< Terug

17.  De wisseling van de wacht [a rendszerváltás] of: de overgang naar de        demokratie, 23 mei 1988 tot 23 mei 1990

17.16 De binnenlandse politiek en de weg naar de eerste vrije verkiezingen,
          januari tot mei 1990.

Het nieuwe jaar 1990 begint, zo kan men zeggen, al met een geweldige sensatie die grote gevolgen heeft voor de Hongaarse politiek, zowel voor de regering als voor de oppositie want op za. 5 januari komt het weekblad Heti Világgazdaság met een bericht over het illegaal bespionneren -nog in december 1989- door mannen van de veiligheidspolitie van het ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling III/III, van politici van de radikale, liberale oppositie van SZDSZ en Fidesz want deze partijen hebben bewijzen van video-opnamen in handen en daaruit blijkt dat er “op klassiek-communistische wijze” illegaal brieven zijn geopend, telefoongesprekken zijn afgeluisterd en bijeenkomsten zijn bespionneerd. Min of meer toevallig ontdekte men via een overloper, een zekere József Végvári, gepensioneerd majoor van de [oude, communistische] veiligheidsdienst, van het ministerie van BZ, afd. III/III, no. 219 [veiligheidsdiensten] dat de regering-Németh de praktijk van politietoezicht op de oppositie, die sinds oktober, en officieel in december, onwettig is, tóch had toegelaten. De man ’deponeerde eind december immers een stapel dokumenten en een videoband op het bureau van het Verbond der Vrije Demokraten en dit materiaal bewees onomstotelijk dat de veiligheidsdienst een groot aantal vooraanstaande personen uit de oppositie afluisterde en volgde’. [naar: Wera de Lange, Trouw, 24 jan. 1990]. Wel distantieert premier Németh zich onmiddellijk van de illegale praktijken en gelast op ma. 8 januari een onderzoek, maar het kwaad is natuurlijk al geschied!...
Deze "Dunagate"-affaire krijgt uiteraard een enorme aandacht en publiciteit want oude communistische gewoonten blijken nog lang niet uitgeroeid te zijn en een militaire rechtbank beveelt dan zelfs om alle dokumenten i.v.m. de spionageaffaire in veiligheid te stellen voor een nader onderzoek. Wel verklaart minister Horváth van niets te weten en verklaart zichzelf onschuldig omdat hij ”al bezig was met een grondige hervorming van het ministerie [en van politiezaken]”, maar Ferenc Kőszeg van de SZDSZ zei op 11 januari een rapport van de geheime dienst te hebben gezien met het woordelijk verslag van een telefoongesprek dat hij met een Oost-Duitser had, hoewel zoiets bij wet in oktober/december was verboden.
Ook het MDF sloot zich aan bij de eis tot een onderzoek en de drie genoemde partijen eisen vervolgens het aftreden van de 56-jarige socialistische minister István Horváth waarmee de geruchtmakende zaak Dunagate [à la Watergate] begint. Wel treedt de minister op 23 januari af, maar hij keert zich toch fel tegen de oppositiepartijen [m.n. SZDSZ en Fidesz] die hij van een heksenjacht op hem beschuldigt. Bovendien is de beschuldiging volgens Horváth ”een onderdeel van de groots opgezette verkiezingscampagne van SZDSZ”. Toch geeft de minister enkele dagen erna wel toe ”onjuist te hebben gehandeld door de oude afluisterpraktijken niet geheel af te schaffen”. [de Volkskrant, 24 jan.]… Er wordt ook een parlementair onderzoek gestart en de verantwoordelijke personen worden ontslagen, d.w.z. met pensioen gestuurd. Op 17/20 januari 1990 treden b.v. ook de chef van de afdeling Binnenlandse Veiligheidsdiensten en het hoofd der Veiligheidsdienst, Ferenc Pallagi, af en de leider van de afd. staatsveiligheid van het  ministerie, József Horváth, treedt af n.a.v. beschuldigingen als zou zijn dienst leiders van de oppositie hebben afgeluisterd maar hij klaagt vooral dat hij het vertrouwen heeft verloren èn over de vooroordelen die bij de oppositie t.o.v. de staatsveiligheidsdienst leven. Men heeft immers "het vertrouwen van de publieke opinie verloren". Pallagi ontkent dat hij kennis van de zaak had maar neemt nu wel de politieke verantwoording op zich. Prompt wordt hierna de gewraakte afdeling Binnenlandse Informatie [III/III] van de "Staatsveiligheidsdienst" in haar geheel op 21 januari opgeheven en hiermee trekt de regering de konsekwenties uit de "Dunagate-affaire". De  bewaking van de binnenlandse veiligheid valt voortaan onder de premier, het ministerie van defensie en de ministerraad als geheel. [Wera de Lange, Trouw, 24 jan. 1990].

top

Het nieuws slaat uiteraard, óók voor de premier, als een bom in en het vertrouwen in deze regering lijkt tot een minimum te dalen want het gaat hier tenslotte om een belangrijk feit dat onmiddellijk samenhangt met de hele afbouw van het vorige systeem, die dus, zo blijkt ‘maar weer eens’ niet zo simpel is als menigeen tot dusver dacht! Végvári [die pas 20 jaar later alles bekent] lijkt degene geweest te zijn die de schokkende dokumenten, waaruit blijkt dat de politieke politie nog altijd ‘gewoon’ doorgaat met het bespioneren van de oppositie en met het aftappen van telefoons, aan de oppositie overhandigde en men weet intussen zelfs dat veel archiefmateriaal van het ministerie naar de papierfabriek in Csepel is afgevoerd om daar vernietigd te worden…. en de oppositie verdenkt de regering ervan de feiten rond dit schandaal te willen verdoezelen en bovendien gaat ze ervan uit dat minister Horváth van de illegale praktijken afwist en “als hij er niet van af wist moet hij aftreden wegens incompetentie”.
Maar de minister en de premier gaan wèl in de aanval en Horváth beschuldigt het SZDSZ en Fidesz ervan de vreedzame overgang naar de demokratie in gevaar te brengen met hun verwijten jegens de regering. Hij spreekt zelfs van ”een dreigende oorlog tussen politieke partijen en een grote nationale tragedie” [Trouw, 24 jan. 1990] en premier Németh doet vervolgens in het parlement vooral een beroep op de bevolking zijn regering te sparen en de binnenlandse vrede te bewaren. Hij vraagt ook om respekt en begrip voor ”een regering die zonder veel politieke steun de weg moet banen van een éénpartijstaat naar een demokratische rechtsorde, onder een economisch gesternte dat de noodtoestand dicht benadert!”… ”Deze regering is”, aldus Németh, ”niet uit op populariteit of het eigen politieke overleven. We hebben tot een reeks van maatregelen op sociaal-economisch terrein besloten die bijna neerkomen op politieke zelfmoord. Dit om een volgende regering niet op te zadelen met al te veel onplezierige taken. Wij zijn als eersten in het mijnenveld gestapt”… [Wera de Lange, Trouw, 24 jan. 1990].
Ook vraagt de premier om partners en niet om vijanden en hij heeft, zegt hij, een rein geweten en blijft allereerst de consensus en het algemeen welzijn zoeken! Toch past deze hele zaak sommigen, d.w.z. de oppositiepartijen, ook zéér goed als onderdeel van de nu al paniekerige en met haat en nijd bezoedelde atmosfeer van de verkiezingscampagne die nu juist begint!! [idem]. Het Pakt van december ’89 met alle grotere politieke partijen, die beloofden om geen misbruik te maken van sociale en economische spanningen voor partijpolitieke doeleinden, lijkt hiermee zelfs ten einde, hoewel er op 19 januari 1990 toch nog wel overleg plaatsvindt van de regering met leiders van de oppositiepartijen MDF, SZDSZ, Fidesz, FKgP, MSZDP en KDNP.
Er is, na het aftreden van minister Horváth, die wel als hervormingsgezind gold, zelfs sprake van een soort heksenjacht want "dit was de laatste reflexbeweging van de voormalige communistische geheime dienst", aldus een deel van de pers en ex-minister Horváth erkent wel dat z'n ministerie niet konsekwent genoeg is geweest om de oude praktijken op te geven, maar... ”toch heeft het veel gedaan voor het demokratische hervormingsproces in Hongarije en voor de vreedzame overgang naar een parlementaire demokratie"! Daartegenover staat echter de oppositie die hem ervan beschuldigt "de macht te hebben willen overnemen", en ze beschouwt de "Dunagate"-affaire als politieke, niet als juridische zaak. Wel nam premier Németh het op voor zijn minister maar hij vindt het wel onvermijdelijk dat hij weg moet.
Toch waarschuwt hij ook voor een hetze tegen de regering, voor de emoties van onervaren mensen en voor "een antistemming", die inderdaad aanwezig is! Dat blijkt ook wel een beetje uit de uitslag van de tussentijdse verkiezing van 13 januari 1990, de laatste vóór de algemene verkiezingen, in een distrikt van Budapest, waar de zetel van ex-minister Várkonyi [nu ambassadeur in Washington] vrijkwam.
Hier krijgt de vml. dissident, liberale filosoof en docent aan de ELTE [Universiteit van Budapest] Gáspár Miklós Tamás [van de liberale SZDSZ, met steun van MDF, Fidesz en FKgP] verrassend 54,9 % der stemmen. De socialist Péter Balázs [MSZP] krijgt 33,6 % en de onafhankelijke linkse Béla Szalma [HNF, Volksfront] krijgt 11,5 % terwijl het MDF ervan af zag om een kandidaat tègen Tamás in het veld te brengen….  
Voor de [nog regerende] Hongaarse Socialistische Partij MSZP, die nu nog 50.000 leden heeft, betekent dit alles uiteraard niet veel goeds en ze biedt 3/4 van alle immobilia aan andere politieke partijen aan; slechts 58 van de 198 gebouwen zullen overblijven. Maar ook het gezag van dit parlement, dat zoveel tot stand bracht, is sterk gedaald en velen leggen er nu vooral de nadruk op dat het nu eenmaal niet demokratisch is gekozen... Het aanzien van dit parlement is in het buitenland zelfs groter dan in Hongarije zelf, waar malaise en verbittering bij zeer velen overheersen. Bovendien deelt premier Németh op 25 januari 1990 in het parlement mee dat hij als onafhankelijk kandidaat in het distrikt Hegyalja, waar hij is geboren, mee zal doen aan de verkiezingen, en [ook] dít slaat bij de socialistische MSZP in als een bom omdat men hem als geschikte èn populaire leider zag; het is zelfs onduidelijk of de premier nog lid is van de MSZP, en al eerder benadrukte hij altijd dat zijn kabinet los stond van de partij! Wel wordt eind januari Zoltán Gál [MSZP] door Németh voorgesteld als nieuwe minister v. binnenlandse zaken.
Maar niet alleen de socialisten verkeren in een crisis! Ook binnen het MDF, dat volgens opiniepeilingen een goede kans maakt, is het niet allemaal pais en vree, want, terwijl MDF-politici eind jan./begin februari in Amerika zijn, doet de schrijver István Csurka, lid van het MDF [!], nogal omstreden uitspraken over Joden en Zigeuners. Dat wekt consternatie en hij wordt scherp aangevallen wegens antisemitisme en nationalisme. Het MDF lijkt overigens nu al verschillende vleugels te hebben en het vertoont liberale en sociale, boeren-populistische en christendemokratische trekken en haar leider Antall ziet in het SZDSZ de voornaamste tegenstander. Bovendien ontkent hij dat dit verbond liberaal is! ”Het is socialistisch, sociaal-demokratisch en midden-links”, zelfs ”met veel vroegere leden van de vml. communistische partij”. Hij ziet dan ook niets in coalitieafspraken! [FAZ, 1 maart 1990].
Er doen zich overigens allerlei kleine incidenten voor i.v.m. de verkiezingscampagne, zoals inbraken in partijbureaus, demagogische reklame, emoties, met soms zelfs het karakter van een heksenjacht. Ook nemen de criminaliteit, armoede en ontevredenheid intussen snel toe en de voorspellingen hierover zijn slecht: alle ellende zal slechts toenemen! Van een zogenaamd pakt, een “nationale consensus”, tussen alle partijen i.v.m. de crisis is evenmin nog iets over en de oppositie doet alsof de regering, die in januari immers enorme prijsverhogingen afkondigt, nu alleen nog maar offers wil van de bevolking. Pozsgay constateert zelfs dat ”in de zomer [1989] de vertegenwoordiger van de Jonge Demokraten [Fidesz] al heeft bestreden dat er in Hongarije hervormingsgezinde communisten zijn. ”Er zijn alleen maar communisten, en die zijn als vijand te behandelen”, en deze toon is intussen nog verscherpt, aldus Pozsgay die zelf n.b. al eerder dan Gorbatsjov was begonnen met de hervorming van het systeem! Hij legt er de nadruk op dat er 40 jaar lang geen politieke cultuur bestond: er was alleen een oligarchie waarin een à twee personen politiek bedreven. `Nú wil men dat ‘het volk’ wèl aan politiek doet en z’n wil kenbaar maakt´, maar hij ontdekt vooral toenemende armoede en de stabiliserende maatschappelijke krachten werden vernietigd… Hij is ook bang dat vijandbeelden de voorrang krijgen, zoals b.v. dat ´er geen hervormingsgezinde communisten bestaan’. [“In Ungarn gibt es keine politische Kultur”, Georg Paul Hefty in: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 27 febr. 1990].

