< Terug

17.  De wisseling van de wacht [a rendszerváltás] of: de overgang naar de        demokratie, 23 mei 1988 tot 23 mei 1990

17.11 Oktober 1989: Tweemaal een definitief einde èn een hoopvol nieuw begin.

Intussen hebben zich ook allerlei burgerlijke, rechtse politieke partijen georganiseerd, zoals de conservatieve "Független Kisgazdapárt", de Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezit­ters [FKgP], die ooit, in 1945, verreweg de grootste was en in 1988 is heropgericht. Zij wil vooral de bevordering van het particuliere grondbezit en de vrije markteconomie, en beroept zich op nationale en christelijke, burgerlijke en demokratische waarden, met de oude leuze "God, vaderland en gezin" [Isten, haza, család] en deze partij steunt Pozsgay als president dus niet! Ze beweert nu 12 tot 20.000 leden te hebben en is vooral op het platteland zeer aktief. Voorzitter is Tivadar Partay en  István Prepeliczay is de secr.-generaal, maar ze kan zich toch vooral beroepen op een rijke traditie en zelfs premier Németh bezocht bij z'n bezoek aan de USA de intussen 86 jaar oude mgr. Béla Kovács, de charismatische leider die in de oorlog als pastoor in Balatonboglár veel vluchtelingen en anderen hielp en na 1945 parlementsvoorzitter werd! In 1948 vluchtte hij naar de USA en verkoos de ballingschap vèr boven het stalinistische terreurregime!....Volgens enkele opiniepeilingen kan de FKgP echter slechts op een 5 à 10 % van de stemmen rekenen. Partijleider is de welsprekende maar ook bazige advokaat dr. József Torgyán, die vooral nadruk legt op zijn uitgangspunt: de situatie van 1947 vormt de basis voor het grondbezit, hoewel vrijwel alle andere partijen dat volstrekt irreëel vinden!
Ook is er een "Christen-demokratische Volkspartij" [Keresztény Demokrata Néppárt, KDNP] heropgericht die zich beschouwt als voortzetting van de "Demokratische Volkspartij" van 1947. Ze rekent op 4 tot 10 % van de Hongaarse [vooral r.-katholieke] kiezers en op steun van Europese Christen-demokratische partijen. De partij blijft in de ogen van zeer velen vooral behoudend en principieel en lijkt dan ook weinig op de Duitse CDU-CSU.
Deze beide partijen blijven voorlopig nog klein o.a. omdat ze geen charismatische, populaire, vooruitziende en tóch realistische, aansprekende leider, een bindende persoonlijkheid, hebben! Dat geldt ook voor de intussen heropgerichte sociaal-demokratische partij onder leiding van Anna Petrasovics, die zich immers nauwelijks kan onderscheiden van de grote groep hervormers binnen de nog regerende ‘Hongaarse socialistische arbeiderspartij’ [MSZMP].
Een vergelijking met de Duitse CDU-CSU gaat véél meer op voor het gematigd-conservatieve en nationale ”Hongaarse Demokratische Forum” [Magyar Demokrata Fórum, MDF] o.l.v. prof. József Antall, Lajos Für, Zoltán Biró e.a. die vooral de nadruk leggen op de voorzichtige en gematigde centrumpositie van hun MDF. Zoals eerder vermeld legt het MDF veel nadruk op de kwetsbare en moeilijke positie der Hongaren over de grenzen, zoals in Roemenië en in Slowakije. Wel zou het MDF, waarvoor men ongeveer een vijfde deel der stemmen verwacht, -volgens sommigen-  bereid zijn tot een coalitie met de hervormingsgezinde socialisten omdat Hongarije in de tijd van een moeilijke en fundamentele overgang toch wel “behoefte heeft aan een zekere continuïteit”… Maar er is binnen het MDF al vanaf het begin ook sprake van o.a. een nationalistische vleugel van m.n. enkele dichters en schrijvers zoals Sándor Csoóri en István Csurka, die vooral de oude nationale waarden en tradities van het platteland hoog willen houden.
Ook het SZDSZ, het sociaal-liberale “Verbond van Vrije Demokraten” [Szabad Demokraták Szövetsége], kan tot de grotere partijen worden gerekend en dit verbond krijgt vooral veel steun van burgerlijke, stedelijke intellektuelen, vml. dissidenten, schrijvers rond het blad "Beszélö". Bovendien krijgt deze partij nogal wat financiële steun uit het westen maar ze heeft wel te kampen met een soort [rechtse, nationalistische] fluistercampagne waarin het liberale en urbane SZDSZ primair wordt afgeschilderd als negatief want… Joods!
Deze radikaal-demokratische partij wil vooral de bevordering van de vrije markt, de uitbanning van alle communistische en socialistis­che invloeden en het herstel van een krachtige burgerlijke middenklasse. De leiding treedt veelal op als team, als een collectief, en bekende figuren waren en zijn met name de intellektuelen Péter Tölgyessy, János Kis, Miklós Haraszti, Ottília Solt, Ferenc Kőszeg, György Bencze, Gáspár Miklós Tamás, László Rajk, Gábor Demszky en Iván Pető. Zij krijgen ook wel steun van schrijvers zoals György Konrád, maar hier en daar denkt men dat deze partij toch te veel elitair is en op het platteland zeer weinig aanhang zal krijgen.
Zowel het liberale, progressieve en stedelijke SZDSZ als het meer conservatieve, populistische en nationale MDF belichamen hiermee oude culturele en literaire Hongaarse tradities, die bijvoorbeeld honderd jaar eerder, tijdens het Fin de siècle tot aan de Eerste Wereldoorlog al een grote rol speelden.   
In oktober 1989 wordt bij het SZDSZ maar ook o.a. bij Fidesz, het nonconformistische, rebelse en vooral jeugdige en libertijnse Verbond van Jonge Demokraten [Fiatal Demokraták Szövetsége], waar zelfs een leeftijdsgrens van 35 jaar geldt [!] en voor welke partij een 5 à 10 % der stemmen verwacht, vooral de nadruk gelegd op het verdwijnen van de laatste overblijfselen van de communistische heerschappij.
De al eerder genoemde Arbeidersmilitie moet worden opgeheven, en men wil óók dat het enorme partijvermogen openbaar wordt èn vervolgens wordt verdeeld, dat partijcellen in de bedrijven moeten worden opgeheven en dat er éérst parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden, vóór een presidentsverkiezing. Hiervoor willen vooral het [door anderen wel radikaal genoemde] SZDSZ en Fidesz, een referendum organiseren, dus handtekeningen verzamelen en deze oppositiepar­tijen vinden óók dat het nogal conservatieve MDF veel te gematigd is tegenover ’de partij’…..
Toch zijn er velen die twijfelen aan de Hongaarse kiezers van wie er velen vooral afwachtend, apatisch en onverschillig lijken en “geen keuze kunnen maken” omdat “die partijen toch allemaal ongeveer hetzelfde beweren”. Ook bestaat er een groot wantrouwen wederzijds tussen b.v. de oppositiepartijen en groepen die aan de Ronde Tafel deelnamen; er is immers nog geen akkoord over de manier waarop een president moet worden gekozen en over de [wel beloofde] terugtrekking van de partij uit de fabrieken etc. Bovendien ontbreekt het de vele oppositiepartijen niet alleen aan ervaring maar ook aan het nodige geld en aan ruimtes voor b.v. hun administratie.
Van groot belang is uiteraard dat er tussen de vele partijen niet één is met een werkelijk populaire en charismatische leider zoals in Polen. Maar men heeft ook de indruk dat ”de [nog steeds regerende] partij” [MSZMP] vooral geprobeerd heeft om [na vier verkiezingsnederlagen op rij!] ”te redden wat er nog te redden valt” en bovendien ”lijkt er nog altijd niemand, alle mooie woorden over demokratisering en machtsdeling ten spijt, ècht overtuigd van haar goede bedoelingen”. Ook belooft de weigering van een aantal oppositiepartijen om het slotakkoord te tekenen, [SZDSZ en Fidesz] weinig goeds voor de heilige consensus in de toekomst en daarmee voor de even heilige politieke stabiliteit van Hongarije”. [Peter Michielsen, NRC-Handelsblad, 21 september 1989].
Voor de partij zelf lijkt er evenmin geen sprake van veel sukses en het lijkt er vooral op dat de leiding vooral de gewone partijleden opzadelt met steeds grotere complexen: ze hebben hun partijboekjes ver weggestopt en velen lopen met gebogen hoofd omdat ze lid van de partij zijn! Tienduizenden zijn al uit de partij gestapt en ”de leegloop houdt aan. Desillusie en desoriëntatie, verwarring en het sneuvelen van al te veel taboes en heilige huisjes hebben de autoriteit van de partij ondermijnd en nog maar 24 % van de Hongaren heeft vertrouwen in de partij. In 1985 was dat nog 66 %. [idem].
Wel heeft de partij intussen een ontwerpprogramma voor het komende congres opgesteld waarin wordt erkend dat ze zelf de crisis heeft veroorzaakt en -om de samenleving te hervormen- bij zichzelf moet beginnen. Ook zal de partij een andere naam krijgen en voortaan demokratisch en humaan zijn. Het socialisme is voortaan “een open systeem” en de partij is o.a. de vrije markt, de individuele vrijheden, gelijke kansen voor iedereen, sociale rechtvaardigheid enzovoorts toegewijd. Maar het moeilijkste punt bij de hervorming van de partij is, volgens Pozsgay, de houding van de honderdduizenden leden die ”hun reflexen van de afgelopen veertig jaar moeten afleren” en dienen te weten dat de samenleving niet meer zoals vroeger “bijna programmatisch wordt gepland”. Zij moeten beseffen dat de realiteit de idealen niet is gevolgd. [idem, NRC-Handelsblad, 21 september 1989].
De partij is dus absoluut niet meer populair en de grote massa leden van weleer is vooral onzeker, weet het niet meer en is alle vertrouwen intussen kwijtgeraakt. Bovendien speelt de langdurige onderlinge verdeeldheid tussen de belangrijkste hervormingsgezinde leiders zoals Imre Pozsgay, premier Miklós Németh, Rezső Nyers, een grote rol en vooral aan Pozsgay wordt wel verweten dat hij “de smaak van de macht” te pakken heeft! Hij wil immers wel president worden hoewel de bevoegdheden van een president nog helemaal niet zijn vastgelegd. Vooral door toedoen van Pozsgay zijn, zegt men, tienduizenden weggelopen en hij heeft vooral voor diepe verdeeldheid gezorgd. Er is binnen de partij dan ook sprake van diepe verdeeldheid, verwarring en angst, maar het uur van de waarheid nadert en niemand durft met zekerheid te zeggen wat de uitkomst zal zijn. ‘De vernieuwingen in Hongarije zijn snel gegaan, te snel voor veel partijleden die verbijsterd aanschouwen hoe oude waarden op de schroothoop worden gegooid en de partij zichzelf aan het ontmantelen is’. Een deel van deze laatsten heeft, beledigd, zijn rode partijboekje ingeleverd, en een ander deel heeft zich verontwaardigd afgekeerd van de huidige, door vernieuwers gedomineerde partijleiding en werpt zich woedend in de aktiviteiten van de stroming der gestaalde kaders die het socialisme en de partij met gespierde taal van de ondergang wil redden. [naar: Jacques Schmitz, Leeuwarder Courant, 5 oktober 1989].
Het uur der waarheid lijkt inderdaad nabij als op vrijdag 6 oktober de 1.267 gekozen gedelegeerden, partijleden, voor het XIVe congres der heersende maar zwaar verdeelde Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij [Magyar Szocialista Munkáspárt] in Budapest bijeenkomen en dit congres is alleen al zéér bijzonder omdat het voor het eerst niet van tevoren totaal is ‘geregeld’ via manipulatie van de leiding. Verschillende 'plat­forms' [acht] hebben zich kunnen melden en krijgen spreektijd: een unicum voor een communistische partij en in Oost-Europa. Bovendien ‘the entire event was driven more by the delegates’ desperate desire to escape the burden of the party’s past then by their commitment to a coherent program of postcommunist politics’ [Tökés]. Het gaat overigens principieel al volstrekt in tègen de communistische principes dat verschillende groepen, frakties of forums zich in een vrije sfeer hebben kunnen organiseren! Opmerkelijk is verder dat nota bene meer dan 85 % van de aanwezigen academicus is en dat 83,1 % van hen [vooral lagere] partijfunktionaris is. Ze hebben genoeg van de ‘arbeidersdemagogie’ van het regime van Kádár en van Grósz en van de ‘ijzeren wet’ van de gerontokratie. Ook weigeren ze nog verder de last te dragen van de publieke afkeuring van de corruptie van het oude regime en van de onbeschaamde sabotage van de topambtenaren van zeer noodzakelijke hervormingen’. [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 347, 348].
In de afgelopen maanden is ook gebleken dat het Presidium van vier man [Grósz, Pozsgay, Németh en Nyers] dat in juni de leiding van de partij in handen kreeg het onderling oneens is en bovendien is wel duidelijk dat westerse landenaan Hongaarse leiders vertelden wat ze moesten doen en dat het Kremlin in Moskou wel goed vond wat ze deden! [idem, 349]. De leuze van dit laatste congres der MSZMP is: "demokrácia, jogállam, szocializmus" [demokratie, rechtsstaat, socialis­me] en met veel spanning heeft men alom dit congres tegemoet gezien en iedereen weet dat er historische beslissingen zullen worden genomen!
Opmerkelijk op dit congres is verder dat er van rode vlaggen niets meer is te zien; er is géén buste van Lenin, de  Internationale [Internacionálé] wordt niet gezongen, maar wèl zingt men ter opening…. de "Himnusz", het oude volk­slied, n.b. een ge­bed dat begint met: "God, zegen de Hongaar met vreugd' en overvloed"!!

