. Hij werd in Italië een beroemd beeldhouwer, door o.a. de Hongaarse kapel in Rome in 1980….. Ook in  januari 1985 overlijdt in Londen Lord Thomas Balogh, 79, een beroemd Brits econoom van Hongaarse afkomst. Hij studeerde ooit in Budapest economie en was al sinds de jaren’30 in Engeland werkzaam, van 1931 tot ’39 in Genève en na de oorlog vooral aan het Balliol College in Oxford en aan de London School of Economics. Hij adviseerde verschillende regeringen, o.a. de Indiase, de Britse en Australische en was adviseur van de Labour Party. In 1968 is hij in de Britse adelstand verheven en was daarna nog enkele jaren minister van staat voor energie. Hij publiceerde veel, en bijzonder is dat hij in 1979 eredoctor werd aan de Marx Károly Economische Universiteit in Budapest!….
Op 12 maart overlijdt de wereldberoemde dirigent Jenő [Eugène] Ormándy, 85, in Philadelphia, USA. Hij was op 18 november 1899 als Jenő Blau geboren in Buda­pest en studeerde al vanaf 1904 als leerling van de beroemde Jenő Hubay viool op de Koninklijke Hongaarse Muziekacademie in de hoofdstad. Zijn eerste concert gaf hij in 1906 en in 1917 werd hij professor en behaalde in 1920 een graad in de filosofie in Budapest…. In 1921 verliet hij echter Honga­rije voorgoed en werd in New York dirigent. In Amerika is hij al gauw beroemd en van 1931 tot 1936 is hij verbonden aan het Minneapolis Symphony Orchestra. Nog meer bekendheid geniet hij echter als dirigent van het Philadelphia Orchestra waarmee hij meer dan veertig jaren verbonden blijft!
Op 7 november 1985 overlijdt in Antibes, Frankrijk, gravin Katinka Károlyi, geb. Andrássy, die in 1892 in het kasteel der Andrássy’s in Tiszadob was geboren als kleindochter van de beroemde graaf Gyula Andrássy, de eerste minister-president van Hongarije na 1867. Zij stond al vele jaren bekend als ”de rode gravin" [a vörös grófnő], was bekend met de adellijke milieus in Parijs en Londen maar ook was ze met haar man in de jaren ’30 enige tijd in de Sovjet-Unie van Stalin, waarvoor beiden wel sympathie hadden. Sinds 1955 was ze weduwe van de linkse president en premier in 1918/19, graaf Mihály Károlyi [1875-1955]. Ook stond ze destijds bekend vanwege haar vrijmoedigheid, socialisme, progressieve en open geest; ze schreef ook een autobiografie en van 1945-‘47 was ze met haar man terug in Hongarije, woonde vervolgens in Frankrijk en ging ieder jaar voor enige tijd naar Budapest terug. Ze wordt op eigen verzoek dan ook in Hongarije begraven.
Verder overlijdt in oktober 1985 in Buenos Aires, Argentinië, László József Bíró [Budapest, 1899], de uitvinder van de balpen [a golyóstoll feltalálója]. Hij kwam al in 1931 op het idee van een soort balpen, en die werd toen op de Internationale Beurs in Budapest getoond. Daarna werd de pen op kleine schaal gefabriceerd, maar er moesten nog veel verbeteringen komen. In 1939 namen de Duitsers de uitvinding over en in 1940 ging Bíró naar Argentinië en hier kreeg hij in de jaren ’40 langzamerhand meer sukses, b.v. in Frankrijk en Engeland. Bíró zelf werd er niet beter van want hij kon -naar men zegt-  niet met geld omgaan……

''Der Spiegel'', dec. '82. ''De Váci utca in Budapest, eigenlijk een nachtmerrie voor dogmatici''.

top