16 juni 1989, een bijzonder belangrijke dag voor een heel volk....

top

Toch wordt er in februari/maart 1990 nog een nieuwe nationale RTC [Nemzeti Kerekasztal] gehouden "om een marsroute tot de verkiezingen vast te stellen", met o.a. het MDF en de FKgP, maar SZDSZ, Fidesz en sociaal-demokraten nemen niet deel omdat "de tijd van voorbereiding tekort is". De deelnemers zijn het echter wel eens en willen m.n. het staatsapparaat [leger, politie, ambtenaren] in principe handhaven en een rustige, vreedzame ontwikkeling naar een machtswisseling: tussen hen bestaat in elk geval een grote mate van consensus! [Tökés, 507/508]. Ook maakt een nieuwe perswet censuur onmogelijk en publikaties zijn vrij mits ze niet oproepen tot criminele handel, strafdaden en verstoring van de publieke moraal. Bovendien kunnen particulieren voortaan ook publikaties, zoals kranten, tijdschriften enz. uitgeven. Toch zijn velen in dit land fel tègen de verkoop van de pers, maar óók industrie en grond, aan buitenlandse bedrijven en ze beschouwen dit als 'uitverkoop van onze nationale waarden'! Het parlement is [dan ook] nog tègen een nieuwe wet op bodembezit want sommigen ergeren zich aan de "uitverkoop van Hongaarse belangen" aan het buitenlandse [westerse!] kapitaal... Wel wordt er een Bureau voor Staatsvermogen opgericht waardoor men denkt meer controle zélf te kunnen uitoefenen, maar de totale economische situatie lijkt al zeer onoverzichtelijk….
De regering wil zich verder bij politiek vervolgden formeel verontschuldigen en men verwacht nu een rehabilitatie van alle van 1945 tot 1963 politiek veroordeelden, maar een financiële schadeloosstelling wordt onmogelijk geacht!.....Ook nam het parlement al het voorstel aan dat iedereen die vanaf 1 januari 1980 een leidende rol in staat of partij speelde vóór 25 februari 1990 aan een parlementaire commissie een verklaring over z'n vermogen dient af te geven en een nieuwe defensiewet legt vast dat er o.a. meer parlementaire controle en een totaal andere visie op de verdediging komt. Bovendien zal er een veel kleiner en veel moderner leger komen…. Voor de Hongaren héél bijzonder is dat er op za. 17 februari 1990 voor het eerst waarnemers op een "open dag" de Sovjetbasis bij Esztergom, waar duizenden Sovjetsoldaten verblijven, mogen bekijken en de TV toont zelfs beelden van de zéér slechte situatie hier! Binnenkort zal het terrein echter, zoals bekend, verdwijnen en er bestaan plannen voor een natuurgebied, woningbouw, de bouw van een ziekenhuis, de aanleg van sportterreinen enz. hier!
Het is m.a.w. duidelijk dat het publiek in dit land steeds meer informatie krijgt over de werkelijke situatie en hierbij hoort óók de onthulling van enkele schandalen!
Op di. 13 februari 1990 wordt bijvoorbeeld onthuld -hoewel al bekend- dat er in de jaren ´80 onder minister van defensie Czinege bij vele Hongaarse officieren sprake is geweest van corruptie, misbruik van openbare gelden voor privé-uitgaven, verrijking, enz. waarbij vele politici uit die tijd betrokken waren! Nu wordt eindelijk een parlementaire commissie van onderzoek ingesteld. Ook onthult de vroegere premier Jenő Fock, wat iedereen allang vermoedde, dat Hongarije in augustus 1968 door Sovjetleider Brežnev inderdaad werd gedwongen om mee te doen aan de bezetting van Tsjechoslowakije, hoewel men dat niet wilde………
Eind februari 1990 vindt ook voor het eerst een conferentie plaats van belanghebbenden bij de deportaties van 1944/45 aan het einde van de oorlog. Duizenden Duitsers, maar óók Hongaren werden n.l. en masse als vee naar de Sovjet-Unie gedeporteerd en leden verschrikkelijk in kampen onder dwangarbeid. Het was een grote tragedie. Vaak werd men al weggevoerd "omdat de naam Duits klonk". Nú wordt pas toegegeven dat n.b. een geheim akkoord tussen het volkomen machteloze en uitgemergelde Hongarije en de almachtige Sovjet-Unie dit mogelijk maakte! O.a. 65.000 Hongaarse Duitsers overleefden deze hel maar in totaal kwamen duizenden, 1/3 van het totaal, om! Na 45 jaar van gedwongen zwijgen kan men er pas nu weer in het openbaar over praten!
Van di. 27 febr. tot vr. 2 maart 1990 vindt de laatste gewone zitting van het parlement vóór de verkiezingen plaats en nu worden vier nieuwe wetten aanvaard: 1. Het "Hongaarse Volksleger" zal weer de traditionele naam "Honvéd" aannemen, incl. onderscheidingen en uniformen. 2. Met 309 stemmen tegen 13 en 9 onthoudingen is men vóór de keuze van een president door het parlement. 3. De autonomie van scholen en universiteiten wordt hersteld en de oprichting van scholen door particulieren enz. wordt mogelijk, en 4. Voor de parlementaire vertegenwoordiging van etnische minderheden wil men per groep één zetel toekennen aan o.a. Zigeuners, Duitsers, Slowaken, Kroaten, Serviërs en anderen. Opmerkelijk bij no. 2 is echter dat, óndanks het besluit van het parlement om de president door het parlement te laten kiezen, voorstanders van een keuze door het volk hierna in staat zijn om genoeg handtekeningen te verzamelen zodat er een referendum zal komen, en wel op 29 juli, maar het zal nog blijken dat de interesse voor deze kwestie zéér gering is!.....
Opvallend is verder dat op de laatste dag van de parlementszitting Németh, Pozsgay, Szürös en Nyers alsnog worden genoemd als personen die toch wel méér wisten over de illegale informatie, die de veiligheidsdiensten ook na 23 oktober 1989 verzamelden over de oppositie [zie Dunagate] maar de regeringspartij ontkent dit ten stelligste en dan lopen sommige leden der liberale SZDSZ weg! Premier Németh verklaart tenslotte o.a. dat hij in elk geval de verantwoordelijkheid op zich neemt en hij wijst het terugtreden van álle betrokkenen uit de politiek af!
In het parlement verklaart Németh dan zelfs dat “een groep [conservatieve, orthodoxe] regionale leiders van de vroegere partij een staatsgreep zou hebben voorbereid, de leden van de regering wilde arresteren evenals de leiders der politieke partijen en met behulp van officieren uit het leger de economische en militaire bolwerken in het land wilde bezetten”… en de premier zegt dan dat hij in november ’89 een brief hierover had ontvangen. Intussen is de informatie nagetrokken en ze bleek juist te zijn, hoewel vml. minister Horváth tóch op 3 maart zegt dat er ”geen betrouwbvaar bewijs is gevonden”! Ook dit loopt uit op een rel met het SZDSZ en het MDF en dat heeft uiteraard alles te maken met de verkiezingskoorts.
Ernő Raffay, MDF en voorzitter van de parlementaire commissie voor onderzoek naar misstanden in het leger, beschuldigt Németh zelfs ervan dat hij, drie weken vóór de verkiezingen, angst wil zaaien tegen de vroegere communisten en zo stemmen wil vergaren…. Zelfs laat Raffay weten dat het MDF al een jaar op de hoogte was van de geruchten hierover maar er geen ruchtbaarheid aan wilde geven “om een regeringscrisis te vermijden” maar intussen is het land uiteraard in de greep gekomen van een felle diskussie hierover!
Enkele dagen na de laatste zitting van het Hongaarse parlement verklaart premier Németh op di. 6 maart 1990 ook nog dat er in de herfst van 1989 inderdaad plannen bestonden bij de Roemeense leiding [Ceauşescu] om samen met Tsjechoslowakije een inval in het dwarse Hongarije te doen en men zou hierbij op steun rekenen van enkele provinciale MSZMP-leiders en direkteuren van energiebedrijven. Overwogen werd o.a. sabotage en stopzetting van de energielevering en onrust stoken onder arbeiders en Németh zegt zelfs: "Men wilde op mij en andere hervormers aanslagen plegen!" Men had in Hongarije toen [in november 1989] echter geen bewijzen hiervoor! Ook zouden enkele lokale leiders in Hongarije plannen hebben gehad voor een coup maar onmiddellijk ermee zijn gestopt toen ze beseften dat ze werden geschaduwd. Allerlei geruchten doen nu wel de ronde maar met echte bewijzen kan men niet komen! Wèl erkent men nu openlijk dat de veiligheidsdiensten na 23 oktober 1989 inderdaad nog -illegaal- doorgingen met spionage-aktiviteiten inz. oppositiepartijen en het parlement heeft intussen het verslag van de commissie hierover aangehoord en stelt vml. minister Horváth, Ferenc Pallagi en de chef van de ´beruchte´ afdeling III/III József Horváth tenslotte hiervoor verantwoordelijk……. 
Toch heeft het niet vrij gekozen parlement, ondanks deze ‘kleine’ affaires, in 5 jaar enorm veel werk verzet, zo erkent men algemeen en het verwierf respekt en gezag! Het heeft zelfs buitengewoon belangrijke wetgeving tot stand gebracht [d.w.z. de wetsontwerpen van bekwame en gematigde ministers goedgekeurd] die een fundamentele wijziging bracht in de hele maatschappij: een omwenteling op vreedzame wijze en dat is, óók in het Oost-Europa van 1989-´90 een unieke prestatie!
Op alle terreinen is die omwenteling te merken, zelfs b.v. op de 22e Hongaarse Filmweek, waar al tevoren kritiek werd geuit. De internationale jury kan zelfs geen prijs toekennen en de nu vooral in Amerika werkende Hongaar Lajos Koltai komt n.b. met een pleidooi tègen de angst om elkaar de waarheid te zeggen, tègen het zelfmedelijden, tegen “het verzorgde, maar ongezonde Hongaarse heldendom”. “Helden zijn er genoeg en het is erg gemakkelijk Hongaarse helden te vinden, maar dat ook nog te verfilmen is simpelweg weerzinwekkend”, aldus Koltai… De Hongaren hebben inderdaad nog wat in te halen en de afstand tot het Westen blijft groot! De Hongaarse film bevindt zich dan ook in een crisis en men produceert slechts middelmatig, maar ze blijft haar devies trouw om een spiegel van de bestaande toestand te zijn en deze spiegel laat vooral geweld, vertwijfeling, moord, agressie, trieste menselijke verhoudingen, individualisme, zinloosheid, stagnatie, hopeloosheid zien!
En ook al kent deze natie haar technisch sterke films, tóch werpt ze zich altijd weer in een onbuigzaam realistische blik op zichzelf… [Frankf. Allgem. Ztg., 8 maart 1990]. Die agressie, vertwijfeling en het gevoel van zinloosheid uiten zich ook op het terrein van de misdaad die snel toeneemt. In 1989 werden 225.000 strafbare feiten gepleegd [vgl. 1988: + 40.000] en er wordt steeds meer geweld gebruikt; er werden 189 mensen vermoord en de schade aan eigendommen bedroeg Ft. 4 miljard. 4.000 buitenlanders zijn in Hongarije bestraft en slechts 36 % der overtredingen en misdaden is door de politie opgelost! Ook worden steeds meer drugs, heroïne, enz. in beslag genomen.