top

Bovendien is er veel internationale journalistieke belangstelling en algemeen bekend is dat de verschillende groepen en personen elkaar tevoren vaak in een sfeer van woede en wrok, maar ook in angst en verwarring, onophoudelijk hebben aangevallen, uitgeschol­den en beschuldigd. Velen hebben alle vertrouwen in de partij en in zichzelf verloren, zoals conservatieve, orthodoxe communisten, m.n. uit de "arbeidersklasse" in Noord-Oost-Hongarije, zware industriege­bie­den met verouderde struktuur, die door werk­loosheid en sluiting worden bedreigd; zij vrezen nu de liquidatie en uitverkoop van het socialisme en vinden dat de zgn. hervormingen niets dan onheil en verwarring hebben gebracht en veel te snel zijn gegaan! O.a. oudere funktionarissen zoals Grósz, Berecz, Puja en Fejti neigen tot het orthodoxe verleden en zij willen "de verworvenheden van 40 jaar socialisme behouden", evenals de Comecon. Ze willen alleen een "hervorming van het socialisme" en ze willen de "leiden­de rol van de partij" behouden, willen de Waarheid, de eenheid, de discipline en orde herstellen, maar zijn het onderling ook niet helemaal eens. Wel vrezen ze dat intellektuelen de macht zullen overnemen en de arbeidersklasse zullen vergeten!
Velen wil wel af van de methoden van Kádár en Grósz [de demagogie van de arbeidersklasse en de gerontokratie] maar verder is de partij, evenals de leiding, intern verdeeld, en ”alleen de inertie en het fatalisme bond hen nog”. Grósz was bovendien politiek de wanhoop nabij en leed onder extreme psychologische stress. [Tökés, 348, 349 en 350]. Ondanks hun aller gespierde jargon en taalgebruik hebben ook deze ‘conservatieven’ ieder een eigen platform! Berecz heeft b.v. zijn platform voor "Vernieuwing van de Partij", maar daarnaast is er b.v. het Ferenc Münnich-Genootschap en een kleine stalinistische, orthodoxe groep van Róbert Ribánszky c.s.. Het marxis­tisch-leninistisch eenheids­plat­form schaamt zich b.v. niet voor de afgelopen 40 jaar, is dogmatisch, en beweert openlijk dat "er in de afgelopen jaren héél wat goeds is bereikt". In het partijkader hebben deze fundamentalisten nog wel enige aanhang maar op het congres en in de leiding véél minder! In hun eentje zullen de conservatieven de worsteling binnen de partij echter nooit kunnen winnen want ze vormen samen een minder­heid van slechts ± 10 %. Opvallend is ook dat zéér veel gedelegeerden zich niet bij één of andere forum of platform hebben aangemeld en dat het alleen al hierdoor buitengewoon moeilijk is om een bepaalde  ‘uitslag’ of koers te voorspellen!
N.b. Zéér weinige gedelegeerden noemen zichzelf nog communist want dát begrip is volledig uitgehold, ongeloof­waar­dig geworden maar wèl zijn velen bereid uit de partij te treden als die nieuwe partij ‘al te zeer’ [!] de kapitalistische en burgerlijke kant opgaat en de socialisti­sche waarden zonder meer op de schroothoop gooit. Een zeer grote groep behoort tot het midden, het centrum, en wacht al weifelend af hoewel ook déze groep verdeeld is; allemaal zijn ze vóór hervormingen, zeggen ze, maar ze willen niet helemaal met het verleden breken; er zijn fouten gemaakt, maar dat is nog geen reden om het hele systeem af te zweren! “Vernieuwing met behoud van het goede, met behoud van de verworvenheden” heet die benadering. [naar Jacques Schmitz, Leeuw. Crt. 5 okt. 1989].
Zo is bijvoorbeeld het zgn. "Volksdemokratische platform" onduidelijk, voorzichtig, afwachtend en vaag, en het omvat een grote middengroep van opportunisten en allerlei apparacsiks. Nu zijn ze "hervormingsgezind" en pragmatisch, zeggen ze zelf, ze passen zich aan, gaan met de huidige wind mee en zijn ineens, vlot, bekeerd tot een "demokratisch socialisme" en een gecontrole­er­de markt­eco­nomie [maar ”met nadruk op de collectieve sektor”].
O.a. Berecz ziet het liefst een synthese tussen socialismde en demokratie. Men claimt ook vaak "de gewone leden", degenen die zich allang ergeren aan het verval van de eenheid en discipline, de ideologie der staatspartij. Men wenst géén echte breuk met het verleden, maar vooral: vernieuwing en versterking en zegt bijvoorbeeld: "Er zijn weliswaar fouten gemaakt maar die moeten we voortaan vermijden".... Velen zijn vooral bang om uit de boot te vallen, b.v. vanwege hun baan of carrière want  [denkt menigeen nu nog] ”binnen de nieuwe partij zijn toch veel meer mogelijkheden dan erbuiten!”....
Min of meer tot de middengroepen behoren ook de afzonderlijke platformen die voor deelbelangen opkomen, terwijl ook dát iets was dat vanaf het begin in communistische kring óngehoord en dus verboden was! Hiertoe behoren o.a. de groep “Gelijke kansen voor het platteland” en verder de jeugd, de arbeiderssektie en de groep van arbeiders in de landbouw- en levensmiddelenindustrie, die vooral klagen over het centralisme van de leiding.
Van de "hervormers" zijn m.n. min.v.staat Pozsgay en premier Németh het meest uitgeproken. Zij wensen duidelijk een parlementaire demokratie, pluralisme en marktecono­mie, hervorming van de eigen­domsverhou­din­gen en ze wensen dat voortaan het individu zelf zal beslissen over z'n eigen opvat­tingen! Men wil ook bewust de aansluiting bij de West-Euro­pese sociaal-demokratische tradities. De partij moet dus geheel en radikaal worden omgevormd tot een moderne demokrati­sche partij van links en Pozsgay oogst aan het begin al veel applaus met zijn provocerende opmerkingen! Hij is het meest duidelijk en vindt de afgelopen 40 jaar 'monsterlijk in machtsuitoe­fening' en beseft dat de bevolking niets van het oude systeem moet hebben.
De bevolking moet nu dus [het liefst vóór de komende verkiezingen!] overtuigd worden dat de nieuwe partij niets met de oude te maken heeft, hoewel dat nog lang niet eenvoudig zal zijn! Deze hervormers wensen de afgelopen 40 jaar echter niet op hun rekening te schrijven en ze erkennen daarin openlijk niets goeds! Aanpassen, pappen en nathouden is voor hen niet de manier om de partij van de ondergang te redden, want als de partij zich niet ombouwt tot een demokratisch-socialistische partij naar West-Europese snit dan zal ze bij de vrije verkiezingen begin volgend jaar worden weggevaagd, zoals dat ook de Poolse kameraden is overkomen. [naar: Jacques Schmitz, Leeuwarder Courant, 5 okt. 1989]. Met andere woorden: Een nieuwe partij met een nieuwe naam moet voor de a.s. verkiezingen met schone handen de kiezer tegemoet treden!......     
Hun "Hervormingsplatform" met ruim 460 afgevaardigden [± 35 %], is hiermee neo-liberaal en progressief. Ook eerder genoemden zoals de sociologe Mária Ormos, de historicus prof. Iván T. Berend, de voorzitter van het parlement Mátyás Szűrös en min.v. buitenlandse zaken Gyula Horn en enkele andere ministers horen hierbij. Bovendien beseffen deze hervormers zéér goed dat de partij -met haar tradities van volgzaamheid, diktatuur en machtsmonopolies- níet echt is te hervormen en zij willen dus een nieuwe, demokratische "Hongaarse Socialistische Partij" oprichten!
Ook de voorzitter van het congres, de voorzichtige Rezső Nyers [Budapest, 21 maart 1923, drukker, vml. sociaal-demokr.] is zelf hervor­mingsgezind, maar hij wil toch zoveel mogelijk leden, óók conservatieven, meetrek­ken naar de nieuwe linkse, socialis­tische par­tij, om een scheu­ring te voorkómen, en daarom sluit hij een compromis, maar volgens sommigen is dat slechts "oude wijn in nieuwe zakken". Nyers is b.v. vóór handhaving van de partijcellen en hun ­aktiviteiten in de bedrijven en een motie hiervoor krijgt slechts 107 tegenstemmen [van de meer uitgesproken hervor­mers!!] en 34 onthoudingen. Ook sluiten verscheidene afgevaardigden zich tijdens het congres, als ze zien dat Grósz [die diep teleurgesteld en boos is] en Berecz geen énkele kans meer hebben, zich 'dan toch maar liever' bij de hervormers aan. Men ziet ook geen andere mogelijkheid meer dan om als progressie­ve, demokratische partij de verkie­zingen te "winnen", en zo nog te overleven. Anders is de hele zaak verloren, denkt men en er is ook wel enig verantwoor­delijk­heidsbesef: zonder óns is er slechts een kleine, verdeelde oppositie……..
Volgens prof. Tőkés [Hungary’s negotiated revolution, blz. 353] kan men tenslotte de aanhang of steun aan de diverse politieke platformen vanuit de dagelijkse stemmingen onderscheiden en hieruit blijkt al dat zéér veel gedelegeerden nogal genuanceerd denken en handelen, voorzichtig zijn of waren en al vrij snel bereid zijn om zich ‘dan maar’ aan te passen. Van veel principes en van een taai gevecht is uiteindelijk nauwelijks sprake, maar wèl van beledigingen, beschuldigingen, dreigen en dus wantrouwen wederzijds. [Tökés, 354], maar men wordt het wel eens over het einde van de discussies en een besloten zitting. Tenslotte verschijnt er een lijst met 24 namen als leiding, onder wie 16 hervormers.

Nu moet elke stem worden gewonnen, de socialist Nyers biedt een anjer aan!