top

In veel opzichten staat de deur zelfs “wijd open en wettelijke beperkingen zijn er niet”, b.v. voor de [westerse] bedrijven, pers en media. Alleen voor radio en tv zijn er regels, want het aantal frekwenties is beperkt en men wil één of twee tv-netten en drie radiozenders bewaren voor de publieke omroep. Maar er is veel belangstelling voor de commerciële tv, o.a. van Maxwell en van Berlusconi en van tientallen kleinere bedrijven! ”De buitenlandse investeerders hebben nu eenmaal geld en ze kunnen goedkoop onze markt op”. Zie 17. 14.
Voor het eerst sinds veel jaren wordt nu ook de 15e maart als officiële feestdag gevierd en aan de vooravond hiervan wordt op de laatste en emotionele ziting van het parlement officieel rehabilitatie verleend aan alle honderdduizenden politiek vervolgden, zoals de collectief gestrafte en uitgewezen Duitsers [1944/46], antifascisten, boeren, gedeporteerden, geestelijken, enz. Aan de 1.700 personen die men ooit het staatsburgerschap ontnam wordt dat teruggegeven en men verklaart dat zo'n behandeling destijds illegaal is geweest en bovendien worden alle [politieke] veroordelingen van 1945 tot 1963 van nul en geen waarde verklaard. Het parlement biedt hierbij a.h.w. excuses aan de natie aan voor het aangedane leed door het communisme, en hierbij worden ook de beide nationale liederen, het volkslied, de Himnusz en de Oproep of Szózat plechtig gezongen.
Verder wordt op deze feestelijke speciale zitting van het parlement op 14 maart 1990 graaf Gyula Andrássy, premier vanaf 1867 en overleden in maart 1890, herdacht, door de Oostenrijkse en Hongaarse minìsters van buitenlandse zaken, Alois Mock en Gyula Horn en de parlementsleden bewijzen de eer aan Lajos Kossuth bij zijn monument voor het parlement, als leider en held van de nationale revolutie van 15 maart 1848.
Korte tijd hierna wordt de meest beroemde boulevard van Budapest, de ‘Népköztársaság útja’ [dus met de nietszeggende naam “Weg van de Volksrepubliek”] herdoopt met de oude naam ”Andrássy út”. Ooit was dit de ‘Sugár út’, de Radiaalweg, maar na de dood van graaf Gyula Andrássy, de eerste minister-president na het akkoord met Oostenrijk in 1867 en later een kundig minister van buitenlandse zaken van de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie, werd deze prominente allee naar hem genoemd! De communisten, na 1947/48 met de volledige macht uitgerust, vonden dat deze weg naar Josef Stalin moest worden genoemd en dat gebeurde in december 1949, toen Stalin 70 werd:  Sztálin út.
Tijdens de revolutie van 1956 werden de bordjes hier al zeer snel verhangen en de weg werd omgedoopt tot “Weg van de Hongaarse Jeugd”, die zich immers zo dapper had geweerd tegen het brutale stalinistische regime. Maar na de mislukte Opstand  kreeg de weg onder het regime van Kádár de naam die hij “bij gebrek aan beter” dus 33 jaar hield, maar die is nu definitief  vervangen door de eerbare oude naam...    
Do. 15 maart 1990, de herdenking van de burgerlijke revolutie van 1848, is voor het eerst een vrije dag maar regering en oppositie houden gescheiden plechtigheden en dat zal zelfs tot heden zo blijven [!] maar wel is deze dag "eindelijk een nationaal feest voor alle Hongaren, in Hongarije, Roemenië, Slowakije, de Karpaten-Ukraïne en de Vojvodina", aldus wordt gezegd. In veel Roemeense steden, zoals Arad, Oradea [Nagyvárad], Cluj [Kolozsvár], Satu Mare [Szatmár Németi], en Târgu Mureş [Marosvásárhely] ziet men zelfs -vaak voor het eerst na vele jaren- Hongaarse vlaggen.... Op deze dag, 15 maart, worden prijzen uitgereikt aan verdienstelijke Hongaren, o.a. aan de zeer bekende schrijver György Konrád en ook posthuum worden prijzen toegekend, a.h.w. om geleden onrecht goed te maken... Op di. 20 maart 1990 besluit men om voortaan 23 oktober als nationale feestdag te vieren, en 4 april [de zogenaamde bevrijding in 1945] en 7 november [de Russische Oktoberrevolutie] als herdenkingsdagen volledig af te schaffen. Talloze monumenten, namen, en andere herinneringen aan het communistische regime verdwijnen nu als sneeuw voor de zon en vele straten krijgen weer hun oude namen terug of krijgen een nieuwe naam.
Premier Miklós Németh kan op de 500 dagen van zijn premierschap dan ook met een zekere trots terugzien: Híj opende de weg voor de parlementaire demokratie en naar het Westen, en gaf leiding aan een vreedzame, zéér rustige systeemwisseling, en bereikte een akkoord met de Sovjet-Unie over terugtrekking van de troepen...
Op zijn afscheidsdiner brengt de premier ook dank aan de leiding der kerken en kardinaal Paskai hoopt dat de huidige politiek t.o. de kerken wordt voortgezet en spreekt z’n waardering uit over de houding van kardinaal Mindszenty destijds! Maar de Duitse min.v.buitenl.z. Genscher looft bijzonder zijn Hongaarse collega Horn: deze krijgt het Grootkruis in de Orde van Verdiensten van de Bondsrepubliek Duitsland, en "zoals Hongarije de Duitsers steunde in een moeilijke situatie, zo zullen wij ook Hongarije steunen. De Bondsrepubliek zal nooit vergeten dat Hongarije het eerste land was, dat het IJzeren Gordijn doorsneed!" Genscher prijst ook het Hongaarse beleid t.a.v. nationale minderheden, zoals de "Ungarndeutsche" en deze diepe dankbaarheid van Duitsland tegenover Hongarije zal nog vele malen worden uitgesproken! Budapest en Frankfurt/Main worden zustersteden en de burgemeester van Budapest József Bielek bezoekt de zusterstad… Op Hemelvaartsdag 1990 krijgt Horn zelfs in het Stadhuis van Aken de "Internationale Karel de Grote-prijs" uitgereikt vanwege zijn grote verdiensten!.....
En toch…….opmerkelijk blijft dat in Hongarije in 1989 geen sprake was van een "volksopstand" en dat er [dus] nu geen sprake is van helden, straatgeweld, grootse en massale demonstraties, enz. deze 'revolutie' was geen volksbeweging, en is dat ook nu niet! De massa is nooit gemobiliseerd, maar onder Kádár merkte men al weinig van repressie, en er waren al 25 jaar [sinds 1963] vrijwel geen politieke gevangenen. Men voelt zich in dit land dus niet ineens "bevrijd van een dwangsysteem" want instituten en instanties hadden zich al eerder geruisloos autonoom gemaakt, zich losgemaakt van de greep der partij...... en uiteindelijk zelfs het parlement! Voor de massa van Hongaren bestaat het socialisme niet meer, voor hen was het een historische vergissing, en ze hebben dat al in 1956 onderkend. Het Kádárisme heeft hen vervolgens ont-ideologiseerd, de Hongaren, dat volk van de kleintjes en de beetjes, dat volk dat zich o.a. handig en stilletjes heeft onttrokken aan de greep van het socialisme”. [Peter Michielsen, Verworpen en Ontwaakt, 1990, blz. 29/30].   
Intussen is de verkiezingscampagne allang, op 24 januari, van start gegaan en het blijkt dat vrijwel iedereen vooral fraaie leuzen, geweldige beloften en een prachtig programma heeft te bieden! Van euforie is echter geen sprake, eerder van gelatenheid en velen ervaren dit alles vooral als louter demagogie, als negatief, onverantwoordelijke methoden, een circus, een spel, hoewel iedereen vóór vrijheid en een parlementaire demokratie, markteconomie, neutraliteit, onafhankelijkheid is. Maar nu klinken er van de kant van de politici in spe vooral verwijten en harde beschuldigingen, en het uitsluiten van ‘die ander’ is eigenlijk al normaal hoewel vele standpunten toch veel op elkaar lijken. De eigen politieke partijbelangen gaan blijkbaar voor! Schandalen en geruchten zijn nu van groot belang en er is sprake van paniekzaaierij, van een verziekte sfeer. Bovendien wegen de dreiging van werkloosheid en de angst voor prijsstijgingen en inflatie, de dramatische economische situatie, voor veel kiezers véél zwaarder dan alle politieke retoriek. Hierover schreef o.a. de correspondent van de BBC in Budapest van o.a. 1986 tot 1988, Nick Thorpe, een artikel in het toonaangevende blad Heti Világgazdaság dat in het Duits vertaald verscheen in de Budapester Rundschau van eind dec. 1989, no. 51/52.
Thorpe, die zich al bijzonder verbaast over het feit dat zoveel mensen die nu hoge posities bekleden, de oprechtheid van de ander niet vertrouwen, schrijft dat “elke afzonderlijke politieke groep zo optreedt alsof ze zelf de waarheid in pacht heeft” en noemt vervolgens het gebrek aan politieke cultuur, want verkiezingsbiljetten worden afgescheurd en radio en tv worden gebruikt voor het schelden op die ander. Ook valt hem de desinteresse op en hij constateert o.a.: ”Er was in Hongarije sprake van een echte revolutie, maar ook déze revolutie vreet nu haar kinderen op: een walgelijke campagne tegen Imre Pozsgay, de verloskundige van deze revolutie is al aan de gang. ‘Hem af te doen met dat een oude communist niet beter kan zijn dan degenen die het land aan de rand van het bankroet hebben gebracht is eenvoudig belachelijk! Iemand kon vroeger dissident zijn, dat waren er naar verluid een dertigtal, maar ”als men wilde, kon men ook met het regime samenwerken om het van binnenuit te demokratiseren. Tot deze mensen zou ik ook Pozsgay willen rekenen, en met hem vele moedige en intelligente journalisten, economen, sociologen, wetenschappers, leraren en eenvoudige mensen in en buiten de HSAP, overal in het land. En tenslotte had men ook nog de mogelijkheid het regime volledig te ontkennen en te proberen het leven van de eigen familie zo aangenaam mogelijk in te richten, Ik geloof dat dit de meerderheid der Hongaarse bevolking betrof en dat kun je hen niet kwalijk nemen. Niemand kan van de ander verwachten zich als held te gedragen. Daarbij zijn [waren] er ook talloze voorbeelden van alledaags heldendom, voor trouwe arbeid en menselijke oprechtheid… ……

top

”Bij mijn reizen door Hongarije heb ik met veel eenvoudige arbeiders gesproken waarbij ik me ook van het op de Hongaarse demokratie dreigende andere gevaar bewust werd. Zeer veel mensen hebben het gevoel dat er geen enkele partij is die zich voor de werkelijke belangen wil inzetten. Deze fout ligt aan de partijen en niet aan de eenvoudige mensen. Als men nu eindelijk eens wilde zeggen welke sociale politiek men wil realiseren, hoe de armen, de werklozen, de zieken en gehandicapten gesteund zullen worden, dan zou men met de zo noodzakelijke economische hervormingen kunnen beginnen”. Tot zijn teleurstelling gebeurt dat echter niet! 
Er ontbrandt half januari zelfs al een politieke strijd om de media, de radio en TV want er is eerder al een onafhankelijk Curatorium ingesteld van alle politieke partijen, incl. de oppositie, maar de meerderheid bestaat -aldus kritici- uit aanhangers van Pozsgay, die als minister van staat de campagne van de socialisten leidt. Ook de benoeming van een Presidium voor de TV leidde al tot ruzies, verwarring en ontevredenheid en Pozsgay treedt al af als hoofd van toezicht op de direkties van radio en TV. Bovendien is er tijdens de verkiezingscampagne o.a. sprake van antisemitische propaganda want sommige rechtse nationalisten beschuldigen m.n. het sociaal-liberale SZDSz ervan nogal onder ‘joodse invloed’ te staan…. en het nogal conservatieve en nationalistische MDF heeft al aangegeven liever niet met het SZDSZ te willen samenwerken.
Personen zijn nu echter veel belangrijker dan programma's, en er bestaan ondanks luidruchtigheid geen principiële verschillen meer tussen de grotere partijen maar het blijkt vooral dat er voor de politiek weinig, en voor de economische cijfers wèl interesse is! Voor Hongarije is bovendien zeer opmerkelijk is dat, geheel anders dan in Polen en Tsjechoslowakije, er hier vanaf het begin geen sprake van één duidelijke beweging tègen het communistische regime, zoals b.v. Solidarność in Polen en Občanské Forum in Praag en “Burgerbeweging tegen geweld” [VPN] in Bratislava. De ontwikkelingen in Hongarije laten dus een beeld zien van grote verdeeldheid, rivaliteit tussen de verschillende partijen en een uitgekristalliseerde hoeveelheid aan meningen, partijen, mentaliteit, achtergrond, etc. en veel Hongaren vinden het blijkbaar óók nu nog zeer nuttig om met een historisch gefundeerde opinie te komen en het aantal historici onder de nieuwe politici is opvallend!... Toch kan men zich al min of meer een beeld vormen van de verwachte uitslagen want tussen maart 1989 en maart 1990 zijn dertien opiniepeilingen gehouden betr. de politieke voorkeur van de kiezers, hoewel die varieerde! Het MDF o.l.v. de gematigde dr. József Antall wordt waarschijnlijk de grootste partij met een 20 à 25 %, de socialisten stonden eerst op ± 30 % maar na het referendum in oktober en na Dunagate daalde dat tot 8 à 10 % in maart. Het SZDSZ stond in december op 14 %, en steeg tot bijna 50 % door het radikale anticommunisme, maar daalde nu tot > 20 %. Fidesz daalde tot 6 à 7 % en de FKgP stond vrijwel steeds op minder dan 10 %, de christen-demokratische KDNP krijgt waarschijnlijk ± 4 %, de communistische MSZMP 4 %, en de sociaal-demokraten < 5 %. [o.a. Tökés, Hungary’s negotiated revolution, 373, 374]. De peilingen wijzen er verder op dat wellicht één derde van de kiezers thuis zal blijven, onverschillig of ongeïnteresseerd is, een bijna 20 % verklaart "zeker níet te gaan stemmen".
Slechts 5 tot 6 partijen maken een kans op zetels. Bovendien wil geen der huidige oppositiepartijen met de socialisten onderhandelen, hoewel ook niemand kan zeggen wat hij anders dan de tgw. premier Németh had gewild of gedaan! De MSZP telt n.l. vele bekwame en ervaren, gerespekteerde en zelfs populaire mensen, b.v. Németh, Horn, Kulcsár en Pozsgay, zo geeft men algemeen wel toe... maar hun populariteit is de laatste weken sterk gedaald. De populariteit van Pozsgay lag enkele jaren lang zelfs op ongeveer 35 % en die voor de huidige waarnemende president Szűrös op 24 %, 12 % voor Lajos Für van het MDF en 8 % voor minister Kulcsár.
Toch is het in ieder geval duidelijk dat ‘de communisten’ voor een grote meerderheid der Hongaren voorgoed hebben afgedaan en dat blijkt nog eens op 16 februari 1990 wanneer de vml. partijleider Grósz, nu kandidaat voor de [kleine] communistische MSZMP, op een verkiezingsbijeenkomst in Leninváros door 1.000 mensen wordt beschimpt en bespuwd. "We hebben genoeg van de lui die ons land hebben geruïneerd, we willen u zien noch horen", aldus de menigte. Wel distantiëren andere partijen zich hiervan en Grósz zelf beschouwt het als een 'neo-fascistische provokatie' maar de heftige gemoederen worden blijkbaar al snel opgezweept....
Op het platteland zijn veel mensen van de lagere sociale klassen echter nog wel trouw aan de socialisten [gebleven] en ze vertrouwen de liberalen niet zo [naar Tökés, 371, 372]. Maar m.n. het plebisciet van november was van grote invloed op de opinie en zorgde [tijdelijk] voor de afgang van Pozsgay en voor meer sympathie voor beide liberale partijen. Toch weigeren zeer velen een politieke keuze en ze wachten het liefste af of zijn onverschillig [Tökés, 374]. Bovendien domineert het zeer belangrijke, eerst nog dramatische en weldra opwindende, nieuws uit het naburige Roemenië op de TV vanaf maart een tijd lang vrijwel alles! Alle partijen zijn het wel eens over het feit dat het land zich in een ernstige economische crisis bevindt en dat pas na een jaar of 5 of 10 herstel mogelijk is. Men is ook bang voor massale werkloosheid en armoede en achteruitgang van de kwaliteit van leven voor degenen die leven van een vast loon of pensioen. [Tökés, 376]. Moeten of kunnen de subsidies op voedsel en sociale diensten ‘dan zomaar’ verdwijnen?  Velen zijn ook bijzonder huiverig voor de [echte] ‘vrije markt’….
Intussen willen de media, m.n. de kranten, zoveel mogelijk objektief en onafhankelijk van de politieke partijen blijven maar van de ethische code i.v.m. de verkiezingscampagne blijkt in de praktijk niet zoveel want men zou het privéleven van kandidaten buiten beschouwing laten en geen aanvallen op personen doen, maar dat gebeurt soms wèl. Affiches worden verwijderd, overgeplakt, beschuldigingen klinken over en weer, en in een aantal gevallen worden de namen en zelfs ogen van ’Joodse kandidaten’ van het SZDSZ doorgekrast. Nationalisme leeft immers alom in Midden Europa weer op en men denkt hier en daar eindelijk wraak te kunnen nemen op het verleden! Dat gebeurt ook in Hongarije!....
Het Hongaarse kiessysteem is ingewikkeld [zie 1989], 4 % is de drempel en partijen die niet in minstens 1/4 der 176 distrikten direkte kandidaten hebben, hebben geen plaats op de comitaatslijst en voor een plaats op de "Nationale Lijst" zijn minimaal in 7 van de 19 comitaten partijkandidaten nodig. In totaal telt het Hongaarse parlement [Országgyűlés, ”Landsvergadering”] 386 leden en er zijn 7,8 miljoen kiezers. 176 afgevaardigden worden gekozen in distrikten, 152 min of meer evenredig op een 'territoriale' [comitaats-] lijst, en 58 op een landelijke [nationale] lijst. Gekozen in de 1e ronde is degene die in zijn distrikt > 50 % der stemmen haalt bij > 50 % opkomst en het verkiezingsstelsel maakt het bovendien logisch dat, m.n. na de eerste ronde, partijen bekend maken met wie ze na de 2e ronde willen samenwerken, welke soort coalitie ze dus willen vormen!
Vooral leraren, historici, intellektuelen, culturele notabelen, ev. met universitaire graad, zijn nu redelijk betrokken. Maar er bestaat bij de kiezers toch weinig kennis van de partijprogramma’s en er is veel meer aandacht voor personen, ook lokale leiders. Toch gaf het vele maanden durende geleidelijke proces van verval van de oude MSZMP het publiek wèl de tijd om te wennen aan de nieuwe politieke realiteit en er doen tenslotte twaalf partijen mee. Op zo. 25 maart 1990 vinden de eerste vrije parlementsverkiezingen [1e ronde] plaats.
De belangrijkste politieke partijen, waarover al eerder is bericht, zijn:
1. Magyar Demokrata Fórum [MDF, Hong. Demokratisch Forum] dat zich beschouwt als een zusje van de Duitse CDU/CSU. Het MDF is ’de grote volkspartij’ van centrumrechtse, nationale, gematigde, burgerlijke en populistische, traditionele, christen-demokratische, liberale en conservatieve Hongaren. Men wil een geleidelijke overgang met kleine stappen naar een sociale markteconomie en is tegen een abrupte systeemverandering maar kiest voor een voorzichtige overgang van het 'socialisme' naar de demokratie, voor privatisering van de industriële ondernemingen, enz. Het MDF wil een rechtsstaat naar West-Europees model en is vóór Europese integratie. Men beschouwt zichzelf als "hoedster van de nationale cultuur" en pleit sterk voor "handhaving van de eigen nationale, Hongaarse identiteit" in een verenigd Europa, en ziet soms "een uitverkoop van Hongarije aan het buitenland" op economisch terrein dreigen. Het MDF is dan ook voor een sterke verbondenheid met de ruim drie miljoen Hongaren over de grenzen [a határontúli magyarság] in Roemenië, [Tsjecho-] Slowakije, Joegoslavië en de Sovjet-Unie. Het MDF krijgt steun vanuit Amerika, Europese Christen-demokraten en Britse conservatieven. Vooral de voorzitter, dr. József Antall, een gematigd christen-demokraat en conservatief, die is toegewijd aan de waarden van de vooroorlogse ‘christelijk-nationale’ hogere klassen, legt veel nadruk op de "rustige kracht" van het MDF. De bekendste leiders zijn: József Antall, Géza Jeszenszky, die o.a. 30 maanden in de USA gastdocent was, goed Engels spreekt, internationaal, anglosaxon georiënteerd is, en zeer gematigd, de historicus dr. Lajos Für, Sándor Lezsák, György Szabad, de nogal rechtse, nationalistische schrijvers István Csurka [nogal provocerend] en Sándor Csoóri, Imre Kónya, Dénes Csengey, de financieel deskundige Péter Ákos Bod, dr. Gábor Erdődy, Ferenc Kulin, Ernő Raffay, Zoltán Bogárdy. Het MDF heeft ± 25.000 leden en in maart 1989 stond het op 13 %, in sept. ’89 op 24 % en november op 27 %.
2. Szabad Demokraták Szövetsége, het Verbond van Vrije Demokraten [SZDSZ], dat zich beschouwt als de voortzetting van de demokratische oppositie, de vroegere subcultuur van intellektuele dissidenten, studenten, enz. Men wil een vrije markteconomie, het ontslag van alle incapabele, corrupte leidinggevende personen [van vroeger], een radikale breuk met het communistische verleden, een snelle, dynamische aanpassing aan de normen en waarden van West-Europa en integratie in de Europese Gemeenschap. Het SZDSZ is niet nationalistisch, maar juist kosmopolitisch, westers, en wil een progressief, seculier Hongarije, waar de burgerrechten primair zijn. De partij heeft m.n. aanhangers in Budapest en vijf andere grotere steden en vindt dat gemeenten meer autonomie moeten krijgen. Veel aanhangers zijn vml. dissidenten, intellektuelen, schrijvers, journalisten, in de steden en "men spreekt niet dezelfde taal als het MDF, de wortels zijn totaal verschillend", wordt er al gezegd. Het antagonisme tussen beide partijen is dus groot. Sommigen vonden de campagne van het SZDSZ nogal luidruchtig, radikaal, agressief, elitair, intellektueel, principieel, met een jong en dynamisch imago en sommigen zeggen zelfs: Joods [stedelijk].
In maart ’89 staat ze op 6 %, en geldt eerst als obstruktiepleger [omdat het SZDSZ geen ondertekening van RTC-akkoord wenste!], maar in december ´89 op 14 %, en dan, na een meer anticommunistische propaganda en duidelijker leiding, op ± 20 %. [Tökés, 373]. Toch is deze club voor veel mensen wel wat elitair en te stads… De leuze van het SZDSZ is: "We kunnen het, we wagen het, we doen het" en de meest bekende leiders zijn vml. dissidenten als Miklós Haraszti, Gábor Demszky, Gáspár Miklós Tamás, László Rajk jr., dr. János Kis, Péter Tölgyessy, de schrijver György Konrád, Ferenc Kőszeg, Iván Pető, Ottília Solt, György Bencze, Bálint Magyar, Miklós Vásárhelyi, Péter Hack, Mátyás Eőrsi, Márton Tardos, Alajos Szontágh, István Szent-Iványi en [onafh.] Zoltán Király. Het SZDSZ heeft ± 15 tot 24.000 leden.