top

Achter de namen van de platformen ziet men de aantallen gedelegeerden zoals ze stemden [of waar ze bij hoorden] op 6, 7 en 8 oktober. No. 1.Volkdemokratisch [centrum, onduidelijk, conservatief] 60, 226 en 290, no. 2. [Marxistische] Eenheid 30, 20 en 14, no. 3. Vernieuwing der MSZMP 35, 27 en 23, no. 4. Hervormingsalliantie [progressief, demokratisch] 464, 474 en 511, no. 5. Gelijke kansen voor het Platteland 43, 56 en 62, no. 6. Jeugd 26, 29 en 32, no.7. Landbouw en levensmiddelenindustrie 28, 51 en 101, no. 8 Voor een Gezond Hongarije: geen, 32 en 28, no. 9. Arbeiderssektie geen, 39 en 27.
In totaal levert dit voor de 1e dag 686, voor de 2e dag 954 en voor de 3e dag 1.098 afgevaardigden op en men kan dus vaststellen dat zich op de eerste dag bijna 600 [bijna de helft], de 2e dag bijna 300 en tenslotte op de 3e dag nog ruim 100 gedelegeerden zich niet hebben aangemeld bij één of ander platform of forum.
Intussen is op zaterdag 7 oktober om 20.22 uur inderdaad een nieuwe Hongaarse Socialistische Partij [“Magyar Szocialista Párt”, MSZP] opgericht maar the transformation of the HSWP into the HSP was a complex, confusing, and chaotic process en er blijft veel onzekerheid bij de leden. [Tökés, 347].
Toch was the establishment of the HSP on October 7, 1989 a historic step that marked the end of one-party dictatorship in Hungary. Juridisch beschouwt de nieuwe MSZP zich als opvolgster van de oude MSZMP, en met 1.008 tegen 159 stemmen en 38 onthoudingen keurt men het nieuwe partijprogramma goed!
Opmerkelijk is dat de partij níet wordt gezuiverd want iedereen kan zich via een handtekening van instemming met de statuten en het programma tot 31 oktober als lid melden en er wordt géén onderzoek naar het persoonlijke verleden gedaan. Iemand zoals de hervormer en vice-premier Medgyessy is hiertegen want er zou volgens hem nu toch een schoonmaak moeten plaatsvin­den, maar anderen, zoals de hervormer en parlementsvoorzitter Mátyás Szürös, gaan er vanuit dat "het hele politieke landschap na de verkiezingen toch zal veranderen, en dat velen met oude opvattingen in de toekomst ongetwijfeld wel zullen verdwijnen". Toch blijft de nieuwe HSP heterogeen en heeft geen eensgezinde leiding [Nyers en Pozsgay etc.] en bovendien ’is die incompetent’. [Tökés, 355] De partij is het intern ook oneens omdat een dynamische leider met geloofwaardig programma en een breed nationaal appeal ontbreekt. Bovendien blijkt het dat Pozsgay ook weifelend en moe is en ”hij werd niet de socialistische staatsman, want visie en zekerheid ontbrak hem nu”… [idem, 356]. En tenslotte is het parlement nu zonder richting: ”vanaf begin oktober had de regering geen partij en de partij had geen regering”, aldus Tőkés en met name weifelen parlement en regering inz. een besluit over het ontbinden van de Arbeiderswacht, de partijorganisaties op de werkplek en het geven van [een groot deel van haar] bezit aan de staat. Dat kostte de MSZP aanhang, maar toch: ’the stage was set for the process of transition to a multiparty democracy’. [Tökés, 359].
Toch sneert een wat opgewonden jongere afgevaardigde op het congres nog: ”De moordenaars zijn nu wel buiten maar de ratten zijn gebleven” en krijgt daarmee uiteraard wel protesten en gefluit van de kameraden te horen [Der Spiegel, no. 42, 16 okt. 1989], maar zó wordt er dus óók hier en daar gedacht! Verdeeldheid, verwarring en onduide­lijk­heid blijven en na enkele dagen weet men nóg niet of de partij uiteen zal vallen of scheuren, en wíe eruit zal lopen! De nieuwe partij wil "geen socialisme als doel of sys­teem", maar noemt zich alleen socialis­tisch en er heerst dan toch wel enige euforie: het nieuwe programma, de statuten, enz. krijgen dan toch nog brede steun en de eenstemmigheid -of beter: de politieke lenigheid en het opportunisme [?]- is toch groter dan verwacht. Er treedt eerst zelfs nog geen duidelij­ke split­sing op!
De MSZP distantieert zich -uiteraard- van het verleden, van de zonden en de foutief gebleken theorieën en methoden, en verwerpt een burokratische partijstaat, de diktatuur van het proletariaat en de autoritaire interne verhoudingen. Ze wil een meerpartijensysteem, onafhankelijke rechtspraak en lokaal zelfbestuur. Ook wil ze nauwe banden met de West-Europese sociaal-demokratie en ze wil de goede betrekkingen met de Sovjet-Unie handhaven, en de eenheid van Europa nastreven, met zoveel mogelijk contacten over de beide machtsblokken heen. Toch kan, aldus de bekende hervormer Csaba Tabajdi, “de demontage van een staatspartij niet met één ruk worden voltrokken” [Der Spiegel, no. 42, 16 okt. 1989] en dat blijkt dus….. De Sovjet-Unie maakt overigens geen enkel voorbehoud ten aanzien van Hongarije want Gorbačov feliciteerde Nyers en z'n nieuwe partij……
Een Presidium van 25 man wordt met 80 % der stemmen gekozen en Nyers wordt met 1065 stemmen [86 %] tot voorzitter gekozen en Németh, Pozsgay en Horn tot vice-voorzitters. Verder zijn er veel onbekenden uit de regio’s in het bestuur gekomen. Nyers verklaart dat de partij "noch een communistische noch een sociaal-demokratische partij maar een socialistische partij is, die communistische èn sociaal-demokratische waarden behoudt", maar dit schept al weer grote onduidelijkheid èn onenigheid, en de praktijk is weldra anders. Nyers had immers ook al geprobeerd om zoveel mogelijk groepen mee te krijgen in de ‘venieuwde partij’ en hij was [tègen de zin van Németh en Pozsgay in] al bezig een bestuur samen te stellen waarin ook andere stromingen [dan de hervormers] een zetel kregen. De vier topfiguren van de partij waren zelf de hele maandag in crisisberaad om een oplossing te vinden voor hun hoog opgelopen onderlinge conflict en premier Németh, minister Horn en minister van staat Pozsgay dreigden Nyers dat zij met de hele hervormingsgezinde vleugel van 500 afgevaardigden zouden opstappen, als hij niet inging op hun eis dat er een homogeen presidium zou komen van echte hervormers. [naar: Het Parool, 9 okt. en de Volkskrant, 10 oktober 1989]. Wanneer de 500 hervormers echter waren weggelopen ’hadden ze het goed geoliede partijapparaat in handen van de oude HSAP-ers achtergelaten en de greep op de communistische parlementsfraktie hebben verloren!’ [Trouw, 10 oktober]. Ook wilde Nyers minister Horn niet in het partijbestuur hebben terwijl premier Németh en alle hervormers dat juist wèl wilden! 
”Uit commentaren van vele zegslieden kon zelfs worden afgeleid dat premier Németh de confrontatie zocht met partijvoorzitter Nyers en zondag een vergadering van de ministerraad belegde en de aanwezigen suggereerde om geen lid te worden van de nieuwe partij en het werk voort te zetten als een kabinet van experts! Németh wilde naar verluidt zijn regering distantiëren van de nieuwe partij, omdat hij niet tevreden was met de ontstane organisatie. Deze was naar zijn smaak te zeer een compromis en een samenraapsel van stalinisten, post-stalinisten, linkse socialisten, kleurloze apparatsjiki, sociaal-demokraten en liberalen. Németh zou [echter] een partij willen die dicht bij de vooruitstrevende ideeën van de regering staat, omdat hij als premier niet wil optreden namens een partij die behoudend is en de verkiezingen van volgend voorjaar verplettterend gaat verliezen”. [de Volkskrant, 10 okt. 1989]. De premier voelde zich overigens allang niet meer aan de partij gebonden en stelde zich met zijn kabinet al enige tijd onafhanke­lijk op! Hij voelde zich immers alleen tegenover het parlement verantwoordelijk. Németh en Pozsgay hebben ook grote druk op Nyers uitgeoefend. Hóe groot die druk was onbekend maar “in elk geval waren de  toezeggingen van Nyers voldoende om voorlopig gezamenlijk in de leiding van de partij te blijven”. [idem].
Pas om vijf uur ’s middags kwamen de “Grote Drie” [Pozsgay, Németh en Nyers] naar buiten met de mededeling: “We zijn eruit” en daarmee waren alle spelregels [over b.v. concurrerende lijsten van kandidaten voor het bestuur] van tafel en ook alle meningsverschillen tussen de behoudende en hervormingsgezinde platforms verdwenen. De afgevaardigden beseften dat de eensgezindheid in het driemanschap voor de levenskansen van de nieuwe HSP van groter belang waren dan glasheldere procedures, zuivere besluiten en openbare debatten. Niemand morde zelfs over het feit dat er geen uitsluitsel werd gegeven over de frikties, hoewel dat eerder wèl was verlangd, en het bleef bij een vage verklaring van Nyers dat “de belangen van de regering en de partij niet altijd overeenstemmen”. [naar: Wera de Lange, Trouw, 10 oktober 1989]. Echte hervormers gaan er dan ook vanuit dat er ook ná dit congres nog veel ballast uit het verleden overboord kan! Ook zal de nieuwe partij nog zéér veel moeten doen om enig vertrouwen te krijgen want "het socialisme" is bij de grote meerderheid der bevolking onpopu­lair, het is volledig uit de gratie, uitgehold en volkomen onduidel­ijk. Met díe leuze zal men dus geen verkiezingen winnen!
Voor de nieuwe demokratische socialistische partij verwacht men nu nog hoogstens een 25 tot 30 % der stemmen maar volgens anderen zal dat eerder tussen de 10 en 15 % liggen! De nieuwe MSZP zal echter vooral geloofwaardig moeten zijn voor de kiezers! Maar de nieuwe MSZP blijft verdeeld, ze is niet radikaal en niet homogeen en zelfs in het presidium zitten onbekende kleurloze conservatieven. Velen blijven ontevreden over de gang van zaken en persoonlijke rivaliteiten tussen b.v. Nyers, Pozsgay en Németh blijven een rol spelen terwijl het congres eigenlijk alle verdeeldheid onder tafel heeft geveegd. Toch blijft er veel onvrede bestaan en sommigen kunnen b.v. eenvoudig niet geloven dat communisten van gisteren ineens socialisten en demokraten van morgen worden en weer anderen zijn en blijven ontevreden omdat er naar hun zin toch veel te veel aarzelaars, weifelaars en remmers zijn! Verder is er natuurlijk nu geen uitstoting van dogmatici geweest, en wel een formele maar geen praktische breuk met het verleden, veel intern geruzie en een heterogeen bestuur dat niet demokratisch in de zin van representatief want orthodoxen en dogmatici zijn niet vertegenwoordigd. [naar Peter Michielsen, NRC-Hbl., 10 oktober 1989]. 

top

Pozsgay denkt echter nu vooral aan de a.s. presidents­verkiezingen en wil vooral een sterke maar wel veranderde massapartij handhaven, die hem als kandidaat ”ten bate van de stabiliteit” kan steunen en hij legt al op 11 oktober nog eens de nadruk op de grote verschillen tussen de oude en de nieuwe partij! Berecz zegt echter, nog steeds als partijlid, op zo. 8 oktober nog: “Waarom zou ik een nieuwe partij oprichten? De oude bestaat nog, Ik wens eerst af te wachten wat de leden willen”. [Leeuwarder Courant, 9 okt. 1989].   
Maar wat willen die leden? Vóór 31 oktober krijgt iedereen dan wel de kans om zich, via het plaatsen van een handtekening, aan te sluiten bij de nieuwe partij, maar het blijkt al snel dat er zich véél minder leden melden dan men dacht: slechts 67.000 tot half oktober, d.w.z. nog géén tiende van het aantal leden der oude partij! Van de hoop op een brede linkse volkspartij met een "massaba­sis", zoals Nyers en anderen dat wilden, blijft dus weldra níets over! …… Het partijblad "Népsza­bad­ság" heeft zich intussen onmiddellijk aangepast. De naam van de krant uit de revolutiedagen van 1956 blijft maar per 9 oktober verdwijnt uit de kop het "Proletariërs aller landen, verenigt u", en de krant heet voortaan "socialis­tisch dagblad"!
Wat er in feite zal gebeuren met de ka­ders, b.v. de 3.500 funktionarissen die uit de staatskas worden betaald en met vele anderen, die zijn belast met de leiding in bestuur en bedrijven, de financiën, en veel gebou­wen der partij is nog niet geregeld. Het vermogen der partij wordt op Ft. 10 miljard geschat terwijl de oppo­sitie daarentegen stiefmoederlijk is bedeeld met kleine kan­toortjes, en soms geen telefoon, geen apparatuur. De MSZP kondigt overigens al aan dat ze 30 % der funktiona­rissen [4.100 mensen, na de 5.000 van enkele maanden geleden] zal ontslaan en ze vindt 2.800 betaalde krachten genoeg. Het zal voor de meeste ontslagen mensen echter nog wel moeilijk zijn een andere baan te vinden want de ‘partijfunktionarissen’ verdienden ± 5 maal het gemiddelde loon. Het is ook nog de vraag of de MSZP óf de sociaal-demokratische partij kan worden opgenomen in de Socialistische Internationale. Al snel blijkt dat de verwachtingen van velen uitkomen want na het einde van het congres op 9 oktober organiseren de oude, echte, dogmatische communisten, de “betonkoppen”, zich apart in een eigen partij en de oude naam MSZMP [Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij] blijft bestaan: na enige aarzeling melden zich o.a. Grósz en Berecz [na twee maanden], en verder de vroegere minister Frigyes Puja, de funktionaris Fejti, de vml. secretaris van Kádár en vml. ambassadeur in China, de bekende stalinist Róbert Ribánszky en Gyula Thürmer. Deze partij wil, zoals men kan verwachten, ”het socialisme vernieuwen ten bate van de arbeidersklasse” en ze is tègen de liquidatie van dat socialisme. Bovendien beschouwt ze het congres als de "putsch der liquidatoren" en als een grote stap achteruit voor de Hongaarse arbeidersbeweging en ze wil het verleden dus niet opofferen. Dit is echter niets nieuws en er is geen origineel programma!
Róbert Ribánszky en andere ongegeneerde, onverbeterlijke ”gestaalde kaders” van weleer, beschouwen de besluiten van het laatste congres daarom als illegaal! Maar opvallend is wèl dat ook dit partijtje heterogeen is en dat de namen van de meest prominente leden nauwelijks onder één noemer zijn te vangen! [Tökés, 355]. Midden oktober komt de "stalinistische" MSZMP bijeen en eist b.v. het vermogen, enz. van de oude partij op omdat ze zich als de rechtmatige voortzetting van de vroegere heersende partij beschouwt. Die eis wordt uiteraard niet geaccepteerd en deze partij blijft klein en heeft bijzonder weinig invloed! Vanaf het begin heeft ze weinig sukses en blijft verdeeld. De meest bekende leden/leiders Berecz en Grósz weigeren bijvoorbeeld de leiding èn de partij weigert ook maar énige [morele] steun te geven aan Roemeense anti-communistische rebellie…
Intussen wankelt, zegt men, Némeths kabinet want dit wordt niet meer gesteund door een bepaalde partij. Sommigen vrezen al anarchie en een machtsvakuüm na de val van het kabinet; verscheidene ministers weigeren b.v. om tot de MSzP toe te treden, maar dat is hen aangeraden door de premier zelf! Men zou overwegen om een "onafhankelijk" overgangskabinet samen met oppositiepartijen te vormen maar dat gebeurt niet en de premier blijft in elk geval persoonlijk populair. Bovendien is er geen sprake van dat er een meerderheid in het parlement is te vinden voor een wisseling van de wacht, zó kort voor verkiezingen! Deze duidelijk hervormingsgezinde en populaire regering zit dus nog altijd stevig in het zadel en ze wordt niet of nauwelijks serieus bedreigd. Van de kant van de oppositie, zoals het MDF en het SZDSZ, hoort Németh overigens alleen dat ze er niets voor voelen om vóór de verkiezingen deel te gaan nemen aan de regering en ze weigeren dus verantwoordelijkheid op zich te nemen! [Hella Rottenberg, de Volkskrant, 14 oktober 1989].
’Aldus vergaderde Hongarije zich naar een demokratische samenleving die nauwe banden wil met het westen en het moet voor de Hongaren een verademing zijn dat te kunnen doen zonder de vrees dat de Sovjet-Unie op enig moment zal ingrijpen om de klok terug te zetten. Tegelijk vraagt die wetenschap van de Hongaren een grote mate van terughoudendheid… maar het verloop van het congres geeft aanleiding te veronderstellen dat de Hongaren zich bewust zijn van hun historie en verantwoordelijkheid. De scherpste confrontaties worden vermeden, o.a. ook in de wetenschap dat er compromissen nodig zijn om een chaos te vermijden en niet te verzanden in hopeloze verdeeldheid…. Als grote veranderingen sukses willen hebben dienen ze stapsgewijs en met optimale steun doorgevoerd te worden… op basis van overtuiging en argumenten op zoek naar de meest wenselijke situatie om aan de enorme taak te beginnen. Dat hoort gepaard te gaan met interne conflicten, strubbelingen en emotionele diskussies, als het uitgangspunt op de langere termijn daar maar niet aan ondergeschikt wordt gemaakt. Ook wat dat betreft zijn de laatste ontwikkelingen in Hongarije voorbeeldig te noemen’, aldus een beschouwing in het dagblad Trouw van 10 oktober 1989. Een factor die misschien in het voordeel van alle vernieuwingen op dit congres meespeelde was het feit dat n.b. 83 % der gedelegeerden nooit eerder een partijcongres had meegemaakt. [Der Spiegel, 16 okt. 1989]!
Toch is er in dit land wel sprake van een sociale en morele crisis en die wordt nu veel breder zichtbaar want intussen nemen criminaliteit en racisme, agressie, vandalisme, obscure lied­jes, duidelijke zinloosheid, verbaal geweld, sterk toe, met name tegen bijvoorbeeld Zigeu­ners, Joden en Zwarten en ook Skinheads zijn nu aktief in Hongarije, evenals openlijjk fascistische en neo-nazigroepen, die het geweld allerminst schuwen. Er is sprake van georgani­seerde criminaliteit maar de politie staat vaak machteloos en heeft nog een slechte naam. Ze geniet weinig vertrouwen omdat ze [natuurlijk] in dienst stond van het communistische regime waarbij kritiek van overheidsdienaren uiteraard onmogelijk was! Maar de tijden zijn veranderd en nu klagen zelfs onafhankelijke politiebonden over hun veel te lage salarissen en over de slechte arbeidsvoorwaarden. Bovendien willen ze een snelle depolitisering van de politie! Vanwege te sterk toegenomen criminaliteit zoeken nu zelfs heel wat particulieren en bedrijven een andere, betere, oplossing en per 1 januari 1990 worden privé-detectives mogelijk.
De nieuwe vrijheid brengt dus ook met zich mee dat veel sociale en andere problemen nu meer openlijk dan ooit worden besproken! Immers: veel jongeren gelden als onstabiel en emotioneel, ze kennen geen of nauwelijks een ge­zinsverband en zijn al vroeg losgelaten door de ouders. Het aantal echtscheidingen ligt in Hongarije al vele jaren zeer hoog en het opvoeden van kinderen is duur. Het geboortencijfer is laag en de onverschilligheid van zéér veel mensen is bijzonder groot! In verbeteringen op korte termijn gelooft vrijwel niemand en zeer velen zijn en blijven uiterst skeptisch, gedesillusioneerd, wantrou­wend t.o. de over­heid en al haar plannen! Het moet nog blijken of dat alles op den duur zal veranderen of zelfs verbeteren, maar de scepsis is groot! De officiële partij in Hongarije, waarvan je vroeger nog iets kon verwachten en waarvan je zo ongeveer wist hoe ze ging reageren, is immers volledig faillie­t verklaard en dit fiasco wordt alom gevoeld; de malaisestemming blijft dus! Alkoholis­me, grote armoede en veel zelfmoorden zijn nog altijd kenmerkend voor grote delen van deze maat­schappij en pas op de lange duur mag en kan men iets in de goede richting verwachten. Daaraan moet echter een geleidelijke groei van de materiële situatie aan voorafgaan, zodat mensen de vruchten van hun eigen arbeid weer kunnen zien!
Maar… men heeft in dit deel van Europa nu eenmaal al enkele generaties lang geen of weinig persoonlijke resultaten of suksessen meer gezien van de eigen inspanningen en dat heeft de massa's vervreemd van de overheid, die men immers niet zelf heeft gekozen. Zéér velen zijn dan ook pessimistisch over de toekomst en geloven niet in het sukses van 'hervormingen'. Men heeft al vanaf de jaren ’50 zovele hervormers zien komen en gaan, ieder met z'n eigen leuzen en programma, ideologie en frasen.... De 75 jaren ["het intermezzo van 1914 tot 1989"], driekwart der 20e eeuw, met z'n verschrikkelijke Wereldoorlogen, autoritaire regimes, diktatuur, propaganda, schijnverkiezingen, semi-diktatuur, bezetting [‘bevrijding’ moest je dat noemen] door buitenlandse troepen, hebben menigeen vervreemd van alles wat met leiding, regering, politiek, partijen, heeft te maken en met name veel Hongaren kunnen dat alles, heel fatalistisch, alleen nog maar vergelijken met de weersomstandigheden: die overkomen je 'natuurlijk' [!] en de mens staat hier nu eenmaal machteloos tegenover. ……
Anderen echter hopen en denken dat er op termijn wel een andere mentaliteit zal ontstaan en dan zullen uit gewillige onderdanen wel zelfbewuste en vrije burgers met durf, eigen initiatieven, ondernemingsgeest en maatschappe­lijke verantwoordelijkheid ontstaan. Wanneer óók de Hongaren als vrije burgers en niet langer slechts als onderdanen eenmaal via vrije en geheime verkiezingen hun eigen volksvertegenwoordigers kunnen kiezen zullen ze toch zéker een andere, meer normale, positieve en opbouwende houding gaan aannemen tegenover de door hen gekozen overheid?! Zo’n burgermaatschappij staat vooral het liberale, burgerlijke SZDSZ voor ogen want in deze partij en in de jongerenpartij Fidesz is het -oude- kosmopolitische, stedelijke, intellektu­ele, radikale en moderne, demokratische element sterk vertegenwoor­digd, met [soms] sterke Joodse en West-Europese invloeden. Hier redeneert men nogal principieel, benadert de zaken theoretisch en rechtlijnig en wil nu de hele communistische struktuur ontmantelen!