top

3. Független Kisgazda Földmunkás és Polgári Párt [FKgP, Onafhankelijke Partij van Kleine Grondbezitters, Landarbeiders en Burgers], die zich als voortzetting van de ‘historische’ plattelandspartij van vóór en kort na WO II beschouwt. Ze is radikaal anti-communistisch en wil de teruggave van alle land aan de oorspr. bezitters of hun erfgenamen: dát is zelfs het enige punt in hun campagne en het platteland wordt erdoor beheerst, hoewel alle andere partijen dit punt onhaalbaar en demagogisch vinden en veel gematigder zijn. Zij wensen aan boeren de vrije keuze te laten, ev. coöperaties en/of eigendom kopen. Deze partij staat bekend als rechts, christelijk, conservatief, nationaal-gezind. De FKgP wil bovendien het ontslag van "alle groene en rode baronnen, die ons aan de rand van de afgrond brachten", en gaat ervan uit dat "wie niet volledig met de bolsjewistische principes breekt, fascistische principes volgt" en m.n. haar demagogische leider Torgyán gaat in daverende redevoeringen altijd fel te keer tegen alles wat 'links' is en men zegt wel dat de FKgP op het platteland nèt zo radikaal is als het SZDSZ in de stad! De partij staat steeds op iets lager dan 10 %. Leiders zijn o.a. de bijzonder eigengereide dr. József Torgyán en István Prepeliczay. Maar Torgyán baarde met zijn bluf ook al opzien met z’n eis tot afrekening met alle bolsjewieken: "Ze waren nog erger dan de fascisten; in vergelijking met de gulag-archipel waren Hitlers concentratiekampen plaatsen van ontspanning", maar n.b. een rechts, FKgP- blad [!] valt hem hierop aan want "Torgyán bedient zich van methoden van Rákosi en Hitler" maar andere leiders der FKgP verklaren: "'t Is Torgyáns persoonlijke standpunt"!
4. Magyar Szocialista Párt [MSZP], de opvolgster van de vroegere communistische regeringspartij. Nu is de partij parlementair-demokratisch en wil o.a. de helft van de industrie toch aan de staat laten. Men distantieert zich volledig van de oude communistische principes en wenst absoluut geen machtsmonopolie. De MSZP wil dan ook vooral gelden als "de sociale en demokratische partij van links" en als respektabel! De partij heeft ook andere opvattingen over b.v. loon- en prijscontrole, eigendom van land, privatisering, sociale zorg, en de partijleiders, de ‘hervormers’, wensten vooral veranderingen binnen het bestaande systeem, terwijl de andere partijen een radikale verandering van het oude politieke model, het systeem, wilden! Van de 270 namen op de lijsten zijn er 70 voormalige leden van de presidentiële raad of van ministers, 66 onderministers, 40 vml. voorzitters van provinciale raden, 87 vroegere leiders in de provincies of v/d staat, en 19 vakbondsleiders en de paar hoorzittingen met vooral oudere apparatsjiks, waren een farce. [Tökés, 376]. De MSZP wil bescherming van ouderen, armen, arbeiders, lagere inkomensgroepen, enz.  Leiders zijn o.a. de al eerder genoemde hervormingsgezinde vml. leden der MSZMP, zoals Gyula Horn, Rezső Nyers, Imre Pozsgay, Mátyás Szűrös, prof. Mária Ormos, prof. Iván T. Berend, Pál Vastagh, Béla Katona, Iván Vitányi, Viktor Polgár, en [onafh.] Miklós Németh. De partij telt ± 50.000 leden.
5. Fiatal Demokraták Szövetsége [Fidesz, Verbond van Jonge Demokraten], die zich nauw verbonden voelt met het liberale SZDSZ, maar geldt als iets meer 'conservatief-liberaal'. Fidesz is ontstaan uit de radikale jongeren- en milieubeweging en wil geen enkel compromis inz. de verbondenheid van het land met het westen, een markteconomie en een radikale privatisering. Ze wenst een snel vertrek van de Sovjets, en steunt op radikale, dynamische jongeren [studenten, intellektuelen] in de steden. De partij wenst ook een radikale breuk met de aloude tegenstelling tussen de ‘urbanisten’ [van de stad] en de ‘populisten’ [van het platteland]. Eerst krijgt ze de steun van 10 à 11 %, later nog 6 à 7 % der kiezers. Ze treedt zeer zelfbewust op en kent een leeftijdsgrens van 35 jaar! Leiders zijn o.a. Viktor Orbán, József Szájer en Gábor Fodor en de partij zou 5.000 leden hebben.
6. Kereszténydemokrata Néppárt [KDNP, Christen-demokratische Volkspartij]. De partij voelt zich erfgename van de [katholieke] "Demokratische Volkspartij" van 1947 en is verwant aan het MDF, wenst een rechtse coalitie met deze partij, en ze legt sterke nadruk op het gezin, christelijke waarden, normen en veiligheid. Haar leuze is: "Voor Vaderland en Vrijheid" en deze partij kreeg nogal steun [o.a. financieel en materieel] van ander Europese christen-demokratische partijen! De partij stond steeds op 4 à 5 % der stemmen. Leiders zijn o.a. dr. Sándor Keresztes, dr. Ferenc Mateovics, József Ugrin, László Surján. De KDNP zou ± 7.000 leden tellen.
7. Magyar Szocialista Munkáspárt [MSZMP, Hong. Socialistische Arbeiderspartij], die zich als voortzetting, erfgename van de oude communistische MSZMP beschouwt en het treurig vindt dat ’veel goede zaken zonder meer teloor gaan’ want men wil nu juist ’het goede van vroeger’, de tijd van Kádár, bewaren. Een principieel linkse, socialistische politiek moet dus blijven maar er worden verschillende stromingen onderscheiden, van gematigd en open tot openlijk orthodox-communistisch en marxistisch zoals het dogmatische Ferenc Münnich Genootschap!! Sommigen noemen zich openlijk marxistisch-leninistisch en zijn trots op “wat in 40 jaar aan goeds is bereikt" terwijl anderen meer naar voren willen kijken. Leiders zijn János Berecz en Károly Grósz [op de achtergrond], Gyula Thürmer, Frigyes Puja en Róbert Ribánszky.
8. Magyarországi Szociáldemokrata Párt [MSZDP, Sociaal-Demokratische Partij van Hongarije] die zich als opvolgster van de vroegere partij beschouwt, maar nu al vele interne en persoonlijke conflicten en rivaliteiten tussen ouderen en jongeren kent, en over de ev. samenwerking met de huidige MSZP, de visie op het eigen verleden in 1919 en vanaf 1948, d.w.z. de houding t.o. de communisten [!] het intern oneens is. Er is nauwelijks verschil met de nu veel grotere MSZP. Leiders zijn o.a. Anna Petrasovics, György Márkus, Zoltán Gál en Sándor Csurdi en de partij kreeg nogal veel steun van meer gevestigde, andere Europese sociaal-demokratische partijen maar desondanks valt het resultaat voor velen tegen!.....
9. Agrárszövetség [Agrarische Alliantie of Boerenbond] die veel leden en leiders van landbouwcoöperaties telt en  een min of meer linkse groep is die absoluut géén algehele terugkeer naar het particuliere grondbezit en dan dus óók de ontbinding van de goedlopende landbouwcoöperaties wenst: ze is vóór een socialistische politiek, eventueel in samenwerking met de socialisten. 
10. Vállalkozók Pártja [Ondernemerspartij], van m.n. particuliere kleine handelaars, ze vormt een soort gematigd ‘linkse’ coalitie van nieuwe ondernemers en oude ’rode baronnen’ [Tökés, 369].
11. Hazafias Választási Koalíció [HVK, Vaderlandse Kiezerscoalitie] is de voortzetting van het "Patriottische Volksfront" [HNF] en wil een centrumlinkse, progressieve politiek en zoveel mogelijk krachten bundelen. Leider is de bekwame en overtuigd hervormingsgezinde minister van justitie prof. dr. Kálmán Kulcsár.
12. Magyar Néppárt [Hongaarse Volkspartij] die zich beschouwt als opvolgster van de altijd klein gebleven "Nationale Boerenpartij" [1945-48 en 1956] maar zich in vrijwel niets onderscheidt van andere partijen!
Andere partijen, zoals de Magyarországi Zöldpárt [Groene Partij van Hongarije], de Nemzeti Kisgazdapárt [Nat. partij v. Kleine grondbez.] en vijf zeer kleine partijtjes tellen in feite niet mee.