top

Op een congres van de "Bond van Jonge Demokraten" [Fidesz] in oktober eist men [dus] de invoering van het West-Europese model, van een burgerlijke parlementaire staat, en verder moet de privatisering doorgang vinden. Ook moet Hongarije neutraal worden en kerkelijke eigendommen moeten worden teruggegeven. Men blijft een limiet op het lidmaatschap stellen van 35 jaar!
Deze burgerlijke en westerse mentaliteit is evenwel op het platteland van Hongarije nog lang niet overal aanwezig en het zal nog wel een tijd duren voordat ‘de Hongaren’ gewillig de talloze goedbedoelde buitenlandse voorbeelden zullen navolgen. Oók het conservatieve nationalisme krijgt immers haar kansen en de oude [nieuwe] vrijheid om de lasten van de [Hongaarse] ‘vaderlandse’ geschiedenis weer eens breed uit te meten, is er evenzeer!....
Eén van die historische lasten vormt b.v. de positie van de Hongaren in Roemenië en de ontwikkelingen, of beter: de keiharde, onverbeterlijke, dogmatische stilstand van het regime aldaar, de aanbidding van de grote Leider [Conducator] Nicolae Ceauşescu, en met name de vele maatregelen tegen de Hongaren in z’n land hier houdt veel Hongaren voortdurend bezig terwijl ook aan de noordelijke grens met Tsjechoslowakije nog niets lijkt te veranderen. Binnen Hongarije verandert de wereld dan wel, maar deze ontwikkeling lijkt nog géén indrukwekkende gevolgen te krijgen. De betrekkingen met de buurlanden blijven dan ook ‘dezelfde’….  
Ook in Hongarije is men namelijk goed op de hoogte van de situatie in Roemenië  waar op 15 oktober de Hongaarse predikant László Tőkés na een emotionele afscheidspreek in de [Hongaarse] hervormde kerk in Timişoara door de Roemeense geheime politie wordt ontvoerd nadat een truc van de overheid tot zijn afzetting had geleid. Tőkés was immers één der zéér weinigen die zich openlijk tegen de diktatuur van Ceauşescu durfde te verzetten.
Wel komt er na de formele veroordeling van hem op 24 oktober een Hongaarse en internationale protestbeweging op gang maar zoals gebruikelijk betuigen zelfs de leiders der kerken in Roemenië onvoorwaardelijk hun steun aan Ceauşescu, "de geweldige grondlegger van het socialisme, één der belangrijkste persoonlijkheden ter wereld, die Roemenië naar hoogste toppen der beschaving leidde, het Genie der Karpaten, enz. enz". ………. Nog steeds komen er ook vluchtelingen uit dit land naar Hongarije en hun verhalen maken, niet alleen in Hongarije maar óók in de hele westerse wereld, indruk.   
In de verhouding tot Tsjechoslowakije treedt ook geen verbetering op, zoals premier Németh op 11 en 12 oktober ervaart bij zijn bezoek aan Oostenrijk en Tsjechoslowa­kije. In Wenen overlegt hij over de plannen voor een gemeenschappelijke Expo in 1995 en in Praag over het Donaustuwdammencomplex, maar over dit laatste bestaan nog steeds dezelfde meningsverschillen. De partijleider der ČSSR, Miloš Jakeš, is ook nog steeds diep bezorgd over de recente ontwikkelingen in Hongarije en Polen en hij is zelf absoluut niet van plan om dergelijke  hervormingen in z’n eigen land door te voeren, zoals blijkt op de zitting van het CC der Tsjechoslowaakse KSC op 11 oktober  waar hij voet bij stuk houdt en duidelijk maakt dat hervormingen in de ČSSR niet aan de orde zijn! 
Op 12 oktober worden ook drie Hongaarse journalisten uit de DDR uitgewezen op bevel van de Volkspolizei, hoewel er elke dag nog honderden mensen uit de DDR via Hongarije naar het Westen gaan! In totaal zijn er al 40.000 “burgers der DDR” naar het westen gegaan maar intussen breidt het volksverzet tegen het communistische regime der SED zich hier steeds verder uit en er is steeds opnieuw sprake van massale demonstraties vóór vrijheid en demokratie hoewel het regime van Honecker nog lang niet wenst toe te geven. De DDR heeft immers juist in oktober haar veertigjarig jubileum gevierd, compleet met grootse militaire parades èn een bezoek van Gorbačov! Dit laatste is [zo blijkt] het belangrijkste want ‘burgers der DDR’ kwamen massaal op de sovjetleider af of riepen hem al uit de verte toe: “Gorbi! Hilf uns”! Ze zijn duidelijk massaal véél minder gecharmeerd van de ”40 jaar DDR” dan van al het nieuws over de grootscheepse hervormingen dat al enige tijd vanuit Moskou, Warschau en Budapest komt! Aldus staan nu geleidelijk Hongarije en Polen niet meer alleen, maar naarmate de zwakte van het regime in de DDR blijkt komen juist de regimes in Praag en Boekarest [en Sofia] geïsoleerd te staan!…..
Ook in de Sovjet-Unie van Gorbačov is immers een proces van véél meer openheid en van ‘hervormingen’ [perestrojka] aan de gang en van deze politiek heeft het kleine Hongarije al bijzonder veel kunnen profiteren! Voor Hongarije is overigens nog iets bijzonders duidelijk zichtbaar want in de Sovjet-Unie, in het grensgebied met Hongarije, in het Karpatengebied [Kárpátalja] van de Ukraïne, is voor het eerst na veertig jaren véél meer vrijheid mogelijk voor o.a. de ± 200.000 Hongaren die hier wonen en er komen dus al snel véél meer menselijke, culturele, kerkelijke en economische contacten met ‘het moederland’ Hongarije. In oktober bezoekt ook president a.i. Mátyás Szűrös de Karpaten-Ukraïne, waar een relatief grote Hongaarse minderheid woont, en dat kan worden gezien als een duidelijk bewijs van de sterk verbeterde sfeer in dit grensgebied.
Op het terrein van de buitenlandse politiek is men het in dit land overigens al enige tijd geheel eens: Hongarije moet zich vooral oriënteren op het westen, op de Europese Gemeenschap en moet b.v. in internationaal verband vooral opkomen voor de autonomie van etnische, in het bijzonder Hongaarse, minderheden.
De goede betrekkingen met het westen zijn voor Hongarije immers van grote betekenis zoals nog eens blijkt als premier Németh op 13 oktober Bonn bezoekt, waar de West-Duitse regering zijn land zeer dankbaar is voor de hulp aan vluchtelingen uit de DDR en met name de moed van min.v.buit.z. Horn wordt geprezen! Horn spreekt nu ook voor het eerst voor de Europa Union in Hamburg en kort na hem bezoekt ook de Hongaarse minister van handel Beck de Bondsrepubliek, en pleit voor veel meer Duitse investeringen in Hongarije. Ook de Duitse SPD-oppositieleider Vogel bezoekt Budapest, overlegt hier met politici der oppositie en regering en pleit voor een soort Marshallplan voor Oost-Europa. Al op 12 oktober wil de Europese Commissie handelsbelemmeringen voor Polen en Hongarije zo snel mogelijk verminderen of wegnemen.
Iets eerder, op 4 oktober, bezochten de premiers van Beieren en Baden-Württemberg, Streibel en Späth, Hongarije en boden al een bedrag van een miljard DM aan terwijl de Bondsrepubliek zelf ook een 1 miljard DM aanbood als hulp voor o.a. economische hervormingen. Voor beide landen vormt ook de Duitstalige minderheid in Hongarije [die Ungarndeutsche, die Donauschwaben], alleen al historisch een punt van belang en het gaat hier over een groep van [althans op papier] ongeveer 200.000 mensen, die weer bezig is te ontwaken en haar identiteit opnieuw wenst te benadrukken. Dat gaat overigens niet gemakkelijk! Tijdens de communistische heerschappij moesten zij, vooral in de jaren na de oorlog, hun etnische achtergrond maar vergeten en ze moesten maar dankbaar zijn dat ze in Hongarije, dat ze in principe als hun Heimat zagen, konden blijven en niet naar Duitsland werden ”uitgewezen”, zoals vele honderd-duizenden andere ‘Volksdeutsche’. De helft van hen werd immers vanaf 1946 Hongarije ‘uitgezet’ en moest naar Duitsland vertrekken!
De Donauschwaben kwamen vanaf de 18e eeuw, nadat de Turken waren verdreven naar een leeg Hongarije waar ze zich als kolonisten konden vestigen.Velen kwamen uit het huidige Baden-Wütttemberg en scheepten zich in steden aan de Donau zoals Ulm en Regensbur in. Er woonden in 1910 in het grote Hongarije twee miljoen nakomelingen en in 1940 ruim een half miljoen in het kleine land. Ook in het noordwesten van Roemenië en het noorden van Joegoslavië [Vojvodina, Banat] woonden toen nog eens resp. 350.000 en ruim 500.000, maar door en na de oorlog kwam hieraan een eind: Hongarije wees de helft der ‘Schwaben’ het land uit en de partizanen van Tito vermoordden o.a. een groot aantal Duitsers. [Frankfurter Allgemeine Zeitung, 12 apr. 1989. Zie o.a. ook hoofdstuk 4.5.].
In de jaren na 1945 hebben zéér velen hun moedertaal verleerd en ze spreken alleen Hongaars, ze zijn ‘madjarisiert’ of sluipenderwijs geassimileerd. Aan formele rechten ontbreekt het hen nu niet maar men kan ze nauwelijks in praktijk brengen. In Baranya [Pécs e.o.] leeft 1/3 der Duitsers maar vrijwel alleen ouderen spreken de taal nog. Wel leren hier nu weer 6.000 kinderen drie uur per week [!] de Duitse moedertaal, maar…. Men hoopt nu ook weer op de kerk, maar  tot heden weigerden met name de Hongaarse priesters Duitstalige diensten!
Medio december 1990 houdt het al vele jaren aktieve "Verband der Ungarndeutschen" in Budapest een bijzonder congres en hier wordt besloten dat men voortaan gedecentraliseerd zal gaan werken en de autonome organisaties op dorpen, steden en comitaten zullen als basis de landelijke organisatie 'dragen'. Men voelt echter niets voor een "afrekening met het verleden" en de naam en leiding blijven dus bestaan. Géza Hambuch, die al vele jaren in funktie is, blijft dus de leider van de dagelijkse zaken. Vooral het Duitstalig onderwijs wil men uitbreiden en er wordt meegedeeld dat er nu 30 Duitstalige lagere scholen in Hongarije bestaan. Men is nu volkomen vrij om allerlei hulp uit [West-] Duitsland te vragen, en doet dat ook. De Hongaarse staat heeft intussen een wet voor de nationaliteiten in voorbereiding maar de "Ungarndeutsche" wensen wèl een volledige rehabilitatie van de in 1945/46 uit Hongarije uitgewezen Duitsers.

top

Ook de Slowaken in Hongarije [op papier ± 100.000 mensen] richten een nieuwe, demokratische, organisatie op en leveren kritiek op het feit dat er veel te weinig onderwijs in het Slowaaks in Hongarije mogelijk is. Ook in deze kring is men namelijk bang voor het uitsterven van het Slowaaks in Hongarije. Verreweg de meeste 'Slowaken' in Hongarije zijn immers absoluut niet nationaal bewust en wensen geen speciaal Slowaakstalig onderwijs voor hun kinderen. De meesten van hen zijn al lange tijd geleden 'Hongaar' geworden: ze voelen zich 100 % Hongaar, en spreken de Hongaarse taal, maar de Hongaarse overheid deed overigens vele jaren lang niets om de Slowaakse en andere talen van minderheden in het land te beschermen of te stimuleren. Toch wil men nu, na "40 jaar van assimilatie en urbanisatie", z'n eigen cultuur en taal wel bewaren en o.a. via onderwijs moet de [Hongaarse] overheid dat bevorderen, vindt men…..
Het algemene beeld in Hongarije is echter dat de vaak kleine groepen niet-Magyaren, zoals Duitsers, Slowaken, Kroaten en Serviërs zéér verspreid wonen, geen interesse voor het behoud van hun eigen taal tonen en géén registratie als afzonderlijke groep wensen. Ook de vertegenwoordiging van 'nationale minderheden' in het Hongaarse parlement is omstreden en ”die zal worden geregeld”. Wel zitten er nu 20 parlementsleden met een niet-Hongaarse taal als moedertaal in het parlement maar die zijn gekozen op lijsten van Hongaarse partijen. Er is nu een wetsontwerp in voorbereiding inz. etnische minderheden en zij zullen voortaan collectieve en individuele rechten hebben op het gebruik en onderwijs in de eigen taal en cultuur en de overheid heeft een aktie­ve rol bij het bewaren van deze eigen cultuur en er zal geen onder­scheid gemaakt worden naar ras en cultuur.
Ook het gewone politieke leven gaat intussen door en van 17 tot 20 oktober komt het parlement weer bijeen waarbij de juridische basis voor de parlementaire demokratie, de politieke partijen, het Hooggerechtshof en de kieswet aan de orde komen. Men beraadt zich bijvoorbeeld -ondanks de akties voor een referendum- over de positie van de "Arbeidersmilitie" en die zal -aldus de regering- een totaal ander karakter krijgen. Ze zal, zoals de nieuwe MSZP ook voorstelde, onder controle van de regering en het parlement komen en zal voortaan onbewapend zijn en ten bate van o.a. burgerlijke bescherming en rampenbestrijding optreden. Toch stemt het parlement, onder druk van de radikale oppositie [buiten het parlement!] al snel, op 20 oktober, in met de volledige ontbinding van de Militie, met 274 stemmen vóór, 6 tegen en 30 onthoudingen! Ook een andere kwestie komt aan de orde want het links-liberale SZDSZ heeft intussen voldoende handtekeningen verzameld om een referendum te houden [af te dwingen] waarmee de presidentsverkiezing kan worden getorpedeerd.
Half oktober zijn hiervoor 67.000, en een week erna al 140.000 handtekeningen verzameld. Dat loopt dus storm en men zet hiermee de regering, het parlement en de gematigde oppositie van het MDF voor schut! Bij 100.000 handtekeningen moet het parlement n.l. een referendum toelaten en dat betekent een gevaar voor o.a. de a.s. presidents­verkiezingen op 25 november. Op 23 oktober heeft men al meer dan 200.000 handtekeningen verzameld.... De links-liberale partij wil immers al enige tijd principieel een president pas later, door een vrij gekozen parlement laten kiezen en is absoluut tègen een presidentsverkiezing door dit parlement op de afgesproken datum, 25 november. Op die manier zou immers, aldus het SZDSZ, de socialistische partij haar kandidaat, de populaire hervormer Imre Pozsgay, binnenkort al op deze post met ruime bevoegdheden kunnen laten kiezen en het SZDSZ vreest dat ‘de communisten’ op deze manier macht kunnen behouden die ze in vrije verkiezingen zouden kwijtraken! De socialisten, de oude communisten, dachten immers juist de verkiezing van Pozsgay door te kunnen zetten om zich van een stabiliserende factor te verzekeren bij de overgang naar een demokratisch stelsel. Een direkt door het volk gekozen president met grote macht zou bovendien hieraan een grote legitimiteit kunnen ontlenen. Na de parlementsverkiezingen van 1990 maakt Pozsgay zéker veel minder kans want hij zal dan hoogstens leider zijn van een partij met een 10 à 15 % der stemmen.
Intussen heeft, op zo. 15 oktober op het congres van het "Vaderlandse Volksfront" [HNF], de zeer gerespecteerde jurist en politicoloog en minister van justitie, lid van de MTA, Kálmán Kulcsár, nu partijloos, zich voorgesteld als kandi­daat-voorz., en daarna presidentskandidaat. Toch maakt de bekende en gewaardeerde minister volgens velen weinig kans, want het HNF verkeert in een soort identiteitscrisis: het wil een ’algemene massaorganisa­tie’, een progresssief forum in het openbare leven blijven en telde óók altijd aktieve partijlozen, maar nu heeft het toch geen duidelijke standpunten! “De krachten bundelen” wil immers bijna iedereen…"Het was een soort pleegmoeder maar nu zijn de kinderen volwassen geworden", zegt men wel. Toch telt het in de lokale politiek op het platteland nog heel wat aanhangers die zich nu "onafhankelijk" noemen. Het front kiest inderdaad een andere naam [Hazafias Választási Koalíció], Vaderlands Kiezerscoalitie maar het blijft toch vooral bekend als nevenorganisatie van ’de partij’ onder leiding van… Pozsgay!
Nu ’de partij’ niet meer blijkt te redden springen m.a.w. zelfs allerlei ambitieuze politici alsnog over boord en geloven niet meer in de nieuwe ‘socialistische partij’. Zelfs het Demokratisch Forum [MDF], dat tot voor kort nog welwillend was en waarmee Pozsgay als hervormer nauwe banden onderhield, keert zich van de nieuwe partij af want “we zijn met de partij die is ontstaan niet tevreden. De hervormers bepalen onvoldoende het gezicht van de MSZP en de populariteit van die partij is alleen maar gedaald”. En dus komt ook het MDF met een eigen presidentskandidaat, de onbekende agrarisch historicus, prof. dr. Lajos Für. [naar: Hella Rottenberg, de Volkskrant, 20 oktober 1989]. Maar ook premier Németh wenst geen enkele band met de socialisten en z’n kabinet is er één van vakmensen, zegt hij al enige tijd..…….