De uitslag van de eerste ronde op 25 maart 1990 luidt vervolgens dat van de 7.853.000 kiezers 63,15 %, deelnam en van hen brachten 4.911.241 mensen een geldige stem uit.
Van hen stemde op MDF 1.214.359 = 24,73 %, SZDSZ 1.050.799 = 21,39 %,  FKgP 576.315 = 11,73 %, MSZP 535.064 = 10,89 %, Fidesz 439.649 =  8,95 %, KDNP 317.278 =  6,46 %, MSZMP 180.964 =  3,68 %, MSZDP 174.434 = 3,55 %, Boerenbond 154.004 = 3,13 %, Ondernemerspartij 92.689 = 1,89 %, HVK 91.922 = 1,87 %, Volkspartij 37.047 = 0,75 %, Groenen 17.951 = 0,36 %, Nat. Kleine grondbez. 9.944 = 0,20 % en vijf overige partijen [alle onder de 6.000 stemmen en max. 0,12 %] samen 17.822  stemmen = 0,38 %.
N.b. één derde der kiezers, 2,7 miljoen mensen, kwamen niet op en van de opgekomen kiezers heeft meer dan 15 % [777.000 mensen] gestemd op een partij die nu niet in het parlement komt. Dit is samen ± 40 % der kiezers. De min of meer rechtse, christelijk-nationale partijen, MDF, KDNP en FKgP kregen samen bijna 43 % van de geldige stemmen, de beide ‘radikaal-liberale’ partijen samen ruim 30 % en de min of meer linkse partijen, MSZP, MSZMP, MSZDP, Boeren Ondernemers en HVK, ± 25 % en in het algemeen kan men zeggen dat “de Hongaren in elk geval  afrekenden met alles wat nog links heet”! Bijzonder is dus dat bijna driekwart der kiezers voor een burgerlijke, liberale of conservatieve partij koos, en dat 'traditioneel links' in Hongarije zwak is, ondanks het feit dat een aantal ervaren ministers, en andere socialisten wèl populair en gerespekteerd is! Er wordt na het bekend worden van deze uitslag door b.v. Antall dan ook herinnerd aan het feit dat Hongarije al in november 1945, terwijl de Sovjets in dit land heersten, met een meerderheid van n.b. 57 % koos voor een demokratische, gematigde burgerlijke partij der Kleine Grondbezitters, en die mentaliteit, dat gevoel, is dus nog altijd zéér krachtig!
Men verwacht dat slechts 6 partijen [met elk meer dan 4 % der stemmen] in het parlement zetels zullen behalen. Slechts vijf personen zijn gekozen in de 1e ronde [waar > 50 % is vereist]: Miklós Németh in Monok, Ernő Raffay in Szeged, Zoltán Király in Szeged, ds. Z. Deme in Szarvas en József Debreczeni in Kecskemét. In 79 distrikten leidt het MDF, in 63 het SZDSZ, de Kleine Grondbezitters in 11, de socialisten in 3, Fidesz in 2, de chr.-dem. Volkspartij in 4, een gemeenschappelijke lijst van SZDSZ en Fidesz in 4 en onafh. en anderen in 10 distrikten.

top

Bij de verkiezingen waren 1.600 buitenlandse waarnemers aanwezig die de gang van zaken prijzen als geweldloos, rustig en volkomen vrij, "alsof het allemaal heel normaal was"! Er deden zich geen incidenten voor en er was geen sprake van angst of iets dergelijks, maar de Hongaren konden ook vijf jaar geleden al kiezen tussen verschillende kandidaten, zij het dat dat toen wel enkele problemen opleverde! Het tellen van de stemmen levert overigens tot ergernis van heel wat mensen nog wel grote problemen op en het verloopt chaotisch door problemen met het computersysteem. Pas na ruim vijftig uren is de uitslag op di. avond bekend…..  
Al direkt na deze 1e ronde komt het tot scheldpartijen vooral tussen aanhangers van het MDF en van de SZDSZ en  men beschuldigt elkaar nota bene ervan “communistische sympathieën” te hebben. Het MDF vindt b.v. dat de liberale, burgerlijke en vooral stedelijke, wat intellektualistische SZDSZ “een bolsjewistische mentaliteit heeft” en het Forum plaatste een advertentie waarin uitvoerig wordt ingegaan op het marxistische verleden van sommige leden van het SZDSZ maar de liberalen vinden juist dat het [de] leden van het MDF zijn die met de communisten hebben gecollaboreerd. Op affiches van het SZDSZ zijn [door ‘rechts’] ook davidssterren en anti-joodse leuzen gekalkt…..[Trouw, 31 maart]. Maar beide leiders, József Antall en János Kis, willen, zeggen ze, eerst de resultaten van de 2e ronde afwachten en dán eventueel een coalitie vormen, en ze trekken voorlopig nog fel tegen elkaar van leer! De meest ernstige verdachtmaking is nog altijd “een communistisch gezind verleden” [Trouw, 7 april] maar ‘rechts’ wordt nu al het verwijt gemaakt niets tegen het antisemitisme te doen….
Bovendien is men in Hongarije nog zeer onervaren met de vrijheid, met coalities en compromissen, terwijl alles erop wijst dat er toch een coalitie moet worden gesmeed. Een stabiele regering is immers alleen mogelijk met een meerderheid in het parlement terwijl nu juist emoties, egoïsme en beschuldigingen over en weer overheersen.
In het land overheersen verder apathie, pessimisme en skepsis en men is in het algemeen wel zeer negatief en wantrouwend tegenover de autoriteiten, de staat, de overheid en de politiek: 40 jaar diktatuur hebben hun aandeel hierin. Over en weer waren er ook felle beschuldigingen en verdachtmakingen en de enorme hoeveelheid propaganda was en is soms wel erg simpel, laag en bekrompen! Velen vinden ook het SZDSZ [veel te] rationeel, agressief en radikaal, en het MDF wordt dan vooral emotioneel, conservatief en [soms] nationalistisch gevonden. Na de eerste ronde wordt ook goed duidelijk dat het conservatieve burgerlijke MDF en de liberale SZDSZ zéker niet zullen samenwerken! Maar de rechtse partijen, MDF, FKGP en KDNP hebben elkaar vanwege hun gemeenschappelijke ideologische achtergrond al snel gevonden in b.v. één gemeenschappelijke kandidaat voor de 2e ronde terwijl dat voor de liberale SZDSZ en Fidesz moeilijker ligt. Op 29 maart beginnen er inderdaad al onderhandelingen over samenwerking in een coalitie van MDF, FKgP en KDNP na de beslissende 2e ronde want een "grote coalitie" van MDF met de liberale SZDSZ en Fidesz ziet men niet zitten.
Maar zoals eerder gezegd: zéér veel Hongaren interesseren zich alleen voor de ontwikkelingen op financieel-economisch gebied en zijn simpelweg bang voor inflatie, werkloosheid, stijgende prijzen, dalende levensstandaard, armoede, de sanering van de grote bedrijven en daarmee samenhangend ontslag, het stopzetten van de subsidies, enz. Anderen -meer optimistisch- denken dat er, áls de regering durft in te grijpen, over een jaar of vier, vijf, toch wel weer een opleving en groei zullen komen, en dat de enorme buitenlandse investeringen en joint ventures enz. wel een zekere hoop voor de toekomst bieden. Het IMF en de Wereldbank, Amerika, Duitsland en Japan, beschouwen Hongarije -immers- nog altijd als kredietwaardig!......
In deze sfeer van vooral wantrouwen en grote onzekerheid wordt op zo. 8 april 1990 de 2e ronde der verkiezingen gehouden en de opkomst van de 3,5 mln kiezers is dan slechts 45,44 %.
Nu blijkt nog veel duidelijker de rechtse overwinning want het MDF krijgt nu 42,74 %, de FKgP 11,13 % en de KDNP 5,44 %, dat is samen 59,31 %... Het liberale SZDSZ krijgt 23,8 % der stemmen en Fidesz 5,44 % [samen bijna 30 %], en de ‘linkse’ MSZP krijgt slechts 8,54 % der stemmen en voor o.a. onafhankelijke kandidaten blijft dan nog geen 3 % over. Er vond dus ook een zeer sterke concentratie op de grote partijen plaats en vooral voor het MDF was dat gunstig. Na deze tweede ronde wordt ook de zetelverdeling in het parlement bekend: het MDF krijgt 164 zetels, de FKgP 44 zetels en de KDNP 21 zetels, samen dus 229 zetels, verder krijgen het SZDSZ 92, Fidesz 21 en de MSZP 33 zetels. 6 leden van het parlement zullen onafhankelijken zijn, er wordt één gemeenschappelijke kandidaat gekozen en voor de Boerenbond blijft één zetel over. Een rechtse coalitie zal dus een ruime meerderheid hebben!