De bekende poster van Fidesz.


Overigens worden de ‘radikale’ liberalen van het SZDSZ nu zowel door de socialisten als door het voorzichtige en gematigd-rechtse MDF, dat aan geleidelijkheid de voorkeur geeft en nog steeds tot een coalitie met de socialisten bereid is, nu al uitgemaakt voor onverantwoordelijke avonturiers omdat ze de benoeming van een president in de war stuurden en in één klap de communisten [socialisten] de macht uit handen wilden slaan. Voor de Vrije Demokraten [van het SZDSZ] wordt in een coalitie [van de genoemde conservatieven en socialisten] dan ook geen plaats ingeruimd. [idem, de Volkskrant, 20 okt.].
Op de laatste dag waarop de benodigde handtekeningen moesten zijn verzameld, ma. de 16e oktober, dienden de liberalen, die uiteindelijk zelfs véél meer dan nodig, n.l. 200.000 handtekeningen zullen verzamelen, hun petitie in maar hierop staan óók nog [de al eerder vermelde] andere punten: niet alleen de ontbinding van de Munkásőrség, de gehate en voor velen emotioneel beladen arbeidersmilitie, maar ook het verwijderen van de partijcellen in bedrijven en het teruggeven van het vermogen der partij aan de maatschappij. [naar: de Volkskrant, 17 okt. 1989]. Het zal dus waarschijnlijk tot een referendum komen, maar het parlement neemt het voorstel van de premier over dat eerst een parlementaire commissie de kwestie zal onderzoeken. De handtekeningen zullen n.l. op hun geldigheid worden getoetst. Dan staat de deur voor een nederlaag van Pozsgay inderdaad open….
Wel besluit het parlement dat de partij op de 'werkvloer' geen cellen meer zal hebben [327 vóór, 15 onthoudingen, 4 tegen] en dat het vermogen der oude partij wordt teruggegeven aan de staat. Regering en parlement voldoen hiermee dus al vlot aan drie van de vier harde eisen van de “radikale” liberale oppositie der SZDSZ en Fidesz, die “de omwenteling nú wil realiseren en niet wil blijven hangen in een post-communistisch bestel. Een door de  verkiezingsuitslag niet gerechtvaardigde positie van de communisten brengt instabiliteit. De regering moet sterk zijn en legaal, wil zij harde economische maatregelen kunnen doorvoeren. Niets kan vrije verkiezingen in Hongarije nog stoppen en niets kan een verpletterende nederlaag van de communisten nog tegenhouden”, aldus een prominente liberaal en ooit bekende schrijver en dissident, Miklós Haraszti. [Hella Rottenberg, de Volkskrant, 20 okt. 1989]. Men vermoedt dat dit alles de doodssteek voor de Socialisti­sche Partij kan betekenen: de hele organisatie vervalt nu en de voorsprong verdwijnt hiermee.
Op 18 oktober wordt de wet op politieke partijen aanvaard met 4 stemmen tegen en 15 onthoudingen en voortaan is men dus geheel vrij om zich te organiseren, de media te gebruiken, propaganda te maken, enz. In totaal werden 99 amendementen op de grondwet ingediend en aanvaard met 333 tegen 5 stemmen. De oude [stalinistische] constitutie van 1949 wordt dus formeel niet opgeheven, maar wel grondig [voor 90 %] gewijzigd! De "Hongaarse republiek" als onafhankelijke, demokratische en constitutionele staat zal over enkele dagen worden geproclameerd als een land waar "de waarden van zowel de burgerlijke demokratie als het demokrati­sche socialisme worden erkend" [naar West-Europees model] en op 20 oktober wordt een nieuwe [nog steeds relatief ingewikkelde] kieswet, zoals voorgesteld op de Ronde Tafelconferentie, aanvaard: 176 zetels gekozen via een distriktensysteem, 152 evenredig en 58 zetels via een nationale lijst, met 286 stemmen vóór aanvaard, 20 tegen en 24 onthoudingen. Toch is het parlement tegen de komst van ’een pluriforme politiek op de werkvloer’.

top

Alleen de politieke kwestie van eventuele referenda blijft nog op de agenda staan, hoewel regering en parlement de drie onderwerpen al ‘binnen een week hebben weggewerkt, op een voor de oppositie, bevredigende wijze’. Intussen wordt de campagne van de Vrije Demokraten voor een referendum zelfs een stormachtig sukses, hoewel het enige parlementslid van de Vrije Demokraten, Éva Balla, in het parlement met geroep en gefluit het spreken onmogelijk wordt gemaakt. Een vml. held van ‘hervormend Hongarije’, het dissidente parlementslid Zoltán Király, liep zelfs voorop in de strijd tegen “de extremistische” Vrije Demokraten [SZDSZ], die volgens hem alleen uit zijn op chaos. Voor hun woordvoerder, de al veel eerder genoemde advokaat Tölgyessy, is dat uiteraard onzin! [naar: Wera de Lange, Trouw, 20 oktober 1989]. 
Het is typerend voor deze rustige en min of meer geplande Hongaarse revolutie dat er zelfs geen écht debat komt over een geheel nieuwe grondwet. De bestaande, stalinistische, grondwet van 20 augustus 1949, die van Hongarije een volksrepubiek maakte, is echter grondig gewijzigd en geheel in overeenstemming gebracht met die van een parlementaire en demokratische staat. Wel bestaan er plannen voor een geheel nieuwe grondwet die door het nieuwe, voor het eerst weer vrijgekozen, parlement moet worden opgesteld en met een 2/3 meerderheid moet worden goedgekeurd. Helaas komt het vanwege de politieke verdeeldheid nooit zover, maar de vanaf 1989 geheel gewijzigde grondwet vindt men voorlopig voldoende!
Inderdaad lijkt het er veel op dat de Hongaren pas nu beseffen dat de zaken inderdaad echt, volledig ónomkeer­baar zijn want… men acht het niet eens meer nuttig om van een politieke partij lid te zijn: dat blijkt uit de zeer geringe aanmelding voor het lidmaatschap van de MSZP, die een kleine partij zoals de andere lijkt te worden! Aan de bevoorrechting van de "staatspartij" is definitief een einde gekomen. De politie geeft nu ook alle dokumenten betr. dissidenten en hun dokumenten en "illegale" pers, terug! Hiermee heeft een communistisch regime voor het eerst in de geschiedenis zichzelf opgeheven! In opiniepeilingen staat de nieuwe Hongaarse Socialistische Partij nu nog op slechts 10 %. Toch is [Hella Rottenberg, de Volkskrant, 20 oktober 1989] voor heel wat mensen “de werkelijkheid te grillig om naar wens te worden gemodelleerd… en de hervormers hebben… de partij vernietigd… ze wisten niet precies hoe, ze deden de sprong in het duister. Nu is er geen weg terug. De verkiezingen zijn niet goed voorbereid, de regels worden à l’ ímproviste gemaakt, allemaal omdat er onderlinge strijd is in de partij”…. 
Het blijkt dat Hongarije door al deze ontwikkelingen ineens veel dichter bij een échte parlementaire demokratie is gekomen en dat het wel zéér waarschijnlijk is dat geen enkele partij bij de komende verkiezingen een meerderheid zal behalen en geen énkele partij kan, zou men zeggen, voor zichzelf de eer van deze geruisloze, stille revolutie claimen! De politieke partijen kunnen zich nu voorbereiden op de komende verkiezingen. Maar de regering van de daadkrachtige en intussen populaire premier Miklós Németh zal vrijwel zéker aanblijven en deze premier zal, zoals hij dat steeds deed, de nodige besluiten nemen om één en ander vlekkeloos te laten verlopen.
Het openbare politieke debat zal men echter nog moeten leren want men is in dit land niet gewend om openlijk en zelfs ongevraagd een politiek standpunt te uit te dragen, te verkondigen en ál te veel Hongaren benadrukken liever omslachtig hun eigen standpunt dan dat ze kunnen en willen luisteren naar iemand anders…  
Wel heeft de regering nog veel macht over de media, en met name de televisie zodat b.v. minister Horn en premier Németh veel meer aandacht krijgen dan Antall van het MDF en Kis van het SZDSZ, maar het MDF en de liberalen kregen weer veel meer financiële steun uit het Westen. [Tökés, 379, 380]
Wel heeft iedereen kennis kunnen nemen van de opiniepeilingen, die vanaf maart 1989 regelmatig zijn gehouden en hieruit blijkt dat het conservatieve nationale Hongaarse Demokratische Forum [MDF] een goede kans maakt straks de grootste partij te worden. Op 20/22 oktober 1989 houdt het als de grootste oppositiepartij met 20 à 24.000 leden, haar 2e congres met ± 830 afgevaardigden in de economische "Karl Marx-Universiteit" in Budapest. Toch is dit ‘Forum’ lang niet eensgezind en ‘men’ zegt al dat het eigenlijk uit drie vleu­gels bestaat: een [centrum] christen-demokratische, een ["linkse"] meer liberale en een ["rechtse"] populisti­sch-nationalisti­sche. Het MDF benadrukt vooral het typische Hongaars-eigene, de tradities van platteland en gezin en daarmee is ze nogal conserva­tief-nationaal, burgerlijk. Vroeger grondbezit van de boeren moet hun [in het algemeen] wel worden teruggegeven, maar deze regel is -na veertig jaar- lang niet in alle gevallen toepasbaar! Wel moet het particuliere bezit worden bevorderd en kleine ondernemers moeten worden gestimuleerd. Er zal in dit land dus op den duur weer een krachtige middenstand moeten worden geschapen. De belangrijkste leiders zijn: de gematigde en rustige prof. dr. József Antall, de historicus Géza Jeszenszky van oude adel, de vrij onbekende agrarische historicus prof. dr. Lajos Für [Egyházasrádóc, ZO van Ják, Vas, dec. 1930], de historicus György Szabad en de schrijver Ferenc Karint­hy.
Dr. József Antall, [Pestújhely, 8 april 1932], wordt na het aftreden van Zoltán Biró [een aanhanger van Pozsgay en populist die als ex-partijlid der MSZMP denkt dat hij dat verplicht is t.o. het MDF] tot voorzitter gekozen.
Het MDF wil, dat bleek al eerder, nadrukkelijk ook de aandacht vestigen op de Hongaarse minderheden, drie miljoen mensen, óver de grenzen [in b.v. Roemenië en Slowakije] en hen als ”deel van de Hongaarse natie” beschermen en Antall is voor de Europese eenheid. Hongarije moet op den duur geassocieerd lid der EG worden. Antall, die ook een belangrijke rol speelde op de Ronde Tafelconferentie, bleek dáár al een bindend figuur en weldra ook een goed spreker, een briljant politiek strateeg, een geboren leider, maar ook een halsstarrig conservatief ideoloog, toegewijd aan de waarden van Hongarije’s vooroorlogse ‘christelijk-nationale’ leidende klassen.
Antall is immers sterk beïnvloed door zijn vader, Antall József sr.,[1896-1994] voor wie hij veel aandacht vraagt en die ooit, in 1945 minister was voor de gematigde, demokratische Kleine Grondbezitters maar in de oorlog zich vooral inspande voor de zéér vele vluchtelingen die het toen nog rustige Hongarije binnenkwamen, zoals al onmiddellijk in de herfst van 1939 enkele honderdduizenden [!] gevluchte Polen. Nog altijd wordt hij in Polen zeer vereerd en hij kreeg van hen de bijnaam “De Poolse papa”.
Antall jr. wil dus duidelijk maken dat hij ‘van jongs af aan’ wel degelijk uit een echte politieke familie stamde en ook een erfgenaam van christen-demokratische waarden, en dat hij het moreel gezien bij het juiste eind had. Hij was 12 jaar bezig met universitaire cursussen en haalde diploma’s betr. geschiedenis, literatatuur en musea, en schreef een proefschrift over de bekende intellektueel, baron Eötvös. In 1956 was hij aktief bij de Christelijke Jeugd-organisatie in Budapest maar kwam na het neerslaan van de Opstand onder politietoezicht. Later werd hij archivaris en onderzoeker, en in 1984 werd hij direkteur van het Semmelweis museum met z’n belangrijke medische collectie. [Tökés, 365, 366, 368].
Hij was, aldus de wat cynische en kritische László Lengyel na de dood van Antall in december 1993, ”zoals het grootste deel der Hongaarse maatschappij’, niet aktief, pleegde geen verzet, tekende geen petities en deed gewoon z’n werk, leefde z’n dagelijkse leven, lachte om politieke moppen, was ‘ondergedompeld’ in de tijd van Kádár, schreef niet in de szamizdat-pers, was niet bij bijeenkomsten van de oppositie zoals in Monor en in Lakitelek, klaagde wel eens op z’n werk, maar dán vindt toch ook bij hem, zoals tegelijk bij leraren, fysici, ingenieurs en ambtenaren op een ministerie, een proces van transformatie en van publiek verschijnen plaats”. Hij blijkt bij de vergaderingen van de RTC wèl moedig en een bekwaam onderhandelaar. Hij was ook als museumdirekteur goedgekeurd door b.v. Pozsgay en Aczél en werd onderscheiden met gouden medaille van Arbeid in 1982. Ook blijkt hij een goed spreker, charmant en een ’natuurlijke leider’, zelfs dé leider der oppositie op de RTC die Pozsgay’s respekt en vertrouwen genoot, een verbindend man, een vriend van de dichter en schrijver Sándor Csoóri [Zámoly, N. van Székesfehérvár, dec. 1930], die al in 1953 kritiek uitte op het stalinistische regime. Hiermee lijkt Antall weldra een geschikte voorzitter van het MDF, ‘de geboren leider’, zoals de conservatieve, christelijk-nationale hogere klassen in de tijd van Horthy. [Tökés, o.a. 368, 387].