De kist van Imre Nagy wordt weggedragen,16 juni 1989.


N.b. de gem. leeftijd der gekozenen is 45 jaar, er zijn 28 vrouwen gekozen, 178 gepromoveerden, 323 afgestudeerden, 22 van een vakhogeschool, 8 doktoren en lid der Academie, 100 leraren, 77 juristen, 47 economen, 40 ingenieurs, 32 artsen, 19 agrarische deskundigen, 18 schrijvers, journalisten en redakteuren, 15 sociologen, 13 dierenartsen! N.b. 60 % der afgevaardigden is christelijk-nationaal, rechts, conservatief, 30 % is liberaal, kosmopolitisch, stedelijk en open naar het westen, en slechts 10 % is links, socialistisch.
Men vermoedt dus algemeen dat de 58-jarige dr. József Antall, voorzitter van het MDF, premier van een rechtse coalitie zal worden maar hij zal het beleid van z'n ’linkse’ voorganger Miklós Németh deels toch echt wel [moeten] voortzetten, zoals de overgang naar een vrije markteconomie, privatisering, Europese integratie, convertibiliteit der Forint, de enorme schulden afbouwen door o.a. kredieten van het westen, nieuwe bezuinigingen, de omscholing van arbeidskrachten, het voorkomen van stijgende werkloosheid en inflatie en Antall ziet zichzelf, zoals bekend, vooral als ’de Helmut Kohl van Hongarije’ en voelt zich verwant aan de Duitse CDU.
Desondanks kan men echter vaststellen dat de [West-] Duitsers sinds 1945 méér van hun eigen geschiedenis hebben geleerd en b.v. vrijwel geen verband kunnen zien tussen de huidige Bondsrepubliek en b.v. het Duitse Rijk van weleer. In Hongarije daarentegen blijkt de ideologische strijd nog springlevend en ”veel Hongaren hebben de verkiezingsstrijd -instemmend of met afkeer- zelfs vooral gezien als een stijd tussen de “echte” nationaal-gezinde Hongaren van het MDF en de joodse intelligentia, verenigd in de partij [SZDSZ] die in veel opzichten de voortzetting is van de dissidentenbeweging van de jaren ’70 en ’80. De “Joodse kwestie”, zoals dit onderwerp met de toenemende persvrijheid in de jaren ’80 in Hongarije al steeds genoemd werd, was in maart in ieders gedachte, zij het niet op ieders lippen. In die debatten keren oude thema’s uit de vooroorlogse Hongaarse ideeëngeschiedenis terug, zoals de veronderstellingen dat het op het platteland wonende ‘échte’ Hongaren van de Hunnen afstammen, afgezet tegen de verdorven [“verjoodste”] mentaliteit van de inwoners van de hoofdstad Budapest. De opmerking waarmee MDF-voorman István Csurka in een radio-uitzending “de joodse kwestie” openlijk als verkiezingsthema introduceerde, kan door haar nationalistische karakter en ook door het feit dat het woord ‘jood’ er niet in voorkwam [zelfs] gelden als een prototypische uitspraak voor hedendaags Oost-Europees antisemitisme: “Ontwaakt Hongaren!” Zolang een kleine minderheid accepteert dat haar geloof het enige ware is, zal het Hongaarse volk in eigen land niet gelukkig kunnen leven”, aldus een deel van het artikel over antisemitisme, “Oude thema’s” in NRC-Hbl. 19 mei 1990.
Antall zelf geldt echter als nuchter, koel, kalm en gereserveerd, een integratiefiguur, gematigd en evenwichtig en hij viel nooit anderen, rivalen, aan. "Beledigingen en wonden behoren nu tot het verleden, samenwerking met de oppositie is nodig", aldus de aanstaande premier en hij en b.v. Géza Jeszenszky beschouwen agressief gedrag als nu juist een typisch bolsjewistisch trekje en ze zien dat bij de SZDSZ: de oude, marxistische, starre, dogmatische, agressieve houding om b.v. anderen te bekeren want een aantal vml. partijleden is destijds inderdaad nogal beïnvloed door de West-Europese 'new left'-beweging van 1968, en hoort nu als links-liberaal bij de SZDSZ.
Maar hij knoopt ook op heel andere manier bij het verleden aan en verklaart na de verkiezingen dat "de historische en politieke reflexen van het Hongaarse volk sinds de eerste vrije verkiezingen van november 1945 niet zijn veranderd" en hij wil nu vooral een evenwichtige politiek van het midden, een liberale rechtsstaat, een vrije markteconomie, en hij zal nationale waarden benadrukken. Hongarije wil zo snel mogelijk lid van de EG worden, wil een pan-Europees veiligheidssysteem en goede contacten met de buurlanden en met de USSR, maar op een nieuwe basis. Toch vrezen veel ambtenaren nu wel hun ontslag omdat er een heel ander soort regering komt, maar politieke loyaliteit zal minder belangrijk zijn als vroeger. Zo'n vaart loopt het niet, maar o.a. het politieapparaat zal sterk gezuiverd moeten worden, evenals het ministerie van binnenlandse zaken en per 1 juli 1990 wordt de politie geheel autonoom, en niet-politiek. Merkwaardig zijn overigens de geruchten over een ledenstop bij het MDF, want vele ambtenaren zouden, gewoon als steun aan de winnaar [de nieuwe machthebbers], zich weer willen conformeren en zich melden als lid van het MDF, de nieuwe regeringspartij!... Ook de mediapolitiek achten velen van groot belang, want tot nu toe stonden radio en TV onder controle van de regering, maar dat blijft waarschijnlijk niet zo. Moet er dan parlementaire controle komen?......

top

De gematigde József Antall heeft echter géén begrip voor een herlevend nationalisme en voor antisemitisme van sommige journalisten, want ”economische experts zullen de politiek bepalen, en we hebben weinig keuze”, aldus Antall, ”en geldgebrek, marktoriëntatie, aanpassing aan West-Europa, kredieten, investeringen, joint ventures, en buitenlandse schulden als zware last vormen het kader....”. De export moet omhoog van $ 6 miljard naar $ 9 tot 10 miljard en het aantal kleine boeren en ondernemers moet sterk stijgen en hierbij hebben velen westerse hulp nodig: opleiding, management, technologie, modernisering. N.b. de rechts-binnen van het MDF, de provocerende en nogal omstreden schrijver István Csurka, wil al direkt in maart '90 dat parlementaire vergaderingen niet rechtstreeks op de TV komen en prompt verklaart Iván Pető van de SZDSZ dan dat ”Radio Vrij Europa dus toch nog steeds nodig” is!
Een buitengewoon plechtig moment vormt echter de opening van het nieuwe vrij gekozen parlement op 2 mei 1990, waarbij o.a. de laatste [vrij gekozen] parlementsvoorzitter van 1946-’47, de 87-jarige mgr. Béla Varga [Börcs, 1903 - Budapest, 1995], die toen naar de USA emigreerde, wordt uitgenodigd om een toespraak te houden! Het oudste lid van het parlement, de 89-jarige Kálmán Kéry [Igló, 1901- Budapest, 1994] was zelfs ooit vleugeladjudant van Horthy in 1942/44 en zat 5 jaar gevangen in de beruchte kampen van Kistarcsa en Recsk!.......
Men besluit nu dat de parlementsvoorzitter ook interim-president zal zijn en de zes partijen zijn het over vele politieke zaken gelukkig zelfs wel eens: in de parlementaire commissies zal evenredigheid gelden en de nieuwe oppositiepartijen zullen zich constructief opstellen. Bij de opening van het nieuwe parlement zijn ook 24 eregasten aanwezig, zoals de genoemde monseigneur Varga èn Otto von Habsburg, en er wordt slechts één wet aangenomen: 23 oktober is voortaan een nationale feestdag want de 23e oktober 1956 was "het begin, voorbeeld, uitgangspunt en basis van handelen" [van de nieuwe demokratie]….. Ook wordt de schrijver Árpád Göncz, lid van het SZDSZ, tot parlementsvoorzitter gekozen waarmee hij tevens waarnemend president wordt als opvolger van Mátyás Szűrös.  
Árpád Göncz is op 10 februari 1922 geboren en zat in 1944 in Budapest in het verzet; hij raakte gewond, werd na '45 lid der FKgP en was secretaris van haar leider Béla Kovács. Daarna schreef hij drama's die pas later konden worden gepubliceerd. In 1956 was hij medewerker van István Bibó, en daarna zat hij 6 jaar gevangen; hij leerde Engels, vertaalde veel Engelse en Amerikaanse literatuur in het Hongaars. Nu is hij  schrijver, voorz. der Schrijversbond en lid van de Commissie voor Historische Gerechtigheid.
De nogal ironische en zelfs sarkastische Göncz is dus ook president a.i. Tot onder-voorzitter van het parlement wordt György Szabad [MDF, historicus, 66, van Joodse origine] gekozen en deze verdeling van funkties is het gevolg van een akkoord tussen de grootste partijen, MDF en SZDSZ en het MDF ziet dan dus af van het presidentschap. Beide partijen vinden ook dat voor veel minder wetsvoorstellen een 2/3 meerderheid nodig moet zijn en dat de presidentskeuze moet gebeuren door het parlement. Er komen een ombudsman voor nationale minderheden en een speciale commissie voor de media [radio en TV]. Men vindt ook een sterke positie van de premier nodig en ministers kunnen nooit worden weggestemd door het parlement want ze zijn door de premier uitgezocht, en díe is verantwoordelijk. Bovendien geldt alleen een "constructieve motie van wantrouwen": de oppositie moet zélf met een nieuwe persoon als premier komen, en díe moet een parlementaire meerderheid achter zich krijgen en dit zorgt voor een zeer sterke positie van het kabinet tegenover het parlement!
Beide grote partijen zien de verbetering van de economische situatie als primair, hoewel de oppositionele SZDSZ en Fidesz voor een shocktherapie zijn [een zeer snelle overgang naar de vrije markt] en het MDF langzamer en voorzichtiger te werk wil gaan: men is bang voor de sociale gevolgen, zoals massale werkloosheid! Antalls regering ziet zich dus gesteld voor grote economische problemen want de werkloosheid zal dit jaar naar verwachting oplopen tot 100.000 man! Toch ziet men ook vele nieuwe kansen op banen in b.v. de dienstensektor, de horeca en de moderne industrie. Veel bedrijven zullen moeten omschakelen op moderne bedrijfsvoering, opleidingen, enz. en het MDF wil vooral de binnenlandse vraag bevorderen, de binnenlandse kapitaalmarkt laten groeien, terwijl de liberale oppositie de nadruk legt op westerse investeringen. Defensie en binnenlandse zaken [politie, veiligheid] zullen waarschijnlijk kunnen bezuinigen terwijl de gezondheidszorg en het onderwijs meer geld nodig hebben.
De regeringspolitiek t.a.v. radio en TV staat nog niet vast maar de overheid heeft tot nu toe nog zéér veel invloed en er doen zich al conflicten voor want het MDF zou invloed van de overheid op deze media willen houden, zegt men en Csurka suggereert zelfs dat de media als machtsmiddel van de regering wel gewenst zijn! Toch sluiten MDF en SZDSZ op 2 mei een akkoord over een wetsontwerp: de premier stelt kandidaten voor en de president benoemt vervolgens intendanten voor radio en TV, die elk half jaar verslag doen. Een "Curatorium" van 18 man voor de media met vertegenwoordigers van verschillende organisaties [parlement, media, enz.] zal worden ingesteld.
Toch vinden velen het merkwaardig dat het MDF min of meer geheime akkoorden sluit met de a.s. oppositiepartij SZDSZ omdat het MDF immers tegelijk onderhandelt met FKgP en KDNP over een coalitieregering! Antall wil echter in het buitenland de indruk logenstraffen als zou een rechtse coalitie antisemitisch en nationalistisch zijn want hij wil primair vertrouwen wekken. Péter Tölgyessy wordt fraktievoorzitter van het SZDSZ.
di. 22 mei zegt Antall dat zijn regering onderhandelingen zal beginnen over het verlaten van het Warschaupakt en dat de regering aansluiting wil zoeken bij de Europese Gemeenschap. Zijn regering, een conservatieve coalitie, zal zorgen voor ”de vervanging van een systeem van onderdrukking door een systeem van vrijheid” en op 23 mei wordt József Antall met 218 tegen 126 stemmen en 8 onthoudingen door het parlement gekozen tot premier, waarmee deze “revolutie” van precies twee jaren na het aftreden van Kádár is voltooid of bekroond…..Hongarije is op een rustige manier een parlementaire demokratie geworden en dat mag inderdaad een revolutie heten! Bovendien is dit de eerste geslaagde omwenteling, de eerste gewonnen strijd van het Hongaarse volk sinds ongeveer vijf eeuwen!! Dat lijkt bijna te mooi om waar te zijn, maar gelukkig zin ook in dit land mensen die op hun hoede blijven. Intellektuelen zoals György Konrád, die nu tot president van de Internationale PEN-Club wordt gekozen, vinden bijvoorbeeld het nationalisme een verleidelijk, maar zeer gevaarlijk spook! Ze staan voor een uitdaging om de nieuwe machthebbers te steunen, maar zullen onafhankelijk en kritisch blijven, aldus Konrád…. Ook het "Comité van Vervolgden van het Fascisme" hoopt dat het nieuwe kabinet maatregelen zal treffen tegen het toenemende fascisme, racisme en antisemitisme, dat zich richt tegen b.v. Zigeuners en soms Joden….
Intussen is ook het gewone leven, buiten de direkte politiek om, doorgegaan en de eerste mei wordt nu in Budapest gevierd met een enorme picknick in het Stadspark [Városliget], die door de onafhankelijke vakbonden is georganiseerd en de MSZP is hier slechts vertegenwoordigd met… een biertent! Het is er druk en gezellig en iemand verkocht hier zelfs honderden lege blikjes met slechts het opschrift “de laatste ademtocht van het communisme” voor omgerekend één gulden….
In plaats van op 4 april wordt voortaan op 9 mei het einde van de 2e Wereldoorlog herdacht en men constateert dat, wat Hongarije betreft, pas nú de duivelskring is doorbroken, dat het land pas nú van vrijheid en vrede kan genieten en dat de gevolgen van deze oorlog nu pas duidelijk zijn…. Na 45 jaar kan men eindelijk z'n lot in eigen hand nemen.... En dat gebeurt: op dezelfde dag, 9 mei, komt het parlement bijeen en besluit onder luid gejuich dat men binnenkort zal spreken over een wetsontwerp dat in het uittreden uit het Pakt van Warschau [d.w.z. geleidelijk minder betrokkenheid bij dit Blok] voorziet, zonder dat dit leidt tot een confrontatie met Moskou, want er gingen al steeds meer stemmen op vóór uittreden uit het Pakt van Warschau en de SZDSZ wilde hierover al een diskussie in het parlement, hoewel de voorzichtige premier Antall daar nog niet aan wil….. De betrekkingen met Moskou leveren overigens geen problemen op, maar die met Washington zijn nu al hartelijk te noemen!
Van 11 tot 20 mei 1990 bezoekt president a.i. Árpád Göncz de Verenigde Staten , o.a. Washington en New York en hij neemt hier o.a. een eredoktoraat in ontvangst. Hij verklaart hier o.a. dat Hongarije de huidige grenzen erkent, maar dat deze transparant moeten worden en dat het land enorme investeringen nodig heeft. Wel bestaat er nu een grote mate van overeenstemming tussen de partijen, maar de bewegingsruimte voor een klein land is uiteraard gering! Hongarije wil, aldus Göncz, goede betrekkingen met alle buurlanden, en demokratische rechten voor o.a. nationale minderheden. Verder heeft Göncz in de USA contacten met Hongaarse emigranten, met Joodse gemeenten en met politici, en hij wordt ontvangen door president Bush. Maar de Hongaarse interim-president vindt het opkomende antisemitisme en nationalisme negatieve verschijnselen, hoewel hij ervan overtuigd is dat Hongarije nu stabiele, demokratische, parlementaire instellingen heeft. Hij neemt uiteraard ook aan dat de Amerikanen zijn land verder op financieel en economisch gebied zullen steunen.
Intussen heeft Hongarije regelmatig voorstellen gedaan om te komen tot overleg met de buurlanden over verdragen inz. bescherming van nationale minderheden want alle parlementaire partijen zijn het er wel over eens dat de naar schatting drie miljoen Hongaren 'over de grenzen’, in Roemenië, Slowakije, de Ukraïne en de Vojvodina, ”erbij horen”, deel uitmaken van de 'magyar nemzet', de Hongaarse natie! Niemand wil de grenzen wijzigen maar iedereen wil wèl garanties voor individuele en collectieve rechten voor minderheden, zoals de Hongaren!
Van enig belang is verder de vergadering van de "Hongaarse Academie van Wetenschappen" [MTA] in Budapest, die weer een geheel onafhankelijke, autonome instelling wordt, want ook de wetenschap behoort immers los van de politiek te staan. Hier houden de vroegere voorzitter [1977-’85] en beroemde geleerde [en v/a 1985 parlementslid] prof.dr. János Szentágothai [Budapest, 1912 -’94] en president Göncz redevoeringen en als opvolger van de economisch historicus Iván T. Berend [Budapest, 1930], die vanaf de ‘jaren’60 al tot de hervormingsgezinde economen behoorde, wordt de historicus Domokos Kosáry [Selmecbánya, 1913 – Budapest, 2007], die vóór de oorlog al met een studiebeurs in Engeland en Frankrijk was en o.a. Pál Teleki kende maar na 1945 van de universiteit werd verwijderd en in 1956 bij het verzet was betrokken en daarna twee jaar gevangen zat, tot president der prestigieuze Magyar Tudományos Akadémia [MTA] gekozen………

De tijd is nu ook gekomen voor de Philharmonica Hungarica,die in 1957 in West-Duitsland als orkest van Hongaarse ballingen is opgericht door de wereldberoemde componist en dirigent Antal Doráti [Budapest, 1906 - Zürich, 1988] die vanaf 1939 in de USA woonde en in 1947 Amerikaans staatsburger werd, om op 9 mei 1990 voor het eerst naar het oude vaderland Hongarije, naar Budapest ’terug’ te komen om twee concerten te geven met o.a. de vioolvirtuoos Yehudi Menuhin als dirigent. De weduwe van Doráti is op het eerste concert soliste in een van de pianoconcerten van Haydn…..

top