top

Wel zegt het MDF nog steeds bereid te zijn tot een coalitie met de MSZP maar langzamerhand geeft men toch meer de voorkeur aan een "nationaal centrum", een rechts, conservatief verbond met de [heropgerichte] Kleine Grond­bezitters FKGP en de Chr.-Demokratische Volkspartij KDNP die beide veel kleiner blijven! Men durft socialisten niet meer “eventuele coalitiepartner” te noemen en steunt Pozsgay niet meer als presidentskandidaat en dát is al een teken van het in enkele weken veranderde klimaat! Lajos Für wordt dan de kandidaat van het MDF voor het presidentschap en het MDF staat begin november zelfs op 27 % maar daalt daarna al snel tot ± 20 % door het optreden van de ‘radikale’ partijen SZDSZ en Fidesz die immers persé een referendum wilden én wonnen… Ook vlak vóór de verkiezingen, in maart 1990, staat het MDF nog steeds op 21 %. [Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 373].
Maar de meeste partijen passen zich aan en doen soms concessies, omdat iedereen eigenlijk wel een coalitie verwacht: geen énkele partij beheerst alleen het beeld. Ook de nieuwe socialistische partij beseft dat en verklaart op 20 oktober -aan de vooravond van de 23e oktober [!]- dat “geen enkele macht het recht heeft om de maatschappelijke en politieke verlangens van een volk door militaire inmenging van buitenaf te verijdelen. Daarom distantiëren we ons van de militaire inmenging van de Sovjet-Unie van oktober/november 1956” en op dezelfde dag besluit het parlement met een grote meerderheid [274 tegen 6 stemmen met 30 onthoudingen] het voorstel van staatssecr. Gyula Borics van justitie aan te nemen om de “Munkásőrség”, de in 1957 opgerichte Arbeidersmilitie, op te heffen en de 60.000 leden ervan naar huis te sturen, hoewel ‘de partij’eigenlijk nog niet zover was en er [zie hierboven] een soort Bescherming Bevolking van wilde maken. Het parlement komt ook met een wet die aan allen die tussen 1948 en 1962 slachtoffer zijn geworden van het ‘stalinistische tijdperk’ eerherstel verleent en regelt ook dat er een financiële genoegdoening wordt gegeven.
Officieel besluit men ook dat politieke partijen geen aktiviteiten in bedrijven mogen ondernemen en dat betekent vooral een klap voor de socialistische partij. ”Het partijtje is afgelopen”, aldus een vertegenwoordiger van de SZDSZ, die al voorspelt dat “niet meer dan 50.000 van de 700.000 leden van de MSZMP zullen overstappen maar de nieuwe Socialistische Partij”… De conclusie moet wel luiden dat zelfs dit in juni 1985 n.b. in theorie ‘communistische’ parlement al enkele jaren dapper en konsekwent bezig is geweest om de stoel onder het regime weg te halen en via verregaande hervormingen openlijk èn geleidelijk de weg te banen voor een parlementaire demokratie!...
Hongarije gaat z’n eigen gang en ziet zelfs steeds meer steun voor z’n beleid: zelfs de Oost-Duitse leider Erich Honecker moet aftreden en de onrust blijft. Het regime lijkt ook niet te willen optreden tegen de groeiende massa’s mensen die óverduidelijk maken: “Wir sind das Volk”! Hiermee lijkt óók de DDR een begin te maken met binnenlandse hervormingen. Ook hierbij speelt uiteraard Moskou een belangrijke rol maar Gorbatsjov had er hier bij zijn bezoek al op gewezen dat “wie te laat komt, door de geschiedenis wordt ingehaald”. Dat lijkt nu het geval te zijn en het ontbindingsproces van het door de sovjets gedomineerde “Oostblok” gaat verder.
Hongarije is er klaar voor en zelfs vanuit Moskou hoort men in Budapest weinig of geen kritiek op de afstandelijke houding ten opzichte van b.v. het Warschaupakt. De Hongaarse regering lijkt nu zelfs alle energie te moeten steken in het aan de ‘partners’ uitleggen van wat er in dit land gaande is. “We hebben er geen geheim van gemaakt dat wat er hier gebeurt ónze zaak is en dat Hongarije als soeverein land bij een Warschaupakt wil horen waar het belang van volk en land prioriteit nummer één is”, aldus de Hongaarse generaal József Biró, die wel wil toegeven dat “we omschakelen van een monolithische eenheid naar de harmonie in verscheidenheid”! Hij denkt b.v. op topconferenties van het militaire Pakt álles te moeten doen ”om te voorkómen dat sommige landen denken dat wat wij doen, tegen hen gericht is!” Weliswaar lijkt er geen gevaar meer te bestaan van een militair ingrijpen, zoals Roemenië dat eerder voorstelde in Polen, maar de ’bondgenoten’ zijn het allang niet meer eens, en sommige Hongaren geven wel toe dat, in tegenstelling tot 1956 en 1968, “de Russische militaire aanwezigheid de énige garantie is voor Hongarije’s veiligheid”!
Zelfs in Rusland begint het door te dringen [zie het blad voor de buitenlandse politiek Nieuwe Tijden], dat het Warschaupakt alleen nog een funktie heeft als het de sociaal-economische crisis weet op te lossen en de stabiliteit  en onderlinge vrede in Oost-Europa weet te handhaven! Het Pakt moet daarom een politieke taak krijgen om het groeiende nationalisme in de lidstaten en de conflicten tussen de “traditionele” en de “hervormings-gezinde” regeringen te beheersen. Hongarije wil bovendien dat alle staten gelijke rechten krijgen en dat ‘Moskou’ niet langer een dominante rol speelt en verder moeten de defensieuitgaven sterk worden beperkt. Generaal Biró verklaart zelfs: “Het gaat ons erom een hoger levenpeil voor de bevolking te bereiken en in samenwerking met de NAVO de stabiliteit van Europa te verzekeren”!
Maar dit onderwerp was in Hongarije al enige tijd aan de orde tijdens gesprekken van de socialisten met oppositiegroepen [vul in: SZDSZ en in mindere mate Fidesz] die vooral wilden dat de sovjettroepen onmiddellijk Hongarije verlieten en dat het land uit het Warschaupakt zou treden en daarmee neutraal zou worden. Vooral enkele vertegenwoordigers van ’de partij’, zoals Imre Szokai, een hoge beleidsfunktionaris, waren echter hiertegen en wilden -gezien het staatsbelang van Hongarije- vooral het geduld niet verliezen. Uiteraard zag en ziet iemand als Szokai wel in dat “onze relaties met de socialistische landen problematisch zijn” maar hij let ook op de economische belangen: Hongarije betrekt praktisch alle grondstoffen uit de Sovjet-Unie en andere Warschaupaktlanden en zet zijn produkten daar af èn ”er is in Oost-Europa een aantal landen waarvan de politiek irrationeel en onberekenbaar is”… Men acht de [militaire] positie van het kleine Hongarije m.a.w. dus niet zo sterk en gaat er zelfs vanuit dat “West-Europa helemaal niet wenst dat Hongarije zich eenzijdig neutraal verklaart, want dat werkt slechts destabiliserend”. Het land moet dus voorzichtig opereren en “de meerderheid van de Hongaren weet wel dat een aanval niet uit het Westen zal komen, maar uit het zuid-oosten, hoe hypothetisch dit ook moge zijn”, aldus een collega van Szokai en sinds kort ondermin.v.defensie, Csaba Tabajdi. [naar: Hella Rottenberg, de Volkskrant, 21 oktober 1989].
Je kunt dus zeggen: Laat de sovjettroepen maar in Hongarije blijven zolang dit land min of meer wordt bedreigd door een star communistisch buurland als [het veel grotere] Roemenië, en het standpunt van bijvoorbeeld het gematigde MDF: “Uiteindelijk streven we naar neutraliteit, tot die tijd blijven we zo formeel mogelijk lid van het Warschaupakt” is dan wel begrijpelijk!
De gemiddelde Hongaar maakt zich hierover echter niet zo druk want er nadert opnieuw een bijzonder feestelijke dag. Op de 23e oktober zal immers, zoals afgesproken, op de gedenkdag van de Opstand van 1956, de ”Hongaarse Volksrepubliek” ten grave worden gedragen en dan zal het land plechtig, voor de derde maal tot republiek worden uitgeroepen, zoals zoveel landen in de wereld en in West-Europa dat zijn en hiermee zullen de besluiten van het parlement en de regering worden uitgevoerd. Premier Németh heeft overigens hierbij nog z’n zin gekregen door het afkondigen van “een dag van nationale verzoening”, terwijl bekend is dat velen juist daartegen zijn! Ook op zondagavond roept hij “de burgers van de nieuwe Hongaarse republiek” op tot verzoening en dringt aan op het overwinnen van angst en haat. "In het huidige Hongarije is het onmogelijk om elkaar te bevechten vanachter de barrikaden", aldus de premier.
De volgende dag, ma. 23 oktober 1989 wordt precies om 12.00 uur door de president a.i. en parlementsvoorzitter Mátyás Szűrös, vanaf het balkon van het parlementgebouw in Budapest, op het Kossuthplein [de plek waar Imre Nagy als nieuwe premier precies 33 jaar geleden stond en wat onduidelijk, schuchter, het oproerige volk toesprak!], ten overstaan van een enorme menigte [100.000 mensen?] de "Hongaarse Republiek" officieel geproklameerd: "A mainaptól ezer kilencszáznyolcvankilenc október huszonharma­dikától országunk államformája és neve: magyar k­öztársaság" [Vanaf vandaag, de 23e oktober 1989, is de staatsvorm en de naam van ons land: Hongaarse republiek], aldus Szűrös en daarna wordt spontaan het aloude volkslied, de "Himnusz" aangeheven....
De doelstellingen van de revolutie van 1956 zijn hiermee na 33 jaar eindelijk verwezenlijkt. Vele vlaggen met een uitgeknipt middenstuk zoals in okt/nov. 1956, zijn te zien en de woorden van Szűrös roepen luid applaus en gejuich op, met name bij de woorden: "De nieuwe republiek acht zich verantwoordelijk voor het lot van de Hongaren buiten onze landsgrenzen". De woorden, die "de vriend­schapsbanden met ons grote buurland de Sovjet-Unie bevestigen en de wens tot rimpelloze en evenwichti­ge betrekkingen met de Sovjet-Unie" wekken echter vooral wat gefluit en boegeroep op, maar... "de wil tot nauwe banden met West-Europa en de rest van de wereld, voorop die grote natie, de Verenigde Staten”, roepen daarentegen luid gejuich op!…….. Szűrös legt ook verband met de Opstand, 33 jaar geleden, want "die is een les geweest van de geschiedenis en heeft de weg bereid voor het verankeren van de nieuwe Republiek".

top

's Avonds worden door naar schatting een 150.000 mensen op het Kossuthplein de 25.000 slachtof­fers van de strijd van 23 oktober tot in november 1956 herdacht: om 18.00 uur met klokgelui, daarna worden verscheidene monumenten en gedenkstenen onthuld, zoals bij de vml. Kiliánkazerne bij het Korvin köz door de weduwe van Maléter en de dochter van Imre Nagy. De enorme rode ster bovenop het parlement is voorgoed gedoofd en er klinken ’s avonds in de menigte van 100.000 mensen leuzen als "soha többé kommunizmust" [nooit meer communisme] en dè leuze van ‘1956’: "Ruszkik haza" [Russen ga naar huis!]. Duidelijk wordt ook weer op déze dag dat ‘men’ het verleden niet is vergeten: zowel de destijd na de Opstand van 1956 in een proces veroordeelde helden Gyula Obersovszky en Sándor Rácz krijgen zonder meer een applaus van de menigte en er vloeien tranen bij de onthulling van gedenkstenen aan de muur van de vroegere Kiliánkazerne door de weduwe van Pál Maléter.
’De ontbinding van de Munkásőrség [wet XXX 1989] was een belangrijke vertrouwenwekkende maatregel waarop Németh persoonlijk toezicht had en al snel. Nog op 23 oktober haalt het leger de 180 munitiedepots van de militie leeg waarin 60.000 machinepistolen, 53 handgranaten en 5.300 machinegeweren liggen, waarmee het eigen partijleger is ontwapend is, en de mensen worden ontslagen. Ook bezoekt Németh de minister van defensie en dan legt het leger de eed van trouw aan de republiek af. Maar [Tökés, 362] hij bezoekt níet de minister van binnenlandse zaken zodat hier weinig veranderde en het interne personeel en de contraspionnage bleef, evenals de oude meesters, tot in januari 1990’……
Zoals te verwachten reageert men met name in Roemenië en in de Slowaakse partijkrant "Pravda" uiterst negatief op deze ontwikkelin­gen in Hongarije maar de sovjetwoordvoerder Gennadi Gerasimov [1930 - 2010] deelt op 25 oktober voor het Amerikaanse tv-progranmma Good Morning America mee dat de Brezjnev-doktrine nu, na 21 jaar, is vervangen door de Sinatra-doktrine: "I did it my way". Het staat ieder land vrij om z'n eigen weg te gaan en dit wordt op 26/27 oktober bevestigd op de Warschaupakt-conferentie in Warschau: alle landen zijn volledig soeverein. De sovjet-minister van buitenlandse zaken Eduard Ševardnadze had overigens precies op de 23e oktober het sein ertoe gegeven en al verklaard dat dít voortaan de politiek van de Sovjet-Unie zou zijn, speciaal tegenover de leden van het Warschau-Pakt. Ook andere belangrijke Russen verklaren iets dergelijks: het staat soevereine landen zoals Polen en Hongarije m.a.w. vrij om uit het Pakt te treden en dat sluit inderdaad aan bij de wens van vrijwel alle politieke partijen in Hongarije: ze wensen immers een neutrale politiek of op zijn minst een radikale hervorming van het Pakt van Warschau.
Er moeten, vindt men, na de verkiezingen in 1990 dus onmiddellijk onderhandelingen komen over het terugtrekken der Sovjettroepen [65.000 man] uit het land en steeds duidelijker stelt men in de Hongaarse pers deze Russische troepen voor als bezettings­macht! Vanuit Moskou is dus geen enkel bezwaar ter verwachten. Ook Jevgeni Primakov, voorzitter van de Opperste Sovjet, zegt enkele dagen later vrijwel hetzelfde: Hongarije mag best uit het Pakt van Warschau treden….
Hongarije schrapt voor 1990/91 20 tot 25 % van het defensiebudget: het meest drastische besluit op dit terrein dat ooit na 1945 in Europa is genomen.... Men wil een signaal geven aan de onderhandelaars over reduktie van conventionele troepen in Europa, in Wenen. Het "Hongaarse Volksleger", weldra weer "Honvéd" [vaderlandse verdediging] geheten, zal alleen nog defensieve taken houden, en m.n. aan de Oostenrijkse en Joegoslavische grenzen zal men soldaten weghalen.. De minister van defensie zal -voor het eerst na vele communistische decennia- een burger worden en intussen zijn al 10.000 van de 65.000 man Sovjet-soldaten uit het land vertrokken. Ook de Sovjet-Unie kiest nu, in plaats van NATO en Warschaupakt, voor een algemeen Europees veiligheidssysteem en hierbij heeft o.a. Hongarije, dat een neutrale politiek wil voeren en bij het Westen wil horen, veel belang.
Intussen belooft minister Horn bij de zitting van de Raad van Europa in Straatsburg dat zijn land alle akkoorden zal tekenen en de algemeen erkende West-Europese beginselen, erfenis en waarden -b.v. inz. mensenrechten- erkent en hij spreekt hierna een bijzonder dankbare bondskanselier Kohl en zijn min.v.buitenlandse zaken Hans Dietrich Genscher. Beiden zullen nog in december naar Budapest komen! De dankbaarheid geldt overigens voor beide partijen want aan de 960.000 Duitse toeristen verdiende Hongarije -zo blijkt later- in 1989 2 miljard DM!
Bij elke gelegenheid spreken Duitse politici tegenover Hongaren nu hun enorme dankbaarheid uit voor de pioniersrol van Hongarije bij de hulp aan de Oost-Duitsers, want dit is uiteindelijk de aanleiding tot de vreedzame val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 en tenslotte zelfs tot de Duitse hereniging….
Er is in dit land nu overigens duidelijk sprake van een anti-communistische stemming en de Hongaren lijken het nabije verleden liefst zo snel mogelijk volledig te willen uitwissen, en zich evenzo snel in alle opzichten bij het Westen te willen aansluiten. Niemand wenst zich meer te willen compromitteren met het oude regime, met "de partijstaat"! Dat merkt men vooral in de nieuwe MSZP want die stelt de termijn van inschrijving als lid steeds verder uit [nu al van 31 okt. tot 31 dec.!] omdat er van de vroegere 720.000 leden nog slechts 40.000 leden "over" zijn, d.w.z. zich als lid hebben gemeld en de Socialistische partij [MSZP] ziet zelfs voorlopig niet eens "geschikte coalitiepartners" voor na de verkiezingen opdagen, aldus Imre Pozsgay! ’De HSP [MSZP] is wanhopig bezig leden aan te werven en een woordvoerder van de partij in Budapest verklaart b.v. dat in de hoofdstad slechts 8.000 van de 120.000 leden van de begin oktober ontbonden partij zich hebben aangemeld voor de HSP’ en het geringe enthousiasme voor de vernieuwde partij wordt dan verklaard met: ’er valt niet langer meer iets te winnen met het partijlidmaatschap’. [de Volkskrant, 25 okt. 1989].  
Ook is de stemming t.a.v. de kerken omgeslagen en het lidmaatschap van een kerk lijkt zelfs weer voordeel te bieden! Zelfs premier Németh schrijft een brief aan een aantal kerkleiders om hen te bedanken voor de steun die de kerken verleenden bij de opvang van de duizenden burgers uit de DDR die in de afgelopen tijd via Hongarije naar de Bondsrepubliek zijn geëmigreerd. ‘De kerken hebben meegeholpen aan een oplossing van een situatie die ernstige spanningen had gegeven’ en ‘we zijn begonnen met een nieuwe fase in de samenwerking tussen de kerken en de regering van Hongarije’ en die samenwerking kreeg enkele maanden geleden al haar beslag bij oprichting van een nieuwe Hongaarse Raad voor religieuze zaken die onder voorzitterschap van de premier tweemaal per jaar bijeen zal komen.
In de Evangelisch-lutherse kerk [± 4 % der bevolking] kijkt men nu bijvoorbeeld openlijk kritisch terug op de periode van bisschop Káldy [┼ 1987] die de kerk gebruikte “om de communisten van dienst te zijn”, aldus Árpád Farsang, hoofd der kerk in Budapest in een omvangrijk rapport over Káldy en zijn ”theologie van de diakonia”. Volgens hem deed Káldy na 1956 eigenlijk niets anders dat de theologie aan te passen aan de politieke situatie in Hongarije en hij hield er bovendien een “volksgemeenschapsdenken op na dat de nazi Duitse Christenen niet zou hebben misstaan”.  [Trouw, 21 november].
In de andere grote protestantse kerk, de Hervormde of Gereformeerde [± 20 % der bevolking], sprak men zich al op 11 oktober op een vergadering in Debrecen van ongeveer 100 kerkleiders, o.a. predikanten o.l.v. de nieuwe, in hoog aanzien staande bisschop dr. Elemér Kocsis uit vóór de rehabilitatie van alle ruim 100 predikanten die ooit door het vroegere regime zijn vervolgd. Ook zal de kerk, naast de zorg voor de vluchtelingen, meer onderwijs en sociale aktiviteiten ontplooien en ze moet zich vernieuwen. Men merkt intussen al dat de belangstelling voor de kerk snel toeneemt want de catechisatie, het jeugdwerk en het godsdienstonderwijs trekken nu veel meer mensen dan vroeger, hoewel er nog een gebrek aan geschoolde krachten en aan lektuur blijft! Er zijn ook weer eigen scholen en men geeft openlijk toe dat de kerk zich 40 jaar aan een verwerpelijke socialistische ideologie conformeerde! In beide kerken ziet men dus hetzelfde proces. Maar men wordt nu ook voor het eerst geconfronteerd met de pluriformiteit en “aan de éne kant is er veel hoop dat het leven zich werkelijk voor mensen zal verbeteren. De vrijheid daagt. Maar aan de andere kant is er niemand die een duidelijke visie heeft op de richting waarop het land zich zal begeven. Er is ook angst, men is bang dat de nieuwe vrijheid om zal slaan in chaos”. Veel van de mensen die braaf meeliepen met het oude, communistische, regime, vervullen nog steeds belangrijke posities, ook in de kerk’ en bijltjesdag is vooralsnog uitgebleven, aldus de voorz. van de synode der Nederl. Hervormde kerk, ds. Wallet. Aan de andere kant is begin 1989 bisschop Károly Tóth, die zich vele jaren alleen met buitenlandse reisjes bezig hield, en te weinig oog had voor de noden van zijn volk, ontslagen hoewel hij enkele buitenlandse posten behield; en ’er ís al ongelofelijk veel veranderd’: pastorale zorg in het leger, in gevangenissen, in ziekenhuizen en voor ouderen mag weer en men kan openlijk alles vrij drukken en verspreiden. [naar: Trouw, 27 okt. 1989]. 
Ook komen intussen vele Westerse bladen, vertaald in het Hongaars, op de markt, zoals Playboy, Computer World, Auto Piac en Scientific American, en Duits wordt nu i.pl.v. Russisch de eerste buitenlandse taal op scholen, enz. in Hongarije. Westerse auto's beginnen Hongarije in een snel tempo te veroveren en de Bondsrepubliek geeft veel geld uit ter verspreiding van de kennis van Duits.
Op 25 oktober stelt de Franse president Mitterrand in het Europese parlement voor om een Bank voor Europa op te richten, speciaal bestemd voor hulp aan hervormingsgezinde Oost-Europese landen en de volgende dag geeft de US-president Bush aan Hongarije de status van permanente meestbegunstigde natie, en hiermee kan Hongarije de export naar de USA sterk uitbreiden. "Budapest is de beloften van economische en politieke hervormingen nagekomen", aldus Bush, die over het nieuwe Hongarije verder zegt: "We bewonderen u, we ondersteunen u, we verwelko­men u als vrienden van de vrijheid". Toch worden de Cocom-regels voor strategische export naar Polen en Hongarije nog níet versoepeld, omdat men n.b. vindt dat die landen eerst maar uit het Warschaupakt moeten treden, hoewel Duitsland en Italië hebben meer begrip hebben voor beide landen! Ook de EFTA houdt de boot af voor het lidmaatschap van Polen en Hongarije, want "ze moeten eerst de vrije markteconomie invoeren". Maar ondanks dit soort kleine teleurstellingen gaan Hongarije en Polen toch verder op de ingeslagen weg…..

Op 30/31 oktober besluit het Hongaarse parlement -ter gelegenheid van de 23e oktober- met 287 stemmen voor, 5 tegen en 14 onthoudingen tot een amnestie voor kleine delikten van ± 6.600 gevangenen en men stemt in met een referendum op 26 november, zoals de SZDSZ en Fidesz wensten, die méér dan voldoende handtekeningen verzamelden, om andere presidentskandidaten ook een faire kans te geven [!], maar ‘men’ regelt toch al dat er op 7 januari 1990 presidents­ver­kiezingen zullen plaatsvinden! Het eerste besluit betekent een belangrijke overwinning voor de liberale oppositie die door haar aktiviteit aan populariteit lijkt te winnen en m.n. de liberale SZDSZ stijgt in de peilingen aanzienlijk, zij het voor korte tijd…

top